Schriftelijke vragen : De uitspraak van het Gerechtshof over de rechtszaak tussen Milieudefensie en Shell
Vragen van de leden Kröger, Thijssen (beiden GroenLinks-PvdA), Teunissen (PvdD) en Rooderkerk (D66) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de uitspraak van het Gerechtshof over de rechtszaak tussen Milieudefensie en Shell (ingezonden 18 november 2024).
Vraag 1
            
Bent u bekend met de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag in de Klimaatzaak tussen
               Milieudefensie en Shell?1 2
Vraag 2
            
Deelt u de vaststelling van het Hof dat het klimaatprobleem «het grootste probleem
               van deze tijd is.»? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 3
            
Onderschrijft u de vaststelling van het Hof dat «er geen twijfel [...] kan bestaan
               dat de bescherming tegen gevaarlijke klimaatverandering een mensenrecht is» en dat
               staten daarom een verplichting hebben burgers te beschermen tegen de gevolgen van
               klimaatverandering? Bent u bereid daarin vergaande maatregels te nemen ter bescherming
               van onze fundamentele mensenrechten?
            
Vraag 4
            
Wat zijn volgens u de gevolgen van de uitspraak voor het halen van de klimaatdoelen?
Vraag 5
            
Onderschrijft u de uitspraak van het Hof dat niet alleen overheden maar ook bedrijven
               een eigenstandige verantwoordelijkheid hebben voor het reduceren van hun uitstoot
               in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs, en dat via de horizontale werking van het
               mensenrechtenverdrag ook op Shell een zorgplicht rust? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 6
            
Wat vindt u – met inachtneming van de verschillende rollen binnen de trias politica
               – van de uitspraak van de rechter dat, ondanks de verantwoordelijkheid voor het tegengaan
               van gevaarlijke klimaatverandering die op bedrijven rust, de rechter op basis van
               de huidige wetgeving geen uitspraak kan doen over hoeveel een individueel bedrijf
               moet reduceren in 2030?
            
Vraag 7
            
Deelt u de mening dat het onbestaanbaar is dat bedrijven enerzijds gevaarlijke klimaatverandering
               kunnen blijven veroorzaken, maar het anderzijds te onduidelijk zou zijn wat bedrijven
               moeten doen om deze mensenrechtenschendingen te stoppen?
            
Vraag 8
            
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat bedrijven als Shell hun uitstoot in scope
               I, II en III reduceren om de klimaatdoelen met meer zekerheid te halen, aangezien
               de klimaatdoelen met meer dan 95% zekerheid niet worden gehaald en hoewel het Hof
               Shell in deze zaak niet verplicht om haar uitstoot met een concreet percentage te
               verminderen, zegt zij duidelijk dat Shell wel verplicht is om haar uitstoot te verlagen?
            
Vraag 9
            
Wat doet u om te controleren of bedrijven met activiteiten in Nederland geen gevaar
               vormen voor inwoners van Nederland, doordat ze niet genoeg doen om een gepaste bijdrage
               te leveren aan de doelen in het Klimaatakkoord van Parijs?
            
Vraag 10
            
Ziet u vanwege de vorige vraag en door deze uitspraak van het Hof een grotere rol
               weggelegd voor uzelf en de overheid om vast te stellen hoeveel grote vervuilers zoals
               Shell moet reduceren? Zo ja, hoeveel vindt u dat Shell in CO2-vervuiling moet reduceren? Hoeveel vindt u dat de grote industriële vervuilers moeten
               reduceren? Is hier volgens u, naast de verplichtingen die voortkomen uit onder andere
               de Corporate Sustainability Due Diligence (CSDDD) en Corporate Sustainability Reporting
               Directive (CSRD), aanvullende wetgeving voor nodig?
            
Vraag 11
            
Hoe verhoudt deze uitspraak zich volgens u tot de Europese klimaatzorgplicht (zoals
               de CSDDD en CSRD)?
            
Vraag 12
            
Deelt u de suggestie van de rechter dat een verbod op de voorgenomen investeringen
               van Shell in nieuwe olie- en gasvelden mogelijk wel toewijsbaar zou kunnen zijn in
               verband met het lock-ineffect dat daardoor zou ontstaan, aangezien uit de uitspraak
               van het Hof volgt dat het aanboren en ingebruiknemen van nieuwe gas- en olievelden
               op gespannen voet staat met de klimaatdoelen? Hoe weegt u dit lock-ineffect mee bij
               het al dan niet toewijzen van nieuwe vergunningen voor fossiele boringen?
            
Vraag 13
            
Welke maatregelen gaat u naar aanleiding van deze uitspraak nemen om te voorkomen
               dat er vergunningen worden verleend voor boringen naar en ingebruikneming van nieuwe
               gas- en olievelden?
            
Indieners
- 
              
                  Gericht aan
 S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- 
              
                  Indiener
 Suzanne Kröger, Kamerlid
- 
              
                  Medeindiener
 Christine Teunissen, Kamerlid
- 
              
                  Medeindiener
 Ilana Rooderkerk, Kamerlid
- 
              
                  Medeindiener
 Joris Thijssen, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
 
           
   
   
  