Schriftelijke vragen : Het bericht 'Ruim 200 boeren met bos krijgen onverwachts megaclaims van fiscus'
Vragen van de leden Inge van Dijk, Vedder (beiden CDA) en Van der Plas (BBB) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Ruim 200 boeren met bos krijgen onverwachts megaclaims van fiscus» (ingezonden 20 oktober 2023).
Vraag 1
Klopt het dat enkel en alleen landbouwers die gebruik konden maken van de landbouwvrijstelling,
konden deelnemen aan de set-aside-regeling wanneer zij een landbouwbedrijf exploiteerden
en de geregisterde landbouwgrond als bouwland werd gebruikt?1
Vraag 2
Bent u op de hoogte van de inhoud van de vele argumenten die de desbetreffende agrariër
(belastingplichtige) heeft aangevoerd in de door u aangehaalde gerechtelijke uitspraken?
Vraag 3
Waarom maakt u de keuze in de beantwoording wel het antwoord, dan wel het standpunt
van de Belastingdienst te vermelden en niet die van de gedupeerde?
Vraag 4
Heeft u kennisgenomen van de navolgende door belastingplichtige in de procedures aangehaalde
citaten:
– «Bebossing met hoogproductieve boomsoorten wordt beschouwd als een agrarische activiteit
(...)». Geciteerd uit de informatiebrochure van het Ministerie van Landbouw en Visserij
over de set-aside-regeling uit het jaar 1989;
– «De teelt van hout op landbouwbedrijf is in feite niets anders dan de teelt van de
meer gebruikelijke akkerbouwproducten.». Geciteerd uit de informatiebrochure Houtteelt
en Populier (1989) van het Ministerie van Landbouw en Visserij;
– «De bosbouwvrijstelling is niet van toepassing op tijdelijk bos. Voorwaarde voor de
bosbouwvrijstelling is namelijk de instandhouding van het bos, en deze staat bij tijdelijk
bos niet voorop.». Geciteerd uit de Bosbouwvoorlichting van het Informatie- en Kennis
Centrum Natuur, Bos, Landschap en Fauna (januari 1994);
– «In de EEG-Verordening (nr. 1094/88) is het navolgende opgenomen: De Lidstaten nemen
de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de grond in goede staat blijft»;
– In de parlementaire geschiedenis (Vergaderjaar 1988–1989, 20 800, hoofdstuk XIV, nr. 16) inzake de Rijksbegroting voor het jaar 1989 is in de Kamervragen aangegeven bij
het antwoord op vraag 51 «dat de exploitatie van snelgroeiend bos als een vorm van
agrarisch grondgebruik kan worden beschouwd»;
– «De landbouwgrond moest in de gecombineerde opgave (de zogeheten meitelling), ook
direct na de aanplant van snelgroeiend hout, opgegeven worden als «landbouwgrond/overige
akkerbouwgewassen. Dit resulteerde in een verplicht afdracht aan het Landbouwschap
en niet aan het Bosschap»; en
– «In rapporten van de uitgevoerde controles door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(voorheen Algemene Inspectiedienst en Plantenziektekundige Dienst) is opgenomen dat
bij deelnemers aan de set-aside-regeling sprake is van het uitvoeren van landbouwactiviteiten
(ten tijden van de houtopstand). De vragen 3.2: «Worden er landbouwactiviteiten uitgeoefend
op dit bedrijf?» en 6.5: «Worden er landbouwactiviteiten uitgeoefend op de gecontroleerde
percelen?», worden door de NVWA met Ja beantwoord.»?
Vraag 5
Waaruit heeft u bij uw voorgaande antwoord opgemaakt dat er slechts sprake is geweest
van inlichtingen en toezeggingen (zoals de bovenstaande) over de planologische bestemming
van de grond?
Vraag 6
Gaan deze uitingen en toezeggingen volgens u enkel en alleen over de planologische
bestemming van de gronden? Zo nee, zeggen deze uitingen dan niet iets over de kwalificatie
van deze gronden als landbouwgronden? En daarmee over de van toepassing van de landbouwvrijstelling?
Vraag 7
Bent u van mening dat het voor de deelnemers van de set-aside-regeling kenbaar was
of moest zijn dat er geen uitlatingen werden gedaan over de fiscale consequenties
van deelname? Zo ja, hoe rijmt u dit met de voornoemde inlichtingen en toezeggingen?
Vraag 8
Kunt u toelichten waarop u baseert dat de belastingplichtige niet aannemelijk heeft
kunnen maken dat er toezeggingen zijn gedaan? Heeft het Hof geoordeeld dat het de
belastingplichtige niet is gelukt toezeggingen vanuit de Belastingdienst over de landbouwvrijstelling
aannemelijk te maken?
Vraag 9
Is het u bekend dat er in de aangifte inkomstenbelasting slechts één vakje aanwezig
is om de bosbouwvrijstelling en/of de landbouwvrijstelling aan te geven? Betekent
dit dat er niet eenduidig gesteld kan worden welke vrijstelling is toegepast?
Vraag 10
Klopt het dat volgens het Hof sprake dient te zijn van «het voortbrengen van tot het
plantenrijk behorende producten»? Vallen bomen hier volgens u niet onder?
Vraag 11
Wat vindt u, in het licht van onder andere de genoemde uitingen en toezeggingen, ervan
dat na 25 jaar de landbouwvrijstelling wordt onthouden en heffingen worden opgelegd?
Vraag 12
Klopt het dat de Belastingdienst voor het eerst in het jaar 2017 adressen heeft opgevraagd
bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van boeren die deelnamen aan de
set-aside-regeling en er daarna aanslagen zijn opgelegd? Zo ja, waarom zijn er dan
niet reeds vanaf 2005 aanslagen opgelegd?
Vraag 13
Indien er een uitvraag is gedaan bij de RVO in 2017, kunt u dan toelichten waarom
deze uitvraag heeft plaatsgevonden?
Vraag 14
Is met het opvragen van de informatie niet komen vast te staan dat de Belastingdienst
haar standpunt met betrekking tot de toepassing van de landbouwvrijstelling ten aanzien
van gronden die deelnamen aan de set-aside-regeling heeft gewijzigd?
Vraag 15
Kunt u toelichten hoeveel deelnemers van de set-aside-regeling een aanslag hebben
ontvangen tijdens de verkoop van hun landbouwgronden zonder toepassing van de landbouwvrijstelling?
Vraag 16
Waarom kunt u niet ingaan op de inhoud van de uitspraken en de schriftelijke verklaringen
(ook in het bezit van het Ministerie van LNV en derhalve ter kennisgenomen) van de
heren Rietema en Zevenberg, alsmede vijf andere oud-medewerkers van Ministeries van
Landbouw en Visserij en van Economische Zaken, buiten het feit dat dit bij de Hoge
Raad ligt?
Vraag 17
Klopt het dat het belasten van de daadwerkelijke verkoopopbrengst was uitgebleven
indien de boeren niet zouden deelnemen aan de set-aside-regeling?
Vraag 18
Klopt het dat de boeren – ondanks een gedeeltelijke belastingkorting op de subsidies –
een aanzienlijk grotere belastingdruk verkregen en minder inkomsten ten opzichte van
de situatie dat zij landbouwer zouden zijn gebleven?
Vraag 19
Klopt het dat boeren met tijdelijk bos tot 2002 qua inkomenssteun geen belastingvoordeel
hebben verkregen en nadien tot de verplichte kapdatum maar een beperkt deel? Zo ja,
hoe rijmt dit dan met de stelling van de Minister dat de substantiële inkomsten voor
een zeer groot deel onbelast zijn genoten?
Vraag 20
Begrijpt u dat de boeren zich nu gestraft voelen voor het leveren van een bijdrage
bij het oplossen van het landbouwoverschot en te lage houtproductie? Naar nu blijkt
(thans heel actueel) ook bijna 25 jaar te hebben bijgedragen aan de koolstofvastlegging.
Wat gaat u hieraan doen?
Vraag 21
Hoe betrouwbaar is dan de overheid als nu na 25 jaar blijkt dat zij niet met één mond
spreekt?
Vraag 22
Waarom zou men geen vertrouwen mogen hechten in de verschillende uitingen en toezeggingen
van drie ministeries?
Indieners
-
Gericht aan
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Gericht aan
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Indiener
Inge van Dijk, Kamerlid -
Medeindiener
Caroline van der Plas, Kamerlid -
Medeindiener
Eline Vedder, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.