Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Teunissen over financiering van de vee-industrie door de Rabobank
Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Minister van Financiën over financiering van de vee-industrie door de Rabobank (ingezonden 30 mei 2024).
Antwoord van Minister Van Weyenberg (Financiën) (ontvangen 1 juli 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het onlangs gepubliceerde rapport «Blocking a better world altogether
– Rabobank’s bogus policy about animal welfare and sustainable agriculture»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Hoe reflecteert u op de uitspraak van World Animal Protection NL dat de Rabobank één
van de drijvende krachten is geweest van het huidige agrarische model van industrialisering
in Nederland, maar ook in het buitenland, waaronder Brazilië?
Hoe reflecteert u op de uitspraak van World Animal Protection NL dat de Rabobank,
door diens financiering van de intensivering en het financieel stimuleren van melkveehouders
tot schaalvergroting na het loslaten van de melkquota, medeverantwoordelijk is voor
de huidige stikstofcrises?
Antwoord 2 en 3
De intensivering en schaalvergroting van de landbouw, zowel in Nederland als daarbuiten,
is het gevolg geweest van meerdere factoren, waaronder technologische vooruitgang,
overheidsbeleid en economische wetmatigheden, waarbij alle ketenpartijen een rol hebben
gespeeld. De verduurzaming van het landbouw- en voedselsysteem is een opgave die voortkomt
uit deze gedeelde verantwoordelijkheid en moet daarom ook als gezamenlijke opgave
aangepakt worden. Ik vind het daarom van groot belang dat ook financiële instellingen
een proactieve rol spelen in deze transitie. Verschillende instellingen hebben ook
aangegeven die rol te willen pakken.
Vraag 4
Herinnert u zich de schriftelijke vragen2 van mijn fractie over de rol van JBS in grootschalige ontbossing, gigantische CO2-uitstoot, het veroorzaken van ernstig dierenleed, veroordeling voor corruptie, betrokkenheid
bij kinderarbeid en schendingen van mensenrechten, alsmede belastingontwijking?
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5 en 6
Steunt u de oproep van World Animal Protection NL aan de Rabobank om op korte termijn
de banden met JBS te verbreken? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u van het feit dat de Rabobank geld investeert in de National Pork Producers
Council, een coalitie van private bedrijven en stakeholders met een belang in de vee-industrie,
die naar de Surpreme Court is gegaan om dierenwelzijnswetgeving te blokkeren?
Antwoord 5 en 6
Ik verwacht van financiële instellingen, net als van andere partijen in de keten,
dat zij hun rol pakken in de transitie van het landbouw- en voedselsysteem. Ook verwacht
ik van Nederlandse bedrijven, waaronder financiële instellingen, dat zij handelen
conform de internationale standaarden voor internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen, de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk
verantwoord ondernemen en de United Nations Guiding Principles on Business and Human
Rights (UNGP’s). Daarnaast hebben financiële instellingen zelf hun ambities rondom
maatschappelijk verantwoord ondernemen. Tot slot dienen financiële instellingen financiële
risico’s, waaronder biodiversiteitsrisico’s, om prudentiële redenen adequaat te beheersen.
Gelet hierop verwacht ik van een financiële instelling dat zij het handelen van een
bedrijf in het licht van de benodigde landbouwtransitie, de OESO-richtlijnen, financiële
duurzaamheidsrisico’s en hun eigen IMVO-beleid, meewegen in hun financieringsbeslissingen
en daar vervolgens consequenties aan verbinden als dit blijkt te botsen. Zo geeft
Rabobank in haar dierenwelzijnsbeleid onder andere aan dat ze van klanten verwacht
er proactief zorg voor te dragen dat bepaalde kernprincipes van dierenwelzijn geëerbiedigd
worden.
Het is aan Rabobank zelf om het onderhouden van een klantrelatie met JBS in dit licht
te wegen. Alhoewel uit het genoemde onderzoek niet duidelijk wordt of er een directe
link is tussen financiering van de Rabobank van JBL en mogelijke misstanden van dit
bedrijf ten aanzien van dierenwelzijn, roept het rapport in algemene zin de vraag
op in hoeverre een partij als JBS de door Rabobank benoemde kernprincipes van dierenwelzijn
proactief waarborgt. Ik vind het dan ook opvallend dat de Rabobank in een reactie
aangeeft wat betreft dierenwelzijn in de praktijk voor niet-Europese financieringen
andere standaarden te hanteren dan voor Europese, hoewel ze in haar beleid een dergelijk
onderscheid niet lijkt te maken. Tot slot geeft Rabobank in een reactie aan geen direct
lid te zijn van de National Pork Producers Council (NPCC), maar wel met leden van
de NPPC samen te werken. Ook ten aanzien hiervan verwacht ik dat de hiervoor omschreven
kaders door een financiële instelling zoals Rabobank worden meegewogen.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u, mede in het licht van de verduurzaming van de financiële sector,
het gegeven dat Nederlandse banken met een internationale tak investeren in bedrijven
die bijdragen aan de vernietiging van biodiversiteit, het versnellen van klimaatverandering
en mogelijk betrokken zijn bij criminele activiteiten?
Antwoord 7
Het verduurzamen van de financiële sector vereist dat financiële instellingen de duurzaamheid
van een bedrijf meewegen in haar financiersingsbeslissingen. Onder andere op grond
van de eerder genoemde OESO-richtlijnen, moeten financiële instellingen risico’s voor
mens en milieu in de waardeketen, zoals het risico op bijdragen aan de vernietiging
van biodiversiteit, identificeren en aanpakken. Ook moet een financiële instelling
volgens de OESO-richtlijnen, afhankelijk van de mate van betrokkenheid bij de schade,
bijdragen aan herstel of zijn invloed aanwenden om nadelige gevolgen te beperken.
Bovendien heeft een groot aantal Nederlandse financiële instellingen het Commitment
Financiële Sector Klimaatakkoord (CFSK) ondertekend. Via het CFSK verbindt de financiële
sector zich eraan om haar financieringen in lijn te brengen met de doelstellingen
van het Parijsakkoord. Het CFSK richt zich primair op klimaat, maar kan ook positieve
effecten hebben voor andere vormen van duurzaamheid, omdat verschillende aspecten
van duurzaamheid met elkaar samenhangen. Tot slot zal vanuit de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), waarover uw Kamer op 12 april jl. is geïnformeerd3, een verplichting volgen voor financiële instellingen om gepaste zorgvuldigheid toe
te passen in hun financieringen.
Daarnaast zijn banken er ook aan gehouden om de relevante (financiële) risico’s die
zijzelf lopen, van onder meer klimaatverandering, te monitoren en adequaat te beheersen.
Keuzes en investeringen moeten ook vanuit dat opzicht te verantwoorden zijn. De Europese
Centrale Bank en De Nederlandsche Bank houden daar toezicht op.
Het kabinet is van mening dat de financiële sector een belangrijke rol kan vervullen
bij het tegengaan van misstanden in en het verder verduurzamen van waardeketens. Het
lijkt mij evident dat financiële instellingen nagaan in welke mate bedrijven die zij
financieren betrokken zijn bij ontbossing, en/of het versnellen van klimaatverandering,
en indien blijkt dat dit het geval is, zij daar consequenties aan verbinden, bijvoorbeeld
middels het verbreken van de klantrelatie.
Vraag 8
Bent u het eens met de fractie van de Partij voor de Dieren dat er niet alleen aandacht
moet zijn voor groene financieringen maar dat het ook noodzakelijk is om bestaande
niet-duurzame financieringen af te bouwen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ja, hier ben ik het mee eens. Niet-duurzame financieringen zijn op termijn niet houdbaar.
Het succesvol implementeren van de door de financiële sector zelf opgelegde doelen
uit het CFSK vraagt daarom ook om het op termijn terugdringen van niet-duurzame financieringen.
De vraag hoe financiële instellingen via engagementhun klanten kunnen bewegen tot verduurzaming is daar een belangrijk onderdeel van,
omdat voorkomen moet worden dat financiële instellingen enkel hun eigen vervuilende
investeringen afstoten, zonder dat er daadwerkelijke verduurzaming in de reële economie
gerealiseerd wordt. Ook in Europees verband vraagt het kabinet daarom continu aandacht
voor het belang van transitionele investeringen.
Vraag 9
Maakt de afbouw van financiering van industriële grootschalige veehouderijsystemen
en vleesgiganten onderdeel uit van de gesprekken die u voert met financiële instellingen?
Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Ik spreek financiële instellingen regelmatig over hun rol in de transitie naar een
duurzame economie en naar een toekomstbestendige vorm van landbouw. Daarbij gaat het
zowel over de kansen en verantwoordelijkheden die dit biedt voor de financiële sector,
als de manier waarop de overheid de inspanningen van de sector kan bespoedigen. De
proactieve houding die de Minister van Landbouw, de Minister van Natuur en Stikstof
en ik van financiële instellingen verwachten ten aanzien van hun bijdrage aan de landbouw-
en voedseltransitie is ook onderdeel van deze gesprekken.
Vraag 10
Welke rol ziet u voor banken in de Nederlandse transitie naar een «dierwaardige veehouderij»?
Antwoord 10
De wijziging van de Wet dieren is dit voorjaar in de Tweede en Eerste Kamer behandeld
en de gewijzigde wet zal per 1 juli 2024 in werking treden. Binnen 1 jaar na inwerkingtreding
zal voor vier veehouderijsectoren (varkens, pluimvee, melkvee en kalveren) in een
algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden vastgelegd hoe voor deze sectoren dierwaardige
veehouderij er in 2040 uit zal zien. De beweging naar dierwaardige veehouderij vindt
plaats binnen de gestelde natuur-, water,- milieu-, lucht en klimaatkaders en doelen.
Uit een quick scan4 die de Minister van LNV heeft laten uitvoeren blijkt de forse financiële impact van
deze transitie. Overheid, financiers en markt- en ketenpartijen zullen tijdig en in
voldoende mate moeten gaan inspelen op het lange termijn perspectief en ze moeten
elkaar waar nodig hier op aanspreken. Ik verwacht dat banken hun beleid inrichten
op deze ontwikkeling en daarmee vanuit hun rol deze transitie mogelijk maken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.