Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tseggai en Maatoug over het bericht ‘Hoe Netflix zijn recordwinst laat belasten: in vele ‘winstjes’ hier en daar’
Vragen van de leden Tseggai en Maatoug (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Hoe Netflix zijn recordwinst laat belasten: in vele «winstjes» hier en daar» (ingezonden 31 januari 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën) (ontvangen 11 maart 2024). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 998.
Vraag 1
Ben u bekend met het bericht «Hoe Netflix zijn recordwinst laat belasten: in vele
«winstjes» hier en daar»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de conclusie uit het artikel dat de winst van Netflix, met een regiokantoor
in Amsterdam, niet in Nederland terecht komt maar vooral naar de Verenigde Staten
vloeit?
Antwoord 2
Nederland heft vennootschapsbelasting van belastingplichtigen over de winst die volgens
het arm’s-lengthbeginsel aan Nederland toerekenbaar is. Het arm’s-lengthbeginsel is
wettelijk vastgelegd in artikel 8b Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Op basis
van het arm’s-lengthbeginsel dienen de voorwaarden (inclusief de prijs) van transacties
tussen gelieerde lichamen vergelijkbaar te zijn met de voorwaarden van vergelijkbare
transacties tussen onafhankelijke partijen. De standaarden neergelegd in de OESO-richtlijnen
voor verrekenprijzen2 geven inzicht in de wijze waarop het arm’s-lengthbeginsel in de praktijk kan worden
toegepast. In het Verrekenprijsbesluit wordt invulling gegeven aan de toepassing van
het zogenoemde at arm’s-lengthbeginsel ten behoeve van de Nederlandse rechtspraktijk.3 Voor de winsttoerekening is een belangrijk uitgangspunt dat aangesloten wordt bij
de plaatsen waar de waarde wordt gecreëerd. Op basis van het arm’s-lengthbeginsel
is de locatie van de klanten van een bedrijf, of waar de producten worden geconsumeerd,
van ondergeschikt belang om te bepalen welk land welk deel van de winst mag belasten.
Het is niet wenselijk indien belastingplichtigen door middel van verrekenprijzen een
lagere belastingafdracht bewerkstelligen. In het zogenaamde Base Erosion and Profit
Shifting (BEPS)-project van de OESO is door een wijziging van de OESO-richtlijnen
voor verrekenprijzen getracht op een betere manier de winstverdeling te laten aansluiten
bij de plekken waar binnen een multinationaal concern de waarde wordt gecreëerd. Op
deze wijze is getracht om kunstmatige constructies waarbij verrekenprijzen een rol
spelen terug te dringen.
Vanwege de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen
kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.
Vraag 3
Ziet u mogelijkheden om te voorkomen dat Netflix en andere streamingsdiensten slechts
beperkt in Nederland belasting betalen, zoals in het artikel beschreven wordt?
Antwoord 3
Het antwoord op vraag 2 heeft betrekking op de op dit moment gangbare winsttoerekening.
In het Inclusive Framework (IF)4, georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO), is de afgelopen jaren intensief gewerkt aan de herziening van het internationale
belastingsysteem, omdat de vraag opkwam of de huidige internationale (winsttoerekenings)regels
nog wel passend zijn in de gedigitaliseerde en geglobaliseerde wereld. Deze herziening
bestaat uit Pijler 1 en Pijler 2. Pijler 2 bevat afspraken over een wereldwijd effectief
minimumniveau van belastingheffing bij multinationals. Over Pijler 2 is al eerder
overeenstemming bereikt, en deze pijler is in Nederland inmiddels geïmplementeerd
met de Wet minimumbelasting 2024.
Op basis van Pijler 1 krijgen landen waar de grootste en meest winstgevende multinationale
ondernemingen veel afnemers of gebruikers hebben meer winsten en heffingsrechten toebedeeld.
Deze toedeling stelt belastingdiensten in landen waar zich veel afnemers of gebruikers
van een multinationale onderneming bevinden in staat meer belasting te heffen van
die multinationale onderneming. Ik verwijs naar de Kamerbrief van 24 oktober 2023
betreffende ontwikkelingen rondom Pijler 1.5
Vraag 4
Hoe staat het wegvloeien van de winst in verhouding tot de invoering van de investeringsverplichting
voor grote streamingsdiensten in Nederlandse producties per 1 januari 2024?
Antwoord 4
De investeringsverplichting relateert aan (de in Nederland gegenereerde) omzet en
niet aan (de eventueel in Nederland gerealiseerde) winst. Voor de investeringsverplichting
is het niet relevant of er eventueel winst «wegvloeit» naar het buitenland.
Vraag 5 en 6
Bent u het eens dat de Nederlandse cultuursector investeringen misloopt als Netflix
winsten weg laat vloeien uit Nederland? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens dat het doel van de investeringsverplichting voor grote streamingsdiensten,
namelijk een eerlijker speelveld creëren in het Nederlandse medialandschap, wordt
ondermijnd als in Nederland gerealiseerde winsten worden weggevloeid?
Antwoord 5 en 6
Nee, zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 7
Heeft u inzicht in de voorgenomen investeringen van Netflix in Nederlandse culturele
audiovisuele producties? Zo ja, voldoen zij daarmee aan de investeringsverplichting,
waar 2,5 procent van de in Nederland gerealiseerde omzet moeten worden geïnvesteerd
in films, series en documentaires met een link met Nederland? Komt 60 procent van
dit bedrag ten goede aan onafhankelijke producenten, zoals is vastgesteld in de wet?
Antwoord 7
Ik heb geen inzicht in (voorgenomen) investeringen van Netflix in Nederlandse culturele
audiovisuele producties. Streamingsdiensten moeten de eerste keer vóór 1 juli 2025
aan het Commissariaat voor de Media rapporteren over hun in Nederland gegenereerde
relevante omzet in 2024 en de in dat jaar gedane investeringen, waaronder in Nederlandse
films, series en documentaires. Ik heb er vertrouwen in dat Netflix zal voldoen aan
de betreffende bepalingen in de Mediawet 2008.
Vraag 8
Vindt u het wenselijk dat er geen openheid is over de afspraken die Netflix heeft
met de Nederlandse Belastingdienst? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
In algemene zin geldt dat – vanwege de belastingplicht – tussen belastingplichtigen
en de Belastingdienst contacten kunnen zijn en dat een belanghebbende kan verzoeken
om vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf. Dit geldt zowel voor burgers
als bedrijven. Zo kun je als belastingplichtige vooraf zekerheid krijgen over de fiscale
gevolgen van voorgenomen handelingen. De situatie waarover zekerheid wordt gevraagd
en die in het vooroverleg wordt geschetst mag niet afwijken van de werkelijkheid.
De Belastingdienst geeft vervolgens zekerheid vooraf binnen de kaders van wet- en
regelgeving, beleid en jurisprudentie. De uitleg van fiscale wet- en regelgeving is
dus voor alle belastingplichtigen altijd gelijk, met of zonder ruling.
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen
(AWR) kan ik niet ingaan op individuele fiscale dossiers. De fiscale geheimhoudingsplicht
is een belangrijke bouwsteen van het fiscale stelsel. Om een goede belastingheffing
te bevorderen, moet een belastingplichtige erop kunnen vertrouwen dat de gegevens
bij de Belastingdienst in goede handen zijn. Ook gaat het vaak om bedrijfs- en koersgevoelige
informatie. De publicatie van een integrale ruling met een internationaal karakter
zal er naar verwachting toe leiden dat belastingplichtigen meer terughoudend worden
om zekerheid vooraf te vragen over hun fiscale positie. Daarmee zou de Belastingdienst
een waardevol toezichtinstrument deels verliezen. Overigens worden rulings met een
internationaal karakter onder voorwaarden gedeeld met het buitenland. In dat kader
wordt in EU-verband een centraal register bijgehouden. Volgens een vast format worden
onder andere een beschrijving van de ruling en de landen waarvoor de ruling mogelijk
relevant is opgenomen in het centraal register. Een lidstaat die onderbouwt dat de
ruling voor hem relevant is, kan vervolgens de volledige ruling opvragen.
Om tegemoet te komen aan de wens van meer openbaarheid publiceert de Belastingdienst
sinds 1 juli 2019 wel geanonimiseerde samenvattingen van alle rulings met een internationaal
karakter (alsmede van afgewezen en ingetrokken verzoeken daartoe). Periodiek onderzoekt
een onafhankelijke onderzoekscommissie of afgegeven rulings met een internationaal
karakter binnen de kaders van wet- en regelgeving, beleid en jurisprudentie plaatsvindt.
De onderzoekscommissie heeft in al haar rapporten geconcludeerd geen aanwijzingen
te hebben gevonden dat de onderzochte rulings met een internationaal karakter inhoudelijk
in strijd met de wet, het beleid of de jurisprudentie zijn afgegeven. Deze rapporten
zijn openbaar. Ook de Algemene Rekenkamer heeft op verzoek van uw Kamer6 onderzoek gedaan naar een ruim aantal rulings met een internationaal karakter die
zijn afgegeven in 2018. Zij heeft in haar onderzoekrapport van 15 april 2021 geconcludeerd
dat de betrokken rulings zijn afgegeven in overeenstemming met de op dat moment geldende
regels, op een beperkt aantal kanttekeningen na. Vanwege de transparantie wordt sinds
enkele jaren van alle toegewezen, afgewezen en ingetrokken verzoeken om vooroverleg
met een internationaal karakter een geanonimiseerde samenvatting gepubliceerd. Ook
zijn op de website van de Belastingdienst vragen en antwoorden met betrekking tot
rulings met een internationaal karakter te raadplegen. Tot slot wordt in het kader
van transparantie jaarlijks, als onderdeel van de jaarrapportage, inzicht gegeven
in de ontwikkelingen van de rulingpraktijk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.