Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang ontwerp Besluit experimenten bijhouding basisregistratie personen (Kamerstuk 27859-160)
27 859 Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA)
Nr. 169
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 december 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over
de brief van 14 juli 2022 inzake voorhang ontwerp Besluit experimenten bijhouding
basisregistratie personen (Kamerstuk 27 859, nr. 160).
De vragen en opmerkingen zijn op 5 oktober 2022 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 16 december 2022 zijn de vragen,
voorzien van een inleiding, beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De griffier van de commissie, De Vos
Inleiding
Het verheugt mij dat de leden van de fracties van de VVD, D66 en SP kennis hebben
genomen van de algemene maatregel van bestuur (AMvB) houdende regels waarmee tijdelijk
wordt afgeweken van de Wet basisregistratie personen in het kader van een experiment
met uitbreiding van de bijhouding van gegevens over niet-ingezetenen in de basisregistratie
personen, alsmede van een experiment met het informeren van ingeschrevenen op het
woonadres over de inschrijvingen op dat adres (Besluit experimenten bijhouding basisregistratie
personen). De leden van voornoemde fracties hebben over het ontwerpbesluit verschillende
vragen en opmerkingen. Ik dank de fracties voor hun bijdrage en ga graag in op de
– hieronder gecursiveerde – vragen en opmerkingen. Hierbij is zoveel mogelijk de indeling
en volgorde van het verslag aangehouden. Achter de diverse vragen van de fracties
is dikgedrukt het vraagnummer genoteerd zodat bij de beantwoording van vragen ook
verwezen kan worden naar de beantwoording van andere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Experiment met het oogmerk de bijhouding van gegevens over niet-ingezetenen uit te
breiden
De leden van de VVD-fractie vragen waarom het experiment vorm wordt gegeven door gebruik
te maken van een aangewezen bestuursorgaan (abo). Waarom krijgen de aan te wijzen
colleges de status van een abo? Waarom kunnen deze gemeenten niet gewoon de tijdelijke
verblijfsadressen doorgeven aan de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK)? (1) De als abo aangewezen colleges zijn bevoegd om de Minister van BZK opgave te doen
van het tijdelijke verblijfsadres van de niet-ingezetene. Waarom worden deze gemeenten
niet verplicht om die opgave te doen? Wordt er op die manier niet meer recht gedaan
aan de redenen voor het houden van dit experiment, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
(2)
(1) Ingevolge de Wet BRP zijn er twee manieren waarop gegevens over niet-ingezetenen
kunnen worden geregistreerd in de Basisregistratie Personen (BRP). Daarbij is van
belang dat de Minister van BZK juridisch verantwoordelijk is voor de registratie van
niet-ingezetenen, en niet de gemeenten.
Allereerst kan een niet-ingezetene zich laten inschrijven of gegevens laten aanpassen
via een «inschrijfvoorziening» (een RNI-loket). Omdat de Minister van BZK, noch haar
uitvoeringsdienst de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG), zelf geen fysieke
locaties heeft waar mensen zich kunnen laten inschrijven, wordt de inschrijving in
mandaat verricht door 19 RNI-loketgemeenten. Deze gemeenten hebben (doorgaans) speciaal
ingerichte balies. Om het inschrijfproces te kunnen verzorgen, zijn deze gemeenten
aangesloten op de RNI-voorzieningen (applicaties, database) en beschikken zij over
de benodigde middelen (zoals apparatuur om de echtheid van identificatiedocumenten
te controleren) om personen in te kunnen schrijven. Andere gemeenten dan die hiervoor
genoemde 19 gemeenten zijn niet aangesloten op de RNI-voorzieningen en kunnen dan
ook geen niet-ingezetenen inschrijven in de BRP.
Naast de RNI-loketten, zijn ook zogenoemde «aangewezen bestuursorganen» (abo’s) bevoegd
om RvIG te verzoeken personen in te schrijven in de RNI. De Belastingdienst en SVB
zijn bijvoorbeeld aangewezen bestuursorganen. Ook deze abo’s zijn daarvoor aangesloten
op de RNI-voorzieningen. De abo’s verzoeken RvIG om personen in te schrijven, of om
gegevens over een niet-ingezetene aan te passen. RvIG neemt de opgegeven gegevens
– al dan niet na een controle – op in de BRP. De lijst met abo’s is te vinden in artikel
31 van het Besluit BRP. Tot nu toe zijn er geen gemeenten aangewezen als abo.
Met het experiment is enkel beoogd dat bepaalde gemeenten die niet als RNI-loket fungeren, maar waar wel veel arbeidsmigranten werken of verblijven,
het tijdelijk verblijfsadres van niet-ingezetenen kunnen doorgeven aan de Minister
van BZK. Het figuur van het aangewezen bestuursorgaan past het best bij deze doelstelling,
omdat dit figuur het in combinatie met het experimentbesluit mogelijk maakt dat gemeenten
enkel één gegeven kunnen doorgeven, zonder een RNI-loket in stand te hoeven houden en zorgt
te moeten dragen voor de volledige inschrijving van een niet-ingezetene.
(2) Het instellen van een verplichting in het kader van dit experiment acht ik onwenselijk.
Het kan voorkomen dat een gemeente het passender acht om iemand in te (laten) schrijven
als ingezetene in de BRP, of om een tijdelijk verblijfsadres niet te laten registreren
omdat de gemeente weet dat de betrokkene binnen zeer korte tijd (bijvoorbeeld binnen
een week) weer zal vertrekken naar het buitenland. Mogelijk zijn er nog andere redenen,
die nu nog niet in beeld zijn. Het experiment moet dat uitwijzen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat er twee colleges van B&W worden aangewezen
als abo in de zin van de Wet BRP, te weten de gemeenten Horst aan de Maas en Peel
en Maas. Is er hierover contact geweest met deze gemeenten? Hoe reageerden deze gemeenten?
Waarom is er gekozen voor twee gemeenten? Waarom is er niet gekozen voor een aantal
gemeenten, verspreid over het hele land? Een en ander met het oog op de uit te voeren
evaluatie. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Staatssecretaris
op de hier gestelde vragen. (3)
(3) Er is contact geweest met de gemeenten Horst aan de Maas en Peel en Maas. Deze gemeenten
hebben aangegeven graag deel te willen nemen aan het experiment. Daarnaast hebben
inmiddels ook de gemeenten Aalsmeer, Schiedam, Hollands Kroon en Meierijstad aangegeven
deel te willen nemen aan het experiment. Ik ben daar erg blij mee en dank de gemeenten
voor hun interesse in het experiment en hun inzet tijdens de voorbereiding van het
experiment.
Alle gemeenten die deelnemen aan het experiment huisvesten veel arbeidsmigranten en
zijn actief bezig met het beleid rondom de verbetering van de positie van arbeidsmigranten.
Er is inmiddels een «kick-off-meeting» geweest met deze gemeenten. In nauw contact
tussen RvIG en de zes gemeenten wordt onderzocht welke processen er zijn dan wel gewenst
zijn binnen het experiment voor wat betreft de opgave van de tijdelijke verblijfsadressen,
en welke techniek daarvoor het meest passend is.
Experiment met het oogmerk de ingeschrevene op het woonadres te informeren over de
inschrijvingen op het betreffende adres
De leden van de VVD-fractie geven aan verheugd te zijn dat er een experiment wordt
gehouden om de burger te informeren over nieuwe adresregistraties op zijn of haar
woonadres om zo foutieve adresregistraties tegen te gaan. In de toelichting is te
lezen dat colleges van B&W de keuze hebben tussen twee varianten van het doen van
een melding, zo merken de leden van de VVD-fractie op. Ook wordt er melding gemaakt
van actief en passief informeren. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris
te verduidelijken om welke varianten het gaat. (4)
De leden van de D66-fractie stellen een soortgelijke vraag, namelijk of de Staatssecretaris
nader kan uitleggen wat passief informeren precies inhoudt en waarom er niet bij voorbaat
wordt gekozen om mensen actief te informeren, bijvoorbeeld per brief.
(4) Ik verwijs voor een uitgebreide uitleg op dit punt graag naar paragraaf 3.4.2 en
3.4.3 van de toelichting. In het kort werken de twee varianten als volgt:
A. Actief informeren door de gemeente: het verzenden van brieven door de gemeente. De
gemeente heeft twee mogelijkheden om aan de verplichting om actief te informeren te
voldoen.
1. Door een brief te verzenden aan degene die een adreswijziging doorgeeft of degene
die voor het eerst als ingezetene wordt ingeschreven in de BRP.
2. Door een brief te verzenden aan de huidige bewoners (de «reeds ingeschrevenen op het
adres»).
B. Passief informeren door de Minister van BZK: het online tonen van het aantal ingeschrevenen
op een woonadres door de Minister van BZK. Voorzien is dat dit zal worden getoond
op MijnOverheid onder «persoonlijke gegevens».
Er wordt dus zowel actief per brief geïnformeerd door gemeenten als «passief» via MijnOverheid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Bevoegdheid van de als abo aangewezen colleges
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de mogelijkheid dat een wijziging
ook ambtshalve doorgegeven kan worden. Deze leden vragen aan de Staatssecretaris wat
er gebeurt indien iets per ongeluk fout wordt doorgegeven. (5)
(5) Vooropgesteld: een wijziging van het tijdelijk verblijfsadres wordt alleen ambtshalve
opgenomen als dat echt niet anders kan. In eerste instantie wordt de burger altijd
gevraagd om het tijdelijk verblijfsadres zelf op te geven bij de aangewezen gemeenten,
zodat de gemeente het tijdelijk verblijfsadres op verzoek kan doorgeven. Alleen als
dat niet mogelijk is, wordt een adres ambtshalve vastgesteld. RvIG voert daarna controles
uit op het tijdelijk verblijfsadres, om te voorkomen dat er foute adressen worden
doorgegeven. Bijvoorbeeld een controle met de BAG om te vast te stellen of het opgegeven
adres wel bestaat. Gedurende het experiment zal ik RvIG instrueren hier extra scherp
op letten. Daarnaast is van belang dat de niet-ingezetene ook altijd zelf kan verzoeken
om het tijdelijk verblijfsadres te wijzigen via het RNI-loket.
Geen bevoegdheid om personen in te schrijven als niet-ingezetene
De leden van de D66-fractie vragen aan de Staatssecretaris wat er gebeurt bij dubbele
inschrijvingen. (6)
(6) De als abo aangewezen gemeenten zijn niet bevoegd om RvIG te verzoeken iemand in te schrijven als niet-ingezetene. Dat is alleen
mogelijk via de RNI-loketten. Zie voor de onderbouwing daarvan paragraaf 2.4.3 van
de nota van toelichting.
Overigens, een dubbele inschrijving in de RNI is niet mogelijk. Bij inschrijving als
niet-ingezetene wordt altijd een BSN toegekend en een persoonslijst aangemaakt. Wanneer
een burger zich wil laten inschrijven als niet-ingezetene, wordt altijd eerst in de
BRP gecontroleerd of diegene al staat ingeschreven als niet-ingezetene of als ingezetene,
aan de hand van het BSN of de persoonsgegevens (met behulp van een identiteitsdocument).
Als er al een persoonslijst is aangemaakt voor de betreffende burger, wordt niet opnieuw
ingeschreven
Criteria
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat het aantal opgaven van gegevens een
criterium is voor doelmatigheid en effectiviteit. Deze leden zijn van mening dat dit
experiment in feite is bedoeld om arbeidsmigranten te vinden en te helpen. Zij vragen
hoe de maatschappelijke baten onder dit criterium worden gedefinieerd. (7)
(7) Het klopt dat het experiment is bedoeld om arbeidsmigranten beter vindbaar te
maken voor de overheid om deze groep te kunnen helpen. Het aantal opgaven van het
tijdelijk verblijfsadres is als criterium opgenomen, omdat een hoger aantal opgaven
waarschijnlijk betekent dat de gemeente een beter beeld heeft van het aantal arbeidsmigranten
in de gemeente, en van hun verblijfplaats. Daardoor kan het beleid van de gemeente
beter worden afgestemd op de behoeften van arbeidsmigranten en kunnen arbeidsmigranten
beter worden geïnformeerd over rechten en plichten, bijvoorbeeld door een brief te
sturen naar het tijdelijk verblijfsadres met informatie over werken en wonen in Nederland.
Bij de evaluatie van dit experiment wordt getoetst of dit verband daadwerkelijk aanwezig
is.
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat door het Ministerie van BZK geen persoonsgegevens
worden verwerkt. Deze leden stellen echter dat andere overheden, namelijk de gemeenten,
dat wel gaan doen. Zij vragen aan de Staatssecretaris of de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) dit heeft getoetst. Zo nee, is de Staatssecretaris bereid de AP alsnog om een
advies te vragen over deze verwerking van persoonsgegevens en of dit conform de AVG
is? (8) Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of de Staatssecretaris een ethische of
mensenrechtentoets hierop zou willen uitvoeren. (9)
(8) Binnen het experiment met de bijhouding van tijdelijke verblijfsadressen van niet
ingezfetenen worden zowel persoonsgegevens verwerkt door de Minister van BZK als door
gemeenten. De rechtmatigheid daarvan is getoetst aan de hand van artikel 8 van het
EVRM, artikel 10 van de Grondwet en door middel van een Data Protection Impact Assessment
en beschreven in paragraaf f van de toelichting. De Autoriteit Persoonsgegevens (hierna:
AP) is conform artikel 36, vierde lid, van de AVG gevraagd om te adviseren over het
concept-experimentbesluit en heeft geen opmerkingen gemaakt over dit onderdeel van
het voorstel.
De opmerking van de leden van de D66-fractie gaat waarschijnlijk over de passage dat
er geen persoonsgegevens worden verwerkt door het Ministerie van BZK in het kader van de evaluatie. Daarover heeft de AP een opmerking gemaakt in haar advies1: zij vraagt om te verduidelijken of dat inderdaad het geval is. In de toelichting
is verduidelijkt dat het Ministerie van BZK inderdaad geen persoonsgegevens verwerkt
in het kader van de evaluatie. Ten behoeve van de evaluatie worden alleen tellingen
gedaan, of worden geanonimiseerde gegevens gebruikt.
(9) In hoofdstuk 4 van de toelichting is uitgebreid ingegaan op de verhouding van het
experiment tot het hoger recht, waaronder artikel 10 van de Grondwet en artikel 8
van het EVRM. Daarnaast is het besluit getoetst door de AP en zal het, nadat het besluit
is voorgehangen bij uw Kamer, voor advisering worden aangeboden bij de Raad van State.
Ik zie in aanvulling daarop geen toegevoegde waarde in het uitvoeren van een ethische
toets. Het gaat hier slechts om de opgave van het tijdelijk verblijfsadres van niet-ingezetenen.
Er worden geen gevoelige of bijzondere persoonsgegevens verwerkt en er worden ook
geen rekenregels/algoritmes ingezet.
Aanleiding en beschrijving problematiek
Deze leden hebben gelezen dat afhankelijk van de situatie gemeenten vooraf en achteraf
kunnen doen wat nodig is op basis van hun kennis en ervaring met betrekking tot verhuizingen.
Zij zijn echter van mening dat niet wordt toegelicht wat dan de criteria zijn van
die situatie. De leden van de D66-fractie vinden het goed dat gemeentes zelf gaan
over de uitvoering van de controle, maar vragen aan de Staatssecretaris of er ook
op wordt toegezien dat er geen on-ethische algoritmes worden gebruikt. Zo ja, hoe?
(10)
(10) Ik ga ervan uit dat deze en de hiernavolgende opmerkingen en vragen van de leden
van de D66-fractie gaan over het experiment met het verzenden van een melding over
nieuwe inschrijvingen op een woonadres.
De passage uit de toelichting waarnaar de leden van D66 verwijzen ziet niet op het
gebruik van algoritmes door de gemeente, maar op controles die gemeentes uitvoeren
om ervoor te zorgen dat het juiste adres wordt geregistreerd in de BRP. Bijvoorbeeld:
controle van het adres in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), regulier
adresonderzoek, nagaan bij de huidige bewoners van het woonadres of degene die zich
wil laten inschrijven op het adres daar ook daadwerkelijk woont, etc. Naar aanleiding
van deze vraag van de fractie van D66 zal ik deze voorbeelden opnemen in de toelichting.
Alternatieve maatregelen
Deze leden van de D66-fractie onderschrijven het doel van het experiment, maar vragen
aan de Staatssecretaris of dit experiment het doel niet voorbij schiet. De kwaliteit
van de BRP staat al op 93,2%. De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van
de laatste alinea waarin wordt vastgesteld dat dit experiment een verzwaring is van
de taak vanwege de bewijsstukken. Deze leden vragen of de Staatssecretaris bereid
is om een andere manier van uitvoering te overwegen, waarbij dit geen lastenverzwaring
wordt. (11) Zij vragen of er ook rekening is gehouden met financiële compensatie van de verzwaring
bij gemeenten? (12)
(11) Het experiment is zo ingericht dat de lastenverzwaring voor gemeenten zo beperkt
mogelijk blijft. Van 21 juli tot en met 4 augustus 2021 heeft het Ministerie van BZK
in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (hierna: NVVB) een
online enquête gehouden onder medewerkers van gemeenten over de huidige werkwijze
van gemeenten met betrekking tot het verzenden van meldingen over nieuwe inschrijvingen
op woonadressen. Deze enquête is ingevuld door 163 respondenten. Het experiment is
zoveel mogelijk gemodelleerd naar de uitkomsten van de enquête, zodat dit besluit
zoveel mogelijk aansluit bij de huidige werkwijze van gemeenten en de vermeerdering
van uitvoeringslasten zo beperkt mogelijk blijft.
Ik zie geen andere mogelijkheden voor het op een andere manier uitvoeren van het experiment
door gemeenten, waarbij er in het geheel geen sprake is van lastenverzwaring. Enig
alternatief is dat RvIG brieven gaat versturen. Dat zou er echter in resulteren dat
iedereen in alle gevallen een brief krijgt, omdat RvIG niet weet en ook niet kan weten
of het gaat om een inschrijving op adres van een studentenhuis, verpleeghuis, andere
locatie waar collectief wordt bewoond, of dat er een andere reden is waardoor het
niet nuttig is om een brief te verzenden. Dit zou onnodige correspondentie en onnodige
kosten met zich meebrengen. Wat ik wel wil onderzoeken, is of aan de hand van de uitkomsten
van de evaluatie in algemene zin kan worden gezegd wanneer het niet opportuun is om
een brief te verzenden, zodat RvIG in de toekomst de brieven kan verzenden zonder
dat dit resulteert in onnodige correspondentie en kosten. Ik zal dit meenemen in de
evaluatie die voor de afloop van het experiment naar de Staten-Generaal wordt verstuurd.
(12) Gemeenten worden vergoed voor de verplichte uitvoering van het experiment. Met de
VNG en de NVVB ben ik in overleg over de hoogte van die vergoeding.
Advies Adviescollege Toetsing Regeldruk over Experimentbesluit BRP2
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het Adviescollege
Toetsing Regeldruk (ATR).
Deze leden constateren dat het ATR kritisch is over het experimenteerbesluit. Het
nut en de noodzaak van dit instrument (vooral de uitbereiding van de bijhouding van
gegevens over niet-ingezetenen in de basisregistratie personen) is volgens hen niet
bewezen. Zij zijn het eens met de stelling van het ATR. De leden van de D66-fractie
vragen aan de Staatssecretaris om het nut en de noodzaak van dit besluit uiteen te
zetten. Deze leden vragen wat dit experiment concreet oplevert ten opzichte van niks
doen. De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris inhoudelijk kan reflecteren
op deze brief. (13)
(13) Ik dank de leden van D66 voor deze vraag. Ik zou bij de beantwoording daarvan graag
nader ingaan op de aanleiding voor dit experiment. Het experiment geeft uitvoering
aan het amendement van het lid Rajkowski c.s.3 Tijdens het debat met uw Kamer hierover op 10 juni 2021 heeft mijn ambtsvoorganger
met het lid Rajkowski van gedachten gewisseld over het experiment. Mijn ambtsvoorganger
heeft uw Kamer tijdens het debat toegezegd dat, indien het amendement zou worden ingediend
en uw Kamer dat vervolgens zou aannemen, het experiment een van de eerste is dat onder
de experimenteerbepaling zou worden gehouden. In het licht van deze toezegging is
het experimentbesluit opgesteld in afstemming met gemeenten, de VNG en de NVVB.
Over het advies van het ATR merk ik ten algemene het volgende op. Het ATR is kritisch
over het experiment, met name over het nut en de noodzaak daarvan. In de nota van
toelichting bij het experimentbesluit wordt daarop uitgebreid gereageerd. Ten aanzien
van de beoordeling van het nut van het experiment, is het volgende van belang. Er
zijn geen cijfers bekend over het aantal onjuiste adresregistraties in de BRP per
jaar, dit wordt niet bijgehouden. Foutieve adresregistraties kunnen ontstaan doordat
(1) een adreswijziging niet wordt doorgegeven, (2) het adresgegeven dat bij de aangifte
wordt opgegeven onjuist is (degene die aangifte doet verblijft niet daadwerkelijk
op het opgegeven adres) of (3) er een fout wordt gemaakt bij de registratie (bijvoorbeeld
door degene die het adres registreert). Het experiment ziet enkel op het terugdringen
van foutieve adresregistraties die zijn ontstaan door onjuiste aangiftes (de situatie
beschreven onder (2)). Het is niet mogelijk om in de systemen te achterhalen hoe vaak
foute adresregistraties in de BRP voorkomen als gevolg van onjuiste inschrijvingen
of onjuiste adreswijzigingen, omdat dit niet wordt, en ook niet kan worden bijgehouden.
Daardoor kan ook niet worden aangetoond of het verzenden van meldingen over adreswijzigingen
fouten als beschreven onder (2) zal voorkomen of zal terugdringen. Nut en noodzaak
van het experiment moeten dan ook worden gezocht in de verbetering van de informatiepositie
van de burger en de verbetering van de kwaliteit van het adresgegeven in de BRP in
het algemeen (als onderdeel van de verschillende maatregelen die al worden genomen,
waaronder controle van de aangifte door de gemeenten en de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit).
De leden van de D66-fractie vragen tevens of de Staatssecretaris kan ingaan op de
extra taak die het college van B&W hierbij krijgt. Wat betekent dit concreet voor
extra capaciteit bij gemeenten? (14)
(14) Ik verwijs voor het antwoord op deze vraag naar de antwoorden op vraag vier, elf
en twaalf hierboven. Voor veel gemeenten zal het verzenden van meldingen niet tot
gevolg hebben dat er meer capaciteit nodig is, gelet op het feit dat veel gemeenten
al meldingen verzenden. Ofwel naar de degene die de adreswijziging doorgeeft, ofwel
naar de bewoners van het adres waar naartoe wordt verhuisd.
Beslisnota bij brief voorhang ontwerp Besluit experimenten bijhouding basisregistratie
personen4
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen om het experiment
na vier jaar te evalueren. Deze leden zijn van mening dat naast de evaluatiecriteria
het belangrijk is om aan te geven wanneer dit besluit ook daadwerkelijk doelmatig
is. De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris kan reflecteren op de
doelmatigheid van dit besluit? (15)
(15) Het besluit is doelmatig als:
1) burgers zich beter geïnformeerd voelen over de inschrijvingen op zijn/haar woonadres
en eventuele foute adresregistraties eerder worden gecorrigeerd; en
2) gemeenten beter zicht hebben op het tijdelijk verblijfsadres van arbeidsmigranten
en arbeidsmigranten daardoor beter kunnen worden ondersteund door gemeenten.
De leden van D66 hebben vernomen dat na de evaluatie, dit experiment structureel wordt
verankerd in de Wet BRP. De leden van de D66-fractie willen dat een eventuele wetswijziging
met de Kamer wordt besproken. Deze leden zijn tevens van mening dat het besluit om
dit experiment structureel te laten verankeren in de Wet BRP afhankelijk moet zijn
van de uitkomst van de evaluatie. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren? (16)
(16) Een eventuele wetswijziging (van de Wet BRP, in dit geval) vereist dat een wetsvoorstel
tot wijziging van de Wet BRP wordt aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer. Ik zal
een dergelijke wetswijziging alleen indienen als de experimenten doelmatig blijken
te zijn.
Toelichting
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief waarin wordt gesteld
dat dit experiment niet lijdt tot extra verwerking van persoonsgegevens. Deze leden
zijn het daarmee oneens, want door dit experiment worden wel degelijk extra gegevens
bijgehouden namelijk het adres van de niet-ingezetenen. Zij erkennen dat het Ministerie
van BZK geen extra gegevens bijhoudt, maar de gemeenten wel. Deze leden vragen hoe
de Staatssecretaris naar dit gegeven kijkt? Er staan namelijk in de voorhang onder
2.4 dat er expliciete verwerkingsgrondslag wordt toegevoegd. (17)
(17) Ik ga er bij de beantwoording van deze vraag vanuit dat deze opmerking van de leden
van D66 gaat over de beslisnota die aan de Kamer is verzonden, omdat mij geen brief
bekend is waarin wordt gesteld dat dit experiment niet leidt tot extra verwerking
van persoonsgegevens. Ik ga er tevens vanuit dat de vraag van de leden van D66 gaat
over het experiment met de bijhouding van tijdelijke verblijfsadressen van niet-ingezetenen.
Er zijn twee categorieën gegevensverwerkingen binnen het experiment met de bijhouding
van het tijdelijk verblijfsadres van niet-ingezetenen.
1. de verwerking van persoonsgegevens door gemeenten en de Minister van BZK in het kader van het doorgeven van het tijdelijk
verblijfsadres door gemeenten aan BZK. Zowel de gemeenten als BZK verwerken persoonsgegevens
in het kader van die taak, namelijk het tijdelijk verblijfsadres van de niet-ingezetene.
Voor die taak is voor gemeenten een expliciete verwerkingsgrondslag opgenomen in artikel
2.4 van het experimentbesluit. De grondslag voor BZK om het tijdelijk verblijfsadres
te registeren in de BRP volgt direct uit de Wet BRP (artikelen 2.69 en 2.75 Wet BRP).
Over de verwerking van het tijdelijk verblijfsadres binnen het experiment is een uitgebreide
toelichting gegeven in de nota van toelichting (paragraaf 4).
2. de verwerking van gegevens door gemeenten en de Minister van BZK in het kader van
de evaluatie. Noch de Minister van BZK, noch de gemeenten verwerken persoonsgegevens
in het kader van de evaluatie. Er wordt enkel gebruik gemaakt van geanonimiseerde
gegevens, of van tellingen. De door de leden van D66 genoemde verwerkingsgrondslag
in artikel 2.4 van het experimentbesluit ziet dan ook niet op de verwerking van persoonsgegevens
in het kader van de evaluatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de fractie van de SP hebben het Besluit experimenten bijhouding basisregistratie
personen gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden erkennen
het belang van een basisregistratie die op orde is maar maken wel bezwaar dat deze
regelingen per AMvB worden geregeld en dat deze maatregelen niet wettelijk worden
verankerd. Zij vragen de regering nogmaals toe te lichten waarom er is gekozen om
deze maatregelen niet in de wet vast te leggen. (18)
(18) Het experiment moet de doelmatigheid en doeltreffendheid van de opgave van gegevens
over tijdelijk verblijfsadressen van niet-ingezetenen door de als abo aangewezen colleges
uitwijzen. De verwachting is dat de opgave van gegevens over het tijdelijk verblijfsadres
door de als abo aangewezen colleges ertoe leidt dat er meer tijdelijk verblijfsadressen
zullen worden geregistreerd. Ook is de verwachting dat de kwaliteit van tijdelijk
verblijfsadressen verbetert, doordat niet meer actuele tijdelijk verblijfsadressen
kunnen worden geactualiseerd door de aangewezen colleges. Het is echter nog niet geheel
duidelijk in hoeverre de mogelijkheid tot opgave van deze gegevens door de als abo
aangewezen colleges deze doelstellingen ook kan waarmaken. Ook is nog niet duidelijk
in hoeverre het experiment daadwerkelijk zal bijdragen aan de verbetering van de positie
van niet-ingezetenen (arbeidsmigranten), dat wil zeggen of zij gemakkelijker gebruik
kunnen maken van voorzieningen en beter aanspraak kunnen maken op rechten. Gelet hierop
is een experiment, gezien het tijdelijke en beperkte karakter daarvan, de aangewezen
manier om te beproeven of uitbreiding van de registratiemogelijkheden daadwerkelijk
bijdraagt aan genoemde doelen. Tot slot wijs ik erop dat wettelijk is bepaald dat
ieder experiment gedurende vier weken wordt voorgehangen bij beide kamers der Staten-Generaal.5 Dit geeft uw Kamer de kans om zich uit te spreken over elk voorgenomen experiment.
De leden van de fractie van de SP hebben vragen over de wijziging dat bij elke inschrijving
een melding wordt verzonden aan de bewoners die al ingeschreven staan op een dergelijk
adres. Zij vragen nader in te gaan op de kritiek van het Adviescollege toetsing regeldruk
die opmerkt dat dit wel veel uitvoeringslasten met zich meebrengt maar niet voorkomt
dat een onjuiste registratie plaatsvindt. Hoe verhouden dit soort wijziging zich bijvoorbeeld
tot andere wijzigingen, indien een wijziging door een huidige bewoner wordt aangemerkt
als onjuist? Dit kan immers grote gevolgen hebben voor bijvoorbeeld toeslagen of uitkeringen
die de huidige bewoners ontvangen. (19)
(19) Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 13.
De leden van de SP-fractie vragen ten slotte voorts welke gegevens met de andere bewoners
worden gedeeld in het kader van privacy van de nieuw ingeschrevene. In het geval van
gezamenlijke bewoning in bijvoorbeeld studentenhuizen kan dat immers aan de orde zijn.
(20)
(20) De melding geadresseerd aan degene die aangifte heeft gedaan van een adreswijziging/nieuwe
inschrijving bevat logischerwijs de persoonsgegevens van diegene. Dat is een geoorloofde
gegevensverwerking, gelet op het feit dat diegene heeft aangegeven op dat adres te
(gaan) wonen.
De melding geadresseerd aan de reeds ingeschrevenen op een adres of de langst ingeschrevene
op een adres bevat géén persoonsgegevens van degene die aangifte heeft gedaan, maar
slechts de mededeling dat er een nieuwe inschrijving is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier