Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Implementatie van het EU Migratiepact (Kamerstuk 32317-908)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 936
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 26 maart 2025
De vaste commissie voor Asiel en Migratie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
                  aan de Minister van Asiel en Migratie over de brief van 6 december 2024 inzake de
                  Implementatie van het EU Migratiepact (Kamerstuk 32 317, nr. 908)
               
De vragen en opmerkingen zijn op 7 februari 2025 voorgelegd aan de Minister van Asiel
                  en Migratie. Bij brief van 26 maart 2025 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Vijlbrief
De griffier van de commissie, Burger
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen
                  van de brief inzake het nationaal implementatieplan asiel- en migratiepact en het
                  implementatieplan zelf. Deze leden hebben vragen hierover.
               
Allereerst stellen deze leden dat het asiel- en migratiepact, met negen verordeningen
                  en een richtlijn een omvangrijke herziening is. Deze leden hadden idealiter het pact
                  op onderdelen steviger gezien, zoals bijvoorbeeld het solidariteitsmechanisme, maar
                  zien het pact als een belangrijke eerste stap hiertoe. Derhalve onderstrepen zij het
                  belang van een gedegen uitvoering. Tegen deze achtergrond maken deze leden zich grote
                  zorgen over de aankomende bezuinigingen op de uitvoerende organisaties in de asielketen
                  en de werkdruk die ontstaat met een aantal aangekondigde wetsvoorstellen; de asielnoodmaatregelenwet
                  en de wet inzake het tweestatusstel.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het uitzonderlijk onverstandig om te
                  bezuinigen op een al jaren vastgelopen asielketen, en deze keten vervolgens te belasten
                  met omvangrijke aanpassingen. Wat betreft de twee wetsvoorstellen geeft ook de Raad
                  voor de rechtspraak (Rvdr) aan dat gezien de forse extra werkbelasting voor de migratieketen,
                  het invoeren van deze twee wetten ervoor zal zorgen dat de asielketen verder zal vastlopen.1 De Rvdr vraagt daarom om uitstel. Is de Minister voornemens dit te doen? Zo nee,
                  waarom niet? Erkent de Minister dat zowel de invoering van het pact als de invoering
                  van twee wetten buitengewoon veel zullen vragen van de gehele asielketen en dat het
                  zeer onverstandig is om deze twee trajecten tegelijkertijd te laten plaatsvinden?
                  Zo nee, waarom niet?
               
Voorts vragen deze leden of er in de aangekondigde wetsvoorstellen elementen zitten
                  die kort van kracht zullen zijn, omdat ze tegenstrijdig zijn met het pact. Kan de
                  Minister voor de asielnoodmaatregelenwet en de wet inzake het tweestatusstelsel aangeven
                  welke elementen tegenstrijdig zijn met de eisen in het asiel- en migratiepact?
               
Kan de Minister aangeven welke punten uit het coalitieakkoord inzake asiel in strijd
                  zijn met de eisen in het asiel- en migratiepact? Hoe rijmt de Minister bijvoorbeeld
                  het voornemen om de rechtsbijstand voor asielzoekers te beperken, zoals is opgenomen
                  in het coalitieakkoord, met de doelstelling van het migratiepact inzake het recht
                  op gratis juridisch advies gedurende de gehele asielprocedure en gratis rechtsbijstand
                  tijdens de beroepsprocedure? Deze leden constateren dat Vluchtelingenwerk Nederland
                  zich onlangs gedwongen voelde om naar de rechter stappen, omdat de Minister bezuinigt
                  op juridische hulp aan asielzoekers.2 Tegelijkertijd verplicht het pact lidstaten minimaal om de asielzoeker vanaf de start
                  van zijn asielprocedure kosteloze onafhankelijke juridische ondersteuning aan te bieden.
                  Kan Nederland nog voldoen aan deze verplichting als deze bezuinigingen blijven staan?
                  Zo ja, hoe? Zo nee, wat is de Minister voornemens te doen?
               
De Minister geeft in de brief aan dat daar waar de verordening ruimte laat voor nationale
                  keuzes, of met het oog op nadere invulling van de regels, ze kiest voor een stringente
                  interpretatie van de EU-regels. Kan de Minister een overzicht geven van waar dit het
                  geval was, en tot welke strengere keuzes dit heeft geleid?
               
Het kabinet schrapt met de invoering van het pact ook andere procedurestappen in de
                  asielprocedure. Zo wordt onder meer de rust- en voorbereidingstermijn geschrapt. Deze
                  leden stellen dat de rust- en voorbereidingstermijn wordt gebruikt om de asielzoeker
                  te informeren over de asielprocedure, hulp te krijgen van een advocaat, voor medisch
                  advies, maar ook om bij te komen van de reis naar Nederland. Kan de Minister aangeven
                  waar al deze zaken met het schrappen van deze termijn een plek krijgen in de asielprocedure?
                  Is het niet verstandiger om de asielprocedure te versnellen door de lange wachttijden
                  en beslistermijnen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan te pakken,
                  in plaats van het schrappen van de paar dagen die asielzoekers krijgen om zich voor
                  te bereiden voor de asielprocedure?
               
Klopt het dat in het implementatiewetsvoorstel van het pact de voorgenomen kabinetsplannen
                  om de gezinshereniging van vluchtelingen drastisch te beperken zijn meegenomen? Deze
                  leden vinden het opnemen van deze voorgenomen beperkingen wat betreft de gezinshereniging
                  van vluchtelingen zeer voorbarig en onverstandig, omdat het wetsvoorstel daartoe nog
                  behandeld moet worden. Bovendien is de kans aanzienlijk dat de het desbetreffende
                  wetsvoorstel aangepast dient te worden, onder meer na advies van de Raad van State.
                  Klopt het dat daarmee het risico bestaat dat implementatiewet van het pact mogelijk
                  niet kan worden aangenomen, of dat de parlementaire behandeling door noodzakelijke
                  tussentijdse aanpassingen ernstig wordt vertraagd en de deadline van 2026 niet worden
                  gehaald? Zo nee, waarom niet?
               
Bijlage I Nationaal implementatieplan asiel- en migratiepact
1. Eurodac
               
Met de nieuwe Eurodac-verordening wordt de leeftijd van personen van wie gegevens
                  worden geregistreerd verlaagd van 14 naar 6 jaar. Kan de Minister aangeven welke aanvullende
                  bepalingen zijn opgenomen in het pact ter bescherming van kinderen? Kan de Minister
                  aangeven hoe deze aanvullende bepalingen eruit komen te zien voor Nederland en welke
                  wetgeving hiervoor aangepast dient te worden? Hoe wordt in de opleidingen van (nieuwe)
                  medewerkers aandacht gegeven aan de omgang en bescherming van kwetsbare kinderen?
               
Eerder gaf de Minister aan dat alleen in naar behoren gemotiveerde omstandigheden
                  en in laatste instantie, nadat alle andere mogelijkheden zijn uitgeput, een evenredige
                  mate van dwang kan worden toegepast om minderjarigen en onderdanen van derde landen
                  of staatlozen die als kwetsbaar worden beschouwd, te dwingen te voldoen aan de verplichting
                  om biometrische gegevens te verstrekken.3 Kan de Minister nader toelichten hoe deze dwang eruit komt te zien? Wie toetst en
                  controleert of er sprake is geweest van een naar behoren gemotiveerde omstandigheid?
               
2. Grensprocedure en screening
               
Wat betekent de recente uitspraak van de rechter waarbij is vastgesteld dat vreemdelingen,
                  die zich al op Nederlands grondgebied bevinden, niet direct mogen worden weggestuurd
                  of zelfs vastgezet?4 Hoeveel vreemdelingen heeft de Koninklijke Marechaussee (KMar) tot op heden gedetineerd
                  en hoeveel mensen moeten worden vrijgelaten naar aanleiding van de uitspraak?
               
Kan de Minister aangeven hoe zij wil voorkomen dat kinderen langdurige negatieve gevolgen
                  ervaren van de vrijheidsbeperkende maatregelen die kunnen worden opgelegd in de grensprocedure?
                  Welke maatregelen zet zij in om deze effecten te voorkomen en te verkleinen? Hoeveel
                  van de 211 locaties voor de asielgrens- en terugkeerprocedure zijn geschikt voor gezinnen
                  met kinderen en wat maakt dat deze locaties daarvoor geschikt zijn?
               
Hoe wil de Minister kwetsbare «kansrijke» subgroepen binnen «veilige» landen van herkomst,
                  bijvoorbeeld LHBTI’s en etnisch-religieuze minderheden op tijd identificeren en hen
                  uitzonderen van de grensprocedure? Welke concrete maatregelen worden hiervoor genomen?
               
Deze leden constateren dat de huidige asielopvang bij lange na niet voldoet aan internationale
                  standaarden en verplichtingen als het gaat om zorg, onderwijs en de begeleiding waar
                  ze recht op hebben. Hoe wil de Minister garanderen dat in de grensprocedure wel de
                  rechten van asielkinderen worden gewaarborgd?
               
Kan de Minister nader toelichten hoe de (nieuwe) screeningsautoriteiten eruit zullen
                  zien? Is het mogelijk dat dit private organisaties zijn? Zo ja, is dat wenselijk?
                  Of zijn het (bestaande) publieke organisaties die hier al ervaring mee hebben? Wie
                  controleert de screeningsautoriteiten? Welke rol krijgen het College van de Rechten
                  van de Mens, de ombudsman en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) bij dit proces?
               
3. Opvang
               
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA lezen dat het Nederlandse opvangsysteem
                  op hoofdlijnen voldoet aan de relevante bepalingen van de nieuwe opvangrichtlijn.
                  Tegelijkertijd constateren deze leden dat de asielopvang in Nederland grotendeels
                  bestaat uit (crisis)noodopvangplekken, waarbij veel basale voorzieningen ontbreken
                  of tekortschieten. Kan de Minister aangeven aan welke bepalingen van de huidige opvangrichtlijn
                  die terugkomen in de nieuwe opvangrichtlijn Nederland op dit moment niet voldoet?
               
Kan de Minister uitgebreid toelichten op welke wijze zij wil voldoen aan de termijn
                  van twee maanden waarbinnen in onderwijs moet worden voorzien voor leer- en kwalificatieplichtige
                  asielzoekers? Hoeveel financiële middelen en hoeveel fte worden ingezet om de huidige
                  termijn van drie maanden, waar nu nog te vaak niet aan wordt voldaan, naar twee maanden
                  te brengen?
               
De nieuwe Opvangrichtlijn zal ook van toepassing zijn op personen die «tijdelijke
                  bescherming» vragen, de huidige groep Oekraïners. Wat betekent dit in de praktijk?
                  Zijn er voorzieningen die opgeschaald dienen te worden? Of voorzieningen waar ontheemden
                  uit Oekraïne nu nog geen recht op hebben, maar na de implementatie van het pact wel?
                  Zo ja, welke voorzieningen en rechten zijn dit?
               
Deze leden lezen dat het de intentie van het kabinet is om een aantal locaties van
                  het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in te richten speciaal voor personen
                  die in aanmerking voor de versnelde procedure. Kan de Minister aangeven om hoeveel
                  locaties en bedden dit zou gaan? Kan de Minister aangeven wanneer deze intentie gerealiseerd
                  dient te worden? Is de Minister hierover in gesprek met het COA? Is zij van mening
                  dat het COA hierop is voorbereid? Welke (financiële) ondersteuning krijgt het COA
                  om deze taak uit te voeren? Hoeveel kost het opzetten van nieuwe asielzoekerscentra
                  voor de versnelde procedure? Hoeveel fte is hiervoor nodig? Aan welke locaties en
                  gemeenten denkt de Minister? Is er bestuurlijk draagvlak voor het openen van deze
                  nieuwe asielzoekerscentra?
               
4. Asielprocedure
               
Voldoet Nederland op dit moment aan artikel 54 van de nieuwe Asielprocedureverordening
                  die stelt dat minderjarigen worden overgebracht naar opvangfaciliteiten «die doeltreffend
                  op hun behoeften zijn afgestemd en zorgen voor een levensstandaard die toereikend
                  is voor de lichamelijke, mentale, spirituele, morele en sociale ontwikkeling van de
                  minderjarige met volledige inachtneming van de vereisten uit de Opvangrichtlijn»?
                  Zo nee, hoe wil de Minister ervoor zorgen dat Nederland hier wel aan voldoet medio
                  2026? Welke concrete stappen wil de Minister hiervoor nemen? Deze leden stellen dat
                  uit het implementatieplan onvoldoende blijkt welke stappen Nederland zal zetten om
                  na de screening en beoordeling daadwerkelijk geschikte opvangplekken aan te bieden
                  voor kwetsbare personen en kinderen. Kan de Minister dat nader toelichten?
               
Klopt het dat het toepassen van de versnelde procedure optioneel is voor alleenstaande
                  minderjarige vreemdelingen (amv’s)? Is de Minister voornemens om, gezien de specifieke
                  kwetsbaarheid van deze groep, ze in de reguliere procedure te behandelen? Zo nee,
                  waarom niet?
               
5. Terugkeer
               
Artikel 42 van de nieuwe Asielprocedureverordening benoemt situaties waarin de grensprocedure
                  verplicht moet worden toegepast. Ook asielzoekers die een gevaar vormen voor de nationale
                  veiligheid of openbare orde moeten worden verwezen naar de grensprocedure. Kan de
                  Minister nader toelichten wat valt onder de openbare orde? Is hier een definitie van
                  en kan de Minister voorbeelden geven van gedragingen die vallen onder «gevaar voor
                  openbare orde»?
               
Deze leden stellen dat het recht op opvang direct vervalt na de mededeling van een
                  overdrachtsbesluit. Na het vervallen van het recht op opvang in de zin van de Opvangrichtlijn
                  moet nog wel een minimale levensstandaard («bed-bad-brood») worden geboden. Kan de
                  Minister aangeven bij wie deze verantwoordelijkheid ligt? Is dat bij de gemeenten
                  of het Rijk?
               
7. Solidariteit
               
In het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) is opgenomen dat Nederland een financiële bijdrage wil leveren in plaats van vreemdelingen
                  uit andere EU-lidstaten over te nemen. Wanneer echter teveel lidstaten dit doen kan
                  dit erin resulteren dat Nederland Dublinclaimanten niet langer kan overdragen. Hoe
                  wordt dit aspect meegenomen in de keuze die gemaakt moet worden over de bijdrage van
                  Nederland? Zijn er specifieke onderdelen/elementen die het kabinet door middel van
                  een financiële bijdrage wil ondersteunen?
               
8. Noodgevallen en crisis
               
Op grond van artikel 32 van de Opvangrichtlijn moet Nederland voorbereid zijn op situaties
                  van een onevenredig hoge instroom. Kan de Minister aangeven wanneer de aantallen «onevenredig
                  hoog zijn» en kan de Minister aangeven hoe lang dit het geval moet zijn voordat het
                  noodplan in werking kan treden? Kan de Minister het noodplan dat op 12 april 2025
                  bij het EU-asielagentschap ingediend moet worden ook aan de Kamer doen toekomen? Zo
                  nee, waarom niet?
               
10. Hervestiging, inclusie en integratie
               
Op welke punten voldoet Nederland niet aan de elementen van de nieuwe Opvangrichtlijn
                  als het gaat om inburgering voor asielzoekers en vluchtelingen? Zijn de bezuinigingen
                  op het programma vroege integratie en participatie een belemmering geweest hierin?
                  Is het voldoende dat in slechts op 38 van de ongeveer 200 asielzoekerscentra een meedoenbalie
                  is?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel. Deze
                  leden hebben hier nog enkele vragen over.
               
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat Dublinclaimanten na een overdrachtsbesluit
                  niet langer in Nederland behoren te zijn. Dit betekent dat zij, in overeenstemming
                  met het asiel- en migratiepact, niet meer in aanmerking zouden moeten komen voor reguliere
                  opvang. Deze leden constateren dat het implementatieplan aangeeft dat Nederland momenteel
                  uitwerkt welke consequenties dit heeft. Deze leden zijn van mening dat vrijheidsbeperkende
                  maatregelen, zoals bijvoorbeeld meldplicht of verblijf in een vrijheidsbeperkende
                  locatie, een effectief middel kunnen zijn om te garanderen dat Dublinclaimanten daadwerkelijk
                  worden overgedragen en Nederland verlaten. In welke fase bevindt de uitwerking van
                  deze opvang zich momenteel en op welke wijze worden vrijheidsbeperkende maatregelen
                  hierin meegenomen?
               
Met de invoering van het migratiepact krijgen asielzoekers in een lopende aanvraagprocedure
                  recht op een dagvergoeding. De leden van de VVD-fractie achten het van belang dat
                  deze vergoeding sober en doelmatig is en in lijn blijft met het Nederlandse stelsel.
                  Hoe hoog wordt deze dagvergoeding en hoe verhoudt zich dit tot de bestaande regeling?
                  Zijn er ook mogelijkheden om bijvoorbeeld bij overlastgevende asielzoekers of asielzoekers
                  die een terugkeerbesluit hebben gekregen, de dagvergoeding om te zetten naar een vergoeding
                  in natura zoals onderwijs, eten en dak boven hun hoofd, maar geen contant of digitaal
                  geld?
               
De leden van de VVD-fractie lezen in het implementatieplan dat de termijn waarbinnen
                  onderwijs moet worden voorzien voor leer- en kwalificatieplichtige asielzoekers wordt
                  teruggebracht naar uiterlijk twee maanden. Dit vergt een nauwe samenwerking met andere
                  ministeries en lokale overheden. In hoeverre worden deze partijen momenteel actief
                  worden betrokken bij de implementatie en welke uitdagingen signaleren zij bij de uitvoering
                  van deze maatregel?
               
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over het feit dat de IND door de invoering
                  van het pact tijdelijk met twee verschillende regelgevingen moet werken. In het implementatieplan
                  wordt aangegeven dat deze situatie mogelijk langer dan gewenst zal aanhouden vanwege
                  de grote voorraad lopende asielaanvragen. Hoeveel tijd heeft de IND nodig om de voorraad
                  aanvragen volgens de oude regelgeving weg te werken en welke maatregelen worden genomen
                  om deze afhandeling te versnellen, zonder dat daarbij het inwilligingspercentage stijgt
                  om ongewenste redenen?
               
Met de implementatie van het pact rijst de vraag of de IND het verouderde systeem
                  Indigo zal blijven gebruiken of dat er wordt gewerkt aan een nieuw ICT-systeem. De
                  leden van de VVD-fractie vinden het essentieel dat de uitvoering van het pact niet
                  wordt belemmerd door verouderde technologie en zien dit moment als een kans om van
                  legacy software af te komen. Deelt de Minister deze mening? Wordt er gewerkt aan een
                  nieuw systeem en, zo ja, zal dit systeem dan uiterlijk op 12 juni 2026 operationeel
                  zijn?
               
De leden van de VVD-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het feit dat er tot
                  ten minste 2029 structureel met externe inhuur zal worden gewerkt voor de implementatie
                  van het pact. Externe inhuur kan zeker wenselijk zijn, bijvoorbeeld op het gebied
                  van grotere ICT-projecten of tijdelijke tekorten aan personeel. Het brengt wel extra
                  kosten met zich mee. De leden van de VVD-fractie willen daarom weten waarom er niet
                  is gekozen om, gezien de structurele behoefte aan personeel voor ten minste vier jaar,
                  eigen medewerkers te werven in plaats van afhankelijk te blijven van externe krachten.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
                  inzake de implementatie van het EU asiel- en migratiepact. Zij verzoeken de Minister
                  om de volgende vragen te beantwoorden.
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat asielaanvragen van veiligelanders volgens
                  het EU asiel- en migratiepact binnen 12 weken, inclusief beroep, moeten worden afgehandeld.
                  De gemiddelde afhandelingsduur in Nederland bedraagt op dit moment echter 14 weken.
                  Heeft de Minister de ambitie om deze termijnen reeds vóór de inwerkingtreding van
                  het pact terug te brengen en op welke wijze denkt zij dit te realiseren? Kan de Minister
                  aangeven welk tijdspad zij voor ogen heeft om de afhandeling van aanvragen van veiligelanders
                  minimaal in lijn te brengen met de Europese termijnen? Kan de Minister inzicht geven
                  in welke wetgevingsvoorstellen zij op korte termijn zal indienen om deze versnelling
                  mogelijk te maken?
               
Kan de Minister aangeven welke lessen Nederland kan trekken uit methodes van andere
                  lidstaten die voor veiligelanders snellere procedures hanteren, zoals de Duitse AnkER-centra,
                  waar screening, beoordeling en terugkeer van kansarme asielaanvragen worden gecombineerd?
                  Heeft zij hiernaast nog methodes van andere lidstaten op het oog die op een effectievere
                  manier met deze groep omgaan? Acht de Minister het invoeren van een vergelijkbare
                  aanpak in Nederland haalbaar?
               
Kan de Minister bevestigen of het heropenen van procesbeschikbaarheidslocaties (pbl)
                  een bijdrage kan leveren aan een efficiëntere afhandeling van deze procedures, ook,
                  en voornamelijk in het kader van de implementatie van het pact?
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat het pact voorschrijft dat de initiële
                  screening van irreguliere migranten binnen vijf dagen moet zijn afgerond en dat er
                  directe doorgeleiding naar de juiste procedure moet plaatsvinden. Welke organisatie
                  gaat deze taak op zich nemen?
               
Kan de Minister toelichten op welke manier de door het pact gestelde termijnen van
                  maximaal zes maanden voor versnelde asielprocedures en maximaal negen maanden voor
                  niet-versnelde procedures kunnen worden gerealiseerd? Welke concrete middelen worden
                  vrijgemaakt om deze termijnen te realiseren? Kan de Minister aangeven tegen welke
                  obstakels zij momenteel aanloopt bij de uitbreiding van de IND-capaciteit?
               
Kan de Minister aangeven hoe de verplichte grensdetentie van maximaal 12 weken voor
                  bepaalde groepen afgewezen asielzoekers kan worden geïmplementeerd?
               
Dublinclaimanten hebben na hun overdrachtsbesluit geen recht meer op reguliere opvang,
                  onder de regels van het pact. Waar worden zij dan ondergebracht en onder welk regime?
               
Kan de Minister bevestigen dat Nederland verplicht is om snellere terugkeerprocedures
                  in te voeren, en nauwer samen te werken met Frontex? Is de Minister reeds in gesprek
                  met Frontex over de praktische uitvoering van deze afspraken? Welke capaciteit en
                  middelen worden vrijgemaakt om deze maatregelen daadwerkelijk uit te voeren?
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat de financiering van het COA én de IND
                  vanaf 2027 aanzienlijk wordt teruggebracht. Verwacht de Minister dat de implementatie
                  van het pact volledig is afgerond voor die tijd? Indien nee, hoe verhoudt deze bezuiniging
                  zich tot de verplichtingen die voortvloeien uit het pact?
               
Kan de Minister uitleggen hoe zij de structurele tekorten bij de uitvoeringsorganisaties
                  denkt te verenigen met de uitgebreide verplichtingen die Nederland op zich neemt onder
                  het pact? Welke aanvullende middelen of maatregelen acht de Minister noodzakelijk
                  om te voorkomen dat de uitvoering van het pact vastloopt door onderfinanciering?
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat het EU asiel- en migratiepact lidstaten
                  verplicht om een bijdrage te leveren aan de opvang van asielzoekers, hetzij door fysieke
                  herplaatsing, hetzij door een financiële bijdrage van 20.000 euro per niet-opgenomen
                  asielzoeker. Wat gebeurt er als een meerderheid van de lidstaten besluit om uitsluitend
                  de financiële bijdrage te leveren en er geen asielzoekers daadwerkelijk worden herplaatst?
                  Hoe garandeert de Minister dat het solidariteitsmechanisme in dat geval nog functioneert?
                  Hoe verhoudt dit zich tot eerdere mislukte verdelingsmechanismen binnen de EU, zoals
                  de Dublinverordeningen en de relocatieprogramma’s na de migratiecrisis van 2015?
               
Hoe voorkomt de Minister dat Nederland structureel wordt gedwongen tot het leveren
                  van een onevenredig hoge financiële bijdrage binnen dit systeem? Welke scenario’s
                  heeft de Minister in kaart gebracht waarin Nederland door andere lidstaten als financier
                  wordt benut zonder dat er daadwerkelijke lastenverdeling plaatsvindt? Kan de Minister
                  uitsluiten dat Nederland in een situatie terechtkomt waarin het dubbel betaalt, namelijk
                  zowel een afkoopsom voor niet-opgenomen asielzoekers als hogere nationale kosten door
                  een voortdurende hoge instroom?
               
Wat is de maximale financiële verplichting die Nederland zou kunnen krijgen als meerdere
                  lidstaten geen asielzoekers opnemen en er een financiële druk ontstaat om de tekorten
                  elders te compenseren? Hoe schat de Minister de totale kosten in die Nederland de
                  komende jaren aan dit afkoopsysteem kwijt is? Kan de Minister toelichten of zij verwacht
                  dat Nederland in de praktijk disproportioneel zal moeten bijdragen aan dit solidariteitsmechanisme?
                  Welke scenario’s heeft de Minister in kaart gebracht?
               
Wat gebeurt er als een lidstaat die heeft gekozen voor financiële uitbetaling, vervolgens
                  alsnog geconfronteerd wordt met irreguliere secundaire migratie van asielzoekers naar
                  dat land?
               
Het pact verplicht om asielzoekers op te nemen of financiële bijdragen te leveren.
                  Hoe verwacht de Minister dat dit mechanisme in de praktijk zal functioneren als meerdere
                  lidstaten simpelweg weigeren om asielzoekers op te nemen?
               
Welke maatregelen treft de Minister om te garanderen dat naast de IND ook het COA
                  voldoende voorbereid is op crisissituaties, conform de bepalingen uit het pact?
               
Kan de Minister aangeven hoeveel personeel Nederland momenteel beschikbaar stelt voor
                  Frontex en hoeveel extra inzet wordt verwacht onder de bepalingen van het pact? Hoe
                  denkt de Minister deze personele verplichting te combineren met de reeds bestaande
                  tekorten en toenemende werkdruk bij de IND en Marechaussee?
               
Zijn er aspecten aan de aankomende nationale asielmaatregelen die nu bij de Raad van
                  State liggen, die op gespannen voet staan met de implementatie van het pact, of die,
                  om dat te implementeren, alsnog moeten worden aangepast?
               
Kan de Minister toezeggen dat zij de Kamer tijdig en volledig informeert over de uitvoeringsproblemen,
                  financiële gevolgen en juridische risico’s die voortvloeien uit de implementatie van
                  het pact?
               
Wat ziet de Minister als de belangrijkste potentiële knelpunten bij de implementatie?
Het pact verplicht tot het bieden van gratis juridische bijstand in alle procedures.
                  In hoeverre is daarbij nader ingevuld wie deze moet bieden, en in welke mate?
               
De leden van de NSC-fractie vragen hoe lang verschillende rechtsregimes zullen bestaan.
                  Kan de Minister toelichten op welke manier overgangsrecht van toepassing is ten aanzien
                  van het nieuwe regime van het asiel en migratiepact?
               
Wat wordt de opdracht aan de nationale solidariteitscoördinator? Wanneer echter te
                  veel lidstaten zullen kiezen voor een financiële bijdrage in het kader van solidariteitsmechanisme,
                  kan dit erin resulteren dat Nederland een deel van de Dublinclaimanten niet langer
                  over kan dragen. Hoe wordt bepaald welke Dublinclaimanten dan wel of niet worden overgedragen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Nationaal Implementatieplan
                  Asiel- en Migratiepact. Wel willen deze leden opmerken dat het implementatieplan dusdanig
                  kort op de deadline van de Europese Commissie naar de Kamer is gestuurd, dat de Kamer
                  hier geen invloed meer op kon uitoefenen. Deze leden verzoeken de Minister daar in
                  het vervolg rekening mee te houden. Gezien de grote en impactvolle wijzigingen die
                  het pact met zich mee zal brengen is het belangrijk dat de Kamer haar controlerende
                  taak goed kan uitvoeren.
               
Deelt de Minister de mening dat Nederland voorop moet lopen in de adequate en tijdige
                  implementatie van het EU asiel- en migratiepact, omdat het spaak lopen van de implementatie
                  in de EU tot gevolg heeft dat Nederland naar alle waarschijnlijkheid meer, in plaats
                  van minder asielzoekers krijgt?
               
Kan de Minister toelichten wat zij bedoelt met de zin «Met dit implementatieprogramma
                  wordt niet vooruitgelopen op integrale besluitvorming binnen het kabinet» in de Kamerbrief?
               
Nationaal Implementatieplan Asiel- en migratiepact
Ten eerste vragen de aan het woord zijnde leden hoe de kosten in bijlage I, bijvoorbeeld
                  voor de benodigde extra fte’s en het opleiden/omscholen van (nieuw) personeel, te
                  rijmen zijn met de enorme bezuinigingen op het ministerie en met name de uitvoeringsorganisaties.
                  Er leven grote zorgen over het effect van deze bezuinigingen, aangezien een tekort
                  aan opvangplekken bij het COA en personeel bij de IND vooral zal leiden tot dure noodopvang
                  en een toename aan dwangsommen.
               
Daarnaast vragen deze leden of de Minister kan garanderen dat het kabinet niet voornemens
                  is wetgeving of beleid in te voeren dat haaks staat op het pact, zoals eerder gebeurde
                  bij het verlengen bij de beslistermijnen die na inwerkingtreding van het pact weer
                  verkort moeten worden.
               
Huidige situatie en belangrijkste benodigde wijzigingen
De leden van de D66-fractie vragen of de Adviesraad Migratie ook heeft geadviseerd
                  op het implementatieplan en het bijbehorende wetsvoorstel en zo nee, waarom niet en
                  of de Minister hen alsnog wil vragen dit te doen. Daarnaast vragen zij de impactanalyses
                  van IND, COA en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTenV) met de Kamer te delen.
               
Bouwstenen
1. Eurodac
               
Welke aanpassingen in de processen moeten worden gedaan en hoe raakt dit de verdere
                  stappen in de asielketen, zo vragen de leden van de D66-fractie.
               
2. Grensprocedure en screening
               
De aan het woord zijnde leden lezen dat het I&R-proces bij inwerkingtreding van het
                  pact bij de IND wordt ingevoegd maar dat er geen extra fte voor de IND is voorzien.
                  Deze leden maken zich zorgen over mogelijk capaciteitsgebrek bij de IND en de vertraging
                  die dit kan opleveren in de procedure. Zij vragen de Minister toe te lichten hoe de
                  extra werklast voor de IND wordt opgevangen.
               
Verder vragen deze leden of de Minister de mening deelt dat er geen kwetsbare mensen
                  in de grensprocedure geplaatst dienen te worden en zo ja, waar deze mensen terecht
                  komen.
               
3. Opvang
               
Kan de Minister bevestigen dat Dublinclaimanten na hun overdrachtsbesluit tot het
                  moment van overdracht altijd recht hebben op fatsoenlijk onderdak en niet op straat
                  zullen belanden, zo vragen de leden van de D66-fractie. Daarnaast vragen zij of de
                  Minister kan toelichten of een (gedeeltelijke) bijdrage aan de zorgkosten leidt tot
                  recht op zorgtoeslag en zo ja, of zij kan toelichten hoe dit wordt vormgegeven gezien
                  het voor Oekraïense ontheemden onuitvoerbaar werd geacht. Is het realistisch om binnen
                  30 dagen individueel te beoordelen of bijzondere opvangbehoeften zijn en binnen drie
                  dagen standaardinformatie over opvangvoorzieningen te verstrekken, gezien de huidige
                  achterstanden en de aangekondigde bezuinigingen?
               
De leden van de D66-fractie vinden het een goede zaak dat het migratiepact voorziet
                  in toegang tot taalcursussen, inburgeringscursussen, beroepsopleidingen en de arbeidsmarkt.
                  Zoals bekend draagt meedoen vanaf dag één bij aan effectieve integratie op de lange
                  termijn. Deze leden vragen de Minister daarom hoeveel geld hiervoor wordt uitgetrokken
                  en hoe vroege inburgeringscursussen eruit gaan zien voor alle opgevangen asielzoekers?
                  Kan de Minister toelichten hoe de toegang tot beroepsopleidingen wordt vormgegeven?
                  Welke stappen gaat de Minister zetten om toegang tot de arbeidsmarkt daadwerkelijk
                  te garanderen en de eerder geconstateerde hindernissen weg te nemen?
               
De leden van de D66-fractie vragen deze Minister ook hoe zij kijkt naar de kwaliteit
                  van opvang in andere lidstaten. Deelt zij de mening dat een slechte kwaliteit hiervan
                  in die lidstaten, maakt dat asielzoekers eerder zullen doorreizen naar een andere
                  lidstaat, bijvoorbeeld naar Nederland, zo vragen zij. Daarnaast vragen zij of de Minister
                  bereid is deze lidstaten daarop aan te spreken en te zorgen dat alle lidstaten zich
                  tijdig en minimaal houden aan de kwaliteitsstandaarden zoals afgesproken in de Opvangrichtlijn.
               
Deze leden vragen ook of het «contingency plan» (verplicht onder de nieuwe Opvangrichtlijn)
                  met de Kamer gedeeld kan worden en of de Minister hierbij kan uitleggen in hoeverre
                  zij na het intrekken van de Spreidingswet en aanpassingen aan de huisvestingswet (het
                  schrappen van de urgentieverklaringen en taakstellingen) nog kan voldoen aan de in
                  de Opvangrichtlijn gestelde eisen.
               
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister bereid is om te zorgen dat het Nederlands
                  Rode Kruis toegang krijgt tot alle opvangcentra, zodat zij asielzoekers kan begeleiden
                  in het zoeken naar familieleden die ze op de vlucht zijn kwijtgeraakt, zoals verplicht
                  onder het aquis. Bovendien vragen zij de Minister om de inname van telefoons van asielzoekers
                  tot een minimum te beperken zodat mensen contact kunnen houden met familieleden in
                  het land van herkomst of op de vlucht.
               
4. Asielprocedure
               
Welke herzieningen in de procedure heeft de Minister voorzien om te kunnen voldoen
                  aan de kortere beslistermijnen, zo vragen deze leden. Zij roepen de Minister daarnaast
                  op om hierbij
               
van de procedures, zoals het schriftelijk horen en het voordeel van de twijfel. Op
                  welke manier wordt de deskundigheid van IND-medewerkers vergroot om een degelijke
                  leeftijdsbepaling te kunnen doen? Daarnaast vragen zij wat het verschil is tussen
                  de «juridische counseling» en het juridische advies dat nu aan asielzoekers wordt
                  gegeven buiten de rechtsbijstand die zij ontvangen. Hoe reageert deze Minister, zo
                  vragen deze leden, op experts die aangeven dat vroege toegang tot een advocaat van
                  belang is om procedures kort te houden? En kan de Minister aangeven op welke wijze
                  legal counselling effectief kan worden vormgegeven als de financiering van Vluchtelingenwerk
                  Nederland met bijna 70 procent afneemt?
               
De leden van de D66-fractie kunnen zich vinden in het schrappen van het aanmeldgehoor.
                  Wel maken zij zich zorgen over het schrappen van de rust- en voorbereidingstijd, omdat
                  deze stap juist bijdraagt aan de kwaliteit van de verdere asielprocedure. Zij vragen
                  de Minister dan ook om dit te heroverwegen om een toename in bezwaar- en beroepsprocedures
                  te voorkomen.
               
6. AMMR/Dublin
               
Op welke manier zal het belang van het kind worden getoetst, zo vragen de leden van
                  de D66-fractie. Daarnaast vragen zij of de Minister kan toelichten hoe het criterium
                  met betrekking tot het hebben van een diploma of kwalificatie zal worden verwerkt
                  in de procedure.
               
7. Solidariteit
               
De leden van de D66-fractie delen de mening van de Minister dat solidariteit een belangrijk
                  uitgangspunt is van het pact. Het is de afgelopen jaren duidelijk geworden dat het
                  lage aantal Dublinoverdrachten, dat de Minister ook beschreef bij de bouwsteen «AMMR/Dublin»,
                  grotendeels het gevolg is van gebrekkige solidariteit. Grenslanden hebben vaak de
                  capaciteit niet om te voldoen aan degelijke registratie en opvang, waardoor overdrachten
                  niet mogelijk zijn. De leden vragen de Minister daarom wat de logica is achter de
                  keuze van het afkopen van solidariteit en hoe zij denkt dat dit zal bijdragen aan
                  een verhoging van het aantal Dublin-overdrachten. Daarnaast vragen zij wat de rol
                  van de solidariteitscoördinator zal zijn, gezien het feit dat Nederland zich niet
                  bereid toont tot deelname aan het solidariteitsmechanisme.
               
8. Noodgevallen en crisis
               
De leden van de D66-fractie vragen de Minister het noodplan ruim voor de deadline
                  van 12 april 2025 te delen met de Tweede Kamer zodat zij de mogelijkheid houdt om
                  hierover in debat te gaan. Kan zij daarin ook ingaan op het voornemen om de spreidingswet
                  in te trekken, de bezuinigingen op de uitvoeringsorganisaties, het terugdraaien van
                  het besluit om het COA een ijzeren voorraad aan opvangplekken te laten behouden en
                  het schrappen van de taakstelling van statushouders, zo vragen zij.
               
9. Horizontaal, juridische waarborgen
               
Kan de Minister toezeggen in het besluit over rechtsbijstand het advies van de Onderzoekscommissie
                  Langdurig verblijvende vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht5 mee te nemen, waarin wordt gesteld: «Investeer in een zorgvuldige behandeling van een eerste asielaanvraag. Dat beperkt
                     vertraging bij beroeps-, vervolg- en vertrekprocedures. Handhaaf daarom de rechtsbijstand
                     voorafgaande aan de start van de achtdaagse Algemene Asielprocedure en de onpartijdige
                     informatievoorziening aan asielzoekers. Het is belangrijk dat de eerste beslissing
                     op een asielverzoek goed is. Daarbij hoort dat alle relevante redenen van de asielzoeker
                     voor zijn aanvraag in Nederland zijn meegewogen.»
10. Hervestiging, inclusie en integratie
               
Welke redenen – naast evident kansarme aanvragen – ziet de Minister toegang tot taallessen,
                  inburgeringscursussen of beroepsopleiding te weigeren, zo vragen de leden van de D66-fractie.
                  Zij vragen of de Minister met hen deelt dat de integratie op lange termijn is gebaat
                  bij vroege deelname aan de Nederlandse maatschappij en het zo vroeg mogelijk leren
                  van de Nederlandse normen en waarden. Hoe gaat de Minister deze vereiste uit het pact
                  implementeren, zo vragen deze leden.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de fractie-BBB hebben kennisgenomen van het voorgenomen EU asiel- en
                  migratiepact. Zij hebben hier nog een aantal vragen over.
               
Bij de asielgrensprocedure die doorlopen wordt aan de buitengrens van de EU, worden
                  bij derdelanders vrijheidsontnemende maatregelen opgelegd om te voorkomen dat de vreemdeling
                  toegang krijgt tot het Schengengrondgebied krijgt. Kan de Minister toelichten hoe
                  deze vrijheidsbeperkende maatregelen eruitzien?
               
De Opvangrichtlijn biedt de mogelijkheid om bepaalde groepen asielzoekers een vrijheidsbeperking
                  op te leggen in het kader van openbare orde of bij een onderduikrisico. Daarnaast
                  biedt de Opvangrichtlijn een nieuwe bewaringsgrondslag voor de asielzoeker die zich
                  niet heeft gehouden aan een eerder opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel. Kan de
                  Minister toelichten hoe deze vrijheidsbeperkende maatregelen eruitzien?
               
De asielprocedure krijgt een verplichte tweedeling in a) een verplichte versnelde
                  procedure voor specifieke groepen en b) de reguliere procedure. In de Nederlandse
                  asielprocedure worden nu enkel asielaanvragen afkomstig uit veilige landen van herkomst
                  versneld behandeld. Momenteel komt vijf procent van alle procedures in de versnelde
                  procedure terecht. Vanaf 12 juni 2026 zal – gebaseerd op de dan geldende definitie
                  – naar verwachting ongeveer 20 procent van de gevallen in de versnelde procedure behandeld
                  moeten worden. Hoe groot acht de Minister de kans van slagen hiervan in verband met
                  de enorme capaciteitsdruk in de asielketen? Hoe gaat zij dit probleem ondervangen?
               
Het migratiepact bestaat uit één richtlijn en in totaal negen verordeningen. Deze
                  richtlijn en verordeningen dienen in tientallen landen gelijktijdig ingevoerd te worden.
                  De leden van de BBB-fractie hebben zorgen over een eenduidige en op eenzelfde manier
                  invoeren in alle landen. Hoe kijkt de Minister hiernaar en kan zij toelichten in hoeverre
                  het haalbaar is dat alle landen dit migratiepact op eenzelfde manier invoeren?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het nationaal
                  implementatieplan en hebben hierover een aantal vragen.
               
2.1 Grensprocedure screening – III De asielgrensprocedure
               
De leden van de CDA-fractie vragen of Schiphol de enige plek in Nederland is die wordt
                  gezien als juridische buitengrens van de EU. Is dit dan ook de enige plek waar de
                  buitengrensprocedure zal worden toegepast? Hoe werkt dit dan voor derdelanders die
                  zich melden in Ter Apel maar wel onder de criteria van asielgrensprocedure vallen
                  (bijvoorbeeld inwilligingspercentage van 20 procent of lager)? Worden deze mensen
                  dan ook naar Schiphol overgebracht of komt er in Ter Apel en op eventuele andere aanmeldlocaties
                  ook een voorziening die voorziet in de eisen van asielgrensprocedure en de benodigde
                  bewaringscapaciteit?
               
Kan op basis van de afgelopen vijf jaar inzichtelijk gemaakt worden wat het aantal
                  eerste aanvragen was van derdelanders met asielverzoek afkomstig uit landen met een
                  inwilligingspercentage van 20 procent en lager en hoe zich dit verhoudt tot de door
                  Europese Commissie aan Nederland opgelegde 211 plaatsen ten behoeve van de asielgrens-
                  en terugkeerprocedure?
               
3.2 Vereisten migratiepact
               
Zijn er in de nieuwe opvangrichtlijn eisen opgenomen over de eisen aan de opvang van
                  Dublinclaimanten die geen recht meer hebben op reguliere opvang? Kunt u een juridische
                  toelichting en uitleg geven op het de door u voorziene vraagstuk van arrest Haqbin
                  en de bepalingen in de herziene opvangrichtlijn? Ook als hierover nog geen conclusies
                  getrokken zijn kunt u dan het (juridische)dilemma schetsen?
               
3.3 Implementatie
               
Kunt u toelichten op welke wijze, met welke criteria en in welke verordening er een
                  uitsluitingsgrond is opgenomen voor het recht op toegang tot de arbeidsmarkt voor
                  specifieke groepen zoals asielzoekers uit veilige landen, Dublinclaimanten?
               
4.3 Implementatie
               
Wat is op basis van de impactanalyse de inschatting van de periode dat de IND nog
                  met twee systemen zal moeten werken nadat vanaf 12 juni 2026 de aanvragen afgedaan
                  dienen te worden in overeenstemming met het Europese migratiepact? Kunt u een uitvoerige
                  beschouwing geven van de samenloop van de implementatie van het EU asiel- en migratiepact
                  en de invoering van het tweestatusstelsel? Heeft dit nieuwe stelsel nog aanvullende
                  uitvoeringsimplicaties op het gebied van personeel, opleiding, ICT etc.? En welke
                  juridische implicaties ontstaan hierdoor?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben het Nationaal Implementatieplan Asiel- en Migratiepact
                  gelezen. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen over
               
De leden van de SP-fractie spreken hun zorgen uit dat met de implementatie van het
                  EU asiel- en migratiepact situaties kunnen gaan ontstaan die overeenkomen met de inhumane
                  omstandigheden in kamp Moria een aantal jaar geleden. Dit omdat de grenslanden nog
                  steeds een groot gedeelte van de opvang voor hun rekening nemen. Dit gebeurt zeker
                  op het moment dat landen zoals Nederland ervoor kiezen alle plekken af te kopen. Erkent
                  de Minister deze zorg? Of verwacht de Minister een andere ontwikkeling? Kan de Minister
                  voor wat dit betreft reageren op de recente asielplannen in Duitsland en of deze ook
                  invloed hebben op de uitvoering van het migratiepact?
               
De leden van de SP-fractie zijn niet te spreken over het voornemen van deze Minister
                  om te kiezen voor het afkopen van plekken. Een essentieel onderdeel van het migratiepact
                  is de verplichte solidariteit die voortkomt uit het feit dat de grenslanden al teveel
                  de last hebben gedragen van de opvang. Dit pact is als het ware een Europese spreidingswet.
                  Waarom kiest de Minister op voorhand voor het afkopen van de plekken? Kan er inzicht
                  worden gegeven in de verwachte kosten die hieraan verbonden zijn en de verwachte kosten
                  die er zouden zijn als wij de vluchtelingen wél zouden opvangen? Deelt de Minister
                  de mening dat het afkopen van onze verantwoordelijkheid richting vluchtelingen die
                  uit oorlogs- of geweld situaties vluchten een slechte zaak is? Te lezen valt in de
                  brief van de Minister dat een belangrijk onderdeel van het pact het solidariteitsmechanisme
                  is en het ingestelde solidariteitsmechanisme moet gaan regelen dat lidstaten waarvan
                  is vastgesteld dat zij onder migratiedruk staan of hier risico op lopen worden bijgestaan
                  door de andere lidstaten. Is Nederland hier überhaupt toe bereid? Hoe ziet de Minister
                  dit voor zich? Is de Minister zich ervan bewust dat als elk land zich zou gedragen
                  zoals Nederland voornemens is om te doen, dat er geen sprake is van solidariteit maar
                  chaos? Is er al een nationale solidariteit coördinator benoemd aangezien de mijlpaal
                  voorzien was eind 2024?
               
De leden van de SP-fractie lezen dat er veel discussie is over het begrip «veilig
                  land» en dat de Europese Commissie bezig is met plannen om dit begrip verder op te
                  rekken. Om welke voorstellen gaat het en wanneer kan de Kamer deze verwachten? Wat
                  verstaat deze Minister onder een «veilig land» en is iemands persoonlijke situatie
                  zoals de seksuele geaardheid nog van invloed op de vraag of dit land veilig is voor
                  deze persoon? Te lezen valt in de Nederlandse plannen dat nu vijf procent van de veiligelanders
                  in een versnelde procedure terechtkomt en dat dit vanaf 2026 vanwege het oprekken
                  van de definities 20 procent zal zijn. Welke definitie wordt hier precies opgerekt
                  en hoe? Kan de Minister hier verder over uitweiden? Deelt de Minister de mening dat
                  als de Europese Unie een overeenkomst heeft gesloten met een land, dit land niet per
                  definitie een «veilig land» is?
               
De leden van de SP-fractie maken zich in het nieuwe pact zorgen over vluchtelingen
                  die zonder documenten naar een land komen. Lezen deze leden het goed dat deze personen
                  altijd ook in de grensdetentie terecht zullen komen?
               
De leden van de SP-fractie hebben zorgen over de juridische stappen die vluchtelingen
                  kunnen nemen in het nieuwe migratiepact. Klopt het dat een vluchteling maar vijf dagen
                  de tijd heeft om in beroep te gaan? Is er in Nederland wat dit betreft altijd de mogelijkheid
                  om met een advocaat te spreken? Hebben hulporganisaties en advocaten toegang tot de
                  detentiecentra? Erkent de Minister dat niet in alle gevallen deze mogelijkheden er
                  zijn voor vluchtelingen en is zij bereid met haar collega’s in gesprek te gaan om
                  op zijn minst deze mogelijkheid te bieden?
               
De leden van de SP-fractie willen in algemene zin vragen wat de grootste beleidsinhoudelijke
                  wijzigingen zijn die de Minister ziet in het gehele migratiepact voor Nederland, los
                  van de logistieke kwesties. Deze leden zien bijvoorbeeld dat de Minister erkent dat
                  een bestaande uitdaging van de IND het werven, behouden en versterken van het personeel
                  is. Maar hoe gaat dit veranderen als de begroting van het IND gedecimeerd wordt vanaf
                  2027? Op welke manier is een investering in het personeel dan überhaupt een optie?
                  Vindt de Minister ook dat de geplande bezuinigingen op het IND in schril contrast
                  staan met de intensivering die juist vanaf juni 2026 nodig is als dit pact eenmaal
                  geïmplementeerd is? Ditzelfde geldt toch ook voor het COA waar een flinke intensivering
                  nodig is terwijl er een grote bezuiniging in 2027 voorhanden is?
               
De leden van de SP-fractie hebben nog vragen over de implementatie in samenhang met
                  de huidige nationale wetgeving en de nationale asielprocedure. Hoe kan het EU-migratiepact
                  worden gelezen in samenhang met de nationale wetgeving voor strengere asielwetgeving
                  die er dit jaar nog aan komt? Hoe grijpt dat op elkaar in? Is dat al helemaal duidelijk,
                  hoe wordt daar rekening mee gehouden? Kan de uitvoering al die wijzigingen na elkaar
                  eigenlijk wel aan?
               
De leden van de SP-fractie hebben nog een specifieke vraag over de kinderrechten.
                  Klopt het dat kinderen altijd uitgesloten worden van sobere opvang, ongeacht van hun
                  procedure, omdat Nederland op grond van artikel 26 Opvangrichtlijn de verplichting
                  heeft om hen altijd kindvriendelijke opvang te bieden, waar de sobere opvang niet
                  aan kan voldoen?
               
Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie nog vragen over de opzet van de grensdetentie
                  en de omstandigheden hiervan. Klopt het dat ook kinderen terecht kunnen komen in deze
                  grensdetentie en onder welke voorwaarden dit wel of niet gebeurt? Lezen deze leden
                  het goed dat gezinnen met kinderen in principe niet in de detentiecentra terecht zullen
                  komen? Welke kosten zijn verbonden aan het inrichten van deze detentiecentra?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het implementatieplan
                  van het EU asiel- en migratiepact. Zij hebben daarover een enkele vraag.
               
Eerder heeft de SGP-fractie een motie ingediend die de regering vraagt zich op Europees
                  niveau in te zetten om de bevolkingsdichtheid mee te wegen bij de verdeling van asielzoekers.6 De regering stelt zich steeds op het standpunt dat dit niet meer kan worden meegenomen
                  bij de uitwerking van het huidige migratiepact en dat het daarom pas bij de herziening
                  van de betreffende wetgeving in 2027 aan de orde is. Toch is op dit moment nog niet
                  alles in kannen en kruiken ten aanzien van uitwerking van het pact. Zo moet nog worden
                  vastgesteld hoe wordt omgegaan met artikel 78:3 van het EU-werkingsverdrag over solidariteit
                  in crisissituaties, zoals is ingezet bij tijdelijke relocatieprogramma vanuit Griekenland
                  en Italië in 2015. Voorziet de Minister dat in aanvulling op maatregelen uit de solidariteitspool
                  er ook nog maatregelen kunnen worden genomen op grond van artikel 78:3 van het EU-werkingsverdrag?
                  Zo ja, is zij bereid bij de uitwerking van de verdeelsleutel hiervoor te pleiten voor
                  het meewegen van bevolkingsdichtheid, in lijn met deze aangenomen motie? En is zij
                  bereid bij alle komende voorstellen ten aanzien van verdeling van asielzoekers dit
                  als uitgangspunt te hanteren?
               
II Reactie van de bewindspersoon
               
Dank aan de leden van de fracties GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, D66, BBB, CDA, SP en
                  SGP voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van de Kamerbrief inzake de implementatie
                  van het EU-Migratiepact van 6 december 2024. In het navolgende worden de vragen van
                  uw leden per fractie beantwoord, in de volgorde waarin de vragen zijn gesteld.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen
                     van de brief inzake het nationaal implementatieplan asiel- en migratiepact en het
                     implementatieplan zelf. Deze leden hebben vragen hierover. Allereerst stellen deze
                     leden dat het asiel- en migratiepact, met negen verordeningen en een richtlijn een
                     omvangrijke herziening is. Deze leden hadden idealiter het pact op onderdelen steviger
                     gezien, zoals bijvoorbeeld het solidariteitsmechanisme, maar zien het pact als een
                     belangrijke eerste stap hiertoe. Derhalve onderstrepen zij het belang van een gedegen
                     uitvoering. Tegen deze achtergrond maken deze leden zich grote zorgen over de aankomende
                     bezuinigingen op de uitvoerende organisaties in de asielketen en de werkdruk die ontstaat
                     met een aantal aangekondigde wetsvoorstellen; de asielnoodmaatregelenwet en de wet
                     inzake het tweestatusstel. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het uitzonderlijk
                     onverstandig om te bezuinigen op een al jaren vastgelopen asielketen, en deze keten
                     vervolgens te belasten met omvangrijke aanpassingen. Wat betreft de twee wetsvoorstellen
                     geeft ook de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) aan dat gezien de forse extra werkbelasting
                     voor de migratieketen, het invoeren van deze twee wetten ervoor zal zorgen dat de
                     asielketen verder zal vastlopen.7 De Rvdr vraagt daarom om uitstel. Is de Minister voornemens dit te doen? Zo nee,
                     waarom niet?
Nee, ik ben niet voornemens dat te gaan doen. De voorgestelde maatregelen zullen naar
                  verwachting ervoor zorgen dat procedures efficiënter worden ingericht en de instroom
                  daalt. Daardoor zal ook de druk op de migratieketen afnemen. De wetsvoorstellen moeten
                  zorgvuldig en tegelijkertijd zo snel mogelijk tot stand komen. Daarbij worden geen
                  stappen- die verplicht zijn voor het wetstraject- overgeslagen. Wel zijn bepaalde
                  stappen versneld doorlopen, zoals de consultatiefase. Ten overvloede wijs ik erop
                  dat op nadrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer geen gebruik is gemaakt van het staatsnoodrecht.
                  Het alternatief volgens dezelfde Kamer was om met spoed het gebruikelijke wetstraject
                  te doorlopen. Dat is wat ik nu doe.
               
Erkent de Minister dat zowel de invoering van het pact als de invoering van twee wetten
                     buitengewoon veel zullen vragen van de gehele asielketen en dat het zeer onverstandig
                     is om deze twee trajecten tegelijkertijd te laten plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Ik besef dat twee implementatietrajecten relatief kort op elkaar veel vragen van de
                  uitvoeringsorganisaties. De IND geeft aan dat de implementatietrajecten zoveel mogelijk
                  op elkaar afgestemd en wijzigingen bij voorkeur in één keer geïmplementeerd moet worden.
                  Tegelijkertijd zijn de voorgenomen maatregelen hard nodig om grip te krijgen op de
                  asielmigratie. Het kabinet is van mening dat de maatregelen zoals die zijn opgenomen
                  in de wetsvoorstellen zo snel mogelijk moeten worden ingevoerd en daarom niet zonder
                  meer gewacht kan worden op inwerkingtreding van het Pact medio 2026. Daarbij wordt
                  wel rekening gehouden met de tijd die nodig is bij de uitvoeringsorganisaties om de
                  wetsvoorstellen te implementeren. Bij de wetsvoorstellen wordt al zo veel mogelijk
                  rekening gehouden met de bepalingen van het Pact zodat de overgang gestroomlijnd plaats
                  vindt.
               
Voorts vragen deze leden of er in de aangekondigde wetsvoorstellen elementen zitten
                     die kort van kracht zullen zijn, omdat ze tegenstrijdig zijn met het pact. Kan de
                     Minister voor de asielnoodmaatregelenwet en de wet inzake het tweestatusstelsel aangeven
                     welke elementen tegenstrijdig zijn met de eisen in het asiel- en migratiepact?
De verhouding tussen de voorstellen voor de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering
                  tweestatusstelsel tot het Asiel- en migratiepact komt aan de orde in het kader van
                  de behandeling van die wetsvoorstellen. Daarbij geldt dat het kabinet geen maatregelen
                  neemt die strijdig zijn met of op gespannen voet staan met het Asiel- en migratiepact.
               
Kan de Minister aangeven welke punten uit het coalitieakkoord inzake asiel in strijd
                     zijn met de eisen in het asiel- en migratiepact? Hoe rijmt de Minister bijvoorbeeld
                     het voornemen om de rechtsbijstand voor asielzoekers te beperken, zoals is opgenomen
                     in het coalitieakkoord, met de doelstelling van het migratiepact inzake het recht
                     op gratis juridisch advies gedurende de gehele asielprocedure en gratis rechtsbijstand
                     tijdens de beroepsprocedure?
Het Asiel- en migratiepact is per 12 juni 2026 van toepassing in de Nederlandse rechtsorde.
                  Dat betekent dat de nationale wetgeving met ingang van die datum daarmee in overeenstemming
                  moet zijn. Dat geldt ook voor de wijze waarop invulling zal worden gegeven aan het
                  voornemen om de rechtsbijstand voor asielzoekers te beperken. In de huidige Nederlandse
                  asielprocedure heeft een asielzoeker vanaf de start van zijn asielprocedure recht
                  op kosteloze rechtsbijstand van een advocaat. Onder de Asielprocedureverordening uit
                  het Asiel- en migratiepact worden lidstaten minimaal verplicht om de asielzoeker vanaf
                  de start van zijn asielprocedure kosteloze onafhankelijke juridische ondersteuning
                  («counseling») aan te bieden. Juridische counseling is niet hetzelfde als rechtsbijstand
                  in de huidige vorm en daarom kan volstaan worden met een «lichtere» vorm van juridische
                  ondersteuning dan nu het geval is. Zo kent de Nederlandse asielprocedure momenteel
                  dus extra waarborgen boven op de minimumnorm uit de huidige en toekomstige Europese
                  asielwetgeving. De Nederlandse invulling aan deze norm zal indachtig de ambities uit
                  het regeerprogramma worden bepaald.
               
Deze leden constateren dat Vluchtelingenwerk Nederland zich onlangs gedwongen voelde
                     om naar de rechter stappen, omdat de Minister bezuinigt op juridische hulp aan asielzoekers.8 Tegelijkertijd verplicht het pact lidstaten minimaal om de asielzoeker vanaf de start
                     van zijn asielprocedure kosteloze onafhankelijke juridische ondersteuning aan te bieden.
                     Kan Nederland nog voldoen aan deze verplichting als deze bezuinigingen blijven staan?
                     Zo ja, hoe? Zo nee, wat is de Minister voornemens te doen?
Het Asiel- en migratiepact verplicht lidstaten inderdaad minimaal om de asielzoeker
                  vanaf de start van zijn asielprocedure kosteloze onafhankelijke juridische ondersteuning
                  («counseling») aan te bieden. De counseling moet, blijkens artikel 19 van de Asielprocedureverordening,
                  worden geboden door «onafhankelijke juridische counselors, die krachtens het nationale
                  recht zijn erkend of toegelaten om de verzoekers counseling te verstrekken, dan wel
                  door niet-gouvernementele organisaties die krachtens het nationale recht zijn geaccrediteerd
                  om juridische diensten of vertegenwoordiging aan verzoekers te bieden.» Het staat
                  lidstaten vrij om zelf de partij of organisatie aan te wijzen die deze taken op zich
                  moet nemen. De Nederlandse invulling aan deze verplichting moet nog worden bepaald.
               
De Minister geeft in de brief aan dat daar waar de verordening ruimte laat voor nationale
                     keuzes, of met het oog op nadere invulling van de regels, ze kiest voor een stringente
                     interpretatie van de EU-regels. Kan de Minister een overzicht geven van waar dit het
                     geval was, en tot welke strengere keuzes dit heeft geleid?
In antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de Kamerbrief van 6 december 2024 (Kamerstukken
                  II, 2024–2025 32 317 nr. 908). Daarin is toegelicht dat met de invoering van het Asiel- en migratiepact onverplichte
                  nationale procedurestappen in de asielprocedure worden geschrapt. Zo worden de voornemenprocedure,
                  het nu verplichte aanmeldgehoor en de rust- en voorbereidingstermijn afgeschaft.
               
Het kabinet schrapt met de invoering van het pact ook andere procedurestappen in de
                     asielprocedure. Zo wordt onder meer de rust- en voorbereidingstermijn geschrapt. Deze
                     leden stellen dat de rust- en voorbereidingstermijn wordt gebruikt om de asielzoeker
                     te informeren over de asielprocedure, hulp te krijgen van een advocaat, voor medisch
                     advies, maar ook om bij te komen van de reis naar Nederland. Kan de Minister aangeven
                     waar al deze zaken met het schrappen van deze termijn een plek krijgen in de asielprocedure?
Het schrappen van de rust- en voorbereidingstermijn betekent niet dat alle genoemde
                  onderdelen vervallen. Uit het Asiel- en migratiepact volgt dat de asielzoeker tijdens
                  de gehele procedure recht heeft op juridische ondersteuning. Deze juridische ondersteuning
                  omvat begeleiding en uitleg over de administratieve procedure. Ook omvat dit juridische
                  aangelegenheden die zich tijdens de procedure voordoen. Deze juridische bijstand hoeft
                  niet te worden verleend door een advocaat. Zoals eerder genoemd moet de Nederlandse
                  invulling aan deze verplichting nog worden bepaald.
               
Uit het Asiel- en migratiepact volgt verder dat verplicht beoordeeld moet worden of
                  een asielzoeker bijzondere procedurele waarborgen behoeft. De IND kijkt bij het begin
                  van de procedure of er sprake is van mogelijke kwetsbaarheid en of een aanvrager speciale
                  ondersteuning nodig heeft tijdens de asielprocedure. Als er serieuze redenen zijn
                  om aan te nemen dat iemand om medische redenen niet door de IND gehoord kan worden,
                  zal er een medisch onderzoek worden aangeboden om te kijken of een vreemdeling gehoord
                  kan worden. Daarnaast vereist het Pact dat asielzoekers helemaal aan het begin van
                  de asielprocedure een voorlopige medische check krijgen door gekwalificeerd medisch
                  personeel en een voorlopige check op kwetsbaarheid door daartoe opgeleid personeel.
               
Het uitvoeren van de genoemde stappen neemt tijd in beslag. In de praktijk zullen
                  er altijd voldoende dagen zitten tussen de eerste aanmelding en de start van het nader
                  gehoor, waardoor er ruimte is voor asielzoekers om bij te komen van hun reis.
               
Is het niet verstandiger om de asielprocedure te versnellen door de lange wachttijden
                     en beslistermijnen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan te pakken,
                     in plaats van het schrappen van de paar dagen die asielzoekers krijgen om zich voor
                     te bereiden voor de asielprocedure?
De huidige asielprocedure bevat een aantal verplichte stappen die niet volgen uit
                  Europese regelgeving. De IND verwacht dat zowel het afschaffen van de rust- en voorbereidingstermijn
                  als het afschaffen van het verplichte aanmeldgehoor gaan bijdragen aan het versnellen
                  van de asielprocedure en het verminderen van complexiteit van de asielprocedure. Zoals
                  aangegeven in mijn vorige antwoord zullen er in de praktijk altijd dagen zitten tussen
                  de eerste aanmelding en de start van het nader gehoor, waardoor er ruimte is voor
                  de asielzoeker om zich voor te bereiden op de asielprocedure.
               
Los van de invoering van het Asiel- en migratiepact heeft de IND de ambitie om tijdiger
                  te beslissen op aanvragen. Dit doet de IND via drie lijnen: 1) de complexiteit in
                  de behandeling van een aanvraag te verminderen, 2) door slimmer en efficiënter te
                  werken en 3) door beperkt meer personeel aan te trekken. Ook dit zal bijdragen aan
                  het verkorten van de doorlooptijden.
               
Klopt het dat in het implementatiewetsvoorstel van het pact de voorgenomen kabinetsplannen
                     om de gezinshereniging van vluchtelingen drastisch te beperken zijn meegenomen? Deze
                     leden vinden het opnemen van deze voorgenomen beperkingen wat betreft de gezinshereniging
                     van vluchtelingen zeer voorbarig en onverstandig, omdat het wetsvoorstel daartoe nog
                     behandeld moet worden. Bovendien is de kans aanzienlijk dat het desbetreffende wetsvoorstel
                     aangepast dient te worden, onder meer na advies van de Raad van State. Klopt het dat
                     daarmee het risico bestaat dat implementatiewet van het pact mogelijk niet kan worden
                     aangenomen, of dat de parlementaire behandeling door noodzakelijke tussentijdse aanpassingen
                     ernstig wordt vertraagd en de deadline van 2026 niet worden gehaald? Zo nee, waarom
                     niet?
Het voorstel voor de Uitvoerings- en implementatiewet Asiel- en migratiepact 2026
                  is op 20 december 2024 voor een periode van acht weken in consultatie gebracht en
                  voor advies voorgelegd aan een aantal betrokken organisaties. Na de consultatie- en
                  adviesfase wordt bezien of en zo ja, op welke onderdelen dit wetsvoorstel aanpassing
                  behoeft. Daarbij wordt ook de samenloop met het voorstel voor de Wet invoering tweestatusstelsel
                  nader beschouwd en zo nodig verhelderd.
               
Bijlage I Nationaal implementatieplan asiel- en migratiepact
1. Eurodac
               
Met de nieuwe Eurodac-verordening wordt de leeftijd van personen van wie gegevens
                     worden geregistreerd verlaagd van 14 naar 6 jaar. Kan de Minister aangeven welke aanvullende
                     bepalingen zijn opgenomen in het pact ter bescherming van kinderen? Kan de Minister
                     aangeven hoe deze aanvullende bepalingen eruit komen te zien voor Nederland en welke
                     wetgeving hiervoor aangepast dient te worden? Hoe wordt in de opleidingen van (nieuwe)
                     medewerkers aandacht gegeven aan de omgang en bescherming van kwetsbare kinderen?
Waarborgen voor minderjarigen bij afname van biometrische gegevens ten behoeve van
                  Eurodac zijn opgenomen in de nieuwe Eurodacverordening. Zo wordt onder meer gesteld
                  dat de procedure voldoende zorgvuldig en kindvriendelijk moet zijn zodat de minderjarige
                  zich veilig voelt bij het meewerken aan het verzamelen van gegevens. De minderjarige
                  moet tijdens de volledige duur van de afname worden vergezeld door een volwassen familielid,
                  indien aanwezig. Een niet-begeleide minderjarige wordt vergezeld door een vertegenwoordiger,
                  of, indien geen vertegenwoordiger is aangewezen, een persoon die is opgeleid om de
                  belangen van het kind en zijn algemene welzijn zo goed mogelijk te beschermen. Deze
                  persoon kan niet de ambtenaar zijn die verantwoordelijk is voor het afnemen van biometrische
                  gegevens en handelt onafhankelijk en ontvangt geen opdrachten van de desbetreffende
                  ambtenaar of dienst. Indien een vertegenwoordiger is aangewezen uit hoofde van de
                  Opvangrichtlijn zal dat de begeleidende persoon zijn.
               
Daarnaast heeft de verlaging van de leeftijdsgrens voor afname biometrie ook de functie
                  om de identiteit van (jonge) minderjarige kinderen vast te stellen en de lidstaten
                  te helpen bij het opsporen van familieleden of het vaststellen van banden die een
                  kind met een andere lidstaat zou kunnen hebben en bij het traceren van vermiste kinderen
                  en de aanpak van mensenhandel- en smokkel van (jonge) minderjarige kinderen.
               
Het Asiel- en migratiepact verplicht dat minderjarigen op kindvriendelijke en leeftijdsgeschikte
                  wijze worden ondersteund door personeel dat opgeleid en gekwalificeerd is om met minderjarigen
                  om te gaan. Indien de minderjarige een alleenstaande minderjarige vreemdeling is zal
                  de minderjarige vergezeld worden door een vertegenwoordiger van de nationale kinderbeschermingsautoriteiten.
                  Voogdijinstelling Nidos wordt aangemerkt als nationale kinderbeschermingsautoriteit.
                  Dat betekent in de praktijk dat betrokkenheid van Nidos ten tijde van het screeningsproces
                  geborgd zal moeten worden.
               
Eerder gaf de Minister aan dat alleen in naar behoren gemotiveerde omstandigheden
                     en in laatste instantie, nadat alle andere mogelijkheden zijn uitgeput, een evenredige
                     mate van dwang kan worden toegepast om minderjarigen en onderdanen van derde landen
                     of staatlozen die als kwetsbaar worden beschouwd, te dwingen te voldoen aan de verplichting
                     om biometrische gegevens te verstrekken.9 Kan de Minister nader toelichten hoe deze dwang eruit komt te zien? Wie toetst en
                     controleert of er sprake is geweest van een naar behoren gemotiveerde omstandigheid?
De procedure dient te worden uitgevoerd overeenkomstig de praktijk van de betreffende
                  lidstaat en toegepast overeenkomstig de waarborgen die zijn verankerd in het Handvest
                  van de grondrechten van de EU en in het EVRM. Er zal zo veel mogelijk worden aangesloten
                  bij bestaande bevoegdheden en de bestaande praktijk. Dat betekent dat de toepassing
                  van (lichte) dwang is voorbehouden aan de ambtenaren aangesteld voor de politietaak
                  overeenkomstig artikel 7 en artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Politiewet
                  2012. Dit betreft de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel
                  (AVIM) en de Koninklijke Marechaussee (KMar).
               
De situatie dat een vreemdeling weigert zijn vingerafdrukken te laten afnemen, doet
                  zich in Nederland overigens maar sporadisch voor. Ingeval de vreemdeling zich daadwerkelijk
                  verzet, is het onmogelijk geslaagde vingerafdrukken af te nemen. De biometrie van
                  zo’n vreemdeling blijft dan onbekend en kan reden zijn om de aanvraag als kennelijk
                  ongegrond af te wijzen.
               
2. Grensprocedure en screening
               
Wat betekent de recente uitspraak van de rechter waarbij is vastgesteld dat vreemdelingen,
                     die zich al op Nederlands grondgebied bevinden, niet direct mogen worden weggestuurd
                     of zelfs vastgezet?10
                     
Zoals met uw Kamer gedeeld, heeft Nederland per 9 december 2024 de grenscontroles
                  heringevoerd. In een individuele zaak is nadat een vreemdeling is onderkend een maatregel
                  van bewaring opgelegd. De rechter oordeelt in die zaak dat de toegangsweigering onrechtmatig
                  is. In opvolging van deze uitspraak heb ik in deze individuele zaak, conform de uitspraak,
                  de detentiemaatregel opgeheven. Er is door mij in deze individuele zaak geen hoger
                  beroep ingesteld omdat andere onderdelen in het individuele dossier zich daartegen
                  verzetten. Dat laat onverlet dat ik onverminderd blijf inzetten op de binnengrenscontroles.
                  Als zich een zaak voordoet waarin een vergelijkbaar oordeel wordt gegeven door de
                  rechter in eerste aanleg, zal ik dat indien mogelijk wel aanvechten in hoger beroep.
                  Naar mijn opvatting was de uitspraak in die individuele zaak immers niet gebaseerd
                  op de meest recente jurisprudentie op dit onderwerp.
               
Hoeveel vreemdelingen heeft de Koninklijke Marechaussee (KMar) tot op heden gedetineerd
                     en hoeveel mensen moeten worden vrijgelaten naar aanleiding van de uitspraak?
Zoals eerder toegezegd zal ik in maart aanstaande uw Kamer informeren over de resultaten
                  van binnengrenscontroles. De uitspraak van de rechter is gedaan in een individuele
                  zaak. In die zaak zijn aan de uitspraak consequenties verbonden. Zoals aangegeven
                  zijn indiduele omstandigheden in het dossier aanleiding geweest in deze zaak niet
                  in hoger beroep te gaan. Dit is dus niet doorgetrokken naar andere zaken.
               
Kan de Minister aangeven hoe zij wil voorkomen dat kinderen langdurige negatieve gevolgen
                     ervaren van de vrijheidsbeperkende maatregelen die kunnen worden opgelegd in de grensprocedure?
                     Welke maatregelen zet zij in om deze effecten te voorkomen en te verkleinen? Hoeveel
                     van de 211 locaties voor de asielgrens- en terugkeerprocedure zijn geschikt voor gezinnen
                     met kinderen en wat maakt dat deze locaties daarvoor geschikt zijn?
Het Asiel- en migratiepact verplicht de lidstaten in bepaalde situaties de asielgrensprocedure
                  toe te passen. Hierdoor kan het voorkomen dat begeleide en eventueel ook niet-begeleide
                  minderjarige vreemdelingen hun asielprocedure doorlopen vanuit grensdetentie. Voor
                  minderjarige kinderen in gezinsverband kan dit voorkomen wanneer zij de nationaliteit
                  hebben van een land waarvan het inwilligingspercentage EU-breed lager dan 20% betreft,
                  zij de autoriteiten misleiden of wanneer zij een gevaar vormen voor de openbare orde
                  of de nationale veiligheid. De asielaanvraag van een alleenstaande minderjarige vreemdeling
                  kan alleen in de asielgrensprocedure worden behandeld wanneer de vreemdeling een gevaar
                  voor de openbare orde of nationale veiligheid is of om die reden eerder gedwongen
                  is uitgezet. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld11 stelt de Opvangrichtlijn waarborgen voor de detentie van minderjarigen. Zo speelt
                  het belang van het kind een leidende rol en mag de detentie niet langer duren dan
                  strikt noodzakelijk. De asielgrensprocedure wordt beëindigd of niet toegepast wanneer
                  de noodzakelijke ondersteuning op grond van de Opvangrichtlijn niet (langer) geboden
                  kan worden of wanneer hier relevante medische redenen voor zijn. Het kabinet zet in
                  op het gebruik van Gesloten Gezinsvoorziening (GGV) in het Justitieel Complex Zeist.
                  Deze locatie is speciaal voor (gezinnen met) minderjarigen ontwikkeld met een minimale
                  detentiebeleving. Zo verblijven de gezinnen in een eigen woning op het terrein, is
                  er volledige bewegingsvrijheid binnen het complex en toegang tot speel- en sportvoorzieningen.12 Momenteel bevinden zich op de GGV 72 plekken voor vreemdelingen in gezinsverband
                  (12 huisjes met elk 6 bedden) en een afdeling voor niet-begeleide minderjarigen van
                  10 plaatsen. Het betreft hier echter de celcapaciteit van DJI, terwijl de Asielprocedureverordening
                  Nederland ertoe verplicht om gelijktijdig 211 asielgrensprocedures en/of terugkeergrensprocedures
                  te kunnen voeren. Het getal 211 refereert daarbij niet enkel aan de celcapaciteit
                  maar ook aan de capaciteit van de IND en DTenV om deze procedures te doorlopen. Het
                  kabinet is voornemens om de benodigde capaciteit flexibel in te richten, zodat wanneer
                  de capaciteit niet ingezet hoeft te worden deze aangewend kan worden voor andere doeleinden.
               
Hoe wil de Minister kwetsbare «kansrijke» subgroepen binnen «veilige» landen van herkomst,
                     bijvoorbeeld LHBTI’s en etnisch-religieuze minderheden op tijd identificeren en hen
                     uitzonderen van de grensprocedure? Welke concrete maatregelen worden hiervoor genomen?
De beoordeling of een asielzoeker de asielgrensprocedure kan doorlopen is altijd een
                  individuele beoordeling. Tijdens het screeningsproces wordt hiertoe een eerste voorlopige
                  beoordeling gemaakt. Indien bij die beoordeling reeds wordt vastgesteld dat geen passende
                  steun verleend kan worden in de grensprocedure, zal de grensprocedure niet toegepast
                  worden. Nadat de vreemdeling is toegelaten tot de grensprocedure, volgt zo spoedig
                  mogelijk het persoonlijk onderhoud. Als op enig moment tijdens de procedure blijkt
                  dat het toepassen van de grensprocedure ongeacht de reden niet opportuun is, wordt
                  de detentiemaatregel direct opgeheven en wordt de asielprocedure op het grondgebied
                  verder behandeld. Hierbij merk ik op dat dit reeds bestaande praktijk is en dit zal
                  na invoering van het Asiel- en migratiepact niet veranderen.
               
Deze leden constateren dat de huidige asielopvang bij lange na niet voldoet aan internationale
                     standaarden en verplichtingen als het gaat om zorg, onderwijs en de begeleiding waar
                     ze recht op hebben. Hoe wil de Minister garanderen dat in de grensprocedure wel de
                     rechten van asielkinderen worden gewaarborgd?
Vanzelfsprekend is het voor het kabinet van belang dat steeds wordt voldaan aan internationale
                  verplichtingen. In de Procedureverordening zijn rechten en waarborgen opgenomen met
                  betrekking tot de grensprocedure als het gaat om minderjarigen. Het belang van het
                  kind speelt hierbij een leidende rol en opvang en bewaringsomstandigheden moeten gedurende
                  de asielgrensprocedure altijd in overeenstemming zijn met de waarborgen in de Opvangrichtlijn.13 Dit leidt ertoe dat de asielgrensprocedure wordt beëindigd of niet toegepast wanneer
                  de noodzakelijke ondersteuning op grond van de Opvangrichtlijn niet (langer) geboden
                  kan worden of wanneer hier relevante medische redenen voor zijn. Gezinnen met kinderen
                  worden – indien dat aan de orde is – in de grensprocedure geplaatst in de hierboven
                  genoemde GGV in Zeist. DJI werkt voor die situatie aan het organiseren van onderwijs.
                  Hoe deze praktijk en ontwikkeling zich verhouden tot de aangepaste grensprocedure
                  moet tijdens de implementatietermijn blijken.
               
Kan de Minister nader toelichten hoe de (nieuwe) screeningsautoriteiten eruit zullen
                     zien? Is het mogelijk dat dit private organisaties zijn? Zo ja, is dat wenselijk?
                     Of zijn het (bestaande) publieke organisaties die hier al ervaring mee hebben?
Vanaf 12 juni 2026 zal de IND verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de screeningsverordening
                  voor aanvragers die reeds in Nederland zijn en niet voldoen aan de eisen voor toelating.
                  Voor de grensprocedure op Schiphol wordt de KMar aangewezen als screeningsautoriteit.
                  Op dit moment voert de IND al de verificatie uit van herhaalde aanvragers, nareizigers
                  en Dublinzaken die opnieuw de asielprocedure ingaan. De IND ontwerpt op dit moment
                  een nieuw I&R-proces dat goed aansluit bij de kortere termijnen uit het Asiel- en
                  migratiepact.
               
Wie controleert de screeningsautoriteiten? Welke rol krijgen het College van de Rechten
                     van de Mens, de ombudsman en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) bij dit proces?
Er moet conform de Screeningsverordening een toezichtmechanisme worden opgericht om
                  ervoor te zorgen dat het Unierecht en het internationaal recht, met inbegrip van het
                  EU Handvest, tijdens de screening en in de grensprocedure worden nageleefd. Het is
                  aannemelijk dat het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale ombudsman
                  hierin een rol krijgen, omdat zij expliciet genoemd zijn in de verordening om deel
                  te nemen aan dit toezichtmechanisme. Gesprekken hierover zijn nog gaande.
               
3. Opvang
               
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA lezen dat het Nederlandse opvangsysteem
                     op hoofdlijnen voldoet aan de relevante bepalingen van de nieuwe opvangrichtlijn.
                     Tegelijkertijd constateren deze leden dat de asielopvang in Nederland grotendeels
                     bestaat uit (crisis)noodopvangplekken, waarbij veel basale voorzieningen ontbreken
                     of tekortschieten. Kan de Minister aangeven aan welke bepalingen van de huidige opvangrichtlijn
                     die terugkomen in de nieuwe opvangrichtlijn Nederland op dit moment niet voldoet?
In het Nationaal Implementatieplan is opgenomen dat het opvangsysteem op hoofdlijnen
                  voldoet aan de relevante bepalingen van de herziene Opvangrichtlijn. In de huidige
                  uitvoeringspraktijk blijkt dat niet in alle gevallen voldaan kan worden aan alle artikelen
                  van de richtlijn. Een voorbeeld hiervan is dat niet alle kinderen binnen de aangegeven
                  termijn naar school kunnen. Het COA treedt hiervoor in contact met gemeenten en lokale
                  instellingen. Bij amv streeft het COA ernaar om jongeren die worden opgevangen in
                  noodlocaties zonder (of met beperkt) onderwijs, zo snel mogelijk door te plaatsen
                  naar locaties waar structureel onderwijs wel geborgd is.
               
Kan de Minister uitgebreid toelichten op welke wijze zij wil voldoen aan de termijn
                     van twee maanden waarbinnen in onderwijs moet worden voorzien voor leer- en kwalificatieplichtige
                     asielzoekers? Hoeveel financiële middelen en hoeveel fte worden ingezet om de huidige
                     termijn van drie maanden, waar nu nog te vaak niet aan wordt voldaan, naar twee maanden
                     te brengen?
In artikel 16 van de herziene Opvangrichtlijn is bepaald dat minderjarige asielzoekers
                  zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee maanden toegang tot onderwijs krijgen.
                  Ook nu al is het landelijk beleid dat kinderen zo snel mogelijk een onderwijsaanbod
                  ontvangen. Scholen en gemeenten slagen hier vaak in, maar het lukt niet overal om
                  kinderen binnen de vereiste periode onderwijs te bieden. Hierbij speelt onder andere
                  mee dat (nood)opvanglocaties die tijdelijk worden ingericht, het snel opschalen van
                  onderwijscapaciteit wel eens lastig uitvoerbaar maakt. De spreiding van deze kinderen,
                  de opvanglocaties, de beschikbare onderwijsvoorzieningen en onderwijspersoneel sluiten
                  dan niet optimaal op elkaar aan.
               
Scholen ontvangen aanvullende bekostiging voor alle bij hen ingeschreven nieuwkomersleerlingen.
                  De Staatssecretaris van OCW stelt in het land regiocoördinatoren nieuwkomersonderwijs
                  beschikbaar om scholen en gemeenten te informeren en adviseren over de vormgeving
                  van het aanbod. Ook COA en NIDOS hebben in hun werkwijze aandacht voor het snel toeleiden
                  van kinderen naar onderwijs. In het uiterste geval kan een gemeente bij het ontbreken
                  van voldoende onderwijscapaciteit een tijdelijke nieuwkomersvoorziening aanvragen
                  bij het Ministerie van OCW.
               
De nieuwe Opvangrichtlijn zal ook van toepassing zijn op personen die «tijdelijke
                     bescherming» vragen, de huidige groep Oekraïners. Wat betekent dit in de praktijk?
                     Zijn er voorzieningen die opgeschaald dienen te worden? Of voorzieningen waar ontheemden
                     uit Oekraïne nu nog geen recht op hebben, maar na de implementatie van het pact wel?
                     Zo ja, welke voorzieningen en rechten zijn dit?
In de huidige Opvangrichtlijn is expliciet opgenomen dat die richtlijn niet van toepassing
                  is indien de Richtlijn Tijdelijke Bescherming wordt toegepast. De herziene Opvangrichtlijn
                  kent een dergelijke bepaling niet. In onze huidige nationale wetgeving is geregeld
                  dat een ontheemde ingeval van tijdelijke bescherming rechtmatig verblijf in de zin
                  van artikel 8, onder f of h, van de Vreemdelingenwet geniet. Dit rechtmatig verblijf
                  is verbonden aan het indienen van een asielaanvraag. Daarmee worden tijdelijk beschermden
                  in Nederland strikt genomen gelijkgesteld aan asielzoekers, waardoor ze onder het
                  bereik van de herziene Opvangrichtlijn vallen.
               
De materiële voorzieningen voor asielzoekers zijn geregeld in de Regeling verstrekkingen
                  asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva). De materiële opvangvoorzieningen
                  voor ontheemden uit Oekraïne die onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming vallen
                  zijn geregeld in de Regeling opvang ontheemden Oekraïne. Bij totstandkoming van de
                  laatstgenoemde is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Rva, waardoor verschillen
                  tussen de twee groepen zo veel mogelijk worden voorkomen. Dat betekent niet dat er
                  geen verschillen zijn, maar deze zien voornamelijk op de praktische uitvoering. Zo
                  is voor de opvang van ontheemden wettelijk geregeld dat de gemeenten daarvoor verantwoordelijk
                  zijn, in tegenstelling tot het COA daar waar het gaat om reguliere asielzoekers. In
                  het voordeel van ontheemden geldt, in vergelijking met de reguliere asielzoeker, dat
                  ontheemden arbeid in loondienst kunnen verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
                  Er zijn geen voorzieningen of rechten die naar aanleiding van de implementatie van
                  het Pact voor ontheemden opgeschaald moeten worden.
               
Deze leden lezen dat het de intentie van het kabinet is om een aantal locaties van
                     het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in te richten speciaal voor personen
                     die in aanmerking voor de versnelde procedure. Kan de Minister aangeven om hoeveel
                     locaties en bedden dit zou gaan? Kan de Minister aangeven wanneer deze intentie gerealiseerd
                     dient te worden? Is de Minister hierover in gesprek met het COA? Is zij van mening
                     dat het COA hierop is voorbereid? Welke (financiële) ondersteuning krijgt het COA
                     om deze taak uit te voeren? Hoeveel kost het opzetten van nieuwe asielzoekerscentra
                     voor de versnelde procedure? Hoeveel fte is hiervoor nodig? Aan welke locaties en
                     gemeenten denkt de Minister? Is er bestuurlijk draagvlak voor het openen van deze
                     nieuwe asielzoekerscentra?
In de geactualiseerde Uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen (hierna: Uitvoeringsagenda),
                  die in de zomer van 2024 met de Tweede Kamer is gedeeld, wordt het toekomstbeeld van
                  het asielopvanglandschap geschetst dat gericht is op het realiseren van stabiliteit
                  alsook flexibiliteit in het opvangsysteem, het tot een minimum beperken van verhuisbewegingen
                  en asielzoekers snel en efficiënt laten integreren en participeren, dan wel laten
                  terugkeren naar het land van herkomst. Om deze uitgangspunten te kunnen realiseren,
                  wordt het opvanglandschap heringericht en het aantal opvangmodaliteiten teruggebracht
                  naar drie: azc’s met aanmeldfaciliteiten, reguliere azc’s en azc’s voor versnelde
                  procedure. Opvangmodaliteiten die voorzien in een specifieke opvang- of begeleidingsbehoefte
                  zoals de intensief begeleidende opvang (ibo) of handhavings- en toezichtlocatie (htl)
                  blijven ook in deze herinrichting nodig.
               
De uitvoeringsagenda schetst een toekomstbeeld op hoofdlijnen. Dit toekomstbeeld is
                  ook nauw verbonden aan de implementatie van het Asiel- en migratiepact. Momenteel
                  wordt in samenwerking met alle betrokken ketenpartners een implementatieplan opgesteld
                  waarin de uitgangspunten van de Uitvoeringsagenda geconcretiseerd en geprioriteerd
                  worden, waarin verbanden met andere lopende trajecten gezocht worden en waarin uitgewerkt
                  wordt wat er vanuit de betrokken uitvoeringsorganisaties nodig is om de Uitvoeringsagenda
                  te realiseren. Het COA is nauw betrokken bij dit proces. Samen met het COA en andere
                  organisaties worden de door u genoemde uitvoeringstechnische vraagstukken, zoals aantal
                  bedden, locaties en (financiële) middelen verder onderzocht en uitgewerkt. Zodra hier
                  meer helderheid over is, zal uw Kamer hierover geïnformeerd worden.
               
4. Asielprocedure
               
Voldoet Nederland op dit moment aan artikel 54 van de nieuwe Asielprocedureverordening
                     die stelt dat minderjarigen worden overgebracht naar opvangfaciliteiten «die doeltreffend
                     op hun behoeften zijn afgestemd en zorgen voor een levensstandaard die toereikend
                     is voor de lichamelijke, mentale, spirituele, morele en sociale ontwikkeling van de
                     minderjarige met volledige inachtneming van de vereisten uit de Opvangrichtlijn»?
                     Zo nee, hoe wil de Minister ervoor zorgen dat Nederland hier wel aan voldoet medio
                     2026? Welke concrete stappen wil de Minister hiervoor nemen?
Vanzelfsprekend is het voor het kabinet van belang dat steeds wordt voldaan aan internationale
                  verplichtingen. In de Procedureverordening zijn rechten en waarborgen opgenomen met
                  betrekking tot de grensprocedure als het gaat om minderjarigen. Het belang van het
                  kind speelt hierbij een leidende rol en opvang en bewaringsomstandigheden moeten gedurende
                  de asielgrensprocedure altijd in overeenstemming zijn met de waarborgen in de Opvangrichtlijn.[1]
                  Dit leidt ertoe dat de asielgrensprocedure alleen kan worden toegepast op een alleenstaande
                  minderjarige vreemdeling wanneer deze een gevaar voor de openbare orde of nationale
                  veiligheid vormt of om die reden eerder gedwongen is uitgezet. Ook wordt de asielgrensprocedure
                  beëindigd of niet toegepast wanneer de noodzakelijke ondersteuning op grond van de
                  Opvangrichtlijn niet (langer) geboden kan worden of wanneer hier relevante medische
                  redenen voor zijn. Gezinnen met kinderen worden – indien dat aan de orde is – in de
                  grensprocedure geplaatst in de gesloten gezinsvoorziening in Zeist. Daar zijn twaalf
                  huisjes met zes bedden beschikbaar voor gezinnen met minderjarige kinderen. DJI werkt
                  voor die situatie aan het organiseren van onderwijs. Hoe deze praktijk en ontwikkeling
                  zich verhouden tot de aangepaste grensprocedure moet tijdens de implementatietermijn
                  blijken.
               
Deze leden stellen dat uit het implementatieplan onvoldoende blijkt welke stappen
                     Nederland zal zetten om na de screening en beoordeling daadwerkelijk geschikte opvangplekken
                     aan te bieden voor kwetsbare personen en kinderen. Kan de Minister dat nader toelichten?
In de huidige opvangpraktijk wordt al, vroeg in het opvangproces en doorlopend tijdens
                  de opvang, een beoordeling gemaakt of aangepaste opvangbehoeften noodzakelijk zijn
                  als gevolg van geconstateerde kwetsbaarheden. Dat verandert niet in de situatie van
                  de nieuwe opvangrichtlijn. Het COA houdt zo veel als mogelijk rekening met aangepaste
                  opvangbehoeften in haar plaatsingsbeleid.
               
Klopt het dat het toepassen van de versnelde procedure optioneel is voor alleenstaande
                     minderjarige vreemdelingen (amv’s)? Is de Minister voornemens om, gezien de specifieke
                     kwetsbaarheid van deze groep, ze in de reguliere procedure te behandelen? Zo nee,
                     waarom niet?
Ja, toepassing van de versnelde procedure is niet verplicht voor alleenstaande minderjarige
                  vreemdelingen (amv’s), in tegenstelling tot meerderjarige vreemdelingen. Lidstaten
                  kunnen ervoor kiezen de versnelde procedure toe te passen bij «amv’s wanneer zij afkomstig
                  zijn uit een veilig land van herkomst of een nationaliteit hebben waarbij het inwilligingspercentage
                  lager dan 20% is op grond van Eurostat gegevens, bij een herhaalde aanvraag of wanneer
                  er sprake is van misleiding van de kant van de aanvrager. Ik ben voornemens om het
                  uitgangspunt te hanteren aanvragen van «amv’s zoveel mogelijk af te handelen in de
                  versnelde procedure, indien de aanvraag zich daarvoor leent en besluitvorming op een
                  zorgvuldige wijze kan plaatsvinden. Per geval zal altijd worden beoordeeld of de versnelde
                  procedure kan worden toegepast. Ik wil benadrukken dat een aanvraag behandelen in
                  de versnelde procedure niet afdoet aan de bijzondere procedurele waarborgen die van
                  toepassing zijn op een amv. Het enige verschil is verkorte termijnen, wat prioriteit
                  met zich meebrengt.
               
5. Terugkeer
               
Artikel 42 van de nieuwe Asielprocedureverordening benoemt situaties waarin de grensprocedure
                     verplicht moet worden toegepast. Ook asielzoekers die een gevaar vormen voor de nationale
                     veiligheid of openbare orde moeten worden verwezen naar de grensprocedure. Kan de
                     Minister nader toelichten wat valt onder de openbare orde? Is hier een definitie van
                     en kan de Minister voorbeelden geven van gedragingen die vallen onder «gevaar voor
                     openbare orde»?
Artikel 45, eerste lid, van de Procedureverordening bepaalt dat lidstaten verplicht
                  zijn een verzoek in de grensprocedure te behandelen als er redelijke gronden zijn
                  om aan te nemen dat de verzoeker een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of
                  de openbare orde van de lidstaat. De IND beoordeelt hiertoe of sprake is van een (bijzonder)
                  ernstig misdrijf en een gevaar voor de gemeenschap op individuele basis, aan de hand
                  van alle relevante feitelijke en juridische gegevens. De IND weegt alle strafrechtelijke
                  veroordelingen mee in de beoordeling of er sprake is van een gevaar voor de openbare
                  orde. Hieronder kunnen ook veroordelingen die in het verleden volgens het jeugdstrafrecht
                  zijn opgelegd vallen. De IND betrekt daarbij in ieder geval de door de vreemdeling
                  aangevoerde bijzondere feiten en omstandigheden, die zien op de aard en de ernst van
                  het delict en het tijdsverloop dat is verstreken sinds het delict. Hierbij wegen de
                  individuele omstandigheden zwaar mee, waaronder de vraag hoe groot het aandeel is
                  van het delict dat een gevaar voor de gemeenschap vormt evenals de evenredigheid van
                  het besluit.
               
Deze leden stellen dat het recht op opvang direct vervalt na de mededeling van een
                     overdrachtsbesluit. Na het vervallen van het recht op opvang in de zin van de Opvangrichtlijn
                     moet nog wel een minimale levensstandaard («bed-bad-brood») worden geboden. Kan de
                     Minister aangeven bij wie deze verantwoordelijkheid ligt? Is dat bij de gemeenten
                     of het Rijk?
Het is conform de opvangrichtlijn verplicht in alle gevallen een minimale levensstandaard
                  te bieden. Het COA werkt momenteel aan de uitwerking hiervan, in lijn met de uitvoeringsagenda
                  flexibilisering asielketen. In de uitwerking zal het COA de mate van toezicht op de
                  vreemdeling meenemen, alsmede het verstrekkingen regime.
               
7. Solidariteit
               
In het regeerakkoord is opgenomen dat Nederland een financiële bijdrage wil leveren
                     in plaats van vreemdelingen uit andere EU-lidstaten over te nemen. Wanneer echter
                     teveel lidstaten dit doen kan dit erin resulteren dat Nederland Dublinclaimanten niet
                     langer kan overdragen. Hoe wordt dit aspect meegenomen in de keuze die gemaakt moet
                     worden over de bijdrage van Nederland? Zijn er specifieke onderdelen/elementen die
                     het kabinet door middel van een financiële bijdrage wil ondersteunen?
Het uitgangspunt van het solidariteitsmechanisme is dat op verschillende manieren
                  ondersteuning kan worden geboden aan lidstaten onder migratiedruk: door middel van
                  herplaatsingen, een financiële bijdrage of operationele solidariteit. Al deze verschillende
                  maatregelen van solidariteit zorgen voor een functionerend solidariteitsmechanisme,
                  waaraan weliswaar verplicht moet worden deelgenomen, maar waarin in geen geval lidstaten
                  verplicht kunnen worden tot herplaatsing.
               
De hoogte van de benodigde solidariteit wordt jaarlijks vastgesteld op voorstel door
                  de Europese Commissie en vastgesteld door de Raad. Het aandeel dat elke lidstaat in
                  deze solidariteitsbijdragen heeft, waarvan de financiële bijdrage één mogelijkheid
                  is, is afhankelijk van een verdeelsleutel op basis van de omvang van de bevolking
                  en het BBP van de lidstaat. Deze verdeelsleutel is ook van toepassing voor de financiële
                  bijdrage. Nederland kan niet verplicht worden om meer bij te dragen dan op basis van
                  die betreffende verdeelsleutel. Deze bijdrage wordt via de begroting van de Unie verleend.
                  De ontvangende lidstaten dienen de acties die ze met de financiële bijdrage willen
                  financieren daarnaast in bij het forum op technisch niveau.
               
Wanneer op EU-niveau de minimumdrempel van het aantal beoogde herplaatsingen niet
                  wordt gehaald, is het binnen het solidariteitsmechanisme mogelijk dat lidstaten worden
                  verplicht om afgebakende aantallen «Dublinclaimanten» niet over te dragen aan de begunstigde
                  lidstaat onder migratiedruk, ook al was deze begunstigde lidstaat als verantwoordelijke
                  lidstaat aangemerkt. Het gaat om de zogenoemde Verantwoordelijkheids-offsets. Zo hebben solidariteit ontvangende lidstaten een garantie dat de vorm van solidariteit
                  die zij ontvangen aansluit bij hun behoefte.
               
Daarnaast bevat het mechanisme een reeks waarborgen en controlemechanismen die naleving
                  van het EU-asielacquis stimuleren. Zo is een goed voorbereid asiel- en opvangstelsel
                  een belangrijke vereiste voor de erkenning van «migratiedruk» en kunnen bijdragende
                  lidstaten niet verplicht worden hun solidariteitstoezeggingen na te komen ten aanzien
                  van een begunstigde lidstaat, als de Commissie heeft bepaald dat er sprake is van
                  systemische tekortkomingen in het asiel- en opvangstelsel van die lidstaat (specifiek
                  als dit de Dublin-verplichtingen betreft). Het mechanisme is er dus op gericht dat
                  enerzijds iedere lidstaat bijdraagt via solidariteitstoezeggingen en anderzijds elke
                  lidstaat verantwoordelijkheid neemt voor het eigen asielsysteem en het voldoen aan
                  het EU-asiel acquis.
               
8. Noodgevallen en crisis
               
Op grond van artikel 32 van de Opvangrichtlijn moet Nederland voorbereid zijn op situaties
                     van een onevenredig hoge instroom. Kan de Minister aangeven wanneer de aantallen «onevenredig
                     hoog zijn» en kan de Minister aangeven hoe lang dit het geval moet zijn voordat het
                     noodplan in werking kan treden?
Op dit moment wordt er gewerkt aan de totstandkoming van een noodplan voor de asielketen
                  als opgedragen in art. 32 van de Opvangrichtlijn. Een dergelijk noodplan zet de maatregelen
                  uiteen die moeten/kunnen worden genomen om te zorgen voor een passende opvang en aanpassingen
                  aan het asielsysteem wanneer de lidstaat met een onevenredig aantal verzoekers om
                  internationale bescherming, met inbegrip van niet-begeleide minderjarigen, wordt geconfronteerd.
                  Het noodplan bestaat uit een aantal, binnen de asielketen onderling afgestemde, criteria
                  die gerelateerd zijn aan de hoogte en aard van de instroom waar die ketenpartner (s)
                  op dat moment mee word(t)(-en) geconfronteerd. Op basis daarvan wordt bepaald welke
                  maatregelen moeten worden genomen om de keten als geheel te laten blijven functioneren.
                  Of sprake is van een «onevenredig aantal» is gerelateerd aan instroom, de doorstroom,
                  de mate waarin ketenpartners voorbereid zijn en de uitstroom uit de opvang. Voor de
                  opvang zijn bijvoorbeeld indicatoren als de bezettingsgraad en kwaliteit van opvanglocaties
                  van belang. Of er sprake is van een onevenredig aantal verzoekers om internationale
                  bescherming is daarom afhankelijk van alle ketenpartners, hoe deze als keten kunnen
                  blijven functioneren en is daarom van tevoren niet met één criterium aan te geven.
               
Kan de Minister het noodplan dat op 12 april 2025 bij het EU-asielagentschap ingediend
                     moet worden ook aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Er is nog onduidelijkheid in hoeverre de nationale noodplannen van de lidstaten openbaar
                  kunnen worden gemaakt, temeer omdat een aantal EU-lidstaten hier bezwaren tegen heeft
                  vanwege de in de plannen neergelegde informatie.
               
10. Hervestiging, inclusie en integratie
               
Op welke punten voldoet Nederland niet aan de elementen van de nieuwe Opvangrichtlijn
                     als het gaat om inburgering voor asielzoekers en vluchtelingen? Zijn de bezuinigingen
                     op het programma vroege integratie en participatie een belemmering geweest hierin?
                     Is het voldoende dat in slechts op 38 van de ongeveer 200 asielzoekerscentra een meedoenbalie
                     is?
Er zijn op dit moment onvoldoende middelen om op alle reguliere locaties een Meedoenbalie
                  in te richten. Op dit moment wordt nog verkend of het huidige aanbod voldoet aan de
                  verplichtingen zoals vastgelegd in de herziene Opvangrichtlijn. In 2025 bezuinigt
                  het kabinet binnen de VrIP alleen op de reiskosten vroege start. Alle andere onderdelen
                  van VrIP worden niet geraakt. Er blijft nog voldoende budget voor deze reiskosten
                  over om de vroege start te stimuleren.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel. Deze
                     leden hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat Dublinclaimanten na een overdrachtsbesluit
                     niet langer in Nederland behoren te zijn. Dit betekent dat zij, in overeenstemming
                     met het asiel- en migratiepact, niet meer in aanmerking zouden moeten komen voor reguliere
                     opvang. Deze leden constateren dat het implementatieplan aangeeft dat Nederland momenteel
                     uitwerkt welke consequenties dit heeft. Deze leden zijn van mening dat vrijheidsbeperkende
                     maatregelen, zoals bijvoorbeeld meldplicht of verblijf in een vrijheidsbeperkende
                     locatie, een effectief middel kunnen zijn om te garanderen dat Dublinclaimanten daadwerkelijk
                     worden overgedragen en Nederland verlaten. In welke fase bevindt de uitwerking van
                     deze opvang zich momenteel en op welke wijze worden vrijheidsbeperkende maatregelen
                     hierin meegenomen?
Het is conform de Opvangrichtlijn verplicht in alle gevallen een minimale levensstandaard
                  te bieden. Het COA werkt momenteel aan de uitwerking hiervan, in lijn met de uitvoeringsagenda
                  flexibilisering asielketen. In de uitwerking zal het COA de mate van toezicht op de
                  vreemdeling meenemen, alsmede het verstrekkingen regime.
               
Met de invoering van het migratiepact krijgen asielzoekers in een lopende aanvraagprocedure
                     recht op een dagvergoeding. De leden van de VVD-fractie achten het van belang dat
                     deze vergoeding sober en doelmatig is en in lijn blijft met het Nederlandse stelsel.
                     Hoe hoog wordt deze dagvergoeding en hoe verhoudt zich dit tot de bestaande regeling?
Op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers 2005 krijgen asielzoekers met
                  een lopende asielaanvraag € 14,87 leefgeld per week als vergoeding voor kleding en
                  verzorgingsproducten. Eventueel krijgen deze mensen ook eetgeld. De hoogte is afhankelijk
                  van het aantal personen waarmee de ontvanger een huishouden voert. Op locaties waar
                  bewoners maaltijden krijgen, ontvangen ze geen eetgeld. De nieuwe Opvangrichtlijn
                  schrijft voor dat asielzoekers die een asielaanvraag hebben ingediend vanaf dat moment
                  recht hebben op een dagvergoeding. Een dagvergoeding mag een combinatie zijn van een
                  geldbedrag, tegoedbonnen of in natura, maar moet altijd een geldbedrag omvatten. Wat
                  de hoogte van het bedrag onder de nieuwe opvangrichtlijn moet zijn, wordt nu nader
                  uitgewerkt.
               
Zijn er ook mogelijkheden om bijvoorbeeld bij overlastgevende asielzoekers of asielzoekers
                     die een terugkeerbesluit hebben gekregen, de dagvergoeding om te zetten naar een vergoeding
                     in natura zoals onderwijs, eten en dak boven hun hoofd, maar geen contant of digitaal
                     geld?
De nieuwe Opvangrichtlijn biedt aanvullende mogelijkheden om de dagvergoeding en materiële
                  opvangvoorzieningen te beperken of in te trekken. Dit mogen lidstaten bijvoorbeeld
                  doen als een asielzoeker een aangewezen gebied verlaat of onderduikt, de procedurele
                  vereisten niet naleeft, niet deelneemt aan verplichte integratiemaatregelen, ernstig
                  en herhaaldelijk inbreuk heeft gemaakt op de regels van het opvangcentrum of zich
                  in het opvangcentrum op gewelddadige of dreigende wijze heeft gedragen. Alleen in
                  de laatste twee gevallen mogen materiële opvangvoorzieningen volledig worden ingetrokken.
                  In alle andere gevallen moet er altijd nog een dagvergoeding worden geboden. Bovendien
                  moet er in alle gevallen een minimale levensstandaard worden geboden. Ten slotte merk
                  ik nog op dat asielzoekers van wie het asielverzoek definitief is afgewezen/geen rechtmatig
                  verblijf meer hebben, niet meer onder de reikwijdte van de Opvangrichtlijn vallen.
               
De leden van de VVD-fractie lezen in het implementatieplan dat de termijn waarbinnen
                     onderwijs moet worden voorzien voor leer- en kwalificatieplichtige asielzoekers wordt
                     teruggebracht naar uiterlijk twee maanden. Dit vergt een nauwe samenwerking met andere
                     ministeries en lokale overheden. In hoeverre worden deze partijen momenteel actief
                     worden betrokken bij de implementatie en welke uitdagingen signaleren zij bij de uitvoering
                     van deze maatregel?
Het kabinet is het met de VVD-fractie eens dat voor een zorgvuldige uitvoering samenwerking
                  met verschillende landelijke en regionale overheden en met veldorganisaties essentieel
                  is. Het Ministerie van Asiel en Migratie werkt hierbij al nauw samen met het Ministerie
                  van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. In het wetsvoorstel ter implementatie van
                  het Asiel- en migratiepact, dat in december 2024 ter consultatie is aangeboden, is
                  de aanpassing van de toelatingstermijn verwerkt. Het Ministerie van OCW heeft de landelijke
                  onderwijsorganisaties, Ingrado en de VNG geïnformeerd over de wijzigingen in de herziene
                  Opvangrichtlijn en zal in de komende periode in afstemming met het veld de implementatie
                  verder vormgeven. Er is bij de organisaties steun voor de intentie om alle minderjarige
                  asielzoekers zo snel mogelijk onderwijs te bieden, maar de vertegenwoordigers van
                  het (nieuwkomers)onderwijs signaleren ook dat dit op dit moment – mede gelet op de
                  verplaatsingen in de asielketen –  niet altijd lukt. Verder wordt momenteel een Uitvoeringstoets
                  uitgevoerd om te bezien wat precies de uitvoeringsconsequenties zijn van deze maatregel.
                  Ook DUO en de Inspectie van het Onderwijs adviseren over de uitvoerbaarheid.
               
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over het feit dat de IND door de invoering
                     van het pact tijdelijk met twee verschillende regelgevingen moet werken. In het implementatieplan
                     wordt aangegeven dat deze situatie mogelijk langer dan gewenst zal aanhouden vanwege
                     de grote voorraad lopende asielaanvragen. Hoeveel tijd heeft de IND nodig om de voorraad
                     aanvragen volgens de oude regelgeving weg te werken en welke maatregelen worden genomen
                     om deze afhandeling te versnellen, zonder dat daarbij het inwilligingspercentage stijgt
                     om ongewenste redenen?
Hoelang het duurt om de voorraad volgens de oude regelgeving weg te werken, hangt
                     af van verschillende factoren zoals de hoogte van en de verschillende groepen binnen
                     de instroom de komende anderhalf jaar alsmede de behandelcapaciteit van de IND. Ook
                     zullen de maatregelen uit de wetsvoorstellen «Wet invoering tweestatusstelsel» en
                     «Asielnoodmaatregelenwet» een impact hebben op de productie van de IND. Een aantal
                     maatregelen helpt de IND om in te lopen op de voorraad, een aantal andere maatregelen
                     vragen juist extra inzet van de IND. Om die reden kan nog geen goede inschatting gemaakt
                     worden over de tijd die nodig is om de asielaanvragen ingediend voor 12 juni 2026
                     weg te werken.
                  
De IND houdt er rekening mee dat nog geruime tijd na 12 juni 2026 gewerkt wordt aan
                     de afhandeling van zaken die vallen onder de oude regelgeving. Er wordt uiteraard
                     gestreefd naar een zo laag mogelijke voorraad op de overgangsdatum van 12 juni 2026.
                  
Met de implementatie van het pact rijst de vraag of de IND het verouderde systeem
                     Indigo zal blijven gebruiken of dat er wordt gewerkt aan een nieuw ICT-systeem. De
                     leden van de VVD-fractie vinden het essentieel dat de uitvoering van het pact niet
                     wordt belemmerd door verouderde technologie en zien dit moment als een kans om van
                     legacy software af te komen. Deelt de Minister deze mening? Wordt er gewerkt aan een
                     nieuw systeem en, zo ja, zal dit systeem dan uiterlijk op 12 juni 2026 operationeel
                     zijn?
De IND werkt aan een nieuw informatiesysteem dat Indigo zal vervangen. Er wordt op
                  dit moment in kaart gebracht wat noodzakelijk is om gereed te hebben in dit nieuwe
                  systeem bij de implementatie van het Asiel- en migratiepact. Het systeem zal vervolgens
                  verder doorontwikkeld worden. Indigo zal dus na inwerkingtreding van het Asiel- en
                  migratiepact niet volledig vervangen worden. Asielaanvragen ingediend voor implementatie
                  van het pact zullen via de oude regelgeving in Indigo worden afgehandeld. Ook zullen
                  andere (reguliere) werksoorten nog tijdelijk in Indigo behandeld worden.
               
De leden van de VVD-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het feit dat er tot
                     ten minste 2029 structureel met externe inhuur zal worden gewerkt voor de implementatie
                     van het pact. Externe inhuur kan zeker wenselijk zijn, bijvoorbeeld op het gebied
                     van grotere ICT-projecten of tijdelijke tekorten aan personeel. Het brengt wel extra
                     kosten met zich mee. De leden van de VVD-fractie willen daarom weten waarom er niet
                     is gekozen om, gezien de structurele behoefte aan personeel voor ten minste vier jaar,
                     eigen medewerkers te werven in plaats van afhankelijk te blijven van externe krachten.
Voor de implementatie van het migratiepact maken de organisaties gebruik van zowel
                  incidentele externe inhuur als structureel personeel, zoals ook beschreven in het
                  NIP. Zo wordt medisch personeel voor screening extern ingehuurd, dit verschilt niet
                  van het bestaande identificatie- en registratieproces.
               
Voor de IND is het van belang om de incidentele externe inhuur in te zetten om het
                  screeningsproces te implementeren, en vindt daarna kennisoverdracht naar de bestaande
                  organisatie plaats, hierdoor zal het vast IND-personeel het proces verder beheren
                  en doorontwikkelen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
                     inzake de implementatie van het EU asiel- en migratiepact. Zij verzoeken de Minister
                     om de volgende vragen te beantwoorden.
De leden van de NSC-fractie constateren dat asielaanvragen van veiligelanders volgens
                     het EU asiel- en migratiepact binnen 12 weken, inclusief beroep, moeten worden afgehandeld.
                     De gemiddelde afhandelingsduur in Nederland bedraagt op dit moment echter 14 weken.
                     Heeft de Minister de ambitie om deze termijnen reeds vóór de inwerkingtreding van
                     het pact terug te brengen en op welke wijze denkt zij dit te realiseren?
De ambitie blijft om de behandelduur van kansarme asielaanvragen en overlastgevers
                  zoveel mogelijk te verkorten. Overigens geldt de behandeltermijn van 12 weken, inclusief
                  beroep, die in het Asiel- en migratiepact is opgenomen voor de verplichte grensprocedure.
                  Wanneer geen sprake is van de asielgrensprocedure is de versnelde asielprocedure van
                  toepassing. De behandeltermijn in de versnelde procedure is ook 12 weken maar dan
                  exclusief beroep. De in de vraag genoemde afhandelingsduur van 14 weken, die inmiddels
                  11 weken bedraagt, ziet op de afdoening van aanvragen uit spoor 2 (veiligelanders
                  en aanvragers die al in een ander EU-lidstaat een asielstatus hebben) in de gewone
                  asielprocedure dus niet de asielgrensprocedure. EU-statushouders hebben soms een beduidend
                  langere doorlooptijd omdat vaak eerst onderzoek uitgezet moet worden bij andere EU-landen.
                  Daarnaast komt het voor dat zaken die in eerste instantie niet direct in spoor 2 terecht
                  zijn gekomen, later alsnog in spoor 2 worden afgedaan. Dit heeft effect op de gemiddelde
                  doorlooptijd van spoor 2. Voor de meeste veiligelanders is de doorlooptijd aanzienlijk
                  korter namelijk vier weken.
               
Kan de Minister aangeven welk tijdspad zij voor ogen heeft om de afhandeling van aanvragen
                     van veiligelanders minimaal in lijn te brengen met de Europese termijnen? Kan de Minister
                     inzicht geven in welke wetgevingsvoorstellen zij op korte termijn zal indienen om
                     deze versnelling mogelijk te maken?
De afhandeling van aanvragen van veiligelanders en overlastgevers blijft een grote
                  prioriteit van dit kabinet. Aanvragen van veiligelanders worden nu in verreweg de
                  meeste gevallen behandeld binnen een termijn van vier weken. Hiermee wordt al ruimschoots
                  voldaan aan de termijnen die gelden onder het Pact.
               
Kan de Minister aangeven welke lessen Nederland kan trekken uit methodes van andere
                     lidstaten die voor veiligelanders snellere procedures hanteren, zoals de Duitse AnkER-centra,
                     waar screening, beoordeling en terugkeer van kansarme asielaanvragen worden gecombineerd?
                     Heeft zij hiernaast nog methodes van andere lidstaten op het oog die op een effectievere
                     manier met deze groep omgaan? Acht de Minister het invoeren van een vergelijkbare
                     aanpak in Nederland haalbaar?
In Nederland bestaat reeds een snelle procedure voor de afhandeling van veiligelanders
                  en overlastgevers. Bij brief van 6 februari 2025 heb ik uw Kamer geïnformeerd over
                  de procesbeschikbaarheidsaanpak waarbij het uitgangspunt is dat de aanvrager steeds
                  beschikbaar moet zijn voor de versnelde behandeling van de aanvraag. Onder de nieuwe
                  Europese regels zal deze aanpak blijven bestaan; dus een snelle behandeling van aanvragen
                  waarbij de aanvrager met een kansarme aanvraag zoveel mogelijk beschikbaar blijft
                  waarna gewerkt kan worden aan terugkeer.
               
Kan de Minister bevestigen of het heropenen van procesbeschikbaarheidslocaties (pbl)
                     een bijdrage kan leveren aan een efficiëntere afhandeling van deze procedures, ook,
                     en voornamelijk in het kader van de implementatie van het pact?
Dat is inderdaad de intentie, waarbij de procesbeschikbaarheidsaanpak gefaseerd wordt
                  ingevoerd, zoals ik schreef in mijn brief van 6 februari jl. Deze aanpak kan gezien
                  worden als vooruitlopend op de implementatie van het pact, omdat hierin bepaalde doelgroepen
                  versneld door de asielprocedure gaan.
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat het pact voorschrijft dat de initiële
                     screening van irreguliere migranten binnen vijf dagen moet zijn afgerond en dat er
                     directe doorgeleiding naar de juiste procedure moet plaatsvinden. Welke organisatie
                     gaat deze taak op zich nemen?
Verwezen wordt naar het antwoord op een gelijksoortige vraag van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.
Kan de Minister toelichten op welke manier de door het pact gestelde termijnen van
                     maximaal zes maanden voor versnelde asielprocedures en maximaal negen maanden voor
                     niet-versnelde procedures kunnen worden gerealiseerd? Welke concrete middelen worden
                     vrijgemaakt om deze termijnen te realiseren? Kan de Minister aangeven tegen welke
                     obstakels zij momenteel aanloopt bij de uitbreiding van de IND-capaciteit?
De in het Asiel- en migratiepact gestelde termijn voor de versnelde procedure is drie
                  maanden, welke niet verlengbaar is. De termijn voor de niet-versnelde procedure is
                  zes maanden, waarbij een verlengingsmogelijkheid geldt van maximaal zes maanden. Met
                  de invoering van het Migratiepact wordt de asielprocedure herzien. Het schrappen van
                  verplichte procedurestappen, zoals het afschaffen van het verplichte aanmeldgehoor
                  en de rust- en voorbereidingstermijn, zorgt voor een kortere en meer flexibelere asielprocedure.
                  De IND verwacht dat de doorlooptijd van asielaanvragen hierdoor afneemt.
               
Los van de invoering van het Migratiepact heeft de IND ook de ambitie om tijdiger
                  te beslissen op aanvragen. Dit doet de IND via drie lijnen: 1) de complexiteit in
                  de behandeling van een aanvraag verminderen, 2) door slimmer en efficiënter te werken
                  en 3) door beperkt meer personeel aan te trekken. Alleen wanneer de eerste twee lijnen
                  onvoldoende resultaat opleveren, zal de IND overwegen om meer personeel aan te trekken.
                  Het opleiden van nieuwe medewerkers kost immers ook veel tijd en capaciteit, zodat
                  steeds de afweging gemaakt moet worden tussen hoeveel investeringen de IND daarvoor
                  moet doen en wat dit aan extra productie oplevert.
               
Kan de Minister aangeven hoe de verplichte grensdetentie van maximaal 12 weken voor
                     bepaalde groepen afgewezen asielzoekers kan worden geïmplementeerd?
Hoewel de herziening van de Terugkeerrichtlijn geen onderdeel uitmaakt van het Asiel-
                  en migratiepact, is het thema terugkeer onlosmakelijk verbonden aan de hervorming
                  van het beleid. Zo verplicht het Pact lidstaten om in meer gevallen de asielgrensprocedure
                  uit te voeren. Zo moet de asielaanvraag van een vreemdeling met een nationaliteit
                  waarvan het gemiddelde inwilligingspercentage in de EU lager is dan 20% verplicht
                  worden behandeld in de asielgrensprocedure. Wanneer de asielaanvraag wordt afgewezen
                  heeft dit ook effect op het aantal personen dat vertrekt vanuit de terugkeergrensprocedure.
                  De Terugkeergrensprocedure- verordening harmoniseert in beginsel een verplichte terugkeerprocedure
                  van maximaal 12 weken aan de grens voor vreemdelingen van wie de asielaanvraag is
                  afgewezen in de asielgrensprocedure. Wanneer de terugkeer niet gerealiseerd kan worden
                  binnen deze termijn volgt de procedure uit de Terugkeerrichtlijn. Deze nieuwe handelwijze
                  is gebaseerd op de reeds bestaande Nederlandse terugkeerprocedure aan de grens. Thans
                  wordt de terugkeer van vreemdelingen van wie het asielverzoek is afgewezen in de asielgrensprocedure
                  vrijwel altijd geëffectueerd binnen 12 weken. Het kabinet beziet daarom op technisch
                  niveau momenteel hoe de verordening geïmplementeerd zal gaan worden om de bestaande
                  efficiëntie van de procedure intact te laten.
               
Dublinclaimanten hebben na hun overdrachtsbesluit geen recht meer op reguliere opvang,
                     onder de regels van het pact. Waar worden zij dan ondergebracht en onder welk regime?
Het is conform de opvangrichtlijn verplicht in alle gevallen een minimale levensstandaard
                  te bieden. Het COA werkt momenteel aan de uitwerking hiervan, in lijn met de uitvoeringsagenda
                  flexibilisering asielketen. In de uitwerking zal het COA de mate van toezicht op de
                  vreemdeling meenemen, alsmede het verstrekkingen regime.
               
Kan de Minister bevestigen dat Nederland verplicht is om snellere terugkeerprocedures
                     in te voeren, en nauwer samen te werken met Frontex? Is de Minister reeds in gesprek
                     met Frontex over de praktische uitvoering van deze afspraken? Welke capaciteit en
                     middelen worden vrijgemaakt om deze maatregelen daadwerkelijk uit te voeren?
Voor wat betreft de verplichting om een snellere terugkeerprocedure in te voeren wordt
                  verqwezen naar het antwoord op een hierboven gestelde vraag door de leden van de NSC-fractie
                  over de inrichting van de terugkeergrensprocedure. Er bestaat geen verplichting om
                  als Nederland nauwer samen te werken met Frontex. Het Agentschap en de lidstaten zijn
                  op dit moment in gesprek over de ondersteuning die Frontex kan bieden bij de implementatie
                  van het Migratiepact. Voor capaciteit en de middelen die worden vrijgemaakt verwijs
                  ik u naar een onderstaande antwoord op de vraag naar het personeel dat Nederland momenteel
                  beschikbaar stelt voor Frontex.
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat de financiering van het COA én de IND
                     vanaf 2027 aanzienlijk wordt teruggebracht. Verwacht de Minister dat de implementatie
                     van het pact volledig is afgerond voor die tijd? Indien nee, hoe verhoudt deze bezuiniging
                     zich tot de verplichtingen die voortvloeien uit het pact?
Het pact treedt op 12 juni 2026 automatisch in werking. Alles is er dus op gericht
                  ook de implementatie uiterlijk op die datum af te ronden.
               
Kan de Minister uitleggen hoe zij de structurele tekorten bij de uitvoeringsorganisaties
                     denkt te verenigen met de uitgebreide verplichtingen die Nederland op zich neemt onder
                     het pact? Welke aanvullende middelen of maatregelen acht de Minister noodzakelijk
                     om te voorkomen dat de uitvoering van het pact vastloopt door onderfinanciering?
Op basis van het Nationaal Implementatieplan is er door Nederland een claim ingediend
                  voor de implementatie van het pact. Die claim heeft betrekking op incidentele en structurele
                  kosten. In maart hoor ik hoeveel Europese middelen beschikbaar komen voor de Nederlandse
                  implementatie.
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat het EU asiel- en migratiepact lidstaten
                     verplicht om een bijdrage te leveren aan de opvang van asielzoekers, hetzij door fysieke
                     herplaatsing, hetzij door een financiële bijdrage van 20.000 euro per niet-opgenomen
                     asielzoeker. Wat gebeurt er als een meerderheid van de lidstaten besluit om uitsluitend
                     de financiële bijdrage te leveren en er geen asielzoekers daadwerkelijk worden herplaatst?
                     Hoe garandeert de Minister dat het solidariteitsmechanisme in dat geval nog functioneert?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking
                  van het solidariteitsmechanisme.
               
Hoe verhoudt dit zich tot eerdere mislukte verdelingsmechanismen binnen de EU, zoals
                     de Dublinverordeningen en de relocatieprogramma’s na de migratiecrisis van 2015?
Onder het asiel- en migratiepact wordt het solidariteitsmechanisme vastgelegd in een
                  verordening (AMMR) en dientengevolge zijn alle lidstaten verplicht bij te dragen op
                  basis van hun, evenzo in de verordening vastgelegde, aandeel. Lidstaten kunnen echter
                  kiezen hoe ze solidair zijn: via (i) herplaatsing; (ii) financiële bijdragen, of (iii)
                  andere solidariteitsmaatregelen, zoals capaciteitsopbouw. Het mechanisme kent daarmee
                  een balans tussen enerzijds voldoende garantie van deelname van alle lidstaten aan
                  het mechanisme en anderzijds geen verplichting tot herplaatsing.
               
Hoe voorkomt de Minister dat Nederland structureel wordt gedwongen tot het leveren
                     van een onevenredig hoge financiële bijdrage binnen dit systeem?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking
                  van het solidariteitsmechanisme.
               
Welke scenario’s heeft de Minister in kaart gebracht waarin Nederland door andere
                     lidstaten als financier wordt benut zonder dat er daadwerkelijke lastenverdeling plaatsvindt?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking
                  van het solidariteitsmechanisme.
               
Kan de Minister uitsluiten dat Nederland in een situatie terechtkomt waarin het dubbel
                     betaalt, namelijk zowel een afkoopsom voor niet-opgenomen asielzoekers als hogere
                     nationale kosten door een voortdurende hoge instroom?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking
                  van het solidariteitsmechanisme.
               
Wat is de maximale financiële verplichting die Nederland zou kunnen krijgen als meerdere
                     lidstaten geen asielzoekers opnemen en er een financiële druk ontstaat om de tekorten
                     elders te compenseren?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking
                  van het solidariteitsmechanisme. Een lidstaat kan niet worden verplicht tot een hogere
                  bijdrage dan het vastgesteld aandeel op basis van de verdeelsleutel (gebaseerd op
                  bevolkingsomvang en BBP). De maximale financiële verplichting is afhankelijk van de
                  hoogte van de benodigde solidariteit die de Commissie voorstelt en wordt vastgesteld
                  door de Raad. Daarvoor is geen maximum opgenomen in de wetgeving.
               
Hoe schat de Minister de totale kosten in die Nederland de komende jaren aan dit afkoopsysteem
                     kwijt is?
De uiteindelijke bijdrage van Nederland is afhankelijk van de solidariteitspool (de
                  benodigde solidariteitsbijdragen) zoals de Europese Commissie voorstelt en de Raad
                  vaststelt. Voor deze behoefte is een minimumdrempel vastgesteld. Als de solidariteitsbehoefte
                  op dat minimumniveau wordt vastgesteld zal de Nederlandse financiële bijdrage tussen
                  de 30 en 40 miljoen euro liggen. Het is op dit moment echter nog niet bekend of voor
                  de komende jaren de solidariteitspool bij dit minimum blijft of hoger zal zijn.
               
Kan de Minister toelichten of zij verwacht dat Nederland in de praktijk disproportioneel
                     zal moeten bijdragen aan dit solidariteitsmechanisme? Welke scenario’s heeft de Minister
                     in kaart gebracht?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking
                  van het solidariteitsmechanisme.
               
Wat gebeurt er als een lidstaat die heeft gekozen voor financiële uitbetaling, vervolgens
                     alsnog geconfronteerd wordt met irreguliere secundaire migratie van asielzoekers naar
                     dat land?
Bij ieder (in Nederland) ingediend asielverzoek zal aan de hand van de Dublincriteria
                  moeten worden bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is voor dat asielverzoek. Dit
                  zogenoemde Dublinsysteem wijzigt niet onder het Asiel- en migratiepact.
               
Het pact verplicht om asielzoekers op te nemen of financiële bijdragen te leveren.
                     Hoe verwacht de Minister dat dit mechanisme in de praktijk zal functioneren als meerdere
                     lidstaten simpelweg weigeren om asielzoekers op te nemen?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking
                  van het solidariteitsmechanisme.
               
Welke maatregelen treft de Minister om te garanderen dat naast de IND ook het COA
                     voldoende voorbereid is op crisissituaties, conform de bepalingen uit het pact?
Door het ministerie en de ketenpartners wordt op dit moment ketenbreed gewerkt aan
                  het in art. 32 van de Opvangrichtlijn (2024/1346) genoemde noodplan op te stellen.
                  Daarbij is ook het COA als ketenpartner actief. Doel is een robuuste keten die goed
                  blijft functioneren in situaties van hoge asielinstroom. Dat noodplan moet op 12 april
                  2025 bij EUAA worden aangeleverd.
               
Kan de Minister aangeven hoeveel personeel Nederland momenteel beschikbaar stelt voor
                     Frontex en hoeveel extra inzet wordt verwacht onder de bepalingen van het pact? Hoe
                     denkt de Minister deze personele verplichting te combineren met de reeds bestaande
                     tekorten en toenemende werkdruk bij de IND en Marechaussee?
Lidstaten leveren gezamenlijk een bijdrage aan het permanente korps van Frontex. Daarnaast
                  maakt Frontex gebruik van eigen opgeleid personeel. De capaciteit van het agentschap
                  bestaat uit zowel personeel gedetacheerd van de lidstaten als van het Agentschap.
                  In de Europese grens- en kustwacht verordening 2019/1896 is de gevraagde capaciteit
                  per lidstaat vastgelegd voor de periode van 2021 tot en met 2027. De uitvoeringsorganisaties
                  leveren in 2025 gezamenlijk 33 FTE categorie 2 personeel (langdurig geplaatst personeel)
                  en 167 FTE categorie 3 personeel (voor korte termijn geplaatst personeel). Naast de
                  KMar, dragen de Kustwacht, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Dienst Vervoer
                  en Ondersteuning (DV&O), Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en Nationale Politie gezamenlijk
                  bij aan de invulling van het vastgestelde quotum. Voor wat betreft middelen worden
                  gedurende het gehele jaar 10 voertuigen ingezet, voor de duur van 4 maanden een Kustwachtvliegtuig
                  en eveneens voor de duur van 4 maanden een schip van de KMar op de Donau. Frontex
                  stelt ieder jaar een operationele planning vast die aan de Raad van Bestuur van het
                  agentschap wordt voorgelegd. Frontex houdt in de eigen planning rekening met de operationele
                  behoefte die volgen uit de eigen rol en taakstelling, waaronder het Migratiepact.
                  Voor de inzet maakt Frontex gebruik van capaciteit die reeds in de verordening is
                  vastgelegd.
               
Zijn er aspecten aan de aankomende nationale asielmaatregelen die nu bij de Raad van
                     State liggen, die op gespannen voet staan met de implementatie van het pact, of die,
                     om dat te implementeren, alsnog moeten worden aangepast?
Het Asiel- en migratiepact is per 12 juni 2026 van toepassing in de Nederlandse rechtsorde.
                  Dat betekent dat de nationale wetgeving met ingang van die datum daarmee in overeenstemming
                  moet zijn. Het kabinet neemt geen maatregelen die strijdig zijn of op gespannen voet
                  staan met het Asiel- en migratiepact.
               
Kan de Minister toezeggen dat zij de Kamer tijdig en volledig informeert over de uitvoeringsproblemen,
                     financiële gevolgen en juridische risico’s die voortvloeien uit de implementatie van
                     het pact?
Ik zal de kamer uiteraard tijdig en volledig informeren wanneer er zich problemen
                  voordoen.
               
Wat ziet de Minister als de belangrijkste potentiële knelpunten bij de implementatie?
De vele vernieuwingen die gelijktijdig doorgevoerd moeten worden om het pact op de
                  juiste wijze te implementeren zie ik als een uitdaging en daarmee als een potentieel
                  knelpunt. Het succes van de implementatie hangt daarnaast af van meerdere factoren.
                  De hoogte en samenstelling van de instroom in de komende anderhalf jaar kunnen extra
                  druk leggen op de uitvoering. Bovendien is het cruciaal dat andere lidstaten het pact
                  tijdig en volledig implementeren. We blijven dit nauwlettend volgen.
               
Het pact verplicht tot het bieden van gratis juridische bijstand in alle procedures.
                     In hoeverre is daarbij nader ingevuld wie deze moet bieden, en in welke mate?
Het Pact verplicht lidstaten minimaal om de asielzoeker vanaf de start van zijn asielprocedure
                  kosteloze onafhankelijke juridische ondersteuning («counseling») aan te bieden. Deze
                  verplichting geldt gedurende de administratieve fase. Dit is de fase vanaf de indiening
                  van de asielaanvraag door de asielzoeker tot aan de beslissing van de IND op die aanvraag.
                  In de beroepsfase is toegang tot kosteloze rechtsbijstand verplicht. In elke fase
                  van de Dublin-procedure is het verplicht om gratis juridische counseling of rechtsbijstand
                  te bieden.
               
De counseling moet worden geboden door «onafhankelijke juridische counselors, die
                  krachtens het nationale recht zijn erkend of toegelaten om de verzoekers counseling
                  te verstrekken, dan wel door niet-gouvernementele organisaties die krachtens het nationale
                  recht zijn geaccrediteerd om juridische diensten of vertegenwoordiging aan verzoekers
                  te bieden.» Aangegeven door de Europese Commissie is dat de counseling taken eventueel
                  ook verricht mogen worden door de autoriteiten zelf, mits sprake is van gescheiden
                  managementstructuren en belangenverstrengeling wordt voorkomen.
               
De Asielprocedureverordening (APR) schrijft deels gepreciseerd voor hoe juridische
                  rechtshulp en rechtsbijstand er op bepaalde momenten moet uitzien, deels is er ruimte
                  voor nationale invulling.
               
De voorgeschreven taken van counseling zijn in artikel 16 van de APR beschreven en
                  bevatten in elk geval:
               
a) begeleiding bij en uitleg over de administratieve procedure, met inbegrip van informatie
                           over de rechten en plichten tijdens die procedure;
b) bijstand bij de indiening van het verzoek en begeleiding bij:
i) de verschillende procedures voor de behandeling van het verzoek en de redenen voor
                                 de toepassing van die procedures
ii) de regels inzake de ontvankelijkheid van een verzoek;
iii) juridische aangelegenheden die zich tijdens de procedure voordoen, met inbegrip van informatie over de wijze waarop een beslissing tot afwijzing van
                                 een verzoek overeenkomstig de artikelen 67, 68 en 69 kan worden aangevochten
Hierbij mag een persoon worden belast met het verstrekken van counseling aan meerdere
                  verzoekers tegelijk.
               
De leden van de NSC-fractie vragen hoe lang verschillende rechtsregimes zullen bestaan.
                     Kan de Minister toelichten op welke manier overgangsrecht van toepassing is ten aanzien
                     van het nieuwe regime van het asiel en migratiepact?
Uit artikel 79 van de Asielprocedureverordening volgt dat de verordening alleen van
                  toepassing is op asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 12 juni 2026. Op verzoeken
                  van vóór die datum blijven de huidige bepalingen van toepassing en deze vallen onder
                  de reikwijdte van de Procedurerichtlijn. Uitzondering op het vorenstaande vormen de
                  Kwalificatieverordening en de herschikte Opvangrichtlijn. Die zijn per 12 juni 2026
                  op alle verzoeken van toepassing, zowel op de dan al lopende procedures als op nieuwe
                  procedures. Dit betekent dat er tijdelijk twee rechtssystemen naast elkaar bestaan.
               
Wat wordt de opdracht aan de nationale solidariteitscoördinator?
De solidariteitscoördinator zal op ambtelijk niveau voor Nederland de voor het solidariteitsmechanisme
                  relevante processen coördineren. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het zorgdragen voor
                  het aanleveren van de relevante data en informatie voor migratiedrukmetingen en het
                  voorbereiden van de Nederlandse solidariteitsbijdrage.
               
Wanneer echter te veel lidstaten zullen kiezen voor een financiële bijdrage in het
                     kader van solidariteitsmechanisme, kan dit erin resulteren dat Nederland een deel
                     van de Dublinclaimanten niet langer over kan dragen. Hoe wordt bepaald welke Dublinclaimanten
                     dan wel of niet worden overgedragen?
Momenteel wordt nog onderzocht welke ruimte er is om te bepalen op welke Dublinclaimanten
                  dit ziet. Het gaat in ieder geval om claimanten van wie is bepaald dat een lidstaat
                  onder migratiedruk de verantwoordelijke lidstaat is.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Nationaal Implementatieplan
                     Asiel- en Migratiepact. Wel willen deze leden opmerken dat het implementatieplan dusdanig
                     kort op de deadline van de Europese Commissie naar de Kamer is gestuurd, dat de Kamer
                     hier geen invloed meer op kon uitoefenen. Deze leden verzoeken de Minister daar in
                     het vervolg rekening mee te houden. Gezien de grote en impactvolle wijzigingen die
                     het pact met zich mee zal brengen is het belangrijk dat de Kamer haar controlerende
                     taak goed kan uitvoeren.
Deelt de Minister de mening dat Nederland voorop moet lopen in de adequate en tijdige
                     implementatie van het EU asiel- en migratiepact, omdat het spaak lopen van de implementatie
                     in de EU tot gevolg heeft dat Nederland naar alle waarschijnlijkheid meer, in plaats
                     van minder asielzoekers krijgt?
Het Asiel- en Migratiepact moet er onder meer voor zorgen dat vreemdelingen aan de
                  buitengrenzen van de Europese Unie worden gescreend en dat er een versnelde grensprocedure
                  komt voor asielzoekers uit landen met een laag inwilligingspercentage. Voor asielzoekers
                  van wie de asielaanvraag in de asielgrensprocedure is afgewezen geldt onmiddellijk
                  een terugkeergrensprocedure. In het regeerprogramma staat dat de implementatie van
                  het Europees Asiel- en Migratiepact essentieel voor het beperken van de instroom in
                  Nederland en spoedige implementatie door alle lidstaten essentieel is.
               
Kan de Minister toelichten wat zij bedoelt met de zin «Met dit implementatieprogramma
                     wordt niet vooruitgelopen op integrale besluitvorming binnen het kabinet» in de Kamerbrief?
Er zal nog besluitvorming plaats moeten vinden op de financiering die mijn ministerie
                  kan verwachten. Hier wil ik niet op vooruitlopen middels het Nationaal Implementatieplan.
               
Nationaal Implementatieplan Asiel- en migratiepact
Ten eerste vragen de aan het woord zijnde leden hoe de kosten in bijlage I, bijvoorbeeld
                     voor de benodigde extra fte’s en het opleiden/omscholen van (nieuw) personeel, te
                     rijmen zijn met de enorme bezuinigingen op het ministerie en met name de uitvoeringsorganisaties.
                     Er leven grote zorgen over het effect van deze bezuinigingen, aangezien een tekort
                     aan opvangplekken bij het COA en personeel bij de IND vooral zal leiden tot dure noodopvang
                     en een toename aan dwangsommen.
Met de besluitvorming bij voorjaarsnota 2024 heeft het vorige kabinet gekozen de middelen,
                  gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP), tot en met 2026 aan de Migratieketen
                  toe te kennen. Voor het jaar 2027 is 500 miljoen euro en vanaf 2028 is ook de 1 miljard
                  euro besparing uit het hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37) verwerkt. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen
                  het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken.
               
Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor
                  de Migratieketen. De uitvoeringsorganisaties dienen tijdig over voldoende middelen
                  te beschikken voor continuïteit in de uitvoering van hun wettelijke taken. Bij de
                  voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
               
Daarnaast vragen deze leden of de Minister kan garanderen dat het kabinet niet voornemens
                     is wetgeving of beleid in te voeren dat haaks staat op het pact, zoals eerder gebeurde
                     bij het verlengen bij de beslistermijnen die na inwerkingtreding van het pact weer
                     verkort moeten worden.
Het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de verlenging
                  van de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken staat niet haaks op het Asiel- en
                  migratiepact. Dat wetsvoorstel beoogt een verlengingsmogelijkheid van drie maanden
                  voor de beslistermijn in asielzaken uit artikel 31, derde lid, van de Procedurerichtlijn
                  te implementeren. Deze richtlijnbepaling wordt vervangen door artikel 35 van de Procedureverordening.
                  Na het toepasselijk worden van het Asiel- en migratiepact gelden de in artikel 35
                  van de Procedureverordening opgenomen beslistermijnen voor de behandeling van asielaanvragen
                  die nadien worden ingediend. Dit laat onverlet dat de mogelijkheid tot verlenging
                  van de beslistermijn in asielzaken, zoals opgenomen in voornoemd wetsvoorstel, voor
                  de komende periode nog steeds van belang is. Asielaanvragen die nog worden ingediend
                  voorafgaand aan het toepasselijk worden van het Asiel- en migratiepact op 12 juni
                  2026, worden namelijk behandeld volgens het thans geldende recht (zo volgt uit artikel
                  79, derde lid, van de Procedureverordening). Het wetsvoorstel is dus ook na het toepasselijk
                  worden van het Asiel- en migratiepact van significante betekenis voor de uitvoeringspraktijk.
               
Huidige situatie en belangrijkste benodigde wijzigingen
De leden van de D66-fractie vragen of de Adviesraad Migratie ook heeft geadviseerd
                     op het implementatieplan en het bijbehorende wetsvoorstel en zo nee, waarom niet en
                     of de Minister hen alsnog wil vragen dit te doen.
Voor het samenstellen van het Nationaal Implementatieplan, dat in december vorig jaar
                  bij de Commissie is aangeleverd, is de Adviesraad Migratie niet om advies gevraagd.
                  Bij brief van 20 december 2024 is de Adviesraad Migratie wel om advies gevraagd over
                  de Uitvoerings- en implementatiewet Asiel- en Migratiepact.
               
Daarnaast vragen zij de impactanalyses van IND, COA en de Dienst Terugkeer en Vertrek
                     (DTenV) met de Kamer te delen.
Relevante passages en onderdelen uit de impactanalyses zijn opgenomen in het Nationale
                  Implementatieplan. De impactanalyses zijn interne documenten die de ketenpartners
                  gebruiken om hun eigen implementatie vorm te geven.
               
Bouwstenen
1. Eurodac
               
Welke aanpassingen in de processen moeten worden gedaan en hoe raakt dit de verdere
                     stappen in de asielketen, zo vragen de leden van de D66-fractie.
Er zijn grote aanpassingen in de infrastructuur, de systemen en werkprocessen nodig.
                  De implementatie van EURODAC is een complex IT-project voor zowel de ketenpartners
                  als het Ministerie van Asiel en Migratie (het Europaloket). Vanaf 12 juni 2026 zal
                  voor de ketenpartners uit de Migratie- en Strafrechtketen de gegevensuitwisseling
                  met EURODAC plaatsvinden via de centrale voorziening Europaloket. Onder aansturing
                  van het project Realisatie JBZ-systemen zal de bestaande centrale voorziening Europaloket
                  uitgebreid worden met de nieuwe EURODAC-functionaliteiten. De ketenpartners IND, Nationale
                  Politie, KMar en DTV zullen via het Europaloket toegang krijgen tot EURODAC. Naast
                  aanpassingen van de centrale voorziening Europaloket is het ook noodzakelijk dat de
                  ketenpartners hun eigen IV-systemen aanpassen om berichtuitwisseling met EURODAC,
                  via het Europaloket, mogelijk te maken. De ketenpartners zijn zelf verantwoordelijk
                  om deze aanpassingen in de eigen systemen door te voeren, dit betreft onder andere
                  BVID en BVI. Ook zullen hiervoor de huidige werkprocessen aangepast moeten worden
                  om de relevante gegevens te verzamelen met oog op registratie, mutatie en raadplegen
                  van deze gegevens in Eurodac.
               
2. Grensprocedure en screening
               
De aan het woord zijnde leden lezen dat het I&R-proces bij inwerkingtreding van het
                     pact bij de IND wordt ingevoegd maar dat er geen extra fte voor de IND is voorzien.
                     Deze leden maken zich zorgen over mogelijk capaciteitsgebrek bij de IND en de vertraging
                     die dit kan opleveren in de procedure. Zij vragen de Minister toe te lichten hoe de
                     extra werklast voor de IND wordt opgevangen.
Vanaf 12 juni 2026 zal de IND verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de screeningsverordening
                  voor aanvragers die reeds in Nederland zijn en niet voldoen aan de eisen voor toelating.
                  Voor de grensprocedure op Schiphol wordt de KMar aangewezen als screeningsautoriteit.
                  Op dit moment voert de IND al de verificatie uit van herhaalde aanvragers, nareizigers
                  en Dublinzaken die opnieuw de asielprocedure ingaan. De IND ontwerpt op dit moment
                  een nieuw I&R-proces dat goed aansluit bij de kortere termijnen uit het migratiepact.
               
In de EU-subsidieaanvraag, volgend uit het NIP, zijn de implementatiekosten voor het
                  screeningsproces opgenomen. Voor het goed uitvoeren van dit proces is het randvoorwaardelijk
                  dat er voldoende financiële middelen en personeel beschikbaar zijn, dit loopt via
                  het reguliere rijksbrede begrotingsproces waarbij ook de diensten die nu het I&R-proces
                  uitvoeren, worden betrokken.
               
Verder vragen deze leden of de Minister de mening deelt dat er geen kwetsbare mensen
                     in de grensprocedure geplaatst dienen te worden en zo ja, waar deze mensen terecht
                     komen.
De beoordeling of een asielzoeker de asielgrensprocedure kan doorlopen is altijd een
                  individuele beoordeling. Tijdens het I&R proces wordt een eerste beoordeling gemaakt.
                  Nadat de vreemdeling is toegelaten tot de grensprocedure, volgt zo spoedig mogelijk
                  het persoonlijk onderhoud. Als op enig moment tijdens de procedure blijkt dat het
                  toepassen van de grensprocedure ongeacht de reden niet opportuun is, wordt de detentiemaatregel
                  direct opgeheven en wordt de asielprocedure op het grondgebied verder behandeld. Hierbij
                  merk ik op dat dit reeds bestaande praktijk is en dit zal na invoering van het Migratiepact
                  niet veranderen.
               
3. Opvang
               
Kan de Minister bevestigen dat Dublinclaimanten na hun overdrachtsbesluit tot het
                     moment van overdracht altijd recht hebben op fatsoenlijk onderdak en niet op straat
                     zullen belanden, zo vragen de leden van de D66-fractie.
Het is conform de opvangrichtlijn verplicht in alle gevallen een minimale levensstandaard
                  te bieden. Het COA werkt momenteel aan de uitwerking hiervan, in lijn met de uitvoeringsagenda
                  flexibilisering asielketen. In de uitwerking zal het COA de mate van toezicht op de
                  vreemdeling meenemen, alsmede het verstrekkingen regime.
               
Daarnaast vragen zij of de Minister kan toelichten of een (gedeeltelijke) bijdrage
                     aan de zorgkosten leidt tot recht op zorgtoeslag en zo ja, of zij kan toelichten hoe
                     dit wordt vormgegeven gezien het voor Oekraïense ontheemden onuitvoerbaar werd geacht.
In Nederland heeft iemand alleen recht op zorgtoeslag als die persoon ook een zorgverzekering
                  heeft. Een gedeeltelijke bijdrage aan de zorgkosten zal dus niet leiden tot recht
                  op zorgtoeslag.
               
Is het realistisch om binnen 30 dagen individueel te beoordelen of bijzondere opvangbehoeften
                     zijn en binnen drie dagen standaardinformatie over opvangvoorzieningen te verstrekken,
                     gezien de huidige achterstanden en de aangekondigde bezuinigingen?
Ja, dit lijkt mogelijk. Het COA lukt het nu ook om deze informatie binnen afzienbare
                  tijd te verstrekken. Als de instroom naar beneden gaat wordt dit beter uitvoerbaar.
               
De leden van de D66-fractie vinden het een goede zaak dat het migratiepact voorziet
                     in toegang tot taalcursussen, inburgeringscursussen, beroepsopleidingen en de arbeidsmarkt.
                     Zoals bekend draagt meedoen vanaf dag één bij aan effectieve integratie op de lange
                     termijn. Deze leden vragen de Minister daarom hoeveel geld hiervoor wordt uitgetrokken
                     en hoe vroege inburgeringscursussen eruit gaan zien voor alle opgevangen asielzoekers?
Artikel 18 van de herziene Opvangrichtlijn stelt dat lidstaten dienen te zorgen voor
                  toegang tot taalcursussen, inburgeringscursussen of beroepsopleidingscursussen die
                  zij passend achten om verzoekers beter in staat te stellen zelfstandig te handelen,
                  met de bevoegde autoriteiten te communiceren of werk te vinden. De uitwerking hiervan
                  vindt momenteel plaats. Omdat deze bepaling nog wordt uitgewerkt kan er ook nog niks
                  gezegd worden over de budgettaire gevolgen.
               
Kan de Minister toelichten hoe de toegang tot beroepsopleidingen wordt vormgegeven?
Artikel 18 van de herziene Opvangrichtlijn stelt dat asielzoekers toegang moeten krijgen
                  tot beroepsopleidingen. In Nederland is het mbo reeds toegankelijk voor asielzoekers.
                  Vreemdelingen onder de 18 jaar en vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven
                  (op grond van de Vreemdelingenwet 2000) kunnen zich inschrijven voor mbo-opleidingen
                  mits aan de toelatingseisen wordt voldaan die ook gelden voor andere studenten. Nederland
                  voldoet op dit vlak dus al aan de afspraken uit het Asiel- en Migratiepact.
               
Welke stappen gaat de Minister zetten om toegang tot de arbeidsmarkt daadwerkelijk
                     te garanderen en de eerder geconstateerde hindernissen weg te nemen?
Op 14 juli 2023 is de kabinetsreactie op het rapport van Regioplan over de belemmeringen
                  die worden ervaren bij toetreding tot de arbeidsmarkt aan uw Kamer gestuurd. In deze
                  brief is per belemmering uitgewerkt welke stappen worden genomen om de belemmering
                  weg te nemen of te beperken. Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak
                  van de Raad van State over de 24-weken-eis van eind 2023 past het UWV niet langer
                  de 24-weken-eis toe bij aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van
                  asielzoekers. Er is sindsdien sprake van een sterke toename van het aantal afgegeven
                  tewerkstellingsvergunningen voor asielzoekers. Meer asielzoekers zijn aan het werk.
                  Er zijn nog wel andere belemmeringen voor asielzoekers om aan de slag te gaan en voor
                  werkgevers om hen in dienst te nemen. Eén van deze belemmeringen is de behandeltermijn
                  van de tewerkstellingsvergunningaanvraag. UWV heeft aangegeven dat in de laatste maanden
                  van vorig jaar 80% van de complete aanvragen voor asielzoekers binnen twee weken zijn
                  behandeld, in plaats van binnen de wettelijke beslistermijn van vijf weken. Daarnaast
                  volgt als onderdeel van de Actieagenda Integratie een verdere verkenning naar de mogelijkheden
                  voor een ondersteuningsstructuur voor asielzoekers bij de begeleiding naar werk.
               
De leden van de D66-fractie vragen deze Minister ook hoe zij kijkt naar de kwaliteit
                     van opvang in andere lidstaten. Deelt zij de mening dat een slechte kwaliteit hiervan
                     in die lidstaten, maakt dat asielzoekers eerder zullen doorreizen naar een andere
                     lidstaat, bijvoorbeeld naar Nederland, zo vragen zij. Daarnaast vragen zij of de Minister
                     bereid is deze lidstaten daarop aan te spreken en te zorgen dat alle lidstaten zich
                     tijdig en minimaal houden aan de kwaliteitsstandaarden zoals afgesproken in de Opvangrichtlijn.
Aan het doorreizen van asielzoekers van de ene lidstaat naar de andere kunnen meerdere
                  motieven ten grondslag liggen. Naleving van de Dublinregels is dan ook cruciaal. Voor
                  het goed kunnen uitvoeren van de Dublinregels is het ook van belang dat lidstaten
                  zich houden aan de kwaliteitsstandaarden zoals afgesproken in de Opvangrichtlijn.
                  In Europese gremia benadrukt het kabinet dan ook dat de implementatie van het Europese
                  Asiel- en Migratiepact door alle lidstaten essentieel is.
               
Deze leden vragen ook of het «contingency plan» (verplicht onder de nieuwe Opvangrichtlijn)
                     met de Kamer gedeeld kan worden en of de Minister hierbij kan uitleggen in hoeverre
                     zij na het intrekken van de Spreidingswet en aanpassingen aan de huisvestingswet (het
                     schrappen van de urgentieverklaringen en taakstellingen) nog kan voldoen aan de in
                     de Opvangrichtlijn gestelde eisen.
Er is nog onduidelijkheid in hoeverre de nationale noodplannen van de lidstaten openbaar
                  kunnen worden gemaakt, temeer omdat een aantal EU-lidstaten hier bezwaren tegen hebben
                  vanwege de in de plannen neergelegde informatie.
               
Het noodplan betreft een opdracht uit de Opvangrichtlijn. Doel is het creëren van
                  een robuuste asielketen die goed blijft functioneren bij hoge instroom. Afhankelijk
                  van de dan vigerende regelgeving zullen de noodzakelijke maatregelen worden genomen.
               
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister bereid is om te zorgen dat het Nederlands
                     Rode Kruis toegang krijgt tot alle opvangcentra, zodat zij asielzoekers kan begeleiden
                     in het zoeken naar familieleden die ze op de vlucht zijn kwijtgeraakt, zoals verplicht
                     onder het aquis.
Zowel de huidige als de herziene Opvangrichtlijn schrijven voor dat asielzoekers de
                  mogelijkheid geboden moet worden op te communiceren met vertegenwoordigers van de
                  UNHCR en andere relevante nationale, internationale en niet-gouvernementele organisaties
                  en instanties. Toegang tot opvanglocaties voor deze vertegenwoordigers mag alleen
                  worden ontzegd om redenen die verband houden met de veiligheid van de huisvesting
                  en van de bewoners. Hulp bij tracing van familieleden vindt nu ook al plaats op opvanglocaties.
               
Bovendien vragen zij de Minister om de inname van telefoons van asielzoekers tot een
                     minimum te beperken zodat mensen contact kunnen houden met familieleden in het land
                     van herkomst of op de vlucht.
Het identificatie en registratie (I&R) proces van asielzoekers in Nederland is per
                  1 januari 2025 overgegaan van de Nationale Politie, Afdeling Vreemdelingenpolitie,
                  Identificatie en Mensenhandel (AVIM) naar de Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers
                  (DISA). In lijn met het Hoofdlijnenakkoord waarin staat dat administratieve taken
                  van de politie in de asielketen worden overgeheveld naar een ter zake kundige organisatie,
                  is besloten om deze taak elders in de asielketen te beleggen.
               
Als onderdeel van dit I&R proces wordt de bagage van de vreemdelingen doorzocht, waaronder
                  ook hun mobiele telefoons. DISA vraagt aan de vreemdeling om diens mobiele telefoon
                  te ontgrendelen. Nadat de telefoon is ontgrendeld zal DISA de mobiele telefoon handmatig
                  doorzoeken, de zogenaamde quick check. In beginsel wordt de mobiele telefoon na afronding
                  van de quick check teruggegeven aan de vreemdeling. Bij eventuele signalen van een
                  strafbaar feit wordt de politie geïnformeerd. In geval van (verdenking van) een misdrijf
                  kan de politie de mobiele telefoon in beslag nemen voor verder strafrechtelijk onderzoek.
               
4. Asielprocedure
               
Welke herzieningen in de procedure heeft de Minister voorzien om te kunnen voldoen
                     aan de kortere beslistermijnen, zo vragen deze leden. Zij roepen de Minister daarnaast
                     op om hierbij van de procedures, zoals het schriftelijk horen en het voordeel van
                     de twijfel.
De belangrijkste wijzigingen in de asielprocedure betreffen het schrappen van het
                  verplichte aanmeldgehoor, de rust- en voorbereidingstermijn en de voornemenprocedure.
                  Ook wordt de huidige algemene asielprocedure (AA) vervangen door een versnelde en
                  niet-versnelde procedure zoals die worden genoemd in de nieuwe Europese regels. Hiermee
                  komt de huidige AA-procedure met de inrichting van elkaar opvolgende procesdagen te
                  vervallen en hiermee ook het onderscheid tussen de AA en de verlengde asielprocedure
                  (VA). De IND verwacht dat deze maatregelen zorgen voor een snellere, efficiëntere
                  en flexibelere procedure.
               
De inhoudelijke asieltoets wordt niet gewijzigd. De mogelijkheid om schriftelijk te
                  horen wordt niet genoemd in de Asielprocedureverordening en de gedachte achter het
                  persoonlijk onderhoud (gehoor) is dat dit in persoon en fysiek dient plaats te vinden
                  in aanwezigheid van een tolk. Wel wordt de mogelijkheid genoemd tot videoconferencing
                  maar alleen indien dit gerechtvaardigd wordt door bepaalde omstandigheden. Uitgangspunt
                  blijft dus het gehoor in aanwezigheid van de asielzoeker en IND-medewerker waarbij
                  nieuw is dat de IND een opname van het gehoor dient te maken en in de beroepsfase
                  beschikbaar moet stellen. Verder wordt het screeningsproces (het voormalige I&R proces)
                  heringericht en bij de IND ondergebracht. Op basis van de uitkomst van het screeningsproces
                  kan de IND in individuele dossiers direct beoordelen of iemand in de versnelde of
                  niet-versnelde procedure komt en wat de vervolgstappen moeten zijn. Ook dit draagt
                  bij aan een efficiëntere procedure.
               
Op welke manier wordt de deskundigheid van IND-medewerkers vergroot om een degelijke
                     leeftijdsbepaling te kunnen doen?
In de Procedureverordening (art. 25) is bepaald dat bij twijfel over de leeftijd van
                  een minderjarige asielzoeker, een multidisciplinaire beoordeling moet plaatsvinden.
                  Op dit moment wordt een minderjarige asielzoeker bij twijfel over de leeftijd allereerst
                  geschouwd. IND-medewerkers die de schouw uitvoeren, hebben de training leeftijdsbepaling
                  gevolgd.
               
De leeftijdsschouw wordt gedaan op basis van gedrag, uiterlijk en verklaringen en
                  biedt daarmee al een sterke uitgangspositie voor een multidisciplinaire beoordeling.
                  Op dit moment wordt onderzocht hoe de deskundigheid in de training leeftijdsschouw
                  voor medewerkers kan worden versterkt. Daarnaast wordt onderzocht of in aanvulling
                  op het versterken van de training nog specifieke deskundigheid in de beoordeling kan
                  worden toegevoegd. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van een psychosociale deskundige.
                  Het Pact dwingt niet tot het integreren van specifieke disciplines. Dit geeft lidstaten
                  beoordelingsruimte om tot een eigenstandige inrichting van de multidisciplinaire beoordeling
                  te komen. Daarvoor wordt nu met verschillende deskundigen verkend hoe de bestaande
                  werkmethode kan worden versterkt.
               
Daarnaast vragen zij wat het verschil is tussen de «juridische counseling» en het
                     juridische advies dat nu aan asielzoekers wordt gegeven buiten de rechtsbijstand die
                     zij ontvangen.
In de huidige asielprocedure heeft de asielzoeker al vanaf de start van de asielprocedure
                  recht op kosteloze rechtsbijstand van een advocaat. Het zwaartepunt van het juridisch
                  advies dat een asielzoeker krijgt, is dus gelegen in de individuele voorlichting,
                  voorbereiding en rechtsbijstand van de advocaat. Daarnaast staat het de asielzoeker
                  vrij om een beroep te doen op het advies van VluchtelingenWerk Nederland (VWN). VWN
                  verzorgt individuele en groepsgewijze voorlichting en kan de asielzoeker desgewenst
                  bijstaan tijdens een gehoor. De huidige rol van VWN sluit grotendeels aan bij de gevraagde
                  toekomstige invulling van counseling. Het is juridisch gezien echter ook mogelijk
                  om een andere partij of organisatie hiertoe aan te wijzen.
               
Hoe reageert deze Minister, zo vragen deze leden, op experts die aangeven dat vroege
                     toegang tot een advocaat van belang is om procedures kort te houden?
Bij de implementatie van het Asiel- en migratiepactact en de verschillende maatregelen
                  uit het regeerprogramma wordt de nationale asielprocedure sterk vereenvoudigd en worden
                  onverplichte procedurestappen geschrapt, zoals het schriftelijk voornemen tot afwijzing
                  van het asielverzoek en de zienswijze van de vreemdeling daarop. Daarmee worden korte
                  procedures reeds beoogd. De uitwerking van de Nederlandse invulling aan de verplichtingen
                  rondom juridische counseling zal oog moeten houden voor de minimum verplichtingen
                  die volgen uit de Procedureverordening en het voorkomen van eventuele vertragingen
                  in latere stadia van de asielprocedure. Bij de inrichting zal – net als nu het geval
                  is – aandacht zijn voor kwalitatieve en zorgvuldige voorlichting en juridische counseling
                  aan de vreemdelingen.
               
En kan de Minister aangeven op welke wijze legal counselling effectief kan worden
                     vormgegeven als de financiering van Vluchtelingenwerk Nederland met bijna 70 procent
                     afneemt?
Het staat lidstaten vrij om zelf de partij of organisatie aan te wijzen die deze taken
                  op zich moet nemen. De Nederlandse invulling aan deze verplichting moet nog worden
                  bepaald.
               
De leden van de D66-fractie kunnen zich vinden in het schrappen van het aanmeldgehoor.
                     Wel maken zij zich zorgen over het schrappen van de rust- en voorbereidingstijd, omdat
                     deze stap juist bijdraagt aan de kwaliteit van de verdere asielprocedure. Zij vragen
                     de Minister dan ook om dit te heroverwegen om een toename in bezwaar- en beroepsprocedures
                     te voorkomen.
In de asielprocedure onder het Asiel- en migratiepact blijven voldoende waarborgen
                  voor de asielzoeker in de asielprocedure. Tijdens de gehele procedure heeft de asielzoeker
                  namelijk recht op juridisch advies ook ter voorbereiding op het gehoor over de asielmotieven.
                  Ook vindt er nog steeds een voorlopige medische check plaats aan het begin van de
                  asielprocedure. De IND doet verder tijdens het screeningsproces maar ook tijdens de
                  gehele asielprocedure een beoordeling of de asielzoeker bijzondere procedurele waarborgen
                  behoeft. Als er concrete indicaties zijn dat de asielzoeker niet gehoord kan worden,
                  vindt er alsnog een medisch onderzoek plaats. Het uitvoeren van de genoemde stappen
                  neemt tijd in beslag. In de praktijk zullen er altijd voldoende dagen zitten tussen
                  de eerste aanmelding en de start van het persoonlijk onderhoud, waardoor er ruimte
                  is voor asielzoekers om bij te komen van hun reis.
               
6. AMMR/Dublin
               
Op welke manier zal het belang van het kind worden getoetst, zo vragen de leden van
                     de D66-fractie.
Zowel in de huidige Dublinverordening als in de AMMR (die de Dublinverordening gaat
                  vervangen)) wordt het belang van het kind meegewogen en getoetst in de Dublin procedure.
                  De IND stelt het belang van het kind reeds voorop. Er wordt bezien of en hoe de werkwijze
                  van de IND moet worden aangepast in het kader van de implementatie van de AMMR. In
                  Europees verband wordt door Nederland het belang benadrukt van uniformiteit bij de
                  lidstaten bij het uitvoeren van deze toets (bijvoorbeeld door gebruik van een standaardformulier).
               
Daarnaast vragen zij of de Minister kan toelichten hoe het criterium
                  met betrekking tot het hebben van een diploma of kwalificatie zal worden verwerkt
                     in de procedure.
Op grond van artikel 30 van de AMMR is een lidstaat verantwoordelijk voor de inhoudelijke
                  beoordeling van een asielverzoek als de verzoeker in het bezit is van een door een
                  in een lidstaat gevestigde onderwijsinstelling afgegeven diploma of kwalificatie.
                  Waarbij sprake moet zijn geweest van studie op het grondgebied van de betreffende
                  lidstaat gedurende minimaal één academisch jaar. Daarvoor geldt dat het verzoek minder
                  dan zes jaar na de afgifte van het diploma of de kwalificatie moet zijn geregistreerd.
                  Het criterium zal worden toegepast indien van toepassing (als geen van de hoger in
                  de verordening genoemde criteria van toepassing zijn) en de verzoeker een beroep op
                  dit criterium doet. Het specifieke proces voor toepassing van dit criterium bij de
                  IND wordt momenteel nader uitgewerkt. Nadere besluitvorming hieromtrent volgt nog.
               
7. Solidariteit
               
De leden van de D66-fractie delen de mening van de Minister dat solidariteit een belangrijk
                     uitgangspunt is van het pact. Het is de afgelopen jaren duidelijk geworden dat het
                     lage aantal Dublinoverdrachten, dat de Minister ook beschreef bij de bouwsteen «AMMR/Dublin»,
                     grotendeels het gevolg is van gebrekkige solidariteit. Grenslanden hebben vaak de
                     capaciteit niet om te voldoen aan degelijke registratie en opvang, waardoor overdrachten
                     niet mogelijk zijn. De leden vragen de Minister daarom wat de logica is achter de
                     keuze van het afkopen van solidariteit en hoe zij denkt dat dit zal bijdragen aan
                     een verhoging van het aantal Dublin-overdrachten.
Het solidariteitsmechanisme moet gaan regelen dat lidstaten waarvan is vastgesteld
                  dat zij onder migratiedruk staan worden bijgestaan door de andere lidstaten. De solidariteitsbijdrage
                  kan worden geleverd door het overnemen van asielzoekers of door andersoortige bijdragen
                  aan het asiel- en migratiebeheer, zoals bijvoorbeeld financiële bijdragen. Deze diverse
                  vormen van solidariteit zijn gelijkwaardig, zo volgt uit de AMMR. Het kabinet kiest
                  voor de financiële bijdragen, hetgeen dus een onderdeel is van het mechansime.
               
Daarnaast vragen zij wat de rol van de solidariteitscoördinator zal zijn, gezien het
                     feit dat Nederland zich niet bereid toont tot deelname aan het solidariteitsmechanisme.
Nederland neemt deelt aan het solidariteitsmechanisme; de financiële bijdrage is juist
                  een onderdeel van dit mechanisme. Betreffende de rol van de solidariteitscoördinator
                  verwijs ik naar mijn eerdere antwoord over de opdracht van de nationale solidariteitscoördinator.
               
8. Noodgevallen en crisis
               
De leden van de D66-fractie vragen de Minister het noodplan ruim voor de deadline
                     van 12 april 2025 te delen met de Tweede Kamer zodat zij de mogelijkheid houdt om
                     hierover in debat te gaan. Kan zij daarin ook ingaan op het voornemen om de spreidingswet
                     in te trekken, de bezuinigingen op de uitvoeringsorganisaties, het terugdraaien van
                     het besluit om het COA een ijzeren voorraad aan opvangplekken te laten behouden en
                     het schrappen van de taakstelling van statushouders, zo vragen zij.
Er is nog geen overeenstemming in hoeverre de nationale noodplannen van de lidstaten
                  openbaar kunnen worden gemaakt. Dat is afhankelijk van de daarin neergelegde informatie
                  die bij openbaarmaking kwetsbaar kan zijn.
               
Het noodplan komt voort uit de Opvangrichtlijn. Doel is het creëren van een robuuste
                  asielketen bij hoge instroom. Afhankelijk van de dan vigerende regelgeving zullen
                  de noodzakelijke maatregelen worden genomen.
               
9. Horizontaal, juridische waarborgen
               
Kan de Minister toezeggen in het besluit over rechtsbijstand het advies van de Onderzoekscommissie
                  Langdurig verblijvende vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht14 mee te nemen, waarin wordt gesteld: «Investeer in een zorgvuldige behandeling van een eerste asielaanvraag. Dat beperkt
                     vertraging bij beroeps-, vervolg- en vertrekprocedures. Handhaaf daarom de rechtsbijstand
                     voorafgaande aan de start van de achtdaagse Algemene Asielprocedure en de onpartijdige
                     informatievoorziening aan asielzoekers. Het is belangrijk dat de eerste beslissing
                     op een asielverzoek goed is. Daarbij hoort dat alle relevante redenen van de asielzoeker
                     voor zijn aanvraag in Nederland zijn meegewogen.»
Het genoemde advies van de Commissie van Zwol is het kabinet bekend. Dit advies wordt
                  betrokken bij de uitwerking van de Nederlandse inrichting van de verplichtingen rondom
                  juridische counseling en daarbij zal rekening worden gehouden met de benoemde noodzaak
                  voor zorgvuldige behandeling van de asielaanvraag.
               
10. Hervestiging, inclusie en integratie
               
Welke redenen – naast evident kansarme aanvragen – ziet de Minister toegang tot taallessen,
                     inburgeringscursussen of beroepsopleiding te weigeren, zo vragen de leden van de D66-fractie.
                     Zij vragen of de Minister met hen deelt dat de integratie op lange termijn is gebaat
                     bij vroege deelname aan de Nederlandse maatschappij en het zo vroeg mogelijk leren
                     van de Nederlandse normen en waarden. Hoe gaat de Minister deze vereiste uit het pact
                     implementeren, zo vragen deze leden.
Onder de herziene Opvangrichtlijn dienen lidstaten alle asielzoekers, dus ook asielzoekers
                  die geen toegang hebben tot de arbeidsmarkt, toegang te bieden tot taalcursussen,
                  inburgeringscursussen of beroepsopleidingscursussen die die lidstaten passend achten
                  om asielzoekers beter in staat te stellen zelfstandig te handelen, met de bevoegde
                  autoriteiten te communiceren of werk te vinden. Het staat lidstaten vrij om te bepalen
                  welk aanbod passend is. Op dit moment wordt verkend of het huidige aanbod voldoet
                  aan de verplichtingen zoals vastgelegd in de herziene Opvangrichtlijn.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de fractie-BBB hebben kennisgenomen van het voorgenomen EU asiel- en
                     migratiepact. Zij hebben hier nog een aantal vragen over.
Bij de asielgrensprocedure die doorlopen wordt aan de buitengrens van de EU, worden
                     bij derdelanders vrijheidsontnemende maatregelen opgelegd om te voorkomen dat de vreemdeling
                     toegang krijgt tot het Schengengrondgebied krijgt. Kan de Minister toelichten hoe
                     deze vrijheidsbeperkende maatregelen eruitzien?
Een vrijheidsontnemende maatregel betreft grensdetentie. Gelijk zoals nu wordt deze
                  maatregel ten uitvoering gelegd door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) in Justitieel
                  Complex Schiphol (JCS), Justitieel Complex Zeist (JCZ) of Detentiecentrum Rotterdam
                  (DCR). Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
                  van State is de toepassing van grensdetentie namelijk de enige manier om effectief
                  te voorkomen dat personen die niet voldoen aan de toegangsvoorwaarden, toegang krijgen
                  tot het grondgebied van Nederland en daarmee de Europese Unie. Bij de tenuitvoerlegging
                  wordt op basis van de Opvangrichtlijn rekening gehouden met specifieke behoeften van
                  kwetsbare vreemdelingen. Zo zal de grensdetentie van begeleide en niet-begeleide minderjarigen
                  uitgevoerd worden op de Gesloten Gezinsvoorziening in JCZ, dit is een faciliteit specifiek
                  gericht op kinderen en biedt een minimale detentiebeleving. De vrijheidsontnemende
                  maatregel wordt bovendien periodiek getoetst door een rechter, en de vreemdeling kan
                  altijd beroep instellen tegen het voortduren van de maatregel.
               
De Opvangrichtlijn biedt de mogelijkheid om bepaalde groepen asielzoekers een vrijheidsbeperking
                     op te leggen in het kader van openbare orde of bij een onderduikrisico. Daarnaast
                     biedt de Opvangrichtlijn een nieuwe bewaringsgrondslag voor de asielzoeker die zich
                     niet heeft gehouden aan een eerder opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel. Kan de
                     Minister toelichten hoe deze vrijheidsbeperkende maatregelen eruitzien?
De vrijheidsbeperkende maatregel, zoals in Nederland uitgewerkt in artikel 56 van
                  de Vreemdelingenwet 2000, is reeds een maatregel die kan worden ingezet in het toezicht
                  op vreemdelingen. De leden van de BBB-fractie geven terecht aan dat de Opvangrichtlijn
                  de mogelijkheid creëert om deze maatregel in te zetten om redenen van openbare orde
                  of om te voorkomen dat een vreemdeling zich onttrekt aan het toezicht. Bij de implementatie
                  van deze bepaling wordt het bestaande artikel 56 uitgebreid en in lagere regelgeving
                  neergelegd bij welke omstandigheden een dergelijke maatregel kan worden opgelegd.
                  Het kabinet beraadt zich er nog op wanneer daadwerkelijk gebruik zou moeten worden
                  gemaakt van deze maatregel tegen de achtergrond van de beperkte capaciteit bij ketenpartners.
                  De nieuwe bewaringsgrondslag wordt toegevoegd aan artikel 59b van de Vreemdelingenwet
                  2000 en kan gemotiveerd worden gebruikt door de IND, politie, KMar en DTenV bij het
                  opleggen van een bewaringsmaatregel van een asielzoeker.
               
De asielprocedure krijgt een verplichte tweedeling in a) een verplichte versnelde
                     procedure voor specifieke groepen en b) de reguliere procedure. In de Nederlandse
                     asielprocedure worden nu enkel asielaanvragen afkomstig uit veilige landen van herkomst
                     versneld behandeld. Momenteel komt vijf procent van alle procedures in de versnelde
                     procedure terecht. Vanaf 12 juni 2026 zal – gebaseerd op de dan geldende definitie
                     – naar verwachting ongeveer 20 procent van de gevallen in de versnelde procedure behandeld
                     moeten worden. Hoe groot acht de Minister de kans van slagen hiervan in verband met
                     de enorme capaciteitsdruk in de asielketen? Hoe gaat zij dit probleem ondervangen?
In de versnelde asielprocedure zullen meer zaken verplicht behandeld moeten worden
                  dan nu het geval is in spoor 2. Om die reden wordt ook voorgesteld om nu verplichte
                  onderdelen zoals het aanmeldgehoor en de rust- en voorbereidingstermijn uit de procedure
                  te halen zodat dit de IND meer ruimte en flexibiliteit biedt maar waarbij tegelijk
                  wordt voldaan aan de nieuwe Europese wetgeving. De IND houdt bij de voorbereidingen
                  op de implementatie van het Pact er ook rekening mee dat meer zaken in een kortere
                  termijn beslist moeten worden.
               
Los van de invoering van het Migratiepact heeft de IND ook de ambitie om tijdiger
                  te beslissen op aanvragen. Dit doet de IND via drie lijnen: 1) de complexiteit in
                  de behandeling van een aanvraag te verminderen, 2) door slimmer en efficiënter te
                  werken en 3) door beperkt meer personeel aan te trekken. Alleen wanneer de eerste
                  twee lijnen onvoldoende resultaat opleveren, zal de IND overwegen om meer eigen personeel
                  aan te trekken.
               
De kortere termijnen in het pact en het afhandelen van meer zaken in de versnelde
                  procedure betekenen ook iets voor de ketenpartners zoals bijvoorbeeld de Dienst Terugkeer
                  en Vertrek (DT&V) en de rechtbanken. Ik ben mij ervan bewust dat het Pact veranderingen
                  vergt in de gehele keten.
               
Het migratiepact bestaat uit één richtlijn en in totaal negen verordeningen. Deze
                     richtlijn en verordeningen dienen in tientallen landen gelijktijdig ingevoerd te worden.
                     De leden van de BBB-fractie hebben zorgen over een eenduidige en op eenzelfde manier
                     invoeren in alle landen. Hoe kijkt de Minister hiernaar en kan zij toelichten in hoeverre
                     het haalbaar is dat alle landen dit migratiepact op eenzelfde manier invoeren?
Alle lidstaten zijn onder het Asiel- en Migratiepact gebonden aan dezelfde regels.
                  Iedere lidstaat is zelf verantwoordelijk om het eigen asiel- en opvangstelsel tijdig
                  in overeenstemming met deze nieuwe regels te brengen. Vanwege de omvang van de implementatie
                  heeft de Commissie een Europees implementatieplan gepubliceerd. Aan de hand van dit
                  plan hebben alle lidstaten een nationaal implementatieplan moeten indienen bij de
                  Europese Commissie. Ook kunnen de lidstaten op basis van dit nationale plan technische
                  ondersteuning krijgen (van de Commissie en het Europees Asielagentschap) en aanspraak
                  maken op de Europese fondsen die beschikbaar zijn gesteld voor implementatiekosten.
                  Het is aan de Commissie om erop toe te zien dat de invoering van de nieuwe regels
                  per lidstaat correct en tijdig gebeurt.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het nationaal
                     implementatieplan en hebben hierover een aantal vragen.
2.1 Grensprocedure screening – III De asielgrensprocedure
               
De leden van de CDA-fractie vragen of Schiphol de enige plek in Nederland is die wordt
                     gezien als juridische buitengrens van de EU. Is dit dan ook de enige plek waar de
                     buitengrensprocedure zal worden toegepast? Hoe werkt dit dan voor derdelanders die
                     zich melden in Ter Apel maar wel onder de criteria van asielgrensprocedure vallen
                     (bijvoorbeeld inwilligingspercentage van 20 procent of lager)? Worden deze mensen
                     dan ook naar Schiphol overgebracht of komt er in Ter Apel en op eventuele andere aanmeldlocaties
                     ook een voorziening die voorziet in de eisen van asielgrensprocedure en de benodigde
                     bewaringscapaciteit?
De asielgrensprocedure ziet op asielzoekers die aan de buitengrens worden aangehouden
                  en niet voldoen aan de voorwaarden voor toegang. Grensdetentie is mogelijk op drie
                  locaties: Justitieel Complex Schiphol, Justitieel Complex Zeist en detentiecentrum
                  Rotterdam. Asielzoekers die zich spontaan melden in Ter Apel hebben feitelijk al toegang
                  tot het grondgebied van de EU. De asielgrensprocedure is dan ook niet meer op hen
                  van toepassing. Binnen deze groep, verplicht de Asielprocedureverordening de lidstaten
                  wel tot een versnelde behandelingsprocedure voor asielzoekers uit landen met een laag
                  inwilligingspercentage.
               
Kan op basis van de afgelopen vijf jaar inzichtelijk gemaakt worden wat het aantal
                     eerste aanvragen was van derdelanders met asielverzoek afkomstig uit landen met een
                     inwilligingspercentage van 20 procent en lager en hoe zich dit verhoudt tot de door
                     Europese Commissie aan Nederland opgelegde 211 plaatsen ten behoeve van de asielgrens-
                     en terugkeerprocedure?
Van alle aanvragen die binnenkomen op locatie Schiphol beschikt de IND in de huidige
                  situatie circa 20% in de grensprocedure op Schiphol. In het grootste deel van de overige
                  zaken wordt een flink aantal van de benodigde processtappen ter plekke gedaan. Denk
                  hierbij aan het afnemen van een aanmeldgehoor en/of nader gehoor en het uitbrengen
                  van een voornemen. Een klein deel stroomt direct door naar de reguliere asielprocedure.
                  De verplichte toepassing van de grensprocedure voor bepaalde doelgroepen leidt naar
                  schatting tot een verdubbeling van het aantal zaken dat binnen de grensprocedure wordt
                  afgehandeld. Naar verwachting heeft Nederland voldoende capaciteit beschikbaar om
                  te voldoen aan de toereikende capaciteit van 211. De IND verwacht dat de huidige bezetting
                  van locatie Schiphol in staat zal zijn om te voldoen aan de toereikende capaciteit.
                  Op Schiphol zijn voldoende bedden beschikbaar om te voldoen aan de toegewezen toereikende
                  capaciteit van 211.
               
Ik merk op dat het hier alleen zou gaan om aanvragers die zich melden aan de Nederlandse
                  buitengrens en dat het gaat om inwilligingspercentages op EU-niveau. Het inwilligingspercentage
                  voor een land van herkomst kan soms verschillen van jaar tot jaar.
               
3.2 Vereisten migratiepact
               
Zijn er in de nieuwe opvangrichtlijn eisen opgenomen over de eisen aan de opvang van
                     Dublinclaimanten die geen recht meer hebben op reguliere opvang? Kunt u een juridische
                     toelichting en uitleg geven op het door u voorziene vraagstuk van arrest Haqbin en
                     de bepalingen in de herziene opvangrichtlijn? Ook als hierover nog geen conclusies
                     getrokken zijn kunt u dan het (juridische)dilemma schetsen?
In het arrest Haqbin heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld dat
                  de menselijke waardigheid vereist dat een asielzoeker niet in een toestand van zeer
                  verregaande materiële behoeftigheid terechtkomt waardoor hij niet in staat zou zijn
                  om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften zoals wonen, eten, zich kleden
                  en zich wassen, hetgeen zijn fysieke of mentale gezondheid zou schaden dan wel hem
                  in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke
                  waardigheid.
               
Artikel 21 van de herziene Opvangrichtlijn schrijft voor dat Dublinclaimanten vanaf
                  het moment dat zij in kennis zijn gesteld van hun overdrachtsbesluit, geen recht meer
                  hebben op de reguliere opvangvoorzieningen die zijn neergelegd in artikel 17 t/m 20
                  van de herziene Opvangrichtlijn. Tevens staat in artikel 21 dat dit geen afbreuk doet
                  aan de noodzaak om een levensstandaard te waarborgen die in overeenstemming is met
                  het Unierecht, met inbegrip van het Handvest, en internationale verplichtingen. Dat
                  houdt in dat voor Dublinclaimanten die in kennis zijn gesteld van hun overdrachtsbesluit,
                  ondanks de intrekking van hun reguliere opvangvoorzieningen nog steeds een minimale
                  levensstandaard moet worden gewaarborgd, aangevuld met het recht op noodzakelijke
                  gezondheidszorg en (in het geval van minderjarigen) onderwijs. Met deze waarborgen
                  wordt voldaan aan het criterium uit het arrest Haqbin.
               
3.3 Implementatie
               
Kunt u toelichten op welke wijze, met welke criteria en in welke verordening er een
                     uitsluitingsgrond is opgenomen voor het recht op toegang tot de arbeidsmarkt voor
                     specifieke groepen zoals asielzoekers uit veilige landen, Dublinclaimanten?
Onder de herziene Opvangrichtlijn wordt een aantal categorieën asielzoekers uitgesloten
                  van toegang tot de arbeidsmarkt. Dit betreffen bepaalde in de Opvangrichtlijn expliciet
                  genoemde categorieën asielzoekers van wie de asielaanvraag in de, in artikel 42 van
                  de Asielprocedureverordening bedoelde, versnelde behandelingsprocedure wordt behandeld.
                  Hen wordt geen toegang tot de arbeidsmarkt verleend of de reeds verleende toegang
                  tot de arbeidsmarkt wordt ingetrokken.
               
Het gaat hierbij om een aantal groepen asielzoekers binnen de versnelde procedure
                  voor wie het niet waarschijnlijk is dat hun aanvraag zal worden ingewilligd, bijvoorbeeld
                  omdat:
               
– er kennelijk valse/onwaarschijnlijke verklaringen zijn afgelegd;
– er valse informatie of documenten zijn verstrekt of relevante informatie is achtergehouden;
– er enkel een verzoek is ingediend om terugkeer te verhinderen;
– de verzoeker komt uit een veilig land van herkomst; of
– de verzoeker een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of de openbare orde.
De uitsluiting van de arbeidsmarkt geldt ook voor Dublinclaimanten die een overdrachtsbesluit
                  hebben gekregen. Op vrijdag 20 december jl. is de implementatiewet voor het Asiel-
                  en migratie-pact 2026 in consultatie gebracht. In dit wetsvoorstel is ook een wijziging
                  van de Wet arbeid vreemdelingen opgenomen. Met deze wijziging zijn een nieuwe weigeringsgrond
                  en een intrekkingsgrond opgenomen voor tewerkstellingsvergunningen. Hiermee moeten
                  aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning voor een asielzoeker voor wie binnen
                  de versnelde procedure de toegang tot de arbeidsmarkt is uitgesloten, zoals ook opgenomen
                  in de motie, worden geweigerd. Daarnaast moet een reeds verleende tewerkstellingsvergunning
                  worden ingetrokken indien de asielzoeker onder een categorie binnen de versnelde procedure
                  komt te vallen voor wie geen toegang tot de arbeidsmarkt is toegestaan.
               
4.3 Implementatie
               
Wat is op basis van de impactanalyse de inschatting van de periode dat de IND nog
                     met twee systemen zal moeten werken nadat vanaf 12 juni 2026 de aanvragen afgedaan
                     dienen te worden in overeenstemming met het Europese migratiepact?
Hiervoor verwijs ik ook naar de beantwoording van een gelijksoortige vraag van de
                  leden van de VVD-fractie
               
Kunt u een uitvoerige beschouwing geven van de samenloop van de implementatie van
                     het EU asiel- en migratiepact en de invoering van het tweestatusstelsel?
Het voorstel voor de Uitvoerings- en implementatiewet Asiel- en migratiepact 2026
                  is op 20 december 2024 in consultatie gebracht en op dezelfde datum voor advies voorgelegd
                  aan een aantal betrokken organisaties, waaronder de Adviesraad migratie en de Raad
                  voor de rechtspraak. De consultatie- en adviesperiode sluit op 17 februari a.s. Na
                  de consultatie- en adviesfase wordt bezien of en zo ja, op welke onderdelen dit wetsvoorstel
                  aanpassing behoeft. Daarbij wordt ook de samenloop met het voorstel voor de Wet invoering
                  tweestatusstelsel nader beschouwd en zo nodig verbeterd.
               
Heeft dit nieuwe stelsel nog aanvullende uitvoeringsimplicaties op het gebied van
                     personeel, opleiding, ICT etc.?
Het invoeren van het tweestatusstelsel kost de IND meer tijd en capaciteit met name
                  vanwege de motivering in het besluit, maar ook omdat vreemdelingen belang hebben bij
                  doorprocederen. Echter, tegelijkertijd wordt geconstateerd dat bij invoering van het
                  Migratiepact sowieso de mogelijkheid ontstaat om door te procederen voor een sterkere
                  status, ook indien een één statusstelsel van toepassing is. Dat mitigeert de bezwaren
                  van de IND tegen het afschaffen van het één statusstelsel, te weten de extra motiveringsplicht
                  en de mogelijkheid tot doorprocederen.
               
Invoering van het tweestatusstelsel zonder overgangsrecht betekent dat het tweestatusstelsel
                  ook geldt voor alle lopende aanvragen. Dit heeft als gevolg dat de IND direct na invoering
                  in alle lopende aanvragen zal moeten motiveren waarom, indien een b-status wordt verleend,
                  geen a-status wordt verleend en zullen daar beroepsprocedures over volgen. Gelet op
                  de bestaande voorraden is daarmee het effect op de IND groot. Daar staat tegenover
                  dat dit voorkomt dat er na invoering van het Migratiepact twee verschillende regimes,
                  te weten het éénstatusstelsel voor oude aanvragen en een tweestatusstelsel voor nieuwe
                  aanvragen, gelden. De IND wil zoveel mogelijk voorkomen dat er langdurig meerdere
                  regimes naast elkaar bestaan. Om die reden heeft het invoeren van het tweestatusstelsel
                  zonder overgangsrecht de voorkeur. Randvoorwaardelijk is daarbij wel dat het voornemen
                  reeds is afgeschaft op het moment dat het tweestatusstelsel wordt ingevoerd. Hierdoor
                  hoeft de IND minder extra personeel aan te nemen en wordt bovendien veel extra werk
                  bij de IND voorkomen. Omdat invoering van een tweestatusstelsel een grote wijziging
                  behelst en tijd kost ziet de IND invoering hiervan graag gelijktijdig met invoering
                  migratiepact. De IND zal medewerkers op moeten leiden om uitvoering te kunnen geven
                  aan het Migratiepact. Door het tweestatusstelsel tegelijkertijd met het Migratiepact
                  in te voeren, wordt ook voorkomen dat de IND-medewerkers twee keer op moet leiden.
               
En welke juridische implicaties ontstaan hierdoor?
Zoals hiervoor is opgemerkt, zal invoering van het tweestatusstelsel naar verwachting
                  tot meer beroepsprocedures leiden. Immers, vreemdelingen met een b-status zullen vaker
                  in beroep gaan tegen een inwilligend besluit als er strengere voorwaarden gaan gelden
                  voor de nareis van gezinsleden van deze statushouders. Omdat de IND het niet verlenen
                  van een a-status uitgebreider zal moeten motiveren en tegen deze besluiten vaker beroep
                  zal worden ingesteld, zullen er naar verwachting ook meer zaken gegrond worden verklaard
                  door de rechtbank.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben het Nationaal Implementatieplan Asiel- en Migratiepact
                     gelezen. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen over
De leden van de SP-fractie spreken hun zorgen uit dat met de implementatie van het
                     EU asiel- en migratiepact situaties kunnen gaan ontstaan die overeenkomen met de inhumane
                     omstandigheden in kamp Moria een aantal jaar geleden. Dit omdat de grenslanden nog
                     steeds een groot gedeelte van de opvang voor hun rekening nemen. Dit gebeurt zeker
                     op het moment dat landen zoals Nederland ervoor kiezen alle plekken af te kopen. Erkent
                     de Minister deze zorg? Of verwacht de Minister een andere ontwikkeling?
De regels van het Asiel- en Migratiepact voorzien in een onafhankelijk toezichtmechanisme
                  in iedere lidstaat om erop toe te zien dat tijdens de screening en de asielgrensprocedure
                  het Unierecht en het internationaal recht, met inbegrip van het Handvest van de grondrechten
                  van de Europese Unie (het «Handvest»), worden nageleefd. Daarnaast is het Europese
                  asielagentschap, EUAA, belast met het monitoren van de nakoming van de Europese asiel-
                  en opvangverplichtingen door de lidstaten.
               
Kan de Minister voor wat dit betreft reageren op de recente asielplannen in Duitsland
                     en of deze ook invloed hebben op de uitvoering van het migratiepact?
Het Asiel- en Migratiepact bevat geharmoniseerde regels op het terrein van het asielrecht,
                  zowel inhoudelijk als procedureel. Net als Nederland is ook Duitsland is aan deze
                  regels gebonden.
               
De leden van de SP-fractie zijn niet te spreken over het voornemen van deze Minister
                     om te kiezen voor het afkopen van plekken. Een essentieel onderdeel van het migratiepact
                     is de verplichte solidariteit die voortkomt uit het feit dat de grenslanden al teveel
                     de last hebben gedragen van de opvang. Dit pact is als het ware een Europese spreidingswet.
                     Waarom kiest de Minister op voorhand voor het afkopen van de plekken?
Het solidariteitsmechanisme bevat verschillende mogelijkheden tot solidariteitsbijdragen,
                  welke allemaal gelijkwaardig aan elkaar zijn. Met de financiële bijdrage wordt bijgedragen
                  aan het versterken van het asiel- en opvangstelsel in de lidstaten onder migratiedruk.
                  Op die manier worden de lidstaten onder migratiedruk ondersteund in het nemen van
                  hun verantwoordelijkheden, ook die onder de Dublinverordening.
               
Kan er inzicht worden gegeven in de verwachte kosten die hieraan verbonden zijn en
                     de verwachte kosten die er zouden zijn als wij de vluchtelingen wél zouden opvangen?
Dat inzicht kan ik op dit moment niet verschaffen. Er zijn veel verschillende factoren
                  die in een dergelijke vergelijking van kosten meegenomen moeten worden, zoals de kosten
                  die (gemiddeld) gemaakt worden voor en de duur in de asielopvang.
               
Deelt de Minister de mening dat het afkopen van onze verantwoordelijkheid richting
                     vluchtelingen die uit oorlogs- of geweld situaties vluchten een slechte zaak is?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking
                  van het solidariteitsmechanisme. Dit mechanisme bevat nu juist verschillende mogelijkheden
                  van solidariteit, zoals een financiële bijdrage, om lidstaten onder migratiedruk op
                  verschillende manieren te ondersteunen.
               
Te lezen valt in de brief van de Minister dat een belangrijk onderdeel van het pact
                     het solidariteitsmechanisme is en het ingestelde solidariteitsmechanisme moet gaan
                     regelen dat lidstaten waarvan is vastgesteld dat zij onder migratiedruk staan of hier
                     risico op lopen worden bijgestaan door de andere lidstaten. Is Nederland hier überhaupt
                     toe bereid? Hoe ziet de Minister dit voor zich?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking
                  van het solidariteitsmechanisme. Nederland neemt met haar financiële bijdrage deel
                  aan dit mechanisme.
               
Is de Minister zich ervan bewust dat als elk land zich zou gedragen zoals Nederland
                     voornemens is om te doen, dat er geen sprake is van solidariteit maar chaos?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking
                  van het solidariteitsmechanisme.
               
Is er al een nationale solidariteit coördinator benoemd aangezien de mijlpaal voorzien
                     was eind 2024?
De nationale solidariteitscoördinator is aangesteld.
De leden van de SP-fractie lezen dat er veel discussie is over het begrip «veilig
                     land» en dat de Europese Commissie bezig is met plannen om dit begrip verder op te
                     rekken. Om welke voorstellen gaat het en wanneer kan de Kamer deze verwachten?
In de Asielprocedureverordening is opgenomen dat in 2025 een herziening plaatsvindt
                  van het veilig derde land-concept. Deze herziening wordt momenteel voorbereid door
                  de Europese Commissie. Het is de verwachting dat het herzieningsvoorstel begin maart
                  2025 wordt gepubliceerd. Uw Kamer zal na het verschijnen van het voorstel een appreciatie
                  van het kabinet ontvangen. In algemene zin zet het kabinet erop in dat de toepasbaarheid
                  van het concept verbreed wordt, zodat vaker kan worden ingezet op opvang van asielzoekers
                  buiten de Europese Unie. In de Geannoteerde Agenda van de JBZ-raad van 30 januari
                  heeft het kabinet uw Kamer reeds geïnformeerd dat belangrijke aandachtspunten daarvoor
                  het verwijderen van het bandencriterium en het beperken van de opschortende werking
                  van beroep zijn.
               
Wat verstaat deze Minister onder een «veilig land» en is iemands persoonlijke situatie
                     zoals de seksuele geaardheid nog van invloed op de vraag of dit land veilig is voor
                     deze persoon?
Het begrip «veilig derde land» is vastgelegd in artikel 59 van de Procedureverordening.
                  Volgens dat artikel mag een derde land slechts worden aangewezen als een veilig derde
                  land, wanneer in dat land:
               
a) het leven en de vrijheid van onderdanen van derde landen niet worden bedreigd om redenen
                        van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke
                        overtuiging;
                     
b) onderdanen van derde landen geen reëel risico lopen op ernstige schade als gedefinieerd
                        in artikel 15 van de Kwalificatieverordening15;
                     
c) onderdanen van derde landen worden beschermd tegen refoulement overeenkomstig het
                        Verdrag van Genève en tegen verwijdering in strijd met het recht op vrijwaring tegen
                        foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of straffen, zoals
                        neergelegd in het internationaal recht;
                     
d) de mogelijkheid bestaat om doeltreffende bescherming aan te vragen en, indien de voorwaarden
                        vervuld zijn, te krijgen.
                     
Bij de aanwijzing op zowel het niveau van de Unie als nationaal niveau van een derde
                  land als veilig derde land kunnen uitzonderingen worden gemaakt voor specifieke delen
                  van zijn grondgebied of voor duidelijk identificeerbare categorieën personen. Dit
                  kan ook betrekking hebben op de seksuele geaardheid van de persoon. Ook in de huidige
                  praktijk is dit een factor die wordt meegewogen.
               
Te lezen valt in de Nederlandse plannen dat nu vijf procent van de veiligelanders
                     in een versnelde procedure terechtkomt en dat dit vanaf 2026 vanwege het oprekken
                     van de definities 20 procent zal zijn. Welke definitie wordt hier precies opgerekt
                     en hoe? Kan de Minister hier verder over uitweiden?
Na invoering van het Migratiepact zal er een verplicht onderscheid zijn tussen de
                  versnelde en de niet versnelde procedure. De versnelde procedure bevat onder meer
                  aanvragen van asielzoekers die uit een land komen met een Europees inwilligingspercentage
                  onder de 20%. Dit zijn niet per definitie mensen uit een veilig land van herkomst.
                  Er zal separaat op Unie niveau een lijst worden opgesteld met van veilige landen van
                  herkomst. Deze kan op nationaal niveau worden aangevuld.
               
Deelt de Minister de mening dat als de Europese Unie een overeenkomst heeft gesloten
                     met een land, dit land niet per definitie een «veilig land» is?
In de Asielprocedureverordening is opgenomen dat indien de EU met een derde land een
                  overeenkomst heeft gesloten op grond van artikel 218 VWEU, op grond waarvan migranten
                  die krachtens die overeenkomst zijn toegelaten, bescherming genieten overeenkomstig
                  de toepasselijke internationale normen en met volledige inachtneming van het beginsel
                  van non-refoulement kan worden aangenomen dat aan de voorwaarden van dit artikel met
                  betrekking tot de status van veilig derde land is voldaan. Het kabinet is van mening
                  dat hiermee aan voldoende voorwaarden wordt voldaan om van een veilig derde land te
                  spreken. Bovendien is in de Asielprocedureverordening ook opgenomen dat ook altijd
                  op individueel niveau moet kunnen worden getoetst of een derde land veilig is.
               
De leden van de SP-fractie maken zich in het nieuwe pact zorgen over vluchtelingen
                     die zonder documenten naar een land komen. Lezen deze leden het goed dat deze personen
                     altijd ook in de grensdetentie terecht zullen komen?
In de Asielprocedureverordening is vastgelegd dat de grensprocedure kan worden toegepast
                  als het verzoek om internationale bescherming is ingediend door een onderdaan van
                  een derde land of een staatloze die niet voldoet aan de voorwaarden voor toegang tot
                  het grondgebied van een lidstaat. De grensprocedure kan onder andere worden toegepast
                  na de indiening van een verzoek aan een doorlaatpost aan de buitengrens of in een
                  transitzone of na een aanhouding in verband met een onrechtmatige overschrijding van
                  de buitengrens. Een vreemdeling die zonder documenten de buitengrens wil overschrijden,
                  zal in het algemeen niet voldoen aan de voorwaarden voor grensoverschrijding en zal
                  daarmee in aanmerking komen voor de grensprocedure.
               
De leden van de SP-fractie hebben zorgen over de juridische stappen die vluchtelingen
                     kunnen nemen in het nieuwe migratiepact. Klopt het dat een vluchteling maar vijf dagen
                     de tijd heeft om in beroep te gaan?
Het recht voor de asielzoeker om in beroep te gaan tegen de afwijzing van zijn asielverzoek
                  is vastgelegd in het Asiel- en migratiepact. De minimale en maximale termijnen waarbinnen
                  de asielzoeker dat beroep kan instellen zijn evenzo vastgelegd in die regelgeving.
                  Die termijnen verschillen per afdoeningsgrond en voor een bepaalde categorie zaken
                  is vijf dagen inderdaad de minimale termijn. Het is vervolgens aan iedere lidstaat
                  om in zijn nationale wetgeving de door hem, binnen deze minimum en maximumtermijn,
                  gekozen termijn per categorie zaken neer te leggen.
               
Is er in Nederland wat dit betreft altijd de mogelijkheid om met een advocaat te spreken?
Tijdens de beroepsfase heeft de asielzoeker recht op een gefinancieerde rechtbijstandverlener.
                  Het is aan de lidstaten om dit passend in te regelen.
               
Hebben hulporganisaties en advocaten toegang tot de detentiecentra? Erkent de Minister
                     dat niet in alle gevallen deze mogelijkheden er zijn voor vluchtelingen en is zij
                     bereid met haar collega’s in gesprek te gaan om op zijn minst deze mogelijkheid te
                     bieden?
Artikel 12 van de Opvangrichtlijn bepaalt dat onder meer vertegenwoordigers van UNHCR
                  en advocaten toegang hebben tot de vreemdeling die zich in grensdetentie bevindt.
                  Nederland voldoet hier reeds aan. Zo is de Raad voor de Rechtsbijstand gevestigd in
                  het Justitieel Complex Schiphol. Ik herken mij niet in het beeld dat vreemdelingen
                  die zich in grensdetentie bevinden geen toegang tot rechtsbijstand zouden hebben.
               
De leden van de SP-fractie willen in algemene zin vragen wat de grootste beleidsinhoudelijke
                     wijzigingen zijn die de Minister ziet in het gehele migratiepact voor Nederland, los
                     van de logistieke kwesties. Deze leden zien bijvoorbeeld dat de Minister erkent dat
                     een bestaande uitdaging van de IND het werven, behouden en versterken van het personeel
                     is. Maar hoe gaat dit veranderen als de begroting van het IND gedecimeerd wordt vanaf
                     2027?
In grote lijnen voldoet Nederland al aan de eisen van het migratiepact. Het is juist
                  de bedoeling om de eisen van het pact binnen de EU meer te harmoniseren, wat voor
                  Nederland eerder een versobering betekent. Elementen zoals de screening en de grensprocedure
                  zijn al onderdeel van de Nederlandse praktijk. Deze moeten alleen in lijn worden gebracht
                  met de specifieke eisen uit de verschillende verordeningen. De IND kiest er dan ook
                  niet in eerste instantie voor om extra personeel aan te nemen, maar juist om complexiteit
                  te verminderen en slimmer en efficiënter te werken. Het werven, behouden en versterken
                  van personeel is al langere tijd een prioriteit van de IND en dat zal het ook blijven.
               
Op welke manier is een investering in het personeel dan überhaupt een optie?
De IND kiest ervoor te investeren in het werven, behouden en versterken van personeel,
                  niet per se voor het aantrekken van nieuw personeel.
               
Vindt de Minister ook dat de geplande bezuinigingen op het IND in schril contrast
                     staan met de intensivering die juist vanaf juni 2026 nodig is als dit pact eenmaal
                     geïmplementeerd is? Ditzelfde geldt toch ook voor het COA waar een flinke intensivering
                     nodig is terwijl er een grote bezuiniging in 2027 voorhanden is?
Met de besluitvorming bij voorjaarsnota 2024 heeft het vorige kabinet gekozen de middelen,
                  gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP), tot en met 2026 aan de Migratieketen
                  toe te kennen. Voor het jaar 2027 is 500 miljoen euro en vanaf 2028 is ook de 1 miljard
                  euro besparing uit het hoofdlijnenakkoord verwerkt. De inzet van het kabinet is erop
                  gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de
                  instroom te beperken.
               
Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor
                  de Migratieketen. De uitvoeringsorganisaties dienen tijdig over voldoende middelen
                  te beschikken voor continuïteit in de uitvoering van hun wettelijke taken. Bij de
                  voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
               
De leden van de SP-fractie hebben nog vragen over de implementatie in samenhang met
                     de huidige nationale wetgeving en de nationale asielprocedure. Hoe kan het EU-migratiepact
                     worden gelezen in samenhang met de nationale wetgeving voor strengere asielwetgeving
                     die er dit jaar nog aan komt?
Het Asiel- en migratiepact is per 12 juni 2026 van toepassing in de Nederlandse rechtsorde.
                  Dat betekent dat de nationale wetgeving met ingang van die datum daarmee in overeenstemming
                  moet zijn. De verhouding tussen de voorstellen voor de Asielnoodmaatregelenwet en
                  de Wet invoering tweestatusstelsel tot het Asiel- en migratiepact komt aan de orde
                  in het kader van de behandeling van die wetsvoorstellen.
               
Hoe grijpt dat op elkaar in? Is dat al helemaal duidelijk, hoe wordt daar rekening
                     mee gehouden?
De verhouding tussen de voorstellen voor de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering
                  tweestatusstelsel tot het Asiel- en migratiepact komt aan de orde in het kader van
                  de behandeling van die wetsvoorstellen.
               
Kan de uitvoering al die wijzigingen na elkaar eigenlijk wel aan?
Verwezen wordt naar het antwoord op een gelijksoortige vraag van de leden van de GroenLinks/PvdA-fractie.
De leden van de SP-fractie hebben nog een specifieke vraag over de kinderrechten.
                     Klopt het dat kinderen altijd uitgesloten worden van sobere opvang, ongeacht van hun
                     procedure, omdat Nederland op grond van artikel 26 Opvangrichtlijn de verplichting
                     heeft om hen altijd kindvriendelijke opvang te bieden, waar de sobere opvang niet
                     aan kan voldoen?
Bij het bieden van asielopvang houdt het kabinet zich te allen tijde aan de internationale
                  en Europeesrechtelijke verdragen, en dus ook aan het VN-Kinderrechtenverdrag en de
                  herziene Europese Opvangrichtlijn.
               
Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie nog vragen over de opzet van de grensdetentie
                     en de omstandigheden hiervan. Klopt het dat ook kinderen terecht kunnen komen in deze
                     grensdetentie en onder welke voorwaarden dit wel of niet gebeurt?
                  Lezen deze leden het goed dat gezinnen met kinderen in principe niet in de detentiecentra
                     terecht zullen komen? Welke kosten zijn verbonden aan het inrichten van deze detentiecentra?
Zoals geantwoord op de gelijkluidende vraag van de leden van de fractie GroenLinks-PvdA
                  klopt het inderdaad dat begeleide minderjarige kinderen en bij uitzondering niet-begeleide
                  minderjarige vreemdelingen de asielgrensprocedure kunnen doorlopen vanuit een detentieomgeving.
                  Voor minderjarige kinderen in gezinsverband kan dit voorkomen wanneer zij de nationaliteit
                  hebben van een land waarvan het inwilligingspercentage EU-breed lager dan 20% betreft,
                  zij de autoriteiten misleiden of wanneer zij een gevaar vormen voor de openbare orde
                  of de nationale veiligheid. De asielaanvraag van een alleenstaande minderjarige vreemdeling
                  kan alleen in de asielgrensprocedure worden behandeld wanneer de vreemdeling een gevaar
                  voor de openbare orde of nationale veiligheid is of om die reden eerder gedwongen
                  is uitgezet. Het belang van het kind speelt hierbij een leidende rol en de bewaringsomstandigheden
                  moeten gedurende de asielgrensprocedure altijd in overeenstemming zijn met de waarborgen
                  in de Opvangrichtlijn.16 Zo moet de detentie een ultimum remedium zijn, zo kort mogelijk duren en in het belang
                  van de minderjarige zijn. Ook wordt de asielgrensprocedure beëindigd of niet toegepast
                  wanneer de noodzakelijke ondersteuning op grond van de Opvangrichtlijn niet (langer)
                  geboden kan worden of wanneer hier relevante medische redenen voor zijn. Het kabinet
                  is voornemens om de tenuitvoerlegging van grensdetentie voor minderjarige vreemdelingen
                  te organiseren in de Gesloten Gezinsvoorziening (GGV) van het Justitieel Complex Zeist.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het implementatieplan
                        van het EU asiel- en migratiepact. Zij hebben daarover een enkele vraag.
Eerder heeft de SGP-fractie een motie ingediend die de regering vraagt zich op Europees
                        niveau in te zetten om de bevolkingsdichtheid mee te wegen bij de verdeling van asielzoekers.17 De regering stelt zich steeds op het standpunt dat dit niet meer kan worden meegenomen
                        bij de uitwerking van het huidige migratiepact en dat het daarom pas bij de herziening
                        van de betreffende wetgeving in 2027 aan de orde is. Toch is op dit moment nog niet
                        alles in kannen en kruiken ten aanzien van uitwerking van het pact. Zo moet nog worden
                        vastgesteld hoe wordt omgegaan met artikel 78:3 van het EU-werkingsverdrag over solidariteit
                        in crisissituaties, zoals is ingezet bij tijdelijke relocatieprogramma vanuit Griekenland
                        en Italië in 2015. Voorziet de Minister dat in aanvulling op maatregelen uit de solidariteitspool
                        er ook nog maatregelen kunnen worden genomen op grond van artikel 78:3 van het EU-werkingsverdrag? Zo ja, is zij bereid bij de uitwerking van de verdeelsleutel hiervoor te pleiten voor
                        het meewegen van bevolkingsdichtheid, in lijn met deze aangenomen motie? En is zij
                        bereid bij alle komende voorstellen ten aanzien van verdeling van asielzoekers dit
                        als uitgangspunt te hanteren?
Ik ga ervan uit dat de leden van de SGP-fractie verwijzen naar het voorstel voor voorlopige
                  noodmaatregelen voor Litouwen, Letland en Polen uit 2021.18 In dit voorstel waren maatregelen opgenomen die lidstaten op basis van artikel 78(3)
                  van het VWEU konden nemen om instrumentalisering van migranten tegen te gaan. De onderhandelingen
                  over dit voorstel zijn nooit afgerond. Het is niet de verwachting dat deze nog zullen
                  worden hervat, aangezien aan de hand van de wel afgeronde crisis- en force majeurverordening
                  lidstaten ook instrumenten ter beschikking krijgen om instrumentalisering tegen te
                  gaan. In algemene zin kan het kabinet wel toezeggen bij toekomstige wetgevende onderhandelingen
                  over voorstellen die raken aan de verdeling van asielzoekers zal inzetten op een verdeelsleutel
                  waarbij bevolkingsdichtheid wordt meegeteld, zoals eerder ook de inzet was bij de
                  onderhandelingen over de AMMR-verordening.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, voorzitter van de vaste commissie voor Asiel en Migratie - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.C. Burger, griffier