Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten post-2022
29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies
Nr. 457
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 30 januari 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie, voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Justitie en Veiligheid over de brief van
25 november 2022, inzake de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse
kuststaten post-2022 (Kamerstuk 29 521, nr. 456).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 december 2022 aan Ministers van Buitenlandse Zaken,
van Defensie, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Justitie
en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 22 december 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Rudmer Heerema
Adjunct-griffier van de commissie, Koerhuis
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kamerbrief over
de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten. Wel hebben
zij nog een paar vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde
stukken en hebben daar nog enkele vragen over.
De leden van de PVV-fractie worden niet vrolijk van de kabinetsbrief. De Sahelregio
is en blijft een puinhoop, en tegen beter weten in blijft Nederland militairen sturen
naar die regio.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief betreffende
de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten post-2022.
Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen
van de kabinetsbrief van 25 november jl. betreffende de Nederlandse veiligheidsinzet
in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten post-2022.
Politieke situatie en veiligheidsontwikkelingen in de Sahel en West-Afrika
Inbreng VVD
De leden van de VVD-fractie constateren dat er in de gehele brief weinig is geschreven
over migratie en het tegenhouden van migratiestromen uit de desbetreffende regio.
Dit betreuren deze leden, want dit zou een onderdeel van de veiligheidsstrategie moeten
zijn. De leden van de VVD-fractie zouden graag meer toelichting krijgen van het kabinet
op het belang van het inperken van migratiestromen. Op welke manier speelt migratie
een rol in de inzet van deze verschillende missies? Zouden zij een overzicht mogen
ontvangen van de missies die een migratie-gerelateerde doelstelling hebben? Indien
dit niet het geval is, waarom niet?
1. Antwoord van het kabinet
Zoals toegelicht in de Kamerbrieven de «Samenhangbrief» d.d. 17 juni jl. (Kamerstuk
29 521, nr. 446), «Nederlandse inzet in de Sahelregio» d.d. 11 juli 2022 (Kamerstuk
29 237, nr. 178) en «Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahelregio en West-Afrikaanse kuststaten
post-2022» d.d. 25 november jl. (Kamerstukken
29 521 en 29237, nr. 456) is de Nederlandse veiligheidsinzet erop gericht dat de Sahellanden op lange termijn
de veiligheid en stabiliteit in hun eigen regio kunnen waarborgen. Daarmee wil het
kabinet, waar gewenst en mogelijk, proactief bijdragen aan de aanpak van de grondoorzaken
van irreguliere migratie.
Het gebrek aan duurzame vrede, stabiliteit en ontwikkeling in de Sahel brengt namelijk
risico’s met zich mee voor zowel de Sahel en West-Afrika, als voor Nederland en de
EU, bijvoorbeeld in de vorm van georganiseerde misdaad en irreguliere migratiebewegingen.
Alleen bij de civiele EU-missie EUCAP Sahel Niger is er in de doelstellingen aandacht
voor het tegengaan van irreguliere migratie. Deze missie is gericht op het opbouwen
van capaciteit van de Nigerese veiligheidsdiensten. Nederland levert zowel een personele
als financiële bijdrage aan deze missie. De financiële bijdrage omvat vijf miljoen
euro ten behoeve van de oprichting van twee additionele mobiele grensteams van de
Nigerese politie en aanverwante vertrouwenwekkende activiteiten met de lokale bevolking.
De andere missies waaraan Nederland bijdraagt hebben geen specifieke migratie-doelstellingen
in het mandaat.
In het kader van de migratiedoelen van het kabinet wordt gewerkt aan de ontwikkeling
van partnerschappen met derde landen met als doel het bestrijden van irreguliere migratie,
mensenhandel en mensensmokkel, ingekaderd in een bredere relatie. Het opzetten en
uitvoeren van deze partnerschappen vergt tijd, en gezien niet altijd overeenkomstige
belangen is succes lang niet altijd gegarandeerd. Vanzelfsprekend zal uw Kamer hier
tijdig over worden geïnformeerd.
De leden van de VVD-fractie lezen niets over de invloed van China in de Sahel en de
West-Afrikaanse kuststaten. Dit terwijl het bekend is dat met name de Sahel-regio
in de laatste maanden een belangrijk onderdeel is geworden voor China’s uitbreiding
van het Belt and Road Initiative. Dit zou een punt van aandacht moeten zijn, maar
wordt niet genoemd. Kan de Minister verder toelichten hoe er bij de missies rekening
gehouden wordt met de groeiende Chinese invloed, en in het algemeen effectiever wordt
ingespeeld op de nieuwe geopolitieke realiteit.
2. Antwoord van het kabinet
Het kabinet deelt de opvatting dat de Chinese invloed een punt van aandacht moet zijn.
De opkomst van China wereldwijd is steeds zichtbaarder op het Afrikaanse continent,
in het bijzonder de toename van de economische en politieke invloed van China, onder
meer via bilaterale schuldrelaties met Afrikaanse landen. Het bieden van een geloofwaardig
alternatief voor deze Chinese invloed in de Sahel maakt geen op zichzelf staand onderdeel
uit van de mandaten van de VN- en EU-missies aldaar. De EU is echter nog steeds de
grootste investeerder, handelspartner en verstrekker van ontwikkelingshulp (ODA) in
Afrika en heeft daarmee ook nog steeds een sterke uitgangspositie om een alternatief
te zijn voor de andere geopolitieke spelers in Afrika, die hun machtspositie in de
Sahel proberen te vergroten. De EU beoogt via de Global Gateway strategie, met een duidelijke merknaam en politiek narratief, investeringen te mobiliseren.
De strategie gaat uit van kernprincipes zoals hoge standaarden, goed bestuur en transparantie,
gelijkwaardige partnerschappen en duurzaamheid. Nederland, de EU- en like-minded landen spannen zich ervoor in om betrouwbare partners te zijn van de Sahellanden door
de samenwerking op het gebied van onder meer ontwikkeling en veiligheid. In enkele
landen krijgt deze samenwerking vorm in internationale missies, waaraan ook Nederland
een bijdrage levert.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet op pagina 3 schrijft over een overheid
in de Sahel die ofwel afwezig ofwel corrupt en niet inclusief is, en dat het sociaal
contract tussen burgers en overheid hersteld moet worden. Deze leden vragen hierbij
hoe het Nederlandse kabinet concreet denkt ervoor te zorgen dat deze situatie verbetert,
en of deze inspanningen voldoende zullen zijn om de eerdergenoemde problemen te verhelpen.
Daarnaast vragen zij het kabinet te reflecteren op de vraag in hoeverre verbetering
mogelijk is, als het betreffende partnerland zelf onvoldoende bereid is stappen te
zetten? Deze leden krijgen graag een realistische reflectie van het kabinet.
3. Antwoord van het kabinet
De verantwoordelijkheid voor herstel van het sociaal contract ligt in de eerste plaats
bij de nationale en decentrale overheden in de Sahellanden. Samen met gelijkgezinde
partners ondersteunt Nederland dit proces via uiteenlopende programma’s die de rechtsstaat
bevorderen en checks & balances versterken. Tevens draagt Nederland bij aan stabilisatiefondsen voor de Tsjaadmeerregio
en de Liptako-Gourma-regio, het grensgebied van Mali, Burkina Faso en Niger. Deze
bevorderen de leefomstandigheden en het herstel van veiligheid en rechtsorde in deze
gebieden en dragen zo bij aan versterking van het sociaal contract en de terugkeer
van ontheemden. De ondersteuning wordt uitgevoerd via multilaterale en non-gouvernementele
organisaties. Waar de situatie dat toelaat werken deze samen met nationale en decentrale
overheden. Er wordt geen begrotingssteun of directe financiële steun via ontwikkelingssamenwerkingsprojecten
gegeven aan de centrale overheden van Mali en Burkina Faso.
Het kabinet hecht aan het formuleren van realistische doelstellingen. Gezien de weerbarstige
politieke en veiligheidscontext in de Sahellanden is er geen garantie dat de Nederlandse
inzet zich onmiddellijk vertaalt in een verbetering van de situatie. Het kabinet brengt
deze risico’s vooraf in kaart. De inzet wordt actief gevolgd en waar nodig aangepast.
Zoals toegelicht in de Kamerbief «Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahelregio en
West-Afrikaanse kuststaten post-2022» (Kamerstukken
29 521 en 29237, nr. 456) zal het kabinet uw Kamer in de eerste helft van 2023 informeren over de Nederlandse
geïntegreerde inzet in de Sahelregio, in het verlengde van de Afrikastrategie.
Verder hebben de leden van de VVD-fractie specifieke vragen rond Mali. In hoeverre
is er bij de Malinese overheid bereidheid om het sociale contract met burgers te herstellen?
En hoe verhoudt zich dit tot de door het kabinet genoemde operaties van met Malinese
leger samen met Russische huurlingen, waarbij mensenrechten worden geschonden?
4. Antwoord van het kabinet
De situatie is niet eenduidig. Enerzijds hebben de Malinese transitieautoriteiten
zich in een overeenkomst met ECOWAS gecommitteerd aan de terugkeer naar democratisch
bestuur, uitmondend in presidentiële verkiezingen begin 2024. De aanstaande organisatie
van lokale verkiezingen en een referendum over een nieuwe Grondwet in 2023 lijkt te
wijzen op politieke wil om het sociale contract tussen burgers en overheid te herstellen.
Dit zal een grote opgave zijn vanwege de volatiele veiligheidssituatie en het gebrek
aan overheidsgezag in Noord- en Centraal-Mali. Anderzijds heeft het kabinet ook zorgen
over de politieke wil van de Malinese transitieautoriteiten om het sociale contract
te herstellen, mede gezien de mensenrechtenschendingen begaan door het Malinese leger
en Russische paramilitairen bij contraterrorisme-operaties.
Het kabinet erkent dat het een uitdaging is om dit sociale contract op korte termijn
te herstellen. In reactie op beschuldigingen van hogergenoemde mensenrechtenschendingen
hebben de Malinese autoriteiten herhaaldelijk gesteld dat zij de primaire verantwoordelijkheid
hebben om mensenrechten te beschermen en zich zodoende in te zetten voor de strijd
tegen straffeloosheid. Nederland, de EU en ook MINUSMA volgen de mensenrechtensituatie
nauwlettend, MINUSMA brengt daarover regelmatig rapportages uit. Nederland en de EU
zullen de Malinese transitieautoriteiten hierop blijven aanspreken.
Kunnen operaties van het Malinese leger het sociale contract niet juist verder ondermijnen,
als het, zoals het kabinet schrijft, het geval is dat terreurgroep Jama’at Nasr al-Islam
wal Muslimin (JNIM) probeert de invloed van Russische huurlingen terug te dringen?
Met andere woorden, is het mogelijk dat een offensief van Wagner en het Malinese leger
burgers juist in de armen van JNIM drijft?
5. Antwoord van het kabinet
Het kabinet maakt zich zorgen over mensenrechtenschendingen waarmee onder andere de
Wagner Groep en het Malinese leger in verband worden gebracht. Uit rapportages van
MINUSMA blijkt dat zelfverdedigingsmilities en terroristische groeperingen als JNIM
verantwoordelijk zijn voor de meeste mensenrechtenschendingen in Mali. JNIM is vooral
actief, en krijgt steun, in gebieden waar gemarginaliseerde bevolkingsgroepen wonen
(vooral in Noord- en Centraal-Mali). Offensieven van het Malinese leger en Wagner,
die tevens geregeld gepaard gaan met mensenrechtenschendingen, kunnen burgers in de
armen van jihadisten of zelfverdedigingsmilities drijven.
Nederland vindt het daarom van belang om in dialoog te blijven met Mali en andere
landen waar Russische paramilitairen actief zijn, onder andere om de zorgen over mensenrechtenschendingen
te adresseren en samenwerking met Russische paramilitaire organisaties te ontmoedigen.
Ook voeren de VN, de EU en Nederland een brede dialoog met de Malinese autoriteiten
over mensenrechten en accountability.
Inbreng D66
De leden van de D66-fractie maken zich ten eerste zorgen over de grondoorzaken van
de instabiliteit in de Sahel-regio en West Afrika. De langdurige armoede, voedselonzekerheid
en lage bestaanszekerheid zijn al schrijnend, maar met klimaatverandering als multiplier
is de verwachting dat de situatie de komende jaren hard achteruit zal gaan. Wat doet
het kabinet met internationale partners om tegelijkertijd de grondoorzaken van instabiliteit
en conflicten in deze regio aan te pakken? Wat is daarvoor de strategie?
6. Antwoord van het kabinet
In de Kamerbrief over het geïntegreerde Nederlandse beleid in de Sahel, die de Kamer
in de eerste helft van 2023 toekomt, zal het kabinet verder ingaan op de grondoorzaken
van instabiliteit en conflict; de gevolgen van klimaatverandering; de Nederlandse
inzet op gebied van diplomatie, veiligheid en ontwikkelingssamenwerking; en samenwerking
in Europees verband en met andere internationale partners.
De leden van de D66-fractie lezen over de internationale spanningen rondom de situatie
in Mali. Deze leden vinden het goed nieuws dat er in Mali een akkoord is gesloten
over de terugkeer van een democratisch bestuur, maar vrezen ook voor de verslechterde
relatie tussen de Malinese transitieautoriteiten en de internationale gemeenschap.
Kan de Minister toelichting geven op de 49 Ivoriaanse gevangenen in Mali? Klopt het
dat deze gevangenen gelieerd waren aan de missie van de Verenigde Naties (VN) in Mali?
7. Antwoord van het kabinet
In juli dit jaar werden 49 militairen uit Ivoorkust door de Malinese transitieautoriteiten
opgepakt. Drie vrouwelijke militairen zijn begin september vrijgelaten. De militairen
waren ingehuurd als beveiligers voor de luchtvaartmaatschappij Sahel Aviation Services (SAS), dat diensten levert aan landen die troepen leveren aan MINUSMA. Volgens de
Malinese transitieautoriteiten waren de Ivoriaanse militairen zonder toestemming aanwezig
in Mali, en worden zij verdacht van een «poging de staatsveiligheid te ondermijnen».
MINUSMA heeft erkend dat er procedurele fouten zijn gemaakt bij de aanmelding van
de Ivoriaanse militairen, waardoor zij bij aankomst niet over de juiste papieren beschikten.
Ivoorkust eist de vrijlating van de militairen. De VN heeft de Malinese beschuldigingen
richting de militairen ontkend en roept op tot vrijlating. Er vinden vanuit ECOWAS
verschillende bemiddelingspogingen plaats voor de vrijlating van de overige militairen.
Kan de Minister toelichten wat de betekenis is van het terugtrekken van Ivoorkust
uit de VN-missie, net als de terugtrekking van Denemarken, Groot-Brittannië en Duitsland?
8. Antwoord van het kabinet
De terugtrekking van Denemarken en het aangekondigde vertrek van Ivoorkust, Groot-Brittannië
en Duitsland betekent een afname van het aantal troepen en de beschikbare technologisch
hoogwaardige capaciteit voor MINUSMA. Wanneer dit niet wordt gecompenseerd door (additionele)
bijdragen van andere landen zal dit een negatieve invloed hebben op de effectiviteit
en slagkracht van MINUSMA. De invloed van de wijzigende troepensamenstelling is één
van de aspecten die wordt meegenomen in de strategische herziening van MINUSMA, die
begin 2023 wordt verwacht.
Kan de Minister een toelichting geven de betekenis van de aanwezigheid van de Wagner
Group in Mali voor de geopolitieke en militaire situatie in het land?
9. Antwoord van het kabinet
De aanwezigheid van Russische paramilitaire eenheden in Mali, waarvan een deel opereert
onder naam van de Wagner Group, heeft de veiligheidssituatie ernstig gecompliceerd.
De Russische paramilitaire eenheden ondersteunen de Malinese strijdkrachten bij militaire
operaties waarbij vanuit de lucht en op land wordt opgetreden.
De aantallen Russische paramilitairen zijn echter beperkt en kunnen het vacuüm dat
met het vertrek van de Franse Operatie Barkhane is ontstaan niet vullen. Bovendien
brengt de gewelddadige werkwijze van de paramilitaire groepen risico’s met zich mee.
Deze wijze van optreden zal waarschijnlijk op termijn de voedingsbodem voor gewelddadig
extremisme vergroten.
De Russische Federatie probeert met beperkte militaire steun haar geopolitieke footprint
in Afrika te vergroten en de invloed van Westerse landen terug te dringen. Rusland
bouwt daarbij vaak voort op historische banden die nog uit de Sovjettijd en de dekolonisatie
stammen.
Welke invloed heeft de Oekraïense aanval op het hoofdkwartier van de Wagner Group
in Kadiivka op 10 december op de status van de militaire groep?
10. Antwoord van het kabinet
Het kabinet kan op dit moment geen inschatting geven van de invloed van deze gebeurtenis
op de status van de Wagner Group.
De leden van de D66-fractie lezen dat de relatie tussen buurlanden Mali en Niger verder
is verslechterd. Deze leden zijn hoopvol over het feit dat de Nigerese regering de
veiligheidssamenwerking met Europese en internationale partners wil verbeteren en
delen de positieve houding van het kabinet hierover. De leden willen de Minister hier
nog enkele vragen over stellen. Deelt de Minister de mening van de leden van de D66-fractie
dat er op internationale samenwerking met Niger moet worden ingezet om te voorkomen
dat Rusland meer invloed krijgt in het land? Kan de Minister toelichten hoe deze verdergaande
samenwerking er in de praktijk uit zal zien?
11. Antwoord van het kabinet
Het kabinet deelt deze mening en beziet daarom mogelijkheden om de Nederlandse veiligheidsinzet
in Niger te intensiveren. De recent opgerichte EU Military Partnership Mission Niger (zie Kamerbrief: Opvolging CD RBZ: EU Military Partnership Mission in Niger d.d.
9 december jl., Kamerstuk
33 279, nr. 35) biedt hiertoe wellicht mogelijkheden. Vanzelfsprekend zal uw Kamer over een eventuele
bijdrage tijdig worden geïnformeerd.
Nederland draagt reeds bij aan capaciteitsversterking en hervorming van de Nigerese
veiligheidssector via EUCAP Sahel Niger. Ook zet het kabinet in op versterking van
internationale samenwerking met Niger, onder meer op irreguliere migratie en justitie.
Zo bracht de Nigerese Minister van Justitie in mei-juni 2022 een bezoek aan Nederland
met het oog op het delen van kennis en ervaring op het gebied van toegang tot justitie,
mensenrechten, anti-corruptie en een mensgerichte benadering in de justitieketen.
Ter intensivering van de diplomatieke banden en verdere verkenning van samenwerkingsmogelijkheden
zal de Minister voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking samen met de
Staatssecretaris van Justitie & Veiligheid eind januari een bezoek brengen aan Niger.
Hoe zal Nederland, samen met de Europese Unie (EU) en andere internationale partners,
proberen te voorkomen dat ook Niger, net als buurland Mali, de samenwerking met Rusland
zal gaan opzoeken?
12. Antwoord van het kabinet
De Nigerese overheid heeft de wens uitgesproken de komende jaren haar eigen krijgsmacht
te verdubbelen om jihadisten te bestrijden. In tegenstelling tot Mali kiest Niger
onder de huidige regering daarnaast nadrukkelijk voor militaire samenwerking met verschillende
Europese en andere internationale partners. De Nederlandse en EU inzet wordt onder
vraag 11 toegelicht en is erop gericht om als betrouwbare partner van de Nigerese
autoriteiten een geloofwaardig alternatief te bieden voor samenwerking met mogendheden
als Rusland.
De leden van de D66-fractie vinden het zorgwekkend om te lezen dat ook in Burkina
Faso het pro-Russische sentiment groeit. Hoe reëel is het volgens de Minister dat
ook de nieuwe leiders van Burkina Faso richting Rusland zullen bewegen? Hoe groot
acht de Minister de kans dat ook in Burkina Faso de Wagner Group actief zal worden?
13. Antwoord van het kabinet
De Burkinese transitieregering heeft gezien de grote veiligheidsproblemen in het land
een sterke behoefte aan militaire steun van internationale partners. De Burkinese
transitieregering sprak na de machtsgreep van september 2022 uit dat zij haar partnerschappen
op dit vlak wil «diversifiëren» en noemde daarbij nadrukkelijk ook Rusland als mogelijke
partner. Daarbij werd niet gesteld dat westerse landen zouden afvallen als mogelijke
partner. Burkina Faso heeft ook steun gevraagd aan Frankrijk en ontving recentelijk
de Europese Speciaal Vertegenwoordiger voor de Sahel en de Amerikaanse Staatssecretaris
voor Politieke Zaken om over de politieke situatie en veiligheidssamenwerking te praten.
Het lijkt erop dat de transitieautoriteiten vooralsnog alle opties openhouden. Transitiepresident
Traoré heeft herhaaldelijk gesteld geen behoefte te hebben aan buitenlandse speciale
eenheden in het land. Ten aanzien van de Wagner Group heeft het kabinet kennisgenomen
van de recente bewering van de Ghanese president dat Wagner al actief zou zijn in
Burkina Faso. Het kabinet kan deze bewering niet bevestigen.
Kan de Minister toelichten wat de EU en andere westerse partners gaan doen om ervoor
te zorgen dat Burkina Faso geen verdere samenwerking met Rusland zal aangaan?
14. Antwoord van het kabinet
De EU zet de dialoog tussen de EU en Burkina Faso voort, om als betrouwbare partner
een geloofwaardig alternatief voor Rusland te zijn. De EU Speciale Vertegenwoordiger
voor de Sahel, Emanuela Del Re, bracht eind november jl. een bezoek aan Burkina Faso,
waar ze onder andere sprak met de transitiepresident Traoré en premier Kyelem. De
EU heeft verder aangekondigd om, als de lidstaten daarmee instemmen op basis van de
ontwikkelingen, een crisismanagement concept op te stellen voor een EU-missie in Burkina Faso.
De VS ondersteunt Burkina Faso in de strijd tegen terrorisme. Ook heeft de VS besloten
Burkina Faso volgend jaar weer uit te nodigen voor de Amerikaans-geleide internationale
oefening Flintlock in Ivoorkust en Ghana, nadat Burkina Faso geschorst werd van deelname
in 2022 vanwege de staatsgreep in januari jl.
Nederland draagt binnen Flintlock 2023 bij aan het versterken van de capaciteit van
onder andere eenheden uit Burkina Faso, Ghana en Ivoorkust. Met Flintlock wordt beoogd
een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de internationale samenwerking bij
transregionale veiligheidskwesties en het bevorderen van informatie- en inlichtingendeling
tussen deelnemende landen. Daarnaast draagt Flintlock bij aan het versterken van de
capaciteiten van West-Afrikaanse partners om zorg te dragen voor de lokale veiligheid.
Dergelijke samenwerking en steun biedt de kans om onderling vertrouwen op te bouwen.
Randvoorwaarden voor de Nederlandse samenwerking met Burkina Faso binnen Flintlock
zijn een blijvende open houding van de Burkinese transitieautoriteiten ten aanzien
van de internationale gemeenschap en een positief oordeel van ECOWAS ten aanzien van
het democratische transitieproces in Burkina Faso.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over het toenemende terroristische en
extremistische geweld in de West-Afrikaanse kuststaten, bijvoorbeeld van jihadistische
groepen. Deze leden vernemen dat deze staten expliciete steun vragen aan de internationale
gemeenschap voor het tegengaan van terroristische groeperingen. Kan de Minister toelichten
welke inzet Nederland hierin levert? Hoe groot zijn de gevolgen van het toenemende
terrorisme in de West-Afrikaanse kuststaten voor Europa? Verwacht de Minister een
toenemende groep vluchtelingen uit deze regio of bijvoorbeeld een verhoogde kans op
terroristische aanslagen op ons continent?
15. Antwoord van het kabinet
Het kabinet maakt zich eveneens zorgen over de expansie van terroristische groeperingen
vanuit de Sahel naar de West-Afrikaanse kuststaten. In de eerste plaats is deze toegenomen
terroristische dreiging een zorg voor de landen in de regio, alsook voor Nederlandse
belangen ter plaatse (waaronder economische belangen). Daarnaast kan de verhoogde
dreiging in de toekomst leiden tot verhoogde migratiebewegingen. De ontwikkelingen
leiden vooralsnog niet tot een verhoogde terroristische dreiging voor het Europese
continent.
Om deze ontwikkelingen beter te monitoren en duiden heeft Nederland een Regionale
Veiligheidscoördinator op de ambassade in Ghana geplaatst, met als werkgebied de kuststaten.
Nederland benadrukt het belang van een door nationale overheden gestuurde aanpak om
de expansie tegen te gaan. Concreet levert Nederland hiertoe o.a. steun aan de Académie internationale de lutte contre le terrorisme, door Ivoorkust opgericht samen met Frankrijk, om bij te dragen aan de capaciteiten
van veiligheidsactoren ter plaatse. Nederland besteed hiernaast, met name in Benin,
vanuit bestaande OS-middelen meer aandacht aan het aanpakken van de grondoorzaken
van de expansie van terrorisme.
Inbreng PVV
De leden van de PVV-fractie zien dat het kabinet óók constateert dat het er allemaal
niet beter op wordt in de Sahel-regio. Als grondoorzaken noemt het kabinet onder meer
de voedselonzekerheid, de bevolkingsgroei, het machtsvacuüm in bepaalde gebieden,
en de corruptie. Maar wat doet de Nederlandse inzet concreet op die punten, en welke
resultaten zijn er op die gebieden gehaald met de inzet het afgelopen vijf jaar?
16. Antwoord van het kabinet
Nederland is een gecommitteerde OS-speler in de Sahel. De komende vier jaar investeert
Nederland ongeveer 400 miljoen euro in de Sahel. Specifieke prioriteiten op het vlak
van ontwikkelingssamenwerking zijn private sectorontwikkeling (met focus op jongeren
en beroepsonderwijs), sociale vooruitgang (onder andere seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten), voedselzekerheid en watermanagement, en vrede & rechtstaat.
bijvoorbeeld. Ook is het belangrijk dat er voldoende banen worden gecreëerd voor de
jeugd. Zo kregen meer dan 1.000 jonge Burkinezen dankzij Nederlandse inzet in 2021
een basistraining in ondernemerschap. Ook zijn 7.656 boeren in Mali weerbaarder gemaakt
voor de mogelijke gevolgen van klimaatverandering In de Kamerbrief over het geïntegreerde
Nederlandse beleid in de Sahel, die de Kamer in de eerste helft van 2023 toekomt en
die voortbouwt op de Afrikastrategie, zal het kabinet de Nederlandse inzet gericht
op het adresseren van de grondoorzaken van instabiliteit en conflicten in de Sahel
nader toelichten. Voor andere resultaten van de afgelopen vijf jaar, bijvoorbeeld
op gebied van voedselzekerheid, water en sanitatie en toegang tot recht, wordt verwezen
naar de OS-resultatenrapportages1.
De leden van de PVV-fractie kunnen namelijk niet uit de brief opmaken dat er resultaten
zijn geboekt met betrekking tot de aanpak van die grondoorzaken, ook niet met de militaire
bijdragen aan de diverse missies. Ook is het islamitisch terrorisme in de Sahel en
West-Afrika in omvang gegroeid. Het kabinet geeft het zelf aan. Maar wat is hierop
het antwoord? De militaire missies doen er vrij weinig aan en de politieke chaos in
de regio maakt het de terroristen wel erg makkelijk.
17. Antwoord van het kabinet
Het kabinet streeft naar samenhang van middelen en beleidsinstrumenten van de lokale,
internationale en (aanvullende) Nederlandse en Europese veiligheidsinzet in de Sahel
en de West-Afrikaanse kuststaten, opdat deze elkaar versterken. Hierbij hecht het
kabinet eraan te benadrukken dat de inzet altijd zal blijven plaatsvinden in een complexe,
weerbarstige en onvoorspelbare context, waarin resultaten niet gemakkelijk te boeken
zijn. Bovendien is het moeilijk om effecten te meten, omdat niet bekend is wat er
gebeurd zou zijn zonder betrokkenheid van de internationale gemeenschap.
Het is de opvatting van het kabinet dat een vertrek van de internationale gemeenschap
uit de regio de bewegingsruimte voor jihadistische organisaties zou vergroten. Daarom
acht het kabinet het van belang om een bijdrage te blijven leveren aan veiligheid
en stabiliteit in de Sahel en de bredere regio, onder meer via bijdragen aan internationale
missies ter bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit. Hiermee worden
immers ook de Europese en Nederlandse veiligheidsbelangen gediend.
Wat betreft het aan IS en Al-Qaida gelieerde terrorisme, willen de leden van de PVV-fractie
graag een wat uitgebreidere analyse zien. Een analyse die wat nauwkeuriger antwoord
geeft op vragen zoals: hoeveel aantallen strijders hebben deze terreurgroepen? In
welke mate vormen zij een bedreiging voor Nederland en andere westerse doelen/belangen?
Zijn er statelijk actoren, uit bijvoorbeeld het Midden-Oosten, die het terrorisme
voeden? Hoe komen deze terreurgroepen aan hun wapens, etc.? Wellicht kan het kabinet
hier wat uitgebreider op ingaan bij de nationale Afrikastrategie waar nu aan wordt
gewerkt.
18. Antwoord van het kabinet
Jihadistische terreurgroepen in de Sahel beschikken over enkele honderden tot enkele
duizenden strijders. Zij hebben in het verleden aanslagen uitgevoerd op westerse burgers
in en rond de Malinese hoofdstad Bamako. Ook zijn er westerlingen in de Sahel (voor
losgeld) ontvoerd. Deze dreigingen zijn niet geweken. In het verleden kwam het ook
geregeld tot gevechten tussen jihadisten en westerse militairen. Door de sterke afname
van westerse militaire activiteiten in de Sahel, is de kans op dergelijke gevechten
tegenwoordig aanzienlijk kleiner. Aan Al Qaida en IS gelieerde groepen in de Sahel
hebben geen aanslagen uitgevoerd op westerse doelen buiten de regio.
Er zijn geen aanwijzingen dat statelijke actoren uit bijvoorbeeld het Midden-Oosten
terroristische organisaties in de Sahel (actief) steunen.
Terroristische organisaties in de Sahel halen financiering en middelen voornamelijk
uit de regio zelf, bijvoorbeeld door smokkel, afpersing, illegale mijnbouw, omkoping
en het eisen van losgeld.
In die strategie, die in het eerste kwartaal van 2023 wordt afgerond, willen de leden
van de PVV-fractie ook een helder antwoord op de vraag hoe nu omgegaan moet worden
met de invloed van Wagner-huurlingen in Afrika en hun samenwerking met de lokale autoriteiten.
Dat de invloed van Wagner zwaar negatief is, is voor iedereen wel helder. Maar welke
mogelijkheden ziet het kabinet om de invloed van Wagner terug te dringen? En hoe gaat
Nederland harder optreden tegen de autoriteiten en politieke leiders van landen die
de deur wagenwijd openzetten voor Wagner-huurlingen?
19. Antwoord van het kabinet
Het kabinet deelt de zorgen over de aanwezigheid van de Wagner Group in Afrika. Volgens
verschillende bronnen zou de Wagner Group actief zijn in de Centraal Afrikaanse Republiek,
Mali, Soedan en Libië.
Het kabinet acht het van belang om in internationaal verband Rusland te blijven aanspreken
op de zorgen over onder andere mensenrechtenschendingen gepleegd door paramilitairen
van Russische herkomst, waaronder gelieerd aan de Wagner Group. Nederland vindt het
daarnaast van belang om in dialoog te blijven met landen waar Russische paramilitairen
actief zijn, onder andere om de samenwerking met Russische paramilitaire organisaties
te ontmoedigen. Daarnaast is de Nederlandse en EU inzet erop gericht om als betrouwbare
partner een geloofwaardig alternatief te bieden voor samenwerking met mogendheden
als Rusland.
In de brief stelt het kabinet verder dat «mogendheden als Rusland» behoorlijk foute
dingen doen in de Sahel en West-Afrika. Deze leden vragen zich af welke mogendheden,
naast Rusland, het kabinet allemaal bedoelt? Wordt hiermee ook indirect naar China
gewezen? Zo ja, kan de invloed van China in de regio bij de Afrika-strategie in kaart
gebracht worden, en kan worden aangegeven in hoeverre dat van negatieve invloed is
op de politieke situatie en de veiligheidsontwikkelingen?
20. Antwoord van het kabinet
Eén van de belangrijkste ontwikkelingen in de Sahel is de groeiende geopolitieke concurrentie
tussen regionale (super)machten. Geopolitieke actoren zoals Rusland, maar ook Turkije,
Iran, de Golfstaten en China proberen gaandeweg hun economische, politieke en/of religieuze
invloed in de Sahel en West-Afrika te versterken. Dit gaat ten koste van de positie
van aan Nederland gelijkgestemde geopolitieke actoren, zoals de EU en de VS. De geopolitieke
concurrentiestrijd op het Afrikaanse continent wordt niet alleen door politiek-strategische,
maar juist ook door economische belangen en ambities gevoed – waarbij deze vaak verstrengeld
zijn. China investeert in fysieke en digitale infrastructuur in Afrika, onder meer
via het Belt & Road Initiative en via de Digital Silk Road. De toenemende invloed van China in Afrika, onder meer via bilaterale schuldrelaties,
komt ook aan de orde in de Afrikastrategie.
Het discours van de EU, inclusief de nadruk op mensenrechten en belang van good governance, vindt mede door de opkomst van andere geopolitieke actoren niet automatisch weerklank
onder de Sahel-landen. Continuering van de dialoog tussen EU-lidstaten en de autoriteiten
in de Sahel in samenhang met het EU beleidsinstrumentarium is belangrijk om als betrouwbare
partner een geloofwaardig alternatief te zijn in de Sahel en West-Afrika. Hetzelfde
geldt voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld in de Sahel.
Inbreng CDA
De leden van de CDA-fractie delen de kabinetszorgen over de verslechterende veiligheidssituatie
in de Sahelregio en de expansie van instabiliteit naar de West-Afrikaanse kuststaten.
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over het bewust aangewakkerde anti-Franse
en antiwesterse sentiment in zowel Mali als in Burkina Faso. Er lijkt voorafgaand
aan beide staatsgrepen sprake te zijn geweest van een goed geplande en goed uitgevoerde
propagandacampagne. Op social media werden massaal pro-Rusland geluiden verspreid
en tijdens demonstraties werd actief gepleit voor het aanhalen van de militaire banden
met Rusland. De leden van de CDA-fractie vinden dit een zorgwekkende trend. Klaarblijkelijk
zijn Rusland en ook de terroristische organisaties beter in staat om de hearts en
minds van de lokale bevolking voor zich te winnen dan de Verenigde Naties en de Europese
Unie. De leden van de CDA-fractie vragen zich af wat hier tegenover wordt gesteld.
En hoe voorkomen we dat deze trend zich voortzet in Niger en de West-Afrikaanse kuststaten?
21. Antwoord van het kabinet
In Mali, Burkina Faso en Niger neemt het anti-Franse sentiment onder de bevolking
toe, wat kan leiden tot bredere antiwesterse sentimenten. Het kabinet maakt zich hier
zorgen over. De antiwesterse sentimenten worden in sommige gevallen bewust aangewakkerd
via desinformatiecampagnes van Russische operators, met als doel landen in de Sahel
te destabiliseren en de publieke opinie tegen Frankrijk en het Westen te keren. Hierdoor
komt de positie van de EU en gelijkgestemde partners onder druk te staan. De continuering
van de diplomatieke dialoog en de voortzetting van ontwikkelingssamenwerking, door
zowel de EU als Nederland, is een duidelijk signaal van blijvende betrokkenheid bij
de bevolking van de Sahel. Het ontwikkelen van een strategische communicatiestrategie
en het tegengaan van desinformatie is daarnaast een prioriteit in de uitwerking van
de EU Sahel strategie uit 2021. Het kabinet moedigt de EU aan om daar vaart mee te
maken. Het kabinet onderzoekt ook hoe Nederland nog meer een bijdrage kan leveren,
zowel diplomatiek als programmatisch, aan het tegengaan van de invloed van desinformatiecampagnes,
onder andere door het weerbaar maken van de lokale bevolking.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd hoeveel leden van de Wagner Group in Mali
actief zijn.
22. Antwoord van het kabinet
Naar schatting zijn ongeveer duizend leden van de Wagner Group actief in Mali.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat het Accra Initiatief door verschillende
regionale en internationale partners wordt gezien als één van de vehikels om de strijd
tegen terrorisme in West-Afrikaanse kuststaten mee aan te gaan. Deze leden zijn benieuwd
of, en zo ja hoe, dit initiatief door Nederland, de Europese Unie en de Noord-Atlantische
Verdragsorganisatie (NAVO) wordt ondersteund?
23. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is ervan overtuigd dat de strijd tegen terrorisme in de West-Afrikaanse
kuststaten enkel succesvol kan zijn als deze inzet is vormgegeven onder leiding van
de regio zelf. Nederland ziet het Accra Initiatief als een belangrijk operationeel
samenwerkingsverband. Om de lidstaten van het Accra Initiatief te ondersteunen bij
hun inspanningen tot coördinatie in het licht van veiligheidsuitdagingen, steunt Nederland
een regionaal programma van de niet-gouvernementele organisatie « Promediation» . Ook internationaal wordt er gekeken naar mogelijkheden tot steun aan het Accra Initiatief,
onder andere door de EU. Tijdens de recente Top op 22 november in Accra aangaande
het initiatief, stelde voorzitter van de Europese Raad Charles Michel dat de EU klaar
staat om het Accra Initiatief te ondersteunen. Nederland benadrukt dat steun aan het
Accra Initiatief vraaggestuurd dient te zijn. De NAVO biedt geen ondersteuning aan
het Accra Initiatief. Het kabinet vindt het van belang om, met het oog op een alomvattende
aanpak van terrorisme inclusief grondoorzaken in West-Afrikaanse kuststaten, met verschillende
regionale partners samen te werken, waaronder met ECOWAS.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de huidige en toekomstige Nederlandse
en Europese economische belangen in de Sahel regio en de West-Afrikaanse kuststaten.
Wil het kabinet dat de Europese Unie zich positioneert als voorkeurspartner in de
regio, net zoals dat bij het Grote Merengebied het geval is?
24. Antwoord van het kabinet
De West-Afrikaanse regio is de grootste handelspartner en investeringsbestemming van
de Europese Unie in Sub-Sahara Afrika. Omgekeerd is de Europese Unie ook voor West-Afrika
de grootste handelspartner.
Met name de West-Afrikaanse kustlanden zijn belangrijk voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Nigeria, Ivoorkust, Ghana en Senegal behoren tot de top 15 van landen met potentie
in de Afrikastrategie van VNO-NCW. In het Nederlandse BHOS beleid behoren deze vier
landen dan ook tot de zogenaamde combilanden waar Nederland inzet op een combinatie
van ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen. Het kabinet is in deze context
van grote gezamenlijke economische belangen voorstander van een positionering van
de Europese Unie als belangrijke partner in de regio.
Welke rol spelen de Sahel-regio en de West-Afrikaanse kuststaten in de Europese Critical
Raw Material Act en de Nationale grondstoffenstrategie?
25. Antwoord van het kabinet
De Europese Critical Raw Materials Act wordt naar verwachting in maart 2023 gepresenteerd. Het kabinet kan niet vooruitlopen
op de rol van de Sahel-regio en de West-Afrikaanse kuststaten hierin. Voor de winning
van kritieke materialen zoals gedefinieerd op de Europese Lijst van Kritieke Grondstoffen
2020 is binnen deze regio Guinee (bauxiet) een relevante toeleverancier van de EU.2
De Nederlandse grondstoffenstrategie geeft geen landenprioriteiten aan.
Wel noemt de strategie als één van de handelingsperspectieven diversificatie van handelspartners,
onder meer via EU-partnerschappen met derde landen. Nederland zet in op internationale
samenwerking en economische diplomatie, onder andere door het sluiten en verdiepen
van bilaterale partnerschappen. Dit kan ook de Sahel-regio en West-Afrikaanse kuststaten
betreffen, al is er op dit moment vanuit de EU geen specifieke prioriteit aan deze
regio gegeven. Ook onderzoekt het kabinet de mogelijkheden om onder meer het exportkredietinstrumentarium
van Atradius Dutch State Business, Invest International , InvestNL en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in te zetten voor het
vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen.
Bij de inzet van het kabinet op verduurzaming van internationale grondstoffenketens
is ook aandacht voor grondstoffen uit deze regio’s. Zo ondersteunt het door Nederland
gesteunde Europees Partnerschap voor Duurzame Mineralen (EPRM) op dit moment projecten
in Burkina Faso en Mauritanië. Het kabinet zal tevens verkennen welke rol internationale
financiële instellingen en de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden kunnen
spelen in het verduurzamen van grondstofwinning in ontwikkelingslanden.
Wat is er bekend over de aanwezigheid van China in dit deel van Afrika?
26. Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord op vraag 20.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat de Malinese transitieautoriteiten
op 10 juli jl. 49 Ivoriaanse militairen gevangen hebben genomen waarvan drie inmiddels
zijn vrijgelaten. Waar en waarom zijn deze militairen gevangengenomen en wat is de
stand van zaken?
27. Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord op vraag 7.
Inbreng ChristenUnie
De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn bekend met de recente ontwikkelingen
in de Sahel en West-Afrika en de situatie aldaar baart hen grote zorgen, mede als
gevolg van de verslechterende veiligheidssituatie. Zij delen het standpunt dat een
geïntegreerde aanpak noodzakelijk is om een stabiliserende bijdrage te kunnen leveren
in de regio. In het verleden is deze aanpak, hoewel de ambitie steeds uitgesproken
werd, onvoldoende gerealiseerd, zo concludeerde de evaluatie van de Directie Internationaal
Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) over de Nederlandse bijdrage aan de Multidimensional
Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA) onlangs. De leden vragen het kabinet
dan ook om in de aangekondigde strategische brief rekenschap te geven van deze en
andere bevindingen met als doel te komen tot een geïntegreerde aanpak die een effectieve
bijdrage levert aan het verbeteren van de veiligheidssituatie in de regio.
28. Antwoord van het kabinet
Zoals toegezegd zal het kabinet uw Kamer in de eerste helft van 2023, mede op basis
van een regionale conflictanalyse, informeren over de Nederlandse geïntegreerde inzet
op het gebied van veiligheid, diplomatie, ontwikkelingssamenwerking en migratie in
de Sahelregio, evenals eventuele aanvullende inzet in de West-Afrikaanse kuststaten,
en de politiek-strategische doelstelling die aan de Nederlandse inzet ten grondslag
ligt. Hierin worden de geïdentificeerde lessen uit Afghanistan en de Nederlandse bijdrage
aan VN-missie MINUSMA tussen 2014–2019 meegenomen (d.d. 30 september 2022, Kamerstuk
29 521, nr. 451).
De leden van de fractie van de ChristenUnie hechten grote waarde aan lokaal eigenaarschap
en zijn blij dat het kabinet dit ook als zodanig benoemt. Zij vragen het kabinet op
welke manier hieraan uitvoering wordt gegeven in de keuzes die gemaakt worden over
de Nederlandse inzet in de regio.
29. Antwoord van het kabinet
Nederland benadrukt in gesprekken met andere EU lidstaten en de Europese Dienst voor
Extern Optreden (EDEO) dat de EU-veiligheidsinzet, ook de bilaterale veiligheidsbijdragen
van verschillende EU lidstaten, vraaggestuurd moet zijn en erop gericht dat de Sahellanden
op lange termijn de veiligheid en stabiliteit in hun eigen regio kunnen waarborgen.
Dit is een belangrijk uitgangspunt bij nieuwe missies.
De oprichting van EU MPM Niger is in lijn met deze Nederlandse wens. Deze missie is
op verzoek van en in nauw overleg met de Nigerese autoriteiten tot stand gekomen.
Zoals uw Kamer bekend ontving Nederland van president Bazoum een verzoek om een overeenkomst
af te sluiten ten behoeve van eventuele defensiesamenwerking in de toekomst. Hier
is door het kabinet per brief met een positieve grondhouding op gereageerd. Het kabinet
zal zorgdragen dat een eventuele Nederlandse militaire bijdrage in Niger aansluit
op de behoefte van de Nigerese overheid. Vanzelfsprekend zal uw Kamer hier tijdig
over worden geïnformeerd.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vrezen dat lokaal eigenaarschap in de
knel kan komen nu de geopolitieke rivaliteit in de wereld toeneemt en deze ook zeker
niet voorbij gaat aan het Afrikaanse continent. De leden maken zich daarbij zorgen
over de groeiende assertiviteit van met name Rusland en China en hun activiteiten
in Afrika. Tegelijkertijd willen de leden van de fractie van de ChristenUnie ervoor
waken dat het Afrikaanse continent niet wordt gereduceerd tot een speelstuk in een
geopolitiek schaakspel van grootmachten waarbij onze relaties met het continent grotendeels
in het teken komen te staan van de genoemde spanningen. Deze leden roepen het kabinet
dan ook op om hier expliciet op in te gaan in de aangekondigde strategische brief.
Zij willen het kabinet daarnaast vragen welke concrete stappen worden gezet om landen
in de Sahel-regio te ondersteunen om weerbaar te zijn te midden van alle geopolitieke
druk om zo de belangen van de lokale bevolking te kunnen waarborgen.
30. Antwoord van het kabinet
Het Nederlandse beleid moet primair ten gunste komen aan de lokale bevolking in de
Sahel. De Nederlandse ontwikkelingssamenwerking wordt grotendeels op afstand van de
centrale autoriteiten vormgegeven en voornamelijk uitgevoerd door maatschappelijke
organisaties, multilaterale partners, lokale overheden en publieke uitvoeringsorganisaties
Er wordt geen begrotingssteun of directe financiële steun via ontwikkelingssamenwerkingsprojecten
gegeven aan de centrale overheden van Mali en Burkina Faso.
Het kabinet onderschrijft dat de Nederlandse inzet in de Sahel dient bij te dragen
aan het herstellen van de weerbaarheid van de bevolking en het behalen van de Sustainable Development Goals-doelstellingen. In de Kamerbrief over de geïntegreerde inzet in de Sahel zal het
kabinet nader ingaan op deze doelstellingen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat in met name Burkina Faso
en Mali antiwesterse sentimenten toenemen en dat deze worden benut door Rusland en
China. Deze leden roepen het kabinet op om zich op deze ontwikkelingen – die niet
beperkt blijven tot deze regio – te bezinnen en in het brede buitenlandbeleid in te
zetten op gelijkwaardige samenwerking met landen in het mondiale zuiden. In lijn met
briefadvies 36 (Urgentie van een nieuwe Nederlandse Afrikastrategie) van de Adviesraad
voor Internationale Vraagstukken willen deze leden daarbij aandacht vragen voor het
tegengaan van incoherentie in Nederlands beleid dat daarmee geen rekening houdt met
de zorgen en belangen van onder andere Afrikaanse landen. Deze leden zijn van mening
dat coherent beleid niet alleen rechtvaardig is en een bijdrage levert aan betere
leefomstandigheden in de regio, maar ook geopolitieke opponenten de kans ontneemt
incoherentie te benutten om antiwesterse sentimenten aan te wakkeren. Deze leden vragen
het kabinet dan ook om beleidscoherentie onderdeel uit te laten maken van de geïntegreerde
inzet in de Sahel en West-Afrika en daar expliciet uiting aan te geven in de aangekondigde
strategische brief van begin 2023.
31. Antwoord van het kabinet
Het kabinet erkent het belang van gelijkwaardige partnerschappen en beleidscoherentie
in het Nederlandse beleid ten opzichte van de Sahel en West-Afrika. Dat komt ook expliciet
tot uiting in de Afrikastrategie die het kabinet momenteel ontwikkelt. Voortbouwend
op deze strategie gaat het kabinet hier ook op in in de aangekondigde brief over de
geïntegreerde inzet in de Sahel.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de Nigerese wens
om te komen tot bilaterale overeenkomsten in de strijd tegen terrorisme. Deze leden
vragen waar deze samenwerking -als het aan Nederland ligt – uit zou moeten bestaan?
Daarnaast willen deze leden het kabinet vragen hoe samenhang tussen de verschillende
overeenkomsten en met de andere al dan niet militaire initiatieven kan worden gewaarborgd.
32. Antwoord van het kabinet
Eventuele veiligheidsinzet moet vraaggestuurd zijn en erop gericht Niger in staat
te stellen op de lange termijn de eigen veiligheid en stabiliteit te waarborgen. Het
kabinet is bereid een overeenkomst met Niger te bespreken gericht op defensiesamenwerking
met het oog op een mogelijke veiligheidspresentie van Nederland in Niger. Dit zal
onderdeel zijn van een brede en geïntegreerde aanpak die nauw is afgestemd met partners
en bondgenoten. Dit is een noodzakelijke stap voor eventuele inzetmogelijkheden van
de Nederlandse krijgsmacht en politie. Nederland benadrukt de waarde van een alomvattende
samenwerkingsrelatie met Niger, waarbij naast veiligheid ook wordt samenwerkt op andere
thema’s, waaronder migratie.
Deze leden zijn daarnaast blij dat de Nigerese overheid tot op heden heeft gekozen
voor militaire samenwerking met het Westen in plaats van met Rusland. Tegelijkertijd
zijn antiwesterse en met name anti-Franse sentimenten wel degelijk aanwezig in de
maatschappij. Deze leden willen het kabinet dan ook vragen welke bijdrage Nederland
op dit moment levert en in de toekomst zou kunnen leveren om dit tegen te gaan en
de militaire samenwerking ook voor de toekomst te waarborgen?
33. Antwoord van het kabinet
Zie ook het antwoord op vraag 32.
Naast de ontwikkelingen in VN- en EU-verband inventariseert het kabinet tevens de
mogelijkheden voor eventuele bilaterale en/of multinationale veiligheidssamenwerking
met Niger. De behoefte van Niger zelf is hierin leidend. De verkenning hiernaar loopt
nog. Door de civiele en militaire samenwerking geïntegreerd vorm te geven en op basis
van nationale prioriteiten wordt de kans op duurzame uitkomsten van de inzet vergroot.
Ook een toekomstige samenwerking wordt hiermee beter gewaarborgd.
De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat na de machtsgreep van
afgelopen oktober nieuwe machtshebbers zijn aangetreden in Burkina Faso. Deze leden
hebben kennisgenomen van de inschatting van het kabinet dat er een mogelijkheid bestaat
dat deze machtshebbers open zullen staan voor militaire samenwerking met Frankrijk
of andere westerse partners. Zij willen het kabinet dan ook vragen hoe Nederland de
Burkinese overheid probeert te overtuigen om ondanks de anti-Franse sentimenten een
samenwerkingsovereenkomst met Europa te sluiten.
34. Antwoord van het kabinet
Er is momenteel geen sprake van het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst tussen
de EU en Burkina Faso. Wel blijven de EU en EU-lidstaten in dialoog met Burkina Faso.
Ook zetten de EU en lidstaten ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp in Burkina
Faso voort. Daarentegen hebben de EU en enkele lidstaten begrotings- en sectorale
steun opgeschort. Sinds de machtsgreep van september 2022 is er nog geen aanleiding
deze te hervatten. Nederland gaf al geen begrotings- en sectorale steun. De EU heeft
verder aangekondigd om, als de lidstaten daarmee instemmen op basis van de ontwikkelingen,
een crisismanagement concept te ontwikkelen. Dit is de eerstvolgende stap in het bepalen van eventuele verdere
EU-veiligheidsinzet in Burkina Faso.
Zie ook het antwoord op vraag 14.
Missies en Operaties
Inbreng VVD
De leden van de VVD vragen specifiek naar de inzet van de Nederlandse krijgsmacht
in Mali. Hoe is gegarandeerd dat Nederlandse militairen te allen tijde vrij zijn het
land te verlaten, nu de Malinese regering regelmatig vliegbewegingen van MINUSMA beperkt?
En welke garanties, of afspraken met bondgenoten, over bescherming in noodgevallen,
zijn er voor de veiligheid van Nederlandse militairen? Kan het kabinet daarbij ook
specifiek ingaan op het gevaar dat mogelijk uitgaat van Russische huurlingen, en van
de Malinese overheid, nu die buitenlandse militairen van Ivoorkust gevangen heeft
gezet? In hoeverre zijn de risico’s hier toegenomen nu Frankrijk uit Mali is vertrokken,
en ook het militair belangrijke Groot-Brittannië zich terugtrekt?
35. Antwoord van het kabinet
Op basis van de Status of Forces Agreement (SOFA) tussen de VN en Mali, heeft de VN formeel vrijheid van beweging in Mali. Een
uitzondering hierop zijn vliegbewegingen, hiervoor is instemming van de Malinese verkeersleiding
noodzakelijk. Nederlandse militairen houden zich aan de voorgeschreven procedures
en ondervinden momenteel geen problemen met de Malinese autoriteiten. Mocht het in
de toekomst voorkomen dat vliegbeperkingen optreden in relatie tot vluchten waar Nederlandse
militairen gebruik van maken, dan zal worden gezocht naar alternatieve routes.
Binnen de missie draagt de Verenigde Naties zorg voor de veiligheid van VN-militairen.
Nederland heeft hierover geen separate overeenkomsten met bondgenoten. Met het vertrek
van Frankrijk uit Mali zijn er mogelijkheden voor escalatie-dominantie weggevallen.
De bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan MINUSMA voorzag niet in een bijdrage aan
deze escalatie-dominantie. Het vertrek van het VK zal geen verhoogd risico betekenen.
Defensie heeft continue aandacht voor de eventuele dreiging voor Nederlandse militairen
in Mali. Indien de veiligheidssituatie verslechtert, worden mitigerende maatregelen
genomen.
Er gaat geen opzettelijke fysieke dreiging richting Westerse militairen uit van de
Wagner Group. VN-militairen en leden van de Wagner Group ontlopen elkaar in de praktijk.
Daarnaast ziet het kabinet geen gevaar voor de Nederlandse militairen vanuit de Malinese
transitieautoriteiten. Daar waar de Nederlandse militairen hun rechtspositie ontlenen
aan de SOFA van de VN met Mali, geldt dit niet voor de betreffende Ivoriaanse militairen
die als sub-contractoren in dienst zijn van MINUSMA.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Wagner Group (terecht) veel aandacht
krijgt. Deze leden vragen of er door de oorlog in Oekraïne een afnemende rol is van
Wagner in Mali (en andere betroffen landen)? In hoeverre is de aanwezigheid en invloed
van de Wagner-Group afgenomen? Indien dit niet zo is, waarom niet?
36. Antwoord van het kabinet
Het kabinet ziet vooralsnog geen afnemende rol van Wagner in Mali. Een verklaring
hiervoor ontbreekt.
Op welke manier kan Nederland bijdragen aan het minimaliseren van de inkomsten van
de Wagner-Group?
37. Antwoord van het kabinet
Paramilitaire eenheden als de Wagner Group halen hun inkomsten veelal uit contractuele
inzet in de regio door in opdracht van landen en entiteiten, waaronder Rusland, een
veiligheidsinzet te leveren. Het kabinet wil, naast diplomatieke inzet en de aanpak
van grondoorzaken van conflicten, inzetten op het minimaliseren van deze inkomsten.
Het kabinet kijkt, in Europees verband en in nauwe samenspraak met de regionale organisatie
ECOWAS, naar de mogelijkheden hiertoe Voorwaarden hiervoor zijn dat het bijdraagt
aan de gestelde EU-beleidsdoelen, voldoet aan juridische vereisten en er overeenstemming
binnen de EU bestaat.
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie vragen over het criterium voor voortzetting
tot en met juni 2024, waarbij er sprake van moet zijn dat «personen in staat zijn
een effectieve bijdrage te leveren aan de uitvoering van het mandaat zoals gegeven
door de VN-Veiligheidsraad.» Welke criteria gelden er om te bepalen of de bijdrage
effectief is, en hoe wordt dit gemonitord? Is voortzetting van de status quo daarbij
gedefinieerd als effectieve bijdrage, of is het hiervoor nodig dat de Malinese regering
positieve stappen zet, zoals beëindiging van militaire operaties met de Wagner-Group,
waarbij mensenrechten worden geschonden?
38. Antwoord van het kabinet
Zoals uw Kamer gemeld, werkt de VN momenteel aan een strategische herziening van de
missie. Gezien de complexe politieke en veiligheidssituatie in Mali gaat deze herziening
ook in op de uitvoering van het mandaat van MINUSMA, de samenwerking met de Malinese
transitieautoriteiten en de beperkingen die deze nog steeds opleggen aan de bewegingsvrijheid
van de missie. In de herziening zullen aanbevelingen worden gedaan over de noodzakelijke
voorwaarden voor MINUSMA om effectief te blijven en worden opties besproken over de
toekomstige vormgeving van de missie. Op basis van die informatie wordt bepaald of
de missie nog effectief kan zijn en de doelstellingen van het mandaat kan uitvoeren.
Zolang dit volgens de VN nog het geval is, is de Nederlandse bijdrage hieraan ondersteunend
en daarmee als effectief te beschouwen. Parallel heeft het kabinet regelmatig contact
met de uitgezonden Nederlanders over hun bijdrage aan de missie.
En verwacht het kabinet tegen het voorziene einde van de missie in juni 2024 significante
verbeteringen in de Malinese veiligheidssituatie? Zo ja, waarop is die inschatting
gebaseerd? Zo nee, wat is exact de meerwaarde van nog een jaar blijven tot aan een
al samen met bondgenoten aangekondigde einddatum?
39. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft besloten het nationale mandaat voor MINUSMA te verlengen tot en
met 30 juni 2024, mits deze personen in staat zijn een effectieve bijdrage te leveren
aan de uitvoering van het mandaat zoals gegeven door de VN Veiligheidsraad. Aangezien
de politieke en veiligheidssituatie in Mali complex en onvoorspelbaar is, is het lastig
een inschatting te geven van de veiligheidssituatie in Mali in juni 2024.
De Malinese transitieautoriteiten hebben afgelopen juli een akkoord gesloten met ECOWAS
over de terugkeer naar een democratisch bestuur met presidentsverkiezingen in februari
2024 (zie ook het antwoord op vraag 4). Daarnaast loopt momenteel de strategische
herziening van VN-missie MINUSMA, die bepalend zal zijn voor de toekomst van de missie.
Het kabinet vindt het belangrijk om, ondanks de weerbarstige en onvoorspelbare context,
zo lang mogelijk betrokken te blijven in Mali. Vanwege de grondwettelijke taak bij
te dragen aan de bevordering van de internationale rechtsorde, hecht het kabinet belang
aan het leveren van een langdurige bijdrage aan VN-vredesmissies in voor Nederland
prioritaire regio’s. De Nederlandse bijdrage aan MINUSMA vormt tevens een belangrijk
signaal van blijvende steun voor MINUSMA en de Malinese bevolking en daarnaast is
deze bijdrage van strategische meerwaarde voor de Nederlandse informatiepositie. Voor
de invloed van Rusland en China op het Afrikaanse continent zie ook de antwoorden
op vragen 2 en 19.
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over Niger. Klopt het dat
de overheid van Niger een veel grotere bereidheid tot samenwerking met Europese partners
heeft dan het geval is in Mali? En als dat het geval is, zou het dan niet zinniger
zijn om Nederlands personeel te verplaatsen van de inzet in Mali naar de nieuwe Europese
adviesmissie voor het leger van Niger?
40. Antwoord van het kabinet
Dat klopt, zie voor wat betreft eventuele Nederlandse inzet in Niger het antwoord
op vraag 12. Het kabinet zet vooralsnog in op aanwezigheid in beide landen. Om redenen
die in vraag 39 reeds genoemd zijn, acht het kabinet het van belang om ook in Mali
en bij MINUSMA betrokken te blijven.
De leden van de VVD-fractie lezen hoeveel verschillende missies er op het moment in
de regio spelen. Deze leden vragen hoe al deze verschillende missies onderling worden
gecoördineerd, aangezien de doelstellingen gedeeltelijk in elkaar overlopen en met
elkaar te maken hebben.
41. Antwoord van het kabinet
Op vele niveaus en in diverse fora vindt overleg en afstemming plaats tussen betrokken
landen en internationale organisaties. Naast de reguliere EU-bijeenkomsten voor de
EU-missies vindt er ook in de regio zelf afstemming plaats, bijvoorbeeld tussen de
VN en de EU. Ook zijn er geregeld bijeenkomsten met bijvoorbeeld de Alliance Sahel.
De Alliance Sahel is een samenwerkingsverband tussen verschillende landen – zoals
Nederland, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten – en multilaterale
partners, zoals de EU, Wereldbank en de UNDP. Het doel van de Alliance Sahel is het
versterken van de stabiliteit en de bijdragen aan de ontwikkeling van de Sahel. Nederland
vraagt tijdens alle internationale overleggen aandacht voor coördinatie en complementariteit.
Inbreng D66
De leden van de D66-fractie lezen over de druk die op de positie van MINUSMA is komen
te staan door de veranderde houding van Mali. Deze leden hebben hierover zorgen, met
name vanwege de sterke beweging van Mali richting Rusland. Ook lezen deze leden over
het besluit van verschillende landen om deelname aan MINUSMA te beëindigen. Kan de
Minister toelichten wat de gevolgen zijn voor de VN-missie na het uittreden van verschillende
landen?
42. Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord op vraag 8.
Deze leden steunen het besluit van het kabinet om de VN-missie voort te zetten, maar
zien ook hoe de situatie veranderd is. Welke kansen ziet de Minister nog in het voortzetten
van de VN-missie? Wat zijn de alternatieven nu veel landen hun deelname hebben beëindigd
en Mali westerse samenwerking bemoeilijkt?
43. Antwoord van het kabinet
Vanwege de complexe (geo)politieke en veiligheidscontext in Mali staat de positie
van MINUSMA onder druk. Zoals geschetst in de Kamerbrief, ziet het kabinet zich voor
een dilemma gesteld. Enerzijds noopt deze context tot realisme ten aanzien van de
effectiviteit van de missie. Anderzijds zou beëindiging van MINUSMA kunnen leiden
tot verdere verslechtering van de situatie in Mali. De wijze waarop MINUSMA moet worden
voortgezet, in het licht van de aangekondigde troepenterugtrekkingen, is afhankelijk
van de uitkomsten van de strategische herziening van de missie die begin 2023 wordt
verwacht. Zie ook het antwoord op vraag 38.
De leden van de D66-fractie lezen over het besluit van het kabinet om de meest gevoelige
activiteiten van de EU-veiligheidsinzet in Mali op te schorten. Wat de leden van de
D66-fractie betreft zouden EU-missies onder het huidige regime geen doorvang moeten
vinden. Hoe kijkt het kabinet hiernaar? Hoe zorgt de EU dat het desondanks een goede
informatiepositie in Mali behoudt? Kan de Minister toelichten welke gevolgen dit besluit
heeft voor de Malinese autoriteitentransitie en de presidentsverkiezingen van 2024?
44. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is van mening dat continuering van de aangepaste EU-missies in Mali nog
altijd van belang is. Een eventuele beëindiging van deze missies onder het huidige
Malinese transitieregime, brengt het risico met zich mee dat vanuit EU-perspectief
minder gewenste actoren hun invloed en positie in Mali verder versterken. Bovendien
zou terugtrekking schadelijk kunnen zijn voor de kritische dialoog tussen de EU en
Mali en de lange termijn veiligheidsbelangen. De Nederlandse bijdrage aan EUTM Mali
en EUCAP Sahel Mali vormt, hoewel beperkt van omvang, een belangrijk signaal van blijvende
steun van Nederland voor de EU en de Malinese bevolking en daarnaast is deze bijdrage
van strategische meerwaarde voor de Nederlandse informatiepositie.
Inbreng PVV
Vanaf het begin af aan waren de leden van de PVV-fractie al tegen de inzet van Nederlandse
militairen voor de VN-missie MINUSMA. De ontwikkelingen in Afrika volgende, zien deze
leden zich in dat standpunt gesterkt. De missie haalt niks uit, valt zienderogen uit
elkaar, en wordt niet gewaardeerd door een groot deel van de Malinese politiek en
bevolking. Wat doen we daar dan nog? Ook zijn de leden van de PVV-fractie van mening
dat het opmerkelijk is dat de Nederlandse inzet wordt verlengd tot en met 30 juni
2024, terwijl het VN-mandaat slechts loopt tot eind juni 2023. Dat, in samenhang met
het feit dat de strategische herziening nog niet is afgerond én het illegale Malinese
leiderschap zich behoorlijk antiwesters uitlaat, maakt dat deze leden de verlenging
ongehoord en onverantwoord vinden. Kan niet alsnog de stekker eruit getrokken worden?
45. Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord op vraag 38.
Ten aanzien van MINUSMA zijn de leden van de PVV-fractie tot slot van mening dat het
opmerkelijk is dat circa drie militairen nog gaan meedraaien met een Duitse inlichtingen-taakgroep.
Wat is het operatiegebied van die taakgroep en wat zijn de risico’s voor deze militairen?
En waarom draagt Nederland hier nog aan bij, terwijl we van Duitsland al weten dat
het zich gaat terugtrekken uit de missie?
46. Antwoord van het kabinet
De Duitse inlichtingeneenheid is gestationeerd in Gao, in het oosten van Mali. Het
primaire operatiegebied van deze eenheid is de Sector Oost van MINUSMA. Nederland
draagt op dit moment met een inlichtingenofficier bij aan de staf van de Duitse eenheid.
Deze militair vervult zijn taak op het kamp, hiermee zijn de risico’s voor deze militair
gering. Het Duitse vertrek is medio 2024 voorzien en dat is overeenkomstig de verlenging
van het Nederlandse mandaat tot en met
30 juni 2024. Mocht Duitsland besluiten eerder te vertrekken, dan zal Nederland zijn
bijdrage aan de Duitse inlichtingeneenheid ook beëindigen.
Tot slot kunnen de leden van de PVV-fractie ook niet instemmen met de overige (EU)
trainingsmissies die op de rol staan en verlengd worden. Ook hier geldt dat er nauwelijks
resultaat te verwachten valt en de missies en militairen volledig overgeleverd zijn
aan de (politieke) chaos die heerst in de Sahel-regio. Bovendien staat het de leden
van de PVV-fractie nog vers in het geheugen hoe de Nederlandse bijdrage aan de EU-trainingsmissie
in Somalië was uitgelopen op een fiasco. Stop dus met die EU-trainingsmissies, is
het laatste wat deze leden aan het kabinet willen meegeven.
Inbreng CDA
De leden van de CDA-fractie danken het kabinet voor het schetsen van het dilemma waarvoor
het staat omtrent de Nederlandse inzet binnen MINUSMA. Onlangs heeft de directie Internationaal
Onderzoek en Beleidsevaluatie hard geoordeeld over de Nederlandse bijdrage aan de
VN-missie in Mali. De gestelde doelen werden maar beperkt bereikt. Is deze kritische
evaluatie ook gedeeld met de MINUSMA -missie? Zo nee, kan deze worden gedeeld en,
zo ja, wat was de reactie van de VN?
47. Antwoord van het kabinet
De evaluatie is, zoals door het kabinet toegezegd in het commissiedebat op
3 november jl., recent gedeeld met de VN. Hierop is nog geen inhoudelijke reactie
ontvangen.
Het kabinet schetst terecht het punt dat de huidige context noopt tot realisme ten
aanzien van de effectiviteit van de missie. In dat kader zijn de leden van de CDA-fractie
benieuwd of er ook vanuit de VN een evaluatie heeft plaatsgevonden naar de effectiviteit
van de missie, en, zo ja, wat hier de uitkomsten van waren.
48. Antwoord van het kabinet
De VN voert momenteel een strategische herziening uit van de missie, waarbij wordt
ingegaan op de uitvoerbaarheid van het huidige mandaat. De resultaten van de herziening
worden begin 2023 verwacht. Wanneer de uitkomsten bekend zijn, wordt uw Kamer hierover
geïnformeerd.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat de VN-Veiligheidsraad het mandaat
voor de VN-missie MINUSMA heeft verlengd, maar ook in het hernieuwde mandaat heeft
gevraagd om een strategische herziening van de missie. De resultaten van de herziening
worden begin 2023 verwacht. Daarnaast lezen deze leden dat het kabinet «besluit het
huidige mandaat voor maximaal 16 personen voor deze missie te verlengen tot en met
30 juni 2024, mits deze personen in staat zijn een effectieve bijdrage te leveren
aan de uitvoering van het mandaat zoals gegeven door de VN-Veiligheidsraad». De leden
van de CDA-fractie zijn benieuwd waarom niet wordt gewacht op de publicatie van deze
strategische herziening voordat wordt besloten de Nederlandse inzet te verlengen.
Op basis van welke criteria wordt besloten of uitvoering kan worden gegeven aan het
mandaat van de VN?
49. Antwoord van het kabinet
De resultaten van de strategische herziening van MINUSMA worden begin 2023 verwacht.
De nationale mandaten van de Nederlandse bijdragen aan de VN-missie MINUSMA, de civiele
en militaire EU-missies in de Sahel liepen eind 2022 af. Het kabinet heeft daarom
besloten de huidige mandaten voor de missies te verlengen tot en met 30 juni 2024.
Voor toelichting over de uitvoerbaarheid van het mandaat, zie ook het antwoord op
vraag 38.
De leden van de CDA-fractie lezen dat een aantal troepen leverende landen zoals het
VK en Ivoorkust onlangs heeft aangekondigd zijn troepenbijdrage aan MINUSMA (vervroegd)
terug te trekken. Ook Duitsland heeft aangekondigd zijn deelname aan MINUSMA in mei
2024 te beëindigen. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar het EU-standpunt
over de MINUSMA-missie. Vanwege de geopolitieke aardverschuiving door de oorlog in
Oekraïne zijn deze leden benieuwd hoe er binnen de EU aan wordt gekeken tegen de MINUSMA-missie.
De ene lidstaat trekt z’n handen ervan af (Duitsland/Frankrijk), terwijl andere lidstaten
er nog wel vertrouwen in hebben (Nederland).
50. Antwoord van het kabinet
De EU neemt niet als organisatie aan VN-missies deel. Er is derhalve geen sprake van
een gedeeld EU-standpunt ten aanzien van MINUSMA. Lidstaten doorlopen separate nationale
politieke besluitvorming ten aanzien van troepenbijdrage aan missies. Zo heeft Duitsland
aangekondigd zijn deelname aan MINUSMA in mei 2024 te beëindigen. Het kabinet heeft
de eigenstandige afweging gemaakt om de huidige mandaten voor de missies te verlengen
tot en met 30 juni 2024. De redenen voor het kabinetsbesluit zijn toegelicht in de
Kamerbrief en beknopt weergegeven in het antwoord op vraag 39.
De VN en de EU kennen in het algemeen echter een langdurige (strategische) samenwerking
op het gebied van vredeshandhaving. De EU biedt de VN politieke- en financiële steun
en expertise om VN-mandaten uit te voeren. Daarnaast vindt wederzijdse missieondersteuning
plaats op basis van een kaderovereenkomst tussen de VN en de EU.
De leden van de CDA-fractie zien graag dat er binnen de Europese Unie één strategie
wordt gekozen. En dat niet alleen voor de MINUSMA-missie, maar voor de Sahel-regio
als geheel. De leden van de CDA-fractie lezen dat de Malinese transitieautoriteiten
stellen dat internationale missies welkom zijn in Mali. Tegelijkertijd verloopt de
samenwerking met MINUSMA uitermate stroef. Dit roept de vraag of de missie nog gewenst
is en, zo ja, door wie. Kan het kabinet hierop reflecteren, vragen deze leden.
51. Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord op vragen 8 en 44.
De leden van de CDA-fractie delen de notie dat het onwenselijk is om in de huidige
context door te gaan met het trainen en ondersteunen van het Malinese leger, de Nationale
Garde en de Gendarmerie. Deze leden zijn wel benieuwd waarom de nationale politie
rond Bamako nog wel training ontvangt. En in hoeverre vindt er binnen de Europese
Unie een verschuiving plaats van inzet binnen MINUSMA naar een inzet binnen EU-missies?
52. Antwoord van het kabinet
De EU besloot tot continuering van de niet-gevoelige trainingsactiviteiten van EUCAP
Sahel Mali aan de nationale politie rond Bamako, omdat er geen signalen bekend zijn
van mensenrechtenschendingen door de Malinese politie of van de omgang van de Malinese
politie met Russische paramilitairen.
Nederland en de EU hebben in oktober 2022 kennisgenomen van het voornemen van de Malinese
transitieautoriteiten om de nationale politie te militariseren. Het zou gaan om een
administratieve statuswijziging en de facto een formalisatie van een bestaande praktijk.
Het kabinet acht het in de huidige context in Mali nog altijd wenselijk om door te
gaan met het trainen en ondersteunen van de Malinese politie, ook met het oog op de
civiele taakstelling van de Malinese politie ten aanzien van veiligheid en stabiliteit
in en rondom Bamako.
De EU neemt als organisatie niet aan VN-missies deel. Er is derhalve ook geen sprake
van een gedeelde EU-beweging ten aanzien van verschuiving binnen missies in Mali.
Lidstaten doorlopen separate nationale politieke besluitvorming ten aanzien van troepenbijdrage
aan missies.
Inbreng ChristenUnie
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het grote aantal militaire initiatieven
ter ondersteuning van de landen in de Sahel en West-Afrika blijk geeft van de grote
betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij de regio. Deze leden vragen hoe
de samenhang in de vele en verschillende initiatieven wordt gewaarborgd, zodat een
geïntegreerde aanpak mogelijk is.
53. Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord op vraag 17.
De leden van de ChristenUnie-fractie willen het kabinet, als gevolg van de recente
politieke ontwikkelingen in de Sahel, vragen in hoeverre de Nederlandse inzet op dit
moment overeenkomt met de wensen en/of hulpvraag van de landen in de Sahel-regio.
Daarnaast vragen deze leden welke concrete resultaten het kabinet denkt en hoopt te
bereiken nu de deelname aan de verschillende missies wordt verlengd. Deze leden zijn
ervan overtuigd dat vragen als deze doorslaggevend zouden moeten zijn in de overwegingen
rondom deelname aan missies.
54. Antwoord van het kabinet
Nederland vindt het belangrijk dat de internationale veiligheidsinzet vraaggestuurd
is. De houding van de Malinese transitieautoriteiten ten opzichte van MINUSMA is ambivalent.
De strategische herziening zal hierop nader ingaan. De Nederlandse veiligheidsinzet
is erop gericht dat de Sahellanden op lange termijn de veiligheid en stabiliteit in
hun eigen regio kunnen waarborgen. Daarmee wil het kabinet – waar gewenst en mogelijk
– proactief bijdragen aan het tegengaan van terroristische dreiging, georganiseerde
misdaad (zoals wapen-, drugs- en mensensmokkel/handel) en irreguliere migratiestromen.
Daarnaast wil het kabinet tegenwicht bieden aan destabiliserende invloeden en bijdragen
aan het beschermen van de burgerbevolking. Hierbij hecht het kabinet er belang aan
te benadrukken dat de inzet altijd zal blijven plaatsvinden in een weerbarstige en
onvoorspelbare context, waarin resultaten niet gemakkelijk te boeken zijn.
Op middellange termijn heeft de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel als doel
verdere destabilisering in de Sahelregio tegen te gaan en verdere expansie van instabiliteit
naar West-Afrikaanse kuststaten te beperken (containment).
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat de verslechterende relaties
tussen de verschillende landen in de Sahel zorgelijk zijn, zeker omdat de problemen
en uitdagingen waarmee de regio kampt grotendeels grensoverschrijdend zijn. De leden
van de fractie van de ChristenUnie willen het kabinet dan ook vragen welke initiatieven
Nederland onderneemt om die effectieve regionale samenwerking te stimuleren. Zou Nederland,
al dan niet in Europees verband, hierin een bemiddelende rol kunnen spelen?
55. Antwoord van het kabinet
Instabiliteit, irreguliere migratie en georganiseerde misdaad zijn grensoverschrijdende
problemen die een regionale collectieve aanpak behoeven. Daarnaast hecht Nederland
waarde aan regionale coördinatie en eigenaarschap, onder andere door middel van samenwerking
met regionale actoren zoals ECOWAS.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen daarnaast in de brief dat er herhaaldelijk
wordt gewezen op de Nederlandse informatiepositie als onderdeel van de onderbouwing
van het belang van Nederlandse deelname aan missies. Deze leden willen het kabinet
vragen om een nadere toelichting op dit begrip.
56. Antwoord van het kabinet
Door deel te nemen aan een missie, wordt kennis opgedaan over zowel de lokale context
als de ontwikkelingen binnen de missie. Dit is van belang voor het monitoren van een
(pre-)conflictsituatie, en het kunnen inspelen op veranderingen in deze situatie –
bijvoorbeeld door de grootte of vorm van de Nederlandse bijdrage aan te passen. Voor
een anticiperende en eventueel preventieve veiligheidsaanpak is een goede inlichtingen-
en informatiepositie van groot belang.
Deze leden zijn van mening dat het – bij uitstek voor een land als Nederland dat in
hoge mate verbonden is met het buitenland – belangrijk is om een actieve rol te vervullen
binnen de internationale gemeenschap. Tegelijkertijd vragen deze leden zich af welke
rol de informatiepositie speelt in het geheel der overwegingen en hoe wordt afgewogen
of de baten van een versterkte informatiepositie opwegen tegen het risico dat wordt
gelopen door militair actief te zijn in een instabiele en daarmee gevaarlijke regio
als de Sahel.
57. Antwoord van het kabinet
De overwegingen om al dan niet aan een missie bij te dragen worden altijd integraal
afgewogen, waarbij ook het risico voor de militairen wordt meegenomen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van enkele
troepen leverende landen om hun bijdrage aan MINUSMA, al dan niet vervroegd, terug
te trekken. Onder deze landen bevinden zich ook Duitsland en het Verenigd Koninkrijk,
die een hoogwaardige defensiemacht tot hun beschikking hebben. Deze leden uiten hun
zorgen over de gevolgen van de recente terugtrekkingen op de effectiviteit van de
missie, waarbij in het vervolg een groter deel van de verantwoordelijkheid terecht
zal komen op de schouders van troepen leverende landen met een minder hoogwaardige
defensiemacht. Verwacht het kabinet dat MINUSMA ook zonder de genoemde bijdragen in
voldoende mate uitvoering kan geven aan het gestelde mandaat?
58. Antwoord van het kabinet
Zie het antwoord op vraag 8.
De leden van de ChristenUnie-fractie kijken, mede in het licht van het bovenstaande,
uit naar de resultaten van de strategic review van MINUSMA. Zij willen het kabinet
daarbij vragen om een reflectie op deze resultaten en de eventuele gevolgen ervan
op de Nederlandse bijdrage.
59. Antwoord van het kabinet
Wanneer de uitkomsten van de strategische herziening bekend zijn wordt uw Kamer over
de uitkomsten geïnformeerd. In de Kamerbrief over de geïntegreerde inzet op het gebied
van veiligheid, diplomatie, ontwikkelingssamenwerking en migratie in de Sahelregio,
die uw Kamer in de eerste helft van 2023 toekomt, zal worden ingaan op de gevolgen
hiervan voor de Nederlandse bijdrage aan de missie.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben daarnaast kennisgenomen van de bevindingen
van de IOB-evaluatie over de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA. Een van de bevindingen
wijst op het gebrek aan een strategisch narratief over de Nederlandse bijdrage waarin
de situatie kon ontstaan dat de accenten die werden gelegd op basis van de Nederlandse
politieke verhoudingen, niet of nauwelijks aansluiting vonden bij het in VN-verband
gestelde mandaat van de missie. Deze leden willen het kabinet dan ook vragen om een
nadere uitwerking van de vraag hoe deze divergentie bij de toekomstige deelname aan
missies – in de Sahel of elders – voorkomen kan worden.
60. Antwoord van het kabinet
Zoals toegezegd in de kabinetsreactie op de IOB-evaluatie (d.d. 30 september 2022,
Kamerstuk
29 521, nr. 451
, zullen in toekomstige artikel-100 brieven een duidelijkere formulering van het missiemandaat
en Nederlandse doelstellingen worden opgenomen. Deze doelstellingen liggen in het
verlengde van de Afrikastrategie die momenteel door het kabinet wordt ontwikkeld.
Tevens zal het kabinet er alert op zijn dat er gedurende toekomstige missies strategische
sturing en reflectie op de Nederlandse bijdrage en bijbehorend narratief plaatsvindt.
De leden van de ChristenUnie-fractie achten het zeer terecht dat een deel van de EU-veiligheidsinzet
in Mali opgeschort wordt als gevolg van de recente politieke ontwikkelingen aldaar.
Deze leden zijn het daarnaast eens met het kabinet dat het van groot belang is dat
de dialoog met de Malinese transitieautoriteiten opengehouden wordt. Deze leden vragen
zich wel af hoe het kabinet gezien de politieke omstandigheden aankijkt tegen nut
en noodzaak van verdere EU-veiligheidsinzet in Mali. Welk doel wil het kabinet hiermee
bereiken, en komt dat doel overeen met de bedoeling van de Malinese transitieautoriteiten?
Is het moment niet aangebroken deze inzet te beëindigen?
61. Antwoord van het kabinet
Zie antwoord op vraag 44.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat Frankrijk een aanzienlijke rol
speelt in de regio en die rol ook ambieert. Frankrijk heeft een historisch gecompliceerde
en tegelijkertijd als gevolg van dat verleden vaak nauwe relatie met een groot aantal
landen op het Afrikaanse continent die tot op heden voortduurt. Deze leden vragen
het kabinet dan ook hoe – in algemene zin – voorkomen wordt dat de Europese inzet
voor de regio in hoge mate een afspiegeling is van de belangen van een of meerdere
individuele lidstaten.
62. Antwoord van het kabinet
Het kabinet onderkent de vanuit de historie nauwe maar ook complexe relatie van Frankrijk
met een aantal landen op het Afrikaanse continent. Nederland heeft afgelopen jaar
in gesprekken met andere EU lidstaten en met de Europese Dienst voor Extern Optreden
(EDEO) benadrukt dat de EU-veiligheidsinzet, maar ook de bilaterale veiligheidsbijdragen
van verschillende EU lidstaten, vraaggestuurd moet zijn en erop gericht dat de Sahellanden
op lange termijn de veiligheid en stabiliteit in hun eigen regio kunnen waarborgen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hechten groot belang aan het verhogen van de
effectiviteit van vredesmissies. In potentie kunnen deze missies namelijk een grote
bijdrage leveren aan het bewaken van vredesprocessen en stabiliteit. Te vaak wordt
dit werk echter bemoeilijkt door onvoldoende training en gebrekkig materieel voor
de deelnemende militairen of een mandaat dat door een gebrek aan politieke wil tekortschiet.
De internationale gemeenschap, met Nederland als onderdeel daarvan, loopt in gevallen
als deze het risico dat goedbedoelde missies een tegenovergesteld effect als resultaat
hebben.
De leden van de ChristenUnie-fractie steunen dan ook de inzet van het kabinet als
het gaat om de bijdrage aan het Global Peace Operations Initiative (GPOI) om de effectiviteit
van missies te vergroten. Deze leden vragen zich af welke concrete resultaten dit
initiatief met de Nederlandse steun heeft kunnen bewerkstelligen en in hoeverre een
vergrote Nederlandse bijdrage tot meer resultaten zou kunnen leiden die de effectiviteit
van vredesmissies vergroot.
63. Antwoord van het kabinet
Nederland draagt sinds 2007 bij aan het Global Peace Operations Initiative (GPOI) en is een vaste partner van de Verenigde Staten in dit programma. In 2021
besloot Nederland deze steun tot en met eind 2024 te continueren met een jaarlijkse
financiële bijdrage van 3,5 miljoen euro. Daardoor heeft Nederland in 2022 onder andere
financieel bijgedragen aan de training van 1500 Tsjadische militairen die in 2023
worden ingezet in MINUSMA. De meest recente Nederlandse bijdragen van trainers aan pre-deployment trainingen vonden plaats in Burkina Faso (2021) en Togo (2021–2022). Door de inzet
van Nederlandse trainers werden bataljons gereed gesteld voor deelname aan vredesmissies
als MINUSMA. Naast trainingen op het gebied van manoeuvre, counter-IED en levensreddende
handelingen dragen de Nederlandse trainers bij aan de instructievaardigheden van de
kaderleden binnen de bataljons. Uit de evaluaties van de trainingen in Togo van 2021
en 2022 blijkt dat het instructieniveau van de Togolese kaderleden dermate is gestegen
dat de Nederlandse trainers meer de rol van mentor op zich kunnen nemen. Nederland
bekijkt halfjaarlijks met de Verenigde Staten op welke wijze toekomstige Nederlandse
bijdragen optimaal kunnen aansluiten op de lokale trainingsbehoeften.
De Nederlandse bijdrage aan GPOI sluit aan op de bredere beleidsmatige Nederlandse
inzet binnen de VN om de kwaliteit en effectiviteit van vredesoperaties te verbeteren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. (Rudmer) Heerema, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.H.F. Koerhuis, adjunct-griffier