Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Baudet over het besluit van het Fonds voor Cultuurparticipatie om zes talentontwikkelings-organisaties in de klassieke muzieksector niet langer te subsidiëren
Vragen van het lid Baudet (FVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het besluit van het Fonds voor Cultuurparticipatie om zes talentontwikkelingsorganisaties in de klassieke muzieksector niet langer te subsidiëren (ingezonden 3 september 2024).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 23 september
2024).
Vraag 1
Bent u ervan op de hoogte dat het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP) heeft besloten
de zes talentontwikkelingsorganisaties die zich richten op talenten in de klassieke
muziek – te weten Nationale Jeugdorkesten Nederland, Prinses Christina Concours, de
Nationale Koren, Ricciotti ensemble, Nederlands Vioolconcours en Britten voor Jong
Muziektalent – ondanks positieve adviezen vanaf 2025 niet langer te subsidiëren?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u ervan op de hoogte dat deze organisaties hun financiële dekking – in de periode
2021–2024 en met uitzondering van Britten voor Jong Muziektalent ook in de jaren daarvoor
– voor een zeer significant deel ontleenden aan subsidie van het FCP?
Antwoord 2
Het is mij bekend dat deze organisaties in de periode 2021–2024 een meerjarige subsidie
ontvingen van het Fonds voor Cultuurparticipatie.
Vraag 3
Deelt u de mening dat deze zes organisaties – vaak al decennia – een sleutelpositie
bekleden op het gebied van talentontwikkeling in de Nederlandse klassieke muzieksector?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
Ik deel uw mening dat de instellingen die het betreft, belangrijke ontwikkelplekken
zijn voor jong talent in de klassieke muziek en jazz. Ik zie dat zij een belangrijke
functie vervullen in de doorstroom van jong talent naar de professionele sector.
Vraag 4
Erkent u dat het voortbestaan van talentontwikkeling in de klassieke muzieksector
met het besluit van het FCP onzeker is geworden? Acht u dit wenselijk? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 4
Ik ben mij ervan bewust dat de uitkomst van de beoordelingsprocedure van het Fonds
voor Cultuurparticipatie financiële gevolgen heeft voor de organisaties die het betreft.
Dit heeft een negatieve impact op de activiteiten die zij in het kader van talentontwikkeling
kunnen (blijven) organiseren. Vanuit mijn bestelverantwoordelijkheid zie ik dat als
een onwenselijke uitkomst, omdat het belangrijk is dat de groeimogelijkheden naar
en binnen de professionele klassieke muzieksector standhouden.
Zoals aangekondigd in de brief die ik op Prinsjesdag aan uw Kamer heb verstuurd, wordt
in de periode 2025–2028 € 1,9 miljoen per jaar beschikbaar gesteld om talentontwikkeling
binnen de klassieke muziek in de periode 2025–2028 te ondersteunen. Dekking hiervoor
wordt gevonden op de begroting van het Fonds voor Cultuurparticipatie, aangevuld met
een bijdrage vanuit de cultuurbegroting en van het Fonds Podiumkunsten.
Vraag 5
Bent u ervan op de hoogte dat de verdeling van de subsidies op het gebied van talentontwikkeling
is bepaald door tien commissieleden verdeeld over twee subcommissies? Bent u ervan
op de hoogte dat slechts één van deze tien commissieleden een achtergrond heeft in
de klassieke sector, namelijk in de – relatief kleine subsector – kerkmuziek? Bent
u ervan op de hoogte dat verschillende commissieleden een achtergrond hebben in bijvoorbeeld
theater? Deelt u de mening dat de bredere westerse instrumentale en vocale tradities
hiermee zeer beperkt zijn vertegenwoordigd? Hoe beoordeelt u deze discrepantie? Acht
u het mogelijk dat dit effect heeft gehad op de toekenningsprocedure? Zo ja, waarom
wel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De Rijkcultuurfondsen geven zelfstandig vorm aan hun beoordelingsprocedures. Het Fonds
voor Cultuurparticipatie werkt met een poule van commissieleden waaruit de beoordelingscommissies
worden samengesteld. De samenstelling van de poule komt tot stand door vacatures en
een onafhankelijke selectiecommissie. De samenstelling van de beoordelingscommissie
wordt gedaan door het fonds. Daarbij wordt gezocht naar een gebalanceerde samenstelling,
afgestemd op de ontvangen aanvragen, disciplinegerichte kennis, onafhankelijkheid
ten opzichte van de voorliggende aanvragen en ervaring met advieswerk zijn factoren
die hierin worden meegewogen.
Het Fonds voor Cultuurparticipatie is, anders dan de andere Rijkscultuurfondsen, niet
gericht op één discipline maar op de cultuursector in brede zin. Dit maakt dat er
bij de samenstelling van beoordelingscommissies altijd commissieleden vanuit meerdere
disciplines worden geworven. Ik heb er vertrouwen in dat het Fonds voor Cultuurparticipatie
de besluitvorming en toekenningsprocedure op een weloverwogen en rechtmatige manier
heeft vormgegeven, op basis van zijn professionaliteit en kennis van het werkveld.
Desondanks zie ik vanuit mijn bestelverantwoordelijkheid deze uitkomst als onwenselijk,
omdat in deze sector belangrijke ontwikkelplekken voor jong talent dreigen te verdwijnen.
Vraag 6
Kunt u toelichten waarom de pijlers Pluriformiteit en Geografische spreiding sinds
2024 zijn vervangen door de pijlers Toegankelijkheid en Maatschappelijke relevantie?
Acht u deze vervanging wenselijk? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Deze criteria zijn opgesteld naar aanleiding van het advies van de Raad voor Cultuur1. Mijn voorganger, Staatssecretaris Uslu, heeft alle Rijkscultuurfondsen gevraagd
om bij het opstellen van nieuwe regelingen en het aanpassen van bestaande regelingen,
aan te sluiten op de criteria van de culturele basisinfrastructuur 2025–2028. Het
gaat daarbij om de volgende beoordelingscriteria: artistieke en/of inhoudelijke kwaliteit,
maatschappelijke betekenis, toegankelijkheid, bedrijfsmatige gezondheid en geografische
spreiding. Het Fonds voor Cultuurparticipatie heeft hier, zoals gevraagd, gehoor aan
gegeven, met dien verstande dat geografische spreiding een belangrijk beoordelingspunt
vormt bij het voldoen aan het criterium van toegankelijkheid. De criteria, het proces
en de uitkomsten zullen worden geëvalueerd. De uitkomsten van deze evaluatie worden
betrokken bij de vormgeving van het cultuurbestel vanaf 2029.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u het feit dat verschillende instellingen en festivals die gehonoreerd
zijn onder de noemer «talentontwikkeling» zich – in plaats van op talenten – richten
op een bredere of andere doelgroep, zoals onder andere Stichting Leerorkest Nederland
(basisschoolkinderen in het algemeen) en Stichting Possibilize (mensen met een beperking)?
Deelt u de mening dat het juist van groot belang is voor een samenleving om expliciet te investeren in talenten,
zoals organisaties als Nationale Jeugdorkesten Nederland, het Prinses Christina Concours
en het Nederlands Vioolconcours al decennia doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 7
Ik hecht waarde aan beide door u genoemde vormen van talentontwikkeling. Van de eerste
kennismaking, tot aan de ondersteuning van talent richting een professionele beroepspraktijk.
Beide zijn nodig om talent te ontdekken en dit verder te ontwikkelen.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u het feit dat een Rijkscultuurfonds verschillende lokale partijen
financiert, zoals onder andere SALTY (Almere), Stichting Theater de Vaillant (Den
Haag) en Stichting Theater de Leeuw (Arnhem)? Deelt u de mening dat een Rijkscultuurfonds
zich in de eerste plaats zou moeten concentreren op organisaties van nationaal belang
en de subsidiëring van lokale partijen zo veel mogelijk aan lokale overheden zou moeten
overlaten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 8
De meerjarige regeling talentontwikkeling van het Fonds voor Cultuurparticipatie richt
zich op projecten met eigentijdse ontwikkelmogelijkheden voor talent op hoog niveau
en op de versterking van de bovenregionale en landelijke infrastructuur voor talentontwikkeling2. Ik kan mij vinden in deze doelstelling en vind het van belang dat er door het hele
land initiatieven kunnen worden ondersteund. Deze partijen ontvangen niet enkel landelijke
subsidie, ook lokale en/of regionale overheden dragen bij aan de financiering van
deze instellingen.
Vraag 9
Bent u bereid te zoeken naar een financiële dekking voor de zes talentontwikkelingsorganisaties
genoemd in vraag 1, zodat de kweekvijver van de Nederlandse klassieke muzieksector
kan worden veiliggesteld voor de toekomst? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zoals aangekondigd in de brief die ik op Prinsjesdag aan uw Kamer heb verstuurd, wordt
in de periode 2025–2028 € 1,9 miljoen per jaar beschikbaar gesteld om talentontwikkeling
binnen de klassieke muziek in de periode 2025–2028 te ondersteunen. Dekking hiervoor
wordt gevonden op de begroting van het Fonds voor Cultuurparticipatie, aangevuld met
een bijdrage vanuit de cultuurbegroting en van het Fonds Podiumkunsten. Vanuit mijn
bestelverantwoordelijkheid vind ik het belangrijk dat de groeimogelijkheden naar en
binnen de professionele klassieke muzieksector standhouden.
Vraag 10
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.