Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. over de geannoteerde Agenda JBZ-Raad 4-5 maart 2024 (algemeen deel) (Kamerstuk 32317-872)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 873
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 28 februari 2024
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 23 februari 2024
over de Geannoteerde Agenda JBZ-Raad 4-5 maart 2024 (Kamerstuk 32 317, nr. 872), over de brief van 2 februari 2024 over het Fiche: Mededeling Een verenigd Europa
tegen haat (Kamerstuk 22 112-3878) en over de brief van 5 februari 2024 over het verslag van de JBZ-Raad 25 en 26 januari
2024 (Kamerstuk 32 317, nr. 869).
De vragen en opmerkingen zijn op 26 februari 2024 aan de Ministers van Justitie en
Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
voorgelegd. Bij brief van 28 februari 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Nispen
Adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Inhoudsopgave
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de
bewindspersoon
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersoon
13
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de
bewindspersoon
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende geannoteerde
agenda. Zij hebben hier meerdere vragen over.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat de Verordening ter voorkoming en
bestrijding van seksueel kindermisbruik (CSAM) op de agenda staat. Zij steunen de
ambitie om online kindermisbruik te bestrijden en preventieve maatregelen te nemen
om kinderen beter te beschermen online. Deze leden sluiten zich echter aan bij de
zorgen en kritiek van onder andere privacywaakhonden, juridisch experts en kinderrechtenorganisaties
over de proportionaliteit van de verordening. Ook herinneren deze leden de Minister
eraan dat een meerderheid van de Kamer de Minister meermaals heeft verzocht niet in
te stemmen met het voorstel als deze het postgeheim geweld aandoet. Het beperken van
end-to-end-encryptie, de foutgevoeligheid van kunstmatige intelligentie (AI) bij client-side
scanning en de massale schaal van de voorgestelde surveillance achten zij een buitenproportionele
inbreuk op fundamentele mensenrechten. Kan de Minister ingaan op ieder van deze zorgen?
Kan de Minister daarbij onderbouwen hoe zij de weging maakt tussen de effectiviteit
van de voorgestelde maatregelen en de beperkingen die zij leggen op mensenrechten?
Kan de Minister de stelling onderbouwen dat de CSAM-verordening niet zal leiden tot
onterechte opsporing van onschuldige mensen die foutief zijn aangemerkt als verdacht?
Welke expertkennis op het gebied van privacy en mensenrechten heeft de Minister geraadpleegd
bij het formuleren van het kabinetsstandpunt? Hoe geeft de Minister bij de JBZ-raad
uitvoering aan de motie-Van Ginneken (Kamerstuk 26 643, nr. 1011) die oproept om chatcontrol te allen tijde uit te sluiten in dit voorstel? Op welke
manier werkt de Minister samen met gelijkgestemde landen om privacybeperkende maatregelen
uit de verordening te halen, zoals de motie de Minister opdraagt? Hoe ziet de Minister
de voortgang van de verordening verlopen met de verkiezingen en het benoemen van een
nieuwe Europese Commissie in aantocht? Welke vertraging verwacht de Minister?
Antwoord
Het kabinet dankt de leden van GroenLinks-PvdA-fractie voor hun steun in de ambitie
om online kindermisbruik te bestrijden. Het kabinet begrijpt de zorgen over de proportionaliteit
van de verordening. Het kabinet deelt deze zorgen en bekijkt het voorstel kritisch.
Zoals uw Kamer in een brief d.d.1 is medegedeeld wordt de motie-Van Raan (Kamerstuk 26 643, nr. 885), waarin de regering wordt verzocht end-to-end encryptie in stand te houden en (Europese)
voorstellen die dat onmogelijk maken niet te steunen, uitgevoerd. Daarnaast verwijst
het kabinet u naar de brief2 waarin aan uw Kamer een toelichting is gegeven over de motie-Van Ginneken.
Op dit moment is bepaalde technologie om client-side scanning toe te passen beschikbaar, maar verschilt de betrouwbaarheid ervan. Bij bestaand materiaal
bestaat een zeer beperkte kans op vals-positieve resultaten. Voor nieuw materiaal
en grooming is momenteel nog geen technologie beschikbaar die betrouwbaar genoeg is om het middel
van een detectiebevel proportioneel in te zetten, reden waarom Nederland de detectie
van nieuw materiaal en grooming buiten de Verordening wil houden. Dit is ook de inzet bij de onderhandelingen.
Mogelijk zal het Belgische voorzitterschap met nieuwe voorstellen komen om alsnog
tot een algemene orientatie te komen. Hiertoe zal zij dan nieuwe voorstellen doen.
Wij zijn in afwachting van deze voorstellen. Ondertussen is een akkoord bereikt om
de interim- derogatie van de ePrivacy-Richtlijn3 met 20 maanden te verlengen. Hierdoor blijft het detecteren van materiaal van online
seksueel kindermisbruik door bedrijven mogelijk zolang de onderhandelingen rondom
de CSAM-Verordening lopen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie verwijzen ook naar het gezamenlijke statement
van de European Data Protection Board (EDPB) en de European Data Protection Supervisor
(EDPS), gepubliceerd op 14 februari. Deze leden sluiten zich aan bij de nogmaals geuite
zorgen. Kan de Minister een reactie geven op het gezamenlijke statement? Is de Minister
bereid om samen met andere kritische lidstaten de zwaarwegende inbreng van de Europese
privacywaakhonden serieus te nemen en hun zorgen te beantwoorden bij de onderhandelingen
over de CSAM-verordening? Hoe kijkt de Minister naar de reacties van onder andere
Offlimits en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen
(AFKORTING?)die ook aangeven bezorgd te zijn over de effectiviteit en proportionaliteit
van de verordening? 4
5 Is de Minister van mening dat het huidige voorstel te weinig aandacht heeft voor
preventieve maatregelen? Deze leden vragen verder of de Minister bekend is met de
uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 13 februari
2024 (no. 33696/19), waarin wordt geconcludeerd dat het beperken van end-to-end-encryptie
leidt tot een ontoelaatbare beperking van mensenrechten. Kan de Minister reageren
op dat vonnis in relatie tot de CSAM-verordening? Wat betekent deze uitspraak voor
de privacybeperkende maatregelen in de verordening? Kan de Minister de gevolgen van
deze uitspraak voor de verordening ter sprake brengen bij de JBZ-raad?
Antwoord
Het kabinet heeft kennisgenomen van gezamenlijk statement van de European Data Protection
Supervisor (EDPS) en European Data Protection Board (EDPB). Het kabinet neemt deze
inbreng zeer serieus en betrekt de daarin uitgebrachte zorgen bij de onderhandelingen.
Het kabinet kijkt kritisch naar de aspecten van het voorstel waarmee inbreuk wordt
gemaakt op een aantal grondrechten. Een inbreuk op het recht op privéleven, het recht
op gegevensbescherming, het recht op vrijheid van meningsuiting en het telecommunicatiegeheim
van burgers mag alleen als deze noodzakelijk is en overigens voldoet aan de eisen
van proportionaliteit en subsidiariteit en de bijzondere eisen die de Grondwet aan
beperkingen op grondrechten stelt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat in het kader van het bestrijden van
drugshandel en de georganiseerde criminaliteit wederom de Havenalliantie op de agenda
staat. Deze leden achten het van grote meerwaarde dat het voorkomen van de rekrutering
van kinderen en jongeren door criminele netwerken een van de zes hoofdprioriteiten
is waar het Belgische voorzitterschap dit semester op inzet. Kan de Minister concreet
ingaan op voorstellen die in het kader hiervan in de Havenalliantie kunnen worden
gemaakt? Kan de Minister toelichten of de afspraken ook structurele controles behelzen,
zoals het scannen van containers die op de havens aankomen dan wel vanuit de havens
vervoerd worden? Kan de Minister toelichten welke effectieve initiatieven Nederland
of andere lidstaten in het kader hiervan zouden moeten overnemen en welke wet- en
regelgeving dan zou moeten worden aangepast?
Antwoord
Op 24 januari 2024 is de EU-havenalliantie, voorvloeiend uit het initiatief van Nederland
en België, gelanceerd in Antwerpen waar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
bij aanwezig was. Het kabinet onderstreept het belang van publiek-private samenwerking
in de strijd tegen drugshandel en verwelkomt daarom dit initiatief van de Commissie.
Op dit moment is de Commissie nog bezig met de concrete uitwerking van de havenalliantie
maar de focus zal niet liggen op het tegengaan van het rekruteren van jongeren. Nederland
heeft de Commissie meegegeven graag actief betrokken te worden bij deze uitwerking,
gezien onze ervaringen op het thema. Daarnaast worden de best practices zoals geïdentificeerd
in de thematische Schengenevaluatie over drugssmokkel via logistieke knooppunten gebruikt.
Voor deze evaluatie is er tevens een bezoek gebracht aan Rotterdam, waardoor succesvolle
Nederlandse initiatieven zoals het hebben van een nationaal plan van aanpak tegen
drugssmokkel, het hebben van een HARC-team en het opzetten van publiek-private samenwerkingen
zijn opgenomen. Nederland blijft de Commissie meegeven dat het belangrijk is dat Europese
havens weerbaarder worden tegen drugssmokkel, mede om waterbedeffecten binnen Europa
te voorkomen. Een verscherping van de internationale havenbeveiligingswet de International
Ship and Port Facility Code (ISPS-code) of gelijke richtlijnen van de interpretatie
van deze wet kunnen hierbij behulpzaam zijn. Deze wet focust zich nu namelijk op het
tegengaan van risico’s van terrorisme op haventerreinen, Nederland en België pleiten
ervoor om in de focus ook de risico’s van georganiseerde criminaliteit mee te nemen.
Op die manier worden havens verplicht om zichzelf te weren tegen risico’s van georganiseerde
criminaliteit.
Daarnaast riep het verslag van de informele bijeenkomst van de JBZ-raad op 25 en 26 januari
2024 in Brussel nog enkele aanvullende vragen op bij de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.
De Minister schrijft hierin dat zowel in Nederland als in andere landen veel onderzoek
is gedaan naar preventie van (georganiseerde en ondermijnende) jeugdcriminaliteit,
en dat hierdoor goed zicht is op de algemene risico- en beschermende factoren voor
(jeugd)criminaliteit. Hoe worden deze inzichten meegenomen in de afspraken binnen
de Havenalliantie en welke lessen kunnen hieruit getrokken worden voor het Nederlandse
(preventie-)beleid? Worden de inzichten van het European Crime Prevention Network
in de Havenalliantie en binnenlands beleid over preventie van jeugdcriminaliteit voldoende
meegenomen?
Antwoord
De inzichten uit zowel nationaal als internationaal onderzoek worden actief gedeeld
en besproken met alle deelnemende gemeenten aan de brede preventieaanpak »Preventie
met gezag». Een voorbeeld hiervan is de (in opdracht van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid) door Bureau Beke uitgevoerde kennissynthese van nationaal en internationaal
onderzoek naar risico- en beschermende factoren voor ingroei en rekrutering van jongeren
in de georganiseerde criminaliteit. Samen met gemeenten en onze partners bespreken
we hoe lokale interventies aansluiten op deze factoren. Tegelijkertijd zoeken we ook
de verbinding met het European Crime Prevention Netwerk (EUCPN) via onder andere een
actieve bijdrage van Nederland aan expertsessies en het EUCPN congres op 17 en 18 april
a.s., en delen we relevante inzichten uit deze bijeenkomsten en het netwerk via onze
lerende aanpak met de gemeenten.
De Havenalliantie focust zich specifiek op de samenwerking met Douane, Politie en
private partijen om drugssmokkel via logistieke knooppunten tegen te gaan. Het rekruteren
van jongeren valt daarom niet binnen de scope van de alliantie. De Commissie heeft
het wel gedefinieerd als prioriteit voor hun brede strategie om georganiseerde criminaliteit
tegen te gaan.6
De leden van GroenLinks-PvdA hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het
bereikte akkoord over de richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en van
huiselijk geweld op 6 februari 2024. Zij lezen dat vrouwelijke genitale verminking,
gedwongen huwelijken, het zonder instemming delen van intieme beelden, cyberstalking,
cyberintimidatie en online aanzetten tot haat of geweld met de nieuwe richtlijn EU-wijd
strafbaar worden gesteld. Deze leden willen echter nogmaals hun verbazing en enorme
teleurstelling uiten over het feit dat het op EU-niveau strafbaar stellen van verkrachting
mede door toedoen van Nederland uiteindelijk de tekst niet gehaald heeft. Kan de Minister
uitleggen of dit ook in de ministerraad is besproken?
Antwoord
Zeker, de geannoteerde agenda voor de JBZ-raad op 8 en 9 juni 2023, waarin het Nederlandse
standpunt wordt weergegeven, is op gebruikelijke wijze voorbereid, namelijk via de
interdepartementale Coördinatie Commissie voor Europese integratie- en associatieproblemen
(CoCo), gevolgd door de ministerraad.7
Deze leden lezen, in navolging op de opmerkingen die de Minister hierover in de Tweede
Kamer heeft gemaakt, dat er twijfels rezen of het EU-verdrag daar een passende rechtsbasis
toe biedt. Zij vragen de Minister, die bij deze leden bekendstaat als voorvechter
van vrouwenrechten binnen onze landsgrenzen, of zij bereid is om druk te blijven uitoefenen
in Brussel om te bezien of en hoe deze juridische twijfels kunnen worden weggenomen
zodat verkrachting op termijn alsnog op EU-niveau strafbaar kan worden gesteld, ook
als dat niet binnen het huidige akkoord is. Hoe staat de Minister hiertegenover? Hoe
gaat de Minister ervoor zorgen dat met de huidige richtlijn Nederlandse vrouwen beschermd
worden in de EU-landen die het minder nauw nemen met het Verdrag van Istanbul en met
de aangenomen richtlijn waar verkrachting – zoals wij dat hebben gedefinieerd als
seks zonder toestemming – niet in is opgenomen?
Antwoord
De richtlijn betekent voor de vrouwen en meisjes in de Europese Unie veel winst. Dit
geldt vooral voor de slachtoffers van geweld. Specifiek voor de bescherming van slachtoffers
van seksueel geweld includeert de richtlijn maatregelen voor de preventie van het
geweld, het effectief beoordelen van de beschermingsbehoeften van geweldsslachtoffers,
het voorkomen van herhaald slachtofferschap en het organiseren van gespecialiseerde
hulpverlening voor alle slachtoffers van seksueel geweld, ongeacht de nationale delictsomschrijving
van verkrachting. Met deze EU-richtlijn worden belangrijke en ook verplichte stappen
gezet ter bescherming van Nederlandse vrouwen in alle lidstaten van de EU.
Het delict verkrachting is in alle lidstaten van de EU opgenomen in hun wetboek van
strafrecht. Het kabinet acht het wenselijk dat het delict verkrachting op basis van
gebrek aan instemming in alle EU-lidstaten wordt opgenomen in het strafrecht en wil
tevens de bepalingen uit het Werkingsverdrag inzake de EU (VWEU) ten aanzien van strafbaarstelling
van delicten in EU-wetgeving respecteren. Daarbij wijs ik erop dat Nederland deel
uitmaakt van een meerderheid die dit verdrag op deze manier wil respecteren en dat
gezien de stemverhoudingen dit overigens betekent dat het standpunt van Nederland
niet doorslaggevend is geweest voor de exclusie van het delict verkrachting. Artikel
83 van het VWEU maakt het mogelijk de lijst van EU-delicten uit te breiden. Daarvoor
is eenparigheid van stemmen in de Raad nodig en goedkeuring van het Europees Parlement.
Verder moet voldaan worden aan de criteria van artikel 83, eerste lid, in het VWEU,
namelijk dat het bijzonder zware criminaliteit betreft met een grensoverschrijdende
dimensie die voortvloeit uit de aard of de gevolgen van deze strafbare feiten of uit
een bijzondere noodzaak om deze op gemeenschappelijke basis te bestrijden. Als in
de toekomst een uitbreiding van de lijst van EU-delicten aan de orde zou komen, dan
zal het kabinet de Kamer daarover tijdig informeren. Een eventueel concreet voorstel
kan dan in het gebruikelijke overleg tussen het kabinet en de Kamer op zijn merites
worden beoordeeld.
Nederland blijft werken via het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen
en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het Verdrag van Istanboel).
In dit verdrag is de verplichting tot strafbaarstelling van het delict verkrachting
op basis van gebrek aan instemming opgenomen. De Raad van Europa volgt via GREVIO
(Group of Experts on Action against Violence against Women and Domestic Violence) de implementatie van het Verdrag van Istanboel. Er worden geregeld rapporten uitgebracht
over de stand van zaken in de deelnemende staten. Deze rapporten zijn openbaar en
maken het dan ook zichtbaar als staten achterblijven. Het kabinet maakt zich internationaal
hard voor de ratificatie en het daadwerkelijk implementeren van het verdrag. Over
deze inzet is uw Kamer op 22 januari 2024 geïnformeerd.8
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het verslag
van de JBZ-raad van 25 en 26 januari en van de mededeling over het EU-stappenplan
ter bestrijding van drugshandel en georganiseerde criminaliteit, alsmede het BNC-fiche
over de mededeling «Een verenigd Europa tegen haat». Zij stellen nog enkele vragen.
Verslag JBZ-raad 25 en 26 januari
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling in het verslag van de JBZ-raad
gelezen dat er brede steun onder de lidstaten was voor de oprichting van een gericht
netwerk van gespecialiseerde officieren van justitie op het gebied van georganiseerde
misdaad. Zij steunen de lijn van de Minister om hiervoor bestaande netwerken te gebruiken.
Hoe verhoudt deze steun voor oprichting van een netwerk zich tot de Havenalliantie?
Deelt de Minister de mening van deze leden dat nationale opsporingsdiensten in het
algemeen niet zitten te wachten op een nieuw overleggremium waarvan de taken en bevoegdheden
niet geheel duidelijk zijn?
Antwoord
Het voorstel voor het inrichten van een gespecialiseerd magistratennetwerk is een
uitwerking van een van de acties uit het Europees stappenplan tegen drugshandel9 en heeft als doel betere justitiële samenwerking in de aanpak van criminele netwerken.
Dit voorstel staat los van de zogeheten Havenalliantie.
Bij de gesprekken over het magistratennetwerk blijft het Kabinet benadrukken dat belangrijk
is om te bezien wat er al mogelijk is via bestaande structuren zoals bijvoorbeeld
EMPACT, Eurojust en in concrete zaken in Joint Investigation Teams (JITs) en dat er
binnen die verbanden ook op thema gewerkt kan worden. Het lijkt er echter op dat een
meerderheid van lidstaten de voorkeur heeft om een nieuw gespecialiseerd netwerk op
te richten. Het Voorzitterschap is voornemens dit voorstel de komende maanden verder
uit te werken. Hierbij benadrukt het Kabinet dat het belangrijk is dat de bevoegdheden
en taken helder worden omgeschreven en dat overlap met andere netwerken wordt voorkomen.
Nederland pleit ook voor een goede organisatie van een dergelijk netwerk en stelt
voor dat Eurojust hier een ondersteunde rol en daarbij passende middelen krijgt.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat zij bij gesprekken
over de wenselijkheid van het betreffende netwerk, waar het gaat om de rol van het
Europees Openbaar Ministerie (EOM), nog steeds handelt conform de motie van de leden
Van Dam en Van Toorenburg (Kamerstuk 35 429, nr. 8) die is aangenomen bij de invoeringswet van het EOM. Deze leden vragen of zij aldus
waakt voor een verdere uitbreiding van het EOM-mandaat en in ieder geval niet zonder
expliciet voorafgaand overleg met de Kamer stappen zet.
Antwoord
De Minister kan inderdaad bevestigen dat de regering nog steeds conform de door u
aangehaalde motie handelt. Overigens is uitbreiding van het mandaat van het EOM op
dit moment niet aan de orde. De Europese Commissie is niet voornemens stappen in deze
zin te zetten voorafgaand aan de evaluatie van de EOM-verordening die is voorzien
in 2026.
Zij vragen ook welke rol Eurojust zou moeten vervullen bij het netwerk en wat de exacte
inzet is van Nederland bij gesprekken over de verdere uitwerking en omschrijving van
het gespecialiseerde netwerk.
Antwoord
Zie de beantwoording over het magistratennetwerk en de rol van Eurojust hierboven.
Zij vragen verder wanneer Zweden en Polen feitelijk zullen toetreden tot het EOM en
ook een openbaar aanklager zullen leveren, en of het voorzienbaar is dat andere EU-lidstaten
de komende jaren ook zullen toetreden. Ook vragen zij of de ervaringen die het EOM
sinds het operationeel is heeft opgedaan met het bevriezen en confisqueren van tegoeden
ook kunnen bijdragen aan het verbeteren van de afpakketen in Nederland, en zo ja,
in welke mate. een nadere bevestiging dat de Minister.
Antwoord
De verwachting is op dit moment dat Polen en Zweden voor het eind van 2024 zullen
toetreden. Net als bij alle andere deelnemende lidstaten zal er dan een Europese aanklager
uit deze beide lidstaten moeten worden benoemd. Naar verluidt overweegt ook Ierland
nu op termijn toe te treden. De inzet vanuit het EOM is nadrukkelijk gericht op het
doen van vroegtijdig onderzoek naar vermogen en het daarop tijdig beslag leggen met
het oog op de mogelijkheid tot ontnemen na de veroordeling. Tot op heden hebben de
ervaringen van het EOM op het terrein van bevriezen en confisqueren geen nieuwe inzichten
opgeleverd voor het Nederlandse beleid ten aanzien van afpakken.
Fiche: Mededeling «Een verenigd Europa tegen haat»
De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de mededeling
van de Europese Commissie van 6 december 2023 «Een verenigd Europa tegen haat», als
aanvulling op het bestaande instrumentarium voor de bestrijding van racisme en xenofobie.
Deze leden zijn het er zeer mee eens dat de recente toename van haatuitingen, met
name gericht op Joodse burgers in de EU directe aanleiding is om niet alleen op nationaal
niveau, maar ook op Europees niveau gecoördineerd beter samen te werken om bescherming
te bieden en betrokkenheid van de samenleving vergroten.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de noodzaak voor een gezamenlijke Europese
aanpak en steunen de actielijnen die worden genoemd in de mededeling. Op welke wijze
wordt de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding betrokken bij de geïntensiveerde
Europese aanpak die de Europese Commissie vorm wil geven?
Antwoord
De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding maakt deel uit van het EU netwerk
van antisemitismecoördinatoren, waaronder de coördinator die door de Europese Commissie
is aangesteld. Uit dien hoofde wisselt hij ervaringen uit met andere lidstaten die
waar nuttig en relevant in Nederland in de praktijk gebracht kunnen worden.
Non-Paper Pyrotechnics Directive
De leden van de VVD-fractie hebben voorts met belangstelling kennisgenomen van de
geannoteerde agenda van de JBZ-raad en de bijbehorende documenten. Zij stellen nog
een enkele vraag over de bijlage «Modify the pyrotechnics Directive for the sake of
public order and safety». Is de Minister bereid samen met Duitsland, Frankrijk en
België een gezamenlijke stuurgroep te vormen indien er op de aankomende JBZ-raad gebrek
aan draagvlak is om zo snel mogelijk de Pyro-richtlijn aan te passen conform het non-paper?
Antwoord
Naast draagvlak binnen de JBZ-raad is de dit jaar te verwachten uitkomst van de evaluatie
van de Europese Commissie over de zogeheten Pyrorichtlijn van belang voor het verdere
proces. Afhankelijk van de uitkomsten bepaalt de Europese Commissie of er een herziening
volgt. Een mogelijke herziening biedt mogelijkheden om het draagvlak te verbreden
en onze ambities conform het non-paper te agenderen. Uiteraard proberen wij met andere
landen gezamenlijk hierin op te trekken.
Kan de Minister bevestigen dat de inzet van Nederland is op de kortst mogelijke termijn
de ambities die worden geschetst in het non-paper te verwezenlijken? Wat is daarvoor
nodig?
Antwoord
Nederland streeft ernaar om de non-paper zo snel mogelijk te agenderen en de ambities
te verwezenlijken. Hierbij is de steun van andere landen cruciaal. Niet alle landen
ervaren dezelfde problematiek rondom de handel en het misbruik van vuurwerk. Dit heeft
invloed op de snelheid van het proces. Om hierin stappen te maken is de evaluatie
van de Pyrorichtlijn van belang. Ook worden er bilateraal gesprekken gevoerd met verschillende
landen die dezelfde problematiek ervaren.
Kan de herziening in 2024 worden afgerond?
Antwoord
De evaluatie van de Pyrorichtlijn wordt dit jaar door de Europese Commissie afgerond,
of er een herziening volgt en op welke termijn is aan de Europese Commissie. Nederland
pleit voor de een herziening van de richtlijn.
Op welke termijn kunnen Europese afspraken over de herziene Pyro-richtlijn in de praktijk
het verschil maken om het aantal explosies terug te dringen?
Antwoord
De herziening van de Pyrorichtlijn in lijn met de ambities in het non-paper draagt
bij aan meer transparantie in de gehele keten en een aanscherping van de regels rondom
de productie van vuurwerk. Hiermee wordt niet direct het aantal explosies teruggebracht,
maar worden barrières toegevoegd in de keten die vermoeilijken dat het vuurwerk in
de illegaliteit weglekt. Het is slechts één instrument dat bijdraagt aan de aanpak
van illegaal vuurwerk en niet op zich los staand. Daarnaast wordt er door de politie
en ILT al tal van acties ondernomen om te voorkomen dat vuurwerk de illegaliteit ingaat.
Zo vinden er bijvoorbeeld controles plaats bij de postpakketpunten en werken de politie
en het OM nauw samen om de handel in vuurwerk zo dicht mogelijk bij de bron aan te
pakken. Hierin wordt al veel samengewerkt met andere landen.
Europese aanpak crimineel vermogen
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het staat met de Europese aanpak ten aanzien
van het afpakken van crimineel verkregen vermogen. Kan de Minister de laatste stand
van zaken schetsen? Wanneer wordt hierover verder gesproken tijdens een JBZ-raad?
Antwoord
Op 12 december jl. is er door het Europees Parlement (EP), het Spaanse voorzitterschap
van de Europese Raad (Raad) en de Europese Commissie een politiek akkoord bereikt
over een nieuwe EU richtlijn betreffende ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen
(hierna: confiscatierichtlijn).
In het verslag van de JBZ-raad van 4 en 5 december 2023 is Uw Kamer nader geïnformeerd
over dit politieke akkoord. In het verslag van de JBZ Raad van 4–5 maart ontvangt
uw Kamer een nadere beoordeling van de implicaties van het bereikte akkoord in vergelijking
met de onderhandelingsinzet zoals omschreven in het BNC fiche van 1 juli 202210. De verwachting is dat de tekst van de confiscatierichtlijn voor de zomer ter goedkeuring
kan worden voorgelegd in deze beide organen. Indien zowel het EP als de Raad formeel
met het akkoord instemmen, wordt het akkoord gepubliceerd in het Publicatieblad van
de EU. Het is nog niet duidelijk tijdens welke Europese Raad de formele tekst van
de confiscatierichtlijn zal worden geagendeerd.
Daarnaast is het goed om het op te merken dat de Europese Commissie in het EU-stappenplan
ter bestrijding van drugshandel en georganiseerde criminaliteit specifiek aandacht
besteedt aan het verstoren van criminele geldstromen. In het BNC Fiche11 over dit stappenplan is aangegeven dat Nederland deze initiatieven verwelkomt en
uitkijkt naar de verdere uitwerking van de Commissie van plannen voor het ontwikkelen
van nieuwe instrumenten voor het opsporen van financieel-economische criminaliteit.
Nederland zet bovendien in op een verdere versterking van de Europese aanpak ten aanzien
van crimineel vermogen, zoals is toegelicht in het non-paper over georganiseerde criminaliteit
die op 23 februari met Uw Kamer12 is gedeeld.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
Algemeen
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
over de JBZ-raad van 4 en 5 maart 2024 en hebben nog enkele vragen. In zijn algemeenheid
horen deze leden graag wat de prioriteiten van de Minister voor de komende tijd op
EU-gebied zijn. Deze leden verwijzen onder andere naar een brief van de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) van 20 december 2023 waarin de EU-prioriteiten
op het terrein van SZW met de Kamer zijn gedeeld. Komt de Minister ook met een uiteenzetting
van de prioriteiten op het gebied van Justitie en Veiligheid? Zo ja, op welke termijn
kan dit worden verwacht?
Antwoord
Het kabinet heeft er voor gekozen uw Kamer met de bij de geannoteerde agenda gevoegde
non-papers te informeren over de JenV-prioriteiten voor de komende Commissie. Gezien
de demissionaire status van het kabinet sluiten de non-papers voor de nieuwe Commissie
aan bij de bestaande JenV-prioriteiten in Europa: de bestrijding van georganiseerde
criminaliteit en terrorisme, migratie, rechtsstatelijkheid en digitalisering. Overkoepelend
blijft het kabinet zich in de verschillende beleidsterreinen hard maken voor een gecoördineerde
aanpak en voldoende aandacht voor implementatie van wetgeving. De verwachting is dat
deze onderwerpen ook in de komende legislatuur van de Commissie een belangrijke rol
blijven spelen.
Zoals uw Kamer bekend, zet het kabinet zich in Europa al geruime tijd in voor de bestrijding
van georganiseerde criminaliteit en terrorisme ter versteviging van de interne veiligheid
van de EU. De non-papers over het tegengaan van georganiseerde criminaliteit, de bestuurlijke
aanpak, het tegengaan van voortgezet handelen in detentie en het tegengaan van illegaal
vuurwerk vertegenwoordigen ieder een element van deze inzet. De non-papers over GPS-tracken
van voertuigen in andere lidstaten en het codificeren van het verzamelen van persoonsgegevens
doen concrete voorstellen om rechtshandhaving beter in staat te stellen een bijdrage
te leveren in de strijd tegen criminaliteit.
Zoals toegelicht in de aanbiedingsbrief van de geannoteerde agenda, onderstrepen de
vier non-papers over asiel en migratie wat Nederland op dit moment verwacht van de
nieuwe Commissie op deze prioriteit van het kabinet. Het non-paper over rechtsstatelijkheid
bevat geen concrete wensen voor de nieuwe Commissie, maar beargumenteert dat bestendigen
van de rol van de JBZ-Raad in het rechtsstaatmechanisme bijdraagt aan de versterking
van dit mechanisme en daarmee het werk van de Commissie op dit vlak ondersteunt.
Het belang dat Nederland hecht aan een gecoördineerde aanpak van veiligheid, paraatheid
en crisismanagement wordt nogmaals onderstreept met concrete voorstellen in het betreffende
non-paper over interne veiligheid. In dat kader verwijst het kabinet uw Kamer ook
naar het non-paper over een strategisch crisismanagement in de EU dat op 14 december
j.l. aan uw Kamer is gestuurd als bijlage bij de brief over crisisbeheersing.13
Met de ministeries van Economische en Buitenlandse Zaken wordt gewerkt aan een gezamenlijke
inzet op cybersecurity.
Voorkoming en bestrijding van kindermisbruik
De leden van de D66-fractie constateren voorts dat de EDPB op 13 februari 2024 een
statement heeft gepubliceerd over het aangepaste voorstel voor de CSAM-verordening.
In het statement geven de EDPB en de EDPS een analyse van het rapport van het Europees
Parlement (EP) uit november. Deze leden constateren dat de EDPB en de EDPS beiden
aangeven dat er – ondanks de welkome voorgestelde wijzigingen van het EP – nog steeds
ernstige zorgen zijn bij het voorstel. De zorgen in het statement zien onder andere
op het gebrek aan criteria voor het besluiten tot het volgen van individuen en groepen
die mogelijk CSAM-materiaal verspreiden, waardoor dit op basis van algemeenheden en
willekeur kan worden ingesteld. Deze leden zien graag een reactie van de Minister
op dit statement. Waar ziet de Minister mogelijkheden om het scenario van willekeur
te voorkomen? In hoeverre heeft dit statement – maar bijvoorbeeld ook de eerder geuite
zorgen van de Autoriteit Persoonsgegevens, en de uitspraak van het Europese Hof voor
Rechten van de Mens van 13 februari 2024 (no. 33696/19) dat het verzwakken van encryptie
niet is toegestaan – gevolgen voor het standpunt van het kabinet over deze verordening?
Antwoord
Het kabinet is bekend met het gezamenlijke statement van de EDPB en EDPS en deelt
deze zorgen. Het kabinet neemt de punten van het statement mee in de onderhandelingen
tijdens de Raadswerkgroep. De kaders uit het kabinetsstandpunt over deze verordening
zijn ongewijzigd en leidend voor de Nederlandse inbreng. Het kabinet zal conform het
Nederlands standpunt en de afwegingen die daaraan ten grondslag liggen tijdens de
onderhandelingen blijven uitgedragen.
Strijd tegen georganiseerde criminaliteit en drugshandel: aspecten van justitiële
samenwerking
De leden van de D66-fractie merken op dat het EOM sinds een aantal jaar operationeel
is. Deze leden vragen zich af wat tot nu toe de resultaten zijn. Kan de Minister hier
inzicht in geven en hierbij aangeven wat de toegevoegde waarde is ten opzichte van
de situatie waarin het EOM nog niet operationeel was? Deze leden wijzen er ook op
dat de slagkracht van het EOM groter wordt als er meer landen toetreden. Deelt de
Minister dit standpunt? Wat is de agenda van de Minister om ervoor te zorgen dat meer
lidstaten zullen toetreden tot het EOM?
Antwoord
Het derde jaarverslag van het EOM, dat eerdaags zal worden gepubliceerd en vanuit
het EOM ook uw Kamer zal toegaan, zal concreet inzicht bieden in de operationele resultaten
van het EOM over 2023. Los daarvan kan in zijn algemeenheid echter vast worden gesteld
dat de komst van het EOM ertoe heeft geleid dat er veel meer aandacht is gekomen voor
het belang van effectieve bestrijding van EU-fraude binnen de deelnemende lidstaten.
Dat laatste was ook een belangrijk element voor de afweging van het Kabinet in 2018
om te besluiten tot deelname van Nederland aan het EOM. Daarnaast ligt de grote meerwaarde
van de EOM-verordening met name in het feit dat deze grensoverschrijdende justitiële
samenwerking binnen het EOM veel eenvoudiger maakt dan het geval zou zijn als er gebruik
zou moeten worden gemaakt van meer traditionele instrumenten voor justitiële samenwerking
als wederzijdse erkenning of zelfs rechtshulp. Het Hof van Justitie heeft in zijn
arrest van 21 december jl. in de zaak G.K. het uitgangspunt bevestigd dat het mechanisme
voor grensoverschrijdende samenwerking in de EOM-verordening tot doel heeft de samenwerking
zo effectief mogelijk te laten verlopen. Dat oordeel strookt grosso modo met de inbreng
van Nederland in deze procedure. Het kabinet deelt uiteraard uw standpunt dat de slagkracht
van het EOM groter wordt naarmate er meer lidstaten aan deelnemen. Het kabinet is
dan ook bijzonder verheugd dat Polen en Zweden hebben aangegeven deel te willen nemen
en dat Ierland dit naar verluidt nu ook overweegt. Gezien de specifieke uitzonderingspositie
van Denemarken op JBZ-gebied is het niet heel waarschijnlijk dat deze lidstaat deel
zal kunnen nemen. Dan resteert nog Hongarije, dat wel in de praktijk goed samenwerkt
met het EOM, maar nog altijd vanwege politieke bezwaren weigert zelf toe te treden.
Net als het kabinet in het verleden heeft uitgedragen, blijft het streven dat ook
Hongarije uiteindelijk deel gaat nemen aan he EOM en dat zal Nederland waar mogelijk
blijven benadrukken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
JBZ-raad voor 4 en 5 maart 2024 en de overige stukken op de agenda. Deze leden danken
de regering hiervoor en maken graag van de gelegenheid gebruik om nog enkele vragen
te stellen.
Besluit van de Raad tot vaststelling van aanbevelingen over goede praktijken die zijn
vastgesteld tijdens de thematische Schengenevaluatie van de strijd tegen drugssmokkel
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie naar verwachting een voorstel
gaat presenteren tot vaststelling van aanbevelingen over goede praktijken die zijn
geïdentificeerd tijdens de evaluatie over de aanpak van drugssmokkel in de havens.
Deze evaluatie vond in 2023 plaats, onder andere door middel van een gericht aantal
bezoeken aan grote havens in lidstaten door een evaluatieteam. Deze leden vragen of
de Minister kan reflecteren op dit bezoek en of de regering kan verduidelijken wat
deze evaluatie voor Nederland betekent. Op welke punten zal naar verwachting verbetering
moeten volgen? Deze leden vragen ook of de andere lidstaten die over grote havens
beschikken het voorstel van de Europese Commissie eveneens zullen steunen en de aanbevelingen
zullen implementeren.
Antwoord
Het thema van deze eerste thematische evaluatie, conform de herziene Schengenevaluatieverordening,
was de aanpak van drugssmokkel in de havens en de beoordeling van de praktijk in lidstaten
in dat kader. Alle lidstaten zijn geëvalueerd door middel van een uitgebreide vragenlijst,
waarbij het evaluatieteam een aantal lidstaten, waaronder Nederland, bezocht vanwege
de focus op de grootste drugsstromen in het Schengengebied. Uit de gehele evaluatie
is een aanzienlijk aantal goede praktijken voortgekomen die uiteenvallen in vier thema’s:
1) maatregelen van strategische aard; 2) het verkrijgen van overzicht van de verschillende
drugsstromen en ketens; 3) het onderbreken en aanpakken van criminele netwerken, zowel
binnen het Schengengebied als daarbuiten en 4) ten slotte het creëren van barrières
en het versterken van logistieke knooppunten.
Het kabinet kijkt positief terug op het bezoek van het evaluatieteam aan Nederland.
Het bezoek werd gezamenlijk georganiseerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid
en alle betrokken uitvoeringsorganisaties en private partners. Deze gezamenlijke organisatie
sloot goed aan bij de Nederlandse aanpak, waarbij samenwerking, coördinatie en uitwisseling
centraal staat. Het evaluatieteam werd meegenomen langs alle facetten van het Nederlandse
beleid en de uitvoeringspraktijk op het gebied van de aanpak van drugssmokkel in de
havens. Ook werd de Rotterdamse haven aangedaan tijdens het bezoek om bepaalde praktijken
direct te bekijken. Er is gekozen om de Rotterdamse haven te bezoeken aangezien het
de grootste haven van Europa is en tevens binnen de EU een koploper is als het gaat
om de aanpak van drugssmokkel via logistieke knooppunten. Een deel van de lijst met
goede praktijken is daarom gebaseerd op de Nederlandse praktijk. Dat betekent dat
niet alle praktijken zullen moeten worden geïmplementeerd, waarmee de gevolgen van
de evaluatie mee lijken te vallen voor Nederland. Bovendien was het onderliggende
doel van de evaluatie het identificeren van goede praktijken in het Schengengebied.
Het is vervolgens aan de lidstaten om te bezien of een bepaalde goede praktijk van
toegevoegde waarde is om te implementeren in de specifieke nationale context. Na het
aannemen van het raadsbesluit zal het kabinet beoordelen in welke mate dat het geval
is voor de Nederlandse situatie. Om waterbedeffecten binnen Europa te voorkomen, zal
Nederland bij de Europese Commissie aandringen dat het wenselijk is dat havens die
minder goed beveiligd zijn, worden ondersteund om de geïdentificeerde goede praktijken
over te nemen. De verwachting is dat het voorstel kan rekenen op voldoende steun in
de Raad.
Voorkoming en bestrijding van kindermisbruik
De leden van de CDA-fractie lezen dat naar verwachting het Belgische voorzitterschap
de contouren wil schetsen hoe zij de discussie over de CSAM-verordening verder wil
brengen, nu de onderhandelingen op de ontwerpverordening zijn vastgelopen. Deze leden
vragen wat de inzet van Nederland zal zijn tijdens dit gesprek en op welke manier
de Minister gaat inzetten op een spoedige overeenkomst wat betreft de aanpak ter voorkoming
en bestrijding van online seksueel kindermisbruik. Wat zijn de gevolgen van de verlenging
van de ePrivacy-Richtlijn met 20 maanden en verwacht de Minister dat na deze periode
wel een overeenstemming wordt bereikt over de CSAM-verordening?
Antwoord
Het kabinet is positief over het akkoord tot een verlening van de interim- derogatie
van de ePrivacy-Richtlijn met 20 maanden. Een verlenging van de interim- derogatie
is belangrijk, zodat het detecteren van materiaal van online seksueel kindermisbruik
door bedrijven mogelijk blijft zolang de onderhandelingen rondom de CSAM-Verordening
lopen. Een zorgvuldig proces rondom de CSAM-Verordening is belangrijk: niet de timing
van het resultaat maar het behalen van een inhoudelijk goed en stevig resultaat is
van belang. Daar moeten we zoveel tijd voor nemen als nodig is. Het kabinet zal zich
blijvend inzetten om samen met het Voorzitterschap zo spoedig mogelijk tot een acceptabel
permanent wettelijk kader te komen om seksueel misbruik van kinderen aan te pakken.
Strijd tegen drugshandel en georganiseerde criminaliteit: veiligheidsaspecten
De leden van de CDA-fractie lezen met instemming dat de Minister het belang onderstreept
van publiek-private samenwerking in de strijd tegen drugshandel en de positieve grondhouding
jegens de EU-havenalliantie. Deze leden vragen hoe andere Europese lidstaten hierin
staan.
Antwoord
Tijdens de lancering van de EU-havenalliantie op 24 januari 2024 bleek dat een meerderheid
van de lidstaten voorstander is van de oprichting van de EU-havenalliantie. Nederland
is binnen de EU koploper op het gebied van publiek-private samenwerking, zowel op
lokaal niveau in bijvoorbeeld de Rotterdamse haven als op nationaal niveau zoals de
Verklaring die Nederland en België met vijf van de grootste rederijen op 17 februari
2023 heeft afgesloten. Om overlap te voorkomen, pleiten Nederland en andere lidstaten
hierom dat de Europese Havenalliantie focus moet aanbrengen, bijvoorbeeld door een
samenwerking met een andere sector aan te gaan. Deze lidstaten geven aan actief betrokken
te willen zijn bij de verder uitwerking door de Commissie van de Havenalliantie.
De leden van de CDA-fractie lezen dat Minister de agendering van de bestuurlijke aanpak
verwelkomt, omdat preventie en bestuurlijke aanpak essentieel zijn om effectief georganiseerde
criminaliteit aan te pakken. Nederland roept andere lidstaten op om een dergelijke
aanpak te ontwikkelen en vraagt om een verkenning voor versterking van de bestuurlijke
informatie tussen lidstaten. Deze leden vragen of een verzoek om een dergelijke verkenning
kans van slagen heeft en of de regering verwacht dat andere lidstaten hier ook positief
tegenover staan.
Antwoord
De oproep om een bestuurlijke aanpak te ontwikkelen is zeker kansrijk. De gezamenlijke
aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit heeft grote urgentie binnen
de Europese Unie. Onderdeel van die aanpak is de bestuurlijke aanpak. Gemerkt wordt
dat andere lidstaten ook inzetten of in willen zetten op de bestuurlijke aanpak. Dat
komt onder andere naar voren in de gesprekken die worden gevoerd binnen het European
Network on the Administrative Approach (ENAA). Samen met een aantal andere voorlopende
lidstaten op het gebied van de bestuurlijke aanpak proberen we bovendien ook te onderzoeken
op welke wijze we tussen lidstaten beter met elkaar kunnen samenwerken. Criminaliteit
stopt immers niet bij de grens.
Strijd tegen georganiseerde criminaliteit en drugshandel: aspecten van justitiële
samenwerking
De leden van de CDA-fractie lezen dat de lidstaten in grote lijnen dezelfde positie
als Nederland onderschrijven wat betreft de aanpak van drugsmokkel. Ten aanzien van
het leggen van politieke druk op derde landen als EU-blok meent de Minister dat het
niet de juiste weg is om justitiële samenwerking te verbeteren. Deze leden vragen
of de Minister andere lidstaten aan haar zijde vindt als het gaat om dit standpunt.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er eensgezindheid bestaat over het belang van
intensivering van de strijd tegen georganiseerde criminaliteit, maar over de oplossingen
lopen de lidstaten vooralsnog enigszins uiteen. Deze leden vragen of de regering kan
schetsen waar de lidstaten uiteen lopen in de aanpak van georganiseerde criminaliteit
en op welke manier het Nederlandse standpunt verschilt van buurlanden Duitsland en
België.
Antwoord
Het kabinet meent dat het leggen van politieke druk op derde landen als EU-blok niet
de juiste weg is om justitiële samenwerking met derde landen te verbeteren omdat dit
de intensieve bilaterale relaties die zijn opgebouwd mogelijk in de weg kan staan.
Een aantal lidstaten is hier ook geen voorstander van, terwijl enkele lidstaten dit
wel als oplossing ziet. Het Belgische voorzitterschap is voornemens de mogelijkheden
verder te verkennen in samenwerking met de EU External Action Service om daarna verder te bespreken in JBZ-verband.
Voor het overgrote deel zijn Duitsland, België en Nederland eensgezind over het belang
van en de te zetten stappen in de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Nederland
werkt intensief samen met deze landen binnen de zogeheten Coalitie van zes landen
tegen georganiseerde criminaliteit en aan de uitvoering van verschillende acties die
onder deze Coalitie hangen. Zo wordt er met deze buurlanden bijvoorbeeld intensief
samengewerkt op bestuurlijke aanpak en de aanpak in de havens.
Weerbaarheid van het rechtsstelsel tegen criminele inmenging
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Belgische voorzitterschap voornemens is
een gedachtewisseling te faciliteren over de rechtsstaat, met als focus het verzekeren
van weerbaarheid van judiciële systemen jegens criminele organisaties. De Minister
schetst hierbij ook de Nederlandse situatie, zoals bedreigingen en intimidatie ten
aanzien van officieren, rechters en andere medewerkers in de strafrechtketen in relatie
tot georganiseerde criminaliteit. Deze leden sluiten zich aan bij de regering met
de constatering dat het van groot belang is dat de dragers van onze democratische
rechtsorde hun werkzaamheden veilig en zonder vrees moeten kunnen uitoefenen, en dat
criminele organisaties die de rechtsstaat ondermijnen moeten worden aangepakt. Deze
leden lezen een aantal maatregelen dat in Nederland wordt genomen, maar vragen of
Nederland ook van andere lidstaten kan leren wat betreft de versterking van de weerbaarheid.
Antwoord
De weerbaarheid van het rechtssysteem tegen bedreigingen, intimidatie en andere vormen
van inmenging door georganiseerde criminaliteit is een uitdaging voor alle lidstaten.
De georganiseerde criminaliteit kent geen grenzen. Juist daarom is het van belang
hierover van gedachte te wisselen in de JBZ-Raad. Best practices, aandachtspunten
en ervaringen van andere lidstaten kunnen waardevolle inbreng geven voor het versterken
van onze aanpak voor de weerbaarheid van de judiciële organisaties en professionals.
De belangrijkste uitkomsten van deze gedachtewisseling zullen als gebruikelijk gedeeld
worden in het verslag van de JBZ-Raad.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Nispen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier