Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 450 Regels omtrent de instelling van het Adviescollege toetsing regeldruk (Instellingswet Adviescollege toetsing regeldruk)
Nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 27 maart 2024
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding «1.» vervalt.
2. In de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:
ontwerp van een EU-wetgevingshandeling: ontwerp van een wetgevingshandeling als bedoeld in artikel 2 van Protocol 1 bij het
Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie;.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «voorstel voor regelgeving van de Europese
Commissie» vervangen door «ontwerp van een EU-wetgevingshandeling» en wordt «dat voorstel»
vervangen door «dat ontwerp».
2. Aan het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. ontwerpen van EU-wetgevingshandelingen waarvan de beoordeling geen beschrijving
bevat van de gevolgen voor de regeldruk, omdat het tijdpad van het desbetreffende
besluitvormingsproces aanleiding geeft tot spoed.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Beide Kamers der Staten-Generaal kunnen het adviescollege advies vragen over de
regeldrukeffecten van een initiatiefvoorstel van wet of een amendement.
4. In het zesde lid wordt «voorstel voor regelgeving van de Europese Commissie» vervangen
door «ontwerp van een EU-wetgevingshandeling».
C
Artikel 4, onderdeel c, komt te luiden:
c. op verzoek van een gemeente, provincie, waterschap of een van de openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius of Saba de desbetreffende organisatie adviseren over de regeldrukeffecten
van hun regelgeving.
D
In de artikelen 5, derde lid, en 8, vierde lid, wordt «voorstel» telkens vervangen
door «ontwerp».
Toelichting
Deze nota van wijziging is aangekondigd in de nota naar aanleiding van het verslag.
Naar aanleiding van vragen van de Tweede Kamer is een uitbreiding aangebracht in de
bevoegdheid van de Staten-Generaal om advies te vragen aan het Adviescollege toetsing
regeldruk (hierna: het adviescollege). Verder zijn enkele technische verbeteringen
aangebracht in de artikelen over de advisering door het adviescollege over ontwerpen
van EU-wetgevingshandelingen (artikelen 1, 3, 5 en 8) en in artikel 4 waarin «overige
bevoegdheden» aan het adviescollege worden toegedeeld.
Onderdeel A (artikel 1)
Aan artikel 1 is de begripsbepaling van ontwerp van een EU-wetgevingshandeling toegevoegd.
Voor de omschrijving van dit begrip is verwezen naar artikel 2 van Protocol 1 bij
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Voor de duiding van
dat artikel is ook artikel 289 van het VWEU van belang. Op grond van dat artikel is
een wetgevingshandeling een verordening, een richtlijn of een besluit. Het gaat hierbij
kortom om bindende rechtshandelingen. In de meeste gevallen wordt een EU-wetgevingshandeling
vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad tezamen, op voorstel van de Europese
Commissie. In specifieke gevallen kan het Europees Parlement een wetgevingshandeling
vaststellen met deelname van de Raad, of door de Raad met deelname van het Europees
Parlement. In specifieke gevallen kan een EU-wetgevingshandeling ook worden vastgesteld
op initiatief van een groep lidstaten of van het Europees Parlement, op aanbeveling
van de Europese Centrale Bank of op verzoek van het Hof van Justitie of van de Europese
Investeringsbank. Die specifieke gevallen zijn in de Verdragen bepaald.
Voor artikel 1 was abusievelijk de aanduiding «1.» geplaatst. Aangezien artikel 1
geen verdeling in leden kent, kan deze aanduiding vervallen.
Onderdeel B (artikel 3)
Eerste lid
Met de wijziging van het eerste lid is «voorstel voor regelgeving van de Europese
Commissie» vervangen door «ontwerp van een EU-wetgevingshandeling». Deze tekstuele
wijziging is in lijn met de terminologie van het VWEU, zoals toegelicht in de toelichting
op onderdeel A. Ook sluit de voorgestelde tekst beter aan bij de terminologie in de
bijlage van de Kamerbrief afspraken EU-informatievoorziening van juli 2020.1 Deze wijziging heeft geen inhoudelijke gevolgen. Ongewijzigd is dat alleen advies
aan het adviescollege moet worden gevraagd over ontwerpen van EU-wetgevingshandelingen
waarvoor een beoordeling wordt gemaakt vanwege het belang van dat voorstel voor Nederland
(zogenoemd BNC-fiche).2
Tweede lid
De wijziging van het tweede lid betreft een codificatie van bestaande afspraken met
de Staten-Generaal. Om de Staten-Generaal te ondersteunen in het zo effectief mogelijk
uitoefenen van de controlerende taak, en daarnaast de eigenstandige rol binnen de
EU, hebben de regering en Staten-Generaal EU-informatieafspraken gemaakt. De afspraken
zijn in de afgelopen decennia op organische wijze tot stand gekomen, vloeien voort
uit verschillende moties, toezeggingen en Kamerbrieven, en zijn vastgelegd in een
overzicht in de bijlage van de Kamerbrief afspraken EU-informatievoorziening van juli
2020.3 Afspraak met het parlement is dat een BNC-fiche binnen een streeftermijn van zes
weken na publicatie van het nieuwe voorstel aan de Eerste en Tweede Kamer moet worden
gezonden. Indien de Tweede Kamer voornemens is een behandelvoorbehoud te plaatsen
of een subsidiariteitsbezwaar in te dienen, wordt een kortere termijn van vijfentwintig
dagen gehanteerd. In de jaarlijkse prioriteitstelling door de Tweede Kamer wordt opgenomen
voor welke dossiers deze voornemens gelden. Wanneer het omwille van de snelheid van
het Brusselse besluitvormingsproces nodig is dat er binnen een nog kortere termijn
een kabinetspositie op een wetgevingshandeling moet worden ingenomen, is het mogelijk
een kabinetsappreciatie aan de Kamer te sturen in plaats van een BNC-fiche. In de
kabinetsappreciatie wordt gemotiveerd waarom de brief het BNC-fiche vervangt. Daarbij
wordt ernaar gestreefd zoveel mogelijk het sjabloon van het BNC-fiche te volgen, met
name ten aanzien van de bevoegdheid, subsidiariteits- en proportionaliteitstoets.
In dergelijke urgente gevallen is het doorgaans niet mogelijk om de verwachte regeldrukgevolgen
voor Nederland in beeld te brengen. In die gevallen is het niet zinvol om advies aan
het adviescollege te vragen, omdat het advies dan te laat komt om mee te nemen in
het besluitvormingsproces. Met deze wijziging is deze bestaande uitzondering op de
adviesplicht expliciet gemaakt.
Derde lid
Met de wijziging van het derde lid wordt de bevoegdheid van de Staten-Generaal om
advies te vragen aan het adviescollege uitgebreid. Deze wijziging heeft tot gevolg
dat niet alleen de Tweede Kamer, maar ook de Eerste Kamer, advies kan vragen over
de regeldrukeffecten van initiatiefwetsvoorstellen of amendementen. De situatie kan
zich immers voordoen dat de Eerste Kamer behoefte heeft aan advisering over een initiatiefwetsvoorstel
of een amendement, indien de Tweede Kamer respectievelijk de regering geen advies
over regeldrukeffecten daarvan heeft gevraagd. Indien de Eerste Kamer een advies over
amendementen vraagt, kan zij hiertoe het wetvoorstel zoals door de amendementen gewijzigd
voorleggen.
Zesde lid
Deze tekstuele wijziging van het zesde lid is in lijn met de wijziging van het eerste
lid.
Onderdeel C (artikel 4)
In artikel 4, onderdeel c, wordt een omissie hersteld. Deze wijziging bewerkstelligt
dat ook de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba advies kunnen vragen
over de regeldrukeffecten van hun regelgeving, evenals de gemeenten, provincies en
waterschappen. Het adviescollege kan zo’n verzoek om advies inwilligen, mits daardoor
geen afbreuk wordt gedaan aan de uitvoering van de kerntaken van het adviescollege.
Onderdeel D (artikelen 5 en 8)
Dit is een tekstuele wijziging. In lijn met de wijzigingen van artikel 3, eerste en
zesde lid, wordt ook in de artikelen 5, derde lid, en 8, vierde lid, «voorstel» vervangen
door «ontwerp».
Deze toelichting wordt ondertekend mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat