Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen vragen van het lid Sneller over belastingvoordelen voor bedrijven
Vragen van het lid Sneller (D66) aan de Staatssecretaris van Financiën over belastingvoordelen voor bedrijven (ingezonden 15 februari 2024).
Antwoord van de Staatssecretaris Van Rij (Financiën) (ontvangen 7 maart 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Zo. Nu eerst een belastingvoordeel. Hoe de Bavaria-familie
het uitstekend voor zichzelf regelde»1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het doel van de Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) is om de continuïteit
van ondernemingen te borgen, op het moment dat deze daadwerkelijk in gevaar komt door
belastingverplichtingen waaraan zonder toepassing van de BOR niet voldaan kan worden?
Deelt u tevens de mening dat het daarmee expliciet niet de bedoeling is dat de BOR
wordt toegepast om belastingvoordelen in de erf- en schenkbelasting te genereren in
situaties waarin de continuïteit van een bedrijf niet in het gevaar is?
Antwoord 2
De fiscale regeling voor de bedrijfsopvolging in de schenk- en erfbelasting (BOR)
heeft als doel te voorkomen dat belastingheffing bij reële bedrijfsoverdrachten de
continuïteit van een bedrijf in gevaar brengt omdat er onvoldoende middelen zijn om
de schenk- of erfbelasting te voldoen.
Vraag 3 en 4
Deelt u de mening dat personen die minder dan 0,5% van de aandelen van een bedrijf
in bezit hebben de facto (zeer) kleine beleggers zijn in een bedrijf in plaats van
dragende ondernemers, en dat het praktisch is uitgesloten dat de continuïteit van
het bedrijf in gevaar komt door aan hen relateerde belastingverplichtingen?
Deelt u de mening dat het verruimen van de BOR door toegang tot de regeling te geven
aan familieleden die minder dan 0,5% van de aandelen in het bedrijf hebben, niet strookt
met het beoogde doel van de BOR, namelijk het helpen van échte ondernemers door de
continuïteit van ondernemingen te borgen?
Antwoord 3 en 4
Ja, zie hiervoor mijn brief aan de Tweede Kamer van 16 oktober 2023.2 Ik heb in lijn met die brief tijdens de behandeling van het Belastingplanpakket 2024
in de Tweede Kamer amendement nr. 10 (vervangen door nr. 11) ontraden.3 Op grond van het aanvaarde amendement nr. 11 op het wetsvoorstel Wet Aanpassing fiscale
bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 kan een dergelijk klein belang onder voorwaarden
echter vanaf 2025 kwalificeren voor de BOR.4
Vraag 5
Deelt u de mening dat uit de evaluatie van het Centraal Planbureau (CPB) blijkt dat
in 75% van de gevallen waarin de BOR wordt toegepast, dit niet nodig is omdat er voldoende
middelen beschikbaar zijn om aan de belastingverplichtingen te voldoen? Deelt u tevens
de mening dat voor de resterende 25% er betalingsregelingen bestaan die in vrijwel
alle gevallen uitkomst kunnen bieden? Kunt u een schatting geven qua percentage voor
welk deel van gevallen ook deze betalingsregelingen niet voldoende, waardoor toepassing
van de BOR echt noodzakelijk is?
Antwoord 5
Nee. Zoals uit de kabinetsreactie op de evaluatie blijkt, deel ik niet de mening dat
in 75% van de gevallen waarin de BOR wordt toegepast, dit niet nodig is omdat er voldoende
middelen beschikbaar zijn om aan de belastingverplichtingen te voldoen.5 Daarmee deel ik evenmin de mening dat voor de resterende 25% er betalingsregelingen
bestaan die in vrijwel alle gevallen uitkomst kunnen bieden. In de kabinetsreactie
is uitvoerig op deze conclusie in de evaluatie ingegaan. In de evaluatie wordt geconcludeerd
dat met inbegrip van het eigen vermogen van de verkrijger in circa driekwart van de
erfenissen voldoende vrije middelen aanwezig zijn om de erfbelasting direct te betalen.
Dit gemiddelde kan de zaak echter vertekenen. Of er voldoende beschikbare vrije financiële
middelen zijn, hangt onder andere af van de omvang van het verkregen ondernemingsvermogen.
Ook maakt het verschil of het ondernemingsvermogen is verkregen door een erfenis of
schenking. Bij schenkingen wordt in de praktijk alleen ondernemingsvermogen verkregen,
anders dan bij erfenissen. Daarnaast kan er verschil van opvatting zijn over wat als
beschikbare vrije financiële middelen kan worden aangemerkt. Dat is ook de reden dat
in de evaluatie verschillende varianten daarvoor zijn opgenomen. Hierbij moet aangetekend
worden dat de verkrijger van ondernemingsvermogen schenk- of erfbelasting verschuldigd
is. In dit verband wordt opgemerkt dat bijvoorbeeld het beleggingsvermogen binnen
de bv weliswaar niet noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming maar
dat daarover wel eerst ab-heffing van 26,9% (vanaf 1 januari 2024 is dit 24,5% over
de eerste € 67.000 en 33% daarboven per belastingplichtige) is verschuldigd voordat
dit kan worden gebruikt voor de betaling van de schenk- of erfbelasting.6Na toepassing van de vrijstelling voor het ondernemingsvermogen in de schenk- en erfbelasting
kan een beroep worden gedaan op de betalingsregeling voor het belaste gedeelte van
de verkrijging van ondernemingsvermogen. Deze betalingsregeling kent geen nadere voorwaarden.
De betalingsregeling houdt in dat tien jaar rentedragend uitstel van betaling kan
worden verkregen.
Vraag 6
Kunt u tevens een inschatting geven in miljoenen van welk deel van het budgettaire
beslag van de BOR echt noodzakelijk is om de continuïteit van een bedrijf te borgen,
wanneer rekening wordt gehouden met aanwezige middelen bij het bedrijf en de mogelijkheid
tot het gebruik van betalingsregelingen?
Antwoord 6
Nee, het is niet mogelijk om een inschatting te geven van welk deel van het budgettaire
beslag van de BOR echt noodzakelijk is vanuit de doelstelling van de BOR.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.