Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de informele JBZ-Raad van 30 en 31 januari 2025 (Kamerstuk 32317-927)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 928
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 januari 2025
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de
geannoteerde agenda informele JBZ-Raad 30–31 januari 2025 (Kamerstuk 32 317, nr. 927) en het verslag van de JBZ-Raad van 12 en 13 december 2024 (Kamerstuk 32 317, nr. 925).
De vragen en opmerkingen zijn op 27 januari 2025 aan de Minister en Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 29 januari 2025 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Pool
Adjunct-griffier van de commissie, Tilburg
Inhoudsopgave
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en opmerking van de bewindspersoon
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
7
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en opmerking van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Met betrekking tot onafgedane zaken zouden de leden van de PVV-fractie graag weten
van de Minister of er nog ontwikkelingen zijn inzake de Verordening ter voorkoming
en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen (CSAM-verordening).
Antwoord
Op 1 januari is het Poolse EU-voorzitterschap van start gegaan. Dit Voorzitterschap
heeft aangegeven prioriteit te geven aan een snelle actualisering van het juridische
kader voor de online bescherming van kinderen, met speciale aandacht voor de bestrijding
van CSAM. Het Poolse voorzitterschap heeft nog niet bekend gemaakt hoe het deze actualisering
concreet wil realiseren. Er is nog geen bespreking in Raadsverband geweest.
Ook willen deze leden weten wat het standpunt is van de Minister is inzake de verordening
grensoverschrijdende erkenning van ouderschap, en welke impact hij verwacht op de
Nederlandse wet- en regelgeving.
Antwoord
Het kabinet acht het van groot belang dat alle kinderen en ouders de rechten die zij
aan het ouderschap ontlenen in grensoverschrijdende situaties kunnen blijven uitoefenen.
Het huidige Nederlandse recht, dat een ruimhartige regeling kent voor de erkenning
van ouderschap dat is ontstaan of vastgesteld in andere landen, weerspiegelt dit belang.
Het kabinet steunt daarom de ambities van de Europese Commissie (hierna: Commissie)
ten aanzien van de erkenning van ouderschap binnen de EU. De voorgestelde verordening
moet ervoor zorgen dat wanneer ouderschap in een bepaald EU-land is vastgesteld of
ontstaan, dit in de gehele EU wordt erkend, zodat kinderen en ouders hun rechten behouden,
ook wanneer zij binnen de EU reizen of verhuizen. Het kabinetsstandpunt, inclusief
enkele aandachtspunten voor de inhoud van het voorstel, is uitgebreid weergegeven
in het BNC-fiche dat uw Kamer op 3 februari 2023 heeft ontvangen.1
Gelet op de gevoeligheden die met familierechtelijke onderwerpen in het algemeen en
afstamming in het bijzonder gepaard gaan, vorderen de onderhandelingen niet snel.
Op dit moment is het daarom ook nog niet duidelijk wat de precieze inhoud van de verordening
wordt of wanneer deze voor besluitvorming voorligt. Daarmee zijn ook de gevolgen voor
de Nederlandse wetgeving nog niet volledig duidelijk. Naar verwachting kan de verordening
met name gevolgen hebben voor Titel V (Afstamming) van Boek 10 van het Burgerlijk
Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het voorstel zal géén gevolgen
hebben voor het materiële recht inzake ouderschap: Nederland en de andere lidstaten
blijven exclusief bevoegd om dat vast te stellen en bepalen dus zelf hoe en onder
welke voorwaarden afstammingsrelaties tot stand komen. In dit kader wordt ook nog
opgemerkt dat beide Kamers der Staten-Generaal instemmingsrecht hebben ten aanzien
van de finale tekst van de verordening.
Met betrekking tot het Wijzigingsvoorstel richtlijn tegengaan mensensmokkel willen
deze leden graag van de Minister weten wat dit wijzigingsvoorstel inhoudt, wat het
kabinetsstandpunt is, en in hoeverre de bestrijding van ngo-mensensmokkelboten is
opgenomen.
Antwoord
Het voorstel voor de nieuwe EU-mensensmokkelrichtlijn beoogt de huidige richtlijn
en het kaderbesluit in relatie tot mensensmokkel uit 2002 te vervangen, en stelt daarin
minimumnormen waaraan het strafrecht van lidstaten moet voldoen. Een toelichting over
de inhoud van de richtlijn en het behaalde resultaat tijdens de onderhandelingen werd
reeds gegeven bij de geannoteerde agenda bij de JBZ-Raad van 12 en 13 december 2024.2
Nederland heeft in de onderhandelingen op grote lijnen de inzet zoals geformuleerd
in het BNC-fiche – waarin het kabinet het initiële voorstel van de Europese Commissie
toelichtte en apprecieerde – behaald.3
Het kabinet acht de bereikte Algemene Oriëntatie dan ook een welkome stap voorwaarts
ten opzichte van het huidige EU-kader. De verdere harmonisering van het mensensmokkeldelict
kan Europese samenwerking in de aanpak van mensensmokkel verbeteren en komt tegemoet
aan een wens van de Nederlandse opsporingsdiensten. Bij de geannoteerde agenda bij
de JBZ-Raad van 12 en 13 december 2024 werd ook toegelicht wat in het compromisvoorstel
is opgenomen over humanitaire hulpverlening, al wordt in het voorstel in dit verband
niet specifiek ingegaan op niet-gouvernementele organisaties (ngo’s). Naar mening
van het kabinet is in het compromisvoorstel een goede balans gevonden tussen het enerzijds
voorkomen dat zuiver humanitaire hulpverlening gecriminaliseerd wordt, en anderzijds
het voorkomen van onnodige belemmeringen voor de rechtshandhavingspraktijk om criminele
smokkelaars te vervolgen.4
In de beantwoording op eerder gestelde vragen over dit onderwerp, en specifiek ook
ngo’s, is hierover meer toelichting gegeven.5
De leden van de PVV-fractie willen graag weten wat de status is van de herziening
EU interne veiligheidsstrategie. Deelt de Minister specifieke conclusies en aanbevelingen?
Kan de Minister aangeven wat hij als topprioriteit ziet in de bedreigingen? Is de
Minister het met deze leden eens dat de voortdurende digitalisering ook veiligheidsproblemen
met zich mee brengt? Welke concrete maatregelen neemt hij? Welke conclusies verbindt
de Minister aan de EU-veiligheidsstrategie voor Nederland, en wat is het kabinetsstandpunt
hierover?
Antwoord
Eind maart 2025 presenteert de Commissie een nieuwe EU-interne veiligheidsstrategie
voor de periode 2025–2030. Dit document geeft richting aan de inzet van de Commissie
de komende jaren en bepaalt daarmee mede de koers van de EU op interne veiligheid.
Het kabinet erkent dat het dreigingsbeeld de afgelopen jaren is verslechterd. Veel
dreigingen zijn urgenter geworden of hebben de potentie om dat in de komende jaren
te worden.6
Daarbij meent het kabinet dat de gevolgen van de externe dimensie voor onze interne
veiligheid, de digitale dimensie van onze samenleving en het misbruik maken van legale
economieën, als prioriteit aandacht moeten krijgen om toekomstige dreigingen het hoofd
te kunnen bieden. Het kabinet onderstreept daarbij ook het belang en de urgentie van
integrale versterking van weerbaarheid en crisisbeheersing op EU-niveau.
Voor wat betreft de digitale dimensie, worden het open internet, nieuwe applicaties
of beveiligde online omgevingen misbruikt door criminelen, terroristen en in bepaalde
gevallen ook statelijke actoren.7
Het kabinet zet daarom in op oplossingen op EU-niveau voor vraagstukken omtrent informatie-uitwisseling
-analyse, rechtmatige toegang tot data voor rechtshandhavingsautoriteiten en dataretentie.
Gezocht wordt naar oplossingen die de grondrechten, cyberveiligheid, de jurisprudentie
van het Europese Hof van Justitie en relevante wetgeving over gegevensbescherming
in acht te nemen. Het gaat hier om complexe onderwerpen die desalniettemin urgent
een antwoord nodig hebben, gezien het belang voor diverse veiligheidsthema’s, waaronder
de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, terrorisme en online seksueel kindermisbruik.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de Raad Justitie
en Binnenlandse Zaken (JBZ-raad) van 12 en 13 december 2024 en de geannoteerde informele JBZ-raad van 30–31 januari 2025 (Kamerstuk 32 317, nr. 927). Deze leden stellen hierover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen welke elementen van de huidige EU interne veiligheidsstrategie
de komende tijd echt verbetering behoeven volgens de Minister. Deelt de Minister de
mening dat veel meer zal moeten worden ingezet op het oplossen van knelpunten rondom
het uitwisselen van gegevens met het oog op de bestrijding en het voorkomen van georganiseerde
criminaliteit? Ook vragen deze leden welke nieuwe accenten de Minister zou willen
zien in de EU interne veiligheidsstrategie die op 26 maart 2025 wordt verwacht.
Antwoord
Zoals ook in antwoord op de vraag van de leden van PVV-fractie is aangegeven, meent
het kabinet inderdaad dat er oplossingen op EU-niveau nodig zijn voor vraagstukken
omtrent informatie-uitwisseling – analyse, rechtmatige toegang tot data voor rechtshandhavingsautoriteiten
en dataretentie. Dit is nodig voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit
en andere criminaliteit en heeft ook tot doel om de online-omgeving veilig in gebruik
te maken.
In het verlengde hiervan, zal het kabinet eventuele lacunes in de aanpak van illegale
content online (Digital Services Act en Verordening Terroristische Online-Inhoud)
verkennen. Verder wijst het kabinet naar de non-papers die met uw Kamer zijn gedeeld
en een basis bieden voor de inbreng van Nederland mede voor aankomende EU Interne
Veiligheidsstrategie.8
De leden van de VVD-fractie vragen naar aanleiding van de conclusie van het Voorzitterschap
tijdens de JBZ-raad van december 2024 dat er «meer werk nodig is voordat een akkoord
kan worden gesloten» over de CSAM-verordening, op welke termijn dit werk wordt afgerond
en op welke termijn een nieuw tekstvoorstel op tafel kan worden gelegd. Ook vragen
deze leden of de Minister bereid is een aanvullend BNC-fiche op te stellen over een
eventueel gewijzigd voorstel voor de CSAM-verordening als de teksten beschikbaar zijn.
Antwoord
Zoals eerder benoemd in reactie op de vraag van de leden van de PVV-fractie, is per
1 januari het Poolse voorzitterschap van start gegaan. Tot op heden heeft het Voorzitterschap
nog niet bekendgemaakt hoe het zijn doelen ten aanzien van het verder brengen van
het voorstel wil realiseren. De eerste bespreking in Raadsverband is in februari.
Wanneer de teksten van een eventueel gewijzigd voorstel voor de CSAM-verordening beschikbaar
zijn, zal op basis van de inhoud worden beoordeeld welke vervolgstappen nodig zijn
en hoe Nederland zich daartoe verhoudt. Uw Kamer wordt daarvan op de hoogte gesteld.
Een nieuw BNC-fiche is enkel aan de orde bij een nieuw Commissievoorstel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele JBZ-Raad van 30–31 januari 2025. Deze leden hebben hierover
nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat de Europese Commissie
in 2025 een nieuwe EU interne veiligheidsstrategie zal presenteren en dat het voorstel
met de nieuwe accenten die voor de strategie zullen worden voorgesteld, naar verwachting
op 26 maart 2025 wordt gepubliceerd. Deze leden hebben in de geannoteerde agenda gelezen
dat de Minister zich ervoor zal inspannen om een aantal thema’s een plek te laten
krijgen in deze nieuwe strategie. Dat geldt onder andere voor het verder weerbaar
maken van logistieke knooppunten tegen drugscriminaliteit, het tegengaan van corruptie,
het verstoren van criminele geldstromen, preventie en de aanpak van cybercriminaliteit.
Kan de Minister concreter aangeven wat hij op deze onderwerpen voor nieuwe accenten
zou willen leggen ten opzichte van de huidige EU interne veiligheidsstrategie 2020–2025?
Antwoord
Het kabinet zet in op de voorzetting van de EU-aanpak van georganiseerde en ondermijnende
criminaliteit en legt daarbij een aantal accenten. Zo acht het kabinet het van belang
dat de EU-aanpak van georganiseerde criminaliteit horizontaal moet worden gecoördineerd
binnen de Commissie. Ook meent het kabinet dat verder moet worden gewerkt aan het
versterken van de weerbaarheid van logistieke knooppunten door, met betrokkenheid
van Ministeries van transport en private partijen, zoals rederijen best practices
uit te werken. Voor het verstoren van criminele geldstromen moet nader onderzoek worden
gedaan naar de opties voor maatregelen tegen ondergronds bankieren. Daarnaast moet
worden gezocht op welke wijze grensoverschrijdend bestuurlijke informatie tussen lidstaten
kan worden gedeeld voor de preventie en bestrijding van criminaliteit. Een eventuele
mogelijkheid om dat te realiseren is om een wettelijke basis op EU-niveau te creëren.
Ook wordt ingezet op het in EU-verband tegengaan van voortgezet crimineel handelen
in detentie. Tot slot moet er EU-aandacht en steun zijn voor de samenwerking met bron-
en transitlanden van drugs, waaronder Latijns-Amerika, West-Afrika en Westelijke Balkan.
Ten aanzien van de aanpak van cybercriminaliteit wordt verwezen naar de reactie op
de vragen van de leden van de PVV- en VVD-fracties.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het rapport van Niinistö over
het versterken van de weerbaarheid van de EU en haar lidstaten. Niinistö stelt hierin:
«The EU needs to adopt a robust all-hazards, whole-of-government and whole-of-society
approach to its civilian and military preparedness and readiness [...] to ensure that
the EU and its Member States can continue to function under all circumstances. This
requires a collective capacity to effectively anticipate, prevent, withstand or respond
to any type of major shock or crisis with cross-sectoral and cross-border implications
and the potential to threaten the Union as a whole». In het rapport worden meerdere
aanbevelingen gedaan, ook buiten het justitieterrein. Deze leden hebben gezien dat
de Minister een voorlopige appreciatie heeft gegeven over het rapport, maar nog met
een uitgebreide reactie zal komen. Wanneer verwacht de Minister dat deze reactie met
de Kamer wordt gedeeld en kan de Minister alvast op hoofdlijnen aangeven wat de implicaties
van het rapport zullen zijn voor het justitieterrein en of hij op dit terrein met
concrete voorstellen gaat komen die gebaseerd zijn op de aanbevelingen uit het rapport?
Antwoord
Uw Kamer ontvangt de uitgebreide kabinetsappreciatie op het Niinistö-rapport medio
februari. In de Kamerbrief van 6 december jl. is de Nederlandse weerbaarheidsopgave
uiteengezet in een aantal pijlers.9 De opgaven voor Justitie en Veiligheid zitten verweven in de pijlers een tot en met
drie (1. het beschermen van vitale en andere belangrijke processen in de maatschappij,
2. Een parate en veerkrachtige samenleving en 3. het overeind houden van de Nederlandse
democratie, rechtsstaat en overheid). De komende periode concretiseren de departementen,
in samenwerking met decentrale overheden en maatschappelijke partijen, de weerbaarheidsopgave.
Zoals ook in de Kamerbrief gesteld, dient het rapport als basis voor de aankomende
Preparedness Union Strategy van de Europese Commissie. Vooruitlopend daarop worden de aanbevelingen waar mogelijk
bij de verdere uitwerking van de Nederlandse weerbaarheidsopgaven betrokken. Later
dit jaar volgt een aanvullende Kamerbrief met daarin de eerste concrete beleidsinzet
van het kabinet om de weerbaarheid van Nederland te vergroten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van 30 en
31 januari gelezen. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen.
De leden van de SP-fractie constateren dat er zal worden gesproken over de civiele
weerbaarheid naar aanleiding van een rapport van de Europese Commissie vorig jaar.
Te lezen valt dat er gaat worden gewerkt aan civiel-militaire samenwerking en de inzet
op versterking van weerbaarheid en crisisbeheersing op EU-niveau. Kan de Minister
aangeven wat wordt bedoeld met civiel-militaire samenwerking? Op welke punten ziet
de Minister met name verbeterpunten in de civiele weerbaarheid en wat heeft prioriteit
in Nederland volgens de Minister? Wat is de precieze rol geweest van de Defensie-industrie
in de Europese Unie bij het maken van dit rapport en de verdere uitvoering?
Antwoord
Civiel-militaire samenwerking kan bijvoorbeeld betrekking hebben op personele uitwisseling,
logistieke ondersteuning waaronder medische capaciteiten, intensivering van samenwerking
met de industrie, bewaken en beveiligen, IT-infrastructuur en -digitale ruimte. De Kamerbrief van 6 december jl. onderstreept de noodzaak
om militaire en civiele behoeften en activiteiten op elkaar af te stemmen, te prioriteren
en te coördineren en dat structurele civiel-militaire crisiscoördinatie, besluitvorming
en aansturing is vereist. Ten aanzien van de inzet van de Commissie is een belangrijk
aandachtspunt voor Nederland dat EU-initiatieven zich verhouden tot de nationale bevoegdheden,
de bestaande verdragskaders en de daarbij behorende competentieverdeling tussen de
lidstaten, instellingen, organen en instanties van de EU, en de eigen verantwoordelijkheid
van het bedrijfsleven. Ook de synergie tussen de NAVO en EU is daarbij prioriteit.
Het is bekend dat Niinistö bij de totstandkoming van het rapport breed gesprekken
heeft gevoerd, waaronder met private en overheidspartijen. Bij het kabinet is niet
bekend in welke mate specifiek de Defensie-industrie betrokken is geweest.
De leden van de SP-fractie lezen dat Nederland het voortouw gaat nemen door een ontbijtsessie
te organiseren van de kopgroep terrorismebestrijding, Tijdens deze bijeenkomst spreekt
met Nederland met acht andere landen en de EU Contraterrorismecoördinator over de
recente ontwikkelingen in Syrië en de implicaties daarvan op de interne veiligheid
van de EU en op contraterrorisme. Waarom initieert Nederland dit gesprek? Waarom wordt
slechts met acht andere landen over gesproken?
Antwoord
De ontwikkelingen in Syrië, in het bijzonder de val van het regime-Assad, kunnen implicaties
hebben voor de interne veiligheid van de EU. Zoals aangegeven in Dreigingsbeeld Terrorisme
Nederland december 2024, is het lastig te voorspellen hoe de ontwikkelingen in Syrië
zich door zullen vertalen in de dreiging. Het is van belang dat Nederland nauw optrekt
met gelijkgestemde landen binnen de EU om mogelijke risico’s tijdig in beeld te krijgen.
Het kopgroepontbijt terrorismebestrijding biedt daar de gelegenheid voor. Dit is een
informele bijeenkomst die regelmatig en marge van de JBZ-Raad wordt georganiseerd
en waarin een aantal gelijkgezinde lidstaten actuele onderwerpen op het gebied van
terrorisme en gewelddadig extremisme bespreken. Deze bijeenkomst wordt op roulerende
basis voorgezeten door één van de deelnemende lidstaten. Dat zijn Nederland, België,
Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Oostenrijk, Spanje en Zweden. Daarnaast
neemt ook de EU Contraterrorisme Coördinator (EU CTC) deel. In overleg met de EU CTC
is besloten om de recente ontwikkelingen in Syrië en de mogelijke impact op de interne
veiligheid van de EU als actueel thema te agenderen.
Waar nodig wordt er ook breder in internationaal verband overlegd, bijvoorbeeld met
internationale bondgenoten en strategische partners in de regio. Ook in raadswerkgroepen
worden actuele onderwerpen op het gebied van terrorisme en gewelddadig extremisme
op reguliere basis met alle lidstaten besproken.
Kan de Minister aangeven welke implicaties hij ziet voor de veiligheid gezien de ontwikkelingen
in Syrië?
Antwoord
Er zijn op dit moment nog geen aanwijzingen dat de terroristische dreiging naar aanleiding
van de ontwikkelingen in Syrië is toegenomen. Desalniettemin is het van belang om
de situatie nauwlettend in de gaten te houden en voorbereid te zijn op de mogelijke
implicaties. Zoals aangegeven is het ingewikkeld om te voorspellen hoe de ontwikkelingen
zich precies zullen door vertalen in de dreiging.
Hierbij kan onder meer gedacht worden aan het risico dat terroristische organisaties
zoals ISIS zich hergroeperen en personen aansturen om naar de EU af te reizen en/of
mensen via sociale media te rekruteren. Dit past in het huidige Dreigingsbeeld Terrorisme
Nederland (DTN), waar wordt gewezen op ISIS aangestuurde aanslagen en de toenemende
activiteiten online om nieuwe ISIS leden te rekruteren, stimuleren en te faciliteren.
Gelet op het huidige dreigingsniveau blijven veiligheidspartners alert en kijken zij
voortdurend waar en op welke wijze eventuele aanvullende maatregelen nodig zijn. Internationale
samenwerking en informatie-uitwisseling zijn daarbij van groot belang.
De leden van de SP-fractie zien dat er gesproken zal worden over een nieuwe EU-Interne
Veiligheidsstrategie die in 2025 gepresenteerd wordt. Deze JBZ-Raad geeft de lidstaten
de gelegenheid hierover van gedachten te wisselen en prioriteiten en boodschappen
mee te geven. Deze leden vinden het positief om te zien dat Nederland in EU-verband
aandacht blijft vragen voor het gebruik van zwaar vuurwerk als explosief, met als
inzet de punten uit de non-paper. Kan de Minister meer uitwijden over de positie van
andere landen hierin? Welke landen zijn momenteel aangesloten? Voor welke landen geeft
dit non-paper momenteel de meeste frictie? Denkt de Minister ook na over bilaterale
gesprekken met omringende lidstaten zoals Duitsland en België over het aanbod van
zwaar explosief vuurwerk?
Antwoord
In de Verzamelbrief vuurwerk van 17 oktober 202410 en in de antwoorden op het schriftelijk overleg JBZ-Raad van december 202411, heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over de voortgang in EU-verband. In aanvulling
daarop kan worden gemeld dat de Ministeries van IenW en JenV continue bezig zijn om,
samen met Frankrijk, onze standpunten12 over te brengen en andere lidstaten en de Europese Commissie te overtuigen van de
noodzaak om te handelen. Er vinden hierover ook gesprekken plaats met onze buurlanden.
Het kabinet doet geen uitspraken over standpunten van individuele lidstaten. In algemene
zin kan worden gezegd dat de meeste lidstaten ook nog geen formeel standpunt over
dit thema hebben.
De leden van de SP-fractie lezen daarnaast dat Nederland graag wil praten over de
bescherming van de economische veiligheid als een belangrijk thema. De Minister zet
in op het aanjagen van de Europese strategie op economische veiligheid. Wat definieert
de Minister als economische veiligheid? Kan de Minister een beeld geven van maatregelen
die zouden moeten worden genomen voor meer economische veiligheid?
Antwoord
Economische veiligheid is één van de zes nationale veiligheidsbelangen, zoals neergelegd
in de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden.13 Daarin hanteert het kabinet de volgende definitie: het ongestoord functioneren van
het Koninkrijk der Nederlanden als een effectieve en efficiënte economie. De Ministeries
van Economische Zaken, van Buitenlandse Zaken, van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Justitie en Veiligheid werken
hier nauw op samen. Ook zijn in deze Veiligheidsstrategie verschillende actielijnen
met prioriteiten opgenomen, waaronder het vergroten van de weerbaarheid van de economie
en het beschermen van de wetenschap (actielijn 3). Dit heeft nadrukkelijk de aandacht
van het kabinet, waarbij ook graag wordt verwezen naar de brieven aan uw Kamer met
een overzicht van het instrumentarium op economische veiligheid14 en over de voortgang op de Veiligheidsstrategie.15 In deze laatste brief is ingegaan op de maatregelen in het regeerprogramma, die bijdragen
aan de economische veiligheid van Nederland. Daarin zijn onder meer genoemd: het waar
mogelijk voorkomen en/of verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden,
het invoeren van een wettelijke screeningsplicht voor onderzoekers en masterstudenten
om ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegen te gaan als onderdeel van de
brede aanpak kennisveiligheid, het versterken van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten,
het investeren in de aanpak van spionage door politie en het Openbaar Ministerie en
het uitbreiden van het toepassingsbereik van de Wet veiligheidstoets investeringen,
fusies en overnames met sensitieve technologieën.
De leden van de SP-fractie zien dat op het terrein van civielrecht het kabinet de
inzet steunt om de samenwerking verder te verbeteren, waarin er een focus is op het
versterken van de interne markt en de kapitaalmarktunie. De Minister geeft aan dat
dit kan door het wegnemen van barrières binnen de interne markt met name daar waar
obstakels bestaan op het terrein van het ondernemingsrecht, faillissementsrecht of
jaarverslaggeving. Wat bedoelt de Minister hiermee? Zou er niet een reden kunnen zijn
dat deze obstakels bestaan zodat niet alles in hoog tempo richting een kapitaalmarktunie
beweegt? Vindt deze Minister dat de mogelijkheden om te werken binnen een kapitaalmarktunie
geen grenzen zou moeten kennen?
Antwoord
De Europese interne markt is het fundament van de Europese economie en het concurrentievermogen
van Europa, waar alle EU-burgers en bedrijven in alle lidstaten van profiteren. Op
de Europese interne markt hebben Nederlandse bedrijven directe toegang tot een markt
van meer dan 450 miljoen mensen. Daarmee vormt het een van de bases voor onze economie
en welvaart. Momenteel is de interne markt nog niet voltooid, waardoor bedrijven en
burgers nog niet van de volle voordelen ervan kunnen profiteren. Belemmeringen, zoals
ongerechtvaardigde verschillen tussen nationale rechtssystemen, kunnen grensoverschrijdend
zaken doen of investeren, hinderen. Met het wegnemen van deze obstakels wil het kabinet
de kapitaalmarktunie verder brengen.
De Staatssecretaris Rechtsbescherming zal samen met de Minister van Financiën en de
Minister van Economische Zaken kijken naar manieren waarop we het potentieel van de
Europese interne markt en de Europese kapitaalmarktunie beter kunnen benutten.
Uw Kamer ontvangt naar verwachting in het eerste kwartaal een brief waarin wordt ingegaan
op de kabinetsinzet en wijze waarop wij dit proces gaan voeren, inclusief randvoorwaarden
en begrenzingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier