Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) (Kamerstuk 26234-282)
26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee
Nr. 284
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 oktober 2023
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 3 oktober 2023 over de geannoteerde
agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering van
het International Monetary and Financial Committee (IMFC) (Kamerstuk 26 234, nr. 282).
De vragen en opmerkingen zijn op 9 oktober 2023 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 10 oktober 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Weeber
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ter voorbereiding op de vergadering van het International Monetary and Financial Committee
(IMFC) op 12, 13 en 14 oktober 2023. Zij hebben daarover nog de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie merken op dat het IMF een terechte oproep deed voor vergaand
en effectief klimaatbeleid en wees op de gevolgen voor de internationale financiële
stabiliteit indien er te weinig klimaatactie wordt ondernomen. De voornoemde leden
vragen de Minister te reflecteren op deze oproep vanuit het IMF en aan te geven op
welke wijze dit meegenomen wordt in het brede kabinetsbeleid en de inzet van het Koninkrijk
der Nederlanden. De voornoemde leden wijzen met nadruk op de eventuele mogelijkheid
om meer Special Drawing Rights (SDR) te herbestemmen zodat ontwikkelingslanden hier
gebruik van kunnen maken. Is Nederland bereid zich aan te sluiten bij de kopgroep
van Frankrijk en Japan om het herbestemmingsaandeel te verhogen? Kan de Minister ingaan
op de verenigbaarheid van mogelijkheden tot herbestemming van SDR’s met Europese wet-
en regelgeving? Is er verandering van wet- en regelgeving noodzakelijk om meer uitvoeringsvarianten
tot herbestemming mogelijk te maken en is de Minister bereid zich hiertoe in te zetten?
De leden van de D66-fractie constateren met het kabinet dat ontwikkelde economieën
zich in de eerste helft van 2023 relatief goed staande hebben weten te houden, mede
dankzij intensief steunbeleid om de koopkracht op peil te houden. Is de Minister bereid
om samen met andere landen een vergelijkend onderzoek te doen naar de effectiviteit
van het koopkrachtbeleid van verschillende landen en best practices te delen? Of heeft
dit naar de mening van de Minister reeds plaatsgevonden en kan de Minister verwijzen
naar de conclusies van een dergelijk onderzoek?
De leden van de D66-fractie zijn het eens met de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden
dat structurele hervormingen, maar ook groeiverhogende investeringen noodzakelijk
zijn voor het verhogen van de potentiële groei en daarbij met name aandacht te hebben
voor onderwijs, (digitale) infrastructuur en het klimaat. Op welke concrete wijze
laat Nederland dit standpunt terugkomen in de inzet van Nederland ten aanzien van
besluiten binnen het IMF of binnen de Eurogroep?
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat Oekraïne deel uitmaakt van de Nederlands-Belgische
kiesgroep. De voornoemde leden zijn het zeer eens met het standpunt van het kabinet
dat steun aan Oekraïne op dit moment essentieel is voor het Nederlandse belang. Kan
de Minister aangeven op welke manier Nederland zich binnen het IMF inzet voor het
Oekraïense belang en het vergaren van voldoende financiële steun voor Oekraïne? Kan
de Minister nader specificeren of de genoemde bedragen voor Oekraïne in de geannoteerde
agenda naar de mening van het kabinet adequaat en conform verwachting zijn?
De leden van de D66-fractie herkennen de zorgen dat het noodzakelijk verkrappende
monetaire beleid de economische activiteit remt in opkomende markteconomieën en in
het bijzonder de Caribische landen binnen het Koninkrijk. Ook zijn zij het eens met
de constatering in de geannoteerde agenda dat deze landen naast sociaaleconomische
uitdagingen kampen met kwetsbaarheid voor de gevolgen van klimaatverandering. Kan
de Minister nader ingaan op de manier waarop de economieën van genoemde landen sterker
gestimuleerd kunnen blijven worden, gelet op de nauwe economische banden tussen Nederland
en de Caribische landen binnen het Koninkrijk?
II Reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ter voorbereiding op de vergadering van het International Monetary and Financial Committee
(IMFC) op 12, 13 en 14 oktober 2023. Zij hebben daarover nog de volgende vragen.
Vraag 1
De leden van de D66-fractie merken op dat het IMF een terechte oproep deed voor vergaand
en effectief klimaatbeleid en wees op de gevolgen voor de internationale financiële
stabiliteit indien er te weinig klimaatactie wordt ondernomen. De voornoemde leden
vragen de Minister te reflecteren op deze oproep vanuit het IMF en aan te geven op
welke wijze dit meegenomen wordt in het brede kabinetsbeleid en de inzet van het Koninkrijk
der Nederlanden.
Antwoord op vraag 1:
Allereerst verwelkom ik de oproep voor vergaand en effectief klimaatbeleid van het
IMF. Het IMF is met gedegen analyses en een breed lidmaatschap goed gepositioneerd
om deze oproep te doen omdat klimaatverandering een grote impact heeft op de mondiale
economische ontwikkeling en de internationale financiële stabiliteit.
Daarbij vind ik het belangrijk dat het IMF de eigen leden ondersteunt bij het uitwerken
en uitvoeren van klimaatbeleid. Dit doet het IMF bijvoorbeeld via de jaarlijkse Artikel-IV
rapporten over de economische ontwikkelingen bij de leden. In het geval van Nederland
betekent dit concreet dat het IMF als onderdeel van de jaarlijkse IMF-analyse een
rapport heeft gepubliceerd1 over het Nederlandse klimaatbeleid. Het IMF heeft daarbij gekeken naar wat Nederland
al doet en wat eventueel aanvullende maatregelen zouden kunnen zijn.
Het IMF constateert dat Nederland ambitieus klimaatbeleid voert dat in lijn is met
de Europese doelstelling voor het terugdringen van CO2-uitstoot in 2030 en 2050. Nederland heeft zich ook in EU-verband ingespannen voor
ambitieuze klimaatdoelen voor de hele Europese Unie. Het kabinet ziet de oproep van
het IMF als een bevestiging van het voornemen om het reeds geplande klimaatbeleid
onverkort uit te voeren. Te meer daar het PBL laat zien dat alleen dan de klimaatdoelen
gehaald kunnen worden.
Daarnaast kan financiële steun van het IMF landen ondersteunen bij het uitvoeren van
klimaatbeleid. Uiteindelijk is het tegengaan van klimaatverandering een internationaal
vraagstuk waarbij de omvang van de binnenlandse uitdaging afhankelijk is van de klimaatactie
die ook door andere landen wordt uitgevoerd. Dit is ook een van de redenen dat het
kabinet heeft bijgedragen aan de Resilience and Sustainability Trust (RST) van het IMF. Deze RST ondersteunt landen met financiering op voorwaarde dat zij hervormingsmaatregelen
doorvoeren op het terrein van onder meer klimaatbeleid.
Vraag 2:
De voornoemde leden wijzen met nadruk op de eventuele mogelijkheid om meer Special
Drawing Rights (SDR) te herbestemmen zodat ontwikkelingslanden hier gebruik van kunnen
maken. Is Nederland bereid zich aan te sluiten bij de kopgroep van Frankrijk en Japan
om het herbestemmingsaandeel te verhogen?
Antwoord op vraag 2:
In 2021 werd vanwege de covid-pandemie overgegaan tot een allocatie van Special Drawing Rights ter waarde van 650 miljard USD. Omdat een SDR-allocatie gebaseerd is op de IMF-quota,
het stemgewicht van de aandeelhouders binnen het Fonds, kwam het grootste deel van
de nieuwe SDR’s terecht op de balansen van de centrale banken van ontwikkelde economieën
en een relatief klein aandeel bij opkomende economieën of lage-inkomenslanden. Daarom
heeft de G20 als doel gesteld om USD 100 miljard van de in 2021 gealloceerde SDR’s
door te lenen ten behoeve van kwetsbare landen.
Inmiddels is de G20-ambitie behaald. Landen hebben toegezegd om USD 100 miljard aan
SDR’s door te lenen via de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) en de Resilience and Sustainability
Trust (RST) van het IMF. Ook Nederland heeft hieraan bijgedragen en heeft 20% van de in
2021 gealloceerde SDR’s doorgeleend aan de RST (SDR 1,2 miljard) en aan de PRGT (SDR
500 miljoen).
Een klein aantal landen heeft hun toezegging verhoogd naar tussen de 30%–40% van de
in 2021 gealloceerde SDR’s. Tegelijkertijd hebben sommige andere landen nog geen toezegging
gedaan of hebben zij nog niet voldaan aan een eerdere toezegging. Het kabinet volgt
deze ontwikkelingen nauwgezet. Op dit moment ligt er geen concreet plan voor een aanvullende
SDR-bijdrage door Nederland. Een eventuele toekomstige verhoging van het percentage
doorgeleende SDR’s gebeurt in nauw overleg met De Nederlandsche Bank (DNB) die de
Nederlandse SDR’s beheert. Voor een bijdrage aan de RST is bovendien ook een verplichte,
aanvullende bijdrage vanuit het ODA-budget nodig.
Vraag 3:
Kan de Minister ingaan op de verenigbaarheid van mogelijkheden tot herbestemming van
SDR’s met Europese wet- en regelgeving? Is er verandering van wet- en regelgeving
noodzakelijk om meer uitvoeringsvarianten tot herbestemming mogelijk te maken en is
de Minister bereid zich hiertoe in te zetten?
Antwoord op vraag 3:
Het doorlenen van speciale trekkingsrechten (SDR’s) is alleen mogelijk voor zover
het compatibel is met artikel 123(1) van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie, waarin het verbod op monetaire financiering door centrale banken is
vastgelegd.
Artikel 7 van Verordening (EG) Nr. 3603/93 benoemt specifiek dat financieringen door
nationale banken aan het IMF resulteren in vorderingen die reserve-activa vormen (of
daarmee kunnen worden gelijkgesteld) en daarom niet onder het verbod op monetaire
financiering vallen. Daarom kunnen SDR’s wel worden doorgeleend aan de Poverty Reduction and Growth Trust en het Resilience and Sustainability Trust van het IMF. Dit zijn effectieve instrumenten om concessionele financiering te verschaffen
aan lage-inkomenslanden (PRGT) en om kwetsbare landen weerbaar te maken voor economische
schokken door onder meer klimaatverandering (RST). Ik ben niet voornemens om in te
zetten op een aanpassing van de geldende wet- en regelgeving.
Vraag 4:
De leden van de D66-fractie constateren met het kabinet dat ontwikkelde economieën
zich in de eerste helft van 2023 relatief goed staande hebben weten te houden, mede
dankzij intensief steunbeleid om de koopkracht op peil te houden. Is de Minister bereid
om samen met andere landen een vergelijkend onderzoek te doen naar de effectiviteit
van het koopkrachtbeleid van verschillende landen en best practices te delen? Of heeft
dit naar de mening van de Minister reeds plaatsgevonden en kan de Minister verwijzen
naar de conclusies van een dergelijk onderzoek?
Antwoord op vraag 4:
Veel overheden hebben maatregelen getroffen om de koopkracht van huishoudens op peil
te houden na de forse stijging van de energieprijzen in 2022. Een aantal internationale
organisaties doet onderzoek naar de effectiviteit van dit beleid. Zo heeft de OESO
deze zomer een uitgebreid overzicht en evaluatie van het steunbeleid voor huishoudens
in 41 landen gepubliceerd.2
Het OESO-onderzoek beschrijft dat de steun voor huishoudens in de meeste landen ongericht
en kostbaar is geweest. Gerichte steun was veelal ook niet mogelijk, gezien de korte
tijdsduur waarin dergelijke steun moest worden geïmplementeerd. De steun kon zo de
negatieve koopkrachteffecten van de energiecrisis dempen, maar droeg volgens de OESO
in veel gevallen onvermijdelijk ook enigszins bij aan een verminderde effectiviteit
van prijsprikkels om vraag en aanbod in evenwicht te brengen. Dit heeft de inflatiedruk
mogelijk verhoogd en de prikkel tot verduurzaming ondermijnd. Overheden hadden hun
redenen om te kiezen voor een dergelijke aanpak, zoals sterke afhankelijkheid van
dure geïmporteerde energie en gebrek aan data voor een gerichte aanpak.
Vanwege de lagere energieprijzen en indexatie van minimumlonen en uitkeringen adviseert
de OESO overheden om de ongerichte steunmaatregelen af te bouwen. Daarbij ziet de
OESO kansen om steunmaatregelen in de toekomst gerichter in te zetten. Dit kan bijvoorbeeld
via een tijdelijke verhoging van uitkeringen en sociale zekerheidsvoorzieningen voor
lagere inkomens. Daarnaast biedt digitalisering een kans om gericht steun te verlenen
aan huishoudens die kampen met energiearmoede. Ook kunnen huishoudens door gebruik
van slimme meters gestimuleerd worden om hun energieverbruik te verminderen en is
de stimulering van verduurzaming een goed middel om de economie weerbaarder te maken
tegen energieprijsstijgingen. Dit draagt ook bij aan het behalen van de klimaatdoelstellingen.
Het IMF heeft soortgelijke publicaties uitgebracht, waaruit vergelijkbare conclusies
volgen.3
Vraag 5:
De leden van de D66-fractie zijn het eens met de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden
dat structurele hervormingen, maar ook groeiverhogende investeringen noodzakelijk
zijn voor het verhogen van de potentiële groei en daarbij met name aandacht te hebben
voor onderwijs, (digitale) infrastructuur en het klimaat. Op welke concrete wijze
laat Nederland dit standpunt terugkomen in de inzet van Nederland ten aanzien van
besluiten binnen het IMF of binnen de Eurogroep?
Antwoord op vraag 5:
Nederland zet zich in internationale context op verschillende manieren in voor het
bevorderen van groeiverhogende structurele hervormingen en investeringen. Binnen het
IMF tracht Nederland de urgentie hiervoor hoog te houden door het onderwerp te agenderen
bij vergaderingen van de Raad van Bewind over bijvoorbeeld de mondiale economie en
de jaarlijkse IMF-analyses van landen (de zogenaamde Artikel IV rapporten). Daarnaast
heeft Nederland de oprichting van de Resilience and Sustainability Trust (RST) vanaf
het begin gesteund, zodat het IMF via dit fonds specifiek aandacht vraagt voor investeringen
in de weerbaarheid van economieën ten aanzien van klimaatverandering en pandemieën.
Ook middels het Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) vraagt Nederland om structurele
groeibevorderende hervormingen in ruil voor concessionele leningen aan lage-inkomenslanden
voor hun ontwikkelingsagenda. Daarnaast is Nederland een belangrijke externe partner
van het IMF op het gebied van technische assistentieprogramma’s van het IMF. Deze
programma’s bevorderen economische groei door de opbouw van institutionele capaciteiten
gericht op onder meer public financial management.
Ook binnen de Europese Unie benadrukt Nederland binnen de Eurogroep en de Ecofinraad
het belang van structurele hervormingen en investeringen. Ook in de Europese Raad
en andere formaties van de Raad van de Europese Unie (de Raad) dan de Ecofinraad heeft
Nederland hier aandacht voor. Specifiek ten aanzien van de Eurogroep en Ecofinraad
geldt het volgende. Mede op aandringen van Nederland zijn structurele hervormingen
en investeringen die bijdragen aan duurzame economische groei een belangrijke voorwaarde
binnen de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF). Lidstaten versterken op deze wijze
hun economische basis en veerkracht door hun Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) te implementeren.
Daarnaast worden lidstaten in het kader van het Europees Semester alert gemaakt op
(nieuwe) financieel-economische uitdagingen en bespreken zij deze in de Raad in de
vorm van landenspecifieke- of eurozoneaanbevelingen. Verder worden er binnen de Eurogroep
en de Ecofinraad regelmatig thematische discussies gehouden over de financieel-economische
uitdagingen waar de eurozone of de EU voor staan. Daarin brengt Nederland vaak het
belang van investeringen en hervormingen voor het voetlicht. De Kamer wordt zowel
over besprekingen van de Eurogroep en Ecofinraad, de inhoud van aanbevelingen in het
kader van het Europees Semester geïnformeerd middels de geannoteerde agenda voor de
Eurogroep en Ecofinraad en Kamerbrief over het lente- of herfstpakket van de Europese
Commissie. Over de inhoud van de Herstel- en Veerkrachtplannen heeft de Kamer verschillende
brieven ontvangen en over wijzigingen wordt de Kamer doorlopend geïnformeerd per geannoteerde
agenda van de Eurogroep en Ecofinraad.
Vraag 6:
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat Oekraïne deel uitmaakt van de Nederlands-Belgische
kiesgroep. De voornoemde leden zijn het zeer eens met het standpunt van het kabinet
dat steun aan Oekraïne op dit moment essentieel is voor het Nederlandse belang. Kan
de Minister aangeven op welke manier Nederland zich binnen het IMF inzet voor het
Oekraïense belang en het vergaren van voldoende financiële steun voor Oekraïne? Kan
de Minister nader specificeren of de genoemde bedragen voor Oekraïne in de geannoteerde
agenda naar de mening van het kabinet adequaat en conform verwachting zijn?
Antwoord op vraag 6:
Nederland heeft begin dit jaar, zowel op politiek als op ambtelijk niveau, gepleit
voor een volwaardig IMF-programma voor Oekraïne. Dat hebben wij meermaals gedaan in
bilaterale gesprekken met het IMF en haar aandeelhouders. Verder hebben vertegenwoordigers
van Nederland deze lijn uitgedragen in verschillende internationale bijeenkomsten,
zoals die van de G20. De Nederlandse bewindvoerder bij het IMF, die Oekraïne vertegenwoordigt,
heeft zich ook ingespannen voor de totstandkoming van het IMF-programma.
Oekraïne heeft een IMF-programma ter hoogte van de IMF-leenlimiet voor het land. In
het kader van het IMF-programma heeft Nederland bovendien financing assurances afgegeven. Daarmee zegde Nederland toe om, samen met andere landen, Oekraïne de komende
jaren te blijven steunen om de schuldhoudbaarheid van de Oekraïense schuld en de financiering
van het financieringstekort voor de komende jaren te waarborgen.
Nu Oekraïne een IMF-programma heeft gekregen, steunt Nederland de implementatie ervan.
De financiering gaat immers gepaard met afspraken over macro-economisch beleid en
hervormingen om de Oekraïense economie te versterken. Door Oekraïne hiermee te helpen
zorgt Nederland ervoor dat het land haar toegang tot de IMF-financiering behoudt,
en haar economische en financiële perspectief verbetert. In dat kader heeft het kabinet
op 6 oktober jl. bekendgemaakt dat, als onderdeel van het derde niet-militaire steunpakket4, Nederland EUR 7 mln. aan het IMF schenkt om de Oekraïense overheid te voorzien van
technische assistentie ten behoeve van de implementatie van het IMF-programma.
Nederland ziet het IMF-programma als een essentieel onderdeel van de bredere internationale
steuninzet, waaraan wij als land onze ‘fair share’ aan bijdragen. De totale noden
van Oekraïne worden door verschillende internationale organisaties, waaronder het
IMF, de Wereldbank en de Verenigde Naties, berekend. In internationale fora pleit
Nederland voor een steuninzet die gecoördineerd en toereikend is, en waarvan de lasten
breed worden gedragen.
Vraag 7:
De leden van de D66-fractie herkennen de zorgen dat het noodzakelijk verkrappende
monetaire beleid de economische activiteit remt in opkomende markteconomieën en in
het bijzonder de Caribische landen binnen het Koninkrijk. Ook zijn zij het eens met
de constatering in de geannoteerde agenda dat deze landen naast sociaaleconomische
uitdagingen kampen met kwetsbaarheid voor de gevolgen van klimaatverandering. Kan
de Minister nader ingaan op de manier waarop de economieën van genoemde landen sterker
gestimuleerd kunnen blijven worden, gelet op de nauwe economische banden tussen Nederland
en de Caribische landen binnen het Koninkrijk?
Antwoord op vraag 7:
Sinds eind 2020 werken Aruba, Curaçao en Sint-Maarten (hierna de Landen) samen met
Nederland aan noodzakelijke hervormingen in hun publieke sector, zoals die zijn overeengekomen
in de Landspakketten. Deze samenwerking heeft tot doel de economische weerbaarheid
en de bestuurskracht van de Landen te versterken. In april jl., is deze samenwerking
juridisch bestendigd middels de ondertekening van de Onderlinge Regeling Samenwerken
bij Hervormingen.5 Ter ondersteuning van de Landspakketten is binnen het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) opgericht, die zich
toelegt op de ondersteuning, begeleiding en monitoring van de uitvoering van hervormingen.
Hiertoe heeft TWO jaarlijks ruim EUR 30 mln. beschikbaar, waarvan een belangrijk deel
van de middelen kunnen worden aangewend voor de financiering van hervormingsprojecten
of voor het beschikbaar stellen van deskundigheid of uitvoeringscapaciteit.
In het kader van de uitvoering van de Landspakketten, worden op kwartaalbasis uitvoeringsagenda’s
opgesteld.6 In dat kader zal dit kwartaal in Aruba onder meer worden gewerkt aan het herontwerp
van de overheidsorganisatie en aanvang van de Arubaanse Mededingingsautoriteit. Op
Curaçao wordt onder meer gewerkt aan het Verbeterplan Onderwijs, en op Sint-Maarten
wordt bijvoorbeeld de sociaaleconomische hervormingsagenda gepresenteerd aan de ministerraad.
Daarnaast maken de Landen ook aanspraak op middelen uit het Nationaal Groeifonds (NGF)
en de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), om investeringen
te bekostigen die de economische weerbaarheid te bevorderen en de energietransitie
stimuleren.7 Nederland heeft in totaal maximaal EUR 200 mln. gereserveerd uit het NGF waar de
Landen gezamenlijk aanspraak op kunnen doen. Om voor de middelen in aanmerking te
komen, kunnen de Landen projecten indienen die aantoonbaar een hoge impact hebben
op het duurzaam verdienvermogen. Via SDE++ zullen ook investeringsmiddelen beschikbaar
komen. TNO voert op dit moment onderzoek uit om vast te stellen in hoeverre er projecten
mogelijk zijn die voldoen aan de doelstellingen en criteria van SDE++ en hoe die het
meest effectief kunnen worden ingezet.
Al met al wordt daarmee, gelet op de nauwe economische banden tussen de Landen en
Nederland, de economische weerbaarheid en het verdienvermogen van de Landen versterkt,
ook met het oog op de sociaaleconomische uitdagingen en de bijzondere kwetsbaarheid
van de Landen voor de gevolgen van klimaatverandering.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier