Schriftelijke vragen : Het onderzoek ‘De herstelopdracht doorgelicht: Een verkenning naar de rechtmatigheid van herstelopdrachten in het funderend onderwijs’
Vragen van de leden Ceder (ChristenUnie), Krul (CDA) en Stoffer (SGP) aan de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het onderzoek «De herstelopdracht doorgelicht: Een verkenning naar de rechtmatigheid van herstelopdrachten in het funderend onderwijs» (ingezonden 29 oktober 2024).
Vraag 1
            
Hoe luidt uw reactie op het onderzoek «De herstelopdracht doorgelicht: Een verkenning
               naar de rechtmatigheid van herstelopdrachten in het funderend onderwijs» van professor
               Renée Van Schoonhoven?1
Vraag 2
            
Hoe taxeert u de conclusie van professor Van Schoonhoven dat er in de praktijk herstelopdrachten
               gegeven worden die geen (of te weinig) juridische basis kennen?
            
Vraag 3
            
Is het waar dat de Inspectie van het Onderwijs herstelopdrachten heeft gegeven die
               niet zijn gebaseerd op het niet-naleven van een deugdelijkheidseis? Zo ja, in hoeveel
               gevallen en op welke gronden?
            
Vraag 4
            
Deelt u de opvatting dat persoonlijke interpretaties van (het door een bestuur of
               school voldoen aan) een deugdelijkheidseis van een inspecteur niet mogen leiden tot
               een herstelopdracht of een sanctie en hoe zorgt de Inspectie van het Onderwijs er
               intern voor dat zulke situaties maximaal worden vermeden?
            
Vraag 5
            
Hoe beschouwt u deze conclusie in relatie tot de wet van de leden Bisschop, Van Meenen
               en Rog tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs
               BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet
               onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een doeltreffender
               regeling van het onderwijstoezicht waarin de stimulerende en de toezichthoudende taak
               meer onderscheiden zijn?2
Vraag 6
            
Kunt u onderbouwen in hoeverre het de taak van de Inspectie van het Onderwijs is om
               het onderwijskundige beleid van scholen actief bij te sturen en daarvoor de herstelopdracht
               als middel in te zetten?
            
Vraag 7
            
Op welke manier gaat de Inspectie van het Onderwijs beter en concreter onderscheid
               maken tussen haar oordelende en stimulerende rol?
            
Vraag 8
            
Op welke manier gaat de Inspectie van het Onderwijs ervoor zorgen dat elke geconstateerde
               tekortkoming en dus gegeven herstelopdracht goed is onderbouwd?
            
Vraag 9
            
Bent u het ermee eens dat scholen een ruime eigen pedagogische en didactische ruimte
               toekomt bij alle vakgebieden, dus ook bij burgerschap? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen
               dat deze ruimte nu en in de toekomst gehandhaafd blijft? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 10
            
Hoe wilt u voorkomen dat de Inspectie van het Onderwijs herstelopdrachten inzet als
               verkapt stimuleringsmiddel?
            
Vraag 11
            
Gaat de Inspectie van het Onderwijs naar aanleiding van het onderzoek van professor
               Van Schoonhoven herstelopdrachten intrekken? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 12
            
Wat doet u om schoolbesturen te wijzen op hun rechten als de Inspectie van het Onderwijs
               in gebreke blijft en/of onzorgvuldig te werk gaat?
            
Vraag 13
            
Wat doet u om schoolbesturen te stimuleren gebruik te maken van de mogelijkheid een
               bestuursreactie te geven op de bevindingen van de Inspectie van het Onderwijs?
            
Vraag 14
            
Bent u ermee bekend dat organisaties in het ringenoverleg soms aangeven dat zij de
               uitleg van de Inspectie van het Onderwijs niet in overeenstemming vinden met de wet?
               Vindt u ook dat, om te voorkomen dat individuele scholen last krijgen van een norm
               die kennelijk betwist wordt, in dit soort situaties nadere bespreking met externen
               wenselijk is en dat ook het parlement hiervan expliciet op de hoogte gesteld zou moeten
               worden?
            
Indieners
- 
              
                  Gericht aan
 E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 
              
                  Gericht aan
 M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 
              
                  Indiener
 Don Ceder, Kamerlid
- 
              
                  Medeindiener
 Chris Stoffer, Kamerlid
- 
              
                  Medeindiener
 Harmen Krul, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
 
           
   
  