Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening, richtlijn en mededeling wijziging Europees marktinfrastructuurraamwerk (EMIR 3 review)(Kamerstuk 22112-3601)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3652
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 april 2023
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 3 februari 2023 over het Fiche: Verordening,
richtlijn en mededeling wijziging Europees marktinfrastructuurraamwerk (EMIR 3 review)
(Kamerstuk 22 112, nr. 3601).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 maart 2023 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 18 april 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Schukkink
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Omdat de leden van de D66-fractie de financiële stabiliteit en de strategische autonomie
van de Europese Unie (EU) van groot belang vinden, hebben deze leden met belangstelling
kennisgenomen van het Fiche: Verordening, richtlijn en mededeling wijziging Europees
marktinfrastructuurraamwerk (EMIR 3 review). Deze leden hebben nog een aantal vragen
en opmerkingen bij dit fiche.
Aangezien de leden van de D66-fractie begrijpen dat vele clearance-opdrachten nog
door partijen uit het Verenigd Koninkrijk (VK) worden behandeld en deze leden bekend
zijn met de ambities van Nederland om een deel van de rollen van het VK in de EU over
te nemen, vragen deze leden naar de ambitie van Nederland om een central counterparty
(CCP) te huisvesten die een (groot) deel van de clearance voor de EU-markt zou kunnen
afhandelen. Is Nederland aantrekkelijk als vestigingsland voor een dergelijke partij
en zo nee, waarom niet, vragen deze leden aan het kabinet. Voorts vragen zij of bekend
is of de in Nederland gevestigde CCP’s de ambitie hebben om hun dienstverlening uit
te breiden en zo nee, wat hen daarvan weerhoudt.
Op dit moment zijn er twee CCP’s in Nederland gevestigd: Cboe Clear Europe (voorheen
EuroCCP) en ICE Clear Netherlands. Deze twee CCP’s hebben een vergunning om bepaalde
clearingdiensten aan te bieden. ICE Clear Netherlands is maar beperkt actief. Cboe
Clear Europe richt zich met name op de clearing van aandelen en aandelenderivaten.1 Ten aanzien van deze clearingdiensten zou Cboe Clear Europe een alternatief kunnen
zijn voor de CCP’s in het VK, te weten LCH Ltd. en ICE Clear Europe. De vraag of clearingactiviteiten
zich zullen verplaatsen is echter van vele factoren afhankelijk, zoals bijvoorbeeld
de aangesloten handelsplatformen, de keuzes van eindklanten en de kosten.
Het streven om minder afhankelijk te worden van de CCP’s in het VK betreft met name
de clearingdiensten die zijn aangemerkt door ESMA als «van substantieel systeemrelevant
belang» voor de EU.2 Dit betreft de clearing van rentederivaten (interest rate swaps), gedenomineerd in EUR en Poolse zloty, bij LCH Ltd SwapClear, en clearing van credit default swaps (CDS) en short term interest rates (STIR), gedenomineerd in EUR, bij ICE Clear Europe. De beide Nederlandse CCP’s bieden
deze clearingdiensten momenteel niet aan, waardoor een eventuele verplaatsing van
deze diensten vanuit het VK naar Nederland nu niet aan de orde is. Of de Nederlandse
CCP’s de ambitie hebben om hun dienstverlening uit te breiden naar deze productcategorieën,
is aan de partijen zelf en mij niet bekend. Binnen de EU zijn er andere CCP’s (zoals
het Duitse Eurex Clearing en het Franse LCH SA) die wel de clearing van bovengenoemde
producten aanbieden. Verwacht wordt dat een eventuele verplaatsing van de genoemde
clearingdiensten vanuit het VK naar de EU in eerste instantie naar die CCP’s zal zijn.
De inzet van de EU en het kabinet om de strategische autonomie te vergroten past volgens
de leden van de D66-fractie bij het afnemen van meer diensten door marktpartijen bij
EU CCP’s, waarover het kabinet schrijft in het fiche. Daarbij delen deze leden de
stellingname dat de mate van verplichte clearingactiviteit op de actieve rekening
die vereist gaat worden cruciaal is en begrijpen deze leden de inzet van het kabinet
op duidelijke en meer omvattende criteria die de Europese Autoriteit voor Effecten
en Markten (ESMA) in aanmerking moet nemen bij de vaststelling van de hoogte van het
percentage van verplichte clearingactiviteit op de actieve rekening. Deze leden vragen
daarbij aan welke criteria wordt gedacht.
Het voorstel voor het verplicht stellen van een bepaalde mate van clearingactiviteiten
op een rekening bij een EU CCP is een vergaande maatregel, die Europese eindklanten
zou dwingen om, ongeacht de eigen afweging omtrent risico’s en kosten, een deel van
de clearingactiviteiten bij een EU CCP te laten plaatsvinden. Het voorstel geeft ESMA
de bevoegdheid om vast te stellen wat daarbij de proportie van activiteiten op de
rekening bij een EU CCP zou moeten zijn. Het kabinet is van mening dat het van belang
is om richting te geven aan ESMA, door beoordelingscriteria vast te stellen die ESMA
in aanmerking moet nemen bij het vaststellen van die proportie. Hierbij kan gedacht
worden aan de impact op het concurrentievermogen van Europese partijen, de impact
op de eindklanten voor wat betreft de kosten en de toegang tot clearing, de mogelijke
negatieve effecten op de financiële stabiliteit in de EU en de mogelijke impact op
het risicomanagement voor marktpartijen. Ook zou het goed zijn als ESMA de mogelijkheid
onderzoekt voor differentiatie naar verschillende productcategorieën en tegenpartijen.
Van belang is dat er een gedegen kosten-batenanalyse wordt gemaakt waarin al deze
criteria worden meegenomen, voordat er een bepaalde mate van verplichte clearing bij
EU CCP’s wordt vastgesteld.
Ook begrijpen de leden van de D66-fractie de steun van het kabinet voor het voorschrift
dat EU CCP’s geen clearinglid kunnen zijn bij een andere CCP en dat niet-financiële
tegenpartijen alleen voor eigen rekening mogen clearen bij een EU CCP. Daarbij vragen
deze leden of een niet-financiële tegenpartij ook niet mag clearen voor niet-eigen-rekening
bij een niet-EU CCP. Ook vragen zij welke Nederlandse partijen nu zijn aangesloten
bij een EU CCP.
Of een niet-financiële tegenpartij niet mag clearen voor niet-eigen-rekening bij een
niet-EU CCP is afhankelijk van de regels van deze niet-EU CCP’s en het regelgevend
kader in het betreffende derde land.
Voor wat betreft de aansluiting bij CCP’s dient er onderscheid gemaakt te worden tussen
een aansluiting als clearinglid en een aansluiting als eindklant van een clearinglid.
In Nederland is ABN AMRO Clearing Bank (AACB) een belangrijke aanbieder van clearingdiensten
aan andere financiële instellingen en eindklanten. AACB is als clearinglid bij verschillende
CCP’s aangesloten, waaronder CCP’s in de EU. Daarnaast zijn verschillende Nederlandse
financiële instellingen zelfstandig aangesloten bij CCP’s in de EU. Vanwege de strenge
eisen waaraan clearingleden moeten voldoen zijn dit vaak grote banken. De voornaamste
Nederlandse clearingleden zijn dan ook de grootbanken.
Omdat het kabinet schrijft dat er lidstaten zijn waar geen CCP is gevestigd en zij
voorstander zijn van het verder centraliseren van het toezicht, terwijl andere lidstaten
met grote CCP’s binnen hun jurisdicties mogelijkerwijs van mening zijn dat het toezicht
door de betrokken nationale toezichthouders reeds afdoende is, vragen de leden van
de D66-fractie naar de heterogeniteit van het toezicht in de verschillende lidstaten
met een CCP en welke lessen er uit het toezicht in andere lidstaten of derde landen
getrokken zouden kunnen worden door Nederland.
Anders dan bijvoorbeeld het geval is in het bankentoezicht, zijn de nationale toezichthouders
in de EU-lidstaten verantwoordelijk voor het toezicht op CCP’s. Wel is veel van de
wet- en regelgeving op het gebied van CCP’s op Europees niveau overeengekomen3 en zijn er binnen de EU processen ingericht om kennis en inzichten uit te wisselen
tussen toezichthouders, bijvoorbeeld in ESMA-verband of in de toezichtcolleges. Bepaalde
besluiten die de nationale toezichthouder neemt met betrekking tot de CCP’s zijn onderworpen
aan goedkeuring of opinies van ESMA en de toezichtcolleges. Bij elkaar genomen draagt
dit er aan bij dat toezichtprocessen zoveel mogelijk gelijk verlopen en er toezichtconvergentie
plaatsvindt. Tegelijkertijd, zoals ook in het BNC-fiche is aangegeven, leent het toezicht
op CCP’s zich wel voor verdergaand Europees toezicht, vanwege het grensoverschrijdende
karakter van de clearingdiensten. Van belang is daarbij wel om het toezicht efficiënt
en effectief in te richten voor alle betrokken toezichthouders. Nederland heeft daar
in de onderhandelingen aandacht voor.
Het stemt de leden van de D66-fractie tevreden dat CCP’s binnen de EU € 5 tot € 15
miljoen minder kwijt zullen zijn aan regeldrukkosten door onder meer stroomlijning
van het toezicht. Deze leden vragen of deze stroomlijning ook positieve gevolgen kan
hebben voor het reduceren van de uitvoeringskosten van de toezichthouders in Nederland.
Afhankelijk van de precieze uitkomst van de onderhandelingen zou de stroomlijning
van procedures positieve gevolgen kunnen hebben voor het reduceren van de uitvoeringskosten
van de toezichthouders in Nederland. De procedures voor bijvoorbeeld de uitbreiding
van diensten door de CCP en wijzigingen in de interne modellen van een CCP kunnen
mogelijk sneller worden doorlopen en minder tijdsinspanning vragen van de toezichthouder.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen inzake het Europese
marktinfrastructuurraamwerk en hebben daarover enkele vragen.
Ten eerste lezen de leden van de CDA-fractie in het voorstel met betrekking tot de
verordening dat voor «niet-significante wijzigingen» van de aangeboden diensten of
de gebruikte interne modellen er een procedure van geen bezwaar komt. Zij vragen of
het kabinet kan toelichten wat zulke niet-significante wijzigingen zijn. Kan het kabinet
hiervan voorbeelden geven? En wat is wel significant?
In het voorstel worden bepaalde wijzigingen van aangeboden diensten door een CCP als
«niet-materieel» beschouwd. Het betreft bijvoorbeeld gevallen waarin een CCP een of
meerdere financiële instrumenten wil gaan clearen, die behoren tot dezelfde klasse
waarvoor de CCP al een vergunning heeft. In dat geval kan een simpelere procedure,
een procedure van geen bezwaar, doorlopen worden voor beoordeling door de toezichthouder.
Zoals ook hiervoor, in reactie op de vraag van de D66-fractie aangegeven, kan dit
leiden tot een versnelde toezichtprocedure, waarbij de CCP de betreffende wijziging
eerder kan doorvoeren dan voorheen het geval was. Voorwaarde daarvoor is wel dat de
betreffende financiële instrumenten worden verhandeld op een handelsplatform waarvoor
de CCP al clearingdiensten verleent en dat de nieuwe clearingdiensten niet worden
betaald in een nieuwe valuta. Dezelfde procedure geldt ook indien een CCP een nieuwe
EU valuta toevoegt in een bepaalde klasse financiële instrumenten waarvoor de CCP
al een vergunning heeft en wanneer een CCP een extra looptijd toevoegt aan een klasse
van financiële instrumenten die al onder de vergunning van de CCP vallen, op voorwaarde
dat de looptijd van het instrument niet aanzienlijk wordt verlengd.
Materiële wijzigingen in de dienstverlening van CCP’s zijn wijzigingen waarbij de
CCP een geheel nieuwe klasse van financiële instrumenten wil gaan clearen en daarmee
haar diensten uitbreidt, of bijvoorbeeld een nieuwe niet-EU valuta wil toevoegen aan
haar diensten. Indien er sprake is van materiële wijzigingen dient zowel de toezichthouder,
als ESMA, de wijziging te beoordelen en dient de toezichthouder een besluit tot goedkeuring
te nemen, alvorens de wijziging kan worden doorgevoerd.
Ten aanzien van de interne modellen die door CCP’s worden gebruikt, heeft ESMA al
eerder een opinie uitgebracht waarin is bepaald wat als «significante wijzigingen»
van deze modellen beschouwd moet worden. Daarbij gaat het om gevallen waarin nieuwe
producten of diensten, die weliswaar geen uitbreiding van de vergunning vergen, wel
nieuwe risico-indicatoren of nieuwe wanbetalingsfondsen, stress-scenario’s, aanpassingen
in de risicoberekening of wijziging van de afwikkelingsprocedures met zich brengen.
Ook nieuwe vormen van onderpand, met een nieuw risicoprofiel, leiden tot significante
wijzigingen van de interne modellen van CCP’s, net als nieuwe stress-scenario’s of
het herkalibreren daarvan. Daarnaast kan een wijziging significant zijn als deze aanpassing
in het interne model ertoe leidt dat er bijvoorbeeld meer geld in het wanbetalingsfonds
gestort moet worden door de clearingleden.
In het huidige Commissievoorstel worden deze significante wijzigingen in interne modellen,
in de vorm van criteria, overgenomen in de tekst van de verordening. Niet-significante
wijzigingen zijn dan wijzigingen in het interne model die hier niet onder vallen.
Indien een wijziging niet-significant is, kan op grond van het voorstel een procedure
van geen bezwaar gevolgd worden, waardoor de CCP sneller de interne modellen kan wijzigen.
In het geval van significante wijzigingen in het interne model geldt dat zowel de
toezichthouder, als ESMA, de wijziging beoordeelt en dat de toezichthouder hierover
een beslissing neemt ter goedkeuring.
Verder lezen de leden van de CDA-fractie dat tijdelijke aanpassingen met betrekking
tot het type onderpand dat geleverd moet worden aan een CCP permanent worden, zodat
nu ook ongedekte bankgaranties en publieke garanties «onder specifieke voorwaarden»
als onderpand kunnen worden toegestaan. Deze leden vragen of het kabinet het verstandig
acht dat ongedekte bankgaranties als onderpand kunnen worden toegestaan. Ook vragen
zij of het kabinet voorbeelden kan geven wat «specifieke voorwaarden» zijn waaronder
dit dan zou moeten kunnen.
Onderpand zorgt er bij derivatencontracten voor dat te allen tijde de verplichtingen
die voortvloeien uit het aangaan van een contract worden nagekomen. De verordening
stelt eisen aan dit onderpand. Zo dient het onderpand in grote mate liquide te zijn
en minimale krediet- en marktrisico’s te bevatten. CCP’s mogen bankgaranties van niet-financiële
tegenpartijen (NFC’s) als onderpand accepteren, op voorwaarde dat de CCP rekening
houdt met bepaalde risico’s en er daarom een afslag op de waarde wordt toegepast (een
zogenoemde haircut). De verordening laat aan ESMA de ruimte om technische reguleringsnormen vast te
stellen, om te bepalen aan welke specifieke voorwaarden bankgaranties dienen te voldoen.
Tijdens de stress in de markt voor energiederivaten in de tweede helft van 2022 heeft
ESMA in haar technische reguleringsnormen de voorwaarden voor niet-financiële tegenpartijen,
waar energiebedrijven onder vallen, herzien. Dit was op verzoek van de Europese Commissie,
die vroeg naar mogelijkheden om de liquiditeitsdruk op energiebedrijven te verminderen.
Daarbij heeft ESMA als voorwaarde gesteld dat de niet-financiële tegenpartij ook de
rol van clearing member dient te hebben, de CCP de geschiktheid van de garanderende
partij (de bank die de bankgarantie afgeeft) dient te controleren en dat de afgegeven
garantie onherroepelijk is. Ook heeft ESMA eisen gesteld aan concentratielimieten
van de CCP op de garanderende partij. De voorwaarde dat de afgegeven garantie onherroepelijk
is wordt met het onderhavige voorstel in de verordening opgenomen. De overige voorwaarden
zijn terug te vinden in de aangepaste technische reguleringsnormen die verdere uitvoering
geven aan de verordening.4
De stress in de tweede helft van 2022 heeft aangetoond dat het wenselijk kan zijn
dat ESMA, onder bepaalde voorwaarden, aanpassingen kan doen in het onderpandbeleid.
Daarnaast is het denkbaar dat er voor bepaalde partijen, zoals niet-financiële tegenpartijen,
omstandigheden zijn waarin het wenselijk kan zijn om bankgaranties te kunnen gebruiken.
Dit heeft in de tweede helft van 2022 bijgedragen aan het verminderen van de liquiditeitsdruk
zonder de financiële stabiliteit in gevaar te brengen. Het kabinet acht het van belang
dat bij dergelijke situaties strenge voorwaarden worden gesteld aan het gebruik hiervan,
zoals de voorwaarde van onherroepelijkheid die nu in de verordening wordt opgenomen.
Ten aanzien van de wijzigingen om de grote afhankelijkheid van clearing door in derde
landen gevestigde CCP’s (en met name de Tier 2 CCP’s) te verminderen, steunen de leden
van de CDA-fractie de doelstelling minder afhankelijk te worden van het VK. Deze leden
vragen het kabinet of er zicht is op hoe groot de afhankelijkheid van het VK nu is.
Ook vragen zij of er een doelstelling is, bijvoorbeeld een percentage, waarin het
kabinet de mate van afhankelijkheid van clearing door in derde landen gevestigde CCP’s
wil verminderen. En in welke tijdsperiode zou zo’n doelstelling beoogd zijn?
Op dit moment is er sprake van afhankelijkheid van het VK voor met name de diensten
die door ESMA zijn aangemerkt als «diensten van substantieel systemisch belang». Het
is echter van belang voor de financiële markt(partijen) dat zij toegang blijven behouden
tot de CCP’s in het VK. Als ESMA de CCP’s in het VK niet meer erkent, kunnen Europese
partijen de diensten niet meer, of tegen hogere kosten, afnemen. Dit kan grote negatieve
gevolgen hebben voor de financiële markten in de EU. Het doel van het voorstel is
dan ook om de diensten van substantieel systeemrelevant belang terug te brengen naar
«diensten van systeemrelevant belang». Het percentage van clearing dat daarvoor in
een EU CCP, in plaats van in het VK, moet plaatsvinden, is op voorhand niet duidelijk.
De verwachting is dat het belang van de CCP’s in het VK voor de EU financiële markten
gradueel wordt afgebouwd.
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of een «actieve rekening aanhouden» en «rapportage»
volgens het kabinet de meest effectieve manieren om die mate van afhankelijkheid van
CCP’s in derde landen te verminderen. Ook vragen deze leden waarom niet voor een omgekeerde
benadering wordt gekozen, dat bijvoorbeeld 75% van de activiteiten/transacties bij
in de EU gevestigde CCP’s moeten worden gecleard.
Het in grote mate verplicht stellen van clearen bij EU CCP’s zou Europese financiële
instellingen en eindklanten een concurrentienadeel opleveren, doordat de toegang tot
financiële dienstverlening wereldwijd wordt beperkt. Dit zou leiden tot hogere kosten
en minder mogelijkheden in het risicomanagement. Dat zou bijvoorbeeld het geval zijn
voor Nederlandse pensioenfondsen. Daarnaast brengt het mogelijk ook systeemrisico’s
met zich mee binnen de EU.
Financiële markten zijn gebaat bij grensoverschrijdende handel, waarbij kostenoverwegingen
en synergie in de CCP-markt een grote rol spelen. Toegang behouden tot de CCP’s in
het VK is voor de EU financiële markten daarom van belang, zeker zolang er diensten
van substantieel systeemrelevant belang worden aangeboden. Het is van belang om onze
open strategische autonomie vorm te geven door de EU als aantrekkelijk alternatief
aan te bieden, en niet door een harde verplichting op te leggen om bijvoorbeeld 75%
van de activiteiten te clearen in de EU.
Wel ziet het kabinet perspectief om een verplichting tot een actieve rekening op te
leggen. Deze actieve rekening kan ervoor zorgen dat, mochten er problemen ontstaan
bij derde land CCP’s, EU marktpartijen in staat zijn om ter vervanging diensten af
te nemen bij EU CCP’s. Dit kan de financiële stabiliteit ten goede komen. Omdat Nederland
dit, zoals hiervoor ook toegelicht in antwoord op vragen van de D66-fractie, als een
verstrekkende maatregel beschouwt, is het van belang dat er goede criteria worden
vastgesteld waarmee door ESMA rekening moet worden gehouden.
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij het verstandig vinden om het toezicht
op EU CCP’s uit te breiden en de rol van toezichthouders hierbij te vergroten. De
voorgestelde maatregelen lijken deze leden effectief, maar wel vragen zij het kabinet
in hoeverre dit het gevaar creëert dat men juist gaat kiezen om buiten de EU te clearen.
Ook vragen zij of de voorstellen voor uitgebreider toezicht niet tegenstrijdig zijn
met de voorstellen onder de eerste aanpassing in de verordening, namelijk om de aantrekkelijkheid
van clearing bij in de EU gevestigde CCP’s te vergroten. Dit vragen zij omdat met
name de wijze waarop, het rapporteren en een actieve rekening aanhouden, niet heel
erg voorschrijvend lijken.
De keuze om wel of niet binnen de EU te clearen wordt veelal gemaakt door de eindklanten,
bijvoorbeeld pensioenfondsen. Zij zijn degene die op de beurzen of bilateraal handelen
en daarna hun financiële instrumenten willen (en in sommige gevallen moeten) clearen.
Veranderingen in het toezicht op CCP’s zullen naar verwachting voor veel eindklanten
niet van doorslaggevend belang zijn in hun keuze voor clearing binnen of buiten de
EU. Slechts wanneer de wijzigingen in het toezicht dermate veel kosten met zich zouden
brengen, die mogelijk doorberekend worden door de CCP, zou die keuze wellicht kunnen
worden beïnvloed. Het kabinet zet tijdens de onderhandelingen in op een effectief
en efficiënt toezichtraamwerk.
Beter en uitgebreider toezicht op CCP’s geeft bovendien ook een positief signaal naar
de markt af. Het versterken van het toezicht op CCP’s kan er aan bijdragen dat CCP’s,
ook in onrustige markten, goed geëquipeerd zijn om met de onrust om te gaan en kan
daarmee een zekere rust en stabiliteit uitstralen.
De leden van de CDA-fractie lezen in de voorstellen tot aanpassing van de richtlijn
dat wordt voorgesteld om de limiet te verwijderen als de Over-the-counter(OTC)-derivatentransactie
wordt gecleard bij een EU CCP of een door ESMA erkende CCP in een derde land. Deze
leden vragen of, als de doelstelling is de EU-markt te versterken, het verwijderen
van een limiet volgens het kabinet niet zou moeten worden beperkt tot alleen EU CCP.
Zou het handhaven van de limiet, hooguit een iets ruimere limiet voor door ESMA erkende
derde landen CCP, ook een te overwegen optie zijn?
Op de 2009 bijeenkomst van de G20 in Pittsburgh is mondiaal afgesproken dat alle gestandaardiseerde
over-the-counter (OTC) derivatencontracten verhandeld moeten worden op handelsplatformen
en centraal gecleard moeten worden bij CCP’s. Voor de mondiale financiële markten
is het van belang dat er zoveel mogelijk centrale clearing plaatsvindt. Het Commissievoorstel
beoogt niet de limiet te verwijderen, maar de centraal geclearde contracten niet langer
mee te tellen bij de berekening of een partij al dan niet onder de clearingverplichting
valt. Als de contracten die centraal gecleard zijn bij derde land CCP’s wel zouden
blijven meetellen, zou dit als gevolg kunnen hebben dat er een ongelijk speelveld
ontstaat in het nadeel van Europese eindklanten. Europese eindklanten zullen dan mogelijk
met hogere kosten worden geconfronteerd, omdat zij in vergelijking tot marktpartijen
van buiten de EU, eerder gedwongen worden om centraal te clearen, doordat zij onder
de clearingverplichting komen te vallen. Mogelijk kiezen zij er dan minder snel voor
om door middel van derivaten risico’s af te dekken. Doel van de open strategische
autonomie is vooral om de eigen afhankelijkheid van de CCP’s in het VK te reduceren,
maar daarbij wel de markt de ruimte te geven om keuzes te maken over de locatie van
clearing.
Ook vragen deze leden of door ESMA erkende derde landen met betrekking tot CCP’s niet
alleen landen zouden moeten zijn binnen de EER, als het doel is hiermee de interne
markt te versterken.
Veel marktpartijen uit de EU handelen over de hele wereld. Voor hen is de erkenning
van derde land CCP’s van groot belang voor de mondiale handel. Als ESMA alleen CCP’s
binnen de EU/EER zou erkennen, zou dat grote gevolgen hebben voor financiële instellingen
en eindklanten uit de EU, waaronder ook Nederlandse pensioenfondsen. Europese partijen
zouden dan in de praktijk de toegang tot financiële dienstverlening wereldwijd verliezen.
Dit zou leiden tot hogere kosten en minder mogelijkheden in het risicomanagement.
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of bij de wijzigingen van de richtlijn
kapitaalvereisten en de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen ook
geldt dat clearing bij een EU CCP op dezelfde wijze behandeld gaat worden als een
door ESMA erkend derde land CCP. Zo ja, dan vragen deze leden of het ook hierbij niet
overwogen zou moeten worden om de concentratierisico’s buiten de EU CCP «zwaarder»
te beoordelen dan binnen de EU CCP.
De concentratierisico’s waar banken en beleggingsondernemingen rekening mee moeten
houden zijn erop gericht dat er geen onevenredig groot aandeel van de clearingdiensten
die een dergelijke marktpartij afneemt bij (één) specifieke CCP(»s) is neergelegd.
Als marktpartijen clearen maakt het over het algemeen voor de risicobeheersing niet
uit of dat bij een EU CCP is of bij een erkende derde land CCP. Indien risico’s buiten
de EU zwaarder beoordeeld zouden worden, zou dat concentratierisico’s in de hand kunnen
werken, doordat marktpartijen hun clearing gaan verplaatsen naar EU CCP’s. Omdat niet
alle EU CCP’s alle diensten aanbieden, kan als gevolg daarvan juist een nieuw concentratierisico
ontstaan doordat er geen spreiding plaatsvindt
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier