Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de publicatie documenten inzake Covid-19 binnen het onderwijs n.a.v. Woo-verzoek
36 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023
31 293
Primair Onderwijs
31 289
Voortgezet Onderwijs
25 295
Infectieziektenbestrijding
Nr. 147
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 2 december 2022
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor
Primair en Voortgezet Onderwijs en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief
van 4 juli 2022 over de sectorplannen COVID-19 onderwijs en kinderopvang (Kamerstukken
35 925 VIII en 25 295, nr. 188), over de brief van 6 juli 2022 over de publicatie documenten inzake Covid-19 binnen
het onderwijs n.a.v. Woo-verzoek (Kamerstukken 31 293 en 31 289 en 25 295, nr. 638) en over de brief van 5 september 2022 over aanbieding Rapport «Coronascenario’s
doordacht: Handreiking voor noodzakelijke keuzes« van WRR en meerdere organisaties.
De vragen en opmerkingen zijn op 22 september 2022 aan de Ministers van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, voor Primair en Voortgezet Onderwijs en van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 21 november 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie
5
• Inbreng van de leden van de SP-fractie
5
• Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
5
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
6
II
Reactie van de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet
Onderwijs en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
9
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de «Sectorplannen
COVID-19 onderwijs en kinderopvang» en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden lezen in de sectorplannen funderend onderwijs dat er draaiboeken en scenario’s
zijn vastgesteld voor COVID-19 en vinden dit een goede zaak. De leden zijn van mening
dat gelijkmatige uitvoering van de sectorplannen op alle scholen nodig zijn voor het
draagvlak van coronabeleid in de samenleving. De leden lezen dat: "de inzet van het
plan is om scholen regelruimte te geven binnen de kaders van de scenario’s. Scholen
zijn zelf verantwoordelijk voor het uitwerken van een draaiboek met maatregelen per
scenario, toegespitst op hun eigen context." De leden vragen hoe de Minister gaat
handhaven wanneer een school de maatregelen horend bij een kcoronascenario niet of
te laat implementeert. Daarnaast vragen de leden hoe de Minister ervoor gaat zorgen
dat alle scholen de maatregelen met de juridische status 'dringend advies' gaan implementeren.
De leden van de VVD-fractie vinden het daarnaast goed dat in het sectorplan mbo1/ho2 stil wordt gestaan bij de communicatie en zijn van mening dat ook in het funderend
onderwijs communicatie nodig is voor het draagvlak van maatregelen. Is in het funderend
onderwijs duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is? Daarnaast lezen de leden dat
scholen gebruik kunnen maken van communicatiemiddelen over de generieke maatregelen
omtrent COVID-19, die te vinden zijn in een toolbox op rijksoverheid.nl. Kunnen scholen
ook gebruik maken van een telefoonnummer ten tijden van COVID-19, om advies hierover
te vragen aan het ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?
De leden zien ook dat zelftesten niet in één van de scenario’s is opgenomen voor funderend
onderwijs, maar wel voor het vervolgonderwijs. Zijn zelftesten nog onderdeel van het
beleid, bijvoorbeeld voor de bovenbouw in het voortgezet onderwijs?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd welk deel van de schoollokalen inmiddels
een CO2-meter heeft. Ook vragen de leden of de pilot in Staphorst en het interdepartementaal
overleg inmiddels voor meer duidelijkheid over de veiligheid en effectiviteit van
luchtreiniging heeft gezorgd.
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat er in de lange termijnstrategie kinderopvang
en corona ook een beroep wordt gedaan op de verantwoordelijkheid van ouders in het
schematische overzicht3. Voorgenoemde leden vinden het een goede zaak dat alle betrokkenen worden meegenomen
in de lange termijnstrategie. Hoe wordt er echter omgegaan met situaties waarin ouders
zich actief verzetten tegen ingevoerde coronamaatregelen in de kinderopvangsector?
Eveneens vragen zij of personeel voldoende wordt ondersteund als het te maken krijgt
met agressief of intimiderend gedrag.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er in de kinderopvang ook kinderen opgevangen
worden die kwetsbaar zijn en dat er om die reden in alle scenario’s aandacht is voor
de situatie van kinderen in een kwetsbare positie4. Ze vragen echter of er voldoende rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld kinderen
met een beperking. Hoe wordt er met hen omgegaan als er vrijheidsbeperkende maatregelen
worden opgelegd en hoe zijn hun belangen meegewogen in de lange termijnstrategie?
Zij vragen of kinderopvanginstellingen die zich richten op dit soort kwetsbare kinderen
bijvoorbeeld pas op een later moment worden gesloten dan «normale» kinderopvanginstellingen.
Ook vragen de leden van de VVD-fractie hoe deze lange termijnplannen zich verhouden
tot de bestrijding van andere infectieziekten waar kinderopvang- en onderwijsinstellingen
mee te maken hebben, zoals de mazelen. Ze ontvangen graag een reactie van de Minister
op dit punt.
De leden lezen dat het kabinet internationale ontwikkelingen wil afwachten voor overleg
met de betrokken partijen als het gaat om internationaal mobiele studenten. De leden
vragen of het niet verstandiger zou zijn nu alvast scenario’s door te spreken met
de instellingen en om daar meer coherent in op te treden dan vorige keer, bijvoorbeeld
ten aanzien van het omgaan met reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kamerstukken
ten behoeve van het schriftelijk overleg Sectorplannen COVID-19 onderwijs en kinderopvang. Deze leden onderschrijven het uitgangspunt van het kabinet dat een sluiting van
de onderwijssectoren te allen tijde voorkomen moet worden. Immers, ondanks het feit
dat docenten, leraren, scholen en instellingen extreem wendbaar zijn geweest en hun
uiterste best hebben gedaan om onderwijs door te laten gaan, heeft corona geleid tot
afnemende motivatie, studievertraging en het achterblijven van praktijkvaardigheden
bij studenten. Daarnaast is het aantal jongeren met mentale problemen fors toegenomen.
Daarom hebben de leden enkele vragen die zij aan de Minister willen voorleggen.
Funderend Onderwijs
De leden van de D66-fractie zijn positief dat het Ministerie van Onderwijs Cultuur
en Wetenschap in overleg met het veld is gekomen tot een sectorplan COVID-19 voor
het funderend onderwijs. Zij complimenteren het veld voor het creëren van verschillende
scenario’s. Bovendien zijn zij positief dat in alle scenario’s sprake zal blijven
van (gedeeltelijk) fysiek onderwijs. Immers, het is belangrijk voor leraren en leerlingen
dat zij elkaar in de ogen kunnen kijken. Daarbij heeft de Minister het afgelopen jaar
gewerkt aan het verbeteren van de ventilatie op scholen. Hoe staat het daar momenteel
mee? Graag ontvangen deze leden een laatste stand van zaken.
De leden van de D66-fractie lezen dat uit onderzoek van de Universiteit Utrecht, het
Trimbos-instituut en het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat meisjes in Nederland
minder gelukkig zijn dan vijf jaar geleden. Bovendien hangt deze verslechtering van
de mentale gezondheid volgens de onderzoekers samen met de coronapandemie. Heeft de
Minister ook kennisgenomen van dit onderzoek? Wat is daarop zijn eerste reactie? Teven
vragen zij of er nog een verbeterslag mogelijk is in het Nationaal Programma Onderwijs
wat betreft maatregelen die het mentale welzijn van jongeren moeten verbeteren.
Kinderopvang
De leden van de D66-fractie vragen of de ventilatie op alle kinderopvanglocaties voldoet
aan de geldende normen. Hoe zit het met de samenwerking tussen het onderwijs en de
opvang? Kunnen kinderen in de verschillende scenario’s met één test toegang krijgen
tot onderwijs en kinderopvang of moeten ze voor de bso5 een aparte test doen? Is het aan iedere locatie om een plan op te stellen of komen
er landelijke richtlijnen om de locaties meer houvast te bieden, zo vragen de voornoemde
leden.
Mbo en hoger onderwijs
De leden van de D66-fractie constateren dat instellingen in het vervolgonderwijs veel
ruimte hebben om interventies vorm te geven. De leden vinden dit in beginsel passend
en zijn positief dat de sector mee heeft kunnen denken over verschillende scenario’s.
Wel hebben deze leden vragen over enkele waarborgen over de sociale functie van het
onderwijs. In het oranje scenario van de middellange termijnstrategie voor het vervolgonderwijs
is opgenomen dat activiteiten buiten het primaire onderwijs- en onderzoeksproces afgeschaald
zullen worden. Welke ruimte is er in het oranje scenario voor het behouden van introductie-
en kennismakingsbijeenkomsten voor eerstejaarsstudenten? Ook vragen zij welke ruimte
er is voor het – onder voorwaarden – openhouden van bijvoorbeeld bibliotheken en gezamenlijke
ruimtes van instellingen.
De leden van de D66-fractie zien dat in het rode scenario onderwijsinstellingen veel
ruimte hebben om de 50% reductie in contacturen vorm te geven. Deze leden vinden het
belangrijk dat deze plannen in goed overleg met de medezeggenschap worden gemaakt.
Daarnaast vinden zij het de verantwoordelijkheid van de Minister om te monitoren of
de plannen op instelling daadwerkelijk gereed zijn. De voornoemde leden vragen of
de Minister bereid is om de Kamer hier nog in 2022 over te informeren. Zij vragen
of hij dan ook kan schetsen hoe de medezeggenschap is betrokken bij het opstellen
van de plannen.
De leden van de D66-fractie constateren dat het wegvallen van praktijkplekken en stages
in het mbo en hbo6 een belangrijke reden is en was voor studievertraging. In de middellange termijnstrategie
vervolgonderwijs is hiervoor nog geen aandacht. Wat verwacht de Minister met betrekking
tot studievertraging door het wegvallen van stages? Tot slot vragen zij welke mogelijkheden
hij ziet om studievertraging door het wegvallen van stages te monitoren en mogelijk
te voorkomen.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van sectorplannen
COVID-19 onderwijs en kinderopvang. Tevens hebben zij enkele vragen.
De energieprijzen zijn fors toegenomen. Een belangrijke maatregel bij een mogelijke
opleving van het coronavirus is ventilatie. Welk advies heeft de Minister aan scholen
die zowel op de energierekening moeten letten en eveneens voor voldoende frisse lucht
moeten zorgen? In hoeverre zijn er mogelijkheden om met inachtneming van de energieprijzen
te zorgen voor een goed binnenklimaat, zo vragen de voornoemde leden.
Welke verschillen kunnen er ontstaan op plekken waar sectoren elkaar raken? Waarom
is er niet voor gekozen om hier ook landelijk plannen voor te maken? Tot slot vragen
zij of de Minister het wenselijk vindt dat er in dezelfde regio verschillende aanpakken
zouden kunnen ontstaan.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de sectorplannen COVID-19 onderwijs
en kinderopvang. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Het is van belang dat de ventilatie van alle scholen aantoonbaar op orde is en dat
er voldoende beschermingsmiddelen zijn. Daarom vragen de leden hoeveel scholen er
zijn waar de ventilatie nu op orde is en op hoeveel scholen de ventilatie nog niet
op orde is. Zij vragen daarnaast wat de Minister gaat doen om dit overal zo snel mogelijk
op orde te brengen.
Daarnaast vinden de leden het belangrijk dat docenten en ander personeel ondersteund
worden in het geval zij ziek worden. In het geval van blijvende gezondheidsschade
kunnen docenten hun inkomen verliezen. De leden vragen of en hoe de Minister hier
rekening mee houdt en hoe hij er zorg voor gaat dragen dat docenten in het geval zij
long covid krijgen worden ondersteund en niet zonder inkomen komen te zitten.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de sectorplannen.
De schade die schoolsluitingen vanwege COVID-19 hebben veroorzaakt is enorm en er
zal nog veel nodig zijn om het mentale welzijn van jongeren te verbeteren. Het nieuws
dat de mentale gezondheid van meisjes significant is verslechterd en wel 40% last
heeft van emotionele problemen heeft voorgenoemde leden geschokt. Kan het kabinet
aangeven welke maatregelen er nu worden genomen om de mentale gezondheid te verbeteren
en kan zij aangeven op welke manieren deze aanpak gendersensitief is? Ook vragen zij
of het kabinet van mening is dat de aanpak voldoende gendersensitief is of dat zij
reden ziet dit aan te scherpen gezien de recente bevindingen.
De leden van de PvdA-fractie onderschrijven het belang van het te allen tijde willen
voorkomen dat scholen gesloten moeten worden. Uiteraard moet dit wel voor iedereen
veilig zijn. Hoe verzekert het kabinet dat medewerkers op scholen niet onder druk
zullen worden gezet fysiek aanwezig te zijn wanneer zij vrezen voor hun eigen gezondheid
of die van een naaste? Kan het kabinet ook nader ingaan op welke wijze zij verantwoordelijkheid
neemt niet enkel preventief, namelijk het voorkomen dat onderwijspersoneel ziek wordt,
maar ook naderhand wanneer long covid optreedt bij werknemers die besmet zijn geraakt
en hier langetermijngevolgen aan overhouden? Op welke wijze is het kabinet van plan
te voorkomen dat mensen grote financiële impact ervaren als gevolg van long covid
wanneer zij dit toch oplopen? Kan het kabinet reageren op de vraag van de Algemene
Onderwijsbond om een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering (IPAP compleet)
af te sluiten voor alle werknemers? In hoeverre bestaat er strak toezicht op of scholen
de ventilatie op orde hebben zodat die informatie meetelt in de weging van wat veilig
kan en wat niet mogelijk is? Zij vragen of het kabinet nader kan toelichten op welke
wijze onderwijspersoneel voorrang krijgt in de vaccinatiestrategie passend bij de
ambitie om het onderwijs niet meer te sluiten.
De leden van de PvdA-fractie concluderen dat er ondanks deze plannen nog veel zal
moeten worden besloten wanneer we ons gaan bevinden in nieuwe scenario’s. Is het kabinet
ervan overtuigd dat met deze plannen snel genoeg geschakeld kan worden wanneer nodig?
Tot slot vragen zij op welke manier het kabinet vinger aan de pols houdt met betrekking
tot de implementatie van deze plannen en in hoeverre het relevant dan wel toe aan
revisie is.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de sectorplannen met interesse gelezen.
Wel hebben zij hier nog flink wat vragen over. Allereerst over de samenhang tussen
de maatregelenpakketten van sectorplannen en de thermometer die het kabinet gaat hanteren
om corona te monitoren. Die thermometer heeft geen relatie met de WRR-scenario’s,
maar de sectorplannen zijn wel op basis van die scenario’s opgesteld. Kan het kabinet
dit verschil uitleggen? Tevens vragen de leden of zij ook kan uitleggen hoe de verschillende
instrumenten (sectorplannen en thermometer) in samenhang werken en bij wie uiteindelijk
de beslissing ligt over op welk niveau we zitten. Is dat het RIVM, het OMT7, het MIT8 of het kabinet? Ook schrijft het kabinet dat er ook ruimte moet zijn voor invulling
per regio of per locatie om te komen tot passende maatregelen voor de eigen onderwijssituatie.
Hoe ziet het kabinet dit maatwerk voor zich? Kunnen binnen een gemeente of per regio
de maatregelen verschillend zijn per school? Zo ja, wie beslist dat en zorgt dat niet
voor onduidelijkheid, zo vragen de voornoemde leden.
Sectorplan COVID-19 funderend onderwijs
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij met het uitgangspunt van het sectorplan,
namelijk dat het kabinet een schoolsluiting te allen tijde wil voorkomen. Dit betekent
echter wel dat de randvoorwaarden en omstandigheden waarin leraren en leerlingen naar
school gaan wel veilig en passend genoeg moeten zijn. In dit kader missen de voornoemde
leden bij de voorliggende plannen de link tussen de plannen en de risico-inventarisatie
en evaluatie van scholen (hierna: RI&E). Deze inventarisatie is verplicht, maar scholen
hoeven deze nu niet uit te breiden met corona. Zeker als corona nu iets wordt waar
we structureel rekening mee moeten houden, lijkt het de voornoemde leden goed om ook
in deze RI&E corona op te nemen. Hoe kijkt het kabinet hiernaar? Ook vragen zij waarom
dit niet duidelijker is meegenomen in de sectorplannen.
De voornoemde leden vragen ook hoe het staat met het zorgen voor goede ventilatie
op scholen. Is duidelijk bij hoeveel scholen de ventilatie nu op orde is en bij hoeveel
scholen niet? Op welke manier worden scholen die het nog niet op orde hebben aangespoord
om hier iets aan te doen? Hebben alle scholen inmiddels een CO2-meter in de klas? Zo niet, hoe worden scholen erop gewezen of misschien wel verplicht
om deze meters toch aan te schaffen? Wordt dit gecontroleerd? Weet iedereen hoe ze
met de meters om moeten gaan? Hoe vaak is er gebruik gemaakt van de ondersteuning
voor scholen door Ruimte-OK? Hoeveel is gebruik gemaakt van de 140 miljoen euro die
beschikbaar is gesteld voor maatwerkoplossingen? De subsidieregeling is opgesteld
op 18 juli 2022, is daar voldoende bekendheid aan gegeven, zo vragen zij.
De leden van de GroenLinks-fractie merken ook op dat er veel vrijblijvendheid is in
het sectorplan. Aan de ene kant is dat fijn, omdat scholen daardoor kunnen inspelen
op hun eigen situatie, maar hoe zorgt het kabinet ervoor dat scholen daadwerkelijk
wel beleid gaan voeren als dat nodig is? Wordt daar toezicht op gehouden? Zo ja, door
wie? Weten scholen op welk moment ze in welk scenario zitten? Zijn de beschreven standaardmaatregelen
vervolgens verplicht? In hoeverre zullen er ook maatregelen opgelegd worden vanuit
het kabinet, zoals bijvoorbeeld het gebruik van zelftesten? De voornoemde leden lezen
dat de testen tot eind 2022 kosteloos worden verstrekt aan scholen, maar is er nog
beleid over de inzet, gebruik en advies van zelftesten? De leden vragen ook hoe het
kabinet kijkt naar een aanvullende inkomensbescherming voor medewerkers in het onderwijs
die long covid hebben opgelopen De voornoemde leden vinden dit erg belangrijk. De
Algemene Onderwijsbond roept op tot een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering
(IPAP compleet) voor alle werknemers afgesloten door de werknemer, hoe kijkt het kabinet
hiernaar? Zij vragen of het kabinet hier iets voor gaat regelen. Voor een deel van
het zorgpersoneel is dit nu ook geregeld. Is het kabinet het met de voornoemde leden
eens dat we als land de plicht hebben om voor onderwijspersoneel te zorgen als zij
long covid hebben opgelopen? Ook lezen de voornoemde leden dat medewerkers die zich
zorgen maken vanwege hun kwetsbare gezondheid wordt aangeraden om in gesprek te gaan
met de schoolleider. Is het ook een idee om de bedrijfsarts bij deze gesprekken te
betrekken? Ten slotte zijn de voornoemde leden benieuwd hoe er uitvoering is gegeven
aan de motie van het lid Westerveld waarin gevraagd werd om de lessen van de lockdown
in te zetten voor kinderen met een beperking.
Sectorplan middellange termijnaanpak corona mbo/ho
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de sectorplannen zijn vastgelegd door
het Ministerie van OCW, de MBO Raad, de Vereniging Hogescholen (VH), de Universiteiten
van Nederland (UNL) en het Interstedelijk Studentoverleg (ISO). Waarom zijn de LSVb9 en JOB MBO10 niet (meer) betrokken geweest bij het vastleggen, zo vragen deze leden.
De voornoemde leden zijn benieuwd op welke wijze de afgelopen periode is benut om
het onderwijs beter voor te bereiden op het mogelijke verloop van het virus op de
middellange termijn. Zij vragen of de Minister dit kan toelichten.
Voorts constateren deze leden dat de afgelopen periode veel rapporten en instanties
hebben gewezen op de verslechterde mentale welzijn van een grote groepen jongeren
en studenten. Het herhaaldelijk fysiek sluiten van grote delen van het onderwijs heeft
grote impact gehad op het welzijn van studenten in het mbo en het ho. Tegen deze achtergrond
vinden de leden het verstandig dat de Minister 15 miljoen euro structureel investeert
in het verbeteren van studentenwelzijn voor studenten op het hbo en de universiteit.
Zij vragen of de Minister kan aangeven hoe hij voornemens is te investeren in het
verbeteren van het welzijn van mbo-studenten.
Uitgangspunten en geleerde lessen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat instellingen een eerste versie hebben
voorgelegd aan de medezeggenschap en dat er verdere besprekingen kunnen plaatsvinden
in oktober. Kan de Minister aangeven wat de precieze rechten van de (centrale) medezeggenschap
is in dit proces? Zij vragen of het enkel om voorleggen gaat of dat de medezeggenschappers
ook instemmingsrecht hebben en of de verdere bespreking optioneel is.
Scenario’s
In het sectorplan staat dat onderwijsinstellingen zelf kunnen bepalen hoe ze de benodigde
reductie in contactmomenten bereiken in het geval van een scenario rood («worst case»),
waarbij de noodzaak bestaat om het aantal contactmomenten in het mbo en hoger onderwijs
te reduceren. Voorts lezen deze leden dat in het bijzonder bij scenario rood, er veel
ruimte ligt voor de instelling om tot een eigen invulling van de benodigde reductie
in contactmomenten te komen. De leden van de GroenLinks-fractie betwijfelen of dit
klopt in de praktijk. Kan de Minister voorbeelden geven van hoe instellingen een reductie
van contactmomenten kunnen bereiken en waarom instellingen daarin kunnen verschillen?
Tevens vragen zij of het niet logischer is om bij de minder ernstige scenario’s de
ruimte te geven voor een eigen invulling. Verder in het sectorplan staat dat instellingen
zelf (aanvullende) afspraken maken met andere partijen in de regio zoals de veiligheidsregio,
gemeenten en vervoersbedrijven, waar landelijke afspraken niet voldoende houvast bieden.
De voornoemde leden vragen of de Minister voorbeelden kan geven van dergelijke afspraken.
Preventie
In het kader van preventie staat in het sectorplan opgenomen dat binnen de instelling
het duidelijk is waar medewerkers en studenten terecht kunnen met hun zorgen of vragen
over ventilatie en luchtkwaliteit. Hoe controleert de Minister of dit echt het geval
is en heeft hij hier cijfers van? Zo nee, is hij bereid in kaart te brengen of dit
het geval is bij alle onderwijsinstellingen, zo vragen de voornoemde leden.
Vaccinatie
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen op het feit dat de vaccinatiebereidheid
voor een herhaalprik onder jongeren het laagst is. Is dit meegenomen bij het opstellen
van de scenario’s en op welke wijze heeft dit effect op de preventieve maatregelen?
Zij lezen dat de instellingen een faciliterende rol kunnen spelen bij nieuwe herhaalprikken.
Kan de Minister nader uitleggen hoe dit eruit komt te zien en hoe onderwijsinstellingen
hierbij worden ondersteund? Zij vragen of hiertoe al plannen zijn voor de herhaalprik
in het najaar.
Zelftesten
Deze leden constateren dat de testbereidheid onder studenten vorig jaar beperkt was.
Zij vragen of de Minister dit problematisch vindt en zo ja, op welke wijze wil hij
de testbereidheid samen met de instellingen verhogen.
Kwetsbare groepen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat in dit sectorplan in het bijzonder aandacht
is voor de positie van kwetsbare personen. Tegelijkertijd vinden deze leden dat er
te kort wordt stilgestaan bij deze groep. Kan de Minister aangeven wat de belangrijkste
knelpunten waren voor de groep kwetsbarere studenten? Kan de Minister daarbij ook
aangeven op welke wijze deze knelpunten worden ondervangen bij de verschillende scenario’s?
Hoe wil de Minister er samen met de onderwijsinstellingen voor zorgen dat deze groep
zo min mogelijk last heeft van de maatregelen en op een volwaardige manier mee kan
blijven doen? Tot slot vragen zij in hoeverre instellingen worden gestimuleerd om
specifiek corona-beleid en concrete afspraken te maken voor kwetsbare studenten.
II Reactie van de bewindspersonen
Wij danken de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor
hun inbreng en de gestelde vragen. Hieronder gaan wij in op de vragen in de volgorde
van het verslag. Op een enkel punt zijn de reacties op bijna gelijkluidende vragen
samengevoegd.
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
Wij vinden het fijn om te lezen dat de leden van de VVD-fractie het een goede zaak
vinden dat er draaiboeken en scenario’s zijn vastgesteld voor COVID-19. De leden van
de VVD-fractie vragen hoe de Minister gaat handhaven op het coronabeleid en ervoor
gaat zorgen dat de dringende adviezen worden geïmplementeerd. Wij zijn van plan om
hier niet anders mee om te gaan dan het beleid dat we hier de afgelopen jaren in hebben
gevoerd. De meeste maatregelen kennen net zoals de afgelopen jaren de status van een
dringend advies en zijn daarmee niet juridisch afdwingbaar of handhaafbaar. Wij verwachten
van scholen en instellingen dat zij zich zoveel mogelijk inspannen om alle maatregelen
tot uitvoering te brengen. Omdat iedere locatie weer anders is, is er in de uitvoering
van de maatregelen vervolgens ruimte voor een eigen invulling. Dat laatste maakt een
generieke wijze van handhaving ook nog eens zeer onwenselijk. Voor het veilig en verantwoord
open houden van scholen en instellingen is het namelijk van groot belang dat scholen
en instellingen de maatregelen uit hun eigen draaiboek naleven en handhaven en men
elkaar erop aanspreekt als dat niet gebeurt. Scholen en instellingen hebben met elkaar
laten zien dat ze dit kunnen. Daarmee is het ook in het funderend onderwijs helder
wie waarvoor verantwoordelijk is.
De VVD-fractie vraagt naar de communicatielijn in de sectorplannen. De communicatielijn
zoals beschreven in het sectorplan mbo/ho geldt ook voor het funderend onderwijs,
want dit betreft de rijksbrede communicatiestrategie voor de middellange termijn.
De inzet van deze verdeling is dat de scholen en instellingen zelf maatwerk kunnen
leveren en nog beter kunnen inspelen op de eigen situatie. Daarnaast lezen de leden
van de VVD-fractie dat scholen gebruik kunnen maken van communicatiemiddelen over
de generieke maatregelen omtrent COVID-19. Zij vragen of er ook gebruik kan worden
gemaakt van een telefoonnummer. Mocht iemand vragen hebben over de aanpak van corona
vanuit het Rijk dan staat op rijksoverheid.nl/coronavirus de actuele informatie over
coronaregels in Nederland. Op deze site staat ook het telefoonnummer waarmee iedereen
met vragen over dit thema, dus ook scholen en instellingen, de rijksoverheid kan bereiken.
De leden van de VVD-fractie vragen of zelftesten nog onderdeel zijn van het beleid.
Het preventief testen (twee keer per week testen, ook zonder klachten) wordt sinds
15 maart jongstleden niet meer geadviseerd. Zelftesten bij klachten blijft echter
onverminderd van belang. Om besmettingen snel op te sporen en uitbraken en lesuitval
in het onderwijs te beperken zijn nog altijd zelftesten beschikbaar op scholen en
instellingen om te gebruiken door docenten en leerlingen/studenten met coronagerelateerde
klachten. Het kabinet heeft inmiddels besloten om de zelftesten deze winter beschikbaar
te blijven stellen specifiek voor het onderwijs en vanuit de overheid. De distributie
van zelftesten in het onderwijs loopt door tot 1 april 2023. De zelftesten kunnen
kosteloos worden aangevraagd door scholen en onderwijsinstellingen voor alle leerlingen/studenten
en al het onderwijspersoneel in het onderwijs (van po t/m ho) met symptomen van corona.
De leden van de VVD-fractie zijn ook benieuwd naar de inzet van CO2-meters in de schoollokalen. Dankzij de inzet van een groot aantal scholen in het
funderend onderwijs hangen er sinds begin dit jaar in veel klaslokalen meters. Uw
Kamer heeft op 30 september jl. een brief ontvangen omtrent de voortgang ventilatie
op scholen en langetermijnaanpak onderwijshuisvesting.11 In de brief worden de uitkomsten gedeeld van een onderzoek naar CO2-meters in de klas. Alle scholen in het land zijn benaderd voor dit onderzoek en dit
leverde een respons van 6.331 scholen op. Uit het onderzoek blijkt dat een fors aantal,
60% van de respondenten, in ieder klaslokaal een werkende CO2-meter heeft hangen; maar dat ook 40% aangeeft dit, vaak deels, nog niet op orde te
hebben. Scholen hebben meestal een onderbouwing waarom zij geen CO2-meter in iedere klas hebben. Een voorbeeld hiervan is dat de meters wel zijn besteld,
maar nog niet zijn geleverd of geïnstalleerd. Er worden stappen gezet om het aantal
CO2-meters in klaslokalen te verhogen. Schoolbesturen en schoolleiders zijn middels een
gerichte brief opgeroepen om werk te maken van de aanschaf van CO2-meters en het beschikbare geld hiervoor te gebruiken. Ook zijn scholen geïnformeerd
via de communicatiekanalen van het Ministerie en partners uit de sector, zoals het
LAKS. Een belangrijke stap is de verplichtstelling van het hebben van CO2-meters voor álle schoolgebouwen.
In het mbo en hoger onderwijs geldt dat zorgen en signalen van werknemers in het lokaal
overleg tussen werkgevers en werknemers worden besproken. Daarnaast besteden instellingen
aandacht aan de communicatie over ventilatie en luchtkwaliteit in de onderwijsruimten.
Binnen de instelling is duidelijk waar medewerkers en studenten terecht kunnen met
hun zorgen of vragen over ventilatie en luchtkwaliteit. Medewerkers en studenten kunnen
bij twijfel over de ventilatie meetgegevens bij de instelling aanvragen.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of er duidelijkheid is over de veiligheid
en effectiviteit van luchtreinigers. Uit een literatuuronderzoek van het RIVM, dat
gepubliceerd is op 22 september jongstleden, blijkt dat er meer onderzoek nodig is
naar het effect van luchtreinigers bij het verkleinen op het risico van de overdracht
van het coronavirus. Het RIVM geeft aan dat totdat de effectiviteit van luchtreinigers
is onderzocht, het in overweging genomen kan worden om luchtreinigers als tijdelijke
maatregel, aanvullend op een goede ventilatie, in te zetten. Ruimte-OK heeft op www.ventilatiehulp.nl de handreiking luchtreinigers gepubliceerd. Scholen die luchtreinigers willen aanschaffen
en gebruiken kunnen de handreiking gebruiken om zo veilig en adequaat gebruik te maken
van de luchtreinigers. Ook geven de hulpteams van Ruimte-OK advies over het gebruik
bij hun bezoeken aan scholen. In de Kamerbrief Voortgang ventilatie op scholen van
30 september jl. werd aangekondigd dat de zogenaamde Pilot Staphorst wordt. Het doel
van de pilot is het meten van de effecten op het reduceren van coronabesmettingen
door middel van luchtreiniging in de klas. De aanmelding voor deelname van extra scholen
aan de pilot staat momenteel open. Het uitbreiden van de pilot loopt enige vertraging
op. Uw Kamer wordt op de hoogte gehouden van de voortgang van deze pilot in de Kamerbrief
waarin ik een update geeft van de aanpak van verouderde schoolgebouwen.
De leden van de VVD-fractie vragen voorts hoe wordt omgegaan met ouders die zich actief
verzetten tegen ingevoerde coronamaatregelen in de kinderopvangsector en of personeel
voldoende wordt ondersteund als het te maken krijgt met agressief of intimiderend
gedrag.
De maatregelen die zijn opgenomen in het sectorplan kinderopvang zijn de afgelopen
2,5 jaar al meerdere keren op- en afgeschaald en daarmee niet nieuw voor de sector.
Vanuit de eerdere coronagolven zijn geen signalen bekend dat ouders zich hier niet
aan houden of zich zelfs actief zouden verzetten tegen de maatregelen die houders
nemen op de eigen locatie. Daarnaast betreft de kinderopvang een private markt waarbij
ouders een overeenkomst afsluiten met de kinderopvangorganisatie en daarmee ook instemmen
zich te houden aan de regels van de betreffende kinderopvangorganisatie. Als personeel
te maken zou krijgen met agressief of intimiderend gedrag, zouden zij zich in eerste
instantie moeten wenden tot hun werkgever. Vanuit de kinderopvangorganisatie zou ondersteuning
geboden moeten worden aan de medewerker. De houder kan tevens het gesprek aangaan
met de betreffende ouders en in een uiterst geval de overeenkomst met ouders beëindigen.
De leden van de VVD-fractie vragen of in alle scenario’s voor de kinderopvang voldoende
rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld kinderen met een beperking. In het sectorplan
voor de kinderopvang is opgenomen dat in alle scenario’s aandacht is voor kinderen
die kwetsbaar zijn. Kinderopvangorganisaties zijn bekend met kinderen in een kwetsbare
positie, hebben hier ervaring mee en weten goed wat deze kinderen nodig hebben. Overigens
is het aantal maatregelen dat direct ingrijpt in de opvang en bewegingsruimte van
de kinderen beperkt en blijft de opvang in alle scenario’s die in het sectorplan staan
open.12
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe de langetermijnplannen zich verhouden
tot de bestrijding van andere infectieziekten waar kinderopvang- en onderwijsinstellingen
mee te maken hebben, zoals de mazelen. In algemene zin geldt dat infectieziekten zich
verspreiden via handen, lichaamsvloeistoffen, via de lucht, voorwerpen (speelgoed),
via voedsel en water of via dieren. Per ziekte en situatie is het verschillend welke
maatregelen voor infectiepreventie/bestrijding zin hebben en proportioneel zijn. De
basismaatregelen uit de sectorplannen met daarin hygiënemaatregelen die getroffen
kunnen worden, zijn altijd een onderdeel van de infectiepreventie/bestrijding. Ook
de contactbeperkende maatregelen kunnen effect hebben op de overdracht van infectieziekten.
Echter, de mate daarvan is niet aan te geven. Vanuit het RIVM is reeds voor corona
een handreiking opgesteld voor kinderopvangorganisaties met informatie over ziektebeelden,
wat gedaan kan worden om transmissie te beperken/voorkomen en wat een beroepskracht
kan doen als een infectieziekte voorkomt.13 Daarnaast geldt dat het één van de reguliere taken van de GGD is te adviseren bij
infectieziektebestrijding. Tevens moeten volgens artikel 26 van de Wet Publieke Gezondheid
kinderopvangorganisaties en basisscholen het optreden van een ongewoon aantal zieken
melden bij de GGD. Dit geldt dus niet alleen voor COVID-19.
Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie of het niet verstandiger zou zijn nu
alvast scenario’s door te spreken met de instellingen ten aanzien van internationaal
mobiele studenten. Bij internationaal mobiele studenten is het van belang dat instellingen
in het mbo en ho zo veel mogelijk dezelfde werkwijze hanteren. De hogescholen hebben
besloten om bij een oranje of rood reisadvies geen buitenlandse reizen meer te faciliteren
en hierin coherent beleid te voeren. De universiteiten houden de reisadviezen nauwlettend
in de gaten en maken telkens een onderbouwde afweging of het verstandig is om een
internationale reis te faciliteren. In het middelbaar beroepsonderwijs stoppen buitenlandse
stages vanaf het oranje scenario en worden binnenlandse alternatieven gezocht.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
Wij delen de beschreven zorgen van de leden van de D66-fractie als het gaat om de
gevolgen van corona in het onderwijs. Het is dan ook fijn om te lezen dat het uitgangspunt
wordt onderschreven dat een sluiting van de onderwijssectoren te allen tijde voorkomen
moet worden.
De leden van de D66-fractie vragen naar de stand van zaken ten aanzien van het verbeteren
van de ventilatie op scholen in het funderend onderwijs. Voor het beantwoorden van
deze vraag verwijzen we de Kamer naar de brief voortgang ventilatie en langetermijnaanpak
onderwijshuisvesting die op 30 september jl. aan uw Kamer is verzonden.14 Hiervoor verwijzen we ze tevens naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie
over dit onderwerp.
De leden van de D66-fractie vragen ook of de ventilatie op alle kinderopvanglocaties
voldoet aan de geldende normen. Het kabinet heeft geen cijfers over of de ventilatie
op alle kinderopvanglocaties voldoet.
Vanuit de Wet Kinderopvang en het Bouwbesluit 2012 worden eisen gesteld aan respectievelijk
het veiligheids- en gezondheidsbeleid en de luchtkwaliteit. Hierop wordt toegezien
door gemeenten en de GGD.15 In de Wet Kinderopvang zijn geen specifieke eisen omschreven met betrekking tot de
luchtkwaliteit, maar de wet schrijft wel voor dat alle kinderopvanglocaties de beschikking
moeten hebben over een actueel gezondheid- en veiligheidsbeleid. In dit beleid worden
de belangrijkste risico’s beschreven met betrekking tot de gezondheid en veiligheid
van de kinderen. Luchtkwaliteit kan één van deze risico’s zijn. Mocht dit het geval
zijn, dan is de opvanglocatie verplicht om dit in zijn gezondheid- en veiligheidsbeleid
te beschrijven en hier maatregelen op te nemen. De verantwoordelijkheid voor het creëren
van een gezonde (werk)omgeving in de kinderopvang ligt primair bij de houder.
De leden van de D66-fractie vragen voorts om een eerste reactie op recent verschenen
onderzoek naar onder andere de mentale gezondheid van jongeren in het funderend onderwijs.
Tevens vragen zij of er nog een verbeterslag mogelijk is in het Nationaal Programma
Onderwijs wat betreft maatregelen die het mentale welzijn van jongeren moeten verbeteren.
Wij hebben kennis genomen van het recent uitgekomen HBSC-onderzoek en vinden de onderzoeksresultaten
zorgelijk. Het rapport bevestigt het beeld dat de coronapandemie een negatief effect
heeft gehad op het welbevinden van jongeren. Naast de coronapandemie wijzen de onderzoekers
ook op de druk die leerlingen ervaren door schoolwerk. Uit het onderzoek blijkt dat
de levenstevredenheid van meisjes sterker is gedaald dan bij jongens. De onderzoekers
denken dat dit kan komen omdat meisjes mogelijk meer schooldruk ervaren. In het antwoord
op de eerste vraag van de PvdA-fractie bespreken we een aantal andere maatregelen
waar we op inzetten om het welbevinden van jongeren te verbeteren. De onderzoeksresultaten
onderstrepen in ieder geval de noodzaak om onder andere via de landelijke aanpak «Mentale
gezondheid: van ons allemaal» en het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) te blijven
investeren in het welbevinden van leerlingen. Scholen in het funderend onderwijs dienen
de extra NPO-middelen te besteden aan interventies die zijn vermeld op de menukaart.
Daarop staan onder andere interventies gericht op welbevinden, waarbij doorverwezen
wordt naar informatie en aanpakken ontwikkeld door het NJI, het Trimbosinstituut en
Pharos. Om scholen in het funderend onderwijs daarin meer te ondersteunen, is door
de Kenniscommunity, een samenwerking van onderwijs- en beroepsorganisaties gericht
op het delen van praktijkkennis en ervaringen rondom NPO, de afgelopen periode aanbod
ontwikkeld rondom het thema welbevinden. Dit zal de komende periode breed beschikbaar
komen. Vrijwel alle scholen en instellingen, zeker in het vo, hebben het vorige schooljaar
interventies ingezet op het gebied van welbevinden. Dit najaar ontvangt uw Kamer een
voortgangsrapportage over de implementatie van het NPO. Daarin wordt ingegaan op hoe
de uitvoering verloopt, welke vooruitgang scholen en instellingen zien en welke interventies
zij dit schooljaar gaan inzetten.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie naar de samenwerking tussen het onderwijs
en de opvang. Voor wat betreft het testen geldt dat er geen sprake van is dat een
test verplicht is voor toegang tot onderwijs of kinderopvang. Wel wordt iedereen met
coronagerelateerde klachten dringend geadviseerd om een zelftest te doen. Dit advies
geldt voor ieder individu, voor iedere locatie die wordt bezocht. Voor wat betreft
de vragen over het opstellen van een locatie-specifiek plan, dient inderdaad iedere
kinderopvanglocatie een draaiboek op te stellen. Dit is omdat iedere locatie weer
anders is en dus mogelijk een andere invulling van de maatregelen vraagt. Dat neemt
niet weg dat er wel landelijke richtlijnen zijn. Deze zijn beschreven in de sectorplannen.
Voor de kinderopvang hebben een aantal brancheorganisaties informatiedocumenten gemaakt
voor de verschillende scenario’s waar houders zich op moeten voorbereiden.16
De voornoemde leden hebben verder vragen over enkele waarborgen ten aanzien van de
sociale functie van het onderwijs. Wij erkennen net als uw Kamer het grote belang
van de sociale functie van het onderwijs. De coronacrisis heeft laten zien dat deze
sociale functie cruciaal is voor de ontwikkeling van jongeren en bijdraagt aan het
tegengaan van eenzaamheid en psychische klachten. In het oranje scenario worden alleen
activiteiten mogelijk gemaakt die gerelateerd zijn aan het primaire onderwijs- en
onderzoeksproces. Het kabinet ziet kennismaking als een van de primaire aspecten van
dit proces en roept scholen en instellingen op om, binnen de geldende maatregelen,
een veilige manier van kennismaken en samenkomen mogelijk te blijven maken. De scholen
en instellingen zien de sociale functie als inherent aan het onderwijsproces en zien
de noodzaak om ontmoeten op een veilige manier te blijven faciliteren. Het kabinet
erkent in dit kader dan ook de noodzaak van beschikbaarheid van bibliotheken en gezamenlijke
ruimtes van scholen en instellingen, bijvoorbeeld om studenten de ruimte te geven
om buiten hun thuisomgeving te studeren. Het kabinet roept scholen en instellingen
op om veilig gebruik van deze ruimten te faciliteren.
De instellingen in het hoger onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs vertalen net
als de scholen in het funderend onderwijs het sectorplan door in instellingsplannen.
In het sectorplan is afgesproken dat de uitwerking op instellingsniveau wordt afgestemd
met de lokale medezeggenschap. Een groot deel van de instellingen heeft de plannen
inmiddels gereed voor bespreking met hun medezeggenschap of al vastgesteld in overleg
met hen. Wij blijven de stand van zaken rondom de instellingsplannen volgen, in nauwe
samenwerking met de MBO-Raad, de Vereniging Hogescholen (VH) en Universiteiten van
Nederland (UNL).
De leden van de D66-fracties vragen tenslotte naar de mogelijke studievertraging door
het wegvallen van stages. In het mbo is inmiddels te zien dat de stagetekorten grotendeels
verleden tijd zijn. Veel studenten kunnen weer een stageplek vinden. De stagetekorten
in het mbo worden sinds 2020 gemonitord, naar aanleiding van het Actieplan «Stages
en Leerbanen». Hierover is uw Kamer op 7 november jl. per brief geïnformeerd. 17 In overleg met SBB als uitvoerder van het actieplan wordt bekeken op welke wijze
de monitoring voortgezet kan worden. Dit maakt het mogelijk om knelpunten te signaleren
en hier snel en gericht op te reageren, zodat studievertraging voorkomen kan worden.
Voor studenten uit eerdere cohorten, die door de coronapandemie geen stage konden
vinden of de stage niet volgens planning konden uitvoeren, is vanuit het NP onderwijs
door veel instellingen geïnvesteerd in het alsnog kunnen doen van de stage of om vervangende
activiteiten voor de stage te organiseren.18 Momenteel brengt OCW ook eventuele stagetekorten in het hoger onderwijs en de oorzaken
die hieraan ten grondslag liggen in kaart. Een stagemonitor van ResearchNed gaat periodiek
inzicht geven in de omvang van de stagetekorten. De monitor gaat in op waar de tekorten
met name te vinden zijn en wat de voornaamste oorzaken zijn. Naar verwachting is de
eerste stagemonitor hoger onderwijs eind 2022 gereed. De resultaten zullen met uw
Kamer worden gedeeld.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen om een advies aan scholen welke mogelijkheden er
zijn om met inachtneming van de energieprijzen te zorgen voor een goed binnenklimaat.
De financiële positie van schoolbesturen is divers, de een heeft meer reserves dan
de ander. De bekostiging van onderwijsinstellingen wordt ieder jaar aangepast voor
stijgende lonen en prijzen. Het zal per instelling verschillen in hoeverre dit toereikend
is voor de op dit moment extreme stijging van de energieprijzen. In hoeverre schoolbesturen
te maken krijgen met prijsstijgingen verschilt ook. Een groot deel van de besturen
koopt gezamenlijk energie in. Deze grote inkoper had al veel voor 2023 ingekocht en
kan daarmee de kosten dempen. Nieuwe deelnemers krijgen wel te maken met hoge prijsstijgingen.
Datzelfde zal gelden voor besturen die zelf energie inkopen en geen vast contract
of een aflopend contract hebben. Er zijn enkele scholen die zich gemeld hebben, omdat
ze in de problemen dreigen te komen. Wij roepen scholen op om zich bij ons te melden,
als zij in de financiële problemen komen door de energierekening. Dat kan via ico@duo.nl.
Verder heeft uw Kamer het kabinet per motie opgeroepen om ook te kijken naar gerichte
ondersteuning van scholen en cultuurinstellingen en te kijken of gemeenten daarbij
een rol kunnen spelen. Wij brengen nu in kaart hoe groot dit probleem is in het onderwijs.19 Het kabinet spant zich in om uitvoering te geven aan deze motie en de Kamer wordt
hierover uiterlijk 1 december bij Najaarsnota geïnformeerd. Wat betreft een goed binnenklimaat
helpen de experts (hulpteams van Ruimte-OK) de scholen met het op orde krijgen van
de ventilatie. De experts zien bij hun bezoeken dat sommige scholen nog steeds denken
dat de ramen de hele dag open moeten staan om goed te kunnen ventileren. De experts
leggen uit dat dit in heel veel gevallen niet hoeft en hoe er wel gericht geventileerd
kan worden. Dit scheelt straks in de winter in het comfort voor leerlingen en personeel,
maar ook in de energiekosten.
De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast welke verschillen er kunnen ontstaan
op plekken waar sectoren elkaar raken en waarom er niet voor is gekozen om hier ook
landelijke plannen voor te maken. We hebben plannen per sector opgesteld omdat er
maatregelen zijn die voor de ene sector goed werkbaar zijn en in de andere juist niet.
Daarmee wil het kabinet recht doen aan de verschillen die tussen de sectoren bestaan.
Hoewel bij het opstellen van de sectorplannen voor onderwijs en kinderopvang zoveel
mogelijk dezelfde lijn is gekozen, zijn er daardoor ook verschillen tussen de maatregelen
per sector. In het geval van onderwijs en kinderopvang is daar met name sprake van
als een basisschool en kinderopvang in hetzelfde pand gevestigd zijn, of bijvoorbeeld
bij een vmbo en mbo-opleiding in hetzelfde gebouw. In deze gevallen is overleg tussen
de verschillende partijen onontbeerlijk. Om die reden is in de sectorplannen expliciet
benoemd dat het belangrijk is om in deze gevallen bij het opstellen van het draaiboek
samen op te trekken en goed overleg te voeren over zowel de uitvoering van de maatregelen
als de communicatie daarover.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel scholen er zijn waar de ventilatie nu al
dan niet op orde is en welk beleid het kabinet hierop voert. Er is in het funderend
onderwijs hard gewerkt om de ventilatie op orde te krijgen. Het aantal scholen waarbij
de ventilatie niet op orde is daalde van 27,6% naar 16%.20 Op dit moment heeft dus al bijna 85% de ventilatie op orde en de verwachting is dat
het aantal verder toeneemt. Afgelopen zomer is de Maatwerkregeling ventilatie opgezet
om scholen verder te ondersteunen. Voor de Maatwerkregeling is € 140 miljoen euro
beschikbaar gesteld en aanvragen hiervoor kunnen worden ingediend. Hiermee worden
de meest urgente gevallen geholpen. Aanvullend kan door scholen een beroep gedaan
worden op de helpdesk van Ruimte-OK en een team van deskundigen dat op scholen langskomt
voor advies rondom ventilatie. Ruim 800 scholen hebben al om een bezoek gevraagd.
Bovendien is er € 17,3 miljoen beschikbaar gesteld via de lumpsum voor de aanschaf
van CO2-meters. In 60% van de scholen hangt in alle klaslokalen een CO2-meter. Dit betekent dat er in te veel klaslokalen nog geen meters hangen. Daarom
hebben wij uw Kamer 30 september jl. geïnformeerd over de toekomstige verplichtstelling
van het hebben van een CO2-meter in iedere klas.21Later dit schooljaar zullen we uw Kamer tevens informeren over een programmatische
aanpak van verouderde schoolgebouwen. Ook in deze aanpak is gezond binnenklimaat een
belangrijk thema.
De leden van de SP-fractie vragen of en hoe het kabinet rekening houdt met blijvende
gezondheidsschade onder onderwijspersoneel en welke ondersteuning er is in het geval
van post-COVID onder docenten. De werkgever is primair verantwoordelijk voor een veilige
werkomgeving. Dit is dus een kwestie tussen werkgever en werknemer. Onderwijspersoneel
met langdurige post-COVID klachten kan zich daarom eventueel wenden tot de werkgever
bij schade als gevolg van een op het werk opgelopen COVID-besmetting. In geval van
langdurige ziekte en/of arbeidsongeschiktheid kan een beroep worden gedaan op het
stelsel van sociale zekerheid, zoals de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Zoals eerder is gemeld in de brief van de Minister van Langdurige Zorg en Sport van
27 juni 202222 worden langs drie sporen generieke activiteiten ondernomen gericht op mensen met
post-COVID klachten en werkgevers:
• Spoor 1: Onderzoek om beter beeld te krijgen van de klachten en effectieve behandeling
van post-COVID, zoals een reeks van onderzoeken die vanuit RIVM en ZonMw lopen.
• Spoor 2: Ondersteuningsaanbod voor mensen met post-COVID, zoals vanuit C-support,
corona-plein en de regeling paramedische herstelzorg.
• Spoor 3: Ondersteuning bij werk, met handreikingen voor werkgevers en onderzoek dat
wordt uitgevoerd door het programma «COVID-19 en werk».
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie vragen welke maatregelen er nu worden genomen om de mentale
gezondheid van jongeren te verbeteren en op welke manier deze aanpak gendersensitief
is. Er worden momenteel verschillende maatregelen genomen om de mentale gezondheid
van jongeren te verbeteren.
Zo stelt het kabinet via het Nationaal Programma Onderwijs geld beschikbaar waarmee
scholen en instellingen gericht maatregelen kunnen nemen op het gebied van welbevinden
en sociaal-emotioneel functioneren. Vanuit dit programma is er voor het funderend
onderwijs ook kennis beschikbaar via de menukaart, de website onderwijskennis.nl en
de Kenniscommunity. Deze community is een kennisplatform voor onderwijsprofessionals
waar ervaringen en praktijkkennis gedeeld worden.
Verder zetten we in op de landelijke aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal.»
In het kader van deze aanpak wordt de mogelijkheid verkend om het ondersteuningsprogramma
Welbevinden op School te intensiveren, o.a. via de Gezonde School aanpak. Hiermee
worden praktische handvatten aangeboden op scholen en instellingen, en kunnen zij
werken aan een gezond pedagogisch- en leerklimaat. Hierbij is aandacht voor onder
andere prestatiedruk en de mentale vaardigheden van leerlingen. De invulling van interventies
kan gendersensitief zijn. Een voorbeeld daarvan is het programma meidenvenijn, dat
scholen en instellingen kunnen inzetten via Gezonde School. Dit is een erkende interventie
die bijdraagt aan de gezondheid van leerlingen door pestgedrag van en jegens meisjes
aan te pakken. Gezien de recente bevindingen gaan we graag met experts in gesprek
over welke aandachtspunten voor meisjes extra belangrijk zijn. Daarnaast verkent het
kabinet in het kader van dit programma hoe laagdrempelige inloopmogelijkheden voor
jongeren versterkt, verbeterd en opgeschaald kunnen worden. Ook worden samenwerkingen
tussen de culturele en creatieve sector en het sociale domein gestimuleerd middels
een subsidieregeling «Samen Cultuurmaken».
Vlak voor de zomer heeft de Minister van OCW het Bestuursakkoord hoger onderwijs en
wetenschap ondertekend, samen met de onderwijskoepels en de studentenorganisaties.
Daarin is ook € 15 miljoen per jaar vrijgemaakt voor het bevorderen van het mentaal
welzijn in het hoger onderwijs, gericht op preventie zoals het versterken van veerkracht.
Instellingen in het hoger onderwijs hebben gedurende de coronaperiode hun inzet op
mentaal welzijn geïntensiveerd en daarbij gebruik gemaakt van evidence-based interventies.
Met de extra middelen wordt ook gewerkt aan een integraal kader dat onderwijsinstellingen
kan ondersteunen in hun beleid naar een mentaal gezonde student. Hierbij is ook aandacht
voor risicogroepen, zoals studenten met een migratieachtergrond of lhbti-achtergrond
en internationale studenten. De sector rond dit kader begin 2023 af. In 2025 volgt
een tussenevaluatie voor het leren en delen van best practices. De eindevaluatie volgt
in 2030.
De leden van de PvdA-fractie vragen voorts hoe het kabinet verzekert dat medewerkers
niet onder druk worden gezet als zij vrezen voor hun gezondheid of die van een naaste.
Personen met een kwetsbare gezondheid hebben meer kans om ernstig ziek te worden van
het coronavirus. In de sectorplannen wordt daarom vanaf fase groen aandacht gevraagd
voor maatregelen die betrekking hebben op het zorgen voor een verantwoorde schoolomgeving
voor mensen met een kwetsbare gezondheid. Op de site van het RIVM staan diverse adviezen
voor bescherming van kwetsbare personen opgesomd.23 Indien een medewerker zich extra zorgen maakt, wordt aangeraden om in gesprek te
gaan met de schoolleider en eventueel de bedrijfsarts. Soms is maatwerk nodig, waarbij
gekeken wordt naar wat er wel mogelijk is.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat het kabinetsbeleid is als het gaat om onderwijspersoneel
met langdurige post-COVID. Hiervoor verwijzen we naar de antwoorden op de vragen van
de SP-fractie over dit onderwerp. Een eventuele aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering
voor onderwijspersoneel is een arbeidsvoorwaarde waar sociale partners in het kader
van de cao afspraken over kunnen maken. Sociale partners hebben dit bijvoorbeeld in
de cao voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg gedaan.
Daarnaast vragen de leden van de PvdA-fractie of er sprake is van toezicht op de ventilatie
op scholen. Voor basisscholen geldt dat alle nieuwbouw/renovatiebouw sinds 2015 moet
voldoen aan het Bouwbesluit. In het Bouwbesluit is nu al geregeld dat basisscholen,
waarvoor de aanvraag van een bouwvergunning is gedaan in of na 2015, verplicht zijn
in elk lokaal een CO2-meter te plaatsen. Het kabinet heeft in de Kamerbrief Voortgang ventilatie van 30 september
jl. aangekondigd dat het hebben van CO2-meters voor ieder klaslokaal verplicht wordt. Deze toekomstige verplichting wordt
voor alle scholen in het funderend onderwijs opgenomen in het Bouwbesluit, of in de
sectorwetten. Voor werknemers moet het schoolbestuur volgens de cao en de Arbowet
zorgen voor de veiligheid en de gezondheid. Het is ons streven schoolbesturen ook
verplicht te stellen zorg te dragen voor een gezond binnenklimaat voor leerlingen.
Dit zal vastgelegd worden in de sectorwetten. Het is het streven dit wetsvoorstel
in het najaar van 2023 bij uw Kamer in te dienen. De verschillende inspecties tezamen
hebben een toezichthoudende rol voor een veilig werkklimaat. Rondom het toezicht op
een gezond binnenklimaat zijn we nog aan het kijken naar een goede vormgeving en wie
daarin toezichthoudende rol zou kunnen spelen.
De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet nader kan toelichten op welke wijze
onderwijspersoneel voorrang krijgt in de vaccinatiestrategie. Zoals toegelicht bij
de presentatie van de rijksbrede inzet op de lange termijn is voorrang voor specifieke
doelgroepen niet noodzakelijk. Iedereen die in aanmerking komt voor een vaccinatie
kan deze momenteel snel ontvangen. De leden van de PvdA-fractie vragen tevens of het
kabinet ervan overtuigd is dat er met deze plannen snel genoeg geschakeld kan worden.
Indien het kabinet besluit om een scenario in werking te laten treden, dan geldt voor
scholen en instellingen dat zij de bijbehorende maatregelen zo snel mogelijk invoeren
(zowel bij opschaling als bij afschaling), maar uiterlijk binnen één werkweek. Het
kabinet is ervan overtuigd dat scholen en instellingen hiertoe in staat zijn, vanwege
de draaiboeken die door scholen en instellingen zijn opgesteld. Ook uit de ervaringen
van eerdere op- en afschaling van maatregelen blijkt dat scholen en instellingen prima
in staat zijn om dit tijdig te implementeren. Het kabinet blijft de komende maanden
in gesprek met de sectoren, om zo een vinger aan de pols te houden bij de implementatie
van de plannen.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het verschil tussen de sectorplannen
en de thermometer die het kabinet hanteert om corona te monitoren. Met de thermometer
geeft het RIVM iedere twee weken duiding aan de epidemiologische situatie. Als de
coronathermometer omhoog of omlaag gaat, leidt dit niet automatisch tot andere maatregelen.
Het betekent slechts dat de te verwachten infectiedruk of ziektelast verandert. Het
is dan aan het kabinet om te bepalen of en welke maatregelen zij neemt. Het kabinet
zal, indien de epidemiologische situatie daar om vraagt, voorafgaand aan besluitvorming
het OMT en het MIT gelijktijdig om advies vragen. Als vervolgens door het kabinet
wordt besloten tot opschaling van maatregelen dan zal daarover duidelijk worden gecommuniceerd.
In elk geval via rijksoverheid.nl. Scholen en instellingen weten daarmee tijdig in
welke scenario ze zitten.
De leden van de GroenLinks-fractie stellen vragen over de mate van vrijblijvendheid
van de maatregelen in de sectorplannen. Wij zijn van plan om hier niet anders mee
om te gaan dan het beleid dat we hier de afgelopen jaren in hebben gevoerd. Hiervoor
verwijzen we naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie over dit onderwerp.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het maatwerk eruit kan komen te zien,
wie daarover beslist en of dat niet voor onduidelijkheid zorgt. Hiervoor verwijzen
we ze tevens naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie over dit onderwerp.
We hebben scholen, instellingen en schoolbesturen gevraagd om een vertaalslag te maken
voor hun eigen context en locatie(s). Daarbij is -waar nodig en relevant- voor overleg
en planning opgetrokken met interne en externe stakeholders. Ook hebben scholen en
instellingen zelf (aanvullende) afspraken gemaakt met andere partijen in de regio
zoals de plaatselijke GGD, gemeente(n), waar landelijke afspraken niet voldoende houvast
bieden. Op dit moment heeft het kabinet noch de sectororganisaties signalen dat hierover
onduidelijkheid ontstaat op regionaal niveau. Scholen en instellingen zijn na drie
schooljaren corona wel gewend om dit op een juiste wijze af te stemmen met hun omgeving.
Het kabinet deelt de mening van de leden van de fractie van GroenLinks dat het goed
is om in de RI&E corona op te nemen. In de sectorplannen staat duidelijk vermeld dat
de Arbowet onverkort van toepassing blijft, inclusief het opstellen en actualiseren
van een RI&E. In de brief aan uw Kamer van 16 september jongstleden over de langetermijnaanpak
heeft het kabinet het belang hiervan ook onderstreept, en werkgevers opgeroepen de
sectorplannen waar passend te vertalen naar hun RI&E en Plan van Aanpak, waarbij rekening
wordt gehouden met de arbeidshygiënische strategie.24
De voornoemde leden vragen ook hoe het staat met het zorgen voor goede ventilatie
op scholen. Voor beantwoording van deze vraag verwijzen wij naar het antwoord op de
vragen hierover van de SP-fractie. De stand van zaken rond de inzet van CO2-meters in de klas staat beschreven in de antwoorden op vragen van de VVD- PvdA-fracties
over dit thema.
De leden van deze fractie vragen voorts of er nog beleid is over de inzet, gebruik
en advies van zelftesten. Op dit punt verwijzen we naar de beantwoording van de vraag
van de VVD-fractie over de zelftesten.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen daarnaast of het kabinet het problematisch
vindt dat de testbereidheid onder studenten beperkt is en of we dit met de instellingen
willen verhogen. Het blijft belangrijk om te testen bij klachten. Het coronavirus
is immers nog niet weg en het doen van een zelftest bij klachten helpt bij het beperken
van de verspreiding van het virus en het voorkomen van lesuitval of gezondheidsrisico’s.
Wij roepen instellingen op om hun studenten te wijzen op de mogelijkheid om kosteloze
zelftesten op te halen. Hiermee wordt de drempel voor studenten om zich te laten testen
zo laag mogelijk gehouden. Daarnaast wordt via verschillende mediacampagnes het belang
van het zelftesten bij klachten blijvend benadrukt.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook hoe het kabinet kijkt naar een aanvullende
inkomensbescherming voor medewerkers in het onderwijs die post-COVID hebben opgelopen.
Een aanvullende inkomensbescherming in de vorm van een WIA-hiaatverzekering is mogelijk
en wordt ook door diverse verzekeraars aangeboden. Het kabinet ziet een dergelijke
verzekering als arbeidsvoorwaarde die breder geldt dan alleen de arbeidsongeschiktheid
veroorzaakt door post-COVID. Er zijn verschillende werkgevers die een dergelijke verzekering
zoals IPAP (InvaliditeitsPensioen AanvullingsPlan, compleet), al dan niet met een
premiebijdrage van de werknemer, collectief hebben afgesloten. In de onderwijscao’s
komt de WIA-hiaatverzekering niet als collectieve arbeidvoorwaarde voor. Werknemers
kunnen zonder ondersteuning van de werkgever wel individueel een WIA-hiaatverzekering
afsluiten. Het Kabinet heeft geen plannen om een WIA-hiaatverzekering te faciliteren
voor de onderwijssectoren. De verantwoordelijkheid voor zowel de veilige werkomgeving,
als voor de arbeidsvoorwaarden van het onderwijspersoneel ligt primair bij de werkgever.
Het is aan de werkgevers in het onderwijs om desgewenst, net als de sociale partners
in de Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg-sector, met de werknemersorganisaties
afspraken te maken over opname in de cao van een WIA-hiaatverzekering.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook of het een idee is om de bedrijfsarts
te betrekken bij het gesprek dat een schoolleider heeft met medewerkers die zich zorgen
maken vanwege hun gezondheid. Hiervoor geldt het beleid dat we de afgelopen jaren
hebben gehanteerd, de onderwijssector wijkt hierin dus niet af van andere sectoren.
Indien een werknemer tot de medische risicogroepen behoort en niet zeker is over de
medische situatie, kan de werknemer contact opnemen met de bedrijfsarts en/of de behandelaar.
Het is van belang dat met de werkgever/leidinggevende in goed overleg en met gezond
verstand wordt bekeken hoe taken (weer) kunnen worden uitgevoerd. Hierbij zijn altijd
individuele risico-inschatting en maatwerk nodig; de bedrijfsarts adviseert.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of LSVb en JOB MBO betrokken zijn geweest
bij het vastleggen van het sectorplan mbo/ho. Dat is het geval: alle studentenorganisaties
zijn net als de andere genoemde partijen betrokken geweest bij de totstandkoming ervan.
Hoewel de LSVb en JOB MBO niet als zodanig genoemd zijn in het sectorplan, geven zij
aan het sectorplan wel degelijk te ondersteunen. Hoewel de ontwikkeling van het coronavirus
zich niet geheel laat voorspellen vinden wij het belangrijk dat het onderwijs zo goed
mogelijk is voorbereid op veranderingen in de pandemische situatie. Het onderwijs
moet zoveel mogelijk doorgang blijven vinden om leerachterstanden te voorkomen. Met
de sectorplannen bereiden we scholen en onderwijsinstellingen zo goed mogelijk voor
op verschillende scenario’s. Ter voorbereiding hebben scholen en onderwijsinstellingen
een lokale vertaling gemaakt van de scenario’s. Het bespreken van de uitwerking op
instellingsniveau met de medezeggenschap is een nadrukkelijk onderdeel van de sectorplannen
en daarmee dus niet optioneel.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het kabinet controleert of het duidelijk
is binnen de instelling waar medewerkers en studenten terecht kunnen met hun zorgen
of vragen over ventilatie en luchtkwaliteit. Voor scholen en onderwijsinstellingen
is het gebruikelijk dat wanneer er zorgen zijn rondom de werkomgeving dit bespreekbaar
wordt gemaakt in de medezeggenschapsorganen. Medewerkers kunnen via de medezeggenschapsorganen
vragen stellen of hun zorgen uiten bij het bevoegd gezag over hun werkomgeving. Het
ministerie houdt cijfers van meldingen van werknemers (en leerlingen) over ventilatie
niet zelf bij, maar staat hierover wel in contact met onder andere de sectorraden.
In algemene zin kunnen werknemers in het onderwijs terecht op www.ventilatiehulp.nl. Hier staat de handreiking Optimaal Ventileren. Hierin wordt advies gegeven over
hoe scholen in het funderend onderwijs zelf aan de slag kunnen met hun ventilatieaanpak.
Via dezelfde website kan een school ook een hulpteam vragen om langs te komen op de
school en advies te geven over de optimalisatie van de ventilatie. Ruimte-OK monitort
zorgvuldig de data rondom hulpverzoeken en andere vragen over ventilatie die vanuit
scholen bij hen binnenkomen. Voor de cijfers rondom de hulpverzoeken van scholen bij
Ruimte-OK verwijs ik u door naar de Kamerbrief Voortgang Ventilatie op scholen van
30 september jl.25
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het worst case scenario voor het mbo
en hoger onderwijs. Instellingen zoeken naar verschillende manieren waarop zij uitvoering
kunnen geven aan de beperking van contactmomenten in ernstigere scenario’s. Voor iedere
instelling is dat maatwerk, want ze verschillen in doelgroep, onderwijsvorm en huisvesting.
Daarnaast laten veel instellingen de invulling over aan decentrale niveaus, zoals
faculteiten en opleidingen. Daarmee wordt ruimte gegeven voor een eigen invulling
die past bij de onderwijspraktijk. Instellingen met een groot aantal vierkante meters
kunnen bijvoorbeeld hoorcolleges met kleinere aantallen studenten of werkcolleges
in de grote zalen laten plaatsvinden. Kleine instellingen kunnen overwegen om waar
mogelijk onderwijs in de buitenlucht of een andere locatie te geven. De omgeving van
de instelling speelt ook een rol. Een instelling in de nabijheid van veel andere instellingen
zal afstemming moeten zoeken met anderen. Het is voor deze instellingen heel logisch
om regelmatig met elkaar af te stemmen, zeker in het geval van aangescherpte maatregelen.
De instellingen kunnen zelf tevens (aanvullende) afspraken maken met andere partijen.
In het verleden gebeurde dat bijvoorbeeld al in samenwerking met gemeenten en openbaar
vervoer om studenten te spreiden en grote drukte op vervoerspunten zo veel mogelijk
te beperken. Instellingen hebben bijvoorbeeld ook met GGD’s afspraken gemaakt om voorlichting
te bieden over bijvoorbeeld vaccinatie en de mogelijkheden om gebruik te maken van
een teststraat of vaccinatielocatie. De vaccinatiecampagne dit najaar wordt wederom
vormgegeven onder regie van het Ministerie van VWS en de GGD. Het beleid is om de
vaccinatiebereidheid onder verschillende doelgroepen te verhogen. Onderwijsinstellingen
kunnen studenten en personeelsleden, in overleg met de regionale GGD’s, wijzen op
de mogelijkheden om een herhaalprik te krijgen.
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe er uitvoering is gegeven aan
de motie van het lid Westerveld waarin gevraagd werd om de lessen van de lockdown
in te zetten voor kinderen met een beperking. Online onderwijs is in coronatijd onder
enorme tijdsdruk en met een ongekende inspanning van het onderwijsveld tot stand gebracht.
De ervaringen die daarmee zijn opgedaan hebben geleid tot nieuwe inzichten in de mogelijkheden
van digitaal afstandsonderwijs voor kinderen voor wie naar school gaan (tijdelijk)
geen optie is. Daarom zet het kabinet onverminderd in op het verbeteren van de thuiszittersaanpak,
o.a. door vanaf de basis zorgvuldig te kijken hoe digitaal afstandsonderwijs deze
kinderen kan helpen. In de verbeteraanpak passend onderwijs is de Kamer geïnformeerd
over het vervolg van de bredere thuiszittersaanpak.26 Het kabinet heeft eerder dit jaar een nieuwe verzuimaanpak aangekondigd en voor de
zomer een uitwerking hiervan gestuurd.27
28 Digitaal afstandsonderwijs is daar onderdeel van (actielijn 3 van de 3 genoemde actielijnen).
Deze actielijn betreft de inzet van digitaal afstandsonderwijs om
te zorgen dat leerlingen zich door kunnen blijven ontwikkelen, ook als ze even niet
fysiek naar school kunnen, met als doel dat ze uiteindelijk zoveel mogelijk weer volledig
fysiek naar school gaan.
Door de GroenLinks-fractie wordt ook gevraagd naar het welzijn van studenten. Om succesvol
een studie af te kunnen ronden is een goede fysieke en mentale gesteldheid van groot
belang. Dit geldt evengoed voor studenten in het mbo als het ho. Voor het verbeteren
van het mentale welzijn sluiten het mbo en het ho aan bij programma’s zoals de Gezonde-school
aanpak en de programma’s «Welbevinden op School» en «Helder op School». Verder wordt
de Kenniscommunity over mentaal welbevinden voor het po en vo uitgebreid met het mbo.
Mbo-studenten moeten kunnen rekenen op genoeg persoonlijke aandacht en daarom investeert
dit kabinet structureel € 14,5 miljoen in begeleiding. Daarnaast vinden wij het belangrijk
dat we aandacht blijven houden voor studenten die na hun studie de arbeidsmarkt betreden.
Voor nazorg is daarom structureel € 10,5 miljoen voor het mbo beschikbaar.
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie of instellingen lessen hebben getrokken
uit de afgelopen coronaperiode om goed om te gaan met kwetsbare studenten en personeelsleden.
Wij zien dat dit het geval is. Scholen en instellingen proberen zoveel mogelijk rekening
te houden met de persoonlijke omstandigheden. De ene jongere is kwetsbaar door fysieke
aanwezigheid op de instelling, omdat deze of diens omgeving een gezondheidsrisico
loopt. De andere jongere is kwetsbaar in het geval hij niet naar de instelling kan
gaan, want daarmee heeft deze minder sociaal contact. Het is dus van belang om onderscheid
te maken tussen personen met een kwetsbare gezondheid en personen die kwetsbaar zijn
voor de (gevolgen van de) virusmaatregelen. Scholen en instellingen proberen een veilige
omgeving te bieden aan mensen die een verhoogd medisch risico hebben, maar ook proberen
ze jongeren die kwetsbaar zijn voor de (gevolgen van de) virusmaatregelen voldoende
naar de school en instelling te kunnen laten gaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier