Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het onderzoek en plan van aanpak fiscale regelingen (Kamerstuk 32140-140)
32 140 Herziening Belastingstelsel
Nr. 149 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 maart 2023
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris
van Financiën over de brief van 20 september 2022 inzake het onderzoek en plan van
aanpak fiscale regelingen (Kamerstuk 32 140, nr. 140).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 2 februari 2023. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
Vraag 1
Is het mogelijk om de algemene heffingskorting koopkrachtneutraal af te schaffen middels
bijvoorbeeld verlaging -en verhoging- van tarieven in de inkomstenbelasting?
Antwoord op vraag 1
Dit is tot op zekere hoogte mogelijk, maar er ontstaat wel een probleem bij AOW-gerechtigden.
De algemene heffingskorting (AHK) bedraagt € 3.070 in 2023. Bij een tarief van 36,93%
betekent dit dat een belastingplichtige over de eerste € 8.313 aan inkomen geen belasting
betaalt. Er zou dan dus een eerste schijf moeten worden ingevoerd met een belastingtarief
van 0% en die schijf zou dan moeten lopen tot een inkomen van € 8.313. Daarnaast zouden
in die schijf ook de premies volksverzekeringen op 0% gezet moeten worden. Vanaf dat
inkomen gaat dan een tarief gelden van 36,93% tot aan het afbouwpunt van de AHK (€ 22.662).
Voor inkomens van € 22.662 tot € 73.031 moet het tarief dan toenemen met 6,095% (naar
43,025%). Dit is het afbouwpercentage van de AHK. Het toptarief van 49,5% dat geldt
vanaf € 73.031 wijzigt niet.
Qua inkomenseffecten zit het probleem in de afbouw van de AHK. Voor AOW-gerechtigden
bouwt de AHK af met 3,141%, terwijl zij dan wel geconfronteerd worden met een tariefsverhoging
van 6,095% conform de hierboven beschreven aanpassing van de tariefstructuur. Hierdoor
ontstaat een extra opbrengst die eventueel wel gebruikt zou kunnen worden om de inkomenseffecten
voor AOW-gerechtigden te dempen. Dit kan bijvoorbeeld door de ouderenkorting te verhogen
en/of langzamer af te bouwen. Dit zal niet voor iedereen precies neutraal uitkomen.
Daarnaast geldt nu nog dat de AHK volledig uitbetaalbaar is tegen partnerinkomen voor
belastingplichtigen die geboren zijn voor 1 januari 1963. Dit voordeel zou verdwijnen
als de AHK wordt afgeschaft en in de tarieven wordt versleuteld.
Een simpelere variant zou zijn om alleen de afbouw van de AHK om te zetten in de tarieven.
De AHK blijft dan wel bestaan en het budgettair belang van de regeling wordt groter,
omdat ook hogere inkomens dan weer recht krijgen op de AHK. Er hoeft dan echter geen
nieuwe tariefschijf ingevoerd te worden met een tarief van 0%. Wel kent deze variant
dezelfde problemen voor wat betreft de inkomenseffecten voor AOW-gerechtigden.
Vraag 2
Kennen andere landen een soortgelijke regeling als de arbeidskorting? Zouden de doelen
die de arbeidskorting ook kunnen worden behaald op een andere manier?
Antwoord op vraag 2
Ja, zo kennen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk soortgelijke regelingen vormgegeven
als heffingskorting.1 Het doel van de arbeidskorting is het stimuleren van arbeidsparticipatie en daarmee
samenhangend, het verkleinen van de armoedeval. Beide doelen kunnen op alternatieve
wijze worden behaald, bijvoorbeeld door het verlagen van de uitkeringen of een alternatieve
afbouw van inkomensafhankelijke regelingen. Wel is het zo dat dergelijke alternatieven
ongetwijfeld gepaard gaan met inkomenseffecten, budgettaire effecten en/of een verandering
van de prikkel om te werken.
Vraag 3
Welke fiscale regelingen, al dan niet in de winstsfeer, komen deels of helemaal terecht
bij bedrijven die in het algemene tarief van de vennootschapsbelasting (vpb) vallen?
Kan ook worden vermeld hoe groot dat deel is?
Antwoord op vraag 3
Onderstaande tabel geeft de grootste fiscale regelingen weer die terecht komen bij
bedrijven die in het algemene tarief van de Vpb vallen. Omdat 2019 het meest recente
jaar is waarover volledige aangiftedata beschikbaar is, wordt hier over dat jaar gerapporteerd.
In dat jaar viel de winst boven de € 200.000 onder het algemene tarief van de Vpb.
Totaal budgettair beslag in de Vpb (2019)
% bij bedrijven die in het hoge tarief vallen
Laag vpb-tarief
1.400 mln
43%
Innovatiebox
1.842 mln
99,6%
Liquidatieverliesregeling
740 mln
95%
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
154 mln
44%
EIA/MIA
121 mln
82%
Vraag 4
Wat wordt bedoeld met de opmerking dat het verhogen van de arbeidskorting zijn grens
heeft bereikt?
Antwoord op vraag 4
In het onderzoek naar fiscale regelingen wordt niet geconcludeerd dat het verhogen
van de arbeidskorting zijn grens heeft bereikt. In algemene zin geldt dat de arbeidskorting
de afgelopen jaren beleidsmatig flink verhoogd is. Ondanks dat kunnen verreweg de
meeste belastingplichtigen de arbeidskorting nog gewoon tegen het eigen inkomen verzilveren.
In die zin kan de arbeidskorting dus nog steeds ingezet worden om de lasten op arbeid
te verlagen. In hoeverre verdere verhogingen leiden tot extra arbeidsaanbod is een
andere vraag die meegenomen wordt in de evaluatie van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting
die is voorzien voor 2023.
Vraag 5
In hoeverre is het voor gewone mensen mogelijk om de financiële gevolgen van meer
werken in te schatten? Werken prikkels als de arbeidskorting en de IACK (Inkomensafhankelijke
combinatiekorting) in dat geval wel?
Antwoord op vraag 5
De arbeidskorting en de IACK verlagen de lasten op arbeid. In geval van de arbeidskorting
zien mensen dit maandelijks op hun loonstrookje. Zij zullen daarbij niet expliciet
naar de arbeidskorting kijken, maar de effecten op het netto-inkomen van werkenden
zijn wel substantieel. Als de arbeidskorting niet zou bestaan, dan houdt een werkende
met een modaal inkomen in 2023 ruim € 400 minder over per maand. Voor de IACK geldt
dit effect in mindere mate, omdat deze heffingskorting niet in de loonheffing zit.
Werkenden met recht op de IACK ontvangen deze heffingskorting wel maandelijks als
zij voorlopige aangifte doen. Als zij dit niet doen, dan zien ze pas bij de definitieve
aangifte dat ze nog een extra heffingskorting krijgen.
Daarnaast verlagen deze twee heffingskortingen de marginale belastingdruk voor werkenden
met een inkomen tot ongeveer € 38.000. Dit betekent dat werkenden tot aan het genoemde
inkomen meer overhouden van een extra verdiende euro dankzij deze heffingskortingen.
De marginale druk is voor veel belastingplichtigen niet inzichtelijk als gevolg van
de complexe vormgeving van het stelsel van belastingen, heffingskortingen en toeslagen.
Als gevolg van die complexiteit zal de prikkel die uitgaat van deze heffingskortingen
minder groot zijn dan wanneer de marginale druk voor iedereen inzichtelijk en begrijpelijk
is. Wel bestaan er tools, zoals bijvoorbeeld de werkzorgberekenaar van het Nibud of de werkurenberekenaar, waarmee werkenden (met kinderen) hun marginale druk kunnen berekenen. Daarnaast
merkt een werkende ook wat het netto verschil op het loonstrookje is wanneer deze
een loonsverhoging krijgt of meer of minder uren gaat werken. Iemand die minder uren
gaat werken en er veel in inkomen op achteruit gaat, zal eerder geneigd zijn om later
toch weer meer uren te gaan werken.
Vraag 6
Wat bedoelt het kabinet precies met regelingen die bijdragen aan het maatschappelijk
belang en wat voor beoordelingskader houdt het kabinet daarvoor aan?
Vraag 18
Kunnen de in de brief genoemde criteria om tot een gerichte aanpak te komen verder
worden uitgewerkt en toegelicht?
Vraag 19
Op basis van welke specifieke criteria wordt beoordeeld dat een beleidsdoel niet meer
actueel is? Welke spelers en stakeholders zijn bij deze beoordeling betrokken?
Vraag 21
Op basis van welke specifieke criteria worden complexiteit, handhaafbaarheid, uitlegbaarheid
en doenvermogen beoordeeld? Welke spelers en stakeholders zijn bij deze beoordeling
betrokken?
Vraag 35
Welke beleidsdoelen worden bij de evaluatie gehanteerd als zijnde «actueel»? Kan hiervan
een uitputtende lijst gegeven worden in een separate brief?
Vraag 38
Kan er een indeling worden gemaakt van de regelingen die ten behoeve van de uitvoering
voor de Belastingdienst van zeer complex, complex, tot (relatief) simpel uitvoerbaar
te kenschetsen zijn? Kan het kabinet hetzelfde doen voor het doenvermogen van burgers
en bedrijven, dus hoe complex of hoe gemakkelijk het voor burgers of bedrijven is
om een regeling te gebruiken? Gelieve dit te doen in tabel- of grafiekvorm.
Vraag 44
Wat verstaat het kabinet onder «fiscale regelingen die bijdragen aan het maatschappelijk
belang»?
Vraag 45
Welke huidige fiscale regelingen acht het kabinet van maatschappelijk belang ondanks
een negatieve beoordeling?
Vraag 46
Zijn er fiscale regelingen die een positieve beoordeling hebben, maar waarvan het
kabinet van mening is dat die alsnog geen maatschappelijk belang dienen? Zo ja, welke?
Antwoord op vraag 6, 18, 19, 21, 35, 38 en 44 t/m 46
Maatschappelijk belang bevat een subjectieve component, maar wordt in dit traject
zo goed als mogelijk geobjectiveerd door gebruik te maken van de verschillende criteria
en regelingen hierop te beoordelen. Over de uitkomsten hiervan wordt de kamer voor
de zomer geïnformeerd. De criteria betreffen in ieder geval onderbouwing voor overheidsingrijpen,
doeltreffend- en doelmatigheid, complexiteit voor de uitvoering en handhaving en doenlijkheid
en uitlegbaarheid voor de belastingplichtige. De beoordelingen van doeltreffend- en
doelmatigheid zijn veelal al in een eerder stadium geïnventariseerd en gerangschikt
naar overtuigend positief, discutabel of negatief (tenzij niet geëvalueerd). Bij overheidsingrijpen
wordt in ieder geval gekeken of er sprake is van markt- of overheidsfalen, of de regeling
primair raakt aan herverdeling van welvaart of dat de regeling is ingevoerd om uitvoeringstechnische
redenen. Dit sluit ook aan bij de richtlijnen die in het Integraal Afwegingskader
(IAK) voor nieuw beleid worden gehanteerd.2 Daarbij kan het zo zijn dat er een goede onderbouwing was bij invoering van een fiscale
regeling, maar dat dit tegenwoordig niet of minder relevant is (beleidsdoel is niet
meer «actueel»). De actuele beleidsdoelen waaraan getoetst wordt zijn gebaseerd op
bijlage 10 van de Miljoenennota. Complexiteit en handhaafbaarheid worden beoordeeld
in samenwerking met de Belastingdienst. Daarbij wordt gekeken naar de impact van (afschaffing
van) fiscale regelingen op IV, massale processen, communicatie en dienstverlening,
toezicht en bezwaar en beroep. Doenvermogen wordt in samenwerking met gedragsexperts
beoordeeld op vergelijkbare wijze met hoe dit bij nieuwe maatregelen gebeurt, namelijk
via een set vragen die een inschatting geven van de verwachte impact op doenvermogen
(de doenvermogenscan). Daarbij is ook oog voor de uitlegbaarheid/transparantie van
regelingen. Voor de uitvoeringsgevolgen en doenlijkheid (maar ook de andere criteria)
geldt dat de scores op basis van een likertschaal worden ingevuld (variërend van 3-punts-
tot 5-puntsschalen).
Vraag 7
Voor de zomer van 2023 komt het kabinet met resultaten van het onderzoek waar de grootste
winst in vereenvoudiging zit, maar hoe hangt dit samen met de timing van evaluaties
van regelingen zoals vermeld in de bijlage?
Vraag 33
Waarop wordt gedoeld met het «conform begrotingsregels» evalueren van fiscale regelingen?
Vraag 43
Welke mechanismen zijn er om het afschaffen van ondoelmatige fiscale regelingen te
faciliteren?
Antwoord op vraag 7, 33 en 43
In het onderzoek worden fiscale regelingen beoordeeld op een aantal criteria en op
basis daarvan worden indien daar aanleiding toe is vervolgstappen genomen. Voor de
evaluaties van fiscale regelingen die deze kabinetsperiode tot stand komen geldt dat
bij een negatief oordeel het uitgangspunt is om deze regeling af te schaffen of te
versoberen. Als uit de evaluatie blijkt dat een fiscale regeling beter aan de uitgavenzijde
kan worden vormgegeven, is het uitgangspunt om de fiscale regeling conform de aanbeveling
te verplaatsen. Indien de wens is om deze fiscale regeling toch te handhaven, dient
de Minister op wiens begroting de regeling staat de reden hiervoor toe te lichten
in de ministerraad. Het kabinet dient dan ook in een kabinetsreactie aan uw Kamer
expliciet in te gaan waarom de regeling niet wordt afgeschaft. Dat is expliciet vastgelegd
in de nieuwe begrotingsregels3 van dit kabinet. Daarnaast is benoemd dat fiscale regelingen worden geëvalueerd volgens
een evaluatieprogrammering die in de Miljoenennota en begrotingen wordt gepubliceerd.
Het kan in aanvulling op dit reguliere proces zo zijn dat de beoordelingen in het
onderzoek in het kader van de aanpak van fiscale regelingen aanleiding geven om bepaalde
aspecten nader te bekijken in evaluaties die nog opgestart gaan worden.
Vraag 8
In hoeverre betrekt het kabinet eerder uitgevoerde onderzoeken naar verbeterings-
of vereenvoudigingsopties bij het onderzoek en in hoeverre onderzoekt het kabinet
ook nieuwe opties voor verbetering/vereenvoudiging van bepaalde regelingen?
Antwoord op vraag 8
Het kabinet zal gebruik maken van eerdere onderzoeken naar verbeterings- en vereenvoudigingsopties,
zoals het bouwstenenrapport voor vereenvoudiging van het belastingstelsel4. Doordat dit traject ook een brede, nieuwe inventarisatie betreft van fiscale regelingen
zullen ook nieuwe mogelijkheden naar voren komen voor verbetering en vereenvoudiging.
Vraag 9
Is het kabinet voornemens ook al met concrete opties voor vereenvoudiging te komen
in 2023 of ziet het onderzoek vooral op een structurering van het verdere proces?
Antwoord op vraag 9
Het kabinet zal waar mogelijk al met concrete opties komen voor vereenvoudiging. De
eerste aandacht gaat nu uit naar een goede analyse, waarbij fiscale regelingen aan
de hand van de genoemde criteria zullen worden beoordeeld. Op basis van de uitkomsten
van deze weging, van een brede dialoog met experts, stakeholders en uw Kamer zal het
kabinet een voorstel voorbereiden.
Vraag 10
In hoeverre betrekt het kabinet interne ervaringen, bijvoorbeeld van de Belastingdienst,
bij het onderzoek voor welke regelingen het meeste tijd en capaciteit kosten en waar
vereenvoudiging het meest wenselijk zou zijn om de druk op de Belastingdienst te verlichten?
Vraag 24
Welke in de brief genoemde «inhoudelijke verdiepingsslagen» om dichterbij aanpassingen
te komen zijn nog nodig? En waarom? Hoe worden deze opgevolgd? Waar en bij wie wordt
deze informatie ingewonnen? Worden wetenschappers en ondernemersorganisaties hierbij
betrokken?
Antwoord op vraag 10 en 24
De inhoudelijke verdiepingsslagen zien op meerdere onderdelen. Zo zal de inventarisatie
en beoordeling van regelingen aan de hand van de genoemde criteria in sommige gevallen
tot nieuwe inzichten leiden. In sommige gevallen zullen nieuwe informatielacunes boven
water komen, wat dan weer kan leiden tot aanvullend onderzoek. Ten slotte zal in het
geval dat regelingen afgeschaft of aangepast moeten worden, nader gekeken moeten worden
naar de gevolgen. Deze informatie wordt samen met de Belastingdienst in kaart gebracht.
Ervaringen van de Belastingdienst met regelingen die relatief veel tijd en capaciteit
kosten worden meegenomen in het onderzoek. Daarnaast worden gedurende het traject
beleidsdepartementen, experts, wetenschappers en ondernemersorganisaties betrokken.
Vraag 11
In hoeverre geeft het kabinet voorrang aan regelingen waar de risico’s op misbruik
het grootst zijn?
Antwoord op vraag 11
Signalen van regelingen met een hoog risico op misbruik worden meegenomen in de integrale
beoordeling. Naast dit onderzoek is er ook een traject dat kijkt naar belastingconstructies,
daaronder vallen ook fiscale regelingen die zich hiervoor lenen.
Vraag 12
Wil het kabinet bij huidige regelingen waarvan de doeltreffendheid en doelmatigheid
vanwege gebrek aan empirisch bewijs niet kan worden vastgesteld alsnog stappen nemen
om dergelijk bewijs te verzamelen, zodat een goed oordeel kan worden geveld of een
regeling overbodig is of niet?
Vraag 17
Door welke partijen worden evaluaties doorgaans uitgevoerd en welke perspectieven
worden daarbij betrokken?
Vraag 20
Op basis van welke specifieke criteria worden doeltreffendheid en doelmatigheid beoordeeld?
Welke spelers en stakeholders zijn bij deze beoordeling betrokken?
Antwoord op vraag 12, 17 en 20
Doeltreffendheid en doelmatig van regelingen kan vastgesteld worden op basis van bestaande
evaluaties en onderzoeken. Deze evaluaties worden doorgaans door externe onderzoeksbureaus
uitgevoerd, waarbij in ieder geval de doeltreffend- en doelmatigheid worden onderzocht
en in veel gevallen ook de uitvoering. Hierbij wordt ook bij iedere evaluatie het
toetsingskader fiscale regelingen doorlopen, waarbij onder meer gekeken wordt naar
onderbouwing voor overheidsingrijpen en of het fiscale instrument daarvoor het meest
geschikt is. Recentelijk zijn bijvoorbeeld de aftrek specifieke zorgkosten geëvalueerd
door Dialogic in samenwerking met Significant APE en de bijzondere regelingen in de
BPM en MRB door SEO Economisch Onderzoek. Voor veel regelingen kan de doeltreffendheid
en doelmatigheid niet kwantitatief worden vastgesteld vanwege bijvoorbeeld gebrek
aan empirisch bewijs of omdat een regeling te generiek is. Ook wanneer niet hard de
doeltreffend- en doelmatigheid is vastgesteld kunnen er redenen zijn om de regeling
af te schaffen of aan te passen, bijvoorbeeld omdat het doel achterhaald is of omdat
het voor de uitvoering complex is. Waar relevant zullen vervolgonderzoeken plaatsvinden
om bepaalde aspecten beter in beeld te krijgen zoals de doeltreffend- en doelmatigheid.
Vraag 13
Welke maatschappelijke partijen en experts worden betrokken bij de concrete invulling
van de aanpak fiscale regelingen?
Vraag 14
Wat voor maatschappelijke partijen en experts is het kabinet van plan te betrekken
bij het belichten van de regelingen vanuit verschillende perspectieven en wil het
kabinet daarbij een zo breed mogelijk spectrum betrekken waaronder sectoren die van
de regeling gebruik maken, uitvoeringsexperts, fiscalisten van advieskantoren, fiscale
wetenschappers (juristen en economen) en die ook mee laten denken over mogelijkheden
tot aanpassing daar waar relevant?
Antwoord op vraag 13 en 14
In mijn brief heb ik aangekondigd dat ik graag de dialoog aan ga met uw Kamer en ook
met maatschappelijke partijen, experts en stakeholders. Vroegtijdige en brede betrokkenheid
kan zeer waardevol zijn om de gewenste slag te maken. Eind vorig jaar zijn al een
aantal (ambtelijke) bijeenkomsten georganiseerd met experts en stakeholders om deze
dialoog te faciliteren, ook de komende tijd zullen nog gesprekken plaatsvinden. Ook
zal begin dit jaar een internetconsultatie worden gehouden waarin ook de mogelijkheid
wordt geboden aan partijen om mee te denken met het vervolg. Op deze wijze kan de
betrokkenheid zo breed en concreet mogelijk worden vormgegeven en geeft daarmee ook
geïnteresseerde «meedenkers» de gelegenheid om te reageren en mee te denken.
Vraag 15
Wordt bij effectiviteit van regelingen ook gekeken naar een perspectief van internationale
concurrentie, zoals wat andere landen aan vergelijkbare regelingen hebben?
Vraag 30
Op welke wijze wordt een gelijk fiscaal speelveld betrokken bij de beoordeling?
Vraag 31
Is concurrentievoordeel of -nadeel los van het objectieve effect van een regeling
een factor in het afwegingskader?
Antwoord op vraag 15, 30 en 31
Eén van de criteria betreft de onderbouwing voor overheidsingrijpen, die mogelijk
ook gevonden kan worden in een internationaal gelijk speelveld. Ik merk daarbij op
dat een internationaal gelijk speelveld ook kan worden bevorderd door internationale
harmonisatie of buiten de fiscaliteit, zoals via subsidies.
Vraag 16
Wat zijn de voordelen van een subsidie ten opzichte van een fiscale regeling?
Antwoord op vraag 16
Een subsidieregeling is budgettair geplafonneerd, waarbij een verhoging van het budget
onderdeel is van de budgettaire besluitvorming. Fiscale regelingen betreffen in de
regel openeinderegelingen. Dat bekent dat het gebruik – en daarmee de budgettaire
kosten – na invoering niet zijn gemaximeerd en ook pas achteraf op basis van de definitieve
aangiften kunnen worden vastgesteld. Schommelingen in deze kosten hoeven tevens niet
te worden gedekt, tenzij sprake is van een beleidsmatige aanpassing5. Subsidieregelingen genieten daarmee de voorkeur vanuit zowel het principe van budgettaire
beheersing als integrale afweging over de begroting. Subsidies kunnen ook gerichter
ingezet worden doordat je specifieke voorwaarden kunt formuleren of doordat je via
rangschikking de subsidie kan verstrekken aan de beste binnengekomen voorstellen.
Daarnaast maken fiscale regelingen het belastingstelsel (uitvoeringstechnisch)complex
en minder transparant, wat het stelstel tevens gevoelig maakt voor constructies en
deelbelangen. Ten slotte is de verantwoordelijkheid bij subsidies duidelijker dan
bij fiscale regelingen, waar er vaak een gedeelde verantwoordelijkheid is tussen het
Ministerie van Financiën en het beleidsdepartement. Er zijn ook voordelen aan fiscale
regelingen. Zo kan het bijvoorbeeld uitvoeringstechnisch efficiënter zijn om een regeling
in te passen in de bestaande fiscale structuur in plaats van het optuigen van een
nieuwe subsidie als de betreffende belasting goed aansluit bij de doelgroep. Daarnaast
zal over het algemeen ook bij veel meer gebruik dan verwacht een fiscale regeling
niet gedurende het jaar stopgezet worden, wat meer zekerheid biedt voor de doelgroep
dan bij subsidies.
Vraag 22
Wanneer en op basis van specifiek welke afwegingen wordt een regeling afgeschaft?
Wanneer wordt een regeling versoberd en wanneer aangepast of verbeterd? Welke spelers
en stakeholders zijn bij deze beoordeling betrokken?
Vraag 23
Wat is het exacte beslismodel ten aanzien van bovenstaande punten?
Vraag 25
Hoe wordt het in de brief genoemde «maatwerk» (omzetten subsidie of versobering) straks
beoordeeld?
Vraag 36
Zijn de genoemde criteria in de brief cumulatief om tot eventuele afschaffing te komen?
Vraag 37
Op welke wijze verhouden de criteria zich tot elkaar qua relevantie en weging in de
beoordeling?
Antwoord op vraag 22, 23, 25, 36 en 37
Bij de beoordeling wordt als eerste gekeken naar regelingen die negatief zijn geëvalueerd.
Dit zijn regelingen die bewezen ineffectief dan wel ondoelmatig zijn en verdienen
daarom prioriteit in de afweging. Niettemin kunnen ook regelingen die niet overtuigend
negatief zijn geëvalueerd geselecteerd worden voor aanpassing op basis van de scores
op andere criteria zoals complexiteit in de uitvoering of onderbouwing overheidsingrijpen.
Verder staat vast dat hoe slechter een regeling scoort op de verschillende criteria,
hoe kleiner de kans dat deze maatschappelijk van belang is en hoe meer reden er is
om de regeling te herzien. De beoordelingen op basis van de criteria zullen een eerste
indicatie moeten geven welke vervolgstappen voor de hand liggen. Vervolgens zal per
regeling worden bezien wat de juiste vervolgaanpak is en hoe dit geconcretiseerd kan
worden. Eerdere evaluatie-uitkomsten kunnen hier bijvoorbeeld ook richting aan geven.
Afhankelijk van de beoordeling zal een dialoog worden gevoerd met betrokkenen.
Vraag 26
Hoe worden vrijgevallen middelen bij afschaffing of versobering van een fiscale regeling
ingezet? Worden deze, al dan niet binnen hetzelfde domein, ingezet als lastenverlichting?
Vraag 27
Op welke wijze is voorgenomen om regelingen die worden afgeschaft af te bouwen om
abrupte (inkomens)effecten te voorkomen?
Vraag 28
Is de doelstelling van het kabinet om vereenvoudiging budgetneutraal door te voeren
Vraag 47
Indien een bepaalde fiscale regeling wordt afgeschaft, wordt dan de heffing van belastingen
(al dan niet in hetzelfde domein) dienovereenkomstig verlaagd?
Antwoord op vraag 26, 27, 28 en 47
Het doel van de vereenvoudigingsoperatie is om te komen tot een simpeler, eerlijker
en transparanter belastingstelsel. De budgettaire opbrengst is daarbij van secundair
belang. Daarom wordt er ook naar budgettair kleinere regelingen gekeken. Tegelijkertijd
is er een taakstelling voor belastingconstructies en fiscale regelingen opgenomen
in de Miljoenennota 2023 (Kamerstuk 36 200), waarin het kabinet tevens de ambitie uitspreekt om de lasten op arbeid te verlichten.
De vraag hoe wordt omgegaan met vrijgevallen middelen en of een (gerichte) terugsluis
logisch is hangt af van de beoordeling van een specifieke regeling en betreft daarmee
maatwerk. Zo heeft het omzetten van een fiscale regeling in een subsidie een ander
budgettair effect en rationale dan het versoberen of afschaffen van een regeling.
Indien regelingen afgeschaft worden zal gekeken worden naar de gevolgen hiervan. Afhankelijk
van die uitkomsten kan bepaald worden hoe afschaffing en eventuele afbouw (eventueel
met overgangsrecht) eruit komt te zien, ook in samenhang met eventuele compenserende
maatregelen.
Vraag 29
Hoe verhoudt de ontwikkeling van de budgettaire kosten van fiscale regelingen buiten
de grote drie regelingen over de afgelopen 20 jaar zich tot andere OESO-landen?
Antwoord op vraag 29
Een goede internationale vergelijking van het budgettaire beslag van fiscale regelingen
tussen landen is lastig bij een gebrek aan goede data. Zo hanteren landen verschillenden
definities van fiscale regelingen en ook verschillende rapportagedrempels. Gegeven
deze beperkingen is in het onderzoek fiscale regelingen een vergelijking gemaakt van
het budgettaire beslag tussen Nederland en het gemiddelde van hoge inkomenslanden
op basis van de Global Tax Expenditures Database (GTED). In onderstaande figuur is
het budgettair beslag uitgedrukt als percentage van het bbp en zijn de Nederlandse
cijfers met en zonder correctie voor heffingskortingen en de fiscale behandeling van
pensioen weergegeven. De correctie is nodig voor de vergelijkbaarheid, vanwege het
grote budgettaire belang van deze regelingen en omdat deze in andere landen doorgaans
niet als belastinguitgaven aangemerkt worden.
Van 2000 tot 2008 is (de ontwikkeling van) het budgettair beslag van Nederland vrijwel
gelijk aan het gemiddelde van de hoge inkomenslanden. Na 2008 loopt de geschatte derving
voor Nederland op, terwijl het gemiddelde van de hoge inkomenslanden relatief stabiel
blijft. De stijging voor Nederland wordt vooral verklaard door de introductie van
nieuwe fiscale regelingen sinds 2008 en de uitbreiding van de reikwijdte van de monitoring.
Overigens hebben ook de (asymmetrische) conjuncturele ontwikkeling, de conjunctuurgevoeligheid
van de fiscale regelingen, en veranderingen in de primaire heffingsstructuur effect
op de ontwikkeling – en daarmee de vergelijking – van de geschatte belastingderving
in onderstaande figuur.
Figuur: budgettair beslag fiscale regelingen als percentage van het bbp
Bron: GTED database; (teruggelegde) bijlage 9 en lange reeksen CEP2022 voor NL
Vraag 32
Op welke wijze wordt het kabinetsstreven voor een stabiel fiscaal vestigingsklimaat
geborgd in de belangenafweging en beoordeling rondom regelingen?
Antwoord op vraag 32
Voor al het nieuwe overheidsbeleid geldt dat vooraf zo veel mogelijk wordt stilgestaan
bij de verwachte (bij)effecten. Het kabinet zet in op continuïteit in fiscale wetgeving
en op een stabiel fiscaal vestigingsklimaat. Bij besluitvorming over fiscale maatregelen
zal het kabinet de effecten op het vestigings- en ondernemingsklimaat zo veel mogelijk
meewegen.
Vraag 34
Op welke wijze vindt de beoordeling «kritischer» plaats ten opzichte van eerdere evaluaties?
Antwoord op vraag 34
Het betreft hier geen evaluatie maar een inventarisatie en beoordeling. De bestaande
informatie vormt het uitgangspunt. Dit traject heeft een duidelijk doel, namelijk
het afschaffen of aanpassen van negatief beoordeelde regelingen ten gunste van een
eenvoudiger belastingstelsel en gezonde overheidsfinanciën. Dit traject legt een zo
goed mogelijke basis hiervoor. Voor de zomer van 2023 komt het kabinet met de resultaten
van dit onderzoek en met concrete voorstellen om verdere stappen te zetten in de aanpak
van fiscale regelingen en vereenvoudiging van het fiscale stelsel.
Vraag 39
Wat verstaat het kabinet onder «brede dialoog toekomst fiscale regelingen»?
Antwoord op vraag 39
Onder brede dialoog wordt verstaan dat bij de aanpak «toekomst fiscale regelingen»
in een vroegtijdig stadium zowel experts, als maatschappelijke partijen en stakeholders
zullen worden betrokken. Vroegtijdige en brede betrokkenheid kan zeer waardevol zijn
om de gewenste slag te maken. Binnenkort wordt een internetconsultatie gehouden, waardoor
betrokkenheid zo breed en concreet mogelijk worden vormgegeven.
Vraag 40
Waarom heeft het kabinet gekozen voor afschaffing van de middelingsregeling, terwijl
deze als «beperkt effectief en efficiënt» is geclassificeerd, terwijl andere regelingen
veel negatiever zijn geëvalueerd?
Antwoord op vraag 40
Uit de evaluatie van de middelingsregeling is gebleken dat deze beperkt doeltreffend
en doelmatig is. Daarnaast speelt specifiek voor de middelingsregeling mee dat door
invoering van het twee-schijvenstelsel de doeltreffendheid van de regeling aanzienlijk
is beperkt. Om nog van de middelingsregeling gebruik te kunnen maken geldt daardoor
namelijk in de regel dat het inkomen in ten minste één van de drie jaren deels in
de hoogste schijf (2022: meer dan € 69.398) dient te vallen.
Vraag 41
Waarom wordt de landbouwvrijstelling opnieuw geëvalueerd, terwijl hierover al is geconcludeerd
dat het oorspronkelijke doel niet langer relevant is?
Antwoord op vraag 41
Zoals eerder aangeven bij de Algemene Politieke Beschouwingen (Handelingen II 2022/23,
nr. 3, item 7), de Algemene Financiële Beschouwingen (Handelingen II 2022/23, nr. 9, item 11) en bij de behandeling van het Belastingplan 2023 (Handelingen II 2022/23, nr. 20, item 10) wordt de landbouwvrijstelling in 2023 geëvalueerd. De landbouwvrijstelling wordt
geëvalueerd om inzicht te krijgen in de werking van deze regeling in de context van
het huidige beleid. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de aanbevelingen uit
het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer uit 2021 en de toezegging
van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in reactie op deze aanbevelingen6.
Vraag 42
Helpt het schrappen van fiscale regelingen bij het vrijmaken van capaciteit bij de
Belastingdienst voor hervorming van het stelsel en het doorvoeren van beleidswijzigingen?
Antwoord op vraag 42
Het afschaffen van niet effectieve fiscale regelingen zal tot meer capaciteit bij
de Belastingdienst leiden waardoor er inderdaad meer ruimte moet zijn voor hervormingen
en beleidswijzigingen. Hierbij dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de beschikbare
capaciteit voor aanpassingen in de informatievoorziening (IV) en de beschikbare behandelcapaciteit
van aangiften (toezicht, bezwaar etc.). Het afschaffen van deze regelingen zal in
veel gevallen in eerste instantie IV capaciteit kosten. Het afschaffen van conflictgevoelige
en/of complexe regelingen zal vanaf het jaar dat de behandeling van de aangiften start
waarin deze regelingen niet meer zijn opgenomen leiden tot minder benodigde behandelcapaciteit
van medewerkers.
Vraag 48
Hoeveel nieuwe fiscale regelingen wil het kabinet deze kabinetsperiode introduceren
en hoe verhoudt deze ambitie zich met het vereenvoudigen van het belastingstelsel
en het opruimen van de «fiscale rommelzolder»?
Antwoord op vraag 48
Een belangrijk onderdeel van de kabinetsaanpak is tijdens het besluitvormingsproces
van nieuwe regelingen goed te bezien of andere (niet-fiscale) beleidsinstrumenten
geschikter zijn. En of er echt noodzaak bestaat tot overheidsingrijpen. Het toetsingskader
fiscale regelingen vormt de leidraad bij deze afwegingen. Per 2023 worden drie nieuwe
fiscale regelingen ingevoerd, namelijk het btw-nultarief op zonnepanelen, de uitzondering
van mineraalwater van de verbruiksbelasting alcoholvrije dranken en de vrijstelling
en nultarief ABB op zonnepanelen, zonnecollectoren en windturbines in Caribisch Nederland.
Daarbij is eerstgenoemde juist ingevoerd ten behoeve van vereenvoudiging voor de Belastingdienst.
Voor alle maatregelen is het toetsingskader fiscale regelingen doorlopen. Verder is
het kabinet voornemens deze kabinetsperiode een btw-nultarief op groente en fruit
in te voeren, conform afspraken in het Coalitieakkoord. Ook hierbij zal het toetsingskader
fiscale regelingen doorlopen worden.
Vraag 49
Hoeveel en welke fiscale regelingen is het kabinet voornemens om deze kabinetsperiode
af te schaffen?
Antwoord op vraag 49
Een concrete stap op het gebied van afschaffing zit al in het Belastingplan 2023.
Hiermee worden. een vijftal regelingen afgeschaft: de inkomensafhankelijke combinatiekorting
(IACK), de middelingsregeling, de fiscale oudedagsreserve, de gebruikelijk-loonregeling
voor innovatieve start-ups en de BPM vrijstelling voor bestelauto’s. Verder bevat
het coalitieakkoord het voornemen om deze kabinetsperiode het verlaagd tarief glastuinbouw
en enkele vrijstellingen in de energiebelasting af te schaffen. Naast deze al genomen
stappen is het kabinet voornemens om in 2023 met concrete voorstellen te komen om
fiscale regelingen af te schaffen of te versoberen c.q. aan te passen, op basis van
het onderzoek dat nu plaatsvindt.
Vraag 50
Hoeveel fiscale regelingen, met een negatieve uitvoeringstoets heeft dit kabinet reeds
geïntroduceerd? Kan hiervan per fiscale regeling een overzicht, alsmede het daarmee
samenhangende budgettaire belang, worden verstrekt?
Antwoord op vraag 50
Dit kabinet heeft geen fiscale regelingen geïntroduceerd met een negatieve uitvoeringstoets.
Vraag 51
Hoe is de volgorde van de evaluaties van de fiscale regelingen bepaald?
Vraag 52
Wanneer worden de fiscale regelingen die niet op de evaluatielijst staan geëvalueerd?
Antwoord op vraag 51 en 52
Fiscale regelingen dienen conform de Richtlijn Periodiek Evalueren (RPE) eens in de
vijf jaar geëvalueerd te worden. Deze richtlijn is dan ook in beginsel leidend voor
de evaluatieagenda. Vervolgens is er ook ruimte om de evaluatieagenda strategisch
vorm te geven, waarbij evaluaties ingepland worden op basis van bijvoorbeeld beschikbaarheid
van data, beleidswijzigingen en beleidsmatige relevantie. Dit was een van de aanbevelingen
uit de evaluatiedoorlichting fiscale regelingen die in 2020 met de Kamer is gedeeld.7 Sommige regelingen die niet op de lijst staan zijn recent geëvalueerd en staan daarom
niet op de planning voor de komende jaren. Andere regelingen worden niet geëvalueerd
omdat ze bijvoorbeeld volgen uit de EU verplichtingen of omdat ze een beperkte budgettaire
omvang hebben.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier