Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 275 Regels aangaande een tijdelijke uitwisseling van persoonsgegevens ter identificering van de ouders die gedupeerd zijn als gevolg van problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en geconfronteerd zijn met uithuisplaatsing van kinderen (Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT)
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
            
Ontvangen 18 januari 2023
INHOUDSOPGAVE
blz.
                         
                         
                         
                         
                         
I.
ALGEMEEN
1
                         
                         
                         
                         
                         
1.
Inleiding
1
                         
                         
                         
                         
                         
2.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
5
                         
                         
                         
                         
                         
                         
                         
2.1
Doel van het wetsvoorstel
5
                         
                         
2.2
Inzicht
7
                         
                         
2.3
Ondersteuningsaanbod
10
                         
                         
2.4
Reflectie
12
                         
                         
2.5
Verstrekking van persoonsgegevens
12
                         
                         
2.6
Technische en juridische waarborgen
14
                         
                         
                         
                         
                         
3.
Verhouding tot andere regelgeving
18
                         
                         
                         
                         
                         
4.
Gevolgen en uitvoering
18
                         
                         
                         
                         
                         
5.
Advies en consultatie
19
                         
                         
                         
                         
                         
II.
ARTIKELGEWIJS
20
                         
                         
                         
                         
                         
Artikel 6
20
Artikel 7
21
I. ALGEMEEN
               
1. Inleiding
               
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de opmerkingen en vragen van de leden
                  van de fracties van de VVD, D66, de SP, de ChristenUnie en de SGP. Het stemt tot tevredenheid
                  dat de toonzetting van de inbreng van deze fracties positief is over het regelen van
                  de uitwisseling van persoonsgegevens ter identificering van de ouders die gedupeerd
                  zijn als gevolg van de problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en die
                  tevens geconfronteerd zijn met uithuisplaatsing van kinderen. In deze nota naar aanleiding
                  van het verslag zijn de vragen en opmerkingen uit het verslag integraal opgenomen
                  in cursieve tekst en de beantwoording daarvan in gewone typografie.
               
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de regels aangaande een tijdelijke
                     uitwisseling van persoonsgegevens ter identificering van de ouders die gedupeerd zijn
                     als gevolg van problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en geconfronteerd
                     zijn met uithuisplaatsing van kinderen (Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens
                     UHP KOT) (hierna: het wetsvoorstel). Ouders en kinderen die zijn gedupeerd door de
                     toeslagenaffaire moeten wat deze leden betreft zo snel mogelijk alle passende hulp
                     en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Wanneer kinderen van gedupeerde ouders
                     uit huis zijn geplaatst, heeft de overheid wat deze leden betreft een plicht om een
                     gericht ondersteuningsaanbod te doen, om te bezien welke hulp zij nodig hebben en
                     contact tussen ouders en kinderen waar mogelijk te herstellen. Voornoemde leden stellen
                     met teleurstelling vast dat nog steeds niet alle gedupeerde ouders en kinderen die
                     tevens zijn geconfronteerd met een uithuisplaatsing in beeld zijn gekomen, alle inspanningen
                     ten spijt. Zij stellen nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
                        Zij hebben in eerdere debatten al gevraagd snel met wetgeving te komen om ouders en
                        kinderen die gedupeerd zijn als gevolg van de kinderopvangtoeslag goed te kunnen helpen
                        indien zij ook te maken hebben gehad met een uithuisplaatsing. Het is voor deze leden
                        moeilijk te begrijpen hoe makkelijk gegevens binnen de overheid gedeeld zijn om deze
                        gezinnen schade toe te brengen, maar dat het vervolgens niet mogelijk bleek gegevens
                        te delen om hen te kunnen helpen. Voornoemde leden waarderen het daarom zeer dat de
                        regering deze tijdelijke wet heeft ingediend, zodat in het vervolg deze ouders wél
                        benaderd kunnen worden voor ondersteuning. Deze leden hebben nog vragen over het wetsvoorstel,
                        met name over de bepalingen waarmee gegevens gedeeld kunnen worden ten behoeve van
                        reflectie in de jeugdbeschermingsketen. Ook dat doel onderschrijven de aan het woord
                        zijnde leden, maar zij hebben nog vragen over de wijze waarop dit is afgewogen tegen
                        het belang om de ouders regie te laten houden over hun gegevens en die van hun kinderen.
De leden van de D66-fractie ondersteunen het belang van spoedige invoering van dit
                        wetsvoorstel om ouders en kinderen snel van dienst te kunnen zijn. Wel vragen zij
                        waarom het alsnog ongeveer zeven maanden heeft geduurd nadat in een debat in de Tweede
                        Kamer het lid Van Beukering-Huijbregts (D66-fractie), evenals meerdere andere Kamerleden,
                        specifiek vroegen naar een wetswijziging op dit vlak. In hoeverre heeft het toevoegen
                        van het doel tot reflectie bijgedragen aan de duur van het opstellen van dit wetsvoorstel?
Ik ben het met de aan het woord zijnde leden eens dat het van belang is om ouders
                  zoveel mogelijk regie te laten houden over hun gegevens en om de impact van gegevensdeling
                  zo klein mogelijk te houden. Daarom worden enkel een aantal basisgegevens (burgerservicenummers
                  en geboortedata) van kinderen van gedupeerde ouders gedeeld met de reflecterende organisaties.
                  De ontvangende organisaties beschikken al over de gegevens van deze kinderen vanwege
                  hun uithuisplaatsing. Enkel het feit dat dit kinderen van gedupeerde ouders zijn is
                  nieuwe informatie die de organisaties zullen ontvangen en gebruiken ter reflectie
                  op eigen handelen. In sommige gevallen zal dit al bekend zijn bij de organisaties
                  omdat een ouder daar zelf heeft aangegeven dat hij of zij gedupeerde is. Ik hecht
                  eraan dat koppeling van gegevens zo veilig mogelijk gebeurt en met voldoende waarborgen
                  omkleed is. Zeker in dit geval gaat het om thematiek met grote impact voor betrokkenen
                  en daarom moet de uitvoering zorgvuldig plaatsvinden. Het voorbereiden van het complexe
                  werkproces voor de datakoppeling en (de verwerking van) de adviezen van de betrokken
                  ketenpartners daarover vergde meer tijd dan vooraf voorzien. Het toevoegen van het
                  doel van reflectie heeft hierin geen specifieke rol gehad.
               
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daar
                     nog vragen en opmerkingen over. Hoe weegt de regering de twee hoofddoelen van deze
                     wet, namelijk reflectie binnen de keten van jeugdbescherming en ondersteuning van
                     getroffen ouders? Preciezer nog, kan de regering aangeven wat er nu aan ondersteuning
                     voor ouders beschikbaar komt, die eerder niet beschikbaar kwam?
Ik wil benadrukken dat het wetsvoorstel drie doelen kent, te weten inzicht in de (omvang
                  van de) groep gedupeerde ouders én hun kinderen die te maken hebben (gehad) met een
                  gedwongen uithuisplaatsing, het bereiken van deze ouders met een ondersteuningsaanbod
                  en reflectie op het eigen handelen door de Raad voor de rechtspraak en de gerechten,
                  de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen.
               
Met het wetsvoorstel komt geen ondersteuning beschikbaar die niet al eerder beschikbaar
                  was. Na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel kunnen de betrokken ouders wel gericht
                  geïnformeerd worden over de ondersteuning die reeds beschikbaar is. Over de voortgang
                  van deze ondersteuningsaanpak heb ik u het afgelopen jaar regelmatig geïnformeerd,
                  voor het laatst op 1 november 2022.1
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze
                     leden zijn met de regering van mening dat het met oog op het rechtsherstel en de ondersteuning
                     van gedupeerde ouders van wie kinderen uit huis zijn geplaatst het belangrijk is dat
                     het Ondersteuningsteam inzicht krijgt in de status van ouderen binnen de hersteloperatie
                     kinderopvangtoeslag (KOT). Wel vragen voornoemde leden of dit niet al mogelijk is
                     op basis van bestaande wetgeving, zonder het creëren van de wettelijke basis waar
                     het onderhavige wetsvoorstel in voorziet. De aan het woord zijnde leden menen dat
                     de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Jeugdwet veel ruimte biedt
                     om in het belang van herstel en ondersteuning deze gegevens uit te wisselen. Welke
                     afweging heeft de regering gemaakt om wel voor nieuwe wetgeving te kiezen?
Ik heb onderzocht of het op basis van bestaande wetgeving, binnen het kader van de
                  Jeugdwet of de (U)AVG, mogelijk is om persoonsgegevens van gedupeerden te koppelen
                  aan persoonsgegevens die bekend zijn bij de jeugdbeschermingsorganisaties. Tijdens
                  het debat op 12 mei 2022 en in mijn brieven van 9 mei 20222 en 3 juni 20223 heb ik aangeven dat op dit moment de juridische basis hiervoor ontbreekt. De reden
                  hiervoor is dat er gegevens van verschillende organisaties, zoals de Belastingdienst/Toeslagen
                  en de raad voor de kinderbescherming en de rechtspraak moeten worden gekoppeld. Dit
                  is niet voorzien in de Jeugdwet of andere wetgeving. De AVG vereist wel een grondslag
                  voor de verwerking van persoonsgegevens. Dit wetsvoorstel biedt de noodzakelijke wettelijke
                  grondslag.
               
Ik hecht eraan te benadrukken dat op grond van dit wetsvoorstel geen gegevens zullen
                  worden gedeeld met het Ondersteuningsteam. Het Ondersteuningsteam komt alleen aan
                  deze informatie als een ouder zich bij hen meldt.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven met de Afdeling advisering van
                     de Raad van State (hierna: de Afdeling) het belang van gegevensminimalisering en vertrouwelijkheid.
                     De Afdeling spreekt hierbij van het zodra mogelijk vernietigen én pseudonimiseren
                     van gegevens. Op het tijdig vernietigen van gegevens wordt in de memorie van toelichting
                     ingegaan, op het pseudonimiseren van gegevens niet. Deze leden vragen de regering
                     aan te geven hoe ook het zo snel mogelijk pseudonimiseren van gegevens zijn plek krijgt.
                     Voorts vragen zij of, in lijn met de advisering van de Afdeling, ook bij gegevensdeling
                     die ten doel heeft bij te dragen aan reflectie pseudonimisering kan plaatsvinden.
In mijn brief aan uw Kamer van 3 juni 20224 heb ik mijn voornemen kenbaar gemaakt om gebruik te maken van een techniek die persoonsgegevens
                  gepseudonimiseerd kan koppelen. Uit nader onderzoek bleek echter dat deze techniek
                  niet aansluit bij de bestaande processen van de betrokken organisaties. Gebruik van
                  deze techniek zou tot een onaanvaardbare vertraging van de inwerkingtreding van de
                  wet hebben geleid. Om die reden is er voor gekozen om gebruik te maken van ICT-systemen
                  die wel al passen binnen de huidige werkprocessen; daarin is pseudonimiseren niet
                  mogelijk.
               
Tijdens en na de koppeling wordt de toegang tot de gegevens beperkt tot een zeer klein
                  aantal medewerkers van betrokken organisaties. De lijst met UHP KOT-ouders wordt vervolgens
                  veilig opgeslagen en enkel gebruikt door de Minister voor Rechtsbescherming om de
                  ouders te informeren over het beschikbare hulpaanbod. Als de koppeling van de gegevens
                  is voltooid, ouders zijn geïnformeerd over de beschikbare ondersteuning en de lijst
                  van UHP KOT-kinderen is verstuurd aan de organisaties voor het doen van reflectie,
                  worden alle gegevens gewist die voor de koppeling zijn gebruikt.
               
Dit is eveneens het antwoord op de vragen van de leden van de SGP-fractie onder 2.6.
Ten aanzien van de horizonbepaling in de wet vragen de leden van de ChristenUnie-fractie
                     naar de voortgang in de hersteloperatie KOT die trager verloopt dan gewenst. Is het
                     mogelijk dat, bijvoorbeeld door verdere vertraging in de integrale beoordelingen die
                     ouders de status van gedupeerde verschaft, deze wetgeving eerder afloopt dan dat ouders
                     de status van gedupeerde toegewezen krijgen? Zou het mogelijk zijn dat gedupeerde
                     ouders daardoor buiten deze gegevensdeling vallen? Hoe is de regering voornemens dit
                     te monitoren, om dit, bijvoorbeeld met een verlenging van de horizonbepaling, te voorkomen?
De wet vervalt in beginsel op 1 januari 2025. Dit tijdstip is gekozen omdat een ouder
                  die meent gedupeerd te zijn vóór 1 januari 2024 een aanvraag moet hebben ingediend
                  om in aanmerking te komen voor de Catshuisregeling.5 De wet biedt daarna nog een jaar de mogelijkheid dat de betrokken organisaties de
                  persoonsgegevens verstrekken aan de Minister voor Rechtsbescherming die vervolgens
                  de lijst van UHP KOT-kinderen verstrekt aan de verschillende organisaties. Ik acht
                  dit op dit moment voldoende.
               
Ik volg de ontwikkeling in de brede hersteloperatie en heb hierover regelmatig contact
                  met de Staatssecretaris Toeslagen en Douane. Indien er dringende redenen zijn voor
                  verlenging van de vervaltermijn dan biedt de wet hiervoor een mogelijkheid.6
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
               
2.1 Doel van het wetsvoorstel
               
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de drie doelen van het wetsvoorstel,
                     te weten: het inzicht verkrijgen in de groep ouders die gedupeerde zijn bij de uitvoering
                     van de kinderopvangtoeslag én hun kinderen die te maken hebben (gehad) met een gedwongen
                     uithuisplaatsing, het bereiken van deze groep met een gericht ondersteuningsaanbod
                     en reflectie op het eigen handelen. Ten aanzien van de reflectie lezen voornoemde
                     leden dat deze zal worden uitgevoerd door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK),
                     de gecertificeerde instellingen en de gerechten. Kan de regering per organisatie aangeven
                     hoe deze reflectie concreet plaats zal vinden en hoe doublures worden voorkomen met
                     lopende onderzoeken? Is er overeenstemming met alle geconsulteerde organisaties dat
                     reflectie plaatsvindt, worden er ook afspraken gemaakt over de wijze van reflectie
                     en vindt overleg plaats over de resultaten hiervan? De aan het woord zijnde leden
                     achten het paradoxaal dat reflectie doel van het wetsvoorstel is, maar dat tegelijkertijd
                     in de memorie van toelichting een passage is opgenomen waarin is beschreven dat reflectie
                     geen taak is voor de RvdK, de gecertificeerde instellingen en de gerechten, omdat
                     volgens de regering de genoemde organisaties immers ook nu al de mogelijkheid hebben
                     om te reflecteren op het eigen handelen, zoals alle organisaties dat hebben. Wat is
                     dan de toegevoegde waarde van het doel «reflectie» van het wetsvoorstel?
De rechtspraak, raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen
                  hebben zelf eerder al aangekondigd dat zij zullen reflecteren op hun eigen rol en
                  handelen ten aanzien van gedupeerde gezinnen. Iedere organisatie geeft het eigen reflectietrajecten
                  vorm en is hier zelf verantwoordelijk voor.
               
Zoals ik in mijn brief van 1 november 2022 aan uw Kamer heb aangegeven, zijn de gecertificeerde
                  instellingen een gezamenlijke aanpak aan het ontwikkelen zodat opbrengsten vergeleken
                  en gecombineerd kunnen worden. De raad voor de kinderbescherming is betrokken bij
                  dit traject om mee te denken en ervaringen uit te wisselen. De gecertificeerde instellingen
                  zijn al gestart met de reflectie op zaken waarin een ouder heeft aangegeven gedupeerd
                  te zijn. Vanzelfsprekend zullen de algemene conclusies van de reflecties ook onderling
                  worden gedeeld en besproken om daaruit lessen te trekken.
               
De raad voor de kinderbescherming zal een intern dossieronderzoek uitvoeren op basis
                  van een steekproef. Het onderzoek is gericht op het verkrijgen van meer inzicht hoe
                  problematische schulden mogelijk gezorgd hebben voor onveiligheid in het gezin en
                  een bedreiging gevormd hebben voor de ontwikkeling van de kinderen uit gedupeerde
                  gezinnen. Daarnaast heeft het onderzoek als doel om aanbevelingen te doen hoe de raad
                  voor de kinderbescherming bij een raadsonderzoek meer aandacht kan hebben voor armoede
                  en schulden en welke ondersteuning deze gezinnen nodig hebben om negatieve gevolgen
                  voor het gezinsleven te beperken of voorkomen. De raad voor de kinderbescherming zal
                  de inzichten van dit onderzoek delen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid
                  zodat dit kan worden meegenomen in hervormingen van de jeugdbescherming.
               
De rechtspraak gaat onderzoek doen naar de overwegingen van kinderrechters bij de
                  uithuisplaatsing van kinderen van gedupeerden.7 De onderzoeksresultaten zullen worden gerapporteerd in een openbaar onderzoeksrapport.
                  Het dossieronderzoek staat los van de bredere reflectie waar familie- en jeugdrechters
                  mee bezig zijn en die ziet op de vraag hoe de familie- en jeugdrechter of raadsheer
                  bij de feitelijke uitvoering van haar wettelijke taak die bescherming biedt aan kinderen
                  en (pleeg)ouders in gezags- en omgangskwesties en civiele jeugdbeschermingszaken die
                  het recht hen geeft.
               
Ik zal uw Kamer in de derde voortgangsbrief uithuisplaatsingen kinderopvangtoeslag
                  van mei 2023 nader informeren over de reflectietrajecten.
               
Het klopt dat in het wetsvoorstel geen taak tot reflectie is opgenomen. De betreffende
                  organisaties hebben nu al de mogelijkheid om te reflecteren op het eigen handelen
                  en daarom is een nieuwe wettelijke grondslag hiervoor niet nodig. De betreffende organisaties
                  reflecteren ook nu al op de gegevens die bekend zijn, van bijvoorbeeld ouders die
                  zichzelf gemeld hebben. Daarnaast zouden de betreffende organisaties graag ook de
                  mogelijkheid hebben om te reflecteren op nieuwe informatie die voortkomt uit de gegevensuitwisseling
                  op grond van het wetsvoorstel. Het is daarvoor noodzakelijk om reflectie op te nemen
                  als doel van de gegevensuitwisseling omdat door de uitvoering van dit wetsvoorstel
                  bekend geworden gegevens over gedupeerde ouders van de uithuisgeplaatste kinderen
                  anders niet voor de reflectie gebruikt mogen worden en de organisaties dan niet weten
                  welke dossiers horen bij gedupeerden van het kinderopvangtoeslagschandaal.
               
Dit is eveneens het antwoord op de vragen van de leden van de D66-fractie onder 2.4.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie waarom niet is opgenomen dat ook de Minister
                     voor Rechtsbescherming kan reflecteren op het eigen handelen, zodat bijvoorbeeld de
                     Inspectie Justitie en Veiligheid ook onder het wetsvoorstel wordt gebracht. Kan de
                     regering hierop reflecteren?
De Minister voor Rechtsbescherming heeft geen taak of rol in individuele jeugdbeschermingszaken
                  en is alleen stelselverantwoordelijke voor het stelsel van jeugdbescherming. Het departement
                  heeft dan ook geen persoonsgegevens nodig om te reflecteren op het eigen handelen
                  in individuele zaken. Het ligt dan ook niet in de rede om een grondslag op te nemen
                  voor de uitwisseling van persoonsgegevens met de Minister voor Rechtsbescherming ten
                  behoeve van reflectie. Overigens heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid binnen
                  de bestaande kaders de benodigde gegevens voor hun onderzoek reeds ontvangen.
               
2.2 Inzicht
               
De leden van de VVD-fractie benadrukken dat in veel debatten en schriftelijke overleggen
                     over uithuisgeplaatste kinderen van gedupeerde ouders aandacht is gevraagd voor het
                     «drang»-kader. Weliswaar is er in sommige gevallen geen formele «dwang» uitgeoefend
                     in de zin van een verplichte uithuisplaatsing, maar is er oneigenlijke drang uitgeoefend
                     op ouders om over te gaan tot vrijwillige uithuisplaatsing van kinderen. Op welke
                     wijze voorziet het wetsvoorstel in een grondslag om gegevens uit te wisselen van deze
                     kinderen? Klopt het dat ook deze kinderen in beeld worden gebracht wanneer de koppeling
                     tot stand komt? Zo nee, waarom niet en welke alternatieven zijn overwogen om ook deze
                     groep uithuisgeplaatste kinderen beter in beeld te krijgen?
Met dit wetsvoorstel komt er geen beter inzicht in de groep gedupeerde ouders die
                  te maken heeft (gehad) met een uithuisplaatsing zonder kinderbeschermingsmaatregel
                  omdat hier momenteel geen goede registratie van plaatsvindt. Zoals ik in mijn brief
                  van 1 november 20228 heb vermeld, onderschrijf ik het belang van beter inzicht in deze groep. Er is door
                  de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
                  en Sport en het Ministerie van Justitie en Veiligheid een traject gestart om met de
                  betrokken partners de monitoring van de jeugdzorg structureel te verbeteren. In dit
                  traject zullen ook de gegevens over deze uithuisplaatsingen worden meegenomen.
               
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat door het koppelen
                     van gegevens van de Belastingdienst/Toeslagen, de RvdK, de Raad voor de rechtspraak
                     (Rvdr) en de gerechten en nader dossieronderzoek door de Rvdr, inzicht wordt verkregen
                     in de groep gedupeerde aanvragers met uithuisgeplaatste kinderen of waarvan het gezag
                     is beëindigd. Kan worden toegelicht wat in deze passage wordt bedoeld met «nader dossieronderzoek
                     door de Rvdr»? Waar bestaat dat nader dossieronderzoek uit en wat is het doel daarvan?
De Raad voor de rechtspraak en gerechten registeren alle uithuisplaatsingen. Zij doen
                  dit echter niet allemaal op dezelfde manier. Ook worden alleen aanvragen tot een uithuisplaatsing
                  centraal geregistreerd, maar niet de uitspraak van de rechter. Bij gebruik van de
                  gegevens van de Raad voor de rechtspraak en de gerechten is dus aanvullend onderzoek
                  nodig in de Basisregistratie personen (BRP) om de gegevens te actualiseren en is dossieronderzoek
                  nodig om zeker te weten of de rechter een verzoek tot uithuisplaatsing heeft toegekend.
               
Dit is eveneens het antwoord op de vragen van de leden van de D66-fractie onder 2.2.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de Rvdr en gerechten alle uithuisplaatsingen
                     registreren, maar niet overal op dezelfde manier. Waarom worden alleen aanvragen tot
                     een uithuisplaatsing centraal geregistreerd en de uitspraken van de rechter niet?
Registratie vindt plaats met het oog op de financiering van door de rechtspraak afgehandelde
                  zaken en de voortgang van de procedure. Het doel van de registratie van de zaakstroom
                  «verzoeken tot uithuisplaatsing» is gekoppeld aan de financiering van de rechtspraak
                  op zaaksoorten. Deze registratie heeft niet als doel om de inhoudelijke beslissingen
                  van die zaakstroom in kaart te brengen. Om die reden registreren de gerechten dus
                  wel dat een verzoek tot uithuisplaatsing is gedaan, want voor de behandeling daarvan
                  ontvangt het gerecht financiering, maar niet of het verzoek is toegewezen.
               
De leden van de VVD-fractie brengen in herinnering dat de Minister voor Rechtsbescherming
                     op 9 mei jl. liet weten dat het technisch mogelijk zou zijn om de situaties te identificeren
                     waarin sprake is van samenloop van een uithuisplaatsing in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel
                     en de toeslagenaffaire, door het koppelen van gegevens van de Uitvoeringsorganisatie
                     Herstel Toeslagen (UHT) en die van de jeugdbeschermingsorganisaties. Kan de regering
                     toelichten waarom uiteindelijk niet is gekozen voor deze route? In dezelfde brief
                     liet de Minister weten een eventuele koppeling van gegevens door de overheid eerst
                     nog te bespreken met gedupeerde ouders. Is dat gebeurd, en zo ja, wat vonden de gedupeerde
                     ouders van het wetsvoorstel?
Bij het koppelen van de gegevens van de Uitvoeringsdienst Herstel Toeslagen (UHT)
                  met jeugdbeschermingsorganisaties zouden veel verschillende systemen aan elkaar gekoppeld
                  moeten worden. Dit is complexer en arbeidsintensiever dan een koppeling met de gegevens
                  van de rechtspraak en de raad voor de kinderbescherming.
               
Na het plenaire debat van 12 mei over problemen met uithuisplaatsingen van kinderen
                  was duidelijk dat er in de Kamer bijna unaniem steun was voor het voorzien in een
                  wettelijke basis voor het koppelen van persoonsgegevens om zo gedupeerde ouders gericht
                  te kunnen benaderen. Ook verschillende gedupeerde ouders maakten rond dat debat duidelijk
                  dat ze het – tegen de achtergrond van het koppelen van gegevens rondom de problemen
                  met de kinderopvangtoeslag – moeilijk verteerbaar vonden dat koppelen van gegevens
                  voor een positieve doelstelling (namelijk het informeren van gedupeerden over een
                  hulpaanbod) nu niet zou kunnen. Een specifieke toets van dit wetsvoorstel bij gedupeerde
                  ouders lijkt mij daarom niet van toegevoegde waarde. Wel worden zij betrokken bij
                  de vraag hoe de ondersteuning het beste aan ouders kan worden aangeboden, zoals de
                  inhoud en vormgeving van een brief of website.
               
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering ook nader kan ingaan op het uitwisselen
                     van gegevens in het kader van onderzoek dat de Inspectie JenV uitvoert. De regering
                     liet eerder weten dat het voor de uitvoering van dit onderzoek eveneens nodig is om
                     te voorzien in een duidelijkere grondslag. In dat kader heeft het Centraal Bureau
                     voor de Statistiek (CBS) namens de Inspectie JenV een verzoek ingediend bij de UHT
                     tot het leveren van deze gegevens aan het CBS, maar hiervoor vooralsnog geen toestemming
                     ontvangen. Deze leden lezen niet in het wetsvoorstel dat dit probleem inmiddels is
                     opgelost of dat het wetsvoorstel in een oplossing voorziet. Kan de regering hier een
                     reactie op geven?
Uw Kamer heeft op 1 november 2022 de resultaten van het eerste deelonderzoek van de
                  Inspectie Justitie en Veiligheid ontvangen.9 De UHT heeft hiervoor aan het Centraal Bureau voor de Statistiek een bestand geleverd
                  met daarin personen die op 1 juli 2022 bij UHT geregistreerd stonden als gedupeerd.10 Een grondslag hiervoor in dit wetsvoorstel is dan ook niet nodig.
               
De leden van de D66-fractie begrijpen dat naast het koppelen van de gegevens ook nader
                     dossieronderzoek zal plaatsvinden door de Rvdr. Om wat voor nader dossieronderzoek
                     gaat dit precies? Met welk doel wordt dit onderzoek gedaan en op welke wijze?
Ik verwijs hiervoor naar de eerder gegeven antwoorden op de vragen van de leden van
                  de VVD-fractie onder 2.2.
               
De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat het voorliggend wetsvoorstel alleen
                     betrekking heeft op mensen die zich aangemeld hebben voor herstel kinderopvangtoeslag
                     en waarvan is vastgesteld dat zij gedupeerde zijn. Zo ja, op welke wijze voorziet
                     dit wetsvoorstel dan in de mogelijkheid om inzicht te krijgen in de omvang van de
                     groep ouders die gedupeerd zijn en hun kinderen die te maken hebben (gehad) met gedwongen
                     uithuisplaatsing?
Het wetsvoorstel maakt bij de koppeling van persoonsgegevens onder meer gebruik van
                  de gegevens van gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag. Het gaat daarbij
                  om personen die in aanmerking komen voor een herstelmaatregel op basis van de Wet
                  hersteloperatie toeslagen en daarvoor een aanvraag hebben ingediend of recht hebben
                  op toepassing van een dergelijke herstelmaatregel. Het gaat hier dus om aanvragers
                  van een kinderopvangtoeslag die een eerste toets (de «lichte toets») hebben ondergaan
                  in het kader van de hersteloperatie toeslagen of inmiddels integraal zijn beoordeeld.
                  Op deze manier ontstaat naar verwachting een vergaande mate van inzicht in de groep
                  gedupeerde ouders (met uithuisgeplaatste kinderen). Dit inzicht is mogelijk niet volledig
                  omdat het wetsvoorstel niet strekt tot het verkrijgen van inzicht in de ouders die
                  mogelijk wel gedupeerd zijn, maar als zodanig niet bekend zijn omdat ze geen aanvraag
                  hebben ingediend als bedoeld in de Wet hersteloperatie toeslagen. Ik zie geen mogelijkheden
                  om via een uitbreiding van de datakoppeling het inzicht in deze groep gedupeerde ouders
                  te vergroten.
               
Zo nee, op welke wijze zorgt dit wetsvoorstel ervoor dat gedupeerde ouders die zich
                     om welke reden dan ook niet gemeld hebben, gevonden worden? Tevens vragen deze leden
                     wat dit wetsvoorstel betekent voor gedupeerde ouders en kinderen die te maken hadden
                     met een vrijwillige uithuisplaatsing? Op welke wijze gaat de regering – al dan niet
                     met behulp van dit wetsvoorstel – deze ouders in zicht krijgen en ondersteunen?
Het bieden van (financieel) herstel aan ouders die te maken hebben gehad met de problemen
                  die zijn ontstaan door de kinderopvangtoeslag is een belangrijk onderdeel van de hersteloperatie.
                  Ouders die mogelijk gedupeerd zijn door de problemen met de kinderopvangtoeslag kunnen
                  zich tot en met 31 december 2023 aanmelden bij de UHT. UHT heeft actief contact gezocht
                  met ouders die mogelijk gedupeerd zijn, maar zich niet hebben aangemeld. Na een pilot
                  zijn in 2022 3.600 ouders persoonlijk benaderd door telefonisch contact te zoeken
                  en/of een contactkaart te sturen. Er zijn ook ouders die zich niet willen melden.
                  Over de voortgang wordt gerapporteerd in de periodieke Voortgangsrapportage hersteloperatie
                  toeslagen.
               
Met dit wetsvoorstel komt er geen beter inzicht in de groep gedupeerde ouders die
                  te maken heeft (gehad) met een uithuisplaatsing zónder kinderbeschermingsmaatregel.
                  Ik blijf voor hen inzetten op actieve communicatie over het beschikbare ondersteuningsaanbod
                  via alle betrokken ketenpartners. Uit de cijfers van het Ondersteuningsteam11 blijkt dat al deze inspanningen samen met de berichten over goede ervaringen van
                  ouders met het Ondersteuningsteam een positief effect hebben op het aantal aanmeldingen.
               
In welke scenario’s acht de regering het waarschijnlijk dat het kale feit dat een
                     ouder gedupeerd is in de toeslagenaffaire zal leiden tot een snellere terugplaatsing
                     van het kind? De leden van de SP-fractie willen ervoor waken dat geen valse verwachtingen
                     gewekt worden.
Op het moment dat een besluit tot uithuisplaatsing van een kind wordt genomen is dit
                  noodzakelijk vanwege een onveilige situatie of ernstige ontwikkelingsbedreiging voor
                  het kind. Vaak is er sprake van een opeenstapeling van problemen, zoals huiselijk
                  geweld, verslavingsproblematiek, ernstige gedragsproblematiek, verwaarlozing of structureel
                  schoolverzuim. Een uithuisplaatsing is dan een laatste redmiddel na een doorgaans
                  langdurig traject. Schulden kunnen een rol spelen bij de opstapeling van problemen,
                  maar vormen op zich nooit een zelfstandige reden voor een uithuisplaatsing. Ik acht
                  het daarom niet waarschijnlijk dat de enkele omstandigheid dat een ouder gedupeerd
                  is, leidt tot een snellere terugplaatsing van het kind. Deze beslissing is echter
                  aan de rechter of gecertificeerde instelling.
               
De inzet van hulp tijdens een uithuisplaatsing moet in de eerste plaats gericht zijn
                  op het verbeteren van de situatie in het gezin, zodat een kind weer veilig thuis kan
                  opgroeien en zich daar verder kan ontwikkelen. Het perspectief op thuis wonen kan
                  weer aan de orde zijn als de gronden voor de uithuisplaatsing zijn weggenomen. Met
                  dit wetsvoorstel worden gedupeerden die te maken hebben met een uithuisplaatsing geïnformeerd
                  over de extra hulp en ondersteuning die voor hen beschikbaar is. Deze ondersteuning
                  is onder meer gericht op het verbeteren van de situatie in het gezin maar ook op ondersteuning
                  bij persoonlijk herstel en ouders terug in regie brengen. Afhankelijk van de wens
                  van de gedupeerde kan de ondersteuning ook gericht zijn op herstel of verbetering
                  van de omgang met kinderen en/of op de mogelijkheden van terugplaatsing.
               
2.3 Ondersteuningsaanbod
               
De leden van de D66-fractie merken op dat het ondersteuningsaanbod van de Minister
                     voor Rechtsbescherming voor de betrokken ouders bestaat uit drie onderdelen, waarvan
                     de eerste ondersteuning door de Belastingdienst/Toeslagen betreft in het kader van
                     de brede hersteloperatie. Klopt het dat deze ondersteuning al plaatsvindt, los van
                     het informeren over het ondersteuningsaanbod door de Minister voor Rechtsbescherming,
                     aangezien de gegevens van de ouders al worden aangeleverd door de Belastingdienst/Toeslagen?
Dat klopt, alle ondersteuning is reeds beschikbaar. Het wetsvoorstel leidt er wel
                  toe dat er een meer gericht ondersteuningsaanbod kan worden gedaan.
               
De leden van de D66-fractie merken daarnaast op dat de Regeling rechtsbijstand inderdaad
                     onderdeel vormt van het ondersteuningsaanbod, maar dat een kosteloze rechtsgang inmiddels
                     is toegezegd aan alle ouders die te maken hebben met een kinderbeschermingsmaatregel,
                     met ingang van het nieuwe jaar. In hoeverre zijn deze ouders daar al niet van op de
                     hoogte gebracht? Voornoemde leden nemen aan dat er niet op deze wetswijziging is gewacht
                     of gewacht zal worden om de ouders te wijzen op deze regeling aangezien het niet uitmaakt
                     of deze ouders ook gedupeerd zijn in verband met de kinderopvangtoeslag. Klopt dat?
                     Begrijpen deze leden overigens goed dat de Regeling griffiekosten wél alleen beschikbaar
                     is voor gedupeerde ouders en niet voor alle ouders die te maken hebben met een kinderbeschermingsmaatregel?
                     Waarom is daarvoor gekozen?
Vanaf 1 januari 2023 tot 1 juli 2024 kunnen alle ouders die te maken krijgen met een
                  verzoek tot gezagsbeëindiging gebruik maken van kosteloze rechtsbijstand. De pilot
                  geldt dus niet voor alle ouders die met een kinderbeschermingsmaatregel te maken krijgen.
                  Voor deze pilot hoeven ouders niet zelf een verzoek in te dienen. De griffies van
                  de rechtbank nemen contact op met een advocaat die de ouders benadert met de vraag
                  of zij kosteloos willen worden bijgestaan.
               
Bij procedures over gezagsbeëindiging, verzoek tot ondertoezichtstelling en verzoeken
                  over uithuisplaatsing gold al een vrijstelling van griffierecht. Voor gedupeerde ouders
                  geldt dat ook ten aanzien van een verzoek tot herstel van het gezag geen griffierecht
                  in rekening wordt gebracht. Op deze procedures heeft de pilot geen betrekking.
               
De leden van de D66-fractie merken op dat het Ondersteuningsteam Uithuisplaatsingen
                     Toeslagenaffaire een klachtenregeling heeft. Hoe vaak is hiervan tot nu toe gebruik
                     gemaakt? Wat voor klachten betrof het? Zijn deze naar tevredenheid afgerond?
Het Ondersteuningsteam rapporteert maandelijks over klachten die zijn binnen gekomen
                  in de openbare voortgangsrapportages.12 Daaruit blijkt dat er bij het Ondersteuningsteam twee klachten zijn binnengekomen.
                  Bij de eerste klacht werd gevraagd om een andere procesbegeleider omdat de klager
                  ontevreden was over de snelheid van de procesbegeleiding. Na overleg met de betrokkenen
                  heeft een nieuwe procesbegeleider de procesbegeleiding overgenomen en was diegene
                  die een klacht heeft ingediend tevreden over de klachtafhandeling. De tweede klacht
                  had betrekking op de manier van werken van een procesbegeleider. Omdat het niet lukte
                  om nadere toelichting te krijgen op de klacht is de klachtbehandeling afgesloten.13
De leden van de SP-fractie constateren dat de jeugdbescherming in crisis verkeert.
                     Hoe ziet de regering het voor zich om dit ondersteuningsaanbod aan te bieden in een
                     sector met grote personeelstekorten?
Het gaat mij zeer aan het hart dat het stelsel van de jeugdbescherming op dit moment
                  tekortschiet, ondanks de tomeloze inzet van de hardwerkende professionals. Ik begrijp
                  het belang en voel de urgentie – net als uw Kamer – om hier nú wat aan te doen. Over
                  de maatregelen die de regering in dat kader voornemens is te treffen heb ik uw Kamer
                  bij brief van 11 november 2022 geïnformeerd.14
De ondersteuning die beschikbaar is voor gedupeerden die te maken hebben (gehad) met
                  een uithuisplaatsing is grotendeels belegd bij organisaties die geen taak hebben in
                  het reguliere stelsel van jeugdbescherming, zoals de Dienst Toeslagen, de gemeenten
                  en het Ondersteuningsteam. Jeugdbeschermingsorganisaties zoals gecertificeerde instellingen,
                  de raad voor de kinderbescherming en Jeugdzorg Nederland hebben een financiële bijdrage
                  ontvangen voor hun extra inzet voor deze gezinnen. Ik blijf continue in gesprek met
                  alle betrokken organisaties over het verloop van de ondersteuning en eventuele knelpunten.
               
De leden van de SP-fractie vragen wat voor ondersteuning voor gedupeerden beschikbaar
                     kan worden gesteld wanneer kinderen al tijdens of kort na 2005 uit huis zijn geplaatst.
                     Bijna alle kinderen zullen dan al volwassen zijn. Hoe weegt in dit geval de regering
                     de noodzaak en proportionaliteit van de koppeling van gegevens, voor een groep ouders
                     die zelf vermoedelijk geen ondersteuning meer zullen ontvangen?
Een uithuisplaatsing is een ingrijpende gebeurtenis en het Ondersteuningsteam kan
                  helpen bij erkenning van het leed van ouders en kinderen.15 Daarnaast hebben deze ouders mogelijk ook behoefte aan ondersteuning door de Dienst
                  Toeslagen of gemeenten in het kader van de brede hersteloperatie. Ik vind het van
                  belang om zoveel mogelijk ouders te informeren over de ondersteuning die voor hen
                  beschikbaar is, zodat zij zelf kunnen bepalen of zij hiervan gebruik willen maken.
               
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering voorkomt dat KOT-gedupeerden hun
                     ondersteuning moeten halen via drie verschillende kanalen, namelijk de Belastingdienst,
                     het Ondersteuningsteam en de rechtsbijstand. Voert de regering hierop regie via het
                     Ondersteuningsteam?
De procesbegeleiders van het Ondersteuningsteam kunnen ouders begeleiden bij het zetten
                  van stappen richting het gewenste vervolg voor de betreffende ouder en het kind. Dit
                  kan bijvoorbeeld bij het aanvragen van rechtsbijstand of in gesprekken met de Dienst
                  Toeslagen. Begeleiding door het Ondersteuningsteam is overigens geen voorwaarde voor
                  de andere ondersteuning. Een ouder bepaalt zelf waar hij of zij gebruik van wil maken.
               
2.4 Reflectie
               
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van reflectie bij partijen in
                     de jeugdbeschermingsketen. Deze leden vragen wel in hoeverre dit belang is afgewogen
                     ten opzichte van het delen van persoonsgegevens van gedupeerde kinderen zonder expliciete
                     toestemming van de ouders vooraf. Hebben de partijen in de jeugdbeschermingsketen
                     een plan aangeleverd hoe zij deze reflectie zullen invullen? Worden de resultaten
                     van deze reflectie ook gedeeld met de Tweede Kamer en de regering, zodat eventueel
                     de wet verbeterd kan worden?
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie
                  onder 2.1. Daaruit blijkt dat iedere organisatie verantwoordelijk is voor het eigen
                  reflectietraject en dat de uitkomsten van de reflectie met name bedoeld zijn voor
                  de beoordeling van de eigen werkwijze van deze organisaties. De openbare algemene
                  conclusies naar aanleiding van de reflectie zullen met de Tweede Kamer worden gedeeld.
               
2.5 Verstrekking van persoonsgegevens
               
De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister voor Rechtsbescherming als
                     derde stap in de verwerking van persoonsgegevens een lijst maakt van UHP-KOT-kinderen
                     als er sprake is van overlap tussen de lijst van gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag
                     en de lijsten van de partijen in de jeugdbescherming van kinderen waarvoor een verzoek
                     tot uithuisplaatsing is gedaan. Worden alle persoonsgegevens van ouders en kinderen
                     waar geen sprake is van overlap direct vernietigd? Zo nee, waarom niet en op welke
                     termijn dan wel?
Onder verantwoordelijkheid van de Minister voor Rechtsbescherming worden de door de
                  verschillende organisaties aangeleverde gegevens bij elkaar gelegd om tot een lijst
                  te komen van gedupeerde kinderen die tevens uit huis zijn geplaatst. Deze lijst van
                  UHP KOT-kinderen wordt gebruikt voor de reflectie. Als de koppeling van de gegevens
                  is voltooid, ouders zijn geïnformeerd over de beschikbare ondersteuning en de lijst
                  van UHP KOT-kinderen is verstuurd aan de organisaties voor het doen van reflectie,
                  worden alle gegevens gewist die voor de koppeling zijn gebruikt. Dat geldt dus ook
                  voor persoonsgegevens van ouders en kinderen waar geen sprake is van overlap. Deze
                  gegevens worden niet gedeeld met andere organisaties.
               
De persoonsgegevens die zijn aangeleverd door de verschillende organisaties blijven
                  overigens beschikbaar voor deze organisaties zelf. Het betreft immers persoonsgegevens
                  die deze organisaties op grond van de nu al geldende regelgeving reeds mogen bewaren
                  en gebruiken. Deze worden dus niet vernietigd, maar worden niet verder gebruikt door
                  de Minister voor Rechtsbescherming en ook niet verstrekt aan de andere organisaties.
                  Omdat er niet één maar dertien gecertificeerde instellingen zijn die allen dezelfde
                  lijst ontvangen, moeten deze organisaties wel de gegevens vernietigen van personen
                  die niet in de dossiers van die gecertificeerde instelling voorkomen. Verder is in
                  de wet opgenomen dat de Minister voor Rechtsbescherming en de in deze wet genoemde
                  organisaties de op grond van deze wet verstrekte persoonsgegevens, de lijst van UHP
                  KOT-kinderen en de lijst van UHP KOT-ouders vernietigen vóór het vervallen van de
                  wet.
               
De leden van de SP-fractie zijn de mening toegedaan dat de dataprotectie voor de gedupeerde
                     ouders zeker in dit geval robuuster mag. Zij roepen in herinnering dat het juist het
                     onderling uitwisselen van allerlei persoonsgegevens is, dat voor veel ellende heeft
                     gezorgd bij deze ouders. Op welke wijze wordt erop toegezien dat instellingen en de
                     rechtspraak op een juiste manier omgaan met de gegevens van gedupeerde ouders en kinderen.
                     Deelt de regering de analyse dat een verwijzing naar de wettelijke plichten die voortkomen
                     uit de AVG hier wat mager is?
De persoonsgegevens op de lijst van UHP KOT-kinderen is zo beperkt mogelijk gehouden
                  en bevat daarom alleen de burgerservicenummers en geboortedata van de kinderen. Op
                  deze manier wordt reeds in aanzienlijke mate misbruik voorkomen, indien deze gegevens
                  onverhoopt in de handen van derden terecht zouden komen of worden gebruikt voor doeleinden
                  waarvoor ze niet bestemd zijn.
               
De betreffende organisaties zijn verder, naast dat zij gehouden zijn te voldoen aan
                  de verplichtingen die de AVG oplegt, ook gehouden alle gegevens te verwerken binnen
                  de overige wettelijke kaders die voor hen gelden, zoals de Jeugdwet. Het gaat daarbij
                  om organisaties die gewend zijn met gevoelige persoonsgegevens om te gaan. Ook beschikken
                  de betreffende organisaties al over de dossiers, met daarin gevoelige informatie.
                  De enige nieuwe informatie voor deze organisaties is de informatie dat het om kinderen
                  van gedupeerde ouders gaat. Met deze extra informatie dienen de organisaties net zo
                  zorgvuldig om te gaan als zij met de overige gevoelige informatie waarover zij reeds
                  beschikken omgaan. Hiervoor is geen aanvullende wetgeving in dit wetsvoorstel nodig.
                  Op basis van het bovenstaande ben ik van oordeel dat het kader zoals geboden voldoende
                  waarborgen biedt voor de gegevensuitwisseling op basis van dit wetsvoorstel.
               
2.6 Technische en juridische waarborgen
               
De leden van de D66-fractie merken op dat veel taken zijn belegd bij de Minister voor
                     Rechtsbescherming. Is het wettelijk goed geregeld wat er gebeurt indien het scenario
                     plaatsvindt dat voor het aflopen van deze wet een nieuw kabinet aantreedt waarin deze
                     functie niet meer bestaat? Dient de wet dan weer gewijzigd te worden of valt deze
                     taak dan automatisch een andere bewindspersoon ten deel?
Op dit moment bestaat niet de verwachting dat het ambt van de Minister voor Rechtsbescherming
                  komt te vervallen voor het vervallen van deze tijdelijke wet. Indien dat op enig moment
                  toch het geval is, zullen diens taken worden (her)verdeeld. De taak wordt in dat geval
                  dus voortgezet door de bewindspersoon die het onderwerp jeugdbescherming op dat moment
                  in portefeuille heeft.
               
De leden van de D66-fractie begrijpen dat het delen van burgerservicenummers met de
                     Minister voor Rechtsbescherming nodig is om een adequate lijst te kunnen opstellen.
                     Deze leden vragen in het kader van dataminimalisatie echter waarom de lijst van UHP-KOT-ouders
                     die met organisaties wordt gedeeld ook deze burgerservicenummers bevat alsmede het
                     geslacht van de ouders. Waartoe dienen deze gegevens in de uitvoering? Welke andere
                     waarborgen en controles bestaan er ten aanzien van de genoemde eisen van dataminimalisatie?
Het burgerservicenummer wordt in de praktijk door organisaties gebruikt als een (extra)
                  waarborg dat contact wordt gelegd met de desbetreffende persoon. Omdat de ouder kan
                  reageren naar aanleiding van het ondersteuningsaanbod, is het nodig om hierbij ook
                  de burgerservicenummers mee te nemen op de lijst van UHP KOT-ouders. Het geslacht
                  is toegevoegd voor de juiste aanspreekvorm van de UHP KOT-ouder. De lijst van UHP
                  KOT-ouders wordt overigens niet gedeeld met de organisaties uit de jeugdbeschermingsketen.
               
De leden van de D66-fractie zouden graag willen weten naar welke organisaties precies
                     de lijst UHP-KOT-ouders gaat en waarom per lijst voor deze organisaties is gekozen.
                     Is overwogen de lijst UHP-KOT-ouders alleen te delen met het Ondersteuningsteam aangezien
                     deze lijst alleen gebruikt wordt om ouders te benaderen voor het ondersteuningsaanbod?
                     Wat is de toegevoegde waarde om deze lijst ook te delen met de Belastingdienst/Toeslagen,
                     de RvdK, de Rvdr en de gerechten, aangezien de reflectie al wordt gedaan aan de hand
                     van de lijst UHP-KOT-kinderen?
De lijst met UHP KOT-ouders blijft bij de Minister voor Rechtsbescherming voor het
                  verkrijgen van inzicht in de groep UHP KOT-ouders en het doen van een ondersteuningsaanbod
                  aan deze ouders. Deze lijst wordt dus niet gedeeld met de Belastingdienst/Toeslagen,
                  de raad voor de kinderbescherming, de Raad voor de rechtspraak en de gerechten. De
                  leden van de D66-fractie hebben gelijk dat uit de titel bij artikel 6 van het wetsvoorstel
                  de (onjuiste) suggestie kan worden verkregen dat ook de lijst van UHP KOT-ouders wordt
                  verstrekt aan deze organisaties. Zoals uit de tekst van dit artikel blijkt, wordt
                  echter uitsluitend een lijst van UHP KOT-kinderen verstrekt aan de organisaties die
                  actief zijn in de jeugdbeschermingsketen. Dat zijn de raad voor de kinderbescherming,
                  de gecertificeerde instellingen en de Raad voor de rechtspraak en de gerechten. Deze
                  organisaties kunnen op basis van deze lijst reflecteren op het eigen handelen bij
                  de uithuisplaatsingen van deze kinderen.
               
Het ondersteuningsaanbod wordt gedaan door de Minister voor Rechtsbescherming. Het
                  Ondersteuningsteam ondersteunt ouders die hen benaderen, maar vervult geen rol bij
                  het doen van het ondersteuningsaanbod.
               
De leden van de D66-fractie ondersteunen de keuze om de persoonsgegevens op de lijst
                     van UHP-KOT-kinderen zo veel mogelijk te beperken, om te voorkomen dat deze op verkeerde
                     wijze worden gebruikt. Kan de regering toelichten wat precies verstaan wordt onder
                     de juiste en de verkeerde wijze van het gebruik van deze gegevens ten behoeve van
                     reflectie? Wordt de identiteit van de ouders of kinderen en het feit dat zij gedupeerd
                     zijn in verband met de kinderopvangtoeslag bijvoorbeeld gedeeld met de betreffende
                     jeugdbeschermer of rechter die betrokken is of was? Hoe wordt voorkomen dat het delen
                     van deze informatie invloed heeft op het verdere verloop van het jeugdbeschermingstraject
                     zonder dat een ouder dat wil, terwijl de informatie alleen gedeeld is ten behoeve
                     van reflectie? Heeft de regering overwogen om alleen gegevens te delen ten behoeve
                     van reflectie waar het gaat om afgeronde jeugdbeschermingsmaatregelen? Heeft de regering
                     overwogen om het onmogelijk te maken deze gegevens te delen met externen of derden?
Een juist gebruik van persoonsgegevens betekent een gebruik van persoonsgegevens binnen
                  de kaders van de AVG en – in dit geval – uitsluitend voor het doel van reflectie.
                  Een verkeerd gebruik van deze persoonsgegevens zou eruit kunnen bestaan dat personen
                  binnen de organisatie omwille van andere doeleinden (zoals eigen interesse) kennis
                  nemen van de lijst van UHP KOT-kinderen. Ook dient te worden voorkomen dat andere
                  derden (van buiten de organisatie) die niet bij de reflectie betrokken zijn, de identiteit
                  van de betrokkenen op eenvoudige wijze te weten kunnen komen.
               
De gecertificeerde instellingen kunnen op grond van hun wettelijke taak reeds in contact
                  treden met de ouders van uithuisgeplaatste kinderen. Omdat de gecertificeerde instelling
                  als gevolg van de uitvoering van dit wetsvoorstel inzicht krijgt in het feit dat het
                  hier gaat om een ouder van een uithuisgeplaatst kind, die tevens slachtoffer is van
                  het kinderopvangtoeslagschandaal, zou het vreemd zijn als de gecertificeerde instelling
                  deze informatie niet mag meenemen in zijn contact met de betrokken ouder. Het is dus
                  denkbaar dat de betrokken jeugdbeschermer op de hoogte raakt van de gedupeerdheid
                  van een ouder. Een betrokken rechter kan alleen kennisnemen als hij of zij betrokken
                  is bij het reflectietraject en mag die informatie ook alleen daarvoor gebruiken. Met
                  de betrokken organisaties worden nog verwerkingsovereenkomsten gesloten waarin concrete
                  afspraken worden gemaakt over de te delen informatie. Pas daarna zal daadwerkelijk
                  informatie aan de betreffende organisatie worden verstrekt.
               
Het is niet uitvoerbaar om alleen gegevens te delen ten behoeve van reflectie waar
                  het gaat om afgeronde jeugdbeschermingsmaatregelen. Of een jeugdbeschermingsmaatregel
                  daadwerkelijk is beëindigd, is bij de raad voor de kinderbescherming of de rechtspraak
                  niet altijd bekend of makkelijk te ontsluiten uit beschikbare data, bijvoorbeeld wanneer
                  een machtiging na een jaar afloopt en niet wordt verlengd. Hierdoor zou steeds dossieronderzoek
                  moeten plaatsvinden voordat gegevens gedeeld kunnen worden. Daarnaast acht ik het
                  van belang dat organisaties ook kunnen reflecteren op het handelen in lopende zaken
                  zodat kan worden bekeken of de gevoerde discussie en aangepaste werkwijzen ook voldoende
                  effectief zijn.
               
De leden van de D66-fractie wijzen op het belang van het feit dat de ouders in kwestie
                     de regie moeten hebben over hun persoonsgegevens en die van hun kinderen. Daarom is
                     het goed dat zij een verzoek kunnen doen om gegevens niet te delen. Deze leden vragen
                     wel waarom niet eerst de ouders gevraagd wordt of zij op deze lijsten willen voorkomen
                     of dat zij een verzoek willen doen tot schrappen, alvorens deze lijsten met andere
                     partijen te delen. Waarom is er niet voor gekozen gegevens alleen te delen ten behoeve
                     van reflectie na expliciete toestemming van de ouders? Indien de Minister voor Rechtsbescherming
                     verzoekt de persoonsgegevens bij deze organisaties te vernietigen, kan het dan het
                     geval zijn dat mensen binnen die organisatie al onomkeerbaar kennis hebben genomen
                     van het feit dat een ouder/kind gedupeerde is? Kan het zo zijn dat de gegevens van
                     deze ouders of kinderen, of het feit dat een bepaald kind gedupeerde is in verband
                     met de kinderopvangtoeslag, al gedeeld is met een externe of derde terwijl de ouders
                     daarna nog aangeven eigenlijk niet op die lijst te willen voorkomen? Kunnen ouders
                     nog steeds ingaan op het aanbod van het Ondersteuningsteam als zij een verzoek doen
                     om hun gegevens te schrappen van de lijst UHP-KOT-ouders of -kinderen ten behoeve
                     van reflectie? Daarbij willen voornoemde leden graag opmerken dat zij de stellingname
                     van Jeugdzorg Nederland dat de gecertificeerde instellingen graag de mogelijkheid
                     willen hebben met gedupeerde ouders in gesprek te gaan, vragen te beantwoorden en
                     alles te doen wat mogelijk is om het leed te verzachten, te respecteren en te waarderen,
                     maar dat dit ondersteuningsaanbod (naast het aanbod van het Ondersteuningsteam) wel
                     dient plaats te vinden met instemming van de ouders.
Het is niet haalbaar om ouders om toestemming te vragen voordat de lijsten met gegevens
                  met de betreffende organisaties worden gedeeld. Het doel van reflectie wordt in dat
                  geval waarschijnlijk niet gehaald omdat de verwachting is dat onvoldoende ouders op
                  een dergelijke oproep zullen reageren, terwijl het van belang is dat de organisaties
                  in de jeugdbeschermingsketen reflecteren op wat er is gebeurd. Daarbij komt dat, ondanks
                  dat het gaat om een gevoelige zaak, de impact voor ouders beperkt wordt geacht omdat
                  het gaat om gegevens waarover de organisaties gewoonlijk al zullen beschikken, maar
                  waarbij de link met de problemen met de kinderopvangtoeslag ontbreekt of nog niet
                  volledig in kaart is gebracht. Verder zou een stelsel van voorafgaande toestemming
                  een ernstige vertraging opleveren voor de uitvoering van het wetsvoorstel.
               
Ouders kunnen de Minister voor Rechtsbescherming vragen om hun persoonsgegevens uit
                  de lijsten te schrappen. Dit kan ook nadat de lijst al aan de andere organisaties
                  is verstrekt. In dat geval zal de Minister voor Rechtsbescherming die organisaties
                  opdragen deze persoonsgegevens te vernietigen. Indien de gegevens op verzoek van een
                  ouder worden verwijderd, mag deze informatie niet langer worden gebruikt door de betrokken
                  organisaties. Indien deze persoonsgegevens reeds betrokken zijn geweest bij het reflectieproces
                  dan kan hierop niet meer worden teruggekomen. Een verzoek tot verwijdering van gegevens
                  heeft geen invloed op het beschikbaar zijn van ondersteuning.
               
De leden van de D66-fractie onderschrijven de behoefte voor partijen in de jeugdbescherming
                     om te reflecteren op de genoemde casussen, maar vragen wel op welke manier dit wordt
                     uitgevoerd. Worden deze resultaten ook gedeeld of getoetst door wetenschappers zodat
                     zij een oordeel kunnen geven over deze situatie? Wordt er ook een evaluatie gedaan
                     hoeveel gezinnen zijn geholpen door het Ondersteuningsteam, die anders niet waren
                     geholpen zonder deze koppeling van gegevens?
Bij de reflectie door de gecertificeerde instellingen worden geen externe wetenschappers
                  betrokken. Wel zijn interne gedragswetenschappers betrokken.
               
Bij de raad voor de kinderbescherming is een interne wetenschapper/beleidsonderzoekster
                  betrokken bij de reflectie. Afhankelijk van de omvang van het onderzoek wordt bepaald
                  of het wenselijk is dat een (onafhankelijke) wetenschapper dan wel begeleidingscommissie
                  betrokken wordt.
               
Ten behoeve van het dossieronderzoek dat de rechtspraak gaat doen, stelt de Raad voor
                  de rechtspraak een externe begeleidingscommissie in. Deze externe begeleidingscommissie
                  bestaat uit wetenschappers die zijn verbonden aan universiteiten.
               
Het Ondersteuningsteam rapporteert in hun periodieke voortgangsrapportages over het
                  aantal aanmeldingen.16 Onderzocht wordt hoe het aantal extra aanmeldingen naar aanleiding van het ondersteuningsaanbod
                  kan worden gemonitord.
               
De leden van de SP-fractie constateren dat gedupeerde ouders kunnen aangeven dat zij
                     niet op de lijst met gedupeerde ouders van uithuisgeplaatste kinderen willen staan
                     die gedeeld wordt met de in het wetsvoorstel genoemde instanties. Hun naam staat echter
                     dan al op de lijst die wordt gedeeld. Waarom wordt dit niet omgedraaid? Wat is de
                     reden dat ouders niet eerst om toestemming worden gevraagd, bijvoorbeeld in een persoonlijk
                     gesprek, alvorens ze op deze lijst te plaatsen en hun naam te delen met de betreffende
                     organisaties? Als ouders hun naam niet op deze lijst willen, moeten ze daartoe een
                     verzoek indienen bij de Minister voor Rechtsbescherming. Hoe ziet deze procedure eruit?
                     Waarom moet dit verzoek aan de Minister worden gedaan? Is de regering zich ervan bewust
                     dat de drempel die hiermee wordt opgeworpen erg hoog kan zijn?
Zoals ik hiervoor in de beantwoording van de vragen van de leden van de D66-fractie
                  onder 2.6 heb aangegeven, is het niet haalbaar om ouders vooraf om toestemming te
                  vragen voordat gegevens met de betreffende organisaties worden gedeeld.
               
Ouders kunnen de Minister voor Rechtsbescherming vragen om de persoonsgegevens van
                  de lijsten te verwijderen. De Minister voor Rechtsbescherming verwijdert deze persoonsgegevens
                  van de lijsten waardoor aan die ouders geen nieuw ondersteuningsaanbod zal worden
                  gestuurd. Daarnaast zal de Minister voor Rechtsbescherming de organisaties verzoeken
                  de persoonsgegevens op de verstrekte lijsten te vernietigen. Hiermee wordt voorkomen
                  dat een ouder bij elke organisatie een apart verzoek moet indienen.
               
Ik onderschrijf dat de procedure voor het verwijderen van persoonsgegevens zo laagdrempelig
                  mogelijk moet zijn. In het ondersteuningsaanbod zal worden gemeld dat ouders de mogelijkheid
                  hebben de persoonsgegevens van zichzelf of van hun kinderen te laten verwijderen van
                  deze lijst en hoe zij daarvoor een verzoek indienen.
               
De leden van de SGP-fractie vragen of en in welke situaties UHP-KOT-kinderen worden
                     benaderd indien hun ouders te kennen hebben gegeven geen behoefte te hebben aan ondersteuningsaanbod
                     en hun gegevens vernietigd willen zien.
Het ondersteuningsaanbod strekt zich (uitsluitend) uit tot de UHP KOT-ouders. De UHP
                  KOT-kinderen worden dus niet benaderd met een ondersteuningsaanbod. Het is denkbaar
                  dat een kind niet weet dat hij of zij uithuisgeplaatst is geweest of dat zijn of haar
                  ouder gedupeerde is van de problemen met de kinderopvangtoeslag. In deze situaties
                  kan een ondersteuningsaanbod schade toebrengen aan het kind en daarom acht ik het
                  onwenselijk om kinderen zonder afweging of overleg met de ouder of jeugdbeschermer
                  direct te benaderen.
               
De leden van de SGP-fractie constateren in het nader rapport dat de regering gekozen
                     heeft voor het verder minimaliseren van gegevens in het kader van de reflectiedoelstelling,
                     maar niet voor het pseudonimiseren. Deze leden vragen een toelichting op die keuze.
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op de vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie
                  onder 1.
               
3. Verhouding tot andere regelgeving
               
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke alternatieven zijn onderzocht
                     om inzicht te krijgen in welke personen het zou betreffen. Kan de regering per alternatief
                     toelichten waarom er niet voor gekozen is?
Er is onderzocht of er andere manieren zijn om inzicht te krijgen in welke personen
                  het zou betreffen, maar omdat het noodzakelijk is om zekerheid te hebben over wie
                  het betreft, is er geen andere manier om dit doel te bereiken dan met dit wetsvoorstel.
               
Informatie over gedupeerdheid is alleen beschikbaar bij de Dienst Toeslagen en informatie
                  over uithuisplaatsingen alleen bij organisaties in de jeugdbeschermingsketen. Om zicht
                  te krijgen op de gezinnen die het betreft moet deze informatie worden uitgewisseld
                  en dat is voor de betrokken organisaties momenteel niet toegestaan omdat een wettelijke
                  grondslag hiervoor ontbreekt. Het is daarom op dit moment alleen mogelijk om zicht
                  te krijgen op de betreffende personen als zij zelf aangeven dat zij gedupeerde zijn
                  en te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing, bijvoorbeeld door dit te vermelden
                  bij de jeugdbescherming of zich aan te melden bij het Ondersteuningsteam.
               
Er zijn bestaande grondslagen voor het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Inspectie
                  Justitie en Veiligheid om de benodigde gegevens aan elkaar te koppelen en dus zicht
                  te krijgen op de personen die het betreft. Zij mogen deze persoonsgegevens echter
                  alleen gebruiken voor hun eigen onderzoek en deze niet delen met andere organisaties.
                  De doelen van het wetsvoorstel kunnen daarom via deze wegen niet worden bereikt.
               
4. Gevolgen en uitvoering
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat uiteindelijk is besloten dat de Rvdr en de gerechten
                     slechts eenmalig de relevante persoonsgegevens zullen verstrekken. Aanvankelijk was
                     de bedoeling van de regering om dit meerdere keren te doen. Wat waren de aanvankelijke
                     voordelen hierbij en wat kan worden gedaan als na verstrekking van de gegevens door
                     de Rvdr en de gerechten zou blijken dat de gegevens niet afdoende resultaat opleveren,
                     bijvoorbeeld omdat er omissies worden geconstateerd bij de aanlevering van deze gegevens?
                     Deze leden vragen of de regering hierbij ook kan ingaan op de risico’s die kleven
                     aan de strikte eenmalige gegevensverstrekking, nu de gegevens waar het om gaat bij
                     de gerechten niet overal op uniforme wijze zijn geregistreerd. Wat gebeurt er indien
                     na de gegevensverstrekking zou blijken dat één van de gerechten abusievelijk onvolledige
                     of onjuiste gegevens zou hebben aangeleverd?
De aanvankelijke bedoeling om meerdere keren persoonsgegevens te verstrekken vanuit
                  de organisaties had als voordeel dat steeds een actueel inzicht ontstaat in de groep
                  gedupeerde ouders met uithuisgeplaatste kinderen. Zowel de groep gedupeerde ouders
                  als de groep uithuisgeplaatste kinderen kan immers in de nabije toekomst nog wijzigen.
                  Vanuit de Raad voor de rechtspraak is aangegeven dat het om organisatorische redenen
                  niet haalbaar is om vaker dan eenmalig gegevens te verstrekken. Daarnaast hebben zij
                  aangegeven dat hoe vaker er gegevens worden verstrekt, hoe groter de kans is op fouten.
               
De Belastingdienst/Toeslagen en de raad voor de kinderbescherming hebben aangegeven
                  meermalen gegevens te kunnen verstrekken. Op die manier kan een actueel inzicht in
                  de gedupeerde ouders met uithuisgeplaatste kinderen worden verkregen. Hiermee is tevens
                  het risico ondervangen van een mogelijk niet-uniforme registratie binnen de rechtspraak.
                  De door de rechtspraak verstrekte gegevens kunnen immers worden vergeleken met de
                  gegevens die worden verstrekt door de raad voor de kinderbescherming. Daarnaast worden
                  meerdere persoonsgegevens verstrekt en in het koppelingsproces meegenomen. Ook op
                  die manier zal een niet-uniforme registratie binnen de rechtspraak naar verwachting
                  geen significante gevolgen hebben voor het uiteindelijke inzicht in de groep gedupeerde
                  ouders met uithuisgeplaatste kinderen.
               
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de uitvoeringstoets
                     van de Belastingdienst. Is op het Ministerie van Justitie en Veiligheid ook een uitvoeringstoets
                     gedaan van het wetsvoorstel? Zo ja, kan die met de Kamer worden gedeeld? Zo nee, waarom
                     niet?
Op het Ministerie van Justitie en Veiligheid is geen uitvoeringstoets uitgevoerd omdat
                  er geen substantiële gevolgen zijn voorzien voor uitvoering en handhaving van de wet
                  binnen het departement. Wel is een Data Protection Impact Assessment (DPIA) opgesteld
                  om de privacy-risico’s van de gegevensverwerking in kaart te brengen. De belangrijkste
                  opbrengsten en maatregelen zijn opgenomen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.
               
5. Advies en consultatie
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Rvdr in het aanvullend advies van 26 augustus
                     jl. concludeert dat er een aantal zwaarwegende bezwaren bestaan, onder andere over
                     de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Zijn deze uitvoeringsbezwaren inmiddels ondervangen?
Ja. Er is samen met de Raad voor de rechtspraak, gerechten en de Belastingdienst/Toeslagen
                  aandacht besteed aan het oplossen van deze uitvoeringsaspecten. Mede op basis van
                  het advies van de Raad voor de rechtspraak en de uitvoeringstoets van de Belastingdienst/Toeslagen
                  is besloten om de raad voor de kinderbescherming in het wetsvoorstel toe te voegen
                  als organisatie die persoonsgegevens kan verstrekken.
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat na het aanvullend advies van de Rvdr en de uitvoeringstoets
                     van de Belastingdienst is besloten om de RvdK in het wetsvoorstel toe te voegen als
                     organisatie die persoonsgegevens kan verstrekken. Om die reden hadden de aan het woord
                     zijnde leden verwacht dat de RvdK zou zijn geconsulteerd over het wetsvoorstel. Als
                     de RvdK is geconsulteerd over het wetsvoorstel, kan deze consultatiereactie met de
                     Kamer worden gedeeld?
Er is geen consultatiereactie van de raad voor de kinderbescherming ontvangen. De
                  reden hiervoor is dat de raad voor de kinderbescherming is toegevoegd na de consultatiefase.
                  Met de raad voor de kinderbescherming is overleg gevoerd over de voorgestelde wijziging
                  in het wetsvoorstel. Zij stemmen daarmee in.
               
De leden van de D66-fractie merken op dat gekozen is om alleen ouders te informeren
                     over het beschikbare ondersteuningsaanbod. Is het mogelijk dat het Ondersteuningsteam
                     hier beargumenteerd van afwijkt, bijvoorbeeld als een jeugdbeschermingsmaatregel zeer
                     recent is en de jongere in kwestie relatief oud is, waardoor deze wellicht ook behoefte
                     kan hebben aan ondersteuning?
Alleen ouders ontvangen een ondersteuningsaanbod. Het Ondersteuningsteam is er echter
                  ook voor uithuisgeplaatste kinderen van gedupeerden. Zoals ik in mijn beantwoording
                  van de vragen van de leden van de SGP-fractie onder 2.6 heb aangegeven zijn er situaties
                  denkbaar waarin een ondersteuningsaanbod zonder overleg met de ouder of jeugdbeschermer
                  schade kan toebrengen aan het kind.
               
De leden van de SP-fractie vragen of is overwogen om het benaderen van de gedupeerde
                     ouders door de zogenaamde Gecertificeerde Instellingen via een intermediair zoals
                     het ministerie te laten verlopen? Kan de regering zich voorstellen dat het voor sommige
                     ouders oude wonden openrijt wanneer zij zomaar benaderd worden door een Gecertificeerde
                     Instelling die zijzelf associëren met ernstig leed?
Het algemene ondersteuningsaanbod wordt gedaan door de Minister voor Rechtsbescherming
                  en niet door de gecertificeerde instellingen. Gecertificeerde instellingen zelf zullen
                  ouders alleen in individuele gevallen, en na een zorgvuldige afweging benaderen. Ik
                  verwijs hierbij verder naar het antwoord op de vragen van de leden van de D66-fractie
                  onder 2.6.
               
II. ARTIKELGEWIJS
               
Artikel 6
De leden van de D66-fractie merken op dat op basis van het eerste lid de lijst met
                     UHP-KOT-kinderen wordt verstrekt aan de Gecertificeerde Instellingen om naast het
                     doen van reflectie ook in contact te kunnen treden met de ouders. Waarom is dit opgenomen,
                     aangezien elders in de wet al gesteld wordt dat het doen van het ondersteuningsaanbod
                     een taak is van de Minister voor Rechtsbescherming in plaats van de Gecertificeerde
                     Instellingen? Waarom is het doel van het delen van deze lijst niet beperkt tot het
                     doen van reflectie? In hoeverre is het verwarrend voor ouders indien op deze wijze
                     twee partijen een ondersteuningsaanbod doen aan de ouders, namelijk de Minister voor
                     Rechtsbescherming via het Ondersteuningsteam en de Gecertificeerde Instelling? Voornoemde
                     leden merken op dat de regering in het nader rapport stelt dat de Gecertificeerde
                     Instelling dan kan wijzen op het ondersteuningsaanbod van de overheid, maar in hoeverre
                     is het daarvoor noodzakelijk om deze gegevens met de Gecertificeerde Instelling te
                     delen, aangezien deze ouders al via de Minister voor Rechtsbescherming daartoe benaderd
                     worden?
Zoals is opgemerkt in het antwoord op de vragen van de leden van de D66-fractie onder
                  2.6, kunnen de gecertificeerde instellingen op grond van hun wettelijke taak reeds
                  in contact treden met de ouders van uithuisgeplaatste kinderen. Omdat de gecertificeerde
                  instelling als gevolg van de uitvoering van dit wetsvoorstel inzicht krijgt in het
                  feit dat het hier gaat om een ouder van een uithuisgeplaatst kind, die tevens slachtoffer
                  is van het kinderopvangtoeslagschandaal, zou het vreemd zijn als de gecertificeerde
                  instelling deze informatie niet mag meenemen in zijn contact met de betrokken ouder.
                  Het gaat hier dus niet om een ondersteuningsaanbod dat wordt gedaan door de gecertificeerde
                  instelling, maar om contact dat de gecertificeerde instelling op grond van de wet
                  reeds mag hebben met de ouder van een uithuisgeplaatst kind.
               
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast waarom in dit artikel niet is vastgehouden
                     aan de kan-bepaling in plaats van de verplichting om de gegevens te verstrekken aan
                     de genoemde organisaties? Is het niet logisch om de mogelijkheid te behouden voor
                     de Minister voor Rechtsbescherming om deze lijsten niet of slechts ten dele te verstrekken,
                     bijvoorbeeld naar aanleiding van reacties vanuit ouders? Welke argumentatie had de
                     Rvdr voor het schrappen van deze kan-bepaling, behalve het harmoniseren van dit artikel
                     met andere artikelen uit deze wet?
Een kan-bepaling betekent dat er een bevoegdheid wordt gegeven aan de Minister voor
                  Rechtsbescherming. Dat heeft tot gevolg dat er geen zekerheid bestaat voor de deelnemende
                  organisaties dat zij na het verstrekken van persoonsgegevens ook op basis van de lijst
                  van UHP KOT-kinderen kunnen reflecteren op het eigen handelen in de jeugdbeschermingsketen.
                  De rechtspraak hecht er aan om te kunnen beschikken over een zo uitgebreid mogelijke
                  lijst van UHP KOT-kinderen, met het oog op het voorgenomen dossieronderzoek. Hoe meer
                  dossiers onderzocht kunnen worden, hoe betrouwbaarder de uitkomsten van het onderzoek.
                  Door het opnemen van een wettelijke verplichting is het duidelijk dat deze gegevens
                  verstrekt moeten worden en dat de verantwoordelijkheid hiervoor bij de Minister voor
                  Rechtsbescherming ligt.
               
Artikel 7
De leden van de D66-fractie vragen waarom het verwijderen van persoonsgegevens op
                     verzoek van ouders er altijd toe leidt dat een mogelijk nieuw ondersteuningsaanbod
                     zal worden gedaan. Is het niet denkbaar dat ouders wel ondersteund willen worden,
                     maar het niet wenselijk vinden dat hun gegevens gedeeld worden met alle genoemde partijen
                     uit de jeugdbeschermingsketen? Is het uitvoeringstechnisch mogelijk om deze ouders
                     twee keuzes te geven, namelijk (1) of zij willen dat hun persoonsgegevens gedeeld
                     worden met genoemde partijen en (2) of zij het op prijs stellen om ondersteuningsaanbiedingen
                     te ontvangen en deze twee besluiten niet samen te voegen?
Het ondersteuningsaanbod is bedoeld om ouders te informeren over de beschikbare ondersteuning.
                  Als een ouder een verzoek doet tot verwijdering van diens gegevens dan kan hij of
                  zij daar nog steeds gebruik van maken. Een ouder dient zich namelijk zelf aan te melden
                  bij de desbetreffende instantie.
               
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming