Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Kabinetsreactie WRR-rapport Nederland in een fragmenterende wereldorde (Kamerstuk 30821-260)
30 821 Nationale Veiligheid
Nr. 272
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 april 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Justitie en Veiligheid en van Defensie
over de brief van 14 februari 2025 inzake de kabinetsreactie op het rapport van de
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over «Nederland in een fragmenterende
wereldorde» (Kamerstuk 30 821, nr. 260).
De vragen en opmerkingen zijn op 21 maart 2025 aan de Ministers van Buitenlandse Zaken,
van Justitie en Veiligheid en van Defensie voorgelegd. Bij brief van 18 april 2025
zijn de vragen, mede namens de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
van Defensie en van Justitie en Veiligheid, beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Klaver
Adjunct-griffier van de commissie, Dekker
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de scherpe analyse
van de WRR en hebben een aantal vragen en opmerkingen bij de kabinetsreactie.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet, ondanks de grootste
geopolitieke spanningen in vele decennia, vasthoudt aan de wens om de slagkracht van
de Nederlandse diplomatie met 10 procent te verminderen. Deze leden vinden deze keuze
bestuurlijk onverantwoord. Nu onze belangrijkste bondgenoot ons de rug lijkt toe te
keren, miljarden aan essentiële steun aan democratie- en rechtsstaatbevordering, mondiale
gezondheidszorg, conflictpreventie en voedselzekerheid terugtrekt en Poetin de vrije
hand geeft om verkiezingen en sociale cohesie in Europa te beïnvloeden, roepen deze
leden het kabinet op om niet te bezuinigen op de oren en ogen van Nederland in het
buitenland.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet zegt actiever te willen
luisteren naar de wensen, zorgen en behoeften van derde landen, waarbij het kabinet
een grote rol voor hulp en handel ziet. Deze leden vragen hoe het kabinet denkt dit
te realiseren met de grote bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking die het doorvoert.
Deelt het kabinet de mening dat de veranderende wereldorde juist het moment is voor
een integraal afgewogen buitenlandbeleid, waarbij meer middelen beschikbaar worden
gesteld voor ontwikkelingssamenwerking, niet minder?
1. Antwoord van het kabinet
Het kabinet deelt de mening dat de wereldorde snel verandert. Dit vraagt om een integraal
buitenlandbeleid waarin ontwikkelingshulp meer dan voorheen gericht is op wederzijdse
belangen. Conform het Regeerprogramma1 focust het kabinet het ontwikkelingshulpbeleid op handel en economie, veiligheid
en stabiliteit, en migratie. Deze belangen behartigen we met programma’s en diplomatieke
inzet op gebieden waar Nederland in uitblinkt: watermanagement, voedselzekerheid en
gezondheid. In de beleidsbrief Ontwikkelingshulp wordt toegelicht dat voor deze belangen
en thema’s extra geld wordt vrijgemaakt, dan wel dat budgetten worden ontzien bij
invulling van de bezuiniging.2 Nederland streeft daarbij naar relaties waar zowel Nederland van profiteert als de
landen waarmee we samenwerken. Dit vraagt om een dialoog met deze landen, waarbij
we goed luisteren welke wensen en zorgen deze landen hebben.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat Minister Klever voor Buitenlandse
Hulp en Ontwikkelingshulp in haar beleidsbrief over ontwikkelingssamenwerking het
volgende schrijft: «We bouwen voort op bestaande relaties die we met landen hebben,
maar richten ons daarbij steeds meer op wat zij ons te bieden hebben». Deze leden
zijn in het licht van die uitspraak benieuwd hoe het kabinet aankijkt tegen de conclusie
van de WRR dat een positieve rol voor ontwikkelingssamenwerking in het bevorderen
van samenwerking met Afrikaanse landen «een bereidheid om meer vanuit het belang van
die onderling zeer verschillende landen te denken en hen meer te bieden» vereist.
2. Antwoord van het kabinet
Ontwikkelingshulp wordt ingezet om bij te dragen aan sociaaleconomische ontwikkeling
in lage- en middeninkomenslanden, daar waar dat bijdraagt aan onze belangen handel
en economie, veiligheid en stabiliteit, en migratie. Daarnaast blijven we zonder eigen
belang humanitaire hulp bieden aan mensen in nood. Voor doeltreffendheid en doelmatigheid
heeft het kabinet aangegeven dat we niet in alle landen met een hulprelatie dezelfde
belangen nastreven. Zo richten we ons wat economische belangen betreft op stabiele
lage- en middeninkomenslanden en wat veiligheid, stabiliteit, en migratie betreft
op de nabuurregio’s van Europa. Voor het behartigen van die belangen wordt vervolgens
samen met die landen bekeken op welke thema’s kan worden ingezet. Ook bij het vaststellen
van het type interventies zal gekeken worden wat de wensen van het land zijn, hoe
aangesloten kan worden bij bestaande initiatieven en samenwerking met de EU en multilaterale
instellingen. Dit is in lijn met de Nederlandse Afrika-strategie.3
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet strategische partnerschappen
aan wil gaan met opkomende machten, zoals India en Indonesië. De leden zijn benieuwd
hoe het kabinet in deze strategische partnerschappen de juiste balans wil vinden tussen
welvaart, weerbaarheid en waarden. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de laatstgenoemde
waarden niet uit het oog worden verloren? Daarbij zijn de leden benieuwd hoe verdere
samenwerking met India zich verhoudt tot de Indiase handelsbanden met Rusland, die
het Russisch vermogen om de oorlog in Oekraïne voort te zetten vergroten.
3. Antwoord van het kabinet
Het is een prioriteit voor het kabinet de relaties te versterken met diverse partners
in de wereld. In de brede partnerschappen die Nederland aangaat, wordt ingezet op
een balans tussen waarden, welvaart en weerbaarheid. Een brede en gelijkwaardige bilaterale
relatie vormt een belangrijke basis om een effectieve dialoog te kunnen voeren. Daarvoor
moet Nederland ook de belangen en positie van andere landen scherp voor ogen hebben.
In een wereld die vraagt om diversificatie van partnerschappen en strategische afhankelijkheden,
komen hechtere relaties zoals met India vanzelfsprekend naar voren. India, met de
grootste bevolking ter wereld, zijn geografische omvang, strategische ligging, economische
groei en militaire macht, is een cruciale speler. Dit belang wordt ook in Europees
verband onderschreven zoals ook bleek uit het bezoek van de Commissie Von der Leyen
aan India in februari jl. India is, ondanks uitdagingen op het gebied van mensenrechten,
een democratie en rechtsstaat is die zich inzet voor een internationale orde gebaseerd
op regels en recht. Dit alles vormt de basis voor de intensivering van onze samenwerking.
Nederland zet zich daarbij in voor een constructieve dialoog met India, op basis van
wederzijds respect over de internationale rechtsorde, democratie en mensenrechten.
Juist de hechtere bilaterale relatie maakt het makkelijker om gesprekken te voeren
over deze onderwerpen waaronder ook de handelsrelatie met Rusland.
Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie opmerkingen en vragen over
handel. De WRR benoemt de trend waar afgestapt wordt van vrijhandel richting «geo-economie»
en de kwetsbaarheid die Nederland als handelsland in deze nieuwe context heeft. Heeft
het kabinet een redelijke inschatting van de nadelige gevolgen van deze transitie
voor Nederland, en zijn er in de nieuwe context volgens het kabinet ook kansen voor
Nederland om effectiever op te komen voor onze waarden, welvaart en weerbaarheid?
4. Antwoord van het kabinet
Vrijhandel en geo-economie zijn niet elkaars tegenpolen, noch is een open economie
per definitie kwetsbaar en een gesloten economie weerbaar. Sterker nog, een open economie
met robuuste waardeketens is juist weerbaar en bestand tegen exogene schokken. Dat
laat onverlet dat de wereld om ons heen verandert en toebeweegt naar meer afgetekende
machtsblokken, en dat dit zijn weerslag heeft op de handelsstromen en het handelsvolume.
Voor Nederland, een open economie die zijn welvaart voor een groot deel te danken
heeft aan handel met het buitenland, kan dit nadelige effecten hebben. Zo schatten
onder andere de Rabobank4, het CPB5 en DNB6 dat er sprake kan zijn van toenemende inflatie, BBP verlies en afnemende export bij
het invoeren van handelstarieven.
Daarom blijft ook in de nieuwe context Nederland gebaat bij een op regels gebaseerd
en voorspelbaar handelssysteem. Veranderend en meer protectionistisch beleid van grote
economische spelers en geopolitieke uitdagingen zorgen voor meer onzekerheid voor onze ondernemers. Dit kabinet zet zich daarom binnen de EU in om het op
regels gebaseerde handelssysteem te versterken en om proactief handelsrelaties met
partnerlanden aan te gaan en uit te diepen. Naast deze positieve agenda steunt het
kabinet waar nodig ook de inzet van handelsdefensieve maatregelen door de EU om onze
belangen te beschermen.
Verder zet dit kabinet zich in voor een sterk, stabiel en voorspelbaar ondernemersklimaat. Hierbij focussen we o.a. op strategische sectoren, het
verkrijgen en behouden van sleutelposities in cruciale waardetekens en diversificatie
van de aanvoer van (kritieke) grondstoffen, om zo zowel onze toekomstige welvaart
en als onze toekomstige weerbaarheid veilig te stellen. We ondersteunen Nederlandse
ondernemers ook bij het zakendoen in het buitenland. Zeker in deze onrustige tijden
is dat extra waardevol. Tot slot, tweederde van de internationale handel van Nederland
is met andere landen in de EU. Het is dan ook van groot belang om binnen de EU in
te zetten op verdere vervolmaking van de interne markt en zo onze onderlinge verwevenheid
verder vorm te geven. Een sterke EU is goed voor de Nederlandse welvaart, veiligheid
en verdienvermogen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie sluiten zich aan bij de WRR dat geopolitieke expertise
binnen de overheid belangrijk is. Deze leden vragen het kabinet hoe het blijvend zal
inzetten op het aantrekken van talent met geopolitieke expertise. Op strategische
autonomie wordt nog te weinig gedaan, dit vereist ook interdisciplinair werken. De
leden vragen het kabinet of hierop uitdagingen liggen met betrekking tot een gebrek
aan talent of gebrekkige samenwerking tussen disciplines. Zo ja, hoe gaat het kabinet
die opvangen?
5. Antwoord van het kabinet
Het kabinet onderschrijft het belang van talent met geopolitieke deskundigheid. Er
wordt daarom door onder andere het Ministerie van Buitenlandse Zaken ingezet op de
voortdurende professionele ontwikkeling om medewerkers in staat te stellen hun rol
te spelen in de geopolitieke context. Bij de selectie- en wervingsprocessen voor het
Ministerie van Buitenlandse Zaken, alsook via het opleidingsaanbod voor rijksambtenaren
via de Academie voor Internationale Betrekkingen, wordt gestuurd op het verder versterken
van de geopolitieke en geo-economische expertise, inclusief het ontwikkelen van de
kennis, kunde en gedrag om interdisciplinair te kunnen werken. Om als organisatie
goed in te kunnen spelen op geopolitieke vraagstukken worden functie ook steeds meer
interdisciplinair ingericht, zoals bijvoorbeeld het geval is met het netwerk van Economische
Veiligheidsdiplomaten die op meerdere posten hun functie op het snijvlak van economie,
veiligheid en technologie uitvoeren. Het kabinet investeert in zijn ambtenaren zodat
zij professioneel kunnen werken en voorbereid zijn op de toekomst waarin het diplomatieke
speelveld snel verandert en zij moeten kunnen meebewegen met de ontwikkelingen wereldwijd.
De leden van de VVD-fractie zijn positief dat er een publiek-privaat geopolitiek-
en weerbaarheidsraad wordt opgericht, in lijn met de eerdere motie Brekelmans voor
de oprichting van een geopolitieke raad (Kamerstuk 36 410 V, nr. 48). De raad krijgt een niet-besluitvormend karakter. Deze leden willen het kabinet
vragen hoe zij de rol van de raad in de besluitvorming voor zich zien. Hoe wordt gegarandeerd
dat geproduceerde overeenstemmingen of adviezen worden meegenomen in de besluitvorming?
Ook vragen de leden op welke termijn de raad opgezet gaat worden en wanneer deze in
werking zal treden.
6. Antwoord van het kabinet
Het Geopolitieke en Weerbaarheidsberaad, in lijn met de motie Brekelmans en Veldkamp,7 beoogt om het maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven in een vertrouwelijke
en informele setting samen te brengen als belangrijke belanghebbenden in geopolitieke,
weerbaarheids- en nationale veiligheidsvraagstukken. Hierbij kan o.a. gedacht worden
aan het informeren en bespreken van geopolitieke ontwikkelingen, alsook het ophalen
van ervaringen, wensen en ideeën van buiten de overheid ten behoeve van beleidsvorming.
Het beraad is informeel en niet besluitvormend en daarmee niet bedoeld voor bindende
adviezen of afspraken. Wel zullen de besprekingen en de inbreng van het maatschappelijk
middenveld en het bedrijfsleven door de kabinetsleden meegewogen worden bij besluitvorming.
Ook kunnen de partners van buiten de overheid de inbreng van de kabinetsleden meewegen
bij hun eigen besluiten en activiteiten. Het is de bedoeling om de eerste bijeenkomst
van het Geopolitieke en Weerbaarheidsberaad voor de zomer van 2025 te organiseren.
De leden van de VVD-fractie zetten zich in voor het afbouwen van strategische afhankelijkheden,
met name op kritieke grondstoffen. Hiervoor willen zij breed inzetten op zowel bilaterale
en multilaterale afspraken, als op brede strategische EU-partnerschappen. De WRR onderschrijft
ook het belang van nieuwe partnerschappen om kritieke grondstoffentoegang te diversifiëren.
Toch maakt het kabinet geen directe koppeling tussen brede strategische partnerschappen
en kritieke grondstoffen. Deze leden vragen het kabinet of het kritieke grondstoffen
en leveringszekerheid centraal wil gaan zetten bij nieuw brede partnerschappen. Verder
vragen de leden hoe het kabinet zich bilateraal en multilateraal in gaat zetten om
waardenketens voor kritieke grondstoffen blijvend te diversifiëren.
7. Antwoord van het kabinet
Nederland zet in op het aangaan van nieuwe strategische partnerschappen met derde
landen en heeft daarin ook oog voor het belang van de leveringszekerheid van kritieke
grondstoffen. Zodoende heeft Nederland bilaterale samenwerkingsverbanden op gebied
van kritieke grondstoffen met Vietnam, Zuid-Korea en Canada, en verkent samenwerking
met andere landen. Daarnaast geeft het kabinet invulling aan de verschillende strategische
grondstoffenpartnerschappen die de EU heeft afgesloten met grondstofrijke landen,
zoals Australië en Kazachstan.8 In deze partnerschappen richt het kabinet zich op het versterken en verduurzamen
van internationale grondstoffenketens om leveringszekerheid van kritieke grondstoffen
te vergroten. Ook zet het kabinet zich in om het Nederlandse bedrijfsleven beter in
de internationale kritieke grondstoffensector te positioneren. De Speciaal Vertegenwoordiger
Grondstoffen die door het kabinet in aangesteld speelt hier tevens een aanjagende
rol.
Momenteel heeft de EU handelsakkoorden in toepassing met o.a. Chili, die ook afspraken
bevatten die de toelevering van grondstoffen vergemakkelijken. Ook onderhandelt de
EU sinds kort een Clean Trade and Investment Partnership (CTIP) met Zuid-Afrika, waar o.a. samenwerking op gebied van grondstoffen centraal
staat. Tenslotte steunt het kabinet o.a. multilaterale initiatieven via de Wereldbank
welke bijdragen aan de bredere beschikbaarheid van grondstoffen op de markt. Het RISE
initiatief (Resilient and Inclusive Supply Chain enhancement) zet in op meer lokale waardetoevoeging in de grondstoffenketens van lagere- en middeninkomenslanden.
Ook wordt leveringszekerheid van kritieke grondstoffen multilateraal besproken via
het Internationaal Energieagentschap (IEA). Tenslotte werkt het kabinet samen met
de defensie-industrie aan een pilot om de ketenkwetsbaarheden voor de productgroep
militaire schepen in kaart te brengen. Hierbij wordt onder andere diversificatie van
leveranciers van grondstoffen onderzocht als mogelijke maatregel om ketenkwetsbaarheden
te verkleinen.
De leden van de VVD-fractie zien dat het kabinet goede en nodige doelstellingen schetst
aansluitend op de veranderende geopolitieke realiteit. Concrete doelstellingen zijn
positief, maar het is belangrijker dat we de doelstellingen ook halen. Met name bij
Europese doelstellingen op het gebied van defensie en de diversificatie van waardenketens
geldt dat de doelen afhankelijk zijn van de nationale inzet. Deze leden willen weten
hoe het kabinet zijn plannen overweegt op basis van haalbaarheid. Concreet willen
de leden weten of er meer gedaan moet worden of dat het kabinet met bestaande initiatieven
de doelstellingen denkt te halen.
8. Antwoord van het kabinet
Over de inzet ten aanzien van kritieke grondstoffen en kwetsbare toeleveringsketens
binnen de defensie-industrie is uw Kamer op 13 januari jl. geïnformeerd.9 Tot de zomer richt het kabinet zich als eerste stap op het ontwikkelen van een publiek-private
routekaart om risicovolle strategische afhankelijkheden voor militaire schepen inzichtelijk
te maken en mogelijke interventies en bijpassend instrumentarium te identificeren.
Hierbij wordt ook gekeken naar voorraadvorming.10 Deze pilot heeft onder andere als doel om te bezien of en hoe deze routekaartsystematiek
maatwerk kan leveren voor de defensiesector of dat maatwerk noodzakelijk is ten opzichte
van civiele productgroepen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken bijgaand
dit schriftelijk overleg. De leden van de NSC-fractie hebben naar aanleiding van de
stukken nog enkele vragen.
Aanbeveling I.: maak Nederland geopolitiek robuust:
De leden van de NSC-fractie lezen dat het WRR-rapport stelt dat Nederland goed gepositioneerd
is ten opzichte van kennis over internationale ontwikkelingen, onder andere door een
uitgebreid diplomatiek postennetwerk. Nu zal in de toekomst een bezuiniging van 10
procent op dit postennetwerk plaatsvinden. Deze leden vragen hoe de Minister kan waarborgen
dat deze bezuinigingen juist niet ten koste gaan van de kennis en netwerk-functie
van het postennet, zoals bijvoorbeeld binnen internationale organisaties juist in
deze geopolitiek onrustige tijden.
9. Antwoord van het kabinet
Op dit moment wordt de invulling van de taakstelling uitgewerkt. Dit is een zorgvuldig
proces waarbij het kabinet de belangen van het Koninkrijk goed in het oog houdt. Dat
geldt ook voor de kennis- en netwerkfunctie die de posten hebben in de landen en bij
internationale organisaties waar we vertegenwoordigd zijn.
De leden van de NSC-fractie lezen dat het WRR-rapport ook aanbeveelt, dat naast een
Nationale Veiligheidsraad een Planbureau voor Veiligheid zou moeten worden ingericht.
Het kabinet zegt echter in zijn reactie dat kennis en expertise op dat gebied met
de nationale Veiligheidsraad, de Rijksbrede Risicoanalyse Nationale Veiligheid en
de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden voldoende geborgd is.
De beschrijving in de kabinetsreactie is wat summier. Deze leden vragen de Minister dat nader
toe te lichten.
10. Antwoord van het kabinet
De beschrijving in de kabinetsreactie refereert aan de Kamerbrief van de Minister
van Justitie en Veiligheid van 22 december 2023.11 Het WRR-rapport beveelt het kabinet aan de rijksbrede geopolitieke deskundigheid
te versterken. De in 2021 opgerichte Nationale Veiligheidsraad voorziet in strategische
kennisopbouw door regulier strategische discussies te agenderen. Recente ontwikkelingen
met betrekking tot de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn
te lezen in de Voortgangsbrief van 6 december 2024.12 De Ministers van Justitie en Veiligheid en van Buitenlandse Zaken zetten hierin namens
het kabinet uiteen hoe de koers van de Veiligheidsstrategie constant wordt gemonitord
en bijgesteld middels de input van verschillende departementen, maatschappelijke organisatie,
het bedrijfsleven en de wetenschap. Ook de resultaten van de Trendanalyse Nationale
Veiligheid uit juni 202413 en de Rijksbrede Risicoanalyse Nationale Veiligheid, voorzien in 2026, geven hieraan
richting.
Het kabinet acht hiermee diepgaande en strategische Rijksbrede geopolitieke deskundigheid
voldoende gewaarborgd. Zoals ook aangegeven in zowel de Kamerbrief van 22 december
2023 als de Voortgangsbrief blijft dit kabinet zich vol inzetten voor de nationale
en internationale veiligheid met aandacht voor duurzame borging van strategische kennisopbouw
en besluitvormingsprocessen.
Aanbeveling II.: Herijk de Nederlandse inzet in multilaterale samenwerking
De leden van de NSC-fractie lezen dat volgens het WRR-rapport Nederland zich moet
herpositioneren binnen de nieuwe Europese verhoudingen. In de kabinetsreactie gaat
het kabinet niet verder in op deze aanbeveling. Deze leden vragen hoe de Minister
een dergelijke herpositionering van Nederland voor zich ziet.
11. Antwoord van het kabinet
De WRR geeft aan dat het vertrek van het VK gevolgen heeft voor Europese verhoudingen
en de positionering van Nederland. Ook benadrukt de WRR dat Nederland zichzelf niet
exclusief zou moeten richten op beïnvloeding via het werkprogramma van de Europese
Commissie en de initiatieven die hieruit voortvloeien inclusief wet- en regelgeving,
maar er ook veel afspeelt in minilaterale constructies en andere multilaterale verbanden
waarin ook niet EU-lidstaten zitting hebben. Europa staat op een kantelpunt in de
naoorlogse geschiedenis, waarop er twee keuzes zijn. Ofwel gevormd worden door gebeurtenissen
en de wereld om ons heen, ofwel onze eigen toekomst vorm geven. Voor het Nederlandse
kabinet is duidelijk dat we vol op het laatste moeten inzetten. Dit betekent dat de
Europese Unie moet veranderen. We hebben een krachtiger en weerbaarder Unie nodig,
die onze belangen in de wereld behartigt, die van betekenis is voor Nederland en die
werkt voor onze burgers. De huidige ontwikkelingen stellen ons vermogen tot succesvolle
aanpassing stevig op de proef. Het kabinet blijft zich inzetten voor die eenheid via
actieve Europa-diplomatie. Zoals ook is opgenomen in het Regeerprogramma zet het kabinet
in op een intensivering van bilaterale samenwerking en coalitievorming met andere
Europese landen. Het is daarom van belang in samenwerking te blijven investeren, in
het bijzonder met belangrijke Europese partners binnen en buiten de EU.
De toenemende geopolitieke spanningen en Russische dreiging onderstrepen de noodzaak
dat lidstaten zichzelf beter kunnen beschermen. Dit vraagt om urgente actie van Europa
ten aanzien samenwerking op het gebied van defensie. Het kabinet benadrukt dat naast
de EU ook andere samenwerkingsverbanden en partners een belangrijke rol hebben voor
de Europese veiligheid. De NAVO is de hoeksteen van ons Europese en Nederlandse veiligheidsbeleid,
en het belangrijkste samenwerkingsverband om mét de VS en niet-EU bondgenoten te spreken
over de Europese verantwoordelijkheden op gebied van de Euro-Atlantische veiligheid.
Daarnaast zien we het belang van de Europese Politieke Gemeenschap en de samenwerking
met VS, VK, Noorwegen en Turkije. Door overlappende doelstellingen – maar verschillende
competenties – is onderlinge samenwerking en focus op synergie tussen de NAVO en EU
cruciaal bij alle veiligheids- en defensiethema’s. Het kabinet ziet toegevoegde waarde
in de EPG als een forum voor uitwisseling en samenwerking en geeft de voorkeur aan
een flexibele en lichte structuur om duplicatie met andere multilaterale fora te voorkomen.
De WRR benadrukt dat in alle geopolitieke turbulentie de normatieve kern van de Europese
samenwerking gemakkelijker over het hoofd wordt gezien. Het kabinet onderschrijft
deze conclusie. Samenwerking binnen de EU is alleen mogelijk als de waarden van de
democratische rechtsstaat door lidstaten worden gerespecteerd. Dit zijn essentiële
pijlers van de Europese Unie. Zij zorgen ervoor dat lidstaten erop kunnen vertrouwen
dat afspraken worden nagekomen. Zorg dragen voor de democratische legitimiteit en
de waarden van de EU blijft dan ook de komende jaren onverminderd relevant.
Ook worden in de aanbevelingen over hervormingen van bestaande multilaterale instituties
gesproken, zo lezen de leden van de NSC-fractie. Deze leden weten dat pogingen tot
hervorming van de Verenigde Naties (VN) al decennia genomen zijn, echter zonder succes.
Deze leden vragen welke concrete stappen van hervormingen van organisaties, zoals
de VN, World Health Organisation, World Trade Organisation etc., de Minister als wenselijk
en realistisch acht. En deze leden vragen hoe de Minister de rol van Nederland hierin
ziet.
12. Antwoord van het kabinet
De WRR concludeert dat er al langer kritiek is op de effectiviteit, het intern functioneren
en de financiële verantwoording van de VN. Het kabinet herkent die kritiek en is al
langer pleitbezorger van volledige implementatie van de hervormingsagenda van de Secretaris
Generaal van de VN (SGVN) die de VN effectiever en efficiënter moet maken. De VN heeft
hier, ondanks de uitdagingen die horen bij het hervormen van een organisatie die wordt
aangestuurd door 193 landen, de nodige stappen op gezet. Nederland zet zich in voor
handhaven en bevorderen van de normatieve agenda, betere samenwerking tussen VN-organisaties
op landenniveau en tussen de VN en de private sector en de internationale financiële
instituties, betere samenhang tussen ontwikkelingshulp, humanitaire hulp en vredesopbouw,
en beter bestuur en integriteit. Vanwege toenemende geopolitieke spanningen en afnemende
financiering wordt de roep om het versneld invoeren van reeds aangekondigde hervormingen,
maar ook meer verregaande, aanvullende hervormingen groter.
Het kabinet verwelkomt daarom ook het recentelijk door de SGVN gelanceerde UN80 Initiative, wat gericht is op additionele efficiëntiewinsten en de herziening van de implementatie
van alle mandaten.14 Het kabinet wil daarbij dat de hulp aan de allerkwetsbaarsten en het behoud van de
systeemelementen die fundamenteel zijn voor de internationale rechtsorde en de normatieve
mandaten voorop staan. Deze inzet is in lijn met het Beleidskader Mondiaal Multilateralisme.15 Daarbij trekt Nederland nauw op binnen EU-verband en met het bredere VN-lidmaatschap,
inclusief het mondiale Zuiden.
Als gevolg van het recente besluit van de Verenigde Staten om het lidmaatschap van
de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op te zeggen zet WHO, met steun van Nederland,
in op een ingrijpende her-prioritering, onder andere door het aanbrengen van focus
op de kerntaken en verdergaande decentralisatie. Als groot handelsland is voor Nederland
het op regels-gebaseerde handelssysteem, met de Wereldhandelsorganisatie (WTO) als
kern, van groot belang. Ook bij de WTO zet Nederland zich in voor het handhaven van
het normatieve kader en ter hervorming van de organisatie, zodat deze ook in de toekomst
effectief zijn taken kan uitvoeren.
De leden van de NSC-fractie lezen dat in het rapport ook wordt gesproken over het
aangaan van nieuwe internationale samenwerkingsverbanden en er worden enkele voorbeelden
aangehaald. Deze leden vragen welke mogelijke samenwerkingsverbanden de Minister als
waardevol ziet voor de toekomst van Nederland. In de reactie van het kabinet wordt
beklemtoond, dat de natuurlijke partners van Nederland landen zijn die onze waarden
van vrijheid, democratie en markteconomie delen. Deze leden willen zich binnen de
EU inzetten voor de democratische rechtsstaat en staan voor de bevordering van internationale
rechtsorde en universele mensenrechten. Tegelijkertijd wordt er gesuggereerd dat de
veranderende wereldorde ons voor moeilijke keuzes zal plaatsen. Deze leden vragen
hoe deze toekomstige dilemma’s er volgens de Minister uit komen te zien en welke keuzes
hij zou aanbevelen.
13. Antwoord van het kabinet
Nederland staat als democratische rechtsstaat met een open economie voor waarden als
vrijheid, democratie en de markteconomie, en werkt nauw samen met landen en organisaties
die deze waarden onderschrijven. Naast samenwerking in het kader van de EU en de NAVO
hebben Nederland en het Koninkrijk als geheel veel belang bij een goed functionerend
multilateraal systeem via de Verenigde Naties en vergelijkbare instellingen voor normering,
standaardisering en internationale samenwerking. Dit geldt ook voor organisaties als
de OESO, de G20, de Raad van Europa, de OVSE, of ASEAN waarvan Nederland sinds 2023
Development Partner is. Waarden, normering en standaardisering zijn het krachtigst
wanneer deze door alle of veel landen gedeeld worden, zowel binnen de VN als binnen
de EU. Waar dat niet lukt, zal Nederland in kleiner verband optrekken.
Een centraal dilemma in het buitenlandbeleid is de omgang met grote autocratische
mogendheden die onze waarden niet delen, zoals leden van uw Kamer al eerder constateerden.16 Zoals vervat in de kabinetsreactie op het WRR-rapport «Nederland in een fragmenterende
wereldorde», heeft het kabinet heeft de afgelopen jaren stappen gezet om afhankelijkheden
en kwetsbaarheden ten aanzien van grote autocratische, revisionistische mogendheden
af te bouwen en de geopolitieke en geo-economische slagkracht van de Europese Unie te versterken, waarbij het internationaal
recht en mensenrechten een centrale plaats blijven innemen. Tegelijkertijd is het
van toenemend belang om ook te engageren met landen die niet of deels onze normen
en waarden delen, om mogelijkheden voor (multilaterale) samenwerking op basis van
gedeelde belangen te blijven identificeren en resultaten te bereiken. Het kabinet
houdt daarom oog voor de opkomst van andere internationale samenwerkingsverbanden
waar Nederland geen lid van wil en/of kan worden, maar die voor andere landen een
aantrekkelijk alternatief vormen, zoals de BRICS. De veranderende wereldorde stelt
Nederland en gelijkgezinde landen voor keuzes binnen welke fora welke uitdagingen
het beste kunnen worden aangepakt.
De leden van de NSC-fractie lezen dat het kabinet het eens is met de beoordeling van
de WRR dat de we de interesses van de Global South beter in kaart moeten brengen en
daarnaar moeten handelen. Deze leden vragen welke concrete ideeën de Minister al heeft
en hoe Nederland zijn relatie met de Global South in de toekomst beter vorm kan geven.
De leden vragen daarnaast of de Minister hier een concreet voorbeeld van kan geven.
14. Antwoord van het kabinet
In tijden van geopolitieke onrust is het een prioriteit voor het kabinet om de relaties
te versterken met diverse partners in de wereld. Met de verschuiving van het mondiale
zwaartepunt naar het oosten (en zuiden) zal Nederland assertiever moeten opkomen voor
zijn belangen en waarden. Dat betekent ook dat we goed moeten beseffen waar de belangen
van derde landen liggen. Ambassades, consulaten en permanente vertegenwoordigingen
dragen eraan bij de kansen en mogelijkheden in kaart te brengen, en er wordt met alle
ministeries in Den Haag bezien wat er in de relatie met een land speelt. Steeds houden
we onze eigen belangen scherp in het oog en zoeken naar manieren om deze te matchen.
Indien mogelijk maken we hierover nadere afspraken en ontstaan brede partnerschappen.
Zo wordt bijvoorbeeld met India gewerkt aan nadere samenwerking op uiteenlopende terreinen.
De inventarisatie van belangen is goed in beeld gebracht en er zijn goede aanknopingspunten
om met India gezamenlijk te werken aan weerbaarheid, welvaart en waarden. De politieke
overleggen die dit voorjaar plaatsvinden met India onderstrepen de gezamenlijke inzet
de samenwerking structureel op een hoger plan te brengen. Ook in multilateraal verband
kunnen we actiever de samenwerking met landen uit het mondiale Zuiden opzoeken, bijvoorbeeld
door het co-sponsoren van resoluties in multilateraal verband.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het WRR-rapport «Nederland in
een fragmenterende wereldorde», en de daaropvolgende kabinetsreactie. Zij hebben hierover
nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de WRR in haar rapport duidelijk wijst op het
gevaar van verschansing: «Nederland is te klein en te open om erop te vertrouwen dat
de eigen dijken veiligheid en welvaart bieden.» «In plaats van een afwachtende houding
aan te nemen, benadrukt de WRR de noodzaak om actief bij te dragen aan de EU, omdat
Nederland niet in haar eentje de mondiale ontwikkelingen te lijf kan gaan. Deze leden
zien in de recente acties van dit kabinet echter het tegenovergestelde. Zet Nederland
zich niet op een zijspoor door zich tegen (een deel van) ReArm Europe te keren, zo
vragen deze leden. In plaats van actief deel te nemen aan het versterken van de Europese
defensiecapaciteit, trekt Nederland zich terug. Deelt de Minister de mening dat dit
potentiële risico’s – zoals beschreven in het WRR-rapport – vergroot, en dat isolatie
de veiligheid en welvaart van Nederland op langere termijn kan ondermijnen, zo vragen
zij.
15. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft uw Kamer geïnformeerd over de inzet t.a.v. ReArm met de Kamerbrief
Motie-Eerdmans en de Europese Raad van 20–21 maart.17
Daarnaast lezen de leden van de D66-fractie in de brief over een «versterkte communicatieaanpak»
om het maatschappelijk bewustzijn over dreigingen te vergroten. Deze leden onderschrijven
dit belang, maar zijn van mening dat het kabinet hierin nog een been bij kan trekken
om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld voldoende Nederlanders zich voorbereiden op noodsituaties.
Op welke manier gaat de Minister zich inzetten om dit bewustzijn te vergroten, zo
vragen zij. Daarnaast benadrukken de aan het woord zijnde leden dat dit bewustzijn
gaat om meer dan de aanschaf van noodpakketten, maar om het besef dat in de toekomst
mogelijk vitale publieke voorzieningen, levensstandaarden, en zelfs vrijheid op het
spel kan komen te staan. Deelt de Minister dit en is hij voornemens om ook hier actie
op te ondernemen, zo vragen deze leden.
16. Antwoord van het kabinet
Een solide, weerbare maatschappij kan schokken aan, vangt deze op en herstelt zich.
Daarbij is een parate en veerkrachtige samenleving beter voorbereid op langdurige
uitval, verstoring en tekorten. Duidelijke en intensievere overheidscommunicatie draagt
hieraan bij. Communicatie die inderdaad verder gaat dan mensen te stimuleren een noodpakket
aan te leggen. Om Nederland meer paraat en weerbaar te maken communiceert de overheid
intensiever over de volgende zaken:
1. Wat de dreiging is en de gevolgen voor Nederland;
Naar de oproep van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid spant het kabinet
zich in om duidelijk uit te leggen wat er op het spel staat en hoe groot de uitdagingen
zijn. Hiermee tracht het kabinet bij te dragen aan de kennis en gedachtenvorming in
de Nederlandse samenleving. Dat gebeurt op vele manieren:
• Door gebruik te maken van bestaande communicatiemomenten (zoals toespraken), het bieden
van informatie aan journalistieke media of media-optredens van bewindspersonen.
• Met een nieuw dossier op www.rijksoverheid.nl is deze informatie bovendien gebundeld te vinden voor het algemeen publiek, aangevuld
met relevante actualiteiten.18
• Aanvullend op communicatie door de rijksoverheid wordt deze boodschap ook versterkt
door actieve communicatie van partners uit binnen- en buitenland. Door de EU, de NAVO,
Kennisinstituten, gemeenten et cetera.
2. Hoe de overheid en andere partners zich voorbereiden;
• Voorbeelden hiervan zijn hoe het Ministerie van Defensie concreet uitlegt hoe de krijgsmacht
werkt aan militaire paraatheid, gemeenten die een lokale aanpak ontwikkelen en VNO-NCW
die het bedrijfsleven in stelling brengt.
3. Wat, onder andere, burgers, (maatschappelijke) organisaties, lokale overheden, kennisinstellingen
en bedrijven, zelf kunnen doen om paraat en veerkrachtig te zijn, ongeacht de aard
van de dreiging;
• Op www.denkvooruit.nl is sinds enige tijd alle basisinformatie over risico’s in Nederland te vinden, en
wat inwoners kunnen doen om hierop voorbereid te zijn. In 2025 start een publiekscampagne
van overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven.
Op het gebied van samenwerking met landen in het mondiale Zuiden benadrukt de WRR
het belang van gelijkwaardige partnerschappen, vooral met Afrikaanse landen. De leden
van de D66-fractie maken zich zorgen over de plannen van dit kabinet om een derde
van het budget voor ontwikkelingssamenwerking weg te bezuinigen en een tiende van
het postennet te schrappen. Gezien de wereldwijde fragmentatie is het juist belangrijk
dat Nederland zich engageert met landen in het mondiale Zuiden, vooral op gebieden
zoals klimaatverandering, voedselzekerheid en watermanagement, niet in de laatste
plaats omdat China en Rusland maar al te graag in dit gat springen. De aan het woord
zijnde leden vragen de Minister hoe hij bestaande partnerschappen gaat behouden en
nieuwe partnerschappen aan wil gaan in het licht van deze grote bezuinigingsoperatie
op de internationale aanwezigheid van Nederland wereldwijd.
17. Antwoord van het kabinet
Zie de beantwoording bij vragen 1 en 2.
De WRR stelt ook dat Nederland zich moet wapenen tegen buitenlandse beïnvloeding,
bijvoorbeeld via media en technologie. De leden van de D66-fractie delen dit en verwijzen
daarbij naar de recente inmenging via platform X in Europese democratieën. De recente
berichten over de invloed van buitenlandse actoren, zoals de zorgen rondom social
media en desinformatie, geven aan dat deze dreiging steeds serieuzer wordt. Hoe is
de Minister van plan om deze bedreigingen tegen te gaan, en hoe zal Nederland zijn
infrastructuur beschermen tegen buitenlandse manipulatie, zowel in de media als in
strategische sectoren zoals de technologie en halfgeleiders, zo vragen deze leden.
18. Antwoord van het kabinet
In de Rijksbrede strategie voor effectieve aanpak van desinformatie19 en de daaropvolgende Voortgangsbrief20 is uw Kamer geïnformeerd over het kabinetsbeleid omtrent de aanpak van desinformatie
en statelijke informatie-operaties, en nieuwe acties.
Tot slot, de leden van de D66-fractie lezen dat de WRR het belang van geopolitieke
zelfredzaamheid en daarvoor de essentie om te investeren in kennis en analysecapaciteit
benadrukt. Echter, tegelijkertijd wordt er miljoenen bezuinigd op onderwijs en onderzoek,
ondanks dat deze sectoren cruciaal zijn voor het versterken van de nationale en internationale
weerbaarheid van Nederland. De voorgenoemde leden vragen de Minister daarom hoe hij
deze tegenstrijdigheid rijmt, en of hij kan uitleggen hoe hij deze noodzakelijke investeringen
in kennis en capaciteit gaat realiseren.
19. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft op zowel de korte als de lange termijn een opgave om de begroting
sluitend te krijgen. Om extra te kunnen investeren in bestaanszekerheid, veiligheid
en defensie, moet het kabinet bezuinigen op andere beleidsterreinen, zoals ook onderwijs
en wetenschap.
Voor het onderwijs geldt dat instellingen naast de bezuinigingen ook te maken hebben
met bijvoorbeeld dalende studentenaantallen (o.a. ingegeven door demografische ontwikkelingen),
wat leidt tot verder dalende inkomsten. Daarnaast zijn de kosten voor instellingen
gestegen, bijvoorbeeld door hogere salaris- en energiekosten. Het kabinet kijkt hoe
we met de beschikbare middelen en de veranderde omstandigheden het stelsel klaar en
weerbaar kunnen maken voor de toekomst. In de beleidsbrief van de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap van 14 maart 202521 wordt aangegeven wat het kabinet hiervoor nodig acht. Zo richt het kabinet zich op
de samenwerking tussen onderwijsinstellingen op het gebied van het opleidingsaanbod.
Hier is ook een belangrijke rol voor de onderwijsinstellingen zelf. Tevens verkent
het kabinet hoe de bekostiging stabieler kan.
Onderzoek en innovatie leveren een belangrijke bijdrage aan het bevorderen van onze
strategische autonomie en aan een weerbare economie. Dit onderschrijft het kabinet,
bijvoorbeeld door in te zetten op versterking van kennis en innovatie bij Defensie,
voor een toekomstbestendige krijgsmacht. Investeringen worden ingezet op de vijf Nederlandse
focusgebieden,22 die veelal een dual-usetoepassing kennen. Dit is niet alleen goed voor de effectiviteit van de krijgsmacht,
maar ook voor de Nederlandse kennis- en innovatiepositie en daarmee de Nederlandse
welvaart. Op dit moment werkt het kabinet aan een 3%-actieplan dat in het derde kwartaal
van dit jaar met uw Kamer zal worden gedeeld. In dit actieplan zal het kabinet handelingsperspectieven
schetsen die bijdragen aan het stimuleren van meer R&D.
Om gericht om te gaan met minder middelen, focust het innovatiebeleid zich op technologieën
die van strategisch belang zijn. Mede hiervoor hebben we de Nationale Technologiestrategie
(NTS) opgesteld.23 Deze strategie wordt nu uitgewerkt in actieagenda’s. De sleuteltechnologieën uit
de NTS zijn inherent R&D-intensief, en groei daarin zal op termijn bijdragen aan het
verhogen van onderzoek en ontwikkeling. Duurzame innovatie is alleen mogelijk met
investeringen in een brede (fundamentele) kennisinfrastructuur die in verbinding staat
met de maatschappij; daarom zetten we ook in op bijvoorbeeld de Einstein Telescoop.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van BBB-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van zowel het rapport
«Nederland in een veranderende wereldorde», als ook van de reactie erop door het kabinet.
De leden van BBB-fractie volgen de reactie van het kabinet, maar willen daarbij wel
nog een paar kanttekeningen maken. Gezien de huidige ontwikkelingen is het van belang
om zowel de banden met de VS goed te blijven onderhouden, maar als Nederland en Europa
ook op eigen benen te kunnen (komen te) staan. Het laatste is op dit moment nog lastig,
maar de aanbevelingen uit het rapport en de actiepunten die het kabinet daaruit heeft
meegenomen zijn stappen in de goede richting.
Voor de leden van BBB-fractie staan een robuuste economie, met minder belemmerende
regelgeving en een goede adequate infrastructuur als belangrijke pijler en tegelijkertijd
ook krachtig wapen voor een toekomstbestendige, sterke en weerbare samenleving. Zij
zien hierin samen met voedselzekerheid en watermanagement een grote rol weggelegd
voor het Nederlandse bedrijfsleven, ook op het wereldtoneel. Dat geldt ook voor AI
en halfgeleiders, en natuurlijk voor de Nederlandse defensie-industrie, die gezien
de huidige geopolitieke ontwikkelingen haar vleugels kan uitslaan.
De leden van BBB-fractie zien deze rol ook voor de Nederlandse en Europese defensie-industrie,
waarbij de leden zich wel zorgen maken of gevoelige informatie en innovatie in Europese
handen kan blijven in plaats van in buitenlandse handen middels strategische overnames.
Daar zit voor deze leden nog wel een zorgenkind. Dit sluit aan bij de zorgen die ook
het kabinet beschrijft op het gebied van internationale misdrijven, kennisveiligheid,
cyberveiligheid en hybride dreigingen.
De leden van BBB-fractie zien ook het belang in van strategische voorraden en volgen
het rapport van de Europese Rekenkamer waaruit naar voren kwam dat het vervoeren van
defensiemateriaal vanuit Nederland door Europa vertraagd wordt door knelpunten in
onze huidige infrastructuur. De voorgenoemde leden willen het kabinet dan ook verzoeken
deze in kaart te brengen en dit aan te pakken, op een manier die ook de Nederlandse
infrastructuur ten goede komt voor andere doelen dan defensie. Tegelijk vragen deze
leden of dit soort investeringen meegeteld kunnen worden binnen de huidige berekeningsmethoden
van de NAVO-norm. Daarmee zou Nederland al snel kunnen opschalen naar boven de 2 procent,
als wenselijk geachte nieuwe infrastructuurprojecten hieronder zouden mogen komen
te hangen.
20. Antwoord van het kabinet
Het kabinet benadrukt dat de EU een sleutelrol heeft in het verbeteren van militaire
mobiliteit en kijkt uit naar de in het Witboek aangekondigde mededeling en wetgevende
voorstellen. Het Ministerie van Defensie, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat,
ProRail en Rijkswaterstaat werken aan analyses waarin de EU Military Requirements worden vergeleken met ons huidige netwerk. Voor de havens en binnenvaart worden vergelijkbare
projecten opgestart. De richtlijn van de NAVO voor het toerekenen van uitgaven tot
defensie-uitgaven onder de Defense Investment Pledge is vastgelegd in de
NATO Defence Expenditure Definition. Uitgaven voor de categorieën civil defence en civil preparedness worden in deze aanwijzing specifiek uitgesloten van de gedefinieerde aan de defensie-uitgaven
toe te rekenen posten.
De leden van BBB-fractie wijzen op hun verkiezingsprogramma waarin zij ook al opriepen
om strategische partnerschappen te vinden in landen in Afrika en Azië om daarbij grondstoffen
zeker te stellen, maar ook op andere vlakken samenwerking te zoeken. Daarnaast is
het ook belangrijk om migratiestromen te beheersen en zoveel mogelijk vluchtelingen
in hun eigen regio op te vangen. Want ook grote immigratiestromen naar de EU kunnen
een ondermijnend effect hebben. De aandacht hiervoor mag voor deze leden een tandje
hoger.
De leden van BBB-fractie zijn voorstander van Europese samenwerking, maar voorzichtig
en kritisch inzake het toelaten van nieuwe leden tot de EU. Dit geldt ook voor het
vormen van een Europese kapitaalmarktunie waarop door het kabinet in haar reactie
op het WRR-rapport wordt gehint. Deze leden willen van de EU geen transferunie maken
en zijn tegen het aangaan van eurobonds. Waar verschillende actoren het met elkaar
eens zijn dat een sterke economie een krachtig wapen is op het wereldtoneel, geldt
dat volgens deze leden ook voor een degelijke staatshuishouding betreffende begrotingstekorten,
schulden en rentestanden. Het kan niet zo zijn dat landen als Nederland hogere rentes
moeten gaan betalen om de problemen van andere EU-landen te helpen financieren. Verder
ondermijnt de EU zichzelf op de langere termijn als onze financiële fundamenten nu
al uitgehold worden, wat tot allerlei nadelige gevolgen voor de langere termijn kan
leiden. De enorme gevolgen van de vergrijzingsgolf in de nabije toekomst komen er
ook nog aan. Daar kunnen we beter op voorbereid zijn door het nu durven maken van
lastige keuzes en het gezond houden van onze overheidsfinanciën, dan door een te ruim
monetair beleid. Dat laatste heeft bovendien ook nog eens aanwakkerende invloed op
de inflatie, zoals de honderden miljarden schulden tijdens de COVID-crisis hebben
laten zien. Voor de voorgenoemde leden bleef dit belangrijke onderdeel onderbelicht
in het WRR-rapport. Hier zien zij graag meer aandacht voor, ook bij het kabinet, want
dit hoort immers ook bij een sterke en weerbare economie op de langere termijn.
Tot slot merken de leden van BBB-fractie op dat Nederlanders zich recentelijk meer
zorgen maken over hun veiligheid in de internationale context. Zij worden ook geconfronteerd
met alsmaar oplopende kosten voor het dagelijks leven. Met al deze factoren moet rekening
worden gehouden bij de belangenafwegingen die bij de begrotingsbehandeling gemaakt
worden. Want een weerbare samenleving bestaat ook uit draagvlak onder haar eigen bevolking.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het WRR-rapport
«Nederland in een fragmenterende wereldorde» en maken graag van de gelegenheid gebruik
om deel te nemen aan het schriftelijke overleg.
Aanbeveling 1
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet, mede dankzij de Tweede Kamer, heeft
geïnvesteerd in het aantrekken en ontwikkelen van Rijksbrede expertise op domeinen
zoals economische veiligheid, kennisveiligheid, bescherming van vitale infrastructuur,
cybersecurity en de aanpak van andersoortige hybride dreigingen. Deze leden vragen
of het kabinet in de veronderstelling is dat deze investeringen voldoende zijn geweest
en daarmee de Rijksbrede expertise op orde is of dat er nog tekorten bestaan op één
of meerdere van deze domeinen.
21. Antwoord van het kabinet
Het kabinet blijft inzetten op de versterking van rijksbrede expertise op de verschillende
domeinen om kennis op te bouwen, bestaande kennis te verdiepen en te behouden. In
de afgelopen jaren is bepaalde deskundigheid aangetrokken om kennistekorten op specifieke
onderwerpen te reduceren. Ook worden verscheidene leeractiviteiten aangeboden waar vanuit integraal perspectief aandacht is voor
de verschillende thema’s binnen economische veiligheid. Verschillende departementen
en Rijksacademies trekken in de versterking van rijksbrede expertise ook gezamenlijk
op. Zo werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken intensief samen met het Ministerie
van Defensie op het gebied van leren en ontwikkelen, maar ook met de ABD, de Ministeries
van Justitie en Veiligheid, en van Economische Zaken en anderen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet streeft naar het sluiten van bredere
en strategische partnerschappen met opkomende machten, onder andere door middel van
handelsakkoorden via de Europese Unie. De voorgenoemde leden vragen of het kabinet
in dit licht ook het EU-Mercosur handelsakkoord ziet. Daaropvolgend vragen deze leden
of het kabinet, wanneer het streeft naar het bovenstaande, dan ook van plan is om
in te stemmen met het EU-Mercosur handelsakkoord.
De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of het kabinet een inschatting kan geven
op welk moment de Kamer geïnformeerd zal worden over een kabinetsstandpunt over het
EU-Mercosur handelsakkoord, en wanneer de Kamer zich hierover zou kunnen uitspreken.
22. Antwoord van het kabinet
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van het sluiten van handelsakkoorden is
– in algemene zin – positief. Specifiek voor het EU-Mercosur akkoord geldt dat dit
akkoord bijzonder gevoelig ligt. Naar aanleiding van motie Teunissen c.s.24, communiceert het kabinet het afwijzende standpunt van de Tweede Kamer in Brussel,
zoals aangegeven in de Kamerbrief van 16 december 2024.25 Uw Kamer ontvangt naar verwachting in het voorjaar een kabinetsappreciatie van het
EU-Mercosur akkoord op basis van de conceptteksten van het onderhandelaarsakkoord
van 6 december 2024. Het handelsdeel van het onderhandelaarsakkoord is reeds gepubliceerd
door de Europese Commissie, maar het politieke deel nog niet. Voor een volledige kabinetsappreciatie
van het akkoord zijn alle teksten van het onderhandelaarsakkoord noodzakelijk. Zoals
aangegeven in bovengenoemde Kamerbrief, zal het kabinet pas een formeel standpunt
innemen in de Raad, nadat uw Kamer de gelegenheid heeft gehad om desgewenst met het
kabinet in debat te gaan op basis van de kabinetsappreciatie.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet streeft naar het vergroten en versterken
van de militaire paraatheid en de maatschappelijke weerbaarheid. Deze leden vragen
of het kabinet in kan gaan op de rol die het ziet voor een maatschappelijke dienstplicht
in het kader van militaire paraatheid en maatschappelijke weerbaarheid.
23. Antwoord van het kabinet
Er is op dit moment geen sprake van het invoeren van een maatschappelijke dienstplicht.
Wel heeft de Staatssecretaris van Defensie onlangs in zijn brief «Onze mensen, onze
toekomst; meer beter en sneller»26 benoemd dat het kabinet zal bezien hoe het voor voldoende personeel kan zorgen in
vitale sectoren in Nederland in een krappe arbeidsmarkt. Daarbij zijn verschillende
opties bespreekbaar.
Nu de Maatschappelijke Diensttijd (MDT) doorgaat, zetten we ook MDT Missie voort.
MDT Missie – het programma dat Defensie aanbiedt binnen het landelijke MDT-programma
– biedt jongeren een unieke kans om op laagdrempelige wijze kennis te maken met Defensie,
bij te dragen aan de maatschappij én vaardigheden te ontwikkelen die hun persoonlijke
en professionele groei en weerbaarheid versterken. Het MDT betreft een vrijwillig
programma. Via uiteenlopende projecten in het hele land draagt MDT bij aan meer sociale
cohesie, en daarmee aan een weerbare samenleving.
Defensie ontwikkelt daarnaast ook weerbaarheidstrainingen. De deelnemers doorlopen
een programma van tien tot twaalf weken waarin ze een militaire basisopleiding krijgen.
Al dit jaar gaan we van start met deze trainingen, die we komende jaren zo snel als
mogelijk zullen opschalen. Na het volgen van de training maakt de deelnemer de keuze
of hij of zij als reservist aan wil blijven. Ook als een deelnemer er niet voor kiest
om als reservist aan te blijven, draagt het volgen van de weerbaarheidstraining bij
aan de weerbaarheid van de samenleving.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet het belang onderschrijft van investeren
in onderwijs, talent, vaardigheden, onderzoek, en innovatie. Deze leden vragen of
het kabinet dit belang ook op nationaal niveau onderschrijft en of het kabinet in
kan gaan op de bezuinigingen op het hoger onderwijs in het kader van investeren in
onderwijs, onderzoek, en innovatie.
24. Antwoord van het kabinet
Zie de beantwoording bij vraag 19.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben van het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor
het Regeringsbeleid (WRR) en de kabinetsreactie daarop kennisgenomen en hebben enige
vragen en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie onderschrijven de woorden over een adequaat postennet.
Dit is voor consulaire dienstverlening, politieke en economische banden en ontwikkelingssamenwerking
in veel landen cruciaal. De aan het woord zijnde leden vragen of het kabinet wat uitgebreider
kan toelichten wat zij onder adequaat verstaat.
25. Antwoord van het kabinet
Een adequaat postennet betekent dat wij een post hebben en houden, daar waar wij het
beste handelingsperspectief hebben bij het behartigen van de belangen van het Koninkrijk.
Hierbij wordt rekening gehouden met de toegenomen geopolitieke competitie en de groeiende
onvoorspelbaarheid in de wereld. De publieke dienstverlening aan burgers en bedrijven,
inclusief midden- en kleinbedrijf, blijft centraal staan.
De voornoemde leden vragen voorts of het kabinet kan zeggen wanneer de uitwerking
voor de taakstelling op het postennet komt, zodat de Kamer zich daarop kan beraden.
26. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft op 17 april jl. een Kamerbrief verstuurd (Kamerstuk 32 734, nr. 55) waarin de eerste stappen over de invulling van de taakstelling op het postennet
worden toegelicht. Daarnaast wordt bij komende begrotingsmomenten de Kamer verder
geïnformeerd over volgende stappen die het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaat
zetten om de taakstelling de komende jaren in te vullen.
Voorts vragen de aan het woord zijnde leden hoe goed de consulaire dienstverlening
is bij een ambassade die mede geaccrediteerd is voor een buurland. Tevens vragen zij
hoeveel tijd en aandacht er is voor publieksdiplomatie van een ambassadeur of zijn
medewerkers in landen waar hij mede voor is geaccrediteerd. Graag op die punten een
reflectie van het kabinet en een vergelijking tussen landen waar Nederland een ambassadeur
heeft en landen waar de ambassadeur vanuit een buurland mede geaccrediteerd is.
27. Antwoord van het kabinet
Nederland heeft op dit moment 155 beroepsposten (ambassades, ambassadekantoren, consulaten-generaal
en permanente vertegenwoordigingen) in 115 landen. Daarnaast zijn er 23 Netherlands
Business Support Offices (NBSO) die in twaalf landen het Nederlands bedrijfsleven
ondersteunen bij hun internationale ambities. Tot slot heeft Nederland een netwerk
van ca. 300 honorair consulaten die op het terrein van consulaire dienstverlening en handelsbevordering
worden ingezet. Met deze capaciteit is Nederland in staat om uitstekende consulaire
dienstverlening te leveren aan de vele Nederlanders in het buitenland en de bezoekers
die naar Nederland willen komen. Alle Nederlandse ambassades besteden aandacht aan
publieksdiplomatie. Dat doen ze op verschillende manieren en momenten waarop dit passend
is. Voor de landen waar er sprake is van mede-accreditatie is dit beperkter. Wel wordt
het land van mede-accreditatie periodiek bezocht en dan kan ook het instrument van
publieksdiplomatie ingezet worden.
De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd naar de woorden van het kabinet over besluitvorming
rond het Gemeenschappelijke Buitenlandse en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de Europese
Unie. Het kabinet zegt dat de besluitvorming verbeterd moet worden en dat de EU slagvaardiger
moet kunnen opereren. Deze leden zien een spanning ontstaan tussen deze reactie en
de licht euro-kritische toon van het kabinet die ook met een Europawet meer grip op
de EU wil krijgen. De voornoemde leden zijn ook van mening dat naast het nut van gezamenlijk
optreden de EU wel een Unie van de lidstaten moet blijven met op een aantal cruciale
terreinen ook het veto. Kan de Minister daarom toelichten hoe hij staat in de discussie
over het afschaffen van het veto op GBVB-besluitvorming en het gebruik van de passerelle,
zo vragen de leden van de SGP-fractie.
28. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet in op het vergroten van de effectiviteit van besluitvorming in het
EU-buitenlandbeleid. Dit kan op meerdere manieren, bijvoorbeeld door de efficiëntie
van de Raad Buitenlandse Zaken te vergroten of door vaker gebruik te maken van constructieve
onthouding. De EU heeft sinds de start van de Russische agressieoorlog pal achter
Oekraïne gestaan en laten zien gezamenlijk besluiten te kunnen nemen over steun aan
Oekraïne en restrictieve maatregelen tegen Rusland. Het kabinet blijft zich elke keer
weer inspannen om de benodigde EU-eenheid te bewerkstelligen. Het pleiten voor het
gebruik van de passerelleclausule voor het EU-buitenlandbeleid wordt op dit moment
niet overwogen.
De leden van de SGP-fractie herkennen de discussie over Welvaart, Weerbaarheid en
Waarden als klassieke internationaal politieke vraagstukken. Vroeger kon een dimensie
de andere makkelijker versterken dan vandaag de dag, en het wordt in toenemende mate
een afweging en zero-sum game of in ieder geval botsen deze dimensies. Waar deze dimensies
botsen vragen deze leden of het kabinet deze dilemma’s kan expliciteren en de afwegingen
en keuzes helder kan tonen. Specifiek vragende voorgenoemde leden hoe het kabinet
weegt tussen de-risking van producten uit China en collectieve welvaart. Hoe komt
het kabinet daarbij uit op een gewogen gemiddelde?
29. Antwoord van het kabinet
Het kabinet maakt voortdurend een zorgvuldige afweging tussen de economische en veiligheidsbelangen.
Hierbij staat centraal dat we onze eigen veiligheid vergroten terwijl we marktverstoring
zoveel mogelijk voorkomen en welvaartsverlies minimaliseren. Per sector en productgroep
wordt een zorgvuldige afweging gemaakt tussen strategische risico’s en economische
belangen. Waar afhankelijkheden risicovol en strategisch zijn zetten we in op het
verminderen van de risico’s. Wanneer deze afhankelijkheden de nationale veiligheid
in gevaar brengen, neemt het kabinet meer verstrekkende maatregelen.
Uw Kamer is geïnformeerd over de kabinetsaanpak ten aanzien van risicovolle strategische
afhankelijkheden in de Kamerbrief Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden van
12 mei 2023 en de voortgangsrapportage van 31 oktober 2024.27 De Taskforce Strategische Afhankelijkheden (TFSA) richt zich op het in kaart brengen
van risicovolle strategische afhankelijkheden en het ontwikkelen van handelingsopties.
Op 13 december jl. is ook de Kamerbrief «Ontwikkelingen Chinabeleid» naar de Kamer
verstuurd.28
De leden van de SGP-fractie zijn geboeid door de discussie in het WRR-rapport over
botsende wereldbeelden in internationale betrekkingen en hebben deze verschillen eveneens
gesignaleerd rond de Russische agressieoorlog in Oekraïne en rond de mensenrechtensituatie
in China. Daarbij zijn bijvoorbeeld andere wereldbeelden een mogelijke reden waarom
onze stellingnames conflicteren met die van andere landen en concurrenten of systeemrivalen.
Hoe balanceert de Minister daarin het begrijpen van de wereldbeelden en begrip gebruiken
in de omgang, maar tegelijk niet de eigen wereldbeelden en waarden te laten varen,
zo vragen deze leden. Hoe balanceert het kabinet bijvoorbeeld het afkeuren van Russisch
revisionistisch geschiedschrijven en retoriek waar het onze opvattingen over de internationale
rechtsorde schendt, maar wel begrijpen dat het een drijfveer is, zo vragen de voorgenoemde
leden.
30. Antwoord van het kabinet
Nederland staat als democratische rechtsstaat met een open economie voor waarden als
vrijheid, democratie en de markteconomie, en werkt nauw samen met landen en organisaties
die deze waarden onderschrijven. Tegelijkertijd is het van toenemend belang om ook
te engageren met landen die niet of deels onze normen en waarden delen, om mogelijkheden
voor (multilaterale) samenwerking op basis van gedeelde belangen te blijven identificeren
en resultaten te bereiken. Het kabinet onderschrijft de WRR-aanbeveling dat om geopolitiek
robuust te opereren ook moet worden begrepen wat andere landen drijft, ook als wij
hun wereldbeelden niet delen. Zo kunnen we een realistisch buitenlandbeleid voeren,
dat de belangen van Nederland en Nederlanders dient, onze waarden niet uit het oog
verliest en onze vrijheden verdedigt. Het kabinet keurt Russische revisionistische
geschiedschrijving en retoriek die de internationale rechtsorde ondermijnt af.
De leden van de SGP-fractie danken het kabinet voor de reactie op de WRR inzake toetreding.
De voorgenoemde leden begrijpen de overwegingen van de WRR rond de strategie en weerbaarheidsvoordelen
van meer lidstaten en een grotere Unie, maar maken zelf een andere politieke afweging
die deels op weerbaarheid en waarden is gebaseerd. De voorgenoemde leden hechten zeer
aan de Kopenhagencriteria, en ook aan de houdbaarheid van de Unie. Daarbij merken
zij op dat een Unie met steeds meer lidstaten, meer terreinen waarover zij regeert
en steeds verdere integratie niet steeds besluitvaardig en slagvaardig kan zijn. Daarom
moet men enerzijds streng en terughoudend zijn met uitbreiding en anderzijds de EU
beperken tot haar kerntaken en waar zij meerwaarde biedt. Dit hoort met echte overeenstemming
en respect voor de verschillen tussen de lidstaten te geschieden. Daarbij vragen deze
leden wel welke houding van de Europese Commissie nodig is om alle lidstaten in eensgezindheid
bij elkaar te houden. De aan het woord zijnde leden denken onder andere dat het oprekken
en toe-eigenen van bevoegdheden en vergaande suggesties op het gebied van abortus,
gezin en genderzaken onverstandig zijn an sich en de verschillen tussen de lidstaten niet respecteren. Uiteindelijk achten zij dit
onverstandig voor de verhoudingen binnen de EU en het draagvlak.
31. Antwoord van het kabinet
Het kabinet hecht aan de onverkorte toepassing van de beginselen van attributie en
subsidiariteit: de EU handelt alleen op de terreinen waar de lidstaten haar in de
Verdragen bevoegdheden hebben toegekend, en alleen als deze handeling niet beter op
lager niveau kan worden vastgesteld. Het kabinet wil ook in het geval van een uitgebreide
Unie aan deze beginselen vasthouden en zal de Commissie, als hoeder van de Verdragen,
daaraan houden. Het kabinet staat zeer kritisch tegenover verdere uitbreiding van
de EU en houdt streng vast aan de eisen voor lidmaatschap van de EU, inclusief de
zogenoemde Kopenhagen-criteria.
Overigens ziet het kabinet het als een verantwoordelijkheid van alle EU-instellingen
en lidstaten om de EU, binnen de kaders van de Verdragen, slagvaardig en weerbaar
te houden op die terreinen waarop de EU bevoegd is en waar de EU meerwaarde heeft.
De leden van de SGP-fractie hebben naast het WRR-rapport en de onderhavige kabinetsreactie
tevens de beleidsbrief ontwikkelingshulp (Kamerstuk 36 180, nr. 133) gelezen. In de kabinetsreactie wordt wel verwezen naar de Afrikastrategie en de
Mondiale Gezondheidsstrategie, echter niet naar deze beleidsbrief. Deze leden vragen
het kabinet of het WRR-rapport en de kabinetsreactie zijn meegenomen bij het schrijven
van de beleidsbrief of andersom.
32. Antwoord van het kabinet
In de kabinetsreactie op het WRR-rapport is voor een nadere toelichting over ontwikkelingshulp
verwezen naar de beleidsbrief daarover. Deze beleidsbrief is pas na de publicatie
van de kabinetsreactie WRR afgerond en met uw Kamer gedeeld en derhalve kon hier nog
niet uitgebreider naar verwezen worden. Zowel het WRR rapport zelf als de reactie
van het kabinet hierop, is wel meegenomen in de totstandkoming van de beleidsbrief
ontwikkelingshulp. Daarbij zijn inzichten die geleid hebben tot het nieuwe beleid
op ontwikkelingshulp ook meegenomen in de kabinetsreactie op het WRR rapport.
De leden van de SGP-fractie merken op dat de zeer sterke toon van het eigenbelang
eerst in de beleidsbrief ontwikkelingshulp schuurt met het advies van de WRR op pagina
17–18 waar wordt aanbevolen om meer vanuit de belangen van Afrikaanse landen te denken
om ook de relatie te verbeteren. Deze leden vragen het kabinet hoe de diplomatieke
inzet en de beschouwing van belangen rond de inzet van ontwikkelingshulp elkaar kunnen
versterken in Afrika. Is dit niet strijdig en contraproductief als men in Afrika ontwikkelingssamenwerking
met meer eigengerichtheid en minder budget bedrijft en mogelijk ook ambassades wegbezuinigt
of doet krimpen, zo vragen deze leden. De aan het woord zijnde leden zien in Afrika
een werelddeel van groeiend belang, met ook complexe uitdagingen en hechten aan de
gelijkwaardige relatie die de Afrikastrategie beoogt. De leden vrezen of vermoeden
dat de boodschap van minder aanwezigheid en minder hulp met een sterkere focus op
het eigenbelang de relatie op de lange termijn kan schaden.
33. Antwoord van het kabinet
Het kabinet deelt niet de mening dat een sterkere focus op eigen belang de relatie
schaadt. Afrikaanse landen laten zich overwegend positief uit als we opkomen voor
onze eigen belangen en samen zoeken naar wederzijds voordeel. We blijven daarbij werken
vanuit basale waarden zoals democratie en (internationale) rechtsorde. Daarnaast blijven
we noodhulp verlenen op basis van de acute noden, daar zijn de Nederlandse belangen
geen voorwaarde. Zie verder het antwoord op vragen 1 en 2.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie
op het WRR-rapport «Nederland in een fragmenterende wereldorde». Deze leden herkennen
zich veelal in de aanbevelingen en conclusies van het rapport. Zij hebben over de
kabinetsreactie nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien ook de verschuivende panelen op het wereldtoneel
en erkennen dat dit een andere houding vraagt van Nederland in het buitenlandbeleid.
Daarbij verbazen ze zich over de grote bezuinigingen van dit kabinet op ontwikkelingssamenwerking.
In de context van dit rapport uiten de leden nadrukkelijk hoe onverstandig ze die
bezuinigingen vinden vanuit geopolitiek perspectief. Waarom ziet het kabinet zich
niet, in een veranderende wereldorde en een terugtrekkende beweging van de Verenigde
Staten, ook op ontwikkelingssamenwerking genoodzaakt om juist méér verantwoordelijkheid
te nemen?
34. Antwoord van het kabinet
Het kabinet neemt verantwoordelijkheid en doet dat met een zeker realisme en gepastheid
gezien de geopolitieke realiteit. Realisme dat ook past binnen de afspraken van het
Hoofdlijnen akkoord en het regeerprogramma. Zoals in de beleidsbrief ontwikkelingshulp
beschreven is het hulpbudget nog steeds aanzienlijk, maar moeten we keuzes maken en
focus aanbrengen om effectief te kunnen zijn.29 Het kabinet analyseert de gevolgen van de terugtrekkende beweging van de Verenigde
Staten voor ontwikkelingshulp. Dat geldt ook voor de EU.
Deze leden vragen de Minister hoe hij denkt de belangen van ontwikkelingslanden meer
mee te kunnen wegen, zoals in de Afrikastrategie staat en waar de Minister in de kabinetsreactie
aan refereert, terwijl er bezuinigd wordt op ontwikkelingssamenwerking. Deze conclusies
stroken niet met het handelen van dit kabinet.
35. Antwoord van het kabinet
Zie de beantwoording op de vragen 1 en 2.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in deze context ook om een reflectie op
een recente opinie uit de Volkskrant door diverse experts op het gebied van buitenlandbeleid30. Kan de Minister uiteenzetten hoe de vier pijlers voor het buitenlandbeleid – defensie,
diplomatie, ontwikkelingssamenwerking en internationale handel – zowel in visie als
in concrete daden, bij dit kabinet met elkaar samenhangen? Vindt de Minister dat geïntegreerd
beleid inderdaad mist?
36. Antwoord van het kabinet
De inzet van het kabinet op het buitenlandbeleid is beschreven in het regeerprogramma,
de kabinetsreactie op het WRR-rapport als ook in de beleidsbrief ontwikkelingshulp.31 Die inzet getuigt van een toegenomen integratie van de beleidsterreinen die onderdeel
zijn van het buitenlandbeleid: defensie, diplomatie, ontwikkelingshulp en internationale
handel.
En hoe kijkt hij aan tegen de suggestie van de auteurs om in te zetten op 5 procent
van het nationaal inkomen voor een geïntegreerd buitenlands beleid?
37. Antwoord van het kabinet
Binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) wordt er reeds met een
geïntegreerde blik naar de budgetten voor buitenlandbeleid over de gehele Rijksbegroting
gekeken. Dit zorgt voor meer samenhang in de buitenlandse inzet van dit kabinet. Het
kabinet is geen voorstander om het budget voor het buitenlandbeleid (HGIS + Defensie-uitgaven)
op te hogen tot 5 procent, omdat dat niet past binnen de beleidsmatige en financiële
kaders van het Hoofdlijnenakkoord en de Startnota.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister op welke concrete manieren
dit kabinet meer aandacht besteed aan Azië. Ziet het kabinet noodzaak voor een Azië-strategie?
38. Antwoord van het kabinet
Het kabinet ziet op dit moment geen noodzaak voor een Azië-strategie. In lijn met
de beleidsnotitie «Indo-Pacific: een leidraad voor versterking van de Nederlandse
en EU-samenwerking met partners in Azië»32 is de Nederlandse inzet in de Indo-Pacific regio gericht op het adequaat behartigen
van de Nederlandse en Europese belangen, waaronder duurzame handel, veiligheid en
stabiliteit en vrije doorvaart, in de snelst groeiende regio van de wereld op terreinen
waar Nederland meerwaarde kan bieden en optimaal de inzet van gelijkgezinde landen
benut. Dit vraagt om een intensivering van de Nederlandse inzet op deze samenwerking,
inclusief via brede partnerschappen. Ook speelt het kabinet actief in op de Brusselse
agendabepaling om meer grip te krijgen op de EU-inzet in de regio, inzet van EU-middelen
en concrete uitvoering van de EU Indo-Pacific strategie33. Daarbij zet Nederland ook in op meer coördinatie van maritieme aanwezigheid van
EU-Lidstaten en gelijkgezinde partners in de regio en stimuleert het de EU-discussie
over veiligheidsscenario’s in de regio. Tot slot toont het kabinet zich actief ten
aanzien van bezoek aan en vanuit Aziatische landen, zoals dit semester aan en vanuit
India, China, Japan, Zuid-Korea en Indonesië en worden ook in de marge van bijvoorbeeld
de G-20 bijeenkomst bilaterale besprekingen met ambtsgenoten uit Aziatische landen
aangeknoopt, zoals de Minister van Buitenlandse Zaken onlangs nog deed met bijvoorbeeld
Singapore en de Filipijnen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister om uit een te zetten op welke
manier de Minister zich inzet om de strategische zelfstandigheid van de EU te verbeteren.
Daarbij vragen de voorgenoemde leden ook of de Minister noodzaak ziet om nog beter
op te trekken met landen als Groot-Brittannië en Noorwegen, en op welke wijze hij
dat wil doen.
39. Antwoord van het kabinet
Het kabinet werkt op verschillende manieren aan het versterken van de weerbaarheid
van de EU. Welvaart en veiligheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door het
EU-concurrentievermogen te versterken creëren we de welvaart waarmee we veiligheid kunnen financieren,
en daarmee ons beter kunnen weren tegen externe schokken.34 Het kabinet benadrukt dat de EU een belangrijke rol heeft in het versterken van de
verdedigings- en afschrikkingscapaciteit van lidstaten en de NAVO, voornamelijk door
actief defensie-industriebeleid en het versterken van weerbaarheid. Samenwerking met
bondgenoten en partners is hierbij belangrijk – zoals met het VK en Noorwegen –, evenals
het stimuleren van de Oekraïense defensie-industrie. Ook de VS is hierbij een onmisbare
partner en het kabinet zet zich onverminderd in voor sterke trans-Atlantische samenwerking.
De inzet van de EU ten aanzien van defensie wordt verder vormgegeven in het EU Witboek
Defensie, waarover uw Kamer op 11 april jl. een kabinetsappreciatie ontving.
Het aangaan van partnerschappen met derde landen is eveneens een onderdeel van de
inzet om de weerbaarheid van de EU te versterken. Het kabinet steunt een pragmatische
en actieve EU-handelsagenda en zet daarbij in op versterking van ons verdienvermogen,
bestrijding van oneerlijke concurrentie, verbetering van het mondiale gelijke speelveld,
vermindering van strategische afhankelijkheden zoals voor grondstoffen en groene-
en digitale technologie, en vergroting van onze economische weerbaarheid. Nieuwe handelsakkoorden
kunnen hieraan bijdragen, waarbij elk akkoord op zijn merites zal worden beoordeeld.
Met het gelijkgezinde en nabijgelegen partnerland het VK heeft de EU reeds een handels-
en samenwerkingsovereenkomst gesloten waaronder goederen met de juiste oorsprongsregels
tariefvrij en zonder quota verhandeld kunnen worden. De deur staat wat het kabinet
betreft open om handel verder te versoepelen en ketens te integreren onder voorwaarde
dat de integriteit van de interne markt behouden blijft.
De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven het belang dat het kabinet hecht
aan de inzet op een constructieve trans-Atlantische relatie. Welke strategie hanteert
het kabinet om deze relatie te behouden, zowel op het gebied van veiligheid als op
het gebied van de economie? De leden merken op dat we al voor het aantreden van de
huidige Amerikaanse regering zagen dat de focus van de Amerikaanse regering verschoof
richting Azië. Wat betekent deze trend voor de lange termijn, volgens de Minister?
40. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet in op een positieve, pragmatische en constructieve relatie met de
Amerikaanse regering, en zet in op onder meer samenwerking op het gebied van economie
en veiligheid. De Nederlandse en Europese economieën zijn zeer verweven met de Amerikaanse
en dat maakt dat wij nauwe economische banden blijven onderhouden op zowel op federaal
als op statelijk niveau. Tegelijkertijd dienen we als EU onze belangen te verdedigen
wanneer de VS met handelstarieven komt die onze economie raken. Nederland pleit daarin
voor een robuuste, proportionele en de-escalerende benadering richting de VS. Het
kabinet verwacht dat, gezien de wederzijds belangen en de verbondenheid van de Euro-Atlantische
en Indo-Pacifische veiligheid, de VS betrokken zal blijven bij Europa. Op veiligheidsgebied
vraagt de VS aan Europa duidelijk om meer verantwoordelijkheid te nemen t.a.v. het
naleven van bondgenootschappelijke verplichtingen en op die manier voor de eigen veiligheid.
Het kabinet zal over een nieuwe NAVO-norm voor de NAVO-top in juni in Den Haag een
standpunt innemen en uw Kamer hierover infomeren.
De leden van de ChristenUnie-fractie delen de visie van de kabinetsreactie dat het
ontwikkelen en borgen van deskundigheid over het buitenland in brede zin ontzettend
belangrijk is in de huidige context. Zij delen ook in de erkenning van de belangrijke
rol van ambassades, consulaten en permanente vertegenwoordigingen hierin. In dit licht
vragen deze leden hoe de Minister deze visie rijmt met de bezuinigingen die dit kabinet
doorvoert op ambassades en consulaten.
41. Antwoord van het kabinet
Juist in deze turbulente tijd ligt hier ook een kans voor het Ministerie van Buitenlandse
Zaken en Rijkscollega’s in het buitenland. Nu de speelruimte voor Nederland kleiner
wordt, is onze wereldwijde kennis en kunde een onmisbaar middel om onze belangen te
behartigen. Onze mensen zien kansen, bouwen bruggen en herkennen afhankelijkheden.
Ze helpen Nederlandse bedrijven slagen in het buitenland, en zorgen ervoor dat Nederlanders
goed voorbereid op reis kunnen. We kunnen evenwel niet alles doen, en overal. Steeds
vaker zullen we in ons buitenlands beleid een scherpere afweging moeten maken. In
dat licht heeft het kabinet besloten om de taakstelling op de overheid voor het postennet
terug te brengen naar tien procent. Op basis van deze uitgangspunten wordt het postennet
aangepast.35
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S.L. Dekker, adjunct-griffier