Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 197 Wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie (vroegtijdige intrekking productiebeperking, wijziging delegatiegrondslag kolenfonds en drie verbeteringen uitvoering productiebeperking)
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 5 december 2022
I. ALGEMENE DEEL
1. Inleiding
1.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat deze maatregel noodzakelijk was om het gasverbruik
omlaag te brengen. Deze leden hebben daar enkele vragen over. Hoeveel gas heeft deze
maatregel dit jaar bespaard? Hoeveel gas was er extra bespaard als de maatregel drie
maanden eerder was ingevoerd?
Allereerst wil ik benadrukken dat de keuze om de productiebeperking in te trekken,
in de zomer van dit jaar, een besluit was dat omgeven werd met onzekerheden. Duidelijk
was dat de Russische Federatie energie als wapen inzette, maar de omvang hiervan was
nog onbekend. Het kabinet meent dat we er in Nederland voor deze winter goed voor
staan door alle maatregelen die we hebben getroffen, waaronder het intrekken van de
productiebeperking. Dat neemt niet weg dat we nog steeds ons uiterste best moeten
doen om het gasverbruik te beperken, voor deze winter en daarna.
Het is niet exact te zeggen hoeveel gas de intrekking van de productiebeperking dit
jaar heeft bespaard, omdat niet bekend is wat de koleninzet zou zijn geweest zonder
de intrekking. Het is duidelijk dat vanaf 20 juni de inzet van de kolencentrales is
toegenomen tot een niveau dat het niet mogelijk was om elektriciteit te produceren
onder de productiebeperking. Als gevolg hiervan hebben de gascentrales minder hoeven
draaien en is er gas bespaard. Tegelijk is in de laatste week van oktober de situatie
ontstaan dat als gevolg van de daling van de gasprijs, gascentrales eerder in de «merit
order» zijn komen te staan dan kolencentrales met een hoger gasverbruik als gevolg.
Deze marktdynamiek laat zien dat het niet exact te zeggen is hoeveel de intrekking
van de productiebeperking tot verminderd gasverbruik heeft geleid. Het was de verwachting
dat op jaarbasis, wanneer Nederlandse gascentrales alle weggevallen productie als
gevolg van de productiebeperking zouden overnemen, het intrekken van de productiebeperking
tussen de 2,5 en 3 bcm gas bespaart. Naar rato hiervan levert de intrekking sinds
21 juni 1,3 tot 1,6 bcm gasbesparing op als gevolg van de vervroegde intrekking.
Hoeveel extra gas er zou zijn bespaard met het drie maanden eerder intrekken van de
productiebeperking is ook niet met zekerheid te zeggen, omdat dit onder andere afhankelijk
is van het draaiprofiel van de kolencentrales zonder de beperking en de mate waarin
de door de beperking weggevallen productie door gascentrales is overgenomen of door
import. In het geval de Nederlandse gascentrales de als gevolg van de productiebeperking
weggevallen elektriciteitsproductie volledig overnemen, wordt er naar verwachting
tussen de 2,5 en 3 bcm gas op jaarbasis verbruikt. Naar rato hiervan zou, onder die
aanname, een intrekking drie maanden eerder tussen de 0,6 en 0,8 bcm extra gas hebben
bespaard.
2.
De leden van de SP-fractie vragen of er nog claims van energiebedrijven tegen de staat
lopen. Deze leden vragen welk effect de uitspraak van de Duitse rechter heeft in deze
claims voor de uitkomst in Nederland of in elk geval welke invloed dit op de verwachte
uitkomst heeft. Zij vragen hoe hoog het bedrag van de claim is.
3.
Zij vragen wat de rol is van het Energy Charter Treaty in het aanwakkeren van dit
soort claims.
In de Kamerbrief van 14 november, Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 6, bent u geïnformeerd over de voortgang in de procedures over de Wet verbod op kolen
bij elektriciteitsproductie. Hierin gaat het ook over de uitspraak van de Duitse rechter,
waartegen hoger beroep wordt ingesteld. Het bedrag van de claims is gebaseerd op de
schade die de producenten menen te lijden.
4.
Zij vragen of deze bedrijven niet in staat zijn geweest om hun elektriciteitsproductie
op basis van kolen om te zetten in biomassa en welk effect dit heeft op de nadeelcompensatieclaims.
Het gebruik van biomassa werd als gevolg van de maatregel niet beperkt, deze zag alleen
op het gebruik van kolen. Hoeveel biomassa er wordt bijgestookt in de centrale is
een keuze van de exploitant, binnen de kaders van de bestaande milieuvergunningen
en technische mogelijkheden van de centrale. Extra gebruik van biomassa zou leiden
tot minder inkomstenderving en daarmee ook minder nadeelcompensatie. De biomassa moet
echter in veel gevallen wel worden bij- of meegestookt met kolen. Wanneer een centrale
geen koleninzet heeft als gevolg van de productiebeperking, is het vaak technisch
niet mogelijk om op dat moment wel biomassa in te zetten, waardoor brandstofsubstitutie
van kolen naar biomassa, los van de vergunningseisen, ook technisch niet volledig
mogelijk is.
2. Achtergrond kolenmaatregel en de actuele situatie op de energiemarkt
5.
De leden van de VVD-fractie zijn kritisch op de manier waarop de Nederlandse regering
de leveringszekerheid toetst. Bij het invoeren van de productiebeperking werd immers
aangegeven dat dit geen extra risico’s voor de leveringszekerheid zou geven. Kan de
regering reflecteren op de lessen die zij hieruit trekt? Wordt het niet tijd om meer
vanuit scenariodenken de leveringszekerheid te toetsen en beter te borgen?
De reden voor het intrekken van de productiebeperking voor kolencentrales was om het
gasverbruik te verminderen en zo te zorgen dat er voldoende gas in de winter beschikbaar
is. Het intrekken van de productiebeperking is niet bedoeld om de levering van voldoende
elektriciteit zeker te stellen door meer elektriciteitsproductie op de markt beschikbaar
te maken.
Dit neemt niet weg dat het kabinet – net als de VVD-fractie – van mening is dat bij
het toetsen van leveringszekerheid rekening moet worden houden met onverwachte scenario’s.
De jaarlijkse monitoring van de leveringszekerheid door TenneT is overigens reeds
gebaseerd op uitkomsten van modelscenario’s. In die zin wordt dus in de leveringszekerheidstoets
al rekening gehouden met verschillende scenario’s.
6.
Deelt de regering de mening dat het riskant is om productiecapaciteit uit de markt
te halen zolang de alternatieve productiecapaciteit nog niet geïnstalleerd is?
Het kabinet deelt deze mening niet. De productiebeperking zou, onder normale omstandigheden,
niet hebben geleid tot verhoogde risico’s voor de leveringszekerheid.
Daarbij is ook relevant dat het intrekken van de productiebeperking niet primair bedoeld
is om de leveringszekerheid te garanderen door te zorgen dat er meer productievermogen
beschikbaar is op de markt, maar om te zorgen dat voldoende gas in de winter beschikbaar
is. Eventueel additionele alternatieve productiecapaciteit zou deze afweging niet
noodzakelijkerwijs anders hebben gemaakt.
7.
Is het mogelijk om back-up capaciteit in de toekomst langer beschikbaar te houden
voordat deze installaties definitief onklaar gemaakt worden?
Ja, dit is mogelijk. In het recente verleden hebben we ook gezien dat marktpartijen
deze back-up capaciteit beschikbaar houden door bijvoorbeeld gascentrales tijdelijk
«in de mottenballen» te zetten om deze na verloop van tijd opnieuw in te zetten als
de marktomstandigheden weer verbeterd zijn. Daarnaast geldt voor kolencentrales dat
deze – door een verbod op het gebruik van kolen voor elektriciteitsproductie – niet
per definitie onklaar gemaakt worden. De inzet van andere brandstoffen in deze centrales
blijft mogelijk. Uit de meest recente Monitor Leveringszekerheid blijkt dat ook met
de wet verbod op kolen de leveringszekerheid in 2030 binnen de norm blijft. Begin
2023 verwacht ik een geactualiseerd rapport van TenneT.
8.
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering de conclusie deelt dat het niet
bepaald is gelukt een forse CO2-reductie te realiseren door de elektriciteitsproductie met kolen substantieel terug
te dringen op een wijze dat de kolencentrales in de positie blijven om eventuele leveringszekerheidsrisico’s
op te vangen?
Tijdens de voorbereidingen van de productiebeperking en bij de inwerkingtreding hiervan
was de Russische agressie in Oekraïne en het gebruik van energie als wapen door Rusland
niet voorzien. Deze energiecrisis heeft de kwetsbaarheid van de huidige energievoorziening
in de EU en in Nederland aangetoond. Het kabinet doet er alles aan om die kwetsbaarheid
te verkleinen door verdere diversificatie van energiebronnen en door een versnelde
ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen mede om daarmee de onafhankelijkheid
van onze energievoorziening te vergroten. Deze geopolitieke ontwikkelingen hebben
mij genoodzaakt de productiebeperking in te trekken, om voor minder gasverbruik te
zorgen.
Ik deel de conclusie dat deze intrekking botst met een andere doelstelling waar ik
hard aan werk, het tegengaan van klimaatverandering. Het kabinet wil de extra uitstoot
compenseren met een pakket alternatieve maatregelen, zodat het intrekken van de productiebeperking
niet uitmondt in extra uitstoot van broeikasgassen in de komende jaren. Op Prinsjesdag
heb ik uw Kamer laten weten welke indicatieve maatregelen op dit moment door het kabinet
worden uitgewerkt. Ook wordt er op dit moment in een IBO gekeken naar de benodigde
maatregelen om 55%-60% emissiereductie in 2030 te realiseren. In het voorjaar van
2023 zal het kabinet hierover besluiten en zal de Kamer hier nader over worden geïnformeerd.
9.
Integendeel, deelt de regering de conclusie dat Nederland door dit klimaatbeleid,
dat gericht is op CO2-reductie, juist méér afhankelijk is geworden van gas uit het buitenland ten koste
van de leveringszekerheid?
Nederland richt zich met het oog op CO2-reductie over de hele linie op de afbouw van fossiele brandstoffen, zowel kolen,
olie als gas, door besparing, verduurzaming en transitie naar hernieuwbare energiebronnen.
Het kabinet neemt maatregelen om, zolang fossiele brandstoffen nog nodig zijn, de
leveringszekerheid daarvan te borgen. Hier heb ik in april 2022 uw Kamer over geïnformeerd
(Kamerstuk 29 023, nr. 302). Op leveringszekerheid en de vermindering van afhankelijkheid van andere landen
zijn er belangrijke stappen genomen. De inzet op energiebesparing is hier een voorbeeld
van. Verder zijn de bergingen gevuld en met de opening van de LNG-terminal in Eemshaven
is er meer capaciteit beschikbaar voor LNG invoer. De inzet op CO2-reductie ondersteunt juist hierbij het doel om afhankelijkheid te verminderen.
10.
De leden van de PVV-fractie vragen tot hoeveel CO2-reductie de productiebeperking heeft geleid. Hoe verhoudt dit zich tot de totale
nationale CO2-uitstoot én tot de totale mondiale CO2-uitstoot?
De gerealiseerde productie van kolencentrales tot 20 juni was ca. 6,2 TWh. De gerealiseerde
productie vanaf 20 juni tot eind oktober was ca. 6,4 TWh, een vergelijkbare hoeveelheid
in een kortere periode.
Op basis van historische gerealiseerde productiegegevens, prijsgegevens en technische
beschikbaarheid, kan een inschatting worden gemaakt van de productie die niet is gedraaid
als gevolg van de productiebeperking. Een grove schatting op basis van deze gegevens
is dat er 2,5 tot 3 TWh productie als gevolg van de productiebeperking niet is gedraaid.
Dit leidt tot ca. 1,8 tot 2,2 megaton CO2-reductie, waarbij geen rekening is gehouden met overname door gascentrales. De netto
CO2-reductie, rekening houdend met overname door gascentrales, is als gevolg van deze
maatregel ca. 1,3 tot 1,6 megaton voor de periode tot aan 20 juni.
Het is hierbij relevant om te vermelden dat kolencentrales hun inzet gedurende het
jaar zelf konden bepalen. De eigenaren van de Power Plant Rotterdam, Onyx, hebben
er bijvoorbeeld voor gekozen om gedurende het begin van het jaar relatief veel van
hun CO2-plafond te gebruiken, terwijl Uniper en RWE een strategie hanteerden om dit meer
over het jaar te verspreiden. De keuze van Onyx leidt ertoe dat de productiebeperking
aan het begin van het jaar relatief weinig CO2-reductie zou opleveren, maar juist aan het einde van het jaar wel. De inschatting
van de CO2-reductie tot aan de intrekking zegt dus niets over de inschatting van de CO2-reductie voor het gehele jaar, mocht de beperking niet zijn ingetrokken.
1,3 tot 1,6 Megaton betreft een reductie van circa 0,8%–1% van de totale nationale
CO2-uitstoot, uitgaande van de voorlopige emissiecijfers voor 2021 als meest recente
data (169,78 Megaton1). Gekeken naar de totale mondiale CO2-uitstoot in 2021, 37,9 Gt2, gaat de productiebeperking tot en met juni 2022 over 0,0034–0,0047%.
11.
De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel het volume aanvullend gasverbruik gemiddeld
afhankelijk is van de productie van zonne- en windenergie, uitgedrukt in miljoen m3.
Deelt de regering de conclusie dat Nederland door de productie van zonne- en windenergie,
die weerafhankelijk en dus onzeker is en sowieso een zeer beperkt aandeel uitmaakt
van de energiemix, juist afhankelijk blijft van gas? Sterker nog, klopt het dat inzetten
op een groter aandeel van zonne- en windenergie in de mix leidt tot een potentieel
hoger gasverbruik indien zon en wind te weinig produceren?
Het klopt dat gasgestookte centrales op dit moment een belangrijke rol spelen bij
het waarborgen van leveringszekerheid van elektriciteit in Nederland.
Volgens het CBS3 leverde windenergie in 2021 19 TWh elektriciteit en zonne-energie 11 TWh. Als die
elektriciteit in plaats van met zon en wind met gascentrales was opgewekt, was daar
5 bcm aardgas voor nodig geweest. Dit betreft een substantieel deel van het gasverbruik
dat voorheen rond de 40 bcm bedroeg.
De rangorde waarin elektriciteit wordt opgewekt wordt bepaald door de marginale kostprijs
van opwerkeenheden, waarbij de goedkoopste eenheid als eerste zal produceren. Dit
wordt ook wel de «merit order» genoemd.
Hernieuwbare eenheden zoals zon-PV en windturbines hebben een marginale kostprijs
van € 0/MWh, tegenover een fluctuerende positieve kostprijs van fossiele eenheden
zoals gas- of kolencentrales. Meer hernieuwbare eenheden in de energiemix zorgen daarmee
per definitie voor minder inzet van fossiele eenheden. Naar mate het aandeel van wind
-en zon in de productiemix in de komende jaren toeneemt, zal de rol van gascentrales
afnemen. Het is dus niet zo dat een groter aandeel zonne-en windenergie gaat leiden
tot een hoger gasverbruik. Gasgestookte centrales, mogelijk in de toekomst met inzet
van waterstof, zullen naar verwachting echter wel een belangrijke rol blijven spelen
in de vorm van back-up capaciteit op de momenten dat er een langere periode weinig
of geen wind en zon is.
12.
Deelt de regering de conclusie dat dit pleit voor het permanent volledig openhouden
van de kolencentrales? Deelt de regering de conclusie dat het ten behoeve van de leveringszekerheid
permanent openhouden van de kolencentrales beter is dan het op- en afschakelen van
gascentrales naar gelang de productie van zonne- en windenergie?
Er is geen sprake van het sluiten van kolencentrales, maar de centrales die door de
productiebeperking werden geraakt mogen vanaf 2030 geen kolen meer gebruiken voor
elektriciteitsopwekking. Een ombouw naar alternatieven die een bijdrage kunnen leveren
aan de leveringszekerheid staat daarmee open.
De leveringszekerheid wordt door TenneT gemonitord. Uit de meest recente Monitor Leveringszekerheid
blijkt dat ook met de wet verbod op kolen de leveringszekerheid in 2030 binnen de
norm blijft. Begin 2023 verwacht ik een geactualiseerd rapport van TenneT.
13.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties lezen dat de intrekking van de productiebeperking
op elektriciteitscentrales noodzakelijk wordt geacht in verband met concrete zorgen
over een mogelijke verslechtering van de gasleveringszekerheid. Momenteel is er echter
geen energietekort. Deze leden benadrukken de urgentie van het behalen van de klimaatdoelen,
met name in het licht van het Urgendavonnis. Forse maatregelen zijn nodig om te komen
tot de nodige CO2-reductie en het beperken van de productie door kolencentrales draagt hier fors aan
bij. De intrekking hiervan zorgt weer voor een sterke stijging van uitstoot en bemoeilijkt
het behalen van de klimaatdoelen. In dit kader constateren deze leden dat bij een
gedegen belangenafweging de volledige intrekking van de beperking ten behoeve van
leveringszekerheid en het belang van CO2-reductie niet in een proportionele verhouding tot elkaar staan en dat dit erop duidt
dat de regering klimaat nog steeds niet behandelt als topprioriteit. Hoe apprecieert
de regering de verhouding tussen deze twee belangen? Kan de regering aantonen dat
de intrekking daadwerkelijk essentieel is voor de leveringszekerheid, ondanks de goed
gevulde gasvoorraden? Acht de regering de intrekking van de beperking als proportioneel,
kijkend naar het cruciale belang van CO2-reductie?
Voor de maatregelen voor het tegengaan van klimaatverandering verwijs ik u naar het
antwoord op vraag 8.
Voor het intrekken van de maatregel is TenneT gevraagd of de leveringszekerheid op
de elektriciteitsmarkt deze winter op orde zou zijn. Uit onderzoek kwam naar voren
dat dit het geval was, onder de aanname dat er voldoende aanbod van gas zou zijn.
Bij het intrekken van de productiebeperking was de aanname dat er voldoende gas zou
zijn tijdens de winter steeds meer onder druk komen te staan. Het intrekken van de
productiebeperking is niet primair bedoeld om de leveringszekerheid te garanderen
door te zorgen dat er meer elektriciteitsvermogen beschikbaar is op de markt, maar
om te zorgen dat voldoende gas in de winter beschikbaar is.
Voor een uitgebreide beschouwing van de afweging tussen leveringszekerheid, gasverbruik
en CO2 verwijs ik u ook naar de Kamerbrief van 20 juni 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 312) waarin de intrekking van de productiebeperking is aangekondigd, met name naar bijlage
2 daarvan.
14.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben begrip voor het besluit van de Minister
om met terugwerkende kracht de productiebeperking te beëindigen per 21 juni 2022.
Rusland bleek een onbetrouwbare partner in het leveren van gas en om komende winter
niet geconfronteerd te worden met acute tekorten moest er zoveel mogelijk gas bespaard
worden. Deze leden vragen wel of we leveringszekerheid bij het originele besluit tot
een productiebeperking op kolenstook voor elektriciteit niet te veel hebben veronachtzaamd.
Hadden we niet kunnen voorzien dat we onszelf ontzettend kwetsbaar zouden maken bij
het afbouwen van de kolencentrales, temeer omdat we teveel te vertrouwden op één leverancier
van gas? Welke lessen neemt de regering hieruit mee voor de toekomst?
Het kabinet kan niet meegaan in de redenering van de fractie van de ChristenUnie dat
de leveringszekerheid bij het eerdere besluit tot productiebeperking op kolenstook
veronachtzaamd is. Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 13.
15.
De leden van de ChristenUnie-fractie komen al reflecterend tot de conclusie dat de
productiebeperking, waar ook deze leden voor hebben gestemd, niet verstandig was.
Er waren destijds al kosteneffectievere manieren om CO2 te besparen, nog los van de onvoorziene prijsstijgingen. Hierbij komt dat het aspect
«leveringszekerheid» bij de keuze tussen verschillende manieren van CO2 besparen niet zwaar genoeg is meegewogen. Deze leden vragen zich daarnaast af op
welke manier de extra uitstoot van broeikasgassen zal worden gecompenseerd. De productiebeperking
werd immers ingevoerd om te voldoen aan het Urgenda-arrest en op grond van de uitspraak
moet deze groei in uitstoot van broeikasgassen de komende jaren tot 2030 gecompenseerd
worden (ECLI:NL:HR:2019:2006). Wanneer kunnen deze leden een voorstel verwachten?
Het jaar 2030 komt immers snel dichterbij en de implementatie en uitvoer van reductiemaatregelen
kost niet zelden meerdere jaren.
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 8.
3. Intrekking productiebeperking kolencentrales
16.
De leden van de VVD-fractie beseffen dat door deze maatregel de cumulatieve CO2-uitstoot omhoog gaat. Kan de regering toelichten waarom zij aangeeft dat dit om 10
megaton gaat? Is dit niet een vrij pessimistische interpretatie van de maximaal mogelijk
uitstoot? Houdt de regering rekening met de netto extra uitstoot aangezien de kolencentrales
de gascentrales vervangen waarbij ook CO2-uitstoot kwam kijken? Houdt de regering hierbij rekening met de bijstook van biomassa?
Neemt de regering aan dat de kolencentrales de komende jaren voor 100% aanstaan? Hoe
realistisch zijn de aannames van de regering? Samenvattend vragen deze leden aan de
regering om met een goed onderbouwde bandbreedte van de extra CO2-uitstoot te komen aan de hand van alle onzekerheden die zojuist genoemd zijn. Kan
de regering dit meenemen in haar beantwoording?
In de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel is opgenomen dat met
de productiebeperking jaarlijks 3 tot 4 megaton CO2-reductie wordt gerealiseerd, rekening houdend met de overname van de weggevallen
kolenproductie door gascentrales. Hierbij is de aanname gedaan dat de productiebeperking
geen impact heeft op de bij- en meestook van biomassa. De gehanteerde aanname van
de extra uitstoot door gascentrales is dat elke MWh productie door gascentrales in
circa de helft van de CO2-uitstoot resulteert, ten opzichte van de uitstoot per MWh van een moderne kolencentrale.
De bandbreedte ontstaat omdat er een inschatting moet worden gemaakt van de mate van
extra import uit het buitenland. Dit zal het geval zijn wanneer import van buitenlandse
kolenelektriciteit goedkoper is dan productie door nationale gascentrales. Extra import
uit het buitenland betekent dat er minder nationaal hoeft te worden overgenomen door
gascentrales, met een hogere nationale reductie als gevolg. Naast de mate van import
is een andere belangrijke drijfveer van de CO2-reductie hoeveel de centrales zouden hebben gedraaid zonder de maatregel. Hierbij
is aangesloten bij aannames die in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2022 werden
gehanteerd ten tijde van de wetsvoorbereiding. Dit komt ongeveer overeen met 70% van
de vollast.
De 10 megaton additionele uitstoot als gevolg van het intrekken van de productiebeperking
is berekend door de bovenkant van de bandbreedte van 3–4 megaton per jaar te vermenigvuldigen
met de resterende looptijd van de maatregel (2,5 jaar). De bovenkant van de bandbreedte
is gehanteerd omdat kolencentrales, als gevolg van de hoge gasprijs, eerder in de
«merit order» staan dan gascentrales en dus zonder beperking relatief veel zullen
draaien. Dit beeld is bevestigd in de KEV 2022 – waarin het PBL aangeeft dat de extra
uitstoot als gevolg van de opheffing van de productiebeperking cumulatief ca. 10–13 megaton
is.
17.
Daarnaast vragen deze leden waar de juridische verplichting op gebaseerd is om deze
extra uitstoot te compenseren. Draait het niet om de totale uitstoot per kalenderjaar
omlaag te brengen? Heeft de energiecrisis en daarmee gepaard gaande energiebesparing
niet een groter effect op de CO2-reductie dan de opheffing van het productieplafond van de kolencentrales?
Het Urgenda-vonnis verplicht de Staat om de jaarlijkse uitstoot in 2020 met 25% te
verminderen ten opzichte van 1990. Dat geldt ook voor de jaren erna. De uitstoot in
de eerste helft van 2022 was, in vergelijking met de uitstoot in 2021, ca. 9 megaton
lager.4 Naar verwachting gaan we, onder andere door een warm voorjaar en de energiecrisis,
dit jaar meer dan 25% emissiereductie realiseren. Wat de exacte gevolgen van de energiecrisis
zijn voor dit jaar en de komende jaren, is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van
de energieprijzen en de (structurele) energiebesparingsmaatregelen die nu door burgers
en bedrijven worden getroffen. In de KEV 2022 is aangegeven dat tot 2025 nog onzeker
is of aan het Urgenda-vonnis wordt voldaan en dat dit sterk afhankelijk is van de
ontwikkeling van brandstof- en energieprijzen. Indien de effecten door hogere energieprijzen,
zoals deze zich in de eerste helft van 2022 hebben voorgedaan, ook in de komende jaren
zullen optreden, zal deze energiebesparing de extra uitstoot van kolencentrales kunnen
compenseren. Naast het Urgenda-vonnis heeft Nederland zichzelf een emissiereductie
van ten minste 55% ten doel gesteld voor 2030 en wordt het beleid gericht op 60%.
Op basis van de ramingen uit de KEV 2022 zijn er nog aanvullende maatregelen nodig
om deze doelen te realiseren.
De komende jaren zal de CO2-uitstoot dan ook snel moeten dalen, voor zowel de uitvoering van het Urgenda-vonnis
als de doelen uit de Klimaatwet. Daarom heeft het kabinet ervoor gekozen om deze uitstoot
te compenseren met maatregelen die de komende jaren een gelijksoortig (cumulatief)
effect hebben en tegelijkertijd een bijdrage leveren aan het 2030-doel.
18.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de ingeschatte kosten zijn voor de nadeelcompensatie
in de eerste maanden van 2022. Kan de regering daarvan een inschatting delen?
De nadeelcompensatie voor de periode 1-1-2022 t/m 20-06-2022 wordt op dit moment nog
bepaald. De voorgenomen intrekking van de productiebeperking met terugwerkende kracht
tot 21 juni 2022 (zie ook: Kamerstukken II 2021/22, 29 023, nr. 312) heeft de periode waarbinnen de exploitanten van de kolencentrales nadeel kunnen
hebben ondervonden verkort, maar de mogelijkheid dat in die periode nadeel is geleden
niet weggenomen. Gezien de marktontwikkelingen zal naar verwachting het nadeel, ook
voor deze kortere periode, fors zijn. Voordat het bedrag zal worden uitbetaald, zal
instemming van de Europese Commissie moeten zijn verkregen dat de verleende nadeelcompensatie
geen onrechtmatige staatssteun betreft. Wanneer ik de besluiten over de verlening
– onder de voorwaarde van instemming van de Europese Commissie – van de nadeelcompensatie
neem, zal ik ook uw Kamer hierover informeren.
19.
Daarnaast vragen deze leden hoeveel nadeelcompensatie het intrekken van deze productiebeperking
bespaart met de huidige hoge energieprijzen. Waren deze kosten al volledig begroot?
Zo nee, hoeveel was al begroot? Wat gaat er gebeuren met deze meevallers?
De nadeelcompensatie is gebaseerd op de lange-termijnprijzen die op de dag voor inwerkingtreding
van het Besluit nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales (21 december 2021)
bekend waren. Veranderingen in de elektriciteitsprijzen na die datum hebben geen invloed
op de hoogte van de nadeelcompensatie. Van de oorspronkelijk gereserveerde € 1,9 miljard
is € 0,5 miljard gereserveerd voor de kapitaalversterking van Stedin en is € 0,5 miljard
gereserveerd voor generale problematiek. Uw Kamer is daarover geïnformeerd in de ontwerpbegroting
2023, onder de toelichting bij de SDE++. Een eventueel resterend bedrag na het betalen
van de nadeelcompensatie vloeit terug naar de begrotingsreserve Duurzame Energie en
Klimaattransitie.
20.
De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel nadeelcompensatie, uitgedrukt in euro,
de regering verwacht in totaal uit te keren en hoe zich dat verhoudt tot de gerealiseerde
CO2-reductie. Concreet vragen zij wat de CO2-reductie per ton heeft gekost.
Omdat de hoogte van het door de exploitanten van de kolencentrales geleden nadeel
nog moet worden bepaald, kan ik hier nog geen antwoord op geven.
21.
De leden van de PVV-fractie vragen waarom de regering niet naar deze leden geluisterd
heeft, die al langere tijd herhaaldelijk tot het intrekken van de productiebeperking
en het niet sluiten van de kolencentrales überhaupt hebben opgeroepen ten gunste van
onze leveringszekerheid.
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 13.
22.
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering de conclusie deelt dat klimaatobsessie
gekke dingen met een mens doet en tot domme besluiten leidt, zoals de productiebeperking
van kolencentrales, om hier later vanwege de leveringszekerheid schoorvoetend op terug
te moeten komen.
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 8.
23.
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering de conclusie deelt dat wij niet
zonder kolen kunnen. Is de regering ertoe bereid de intrekking van de productiebeperking
definitief in stand te houden en niet meer, in een vlaag van klimaatverstandsverbijstering,
terug te draaien?
Het kabinet deelt deze conclusie niet. Het kabinet heeft zichzelf als doel gesteld
om de komende jaren de uitstoot van CO2 sterk te beperken. Er is daarbij geen sprake van een luxe positie waarin het mogelijk
is om bij voorbaat opties uit te sluiten. Tegelijkertijd ligt een productiebeperking
vanaf 2025 minder in de rede, omdat de centrales per 2030 dicht gaan. Een productiebeperking
in de jaren 2025–2030 kan door het kabinet overwogen worden als uit de KEV blijkt
dat het voorgenomen beleid onvoldoende is, maar de voorkeur van het kabinet gaat uit
naar maatregelen die leiden tot een structurele CO2-beperking.
24.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de kolencentrales dit jaar door de hoge
energiekosten ook hoge winsten maken, maar dat de wijze waarop de nadeelcompensatie
wordt berekend ervoor zorgt dat de exploitanten van deze centrales alsnog een schadevergoeding
zullen opeisen, omdat de opbrengsten nog hoger hadden kunnen liggen. Deze leden vinden
dat, met name in de huidige energiecrisis, moreel gezien niet uitlegbaar. Zij vragen
de regering welke mogelijkheden zij ziet om de exploitanten van de kolencentrales
ertoe te bewegen om af te zien van nadeelcompensatie.
De productiebeperking van kolencentrales betreft regulering van eigendom in de zin
van artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag tot bescherming van
de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EP EVRM). Op grond van
jurisprudentie van de het Europees Hof van de Rechten van de Mens kan de Staat ter
borging van een algemeen belang het gebruik van eigendom reguleren en aan beperkingen
onderwerpen. Deze inmenging in het eigendomsrecht moet voldoen aan eisen van legaliteit,
legitimiteit en evenredigheid. In paragraaf 6 van de memorie van toelichting bij het
wetsvoorstel waarin de maatregel is opgenomen (Kamerstuk 35 668, nr. 3, pp. 9–11) is toegelicht op welke wijze de regulering van eigendom hieraan voldoet.
Om de evenredigheid van de maatregel te verzekeren is in artikel 4, tweede tot en
met zesde lid, van de wet voorzien in de toekenning van een vergoeding van schade
als gevolg van de wettelijke productiebeperking die niet voor rekening van desbetreffende
exploitanten behoort te blijven. Dit blijft het geval, na het intrekken van de productiebeperking
voor de periode tot aan de intrekking.
Het past dan ook niet om een partij die nadeel heeft ondervonden, te vragen af te
zien van een vergoeding van het geleden nadeel.
25.
De leden van de CDA-fractie vinden de patstelling waarin het ministerie en de eigenaren
van de kolencentrales zijn beland erg onvruchtbaar. Is de regering bereid om snel
met de eigenaren van de kolencentrales om de tafel te gaan en gezamenlijk te werken
aan een duurzaam toekomstperspectief voor de kolencentrales en/of de plekken waar
deze centrales staan? Kent de regering de plannen van de eigenaren van deze centrales
en de kansen die deze bieden voor waterstofproductie, regelbaar CO2-neutraal vermogen, biomassa in combinatie met carbon capture and storage (ccs) (negatieve
emissies, onmisbaar voor de klimaatdoelen), small modular reactors (smr’s)? Is het
dan niet logisch de eventuele nadeelcompensatie te betrekken in de toekomstplannen,
zodat belastinggeld nuttig wordt besteed?
De eigenaren van de kolencentrales kunnen, net als ieder ander bedrijf, een beroep
doen op het bestaande instrumentarium voor de verduurzaming van de elektriciteitssector.
Dit doen zij ook, bijvoorbeeld door aanspraak te maken op subsidies voor de opwek
van duurzame energie (SDE++). Daar waar de Staat er voor kiest om met andere grote
industriële vervuilers extra stappen te zetten door, bovenop het bestaande generieke
instrumentarium, maatwerkafspraken te maken om de CO2-uitstoot te verminderen, is een dergelijke aanpak nu niet aan de orde met de kolencentrales.
In een eerder stadium is met RWE en Uniper reeds gesproken over de gevolgen van de
Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en de toekomstperspectieven voor de
centrales. Ook is aan de drie nieuwste centrales een subsidie voor sluiting aangeboden,
waarna bijvoorbeeld een productielocatie voor een ander doeleinde kan worden ingezet.
Het is bekend dat de exploitant van de centrale waaraan subsidie was verleend om de
productie van elektriciteit met behulp van kolen te beëindigen en de centrale te ontmantelen,
heeft besloten hiervan geen gebruik te maken. De gesprekken hebben indertijd niet
tot eindresultaat geleid en de bedrijven zijn procedures gestart. Gegeven deze situatie
en de nog lopende procedures blijft het generieke instrumentarium beschikbaar voor
de drie bedrijven, maar liggen aanvullende maatwerkafspraken niet in de rede.
26.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister voor Klimaat en Energie in een
eerdere brief (Kamerstuk 29 023, nr. 312) schreef dat er in totaal door de drie eigenaren van de kolencentrales voor circa
€ 1,9 miljard aan nadeelcompensatie was aangevraagd, waarvan het overgrote deel voor
het jaar 2022 was. Zij vragen de regering om te verduidelijken wat het effect van
het intrekken van de productiebeperking is op het aangevraagde bedrag aan nadeelcompensatie.
Hoeveel van de € 1,9 miljard blijft over nu de productiebeperking per 21 juni 2022
van tafel is?
Voor het antwoord op het proces van de nadeelcompensatie verwijs ik u naar het antwoord
op vraag 18.
Voor een toelichting op het bedrag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 19.
27.
De leden van de CDA-fractie merken op dat het intrekken van de productiebeperking
tot extra CO2-uitstoot zal leiden. Kan de regering toelichten hoe tot de 10 megaton extra uitstoot
is gekomen?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 16.
28.
Kan de regering daarnaast inzicht geven in de draaiuren van de vier kolencentrales
tot op heden en de verwachte draaiuren de rest van het jaar, inclusief de bijbehorende
CO2-uitstoot? Hoeveel extra CO2-uitstoot veroorzaakt het opheffen van de productiebeperking in 2023 daadwerkelijk,
gelet op het feit dat de kolencentrales na het opheffen van de productiebeperking
niet meteen voluit zijn gaan draaien, bijvoorbeeld als gevolg van onzekerheid over
de juridische status van de intrekking of als gevolg van gepland onderheid aan een
centrale?
Voor de productie in de eerste helft van het jaar verwijs ik u naar het antwoord op
vraag 10.
De verwachte draaiuren voor de rest van het jaar zijn niet exact te voorspellen, deze
hangen onder andere af van de plek van kolencentrales in de «merit order». Eind oktober
was zichtbaar dat door een lage gasprijs, gecombineerd met een hogere ETS-prijs, kolencentrales
achter gascentrales in de «merit order» stonden waardoor de inzet van kolencentrales
minder werd ten opzichte van gascentrales.
Met de aankondiging van 20 juni waren de centrales vanaf dat moment in staat om, binnen
de technische mogelijkheden, voluit te draaien. Het is ook zichtbaar in de productiegegevens
dat vanaf dat moment er sprake is van een verhoogde inzet van de kolencentrales.
29.
De leden van de CDA-fractie lezen dat deze extra uitstoot in de jaren tot 2030 gecompenseerd
dient te worden. Deze leden delen de mening dat de extra CO2-uitstoot gecompenseerd moet worden, maar vinden het van groot belang dat er bij het
opstellen van alternatieve maatregelen voor het reduceren van de CO2-uitstoot wordt ingezet op maatregelen die passen binnen het klimaatbeleid richting
2030 en 2050 in plaats van ad hoc maatregelen die juist lange termijn oplossingen
in de weg kunnen staan. Zij vragen de regering daarom hoe er bij de uitwerking van
deze maatregelen voor wordt gezorgd dat deze passen binnen het lange termijn klimaatbeleid
en wanneer de alternatieve maatregelen naar verwachting gereed zullen zijn.
30.
Ook zijn deze leden van mening dat de extra uitstoot bezien moet worden in het bredere
kader van de energiecrisis, waarin er ook sprake is van een stevige reductie van uitstoot
op andere plekken, als gevolg van een sterke reductie van het aardgas- en elektriciteitsverbruik.
Is de regering het daarmee eens?
Het kabinet wil de extra uitstoot van de kolencentrales compenseren met een pakket
alternatieve maatregelen, zodat de gascrisis niet uitmondt in extra uitstoot van broeikasgassen
de komende jaren. Het kabinet is het eens met de leden van de CDA-fractie dat er ingezet
moet worden op maatregelen die passen binnen het klimaatbeleid richting 2030 en 2050.
Op Prinsjesdag heb ik uw Kamer laten weten welke indicatieve maatregelen op dit moment
door het kabinet worden uitgewerkt. Deze maatregelen leveren zowel een bijdrage aan
emissiereductie op korte termijn, maar ook aan het behalen van de klimaatdoelen voor
2030 en verder. Deze maatregelen sluiten daarmee aan bij het lange-termijnklimaatbeleid.
Tegelijkertijd verwachten we met deze indicatieve maatregelen ook een CO2-effect voor de komende jaren. Ook wordt er op dit moment in een IBO gekeken naar
de benodigde maatregelen om 55%-60% emissiereductie in 2030 te realiseren. In het
voorjaar van 2023 zal het kabinet over klimaatmaatregelen besluiten en wordt de Kamer
hier nader over geïnformeerd.
Het kabinet is het ermee eens dat de extra uitstoot bezien moet worden in het bredere
kader van de energiecrisis. De uitstoot in de eerste helft van 2022 was, in vergelijking
met de uitstoot in 2021, ca. 9 megaton lager.5 Dat kwam o.a. door het warme voorjaar, maar ook door de hogere energieprijzen als
gevolg van de huidige energiecrisis. Het kabinet zal dit meewegen bij de besluitvorming
in het voorjaar van 2023.
31.
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel aardgas er is bespaard door het openstellen
van de kolencentrales en hoeveel van dit gas vervolgens is gebruikt voor het vullen
van de gasopslagen, zoals wordt gesteld. Zij vragen of er informatie verschaft kan
worden waaruit blijkt dat er door deze maatregel meer gas naar de gasopslagen is gegaan,
en om hoeveel dit gaat en wie daar eigenaar van is.
Voor de hoeveelheid gas die bespaard is door het openstellen van de kolencentrales
verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1.
Er valt niet te zeggen dat door deze maatregel meer gas naar de gasopslagen is gegaan,
omdat het bespaarde gas niet een-op-een in de gasopslagen terecht komt. Wel zijn de
bergingen nu gevuld en is er veel aardgas bespaard.
32.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoe de extra uitstoot als gevolg van het
openstellen van de kolencentrales gecompenseerd gaat worden.
33.
De leden van de SP-fractie vragen wanneer de alternatieve maatregelen voor vermindering
van CO2 verwacht worden.
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 8.
34.
De leden van de SP-fractie vragen wanneer er gekozen gaat worden om de kolencentrales
weer te sluiten. Zij vragen daarvoor om inzage in de strategie over de gevolgen die
dit heeft voor de leveringszekerheid. Zij vragen om informatie over het toetsingskader
die ten grondslag ligt aan het besluit om de kolencentrales in de toekomst weer te
sluiten.
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 13.
35.
De leden van de SP-fractie vragen of een beroep op algemeen belang voldoende boven
de nadeelcompensatie voor sluiting van kolencentrales staat. Zij vragen welk effect
de hoge winstmarges in energieproductie als gevolg van de stijging van de energieprijzen
heeft op het bepalen van de uiteindelijke hoogte van de nadeelcompensatie.
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 24.
De nadeelcompensatie wordt vastgesteld op basis van vooraf vastgestelde parameters,
die zijn vastgelegd in het Besluit nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales.
Een van deze parameters is de prijs die moet worden gehanteerd voor de berekening
van de hoogte van de nadeelcompensatie. Deze is gekoppeld aan het moment van de publicatie
van de productiebeperking. Stijgingen na dit moment veranderen de uiteindelijke hoogte
van de nadeelcompensatie dus niet.
36.
Zij vragen bovendien welk effect klimaat- en milieuschade heeft in het bepalen van
de hoogte van de nadeelcompensatie. Zij vragen ook welke gevolgen de mogelijkheid
tot het omschakelen van elektriciteitsproductie op basis van kolen naar biomassa voor
effect heeft op behaalde winsten en dus ook op de gelegitimeerde claim van nadeelcompensatie.
De benodigde ETS-rechten waarmee de CO2-uitstoot van de kolencentrales via het EU-ETS wordt belast, worden meegenomen in
de bepaling van de nadeelcompensatie. Dit is de wijze waarop binnen de EU de CO2-kosten van elektriciteitsproductie worden geïnternaliseerd.
Voor het antwoord op de vraag over omschakelen naar biomassa verwijs ik u naar het
antwoord op vraag 4.
37.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties lezen dat de intrekking van de productiebeperking
weer zal zorgen voor extra CO2-uitstoot en dat de regering deze groei in de komende jaren tot 2030 in enige vorm
wil compenseren. Deze leden maken zich zorgen over de daadkracht achter deze woorden
van de regering. Ingrijpende maatregelen zijn nodig om te voldoen aan deze compensatie.
Toch zien deze leden nog geen concrete uitvoeringsplannen behalve de voornemens in
de aanbiedingsbrief van de concept-Klimaatnota. Kan de regering hieromtrent een uitvoeringsagenda
presenteren voor alle aankomende jaren tot 2030? Heeft de regering voldoende onderbouwende
gegevens om te bevestigen dat deze maatregelen zullen volstaan voor de volledige compensatie?
Deze leden vragen welke tussenstappen de regering had kunnen nemen teneinde een meer
gedoseerde intrekking te realiseren. In hoeverre zijn dit soort maatregelen geïnventariseerd?
Het kabinet wil de extra uitstoot compenseren met een pakket alternatieve maatregelen,
zodat de gascrisis niet uitmondt in extra uitstoot van broeikasgassen de komende jaren.
Op Prinsjesdag heb ik uw Kamer laten weten welke indicatieve maatregelen op dit moment
door het kabinet worden uitgewerkt. Ook wordt er op dit moment in een IBO gekeken
naar de benodigde maatregelen om 55%-60% emissiereductie in 2030 te realiseren. In
het voorjaar van 2023 zal het kabinet over klimaatmaatregelen besluiten en zal de
Kamer hier nader over worden geïnformeerd. U vraagt daarnaast naar een uitvoeringsagenda.
Bij de besluitvorming over de indicatieve maatregelen dit voorjaar is het de bedoeling
om ook een planning mee te geven van de uitvoering.
U vraagt daarnaast in hoeverre andere maatregelen, met het oog op een meer gedoseerde
intrekking, zijn geïnventariseerd. Er zijn varianten onderzocht als alternatief van
het intrekken van de productiebeperking voor kolencentrales. De onderzochte alternatieven
waren het wijzigen van het plafond van 35% elektriciteitsproductie met kolen naar
een hoger percentage, zowel in een specifiek jaar of voor de gehele periode, dan wel
de intrekking van de maatregel voor een beperkte duur. Deze alternatieven voldeden
allemaal niet in verband met de eisen die artikel 1 van het Eerste Protocol van het
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
stelt aan het opleggen van de productiebeperking van kolencentrales in 2022. Deze
maatregel betreft namelijk regulering van eigendom en die moet voldoen aan eisen van
legaliteit, legitimiteit en evenredigheid. Dit betekent dat de exploitant van de kolencentrale
voorafgaand aan de inwerkingtreding van de maatregel zekerheid moet hebben over de
aard en de omvang van de regulering van eigendom, alsmede de parameters van de vergoeding
voor het geleden nadeel dat buiten het ondernemersrisico valt. Alle genoemde alternatieven
hebben als nadeel dat de exploitanten in onzekerheid worden gelaten, omdat de Minister
op het moment van besluitvorming over de intrekking of aanpassing van de maatregel
geen zekerheid had over hoe lang de crisis die de Russische inval in Oekraïne op de
energiemarkten heeft veroorzaakt zal voortduren.
38.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie brengen in herinnering dat kolencentrales
juist een productiebeperking opgelegd hadden gekregen omdat de regering de klimaatdoelen
niet haalt. De gascrisis biedt de regering geen enkel excuus om het reductiebevel
van de rechter naast haar neer te leggen en de productiebeperking voor kolencentrales
weer terug te draaien. Russisch gas hoeft niet namelijk niet een op een vervangen
te worden door iets anders. De regering had er namelijk ook voor kunnen kiezen om
meer te besparen door bijvoorbeeld de sierteelt en andere niet-noodzakelijke industrie
af te schakelen. Tot nu toe weigert de Minister het afschakelplan in werking te stellen
of een toekomstvisie voor de industrie te ontwikkelen waarin de brede welvaart keihard
randvoorwaardelijk is voor het voortbestaan van bedrijven. Ook wordt er te weinig
geïnvesteerd in het isoleren van woningen. Het uitgangspunt is, al met al, het voortbestaan
van de huidige vraag naar energie, die veel te groot is. De mogelijkheid om te besparen
is kennelijk nog steeds taboe. Handhaving door de overheid en uitvoering door bedrijven
van de besparingsplicht schieten volstrekt te kort. Dat de uitstoot gaat toenemen
is zeker. Dat dat de klimaatcrisis versneld verergert is zeker, maar wat onverantwoordelijk
en gevaarlijk onzeker blijft, is hoe de regering dit gaat compenseren. Hoe de regering
de cumulatieve uitstoot naar beneden brengt. Dat verraadt dat de klimaatcrisis nog
steeds niet bovenaan de agenda staat en steeds meer het karakter van greenwashing
heeft. Erkent de regering dat uit de huidige lijst met compenserende maatregelen niet
blijkt wanneer en hoeveel er gecompenseerd gaat worden en wat dit concreet betekent
in megatonnen? Erkent de regering dat door de reductie pas later in te zetten er in
totaal meer wordt uitgestoten waardoor de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer
hoger uit zal pakken, namelijk door het klimaatgevaar van de cumulatieve uitstoot?
De uitstoot in de eerste helft van 2022 was, in vergelijking met de uitstoot in 2021,
ca. 9 megaton lager.6 Naar verwachting gaan we, onder andere door een warm voorjaar en de energiecrisis,
dit jaar meer dan 25% emissiereductie realiseren (in lijn met het Urgenda-vonnis).
Dit komt onder andere door een warm voorjaar en de energiecrisis met de ontwikkeling
van de energieprijzen en de (structurele) energiebesparingsmaatregelen die nu door
burgers en bedrijven worden getroffen. Op korte termijn daalt de uitstoot, waardoor
er tijd is om maatregelen goed uit te werken. Daarom is er gekozen voor grote maatregelen
die de komende jaren een gelijksoortig (cumulatief) effect hebben en tegelijkertijd
een substantiële bijdrage leveren aan het 2030 klimaatdoel en verder, in plaats van
voor snelle besluitvorming over kleine, korte-termijn maatregelen.
Het kabinet zal de indicatieve maatregelen in de komende maanden uitwerken, waarbij
onder andere het reductie-effect beter in kaart wordt gebracht. In het voorjaar van
2023 zal het kabinet over aanvullende klimaatmaatregelen besluiten – in samenhang
met de resultaten uit het IBO-traject. Daarbij blijft het doel om met de maatregelen
cumulatief 10 megaton te compenseren, waardoor geen extra emissies plaatsvinden als
gevolg van het terugtrekken van deze maatregel.
39.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat dit een patroon is in
het Nederlandse klimaatbeleid. Jaar op jaar blijkt dat het voorgenomen beleid onvoldoende
is om de klimaatdoelen, die op zichzelf al te laag zijn, te halen. Jaar na jaar is
de uitstoot zeker, de reductie onzeker en zijn compenserende maatregelen afwezig,
onduidelijk of onvoldoende. Dat verraadt dat de klimaatcrisis nog steeds niet bovenaan
de agenda staat en dat er nog steeds niet wordt uitgegaan van het voorzorgsbeginsel
zoals al in 1996 aan de regering werd geadviseerd. Uit onderzoek blijkt dat 89% van
alle wereldwijd winbare kolen de komende dertig jaar onder de grond moet blijven om
de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad Celsius.7 Erkent de regering dit?
Het kabinet heeft bij het intrekken van de productiebeperking van kolencentrales een
complexe afweging gemaakt tussen de zorgen die er waren over of er voldoende aanbod
zou zijn, leveringszekerheid, en de noodzaak om klimaatverandering tegen te gaan.
Uiteindelijk heeft het kabinet ervoor gekozen de productiebeperking in te trekken,
en tegelijkertijd de extra uitstoot van kolencentrales te compenseren met alternatieve
maatregelen, zodat de intrekking van de productiebeperking niet uitmondt in de uitstoot
van extra broeikasgassen.
40.
Nederland heeft als rijk en vroeg geïndustrialiseerd land meer dan genoeg tijd gehad
om kolen uit te faseren, maar neemt door het verder opendraaien van de kolencentrales
een disproportionele hap uit de resterende 11%. Kan de regering hierop reflecteren?
Hoewel de productiebeperking leidt tot significante reductie van CO2, deel ik de mening niet dat deze intrekking van een tijdelijke beperking van kolengebruik
heeft geleid tot een disproportionele groei in verbruik van kolen op wereldwijd niveau.
Ik ben het wel eens dat het gebruik van fossiele brandstoffen terug moet worden gedrongen
om klimaatverandering tegen te gaan. Nederland onderneemt hier ook actie op, zowel
nationaal als internationaal. Bijvoorbeeld met de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie
per 2030 nationaal, maar ook internationaal door bijvoorbeeld het beëindigen van de
publieke steun via exportkredietverzekeringen voor de fossiele energiesector in het
buitenland (zie ook Kamerstuk 31 793, nr. 230).
41.
Het lid van de Groep-Gündoğan leest dat het intrekken van de productiebeperking voor
de elektriciteit opgewekt met kolen, gegeven dat alle overige omstandigheden gelijk
blijven, de komende tweeëneenhalf jaar leidt tot cumulatief ongeveer 10 megaton aanvullende
uitstoot van broeikasgassen. Kan hieruit worden geconcludeerd dat de regering er vanuit
gaat dat de additionele uitstoot naar aanleiding van deze wijzigingen zal plaatsvinden
gedurende de komende tweeëneenhalf jaar en dat het oorspronkelijke reductiepad omstreeks
of in 2025 weer volledig in acht zal worden genomen?
42.
Indien ja, waarom heeft de regering dan voorkeur voor structurele maatregelen ter
compensatie van de extra uitstoot? Indien nee, gaat de regering er dan vanuit dat
de additionele uitstoot als gevolg van deze wijzigingen niet incidenteel kan blijken
te zijn of ook structureel zou kunnen worden?
De intrekking van de productiebeperking kolencentrales over de komende tweeëneenhalf
jaar zal naar verwachting leiden tot een reductie van cumulatief circa 10 megaton
uitstoot. Het kabinet heeft aangegeven deze uitstoot in de periode tot 2030 te willen
compenseren en heeft de Kamer met Prinsjesdag vijf indicatieve maatregelen gepresenteerd
die de komende tijd verder worden uitgewerkt. Daarbij heeft het kabinet de voorkeur
voor structurele maatregelen, die niet alleen op korte termijn maar ook richting 2030
een bijdrage leveren aan emissiereductie – zodat de klimaatbijdrage van deze maatregelen
zo groot mogelijk, ook met het oog op het doel van 55–60% emissiereductie in 2030.
43.
Het lid van de Groep-Gündoğan leest dat wordt gesteld dat het intrekken van de productiebeperking
voor de met kolen opgewekte elektriciteit, gegeven dat alle overige omstandigheden
gelijk blijven, de komende tweeëneenhalf jaar leidt tot cumulatief ongeveer 10 megaton
aanvullende uitstoot van broeikasgassen. Is de verminderde uitstoot als gevolg van
de lagere elektriciteitsproductie met/door gascentrales hier al vanaf getrokken? Indien
nee, kan de regering de additionele uitstoot als gevolg van deze wijzigingen salderen
met de verminderde uitstoot door elektriciteitsproductie uit gas? Of is de vermindering
aldaar niet substantieel in vergelijking met de extra uitstoot door kolencentrales?
Deze verminderde uitstoot van gascentrales is hierin meegenomen.
44.
Het lid van de Groep-Gündoğan wil graag weten in hoeverre het volgens de regering
mogelijk is om de netto additionele uitstoot te compenseren met de aanplant van extra
hectaren bos. Kan de regering benaderen hoeveel hectaren bos er zou moeten worden
aangeplant, om de netto additionele uitstoot van deze wijzigingen te compenseren?
Is het volgens de regering mogelijk om de netto additionele uitstoot als gevolg van
deze wijzigingen te compenseren met de aanplant van extra hectaren bos en/of natuurgebied
op Nederlands grondgebied? Indien nee, zou het dan wel mogelijk zijn om de netto additionele
uitstoot als gevolg van deze wijzigingen te compenseren met de aanplant van extra
hectaren bos en/of natuurgebied op Europees grondgebied?
De inschatting is dat het intrekken van de productiebeperking bij kolencentrales leidt
tot cumulatief ca. 10 megaton CO2-uitstoot in de periode tot 2024. Een hectare nieuw bos legt in de eerste 10 jaar
na aanleg gemiddeld 4,6 ton CO2 per jaar vast en daarna 9,1 ton CO2 per jaar8. Als indicatie voor wat het betekent om de uitstoot volledig te compenseren met extra
bosaanplant kan worden gedacht aan een aanplant van 434.783 hectare in 2025. Dit is
echter meer bos dan we op dit moment in heel Nederland hebben (via de nationale bossenstrategie
werken we toe naar 407.000 hectare in 2030). Het is dus niet realistisch om de netto
additionele uitstoot op korte termijn te compenseren met de aanplant van extra hectare
bos, ook gezien de andere ruimtelijke opgaven die in Nederland spelen.
Of het mogelijk is om deze aanplant te doen op Europees grondgebied is lastig te zeggen.
Voor wat betreft de LULUCF verordening is het niet mogelijk om op voorhand met een
andere lidstaat te handelen in het aanplanten van bossen, omdat handel pas mogelijk
is op het moment dat een lidstaat eerst zelf zijn LULUCF doelen behaalt.
45.
Het lid van de Groep-Gündoğan vraagt of de kabinetsplannen voor stikstofreductie in
dit verband de mogelijkheid voor de Nederlandse regering biedt om extra hectaren te
verwerven voor de aanplant van bos en natuurgebieden dan tot nu toe gepland is. Is
het voor de regering bespreekbaar als eventuele extra middelen voor de reductie van
de CO2-uitstoot zouden worden gebruikt om extra hectaren te verwerven voor de aanplant van
bos en natuurgebieden? De regering geeft immers aan alternatieve maatregelen voor
te bereiden. Zou deze beleidsroute volgens de regering begaanbaar zijn? Indien nee,
waarom niet?
Voor het antwoord op de vraag over aanvullende maatregelen, verwijs ik u naar het
antwoord op vraag 8.
Voor het antwoord op de vraag over aanplant van bos en natuurgebieden verwijs ik u
naar het antwoord op vraag 44.
46.
Het lid van de Groep-Gündoğan vraagt naar een toelichting op de horizonbepaling artikel II,
tweede lid, waarin de inwerkingtredingsdatum is geregeld van het artikel waarbij alle
bepalingen die betrekking hebben op de productiebeperking worden ingetrokken. Deze
datum is thans 1 januari 2025. Wat was de oorspronkelijke motivatie achter deze intrekkingsdatum?
Het Urgenda-vonnis verplicht de Staat om de jaarlijkse uitstoot in 2020 met 25% te
verminderen ten opzichte van 1990. PBL stelde in december 2019 dat de reductie in
2020 naar verwachting 20 tot 21% bedraagt ten opzichte van 1990 (Kamerstuk 32 813, nr. 431). Om de 25% uit het Urgenda-vonnis te behalen, waren voor de jaren 2022 t/m 2024
aanvullende maatregelen nodig. De productiebeperking was een van deze maatregelen.
47.
Het lid van de Groep-Gündoğan vraagt of de regering bereid of al voornemens is om
de Kamer te informeren over de ontwikkeling van de kosten van compensatie aan exploitanten
van kolencentrales, als gevolg van de wijzigingen in dit wetsvoorstel.
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 18.
4. Wijziging ten aanzien van het fonds voor werknemers van een kolencentrale
48.
De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze omgegaan wordt met werknemers als
gevolg van het sluiten van een kolencentrale. Zij vragen hoe de steun voor werknemers
zich verhoudt tot de nadeelcompensatie en welk deel van de mogelijke nadeelcompensatie
wordt bestemd voor ondersteuning aan personeel.
Er zijn op dit moment geen plannen om kolencentrales te sluiten en nadeelcompensatie
is daarom nu niet aan de orde. Vanaf 2030 geldt er een verbod op het gebruik van kolen
voor de productie van elektriciteit, maar er is geen sprake van sluiting.
Conform de wet komt er een fonds waaruit uitkeringen kunnen worden gedaan aan werknemers
van een kolencentrale, alsmede investeringen in om- en bijscholing. De nadere inhoudelijke
invulling hiervan komt aan de orde wanneer een kolencentrale gedwongen wordt te sluiten,
zodat kan worden aangesloten bij de op dat moment geldende wetten, regels en omstandigheden.
Op die manier kan een adequate ondersteuning van de werknemers worden geborgd. Dat
laat onverlet dat een werkgever een zelfstandige verantwoordelijkheid heeft richting
de eigen werknemers en hiervoor, ook financieel, moet zorgdragen. Dit was ook het
uitgangspunt bij de subsidie voor vrijwillige sluiting waar Onyx geen gebruik van
heeft gemaakt. Zonder een afgerond sociaal plan, waarbij er door mij in samenwerking
met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid minimumeisen zijn gesteld, zou
er geen sprake zijn van subsidieverlening.
5. Technische wijzigingen ten aanzien van de productiebeperking kolencentrales
49.
De leden van de SP-fractie vragen wat er is gebeurd met de emissierechten als gevolg
van de productiebeperking. Deze leden vragen of de kosteloze toewijzing van emissierechten
voor een toename heeft gezorgd van het totale aantal emissierechten. Zij vragen welk
lange termijn effect dit heeft voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.
Gratis toewijzing van emissierechten vindt plaats om weglekeffecten van CO2-uitstoot naar buiten de Europese Unie te voorkomen. Kolencentrales ontvangen geen
gratis rechten, aangezien zij geen risico op koolstoflekkage ondervinden. Gratis toewijzing
van emissierechten leidt in geen enkel geval tot een toename van het totaal aantal
emissierechten, omdat gratis emissierechten onder het ETS uitstootplafond vallen.
Emissierechten die de Nederlandse kolencentrales als gevolg van de productiebeperking
niet meer zouden gebruiken, worden opgenomen door de marktstabiliteitsreserve (MSR)
van het ETS. De MSR bestaat sinds 2019 en neemt jaarlijks een deel van de ongebruikte
rechten (het overschot) uit de markt en plaatst deze in reserve. Vanaf 2023 zullen
overtollige rechten in de MSR permanent worden geannuleerd.
6. Inwerkingtreding en terugwerkende kracht
50.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties constateren dat de intrekking reeds een
voldongen feit is en dat de wetswijziging met terugwerkende kracht tot stand komt.
Hoewel deze leden inzien dat de energiecrisis deze gang van zaken kan rechtvaardigen,
spreken deze leden hierover hun zorg uit. Maatregelen om CO2-reductie te realiseren zijn van groot belang. Deze leden constateren dat, gezien
dit belang, het intrekken van dit soort maatregelen louter in uitzonderlijke situaties
zou mogen plaatsvinden. Deze leden vrezen dat deze gang van zaken een onwenselijk
precedent schept voor toekomstige situaties en zo klimaatbeleid onzeker kan maken.
Deelt de regering deze zorgen? Deelt de regering de opvatting van deze leden dat met
handelingen als intrekking en terugwerkende kracht zorgvuldig moet worden omgesprongen,
zeker in het kader van klimaatregelingen?
Ik deel de mening van beide fracties dat met handelingen als intrekkingen en terugwerkende
kracht niet lichtzinnig omgesprongen zou moeten worden. De Russische inval in Oekraïne
heeft gezorgd voor uitzonderlijke situaties op de gas- en elektriciteitsmarkt. Bij
het intrekken van de productiebeperking in juni 2022 was de aanname dat er voldoende
gas zou zijn tijdens de winter steeds meer onder druk komen te staan. Het intrekken
van de productiebeperking is niet primair bedoeld om de leveringszekerheid te garanderen
door te zorgen dat er meer elektriciteitsvermogen beschikbaar is op de markt, maar
om te zorgen dat voldoende gas in de winter beschikbaar is. Door de intrekking per
direct in te laten gaan, konden de kolencentrales over een langere periode de rol
van de gascentrales deels overnemen. Als behandeling van de wetswijziging zou zijn
afgewacht, zou het besparingseffect vele malen kleiner zijn geweest.
51.
Deze leden lezen dat de terugwerkende kracht bevestigd wordt door het aannemen van
de wet. Heeft de regering rekening gehouden met de mogelijkheid dat de wet niet wordt
aangenomen? Welke maatregelen heeft de regering op het oog indien dit scenario zich
voordoet? Ligt daar bijvoorbeeld al een sociaal plan voor klaar voor werknemers van
de centrales en hoe ziet die eruit?
Er zijn geen scenario’s voor het geval de wet niet zou worden aangenomen. Een productiebeperking
betekent niet direct dat er in een centrale veel minder medewerkers nodig zijn, een
sociaal plan is dus niet nodig.
7. Overig
52.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties lezen dat de intrekking van de productiebeperking
de kolencentrales weer de mogelijkheid biedt om met volle capaciteit de energieproductie
te realiseren. Deze leden vragen hoeveel energieproductie de kolencentrales draaiden
in het jaar 2022. Deze leden vragen daarnaast in hoeverre bij deze energieproductie
gebruik is gemaakt van uit Rusland geïmporteerde kolen.
Het jaar 2022 is nog niet afgelopen, de energieproductie over dit jaar is dus nog
niet te bepalen. Vanaf 10 augustus mogen EU-lidstaten geen kolen meer uit Rusland
importeren. Dit is een maatregel uit het vijfde sanctiepakket. Het is niet met zekerheid
te zeggen hoeveel kolen uit Rusland nog zijn gebruikt, maar gezien de periode tussen
20 juni en 10 augustus, zal de hoeveelheid beperkt zijn.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie