Schriftelijke vragen : Mestderogatie
Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over mestderogatie (ingezonden 16 april 2024).
Vraag 1
Wat is het mechanisme van de Europese Commissie (EC) dat in werking zou treden met
betrekking tot een eventuele inbreukprocedure als Nederland nu besluit de mestderogatiebeschikking
van september 2022 op te schorten en zich te houden aan de derogatiebeschikking die
gold tot en met 2023? Kunt u deze stappen stuk voor stuk aangeven en daarbij een tijdspad
toevoegen?
Vraag 2
Waarop is gebaseerd dat Nederland volgens u per direct de derogatiebeschikking zou
kunnen verliezen als we ons niet aan de beschikking houden, en is daar documentatie
over beschikbaar? Hoe waarschijnlijk is het dat dit ook daadwerkelijk gebeurt?
Vraag 3
Waarop zijn de getallen gebaseerd en op welke termijn zouden die dwangsommen dan kunnen
gaan worden opgelegd gezien het feit dat u bij het commissiedebat EU-LNV van 9 april
2024 zei dat een infractieprocedure door de EC kan leiden tot dwangsommen van «honderden miljoenen
zo niet meer»? Hoe waarschijnlijk is het dat dit ook daadwerkelijk gebeurt?
Vraag 4
Waarop is uw stelling in het bovenstaand debat gebaseerd dat als Nederland zich niet
aan de nieuwe derogatiebeschikking houdt de gevolgen voor boeren ook groot zouden
kunnen zijn «bijvoorbeeld het intrekken van Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)-subsidies»
en is daarvan documentatie beschikbaar? Hoe waarschijnlijk is het dat dit ook daadwerkelijk
gebeurt? Op welke termijn zou dit gebeuren?
Vraag 5
Waarop is gebaseerd dat een infractieprocedure volgens u ook zou kunnen betekenen
dat Nederland in het vervolg een structurele korting krijgt op de gelden uit het GLB
en is daarvan documentatie beschikbaar? Hoe waarschijnlijk is het dat dit ook daadwerkelijk
gebeurt?
Vraag 6
Is het waarschijnlijk dat een infractieprocedure door de EC over de derogatie echt
anders verloopt dan bijvoorbeeld de infractieprocedure tegen het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat over de aanbesteding voor de NS? Zo ja, waarom?
Vraag 7
Bij wie komt de volgende reactie vandaan en is daar documentatie van gezien het feit
dat u tijdens het commissiedebat EU-LNV zei dat als u in Europa vraagt naar de derogatiebeschikking
de reactie is: «hoe zit het met jullie handhaving eigenlijk?»? Wat is de verdere context
van deze vraag over handhaving?
Vraag 8
In hoeverre kan Nederland het volgende artikel inroepen en een hogere hoeveelheid
stikstof dan 170 KG toestaan gezien het feit dat in de Nitraatrichtlijn het volgende
staat: «Deze bepaalde hoeveelheid per hectare is de hoeveelheid mest die 170 kg N
(stikstof) bevat en de lidstaten evenwel gedurende en na het eerste actieprogramma
van vier jaar andere hoeveelheden dan de bovengenoemde mogen vaststellen? Deze hoeveelheden
moeten zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan het bereiken van
de in artikel 1 genoemde doelstellingen, en zij moeten worden gemotiveerd aan de hand
van objectieve criteria, bij voorbeeld: etc. etc. etc.».
Vraag 9
Wat als Nederland met een gedoogbeleid komt en Nederlandse boeren onder het gedoogbeleid
meer mest mogen uitrijden dan onder de huidige beschikking? Klopt het dat organisaties
niet naar de rechter kunnen stappen om een procedure te starten over dit gedoogbeleid?
Zo nee, wat zouden de gevolgen kunnen zijn van zulke procedures? Over welk tijdspad
hebben we het dan?
Vraag 10
Heeft de EC mogelijkheden tot versoepeling als op basis van redelijkheid en billijkheid
een maatschappelijke sector binnen een lidstaat onevenredig schade dreigt te ondervinden
als gevolg van Europese beleidsuitwerking? Zo ja, wat zijn deze mogelijkheden?
Vraag 11
Kunt u deze vragen, inclusief de deelvragen één voor één beantwoorden en (ruim) vóór
het commissiedebat Mestbeleid op 25 april 2024?
Indieners
-
Gericht aan
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Indiener
Caroline van der Plas, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.