Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 27 november 2023 (Kamerstuk 21501-02-2780)
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2784 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 november 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een
aantal vragen en opmerkingen over onder meer de brief van 10 november 2023 inzake
de Geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 27 november 2023
(Kamerstuk 21 501-02, nr. 2780).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 november 2023 voorgelegd aan de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 21 november 2023 zijn
de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Wuite
Adjunct-griffier van de commissie, Prenger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en antwoord/reactie van de Minister
2
II.
Volledige agenda
11
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en antwoord/reactie van de Minister
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden geannoteerde agenda
voor de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 27 november 2023 en hebben daarover de
volgende vragen en opmerkingen.
Met betrekking tot de dertiende Ministeriële Conferentie van de WTO (MC13) vragen
deze leden welke stappen de Commissie concreet zet c.q. welke suggesties de Commissie
voorstelt om de WTO te moderniseren en effectiever te maken.
1. Antwoord van het kabinet:
Tijdens MC13 zal het van belang zijn meer gestalte te geven aan de modernisering van
de WTO en de prioriteiten van de Europese Commissie reflecteren dat. Zo is het voor
de Commissie van belang om milieu en duurzaamheid verder op de WTO-agenda te zetten
en om het WTO geschillenbeslechtingsmechanisme te hervormen, waarbij de Commissie
inzet op volledig herstel van het beroepsorgaan van de WTO. Daarnaast zet de Commissie
erop in dat tijdens MC13 een werkprogramma wordt gestart om verbeterde regels overeen
te komen over het gelijk speelveld in de industriële sector. Andere prioriteiten van
de Commissie zijn de lopende onderhandelingen op de gebieden van e-commerce en investeringsfacilitatie, en het sluiten van een vervolgakkoord over verdere inperking
van subsidies die bijdragen aan overbevissing en overcapaciteit in de visserijsector.
Welke kansen ziet de Commissie om de verschillende geschillen met andere grote handelsblokken,
zoals de Verenigde Staten en China, te beslechten?
2. Antwoord van het kabinet:
In algemene zin zet de Commissie zich namens de EU in voor het op regels gebaseerde
multilaterale handelssysteem, met de WTO als basis. Daarnaast consulteert de Commissie
bilateraal met handelspartners – waaronder de VS en China – om samenwerking waar mogelijk
en gewenst te versterken en handelsspanningen weg te nemen. Indien partijen geschillen
niet in overleg op kunnen lossen, kan een beroep worden gedaan op het WTO geschillenbeslechtingsmechanisme.
Zowel de Europese Unie als China zijn lid van de Multi Party Interim Appeal Arbitration Agreement (MPIA), waardoor voorkomende geschillen tussen hen ook in hoger beroep doorgang kunnen
vinden.
Daarnaast nemen zowel de VS als China deel aan de onder antwoord 1 genoemde onderhandelingen,
gericht op herstel van het WTO beroepsorgaan en het komen tot nieuwe afspraken op
verschillende deelterreinen.
En welke assertieve stappen zet Nederland hierin ter voorbereiding van de voorstellen
van de Commissie over de MC13?
3. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft zich in de afgelopen maanden in Europees verband hard gemaakt op
onderwerpen die voor Nederland van belang zijn tijdens MC13. Deze Nederlandse prioriteiten
staan beschreven in de Kaderinstructie voor MC13.1 Zo ziet Nederland graag dat de EU het voortouw neemt in WTO-verband op het vlak van
een gelijk speelveld in de industriële sector en op het vlak van handel en milieu.
Nederland heeft samen met gelijkgestemde lidstaten deze zaken regelmatig geagendeerd
tijdens voorbereidende EU-bijeenkomsten. Mede op basis van deze Nederlandse inzet
neemt de Commissie in de aanloop naar MC13 meer initiatief op deze onderwerpen. Daarnaast
vraagt Nederland aandacht voor de EU agenda binnen de WTO in de eigen bilaterale contacten
met derde landen, zowel op ambtelijk als politiek niveau.
Met betrekking tot de Trade and Technology Council (TTC) vragen deze leden of in de TTC ook de exportbeperkende maatregelen van technologische
bedrijven, zoals ASML, worden besproken? Wat is de inzet?
4. Antwoord van het kabinet:
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld2 en in voorgaande gezamenlijke TTC-verklaringen benoemd, biedt de TTC ruimte voor
gesprekken tussen de EU en de VS over sensitieve technologie en exportcontrolemaatregelen.
Hier is binnen de TTC een aparte exportcontrole werkgroep voor. Tot op heden heeft
deze werkgroep echter alleen op hoofdlijnen gesproken over sensitieve technologie.
Wat doet Nederland -in EU-verband en bilateraal met de VS- concreet om de Nederlandse
belangen te verdedigen en onder de aandacht te blijven brengen?
5. Antwoord van het kabinet:
Het Nederlandse belang is om met zo gericht mogelijke exportcontrolemaatregelen de
nationale veiligheid van Nederland en die van partnerlanden te borgen Uw Kamer is
hierover eerder in meer detail geïnformeerd, o.a. in de brief van 8 maart 2023.3 Exportcontrolemaatregelen zijn een belangrijk onderwerp in internationale besprekingen,
mede omdat met een gecoördineerd en gezamenlijk optreden de effectiviteit van de maatregelen
wordt vergroot. Er is derhalve veel contact hierover met partnerlanden, zowel binnen
de EU als met onder meer de VS en Japan. De inhoud van die gesprekken is vertrouwelijk
en het kabinet doet hierover geen publieke mededelingen.
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de besluitvorming over de Corporate
Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD)?
6. Antwoord van het kabinet:
Sinds 8 juni jl. onderhandelen de Europese Commissie, het Europees Parlement en de
Raad in Brussel over een definitieve Europese IMVO-richtlijn. Uw Kamer wordt geïnformeerd
over ontwikkelingen met betrekking tot deze richtlijn in de kwartaalrapportage EU-wetgeving
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waarvan de meest recente (Q3) op 1 november
jl. met uw Kamer is gedeeld.4 Het is momenteel nog niet duidelijk wanneer er overeenstemming over deze richtlijn
zal worden bereikt. Het Spaanse voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord
voor het einde van het jaar. Mocht dit niet haalbaar blijken, dan zullen alle partijen
zich inzetten om de richtlijn af te ronden vóór de verkiezingen voor het Europees
Parlement in juni 2024. Nederland ondersteunt het streven van het EU-voorzitterschap
de onderhandelingen spoedig af te ronden.
Hoe kan het dat het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Australië onlangs is gesneuveld?
Hoe kan het dat het belang van rood vlees zwaarder weegt dan afspraken over kritische
grondstoffen en de afbouw van de afhankelijkheid van landen als China en Rusland?
7. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie onderhandelt sinds juli 2018 met Australië over een mogelijke
handelsovereenkomst, op basis van het mandaat van de Raad.5 Tijdens de onderhandelingen is de nodige voortgang geboekt, waarbij de verwachting
bestond dat dit najaar overeenstemming over de resterende openstaande punten zou kunnen
worden bereikt. In aanloop naar een bijeenkomst tussen de Commissie en Australië en
marge van de recente G7-bijeenkomst in Osaka bleek echter dat de posities toch te
ver uit elkaar lagen om te kunnen overbruggen, met name voor wat betreft de markttoegang
voor gevoelige landbouwproducten. Of en wanneer het mogelijk is de onderhandelingen
te vervolgen wordt momenteel nader bezien door de Europese Commissie. Zowel de Commissie
als het kabinet blijven inzetten op het bereiken van een akkoord. Er is dus op dit
moment geen sprake van het sneuvelen van de overeenkomst. Het kabinet onderschrijft
het belang van een handelsovereenkomst met Australië, mede vanwege het belang van
diversificatie van waardeketens en toegang tot grondstoffen.
Wat heeft Nederland gedaan om van het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Australië
wel een succes te maken? Is er wel zicht op uiteindelijk een akkoord voor het vrijhandelsverdrag
tussen de EU en Australië?
8. Antwoord van het kabinet:
De Commissie onderhandelt met Australië namens de Europese Unie, en bespreekt de voortgang
van deze onderhandelingen regelmatig met de lidstaten binnen de Raad. Het kabinet
heeft zich in de Raad constructief opgesteld. Ook in bilaterale contacten met Australische
overheidsvertegenwoordigers is het belang van een handelsakkoord met een gelijkgestemde
partner onderstreept, mede vanwege het belang van diversificatie van waardeketens
en toegang tot grondstoffen. Het vervolgen van de onderhandelingen wordt momenteel
nader bezien. Zowel de Commissie als het kabinet blijven inzetten op het bereiken
van een overeenkomst.
Begin november 2023 kwam de Nordic Council samen. Hierin stond onder andere centraal
om de samenwerking op het gebied van veiligheid voor de Scandinavische landen te verbeteren.
Dat kan onder andere door de winning van kritische grondstoffen in Noorwegen en Zweden.
Kan Nederland -al dan niet in Benelux verband- de samenwerking hierover en in het
algemeen met de Scandinavische landen (via bijvoorbeeld de Nordic Council) en andere
Noordzee landen intensiveren? En op welke manier?
9. Antwoord van het kabinet:
Samenwerking met de Scandinavische landen op het gebied van kritieke grondstoffen
gebeurt in de eerste plaats in EU-verband, o.a. binnen het kader van de aankomende
verordening kritieke grondstoffen (Critical Raw Materials Act, CRMA).6 De CRMA zal naar verwachting leiden tot toenemende samenwerking op kritieke grondstoffen,
zowel tussen EU-lidstaten als tussen de EU en derde landen. Het gaat dan met name
om het uitwisselen van informatie over toeleveringsketens, voorraden en risico’s,
en mogelijkheden voor het gezamenlijk inkopen van kritieke grondstoffen. Ook op andere
manieren wordt beoogd de samenwerking tussen de EU en derde landen op het gebied van
kritieke grondstoffen te intensiveren. Een voorbeeld hiervan is de voorziene Critical Raw Materials Club (CRMC) die consumerende en grondstofrijke landen samen wil brengen om duurzame en
betrouwbare kritieke grondstoffenketens te bevorderen. Ook binnen het Mineral Security Partnership werkt de EU samen met Scandinavische en andere Noordzeelanden (leden zijn onder meer
Zweden, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk). Daarnaast is de EU in gesprek met Noorwegen
over een grondstoffensamenwerking, op basis van het joint statement van 2022 over samenwerking op de waardeketens voor batterijen en grondstoffen.7
Inbreng leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het kabinet inzet
op een actief handelsbeleid, waarin handelsakkoorden een belangrijk instrument zijn.
Het kabinet stelt dat handelsakkoorden kunnen bijdragen aan het vergroten van de economische
weerbaarheid en slagvaardigheid van de EU en zorgen voor verbeterde markttoegang voor
ondernemers. Het kabinet stelt ook dat handelsakkoorden de diversificatie van handelspartners
faciliteren en daarmee de risico’s van strategische afhankelijkheden mitigeren.
Erkent de Minister dat er bij een Mercosur-verdrag, waar landbouw onderdeel van is,
de fundamentele risico’s voor Nederlandse boeren, de voedselveiligheid en de Amazone
worden vergroot? Zo ja, hoe rijmt de Minister dat met de inzet van het kabinet? Zo
nee, waarom niet?
10. Antwoord van het kabinet:
Naar aanleiding van de motie Voordewind c.s.8 heeft het kabinet Wageningen Economic Research onderzoek laten doen naar de potentiële
kwantitatieve handelseffecten van een EU-Mercosur akkoord op de Nederlandse economie
en vooral op agrarische gezinsbedrijven. Het onderzoeksrapport is op 14 januari 2021
aan uw Kamer aangeboden.9 Volgens de onderzoekers heeft het akkoord voor Nederlandse boeren een positief gemiddeld
inkomsteneffect. Voor twee specifieke categorieën producenten in de rundvleessector
wordt een beperkte inkomstendaling verwacht. Het gaat hierbij om kalfsvleesproducenten
(daling van EUR 800 per bedrijf per jaar) en producenten van hoge kwaliteit rundvlees
dat concurreert met hoog-kwaliteit rundvlees uit Mercosur (daling van EUR 700 per
bedrijf per jaar).
Met betrekking tot voedselveiligheid geldt dat alle producten die ingevoerd worden
in de EU moeten voldoen aan de EU-eisen ten aanzien van plant- en diergezondheid,
voedselveiligheid en etikettering. Dit geldt ook voor de invoer van producten uit
de Mercosur-landen. Het eventueel tot stand komen van een handelsverdrag verandert
niets aan deze eisen, die onverkort gelden voor alle in de EU te importeren producten.
Voor wat betreft de Amazone, heeft de Commissie in maart 2021 een Sustainability Impact Assessment gepubliceerd. Dat onderzoek heeft de mogelijke economische, sociale en milieu effecten
van het akkoord in kaart gebracht. Met het voorstel voor een additioneel instrument
bij het handelsdeel van het onderhandelaarsakkoord uit 2019 beoogt de Commissie de
daarin vastgelegde duurzaamheidsafspraken verder uit te werken.
Erkent de Minister dat het verdrag tot een forse toename van oneerlijke concurrentie
voor Europese boeren leidt?
11. Antwoord van het kabinet:
De concurrentiepositie van Europese boeren is van een groot aantal factoren afhankelijk,
waaronder infrastructuur, scholing, innovatie, arbeidsproductiviteit en natuurlijke
omstandigheden. In algemene zin geldt dat handelsverdragen kunnen bijdragen aan de
concurrentiepositie en exportmogelijkheden voor de Nederlandse economie, inclusief
de Nederlandse landbouwsector. Daar waar de invoer van bepaalde producten onder preferentiële
voorwaarden ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor EU-producenten
van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten, kan de Commissie vrijwaringsmaatregelen
treffen. Dit is ook van toepassing op een mogelijk EU-Mercosur akkoord.
Nederland zet binnen de EU in op hoge standaarden voor milieu en voor dierenwelzijn
in handelsverdragen. Ook steunt Nederland het opnemen van tariefcontingenten (de maximale
hoeveelheden die ingevoerd kunnen worden tegen een lager preferentieel importtarief)
voor gevoelige producten zoals eieren, ei-producten, varkensvlees en pluimveevlees.
Indien hogere hoeveelheden geïmporteerd worden dan de tariefcontingenten, gelden de
nu bestaande hogere importtarieven voor de invoer van deze gevoelige producten.
Erkent de Minister de zorgen van voorzitter Gert-Jan Oplaat van de Vereniging van
de Nederlandse Pluimvee verwerkende Industrie (Nepluvi), die waarschuwt voor oneerlijke
concurrentie voor de Nederlandse pluimveesector als het vrijhandelsverdrag tussen
de Europese Unie (EU) en Zuid-Amerikaanse landen wordt goedgekeurd?10 Zo nee, waarom niet?
12. Antwoord van het kabinet:
Het is mogelijk dat de Europese pluimveesector meer concurrentie gaat ondervinden
van marktpartijen uit de Mercosur-landen als gevolg van een EU-Mercosur akkoord. In
het meest recente onderzoek naar de cumulatieve effecten van handelsakkoorden voor
de landbouwsector uit 202111 wordt bevestigd dat de interne markt voor pluimveevlees gevoelig is voor concurrentie
door import uit derde landen. Tegelijkertijd blijft gelden dat de EU netto exporteur
is van pluimveevlees.
Zoals uiteengezet in vraag 11 zet Nederland in op tariefcontingenten voor gevoelige
producten zoals pluimveevlees. Daarom wordt er voor deze producten zowel in WTO-verband
als bij handelsakkoorden gewerkt met tariefheffingen en quota. Onder het mogelijke
EU-Mercosur akkoord worden twee tariefcontingenten voorzien met in totaal een invoer
van 180.000 ton pluimveevlees vanuit de Mercosur-landen. Deze contingenten kennen
een gefaseerde invoering over een periode van vijf jaar om de EU-markt aan de vergrote
markttoegang te laten wennen. Het zal aan de Mercosur-producenten zijn of, en in welke
mate, deze contingenten gebruikt zullen worden, of dit leidt tot substitutie van de
invoer van pluimveevlees uit andere derde landen, en of, en zo ja, wat het effect
zal zijn op de Europese markt. De EU-marktsituatie van pluimveevlees wordt nauw gemonitord
door de Europese Commissie.
Het onderzoeksrapport van Wageningen Economic Research12 stelt dat de geschatte inkomsteneffecten van een EU-Mercosur akkoord naar verwachting
positief zullen zijn voor Nederlandse pluimveebedrijven. De productietoename voor
de pluimveesector in Nederland is geschat op 0,93%. Naar verwachting komt eind 2023
een herziene versie van een studie uit 2021 naar de cumulatieve effecten van handelsakkoorden
op de landbouwsector uit. Nederland heeft meerdere malen voor een update van deze
studie gepleit. De studie wordt uitgevoerd in opdracht van de Commissie. In de studie
worden de effecten op de landbouwsector van zowel een mogelijk EU-Mercosur akkoord
als andere actuele ontwikkelingen op het terrein van handelsakkoorden onderzocht.
Is de Minister het met deze leden eens dat met de inzet zoals gemeld in de geannoteerde
agenda het kabinet de Nederlandse boeren niet beschermt tegen oneerlijke concurrentie
van buitenaf? Zo ja, gaat de Minister de komende Raad benadrukken dat Nederland tegen
het verdrag is als landbouw er in staat, conform wens van de Kamer? Zo nee, waarom
niet?
13. Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 11 over de concurrentiepositie van Europese boeren en het
antwoord op vraag 12 over de concurrentiepositie specifiek van de pluimveesector.
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie d.d. 12 april 202313 op twee aangenomen moties over een EU-Mercosur akkoord, zal het kabinet pas een positie
bepalen ten aanzien van een mogelijk akkoord tussen de Europese Unie en de Mercosur-landen
op het moment dat alle daartoe noodzakelijke stukken door de Commissie ter besluitvorming
aan de Raad worden aangeboden. Ten behoeve hiervan zal door het kabinet een integrale
weging worden gemaakt van de voor- en nadelen van het EU-Mercosur akkoord. Bij die
weging zal onder andere worden gekeken naar duurzaamheid, de verwachte impact van
het associatieakkoord op verschillende Nederlandse sectoren en het bredere geopolitieke
belang van het akkoord. Aangenomen moties, zoals de moties van het lid Ouwehand c.s.
14 en de gewijzigde motie van het lid Teunissen c.s., 15 evenals onderzoeken naar de impact van een EU-Mercosur akkoord op de verschillende
sectoren van de Nederlandse economie, waaronder de landbouwsector, zullen worden meegenomen
in die weging.
Is de Minister op de hoogte dat de Nederlandse pluimvee-industrie (Nepluvi) vindt
dat Nederland zich moet verzetten tegen een handelsverdrag met de Mercosur-landen?16Op welke manier neemt de Minister dit standpunt en de zorgen van de industrie mee
richting de Raad op 27 november?
14. Antwoord van het kabinet:
Ik ben bekend met het standpunt van Nepluvi. In de antwoorden op vragen 11 en 12 hierboven
ben ik reeds nader ingegaan op de concurrentiepositie van de Nederlandse landbouwsector
en met name de positie van de Nederlandse pluimveesector.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 13 zal het kabinet pas een positie bepalen
ten aanzien van een mogelijk akkoord tussen de Europese Unie en de Mercosur-landen
op het moment dat alle daartoe noodzakelijke stukken door de Commissie ter besluitvorming
aan de Raad worden aangeboden. Voor het bepalen van die positie zal een integrale
afweging worden gemaakt door het kabinet, waarin ook de gevolgen voor de landbouwsector
worden meegenomen.
In de als bijlage bij de geannoteerde agenda meegestuurde voortgangsrapportage Handelsakkoorden
november 2023, lezen de leden van de PvdD-fractie het volgende:
«Op 14 september jl. hebben de Mercosur-landen een eerste reactie gestuurd aan de
Commissie over dit voorstel, waarover de Tweede Kamer per brief is geïnformeerd. De
Commissie is momenteel is gesprek met de Mercosur-landen over de uitwerking van de
door Mercosur-landen neergelegde uitgangspunten.»
Er wordt in deze passage verwezen naar Kamerstuk 31 985, nr. 79. Deze brief is echter in 2022 naar de Tweede Kamer gestuurd. De leden van de PvdD-fractie
vermoeden dat moet worden verwezen naar Kamerstuk 31 985 nr. 82. Over dat Kamerstuk hebben deze leden een aantal vragen.
Op 28 september jl. heeft de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
om een kabinetsreactie gevraagd op de reactie van de Mercosur-landen op het EU-voorstel
voor een additioneel instrument voor duurzaamheid. De brief van de Minister gaat vervolgens
alleen in op wat de reactie van Mercosur-landen inhoudt17. De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister nogmaals om een inhoudelijke reactie
op de inhoud van de tegenreactie? Deze leden zijn op de hoogte van het feit dat de
Europese Commissie de onderhandelingen doet, maar horen graag wat het kabinet er inhoudelijk
van vindt.
15. Antwoord van het kabinet:
Op 14 september jl. hebben de Mercosur-landen inderdaad gereageerd op het voorstel
van de Europese Commissie van maart 2023 om te komen tot een additioneel instrument
over duurzaamheid bij het handelsdeel van het onderhandelaarsakkoord uit 2019. In
de daaropvolgende onderhandelingen tussen de Europese Commissie en de Mercosur-landen
zijn door de Mercosur-landen aanvullende wensen op tafel gelegd die raken aan specifieke
onderdelen van het handelsdeel van het onderhandelaarsakkoord uit 2019, waaronder
aanbestedingen, exportheffingen, intellectueel eigendomsrecht en samenwerking bij
de implementatie van het verdrag.
De Commissie voert momenteel gesprekken met de Mercosur-landen over hoe die aanvullende
wensen uitgewerkt kunnen worden. Tegelijkertijd blijft de Commissie inzetten op aanvullende
duurzaamheidsafspraken – waaronder betreffende het tegengaan van ontbossing en de
opname van het Parijs akkoord als essentieel element van het verdrag.
Zoals ook aangegeven in antwoord op vraag 13 geldt voor het kabinet dat pas een positie
zal worden bepaald over het verdrag op het moment dat de Commissie alle voor besluitvorming
noodzakelijke documenten voorlegt aan de Raad. Ten behoeve hiervan zal door het kabinet
een integrale weging worden gemaakt van de voor- en nadelen van het EU-Mercosur akkoord.
Besluitvorming over het akkoord zal niet vóór 2024 plaatsvinden, ook niet als de onderhandelingen
dit jaar nog worden afgerond.
Tot slot hebben de leden van de PvdD-fractie nog een aantal vragen over het rapport
van Greenpeace: «EU-Mercosur: the European Union's dirty plastic secret»?18. In 2021 verbood de EU binnen haar eigen grenzen een groot aantal plastic producten
voor eenmalig gebruik, zoals plastic wegwerpbestek.19 Nederland staat achter het terugdringen van wegwerpplastic.20 Ondertussen blijft het produceren en exporteren van deze schadelijke producten toegestaan.
Uit de analyse van Greenpeace blijkt dat met het EU-Mercosur verdrag de tarieven op
kunststoffen, inclusief kunststoffen voor eenmalig gebruik, verlaagd zullen worden.
Dit zal de EU in staat stellen om PVC, plastic bestek, nylon, kleding gemaakt van
plastic en plastic afval tegen een lagere prijs aan de Mercosur-landen te verkopen.
Kan de Minister uitleggen hoe deze tariefverlagingen in het Mercosur-verdrag vallen
te rijmen met het mondiaal terugdringen van wegwerpplastic?
16. Antwoord van het kabinet:
Het is gebruikelijk dat landen in handelsakkoorden afspraken maken om bilaterale handel
substantieel te liberaliseren, met name op het gebied van industriële producten.21 Handelspartners kunnen in de onderhandelingen rekening houden met voor hen gevoelige
producten. Zij bepalen immers welke markttoegang wordt verleend onder een akkoord.
Tariefliberalisering laat onverlet dat derde landen net als de EU en Nederland eigen
wet- en regelgeving kunnen introduceren om het gebruik van wegwerpplastics te reduceren.
Naast eigen wet- en regelgeving zetten Nederland en de EU in op internationale afspraken
en steunen de totstandkoming van een internationaal verdrag over plastic vervuiling.22
Is de Minister het ermee eens dat het Mercosur-verdrag hiermee EU-wetgeving ondermijnt?
Zo ja, graag een toelichting. Zo nee, waarom niet?
17. Antwoord van het kabinet:
Nee. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 16 vormt tariefliberalisering
een onderdeel van afspraken over bilaterale handel in handelsakkoorden. Dit laat onverlet
dat het zowel de EU en Nederland als derde landen vrij staat om maatregelen te treffen
tegen wegwerpplastics, met inachtneming van internationale afspraken en verdragen.
Erkent de Minister dat de EU geen handelsverdragen moet sluiten die de export van
wegwerpplastic naar het mondiale Zuiden stimuleren? Zo nee, waarom niet? Is de Minister
bereid dit onder de aandacht te brengen tijdens de Raad op 27 november? Zo ja, hoe
en zo nee, waarom niet?
18. Antwoord van het kabinet:
Zoals ook aangegeven in de beantwoording van vraag 16 is het gebruikelijk dat landen
in handelsakkoorden afspraken maken om bilaterale handel substantieel te liberaliseren,
met name op het gebied van industriële producten. Handelspartners kunnen in de onderhandelingen
rekening houden met voor hen gevoelige producten. Zij bepalen immers welke markttoegang
tot de eigen markt wordt verleend onder een handelsakkoord. Dit laat onverlet dat
derde landen net als de EU en Nederland wet- en eigen regelgeving kunnen introduceren
om het gebruik van wegwerkplastics te reduceren, met inachtneming van internationale
afspraken en verdragen. Ik zie daarom geen reden om dit onderwerp onder de aandacht
te brengen tijdens de aanstaande Raad Buitenlandse Zaken Handel op 27 november.
Wil de Minister zich hard maken voor nationale en Europese wetgeving die de verkoop
van producten die verboden zijn in de EU, zoals bepaalde pesticiden en wegwerpplastic,
aan landen in het mondiale Zuiden verbiedt?
19. Antwoord van het kabinet:
De mogelijkheid en wenselijkheid van eventuele wet- en regelgeving zal altijd per
geval beoordeeld moet worden op onder andere conformiteit met internationale afspraken
en verdragen, waaronder de regels van de WTO. Ook moet de verwachte impact in relatie
tot het te bereiken doel meegewogen worden. Hierbij dient te worden aangetekend dat
Nederland en de EU niet zomaar onderscheid kunnen maken tussen derde landen, zoals
landen in het mondiale Zuiden en overige derde landen.
Met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen hebben landen buiten
de EU hun eigen wet- en regelgeving om te beoordelen of gewasbeschermingsmiddelen
al dan niet op de markt mogen worden gebracht. Deze landen zullen daarbij rekening
houden met bijvoorbeeld de landbouwkundige, klimatologische, milieukundige en geografische
omstandigheden van dat land.
De export van gewasbeschermingsmiddelen, biociden en andere chemische stoffen die
vanwege hun gevaareigenschappen of risico bij gebruik niet of slechts beperkt mogen
worden gebruikt in de EU, vallen onder de procedures van de PIC-verordening23, de EU-implementatie van het Verdrag van Rotterdam inzake Prior Informed Consent, wat inhoudt dat voorafgaand aan de export vanuit de EU het land van bestemming een
melding krijgt waarop het kan besluiten de import wel of niet toe te staan.
In de Strategie inzake duurzame chemische stoffen heeft de Commissie het voornemen
kenbaar gemaakt om, overeenkomstig internationale verplichtingen, de productie van
in de EU verboden chemische stoffen, alleen bestemd voor export, te willen verbieden.
Het kabinet heeft positief gereageerd op de ambities van deze strategie.24
In het geval van wegwerpplastics heeft de EU met de richtlijn kunststofproducten voor
eenmalig gebruik expliciet gekozen om zich te richten op het op de markt brengen van
producten in de EU. Derde landen kunnen uiteraard net als de EU en Nederland wet-
en regelgeving introduceren om het gebruik van wegwerkplastics te reduceren, zolang
dit in overeenstemming met internationale afspraken en verdragen gebeurt.
II. Volledige agenda
Geannoteerde agenda voor de formele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 27 november
2023. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2780 – Brief regering d.d. 10-11-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 19 en 20 oktober 2023. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2771 – Brief regering d.d. 26-10-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Kwartaalrapportage EU-wetgevingsonderhandelingen op het gebied van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken. Kamerstuk 22 112, nr. 3754 – Brief regering d.d. 04-09-2023, Minister van Buitenlandse Zaken, E.N.A.J. Schreinemacher
Kabinetsappreciatie Advanced Framework Agreement en interim Agreement on Trade EU-Chili. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2715 – Brief regering d.d. 04-10-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Reactie op de NCP-analyse van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive
(CSDDD) aan de hand van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen over
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Kamerstuk 26 485, nr. 428 – Brief regering d.d. 10-10-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Kabinetsappreciatie Economisch Partnerschapsakkoord (EPA) tussen de Europese Unie
en Kenia.
21 501-02, nr. 2781 – Brief regering d.d. 13-11-2023, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
M. Prenger, adjunct-griffier