Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het Digitaal Stelsel Omgevingswet (o.a. Kamerstuk 33118-233)
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 236
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 14 september 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de inwerkingtreding
van de Omgevingswet en het Digitaal Stelsel Omgevingswet (o.a. Kamerstuk 33 118, nr. 233).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 september 2022. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Hagen
Adjunct-griffier van de commissie, Honsbeek
1
Hoeveel gemeenten zijn klaar voor de invoering van de Omgevingswet en het Digitaal
Stelsel Omgevingswet (DSO)?
Op het VNG-congres van 29 juni 2022 heeft 92% van de aanwezige gemeenten via een motie
aangegeven aan te sturen op een zekere invoeringsdatum van 1 januari 2023, Daarmee
geven de gemeenten aan dat ze de stap naar inwerkingtreding willen en kunnen zetten
en hiervoor vooral duidelijkheid nodig hebben. Gemeenten werken op een verantwoorde
wijze door aan inwerkingtreding per 1 januari 2023.1 Verantwoord betekent in dit kader dat vertraging bij urgente gebiedsontwikkeling
zoveel mogelijk wordt voorkomen en de achteruitgang in dienstverlening wordt beperkt.
Voor gemeenten is het belangrijk om concreet hun organisatie af te stemmen op het
zowel oppakken van nieuwe processen van de Omgevingswet als het concreet afbouwen
van oude processen van Wabo en Wro. Het gebruik kunnen maken van de Tijdelijke Alternatieve
Maatregel IMRO – een standaard voor het DSO hoort hier ook bij. Hier wordt nu aan
gewerkt.
Zoals aangegeven is niet alles in één keer af of klaar. Bij een overgrote meerderheid
van gemeenten is er de bestuurlijk bereidheid om in de komende maanden definitieve
stappen te zetten en voorbereidingen te doen die nodig zijn voor inwerkingtreding.
Hierbij houden de bestuurlijke partners en ik een vinger aan de pols. Waaronder via
de continue monitoring en de enquête die ook een indicatie kan geven waar we staan.
We voeren hierover de komende periode bestuurlijk overleg. Zie ook het antwoord hieronder
op vraag 2.
2
Hoeveel gemeenten zijn nog niet klaar voor de invoering van de Omgevingswet en het
DSO, en hoeveel van deze gemeenten zijn nog wel op tijd klaar?
Zoals hierboven in het antwoord op vraag 1 geschetst werken gemeenten momenteel aan
de inwerkingtreding van de Omgevingswet en zetten de stappen die nodig zijn voor inwerkingtreding
per 1 januari 2023.
Gemeenten bepalen zelf hun aanpak en transitiepad richting inwerkingtreding en nemen
daartoe verantwoordelijkheid. Ik hecht eraan te benadrukken dat ik met de bestuurlijke
partners individuele gemeenten in die verantwoordelijkheid volop ondersteun en dat
ze te allen tijde ondersteuning kunnen vragen aan de RIO’s. Daarnaast wordt gewerkt
aan het beschikbaar hebben van Tijdelijke alternatieve maatregelen en workarounds
en het bieden van ondersteuning bij vragen en/of onduidelijkheden. Een verantwoorde
inwerkingtreding doen we immers met zijn allen: centraal en decentraal, koepels en
bevoegd gezag, publiek en privaat.
De voortgang bij bevoegde gezagen wordt via de continue monitoring bijgehouden en
ook de enquête kan een indicatie geven.
3
Hoeveel gemeenten vragen om uitstel van de invoering van de Omgevingswet en het DSO?
Ik heb vanuit de VNG of afzonderlijke gemeenten op dit moment geen verzoeken om uitstel
ontvangen.
4
Wat zijn nu nog de knelpunten die een tijdige invoering in de weg zitten? En voor
hoeveel vertragingen (afgemeten in tijd) zouden deze knelpunten kunnen leiden?
Aan de acties in de aangescherpte Hoofdroute 2022, waaronder de afgesproken minimale
eisen wordt momenteel hard gewerkt. Het is niet in te schatten welke tijdsbesteding
het zou kosten als één van de mijlpalen niet wordt gehaald. Er is afgesproken dat
bij het niet halen van een mijlpaal aan een Tijdelijke Alternatieve Maatregel of een
workaround wordt gewerkt. Op deze manier kan er steeds een stap verder worden gezet
richting inwerkingtreding.
Bevoegde gezagen kunnen in de preproductieomgeving oefenen met het DSO, de software
en de nieuwe manier van werken. Wanneer bevoegde gezagen een mijlpaal niet halen is
en wordt gezorgd dat zij kunnen voor een TAM of workaround. De verschillende Tijdelijke
Alternatieve Maatregelen en workarounds worden – bij de punten waar dit aan de orde
is – uitgewerkt en in voorkomend geval getest ten behoeve van de inwerkingtreding
op 1 januari 2023.
Via het Indringend Keten Testen wordt gekeken naar de werking van de DSO-keten. De
rapportage over IKT 1 heeft u ontvangen. In oktober ontvangt u de rapportage over
IKT 2. Het Indringend Keten Testen is een doorlopend proces, ook om te zorgen voor
continue verbetering.
Het dilemma dat nu speelt richting inwerkingtreding is tussen enerzijds de parlementaire
planning en daarmee politieke realiteit en anderzijds de roep om duidelijkheid vanuit
de uitvoeringspraktijk. De uitvoeringspraktijk heeft behoefte om zo snel mogelijk
te weten of de wet inwerking treedt. De Eerste Kamer ontvangt op basis van de gevoerde
debatten op 21 en 28 juni (Handelingen I 2021/22, nr. 35, item 8) en de aangenomen motie van het lid Rietkerk c.s. nadere informatie in oktober over
de voortgang van de aangescherpte Hoofdroute 2022, de minimale criteria en tevens
de uitkomst van IKT 2 en een reactie op het rapport van begin oktober van AcICT. Op
basis daarvan voer ik graag verder het debat met de Eerste Kamer. Ik stuur u deze
informatie in afschrift eveneens toe.
5
Zijn alle storingen per afgelopen 1 juli opgelost? Zo nee, hoeveel en welke storingen
zijn dat? Per wanneer worden deze storingen wel opgelost?
De performance en stabiliteit van DSO-LV heeft continu aandacht nodig en zal ook de
komende tijd intensief worden gevolgd. Zodra er issues zijn, worden deze geanalyseerd
en waar nodig en mogelijk direct opgelost. Meldingen, waaronder storingen in de Landelijke
Voorziening, worden gecategoriseerd naar urgentie. Urgente storingen worden direct
opgepakt en opgelost. Meldingen met een lagere prioriteit worden gepland. De storingen
die zich per 1 juli hebben voorgedaan zijn allemaal opgelost. Er zijn momenteel alleen
meldingen met een lagere prioriteit in behandeling.2
6
Kunt u garanderen dat er geen grote problemen ontstaan na de invoering per 1 januari
2023?
Garantie impliceert dat er waarborgen zijn in het geval zaken niet lopen zoals beoogd.
Gezien de grote van de huidige stelselwijziging zullen er ongetwijfeld – in eerste
instantie – zaken niet gaan zoals van te voren bedacht.3 Het is belangrijk om te duiden dat bij inwerkingtreding drie tot zes maanden aanloopissues
te verwachten zijn, ongeacht de precieze datum van inwerkingtreding. Zoals eerder
aangegeven brengt vooraf oefenen ons heel ver maar we hebben de echte werkpraktijk
nodig om dergelijke issues te identificeren en op te lossen. Momenteel zitten bevoegde
gezagen en uitvoeringsorganisaties volop in een transitiefase – zowel organisatorisch,
technisch als ook juridisch – van «oud» naar «nieuw»: de Omgevingswet is immers meer
dan enkel het DSO. Dit betekent dat zowel inwerking als uitstel issues en risico’s
met zich meebrengen. Met Tijdelijke Alternatieve Maatregelen en workarounds kunnen
bevoegde gezagen, ook wanneer zij technisch nog niet alles op orde hebben, wel de
stap maken om organisatorisch en juridisch de Omgevingswet in te voeren.
Daarnaast kan er sprake zijn van onvoorziene situaties. Daarom wordt voorzien in een
proces van calamiteitenmanagement in de serviceketen, zoals ook door Ac-ICT is geadviseerd.
Garanderen dat alles vlekkeloos zal gaan, kan ik niet. Wel kan ik u melden dat al
het mogelijke ondernomen wordt om eventuele problemen die na inwerkingtreding ontstaan
zo snel mogelijk op te lossen. Dit, zodat de dienstverlening aan burgers en bedrijven
zo min mogelijk hinder ondervindt en gebiedsontwikkeling zo soepel mogelijk door kan
gaan.4
Bij de overgang treffen de bestuurlijke partners en ik voorbereidingen om sowieso
tot een jaar na inwerkingtreding de ondersteuning te bieden die nodig is. Zo blijft
de implementatie-ondersteuning vanuit het interbestuurlijke programma Aan de Slag
beschikbaar, blijven de Regionale Implementatie Ondersteuners (RIO’s) hun werk voortzetten
en wordt vanuit de koepels ondersteuning geboden.
In aanvulling hecht ik eraan nogmaals aan te geven dat het Digitaal Stelsel na inwerkingtreding
nog verder wordt ontwikkeld op basis van de gemaakte interbestuurlijke afspraken over
het basisniveau en doorontwikkeling.5 Ook heb ik u toegezegd te zorgen voor monitoring en evaluatie, dit kan tot wijzingen
leiden.
7
Bent u er nog steeds zeker van dat de wet per 1 januari 2023 ingevoerd wordt? Hoe
heeft u dat naar alle (rijks- en gemeente)ambtenaren gecommuniceerd?
Ja. Momenteel worden de stappen uit de aangescherpte Hoofdroute 2022 gezet, zoals
uiteengezet houd ik daarbij met de interbestuurlijke partners een vinger aan de pols
en vinden er de komende periode bestuurlijke overleggen plaats over de voortgang.
De door de Eerste Kamer aangenomen motie van het lid Rietkerk c.s. spreekt naar de
uitvoeringspraktijk uit dat de inwerkingtreding per 1 januari 2023 uitgangspunt is
en blijft zodat de bevoegde gezagen hun voorbereidingen daarop kunnen inrichten en
de uitvoering geen vertraging oploopt. Aan de uitvoeringspraktijk is gecommuniceerd
dat de motie is aangenomen, de implementatie doorloopt en de Eerste Kamer het voornemen
heeft om in november een definitief besluit te nemen over het ontwerp-KB met de invoeringsdatum.
Daartoe stuur ik de Eerste Kamer, nadere informatie in oktober over de voortgang van
de aangescherpte Hoofdroute 2022, de minimale criteria en tevens de uitkomst van IKT
2 en een reactie op het rapport van begin oktober van AcICT.
8
Kunt u inzichtelijk maken van wie u kritiek gehad heeft om de invoering uit te stellen
en kunt u daarbij inzichtelijk maken wat u met deze kritiek gedaan heeft?
In mijn ambtsperiode komt de kritiek vooral vanuit de breedte van de uitvoeringspraktijk,
van bevoegd gezagen tot issues bij softwareleveranciers. De bevoegd gezagen zijn mede
sterk afhankelijk van de vorderingen bij de landelijke voorziening DSO-LV, de capaciteit
bij softwareleveranciers, en de kennis en kunde bij bevoegde gezagen en hun adviseurs
zelf. Dat gebeurt in een periode dat het reguliere werk ook volop aandacht vraagt.
In mijn brief van 24 februari jl. (Kamerstuk 33 118, nr. 220) heb ik u gemeld hoe ik op basis van deze signalen met de bestuurlijke partners besloot
de datum van inwerkingtreding te verplaatsen naar 1 januari 2023, met daarvoor een
gezamenlijk afgestemde en aangescherpte Hoofdroute 2022. In mijn berichten aan uw
Kamer – in brieven en tijdens de debatten – heb ik aangegeven aan welke mijlpalen
uit deze hoofdroute wordt gewerkt met de opties van Tijdelijke Alternatieve Maatregelen
en workarounds, wat de stand van zaken van de minimale criteria was en de stand van
zaken van wijzigingen naar aanleiding van kritische geluiden, dit laatstelijk in de
debatten met de Eerste Kamer op 21 en 28 juni 2022 en de brief aan de Eerste Kamer
van 26 augustus 2022 die u in afschrift heeft ontvangen.
9 en 10
Hoeveel gemeentelijke ambtelijke capaciteit is er met de invoering van de Omgevingswet
en het DSO gemoeid?
Hoe groot zijn de (huidige en toekomstige) capaciteitsproblemen? Kunt u inzichtelijk
maken hoeveel en bij welke (semi)overheden deze problemen bestaan?
Hoeveel gemeentelijke ambtelijke capaciteit er exact gemoeid is met de invoering van
de Omgevingswet en het DSO, heb ik niet. Elke individuele gemeente kiest zelf het
transitie pad richting inwerkingtreding en maakt hierin afwegingen over capaciteit
en financiën. Ik heb niet precies zicht op al deze planningen maar ik weet wel dat
de inspanningen in capaciteit en financiën zeer groot zijn. Vooruitlopend op de financiële
evaluaties heeft de VNG bij de kabinetsformatie daarom verzocht om in 2022 150 miljoen
euro ter beschikking te stellen vanwege de ervaren druk op de gemeentelijke financiën.
Hieraan is gehoor gegeven zoals ik u heb gemeld.6
De capaciteitsproblematiek is enerzijds, mede gelet op de huidige situatie op de arbeidsmarkt,
een algemeen probleem. Anderzijds zorgt de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor
nieuwe procedures en dus mogelijk voor extra vragen en onzekerheid. Ik herken en ben
er mee bekend dat de capaciteit bij bevoegde gezagen mede hierdoor extra druk op de
gewenste beschikbaarheid van medewerkers voor de invoering van de Omgevingswet geeft.
Desalniettemin wordt de Omgevingswet en de inwerkingtreding door de bevoegde bestuursorganen
al jaren voorbereid door een apart project of programma waarbij in toenemende mate
de overdracht van project/programma plaatsvindt naar de uitvoering op de werkvloer.
In verband met de capaciteitsproblematiek en de overdracht naar de lijn, is het voor
de uitvoeringspraktijk wenselijk dat de Eerste Kamer zo snel als het debat over de
datum van inwerkingtreding voert en na instemming het KB geslagen kan worden.
11
Wordt er extra ambtelijke capaciteit vrijgemaakt na de invoering van de Omgevingswet
en het DSO?
Ja. Daarnaast is er rondom de inwerkingtreding en de eerste periode van implementatie
van de wet voor gezorgd dat de werkzaamheden van het interbestuurlijke programma Aan
de Slag, met VNG, IPO, UvW en BZK nog in ieder geval nog een jaar na invoering blijft
bestaan voor de nodige ondersteuning.
12
Gaat het inzetten van ambtelijke capaciteit ten behoeve van de invoering van de Omgevingswet
op dit moment en straks na invoering ten koste van de woningbouw? Zo ja, kunt u daarbij
aangeven in welke mate?
Nee. De inzet is een zorgvuldige inwerkingtreding van de Omgevingswet waarbij mijn
bestuurlijke partners en ik het belang onderschrijven dat urgente gebiedsontwikkeling
– en daarmee de woningbouw – door blijft gaan. Via Tijdelijke Alternatieve Maatregelen
en workarounds en ondersteuning vanuit het interbestuurlijk programma wordt hier zoveel
mogelijk voor gezorgd.7
Aanvullend wijs ik u graag op de flexpoolregeling die op 20 juli 2022 is gepubliceerd.8 Deze regeling biedt ondersteuning aan gemeenten en provincies die hiermee extra flexibele
capaciteit en expertise kunnen aantrekken in de voorfase van woningbouwopgave. Zowel
in 2022 als in 2024 stelt het Ministerie van BZK hiervoor 40 miljoen euro beschikbaar.
13
Welke brancheorganisaties hebben nog niet in de werkplaatsen geoefend?
Nu sectoren zeer verschillend zijn in organisatiegraad, en aansluiting bij VNO-NCW
en IVBB niet verplicht is, kan ik geen complete lijst verstrekken van alle in de sectoren
bestaande brancheorganisaties.
Om de brancheorganisaties goed te bereiken zijn er verschillende acties ondernomen.
In de internetinventarisatie over het DSO voor het bedrijfsleven van maart tot juni
jl. zijn alle brancheorganisaties uitgenodigd zich te melden voor DSO-werkplaatsen.
In de afgelopen nieuwsbrief heeft VNO-NCW een bericht opgenomen waarin aangesloten
branches en hun achterban worden opgeroepen zich aan te melden voor werkplaatsen.
Voor welke brancheorganisaties de inwerkingtreding van de Omgevingswet relevant is,
is via deze oproep door deze organisaties zelf goed in te schatten. Daarnaast heb
ik contact gezocht met IVBB om meer brancheorganisaties te bereiken. Zodat ook deze
bracheorganisaties weten dat ze kunnen oefenen en aan een werkplaats kunnen deelnemen
op basis van hun behoefte.
Hieronder vindt u een overzicht van de organisaties die in de afgelopen periode hebben
deelgenomen aan een werkplaats. Dit gaat de komende periode door.
Brancheorganisaties die aan een werkplaats hebben deelgenomen:
• LTO
• glastuinbouw
• netbeheerders
• natuurbeschermingsorganisaties
• BOVAG
• BNA (architecten)
• Afvalbedrijven
• VNCI (grote chemie)
• Koninklijke Metaalunie
• MKB-Nederland
• VNO-NCW
• Deelname Vitens aan werkplaats De Bilt
• Bouwend Nederland
• Proof of concept Stedin (netbeheerders)
• NRK (rubber- en kunststofindustrie)
• NBOV (bakkers)
• KNS (slagers)
14
Zijn bewoners inmiddels wel betrokken bij de werkplaatsen? Zo nee, per wanneer worden
bewoners wel betrokken?
Ja. Bewoners zijn betrokken bij de werkplaatsen. Zij kunnen oefenen met zoeken en
vinden van (ontwerp)plannen en onderliggende stukken in het Omgevingsloket. Hiervoor
zijn en worden werkplaatsen georganiseerd. Daarnaast organiseert het interbestuurlijke
programma «Aan de Slag met de Omgevingswet» elk kwartaal gebruikerstesten met «echte»
eindgebruikers; inwoners en bedrijven die geen specifieke kennis hebben van de Omgevingswet
om te testen hoe zij het loket ervaren.9
15
Welke resultaten naar aanleiding van de bevindingen die afgestemd zijn met vertegenwoordigers
van het bedrijfsleven zijn terug te zien in het DSO?
In de contacten met het bedrijfsleven en bij de gehouden werkplaatsen zijn de volgende
punten met betrekking tot het Digitaal stelsel Omgevingswet aan de orde gekomen:
• Het verzoek om duidelijkheid over het moment van de publicatie van de definitieve
bruidsschat van de gemeenten en waterschappen. Deze duidelijkheid is er inmiddels
en biedt uitkomst.
• Aanpassing knop «maatregelen op maat». Dit gaat om een zogenaamde tegel» ten behoeve
van betere vindbaarheid van maatregelen voor het bedrijfsleven.
• Uitbreiding van helpteksten en toelichtingen op diverse plaatsen.
• Aanpassing in concept-vragenbomen bij vergunningcheck en aanvragen.
• Verbeterde filter- en zoekmogelijkheden bij alle onderdelen van het loket.
• Er is gezorgd voor meer oefencontent, met de opties voor de bijbehorende digitale
formulieren met vragenbomen.
• Verbetering van de pagina waarop je de locatie van het initiatief kunt bepalen. Daarop
zijn de mogelijkheden hoe je dit kan bepalen nu direct in beeld te zien.
• Aanpassing van de conclusiepagina van vergunningcheck incl. betere doorverwijzing
(doorklikmogelijkheid) naar andere functies zoals maatregelen op maat en aanvragen.
• Het belang van machtigingen en de functionaliteit ervoor is benadrukt. Inmiddels is
de mogelijkheid van machtigen aanwezig. De werking ervan is naar aanleiding van de
bevindingen teruggekoppeld.
• Het stelsel van het DSO is zo opgezet dat grootgebruikers van aanvragen en meldingen
de mogelijkheid hebben om rechtstreeks aan te sluiten op het DSO vanuit hun eigen
software. De vragen van onder andere netbeheerders en hun softwareleveranciers over
de werking hiervan zijn beantwoord. De proeven hiermee zijn succesvol geweest.
• De behoefte voor het kunnen tijdreizen (raadplegen regelgeving op een datum in het
verleden) is aangegeven door het bedrijfsleven. De knoppen hiervoor zijn doorgelopen
en aangepast naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen.
• Aparte knop voor regelgeving die (nog) in voorbereiding is.
• Correctie van kleine onvolkomenheden en verstoringen in het loket.
• Informatie over kosten/ leges verplaatst naar voor bedrijfsleven logischere plaats.
16
Hoeveel klachten over interne intimidatie naar aanleiding van de invoering van de
Omgevingswet zijn er geuit? Hoeveel gesprekken zijn hieruit voortgekomen? Hoeveel
klachten zijn er gegrond verklaard? Wat is de status van deze klachten? Zijn er klachten
geuit over de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties?
Kunt u aangeven van welke ministeries die klachten afkomstig zijn? Bent u voornemens
om onderzoek te doen naar klachten over intimidatie naar aanleiding van de invoering
van de Omgevingswet?
In de vergadering in de Eerste Kamer van de commissies voor Infrastructuur, Waterstaat
en Omgeving (IWO) en voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(EZK/LNV) van 17 mei jl. is door één van de senatoren aangegeven dat er signalen naar
voren waren gekomen over het onder druk zetten van medewerkers die zijn betrokken
bij de invoering van de Omgevingswet.
Naar aanleiding daarvan heb ik aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties gevraagd om nadere gesprekken te voeren vanuit zijn verantwoordelijkheid
voor de organisatie. De secretaris-generaal heeft gesproken met de desbetreffende
senator en dat heeft ertoe geleid dat zich vier personen hebben gemeld die over hun
ervaringen een gesprek wilden voeren met de secretaris-generaal. Inmiddels hebben
met al deze personen gesprekken plaatsgevonden.
Eén gesprek leidt tot een klacht over een gebeurtenis in 2018 die de secretaris-generaal,
nadat klager relevante informatie toezendt, zal laten onderzoeken en beoordelen. Een
ander gesprek heeft niet tot een klacht geleid, maar tot een nader gesprek tussen
betrokkenen over het gebeurde in 2021. In de twee laatste gesprekken zijn ook geen
klachten geuit, maar wel signalen afgegeven over gebeurtenissen in 2012 en in 2018.
Met de betrokkenen is afgesproken dat hun ervaringen intern gebruikt kunnen worden.
Alle signalen worden betrokken bij de gesprekken die door de ambtelijke leiding intensief
binnen de organisatie worden gevoerd over omgangsvormen en de grenzen van integer
escalatiegedrag. De signalen worden op die manier met betrokkenen besproken en gebruikt
om van te leren.
De hiervoor genoemde klacht is niet van een ambtenaar afkomstig, maar van een externe
partij. Degene met wie een nader gesprek heeft plaatsgevonden is een ambtenaar. De
overige signalen zijn van externen. De klacht en signalen hebben geen van alle betrekking
op de secretaris-generaal zelf.
Het is belangrijk dat, als er signalen zijn over ongewenst gedrag van medewerkers,
deze worden gemeld en zo concreet mogelijk worden. Dan kan daarvan worden geleerd,
kunnen waar mogelijk verbeteringen worden doorgevoerd en zo nodig maatregelen genomen.
Ik hecht eraan te benadrukken dat ik de signalen die zijn afgegeven zeer serieus neem.
Ik heb dan ook al eerder in de Eerste Kamer aangegeven dat ik iedereen die signalen
kwijt wil uitnodig dat te doen. Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat ik niet herken
dat dit de manier van werken is van de honderden mensen bij diverse organisaties in
Nederland waaronder het Rijk en BZK, die zich dagelijks inzetten voor de invoering
van de Omgevingswet.
17
Klopt het dat vorig jaar de helft van de wethouders de Omgevingswet wilde uitstellen
of afblazen? Zo ja, hoe groot is dat aandeel nu?
Ik herken het aantal van de helft van de wethouders dat u noemt vorig jaar niet. Wel
waren er duidelijke signalen over uitstel, die door de interbestuurlijke partners
en mij zijn meegewogen bij de nieuwe datum voor inwerkingtreding. Op dit moment hebben
de interbestuurlijke partners en ik geen signalen over aantallen wethouders die de
Omgevingswet willen uitstellen of afblazen.
18
Hoeveel grote steden vinden de Omgevingswet nog steeds onuitvoerbaar en welke steden
zijn dat?
Op 23 april 2021 werd door het NRC bericht dat sommige grote steden bij snelle invoering
van de Omgevingswet vrees hadden dat de woningbouw zou stilvallen. Destijds werd de
zorg uitgesproken dat de werking van DSO nog te veel obstakels bevatte. Dit digitale
stelsel bestaat uit de landelijke voorziening DSO (DSO-LV) en de decentrale systemen
van bevoegde gezagen (door hen veelal ingekocht bij softwareleveranciers). De zorg
richtte zich destijds niet enkel op de Omgevingswet maar vooral op het systeem en
te gebruiken standaarden). Deze specificaties hebben betrekking op de ontwikkeling
van de verschillende systemen in de zogenaamde «planketen», zoals het gebruiken van
de STOP/TPOD standaard en het aanpassen door software leveranciers van software bij
bevoegd gezagen. Deze signalen kwamen in beeld toen gemeenten destijds gingen proefdraaien
met de verschillende systemen. Dit heeft geleid tot verplaatsing van de datum van
inwerkingtreding naar 1 januari 2023 en aanpassingen in de verschillende systemen
waarover uw Kamer is bericht, waaronder het langer kunnen gebruiken van TAM-IMRO.10 Deze standaard wordt door gemeenten nu gebruikt en wordt voor momenteel nog extra
praktisch beproefd en getest in het DSO. Geen van de grote gemeenten acht de huidige
situatie met betrekking tot het DSO onwerkbaar, wanneer TAM-IMRO als terugvaloptie
werkt.
Wel bestaat bij alle grote gemeenten de zorg dat het uitblijven van een definitieve
politieke bekrachtiging door de Eerste Kamer van de datum van inwerkingtreding per
1 januari 2023 zal leiden tot onzekerheid en daarmee tot vertraging in de bouwprojecten
die men onder de nieuwe wet wil gaan starten.
19
Zitten alle gemeenten op dezelfde lijn als de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)
als het om de invoering per 1 januari 2023 gaat? Zo nee, hoeveel gemeenten hebben
een afwijkende mening?
Gezien de aangenomen motie op het VNG-congres op 28 en 29 juni 2022 zitten bijna alle
gemeenten met elkaar en hun belangenorganisatie de VNG op één lijn.
20
Klopt het dat er in oktober een definitief besluit genomen wordt met betrekking tot
het wel of niet doorgaan met de invoering van de Omgevingswet? Zo ja, hoe groot is
de kans op een besluit tot het wel doorgaan met de invoering? Liggen er scenario’s
klaar voor een besluit om niet door te gaan met de invoering? Zo ja, welke?
Zoals aan u en de Eerste Kamer toegezegd houd ik de vinger aan de pols, er vinden
in de komende periode nog bestuurlijke overleggen plaats. Onder andere om de stand
van zaken van de aangescherpte Hoofdroute 2022 te bespreken en de lopende Indringend
Keten Testen.
Met de motie van het lid Rietkerk c.s.11 heeft de Eerste Kamer uitgesproken dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet op
1 januari 2023 het uitgangspunt is en blijft, zodat de bevoegde gezagen hun voorbereidingen
daarop kunnen inrichten en de uitvoering geen vertraging oploopt. De Eerste Kamer
– en u in afschrift – ontvangt op basis van de gevoerde debatten op 21 en 28 juni
en de aangenomen motie van het lid Rietkerk c.s. nadere informatie in oktober over
de voortgang van de aangescherpte Hoofdroute 2022, de minimale criteria en tevens
de uitkomst van IKT 2 en een reactie op het rapport van begin oktober van AcICT.
Het is voor de bevoegd gezagen belangrijk dat de uitvoering zo snel als mogelijk duidelijkheid
heeft over de datum van inwerkingtreding. Bij het uitblijven van duidelijkheid, zullen
uitvoeringsorganisaties twee scenario’s voorbereiden: kunnen werken met het nieuwe
stelsel op 1 januari 2023, of het kunnen blijven werken met het huidige stelsel. Dit
betekent een extra belasting en een reële kans op vertraging van bestemmingsplanprocedures,
vergunningprocedures én realisatie van geplande projecten. Burgers, bedrijfsleven
en maatschappelijk middenveld hebben door de bestaande onduidelijkheid over de inwerkingtreding
ook kans op uitgestelde of verminderde dienstverlening rondom vergunningverlening.
Wanneer besloten wordt om niet door te gaan op invoering van de Omgevingswet of op
uitstel van de invoering van de omgevingswet, zullen besluiten waarvoor in de voorbereiding
wordt geanticipeerd op inwerkingtreding per 1 januari, alsnog omgevormd moeten worden
naar huidig recht. Dat geldt ook voor aanvragen om omgevingsvergunning die in voorbereiding
zijn. Het risico bestaat dus dat halverwege de voorbereiding van een omgevingsplan,
er toch ineens een bestemmingsplan van moet worden gemaakt. Dat zal bijvoorbeeld spelen
bij concrete gebiedsontwikkelingen. Dit speelt over het algemeen dan in elke gemeente.
Uitstel terwijl men is uitgegaan van inwerkingtreding per 1 januari 2023, zou met
name voor die (ook urgente) projecten tot vertraging kunnen leiden. Bij projecten
die met vergunningen worden gefaciliteerd (en niet met wijziging bestemmingsplan/omgevingsplan)
lijkt uitstel in de regel minder problematisch. Een aanvraag omgevingsvergunning die
wordt voorbereid kan in de regel halverwege die voorbereiding eenvoudiger aangepast
worden van nieuw naar oud recht (of andersom).
21
Hangt het besluit tot het wel of niet doorgaan af van het advies van het Adviescollege
ICT-toetsing? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is er dan nog voldoende tijd om de adviezen
van het Adviescollege over te nemen en op tijd in te voeren? Kunt u in uw antwoord
betrekken of er voldoende tijd is om te oefenen?
Ik hecht, evenals de leden van de Eerste en Tweede Kamer, het interbestuurlijke programma,
de koepels, de bevoegde gezagen en de uitvoeringsorganisaties aan een verantwoorde
inwerkingtreding. Het besluit om per 1 januari 2023 wel of niet inwerking te laten
treden hangt niet enkel af van de bevindingen van het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT).
De Eerste Kamer heeft AcICT gevraagd om opnieuw de stabiliteit, betrouwbaarheid en
technische werking van de landelijke voorziening van het Digitaal Stelsel Omgevingswet
(DSO-LV) te beoordelen en daarbij de resultaten van het Integraal Ketentesten (april-september)
te betrekken voor zover die vóór 1 oktober 2022 beschikbaar zijn. De Eerste Kamer
stelt het verder op prijs als het ACICT in haar onderzoek aandacht kan besteden aan
de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAMs). In het bijzonder de TAM-IMRO als tijdelijk
vangnet voor het functioneren van de planketen binnen het DSO als geheel. Het advies
van Ac-ICT zal na het verschijnen worden voorzien van een beleidsreactie waarin wordt
aangegeven hoe met het advies wordt omgegaan. Nu het advies nog niet bekend is kan
ik op de gevolgen ervan niet verder vooruitlopen.
Daarnaast heeft de Eerste Kamer met het aannemen van de motie Rietkerk c.s. de regering
verzocht om in oktober 2022 de voortgangsinformatie vanuit het interbestuurlijke programma
over performance, stabiliteit, Indringend Keten Testen en tijdelijke alternatieve
maatregelen (TAM) aan te leveren. Daarnaast op deze voortgangsrapportage wordt ook
nog een enquête gehouden onder de bevoegde gezagen die een indicatie geeft over de
stand van zaken in de uitvoeringspraktijk. Met deze voortgangsinformatie kan de Eerste
Kamer kennisnemen van de uitslagen van de testen en de verbeteringen van de keten
die in de afgelopen periode zijn gerealiseerd om verantwoord inwerking te kunnen laten
treden per 1 januari 2023.
Ik hecht er tot slot aan te zeggen dat de bevoegde gezagen in de pre-productieomgeving
kunnen oefenen, ook als verbeteringen in het DSO-continu worden doorgevoerd, de keten
continue wordt versterkt en functionaliteiten continue worden doorontwikkeld en uitgebouwd.
Dit is zoals voorzien. Aanpassingen aan het DSO lopen volgens afspraak en bewust continu
door. Dus ook na inwerkingtreding per 1 januari 2023. Dit zoals bij grote digitale
stelsels ook gebruikelijk is en naar aanleiding van eerdere stelselherzieningen ook
extra aandacht behoeft. Het DSO is geen statisch gegeven, maar voortdurend in doorontwikkeling.
Daarmee wordt de samenhang geborgd, de processen verbeterd en de keten versterkt.
22
Kunnen gemeenten die nog niet zover zijn gebruik maken van het alternatief softwaresysteem,
de tijdelijke alternatieve maatregelen (TAM's)? Kunt u daarbij garanderen dat de TAM's
niet langer dan één jaar nodig zijn?
Er is geen sprake van een «alternatief softwaresysteem». Wel is er sprake van een
alternatieve route om omgevingsdocumenten in het DSO te publiceren met behulp van
de huidige IMRO-standaard. Hierbij kunnen gemeenten nog even gebruik blijven maken
van hun huidige plansoftware. Het DSO bestaat immers uit de landelijke voorziening
DSO (DSO-LV) en de decentrale systemen van bevoegde gezagen. Bevoegde gezagen die
wel tijdig kunnen beschikken over nieuwe software kunnen via de nieuwe standaard STOP-TPOD
publiceren. Gemeenten die (door omstandigheden) niet tijdig gebruik kunnen maken van
een voldoende functionerend DSO, kunnen nog tot een jaar na inwerkingtreding via de
oude standaard publiceren. De verwachting is dat dit alle partijen voldoende tijd
geeft. Ik kan dit niet garanderen nu dit ook afhangt van verschillende afhankelijkheden
zoals het DSO als keten en het transitiepad dat bevoegd gezagen hierin – samen met
hun softwareleveranciers – kiezen. Ieder bevoegd gezag is zelf verantwoordelijk voor
de gekozen aanpak en de keuze voor een leverancier. Ik heb eerder aan de Eerste Kamer
al toegezegd dat TAM IMRO langer beschikbaar zal blijven dan één jaar na inwerkingtreding,
mocht dat nodig zijn.12
23
Hangt het besluit tot wel of niet doorgaan af van het alternatief softwaresysteem,
de TAM's?
Nee, De TAM-IMRO is immers geen alternatief softwaresysteem voor het DSO. De TAM-IMRO is een standaard die – naast de nieuwe STOP-TPOD-standaard
– het mogelijk maakt om met de huidige IMRO-standaard omgevingsplannen te kunnen publiceren
in het DSO. Het gaat daarmee om een standaard voor publiceren die nu ook gebruikt
wordt. Het besluit tot wel of niet doorgaan is wel afhankelijk van de aanwezigheid van het functioneren van deze Tijdelijke Alternatieve
Maatregel. Het werken van de TAM IMRO is belangrijk voor de continuering van de dienstverlening
en het niet in het geding komen van de urgente gebiedsontwikkeling.
24
Zijn de TAM's grootschalig getest? Zo ja, wat zijn de resultaten van deze testen?
Zo nee, per wanneer worden TAM's grootschalig getest? En klopt het dat de VNG haar
positie nog laat afhangen van het grootschalig testen van TAM's?
Bij het ontwikkelen van TAM IMRO voor het omgevingsplan is getest of het mogelijk
is om met behulp van de IMRO-standaard een omgevingsplan te maken. Dit bleek het geval
te zijn. AcICT heeft de TAM IMRO bezien en positief bevonden.13 Op dit moment wordt door VNG in samenwerking het programma gewerkt aan het beproeven
van de praktische toepasbaarheid van TAM IMRO door meerdere gemeenten. Voor de volledigheid
merk ik op daar er verschillende Tijdelijke Alternatieve Maatregelen zijn, waarvan
TAM IMRO er één is.14 Een ander voorbeeld is een Tijdelijke Alternatieve Maatregel voor het doen van de
initiële instellingen van behandeldiensten in het Omgevingsloket. Met bestuurlijke
partners wordt op basis van het houden van een vinger aan de pols steeds gekeken of
en welke Tijdelijke Alternatieve Maatregelen nodig zijn en welk proces hiervoor moet
worden doorlopen.
25
Welke wet is op 1 januari 2023 leidend, de oude of de nieuwe wet?
Zolang er geen inwerkingtredings-KB is geslagen, is op 1 januari 2023 de oude (dus
de huidige) wetgeving leidend. De Eerste Kamer heeft via de motie Rietkerk c.s.15 uitgesproken dat inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2023 het uitgangspunt
is. Als na instemming door de Eerste Kamer in het afrondende debat dit najaar het
inwerkingtredings-KB wordt geslagen, is vanaf 1 januari 2023 de Omgevingswet leidend.
26
Wat zijn de (mogelijke) gevolgen van een besluit om niet door te gaan?
De gevolgen van een besluit om niet door te gaan zijn juridisch, financieel en organisatorisch
groot. De invoering van de Omgevingswet is een door het parlement akkoord bevonden
transitie waar al veel tijd, geld en energie in is gestoken om deze transitie ook
uit te gaan voeren en de in de wet omschreven maatschappelijke doelen te gaan realiseren.
Wanneer wordt besloten niet door te gaan met de invoering van de Omgevingswet zal
Nederland op deze maatschappelijke doelen – naast juridisch gezien een grote inhaalslag
te maken hebben. Veel wet- en regelgeving is (gedeeltelijk) niet geactualiseerd. Ruimtelijke
opgaven en vraagstukken die aanleiding gaven tot de komst van de Omgevingswet zullen
blijven voortbestaan. Financieel gezien is veel geld geïnvesteerd de aanpassingen
van alle regelgeving, procedures, werkwijzen, capaciteit, kennis en kunde en een digitaal
systeem waarmee bij een dergelijk besluit vervolgens niet gewerkt zal worden. Organisatorisch
gezien wordt de stap naar een meer integrale benadering voor de gebiedsontwikkeling
gemaakt, het teruggaan naar de oude wet- en regelgeving zal ervoor zorgen dat deze
nieuwe manier van denken niet kan worden uitgevoerd en vanuit jurisprudentie niet
geheel wordt gedekt. Bovendien zal het zorgen voor vertraging voor de grote maatschappelijke
opgaven waar Nederland voor staat waarvoor juist een integrale afweging en benadering
voor nodig is. De geprojecteerde baten voor burgers en bedrijven die tussen de 74
mln en 1,1 mld euro op jaarbasis liggen zullen niet worden behaald. Het verschil in
baten komt met name voort uit nog te nemen beleidskeuzes door bevoegd gezagen 16
27
Wat zijn de (mogelijke) nadelen van een invoering per 1 januari 2023 en hoe risicovol
zijn deze (mogelijke) nadelen?
Invoering van een nieuwe wet brengt altijd risico’s met zich. Welke datum ook wordt
gekozen en ongeacht alle voorbereidingen die zijn getroffen, zullen er altijd aanloopissues
en uitvoeringsissues te verwachten zijn. Iedere datum van inwerkingtreding zal risico’s
en issues met zich meebrengen. Samen met de bestuurlijke partners is de afweging gemaakt
om voor 1 januari 2023 te gaan. Daarbij is duidelijk aangegeven dat het dan wel van
belang is dat de stappen worden gezet zoals afgesproken op basis van de aangescherpte
Hoofdroute 2022, en dus dat de uitvoeringspraktijk in oktober duidelijkheid heeft
over 1 januari 2023. De komende periode houdt ik met de bestuurlijke partners de vinger
aan de pols en staan bestuurlijke overleggen ingepland. Daarmee kunnen de nadelen
zoveel mogelijk worden gemitigeerd.
28
Wat hebt u gedaan met de adviezen c.q. aanbevelingen c.q. risico-inschattingen van
de Raad van State?
Waar het gaat om de adviezen, aanbevelingen en risico-inschattingen van de Afdeling
advisering van de Raad van State voor zover die betrekking hebben op het DSO en een
verantwoorde invoering van het stelsel van de Omgevingswet kan ik het volgende aangeven.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State – en van het Bureau ICT-toetsing
(BIT) – om het DSO bij inwerkingtreding te beperken tot het noodzakelijke, is overgenomen.
Dit betekent dat bij inwerkingtreding het DSO beschikbaar is op het basisniveau, dat
interbestuurlijk met de betrokken overheden is vastgesteld.17 De volledige reactie op het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
over de Invoeringswet Omgevingswet is opgenomen in het nader rapport van 29 juni 2018.18
Tijdens het debat in de Eerste Kamer op 28 juni 2022 in vervolg op een mondeling overleg
over de Omgevingswet op 21 juni 2022 is onder meer gesproken over de opmerking van
de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gegeven in
een interview, dat invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2023 risicovol zou
zijn uit oogpunt van de snelheid van procedures. In dat debat heb ik aangegeven dat
de opmerkingen van genoemde voorzitter mijns inzien vooral zien op de opbouw van nieuwe
jurisprudentie die onvermijdelijk samenhangt met invoering van de nieuwe wetgeving,
en dat dit geen doorslaggevende reden kan zijn om geen nieuwe wetten in te voeren.19
29
Is de uitspraak van brancheorganisaties Bovag en de Koninklijke Metaalunie, dat de
invoering per 1 januari 2023 hen nog steeds onverantwoord lijkt, terecht? Kunt u uw
antwoord nader toelichten?
De bedoelde uitspraak vind ik prematuur. Met het bedrijfsleven vinden volop werkplaatsen
plaats en zijn bedrijven aan het oefenen. Het is aan Bovag en de Koninklijke Metaalunie
om met hun achterban ook van deze mogelijkheden gebruik te (gaan) maken. Met het zelf
oefenen en de werkplaatsen kan gezorgd worden voor een zorgvuldige inwerkingtreding.
Via het oefenen en de werkplaatsen wordt gewerkt aan aanpassingen, zodat we gezamenlijk
tot een goed werkend DSO kunnen komen. Dit is de handelwijze die is afgesproken in
de MKB-toets.
30
Biedt het DSO voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) inmiddels de juiste praktische
handreikingen om te kunnen werken met de nieuwe Omgevingswet?
Niet het DSO, maar het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) biedt via speciale bedrijvenpagina’s
handreikingen voor het kunnen werken met de Omgevingswet. Het IPLO vervangt de huidige
informatievoorzieningen van InfoMil en Bodem+.
Met het bedrijfsleven wordt – zoals hierboven aangegeven – in werkplaatsen en via
overleg gekeken wat nodig is om goed te kunnen werken met het DSO en de nieuwe wet
in het algemeen. Ook na inwerkingtreding loopt ontwikkeling en overleg door. Dit om
te zorgen dat er geleerd wordt van de ervaringen en dit in het systeem en/of handreikingen
verwerkt kan worden.
31
Kunt u bevestigen dat de doelstelling en belofte van de Omgevingswet (en DSO) – namelijk
een eenvoudiger en beter systeem voor het bedrijfsleven (en een minimale kwaliteitsniveau
van het DSO gelijk aan het huidige AIM serviceniveau – nog steeds de absolute voorwaarde
is voor inwerkingtreding van de Omgevingswet? Zo ja, kunt u garanderen dat per 1 januari
2023 is voldaan aan deze harde doelstelling en belofte?
De belofte was niet om met het DSO een eenvoudiger en beter systeem te maken voor
het bedrijfsleven. De huidige verouderde voorzieningen Omgevingsloket, Activiteiten
Internet Module en Ruimtelijke Plannen worden vervangen door één nieuw Omgevingsloket
dat onderdeel is van de landelijke voorziening DSO. De huidige versnippering in voorzieningen
wordt daarmee verholpen. Dit is een belangrijke vooruitgang. DSO-LV voldoet technisch
aan het serviceniveau van de huidige voorzieningen. Het minimale niveau van dienstverlening
aan burgers en bedrijven in het DSO is van belang om aan de wettelijke verplichtingen
voor activiteiten in de fysieke leefomgeving te voldoen. Het kunnen doen van aanvragen
van vergunningen en het kunnen doen van meldingen is een absolute voorwaarde voor
inwerkingtreding. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 34 is met het bedrijfsleven
een MKB-toets vormgegeven. Die kijkt of het MKB aan haar wettelijke verplichtingen
kan voldoen. Daarbij wordt ook gekeken naar de gebruiksvriendelijkheid van het DSO.
Dit gebeurt samen met MKB-bedrijven. Zoals verwoord in het antwoord op vraag 29 kan
ik niet garanderen dat voor iedere individuele en incidentele MKB-gebruiker in één
keer het systeem perfect is.
32
Bent u bereid om een duidelijk besluit-tot-wel-of-niet-doorgaan-moment vast te stellen
of 1 januari 2023 een realistische datum is voor inwerkingtreding met inachtneming
van een robuuste oefen- en voorlichtingsperiode van zes maanden en een volwaardige
mkb-toets alvorens de Omgevingswet in werking te laten treden?
Het is in navolging van het positieve besluit door uw Kamer nu aan de Eerste Kamer
om te debatteren aan de hand van het ontwerp-KB tot inwerkingtreding van de Omgevingswet
over de datum van 1 januari 2023. Ik ben met de bestuurlijke partners van mening dat
deze datum realistisch is en heb onze overwegingen daartoe eerder uit een gezet. Ik
benadruk hierbij dat de voortgang en de stand van zaken ten aanzien van de aangescherpte
Hoofdroute 2022 en de minimale eisen continue worden gemonitord. We houden een vinger
aan de pols, de komende periode vinden ook nog bestuurlijke overleggen plaats.
Via de motie Rietkerk20 heeft de Eerste Kamer hierop vooruitlopend richting de uitvoeringspraktijk uitgesproken
dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2023 het uitgangspunt is
en blijft, zodat de bevoegde gezagen hun voorbereidingen daarop kunnen inrichten en
de uitvoering geen vertraging oploopt. Vanuit de bevoegde gezagen klinkt de roep duidelijk
om zo snel mogelijk definitieve duidelijkheid te geven voor de opgaven die ze hebben.
Hoe later deze besluitvorming ligt hoe meer de uitvoeringspraktijk onder druk komt
te staan.
33
Hoeveel vragenbomen ontbreken er nog in het DSO?
Het overgrote deel van de huidige inhoud van het Omgevingsloket Online is beschikbaar
in DSO-LV. De vragenbomen voor het indienen van aanvragen, meldingen en informatie
op grond van rijksregelgeving zijn compleet tot en met de Aanvullingsbesluiten. De
vragenbomen van de bruidsschat zijn compleet, de versie van de bruidsschat waarmee
de Omgevingswet in werking kan treden is inmiddels beschikbaar op de oefenomgeving
van DSO.
Aanvullend zijn voor bedrijven vergunning- en meldingenchecks aanwezig waarmee kan
worden nagegaan of zij vergunning- of meldingsplichtig zijn. Ook bevat het Omgevingsloket
content voor Maatregelen op Maat, die als doel heeft dat bedrijven die onder algemene
regels vallen gemakkelijk kunnen zien welke maatregelen op hen van toepassing zijn.
Over Maatregelen op Maat is nog overleg gaande met de brancheorganisaties, met als
doel om de gebruiksvriendelijkheid verder te verbeteren, omdat hier op dit moment
nog teveel informatie tegelijk wordt getoond zonder dat gemakkelijk kan worden gefilterd.
Een actueel overzicht van de beschikbare inhoud van het Omgevingsloket is te vinden
op de website van programma Aan de Slag met de Omgevingswet.21 Wel kan het zijn dat er bij partijen een verwachting is dat vanaf 1 januari 2023
al meer zou kunnen dan direct beschikbaar is. Daarom is mijn contact hierover met
brancheorganisaties belangrijk.
De huidige lokale vergunning- en meldingschecks zijn niet volledig beschikbaar in
DSO-LV. Een check is niet in alle gevallen nodig. Het Omgevingsloket Online bevat
vragenbomen die door decentrale overheden zelf zijn opgesteld voor zaken als kapvergunningen.
Het is aan decentrale overheden om deze vragenbomen in het DSO opnieuw op te voeren,
of ervoor te kiezen om dit niet te doen, bijvoorbeeld omdat de vragenbomen op grond
van rijksregelgeving voor die decentrale overheid afdoende zijn.22 Het daadwerkelijk gebruik zal ervoor zorgen dat over de vraag en behoefte meer duidelijkheid
ontstaat en kan gekeken worden of aanpassing nodig is.
34
Wat verstaat u – gezien de huidige stand van zaken van de pilots met het DSO – onder
een geslaagde mkb-toets inzake DSO?
Een geslaagde MKB-toets is als een bedrijf in staat is om aan zijn wettelijke verplichtingen
te kunnen voldoen op basis van de functionaliteiten in het DSO-omgevingsloket, dat
is: het kunnen doen van een vergunningcheck, opvragen maatregelen, indienen van vergunningaanvragen,
doen van meldingen, voldoen aan informatieplichten en kunnen oriënteren op de kaart.
Deze MKB-toets is samen met het bedrijfsleven vormgegeven.23
35
Hoe gaat u de zes maanden oefentijd voor ondernemers organiseren aangezien de tijd
dringt richting 1 januari 2023?
Er vinden sinds 1 juni 2021 oefensessies plaats. In overleg met het bedrijfsleven
wordt de voortgang gevolgd en wordt bijgestuurd waar nodig. Oefensessies en werkplaatsen
blijven aangeboden worden tot aan inwerkingtreding. In de internetinventarisatie over
het DSO voor het bedrijfsleven hebben deelnemers aangegeven vooral ook zelfstandig
te willen oefenen. Die mogelijkheid bestaat en wordt ondersteund door het beschikbaar
stellen van de oefencases die samen met het bedrijfsleven zijn uitgewerkt. Zie ook
de beantwoording van vragen 29, 30, 31 en 34.
36
Kunt u garanderen dat bij inwerkingtreding van de Omgevingswet ook de incidentele
mkb-gebruiker – en dus niet alleen de brancheorganisaties – een «eenvoudig en beter»
systeem krijgt aangeboden?
Ja dit kan ik. Het gaat bij vergunningaanvragen en planvorming inderdaad om individuele
burgers en bedrijven. Het contact met brancheorganisaties is er om te zorgen dat bedrijven
goed op de hoogte zijn, vooraf hun bevindingen mee kunnen geven over het digitaal
stelsel en ook weten dat zij zich voor kunnen bereiden door te oefenen en er op aanvraag
ook aparte werkplaatsen mogelijk zijn voor het meegeven van bevindingen.
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 34 is met het bedrijfsleven een MKB-toets
vormgegeven. Die kijkt of het MKB aan haar wettelijke verplichtingen kan voldoen.
Daarbij wordt ook gekeken naar de gebruiksvriendelijkheid van het DSO. Dit gebeurt
samen met MKB-bedrijven. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 29 kan ik niet
garanderen dat voor iedere individuele en incidentele MBK-gebruiker in één keer het
systeem perfect is.
37
Vindt u ook niet dat een DSO juist eenvoudig en beter zou moeten zijn voor de bakker,
de garage, het metaalbedrijf om de hoek en dat de huidige werking van het DSO hier
nog niet in voorziet? Zo ja, kunt u dan aangeven wanneer het implementeren van een
vragenboom voor het MKB (zoals in AIM-module) gereed is, waardoor overbodige informatie
en voorschriften worden gefilterd? Zo nee, deelt u dan de mening dat inwerkingtreding
van de Omgevingswet per 1 januari 2023 onverantwoord is en uitstel van inwerkingtreding
van de Omgevingswet nogmaals noodzakelijk is?
Ja, ik vind dat het DSO bruikbaar moet zijn voor het bedrijfsleven. Dit wordt met
het oefenen, de werkplaatsen en de MKB-toets – zoals verwoord in de antwoorden op
de vragen 34 – ook bekeken. Bij bevindingen zijn er aanpassingen mogelijk, zowel nu
als in de verdere doorontwikkeling van het DSO. Ik vind het belangrijk dat individuele
ondernemers oefenen. Samen met VNO-NCW, IVBB en de brancheorganisaties vraag ik aan
bedrijven om te oefenen en aan te geven of zij willen deelnemen aan een werkplaats,
zie ook de beantwoording bij vragen 13 en 29 e.v.
Het is niet juist dat er geen vragenboom voor het MKB beschikbaar is in DSO-LV. De
inhoud die nu in de AIM-module zit, zit ook in DSO-LV. Het klopt wel dat op dit moment
het filteren in met name de maatregelen voor bepaalde bedrijven nog onvoldoende werkt,
zodat zij nodeloos veel informatie krijgen voorgeschoteld. Dit punt is door het oefenen
met het bedrijfsleven naar boven gekomen en moet nog worden verbeterd. Hier wordt
op dit moment aan gewerkt. Momenteel worden de bij het oefenen en de werkplaatsen
aangegeven punten geanalyseerd om tot oplossingen te komen. Ik verwacht dat er eind
augustus meer duidelijkheid is over de vragenbomen.
38
Onder welke omstandigheden bent u bereid om de invoering toch nog uit te stellen?
Met de bestuurlijke partners, uw kamer en de Eerste Kamer zijn afspraken gemaakt over
de minimum vereisten. Deze zijn opgenomen in de Hoofdroute 2022. Het is belangrijk
dat de stappen uit deze Hoofdroute de komende tijd ook worden gezet. Dit zodat er
sprake is van de afgesproken zorgvuldige inwerkingtreding. Daarbij is afgesproken
dat er ook wordt gewerkt met Tijdelijke alternatieve maatregelen en workarounds voor
punten die anders lopen dan gedacht. Wanneer de Eerste Kamer tot de conclusie komt
dat zij alsnog niet instemt met het koninklijk besluit tot inwerkingtreding per 1 januari
2023 is er sprake van uitstel.
39
Kan aangegeven worden hoeveel provincies, gemeenten en waterschappen inmiddels aangesloten
zijn op het DSO? Hoeveel liggen er nog niet op schema?
Het aantal bevoegde gezagen dat is aangesloten op de oefenomgeving van het DSO wordt
nauwlettend gemonitord. Dit overzicht wordt wekelijks geactualiseerd op de website
van het interbestuurlijke programma Aan de Slag.24 In de maandrapportages ontvangt u per maand een overzicht van de ontwikkelingen.25
In week 30 van 2022 zijn op het koppelvlak voor aanvragen en meldingen 329 van de
344 gemeenten functioneel aangesloten op het DSO. Dit geldt voor 18 van de 21 waterschappen,
10 van de 12 van de provincies en 6 van de 9 Rijkspartijen. De verwachting is dat
de laatste twee provincies op korte termijn aansluiten. Met de Rijkspartijen is contact
om te kijken naar een technische oplossing, vaak gaat het hier om aanpassing van (bestaande)
software die door het bevoegd gezag samen met de softwareleverancier geregeld en ingepland
moet worden. Bij de waterschappen die nog niet aangesloten zijn gaat het om een verandering
in de software, waardoor deze waterschappen opnieuw moeten aansluiten. Dit betreft
met name het herhalen van de eerdere technische handeling, naar verwachting is dat
dit najaar geregeld.
Voor het registreren van vragenbomen voor het Omgevingsloket zijn 334 van de 344 gemeentes
aangesloten, 21 van de 21 waterschappen, 12 van de 12 provincies en 9 van de 9 Rijkspartijen.
Voor het publiceren van omgevingswetdocumenten zijn 182 van de 344 gemeentes aangesloten,
20 van de 21 waterschappen, 12 van de 12 provincies en 11 van de 11 betrokken Rijkspartijen.
Deze koppeling is niet direct nodig op 1 januari 2023. Met het definitief worden van
de bruidsschat en zicht op de inwerkingtredingsdatum is de verwachting dat dit cijfer
op gaat lopen.
40 en 41
Kan aangegeven worden wat er concreet gebeurt wanneer de Omgevingswet op 1 januari
2023 inwerking zou treden, maar het DSO nog niet goed functioneert?
Waar kunnen medeoverheden terecht wanneer het DSO op 1 januari 2023 niet doet wat
het zou moeten doen
Het DSO is continue in ontwikkeling op basis van een agile manier van werken. Het
is mogelijk dat een bevoegd gezag op onderdelen nog niet gereed is om van deze voorziening
gebruik te maken. In dat geval kan een bevoegd gezag gebruik maken van tijdelijke
alternatieve maatregelen (zie ook de beantwoording van vragen 5 en 6).
Samen met de bestuurlijke partners heb ik afspraken gemaakt over hoe bevoegde gezagen
en ketenpartners in een dergelijk geval zo goed mogelijk ondersteund worden voor,
tijdens en na inwerkingtreding. Onderdeel daarvan is de mogelijkheid om via het Informatiepunt
Leefomgeving (IPLO.NL) deskundigheid in te roepen. Bijvoorbeeld om vast te stellen
wat er aan de hand is indien zich een storing voordoet.
42
Waar kunnen burgers, bedrijven en andere belanghebbenden terecht als het DSO op 1 januari
2023 nog niet goed functioneert, maar de Omgevingswet wel inwerking is getreden?
Burgers, bedrijven en belanghebbenden kunnen met vragen en problemen terecht bij het
bevoegd gezag. Dit zal in de meeste gevallen de gemeente zijn. Dat kan ook als het
DSO om wat voor reden dan ook niet zou functioneren. Overigens bestaat voor burgers,
bedrijven en andere belanghebbenden altijd de mogelijkheid ook via de niet-digitale
weg geholpen te worden. Bij het onverhoopt niet werken van een aanvraag of melding
kan gebruik gemaakt worden van een papieren proces26.
In het debat over de Invoeringswet is nadrukkelijk aangegeven dat een burger altijd
schriftelijk en/of persoonlijk contact kan hebben met zijn bevoegd gezag. Bijvoorbeeld
via thuisbezoek, spreekuren, telefonisch, enzovoorts. Met als bijkomstigheid dat er
zo altijd de mogelijkheid is om aanvragen in te dienen, ook als het DSO niet beschikbaar
is. Hoe een bevoegd gezag invulling geeft aan het persoonlijk contact wordt niet geregeld
in de Omgevingswet. Elk bevoegd gezag richt hier een eigen proces voor in, passend
bij de eigen dienstverlening.
43
Op welke wijze worden burgers, bedrijven en andere belanghebbende geïnformeerd over
de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2023 als daartoe door de Eerste Kamer
besloten wordt? Op welke wijze worden zij geïnformeerd over mogelijke problemen wanneer
het DSO niet goed genoeg werkt?
Het nieuwe Omgevingsloket is de centrale plek waar alle informatie uit het DSO straks
samenkomt. Inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties krijgen, als de wet
van kracht is, het Omgevingsloket te zien als ze bijvoorbeeld een vergunning willen
aanvragen. Hierachter zit het digitaal stelsel (DSO).
Vóór inwerkingtreding van de wet start de online publiekscampagne om doelgroepen te
informeren over de komst van de wet en het Omgevingsloket. Deze start nadat de Eerste
Kamer een besluit heeft genomen daarmee zal de online campagne doorlopen in het volgende
jaar.
Overheden kunnen deze onlinecampagne als basis gebruiken en aanvullen met hun «eigen»
boodschappen die aansluiten op de specifieke informatiebehoefte van inwoners van en
bedrijven en organisaties binnen een bepaalde gemeente. Verschillende gemeenten hebben
al een of meer informatiepagina’s over de wet ingericht op hun website. En zelf een
eigen campagne opgezet. Ook is een toolkit beschikbaar (Externe link:www.toolkitomgevingswet.nl) met communicatiemiddelen die gemeenten naar eigen inzicht kunnen aanpassen om inwoners
op maat te informeren over de komst van de wet. Hierbij gaat het ook om middelen voor
mensen die niet digitaal informatie kunnen opvragen. Hiervoor worden andere kanalen
gebruikt door bijvoorbeeld gemeenten, zoals advertenties plaatsen in huis-aan-huisbladen
of flyers en posters op te hangen in het gemeentehuis. De toolkit biedt voorbeelden
en informatie hiervoor.
Om het bedrijfsleven te attenderen op de Omgevingswet en het Omgevingsloket, en hen
de weg te wijzen naar informatie hierover, worden banners en artikelen geplaatst op
de websites van online vakbladen en in nieuwsbrieven van brancheorganisaties en bedrijfskoepels.
Dit is besproken met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Hierdoor is de informatie
voor de verschillende sectoren te vinden op de voor dat vakgebied gebruikelijke wijze
en locatie.
Inwoners en bedrijven worden via het Omgevingsloket zelf geïnformeerd als er bijvoorbeeld
een tijdelijke storing is. Er verschijnt hierover dan een melding op het beeldscherm.
Dit werkt nu ook al zo in de oefenomgeving van het DSO.
44
Zijn er bij het ministerie signalen ontvangen van medeoverheden die liever zien dat
de invoering van de Omgevingswet opnieuw wordt uitgesteld? Zo ja, hoeveel signalen
zijn ontvangen?
De bestuurlijke partners en ik zitten op één lijn waar het gaat om de focus op inwerkingtreding
per 1 januari 2023.
45
Wat kan er na het advies van het Adviescollege ICT-toetsing nog concreet worden aangepast
voor 1 januari 2023 aan het DSO, mocht blijken dat zij vinden dat op cruciale onderdelen
verbeteringen nodig zijn?
Het DSO-LV wordt via een agile manier van werken gerealiseerd. Dit betekent dat er
een continu proces wordt doorlopen van het finetunen, verbeteren en uitbouwen van
de functionaliteiten. Voor elke zogenaamde «sprint» (een benoemd onderdeel) wordt
geprioriteerd welke functionaliteiten en features (toepassingen) de meeste prioriteit
hebben. Noodzakelijke aanpassingen worden zo geprioriteerd. Wanneer uit het AcICT
advies van oktober blijkt dat essentiële dingen ontbreken en/of processen niet goed
op elkaar afgestemd zijn waardoor de dienstverlening in het geding komt, zal de behoeftestelling
en prioritering aangepast worden zodat de dienstverlening aan burger en bedrijf niet
in het geding kan komen. Aangezien ik niet op voorhand kan voorzien welke opmerkingen
gemaakt zullen worden kan ik hier nu nog niet verder op vooruit lopen.
De verwerking van de eerdere AcICT adviezen is door Deloitte bekeken, de uitkomst
vindt u in het afschrift van de brief aan de Eerste Kamer van 26 augustus jl. die
ik u heb toegestuurd, dit samen met de uitkomst van het Indringend Keten Testen fase
1.27
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, adjunct-griffier