Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden inzake brede welvaart in de begrotingssystematiek
34 298 Parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip
Nr. 38 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 11 augustus 2022
De commissie voor de Rijksuitgaven heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Financiën over de brief van 23 mei 2022 inzake brede welvaart in de begrotingssystematiek
(Kamerstuk 34 298, nr. 37).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juli 2022. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Sneller
De griffier van de commissie, Schukkink
Vraag 1
Bent u bereid om de doelen uit de Nationale Eiwitstrategie (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 70) en de monitoring daarvan te koppelen aan de Monitor Brede Welvaart?
Antwoord op vraag 1
De Monitor Brede Welvaart & de SDG’s (MBW) hebben als doel om een overzicht te geven
van de ontwikkeling van brede welvaart over het voorgaande jaar en de middellange
termijn (8 jaar). Het CBS bepaalt daarbij onafhankelijk welke indicatoren precies
gebruikt worden om de verschillende aspecten van welvaart te meten. Het CBS heeft
aangegeven dat zij naar deze vraag kunnen kijken. Op dit moment wordt al het areaal
eiwitrijke gewassen als percentage van het totaal cultuurgrond gerapporteerd onder
SDG2. Of het daadwerkelijk mogelijk zal zijn om indicatoren toe te voegen is onder
andere afhankelijk van of deze kunnen voldoen aan de CBS kwaliteitsstandaard voor
de Monitor en of deze passen binnen het conceptuele raamwerk van de Monitor Brede
Welvaart & de SDG’s.
Vraag 2
Heeft u bij de planbureaus geïnformeerd of het voor hen mogelijk was om, in plaats
van in juni, eerder in het jaar met hun rapportage over de bredewelvaartsindicatoren
naar buiten te treden, zoals toegezegd in hun brief van februari 2021?1
Antwoord op vraag 2
Het kabinet is in gesprek met de planbureaus over het thema brede welvaart. De planbureaus
hebben aangegeven dat het onderzoek naar brede welvaart en de ontwikkeling van de
kernset van bredewelvaartsindicatoren dermate technische uitdagingen kent dat eerdere
oplevering van de voortgangsrapportage niet mogelijk was. Daarnaast was er nog tijd
nodig voor uitgebreide interne consultatie bij de publicatie. De planbureaus geven
wel aan dat zij in volgende jaren wel voorafgaand aan de voorjaarsbesluitvorming zullen
publiceren zodat deze publicatie aansluit op de begrotingscyclus.
Vraag 3
Welke mogelijkheden zijn er om de monitoring van de doelstellingen uit de Nationale
Eiwitstrategie op te nemen in de begrotings- en verantwoordingscyclus? In het bijzonder:
– verschuiving bewerkstelligen in de consumptie van dierlijke en plantaardige eiwitten
met een verhouding van 50–50 procent in 2030;
– het halveren van voedselverspilling in 2030 ten opzichte van 2015;
– het vergroten van aanbod en consumptie van biologisch voedsel en
– het maken van concrete afspraken met ketenpartijen (waaronder supermarkten, horeca,
catering, voedingsindustrie) om de duurzame en gezonde keuze als de gemakkelijke keuze
te presenteren
Vraag 4
Welke mogelijkheden zijn er om de monitoring van het aanbod van plantaardige eiwitten
op te nemen in de begrotings- en verantwoordingscyclus?
Antwoord op vraag 3 en 4
Het kabinet informeert de Kamer op veel manieren over de voortgang van het beleid
op allerlei terreinen, onder meer via beleidsbrieven en voortgangsrapportages. LNV
ontwikkelt op dit moment de website «de Staat van Landbouw, Natuur en Voedsel» die
naar verwachting eind 2022 gereed zal zijn. Op deze website zijn de belangrijkste
gegevens over de sectoren en over het beleid daarvoor te vinden met doorklikmogelijkheden
naar achterliggende, uitgebreidere dataverzamelingen. Ook in dit specifieke geval
van de monitoring van de doelstellingen van de nationale eiwitstrategie en het aanbod
van plantaardige eiwitten wordt bezien of deze kunnen worden opgenomen in de Staat
van Landbouw, Natuur en Voedsel. Bovendien is er al een indicator voor voedselverspilling
in de begroting opgenomen en wordt het aanbod van en consumentenbestedingen aan biologisch
voedsel al gemonitord via de monitor duurzaam voedsel. Een indicator voor het bewerkstelligen
van een verschuiving in de consumptie van dierlijke en plantaardige eiwitten naar
een verhouding van 50–50 procent in 2030, is nog in ontwikkeling. Het opnemen van
monitorinformatie over beleidsthema’s in de begroting sluit niet goed aan bij de huidige
wijze van begroten, namelijk de systematiek van Verantwoord Begroten. Hierbij gaat
het om het koppelen van beleidsinzet aan financiële instrumenten en niet om het verbinden
van de aanwending van middelen aan de mate waarin beleid wordt gerealiseerd, zoals
in de periode van VBTB gebruikelijk was. Zie hiervoor ook de uitgebreide toelichting
in mijn brief 23 mei2. Vanuit deze optiek ben ik terughoudend om de gevraagde monitorinformatie in de begrotings-
en verantwoordingscyclus op te nemen.
Vraag 5
Kunt u toelichten waarom het Centraal Planbureau (CPB) eigenstandig naar buiten is
gekomen met een publicatie over het breed welvaartsbegrip terwijl het belang van een
gezamenlijke benadering juist nu van belang is?
Antwoord op vraag 5
Alle planbureaus gaan in onafhankelijkheid over hun publicaties, waarbij de afwegingen
hierbij ook voor rekening van de planbureaus zelf zijn. Het kabinet ziet grote meerwaarde
in gezamenlijk onderzoek van de planbureaus naar brede welvaart, onder andere omdat
verschillende invalshoeken en wetenschappelijke methoden van de planbureaus elkaar
aanvullen. Tegelijkertijd staat het CPB vrij om zijn inzichten op het gebied van brede
welvaart te delen.
Vraag 6
Kunt u aangeven waaruit uw overleg met de planbureaus over zowel de uitwerking van
de bredewelvaartsindicatoren als welvaartsdoelen en -uitkomsten heeft bestaan?
Antwoord op vraag 6
Het kabinet heeft met de planbureaus gesproken over de ontwikkeling van de kernset
van brede welvaartsindicatoren en waaruit deze publicatie zal bestaan. Op de eerste
plaats kunnen de planbureaus de ontwikkeling van bredewelvaartsindicatoren in kaart
brengen, deze ontwikkelingen ook mogelijk ramen en op termijn beleid op basis van
deze indicatoren doorrekenen. Daarnaast kunnen planbureaus in theorie ook streefrichtingen
voor indicatoren of gewenste kwalitatieve of kwantitatieve uitkomsten formuleren.
Tegelijkertijd zijn normatieve keuzes op het gebied van brede welvaart een taak van
de politiek. Dit spanningsveld is een belangrijk onderwerp van discussie.
Enerzijds is het belangrijk dat duidelijke normatieve keuzes bij de politiek blijven,
terwijl anderzijds een denkkader met «uitkomsten» de discussie over brede welvaart
kan vergemakkelijken en zorgen voor een consistente toepassing van brede welvaart
op de lange termijn. Dat laatste is dan ook mijn geschetste inzet in mijn recente
brief over de doorontwikkeling van het gebruik van brede welvaart in de begrotings-
en verantwoordingscyclus.
Vraag 7
Heeft u met de planbureaus een planning van hun activiteiten doorgenomen waaruit blijkt
dat het traject van de ontwikkeling van bredewelvaartsindicatoren een meerjarig proces
is?
Antwoord op vraag 7
In de voortgangsrapportage van de planbureaus3 is het tijdspad voor de ontwikkeling van de kernset door de planbureaus geschetst.
Het kabinet is en blijft hierover met de planbureaus in gesprek om te bezien of deze
publicatieagenda aansluit op de beleids- en begrotingscyclus.
Vraag 8
Kunt u toelichten waarom het ontwikkelen van een set (vooruitkijkende) indicatoren
zo’n langdurig proces is als het uitgangspunt is om zo dicht mogelijk te blijven bij
de indicatoren zoals ontwikkeld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
en de Sustainable Development Goals?
Antwoord op vraag 8
De planbureaus geven in hun voortgangsrapportage4 aan dat een brede welvaartsanalyse waarin vooruit wordt gekeken naar toekomstige
en onderlinge effecten van beleid nog nergens ter wereld bestaat, ook niet in Nieuw-Zeeland.
Het ontwikkelingen van een nieuw instrumentarium vergt een substantiële inzet van
expertise, middelen en tijd.
Vraag 9
Op welke wijze nemen de planbureaus lessen mee die reeds geleerd zijn in andere landen,
gegeven het feit dat hier in veel meer landen mee wordt geëxperimenteerd behalve Schotland
en Nieuw-Zeeland (de landen die u noemt in de brief)?
Antwoord op vraag 9
De planbureaus geven in hun voortgangsrapportage5 aan dat de ontwikkeling van hun analysekader voortbouwt op het Brundtland-rapport6, het rapport van Stiglitz, Sen & Fitoussi7 en de CES-aanbevelingen8. De planbureaus hebben ook gekeken naar andere landen, waaronder Nieuw-Zeeland, en
geven aan dat hun vooruitkijkende aanpak vooralsnog uniek is in de wereld.
Vraag 10
Kunt u toelichten welk onderscheid u verwacht dat de planbureaus zullen maken tussen
bredewelvaartsindicatoren en -uitkomsten, gezien het feit dat u aangeeft dat het door
u verzochte inzicht in bredewelvaartsuitkomsten zowel uitkomsten als indicatoren kan
betreffen?
Antwoord op vraag 10
De planbureaus onderscheiden in hun voortgangsrapportage9 acht inhoudelijke thema’s waarin zij het analyse-instrumentarium zullen ontwikkelen.
Dat houdt in dat binnen deze thema’s op basis van indicatoren effectanalyses van beleid
gemaakt kunnen worden. Daarnaast spreken de planbureaus onder andere over (overkoepelende)
«maatschappelijke kernvraagstukken». Zo bestaat er een onderscheid tussen beschrijvende
analyse op basis van indicatoren en het definiëren van maatschappelijke vraagstukken,
ofwel «uitkomsten» of «streefrichtingen». Het kabinet acht beide onderdelen van belang,
waarbij beschrijvende analyse op basis van indicatoren de voortgang op maatschappelijke
vraagstukken kunnen meten.
Vraag 11
Volgens welk proces zal het kabinet prioriteiten op het gebied van brede welvaart
formuleren als u gelijktijdig aangeeft dat te willen doen binnen de kaders die de
planbureaus zullen formuleren? Waarom is dat wel mogelijk bij de Miljoennota en nog
niet op dit moment?
Antwoord op vraag 11
De ontwikkeling van brede welvaart moet een samenspel zijn van de politiek en wetenschap.
Het is van belang dat politieke ambities op het gebied van brede welvaart aansluiten
bij denkkaders en analyse-instrumenten vanuit de wetenschap. Het kabinet hecht er
om deze reden waarde aan dat de voortgangsrapportage van de planbureaus10 betrokken kan worden bij het formuleren van prioriteiten op het gebied van brede
welvaart in de Miljoenennota.
Vraag 12
Kunt u in zijn algemeenheid toelichten hoe actueel de onderliggende data zijn op basis
waarvan de Monitor Brede Welvaart 2022 wordt vastgesteld?
Antwoord op vraag 12
De Monitor Brede Welvaart laat primair middellangetermijntrends zien. Voor de Monitor
Brede Welvaart & de SDG’s 2022 (Bijlage bij Kamerstuk 34 298, nr. 36) was de trendperiode 2014–2021. In deze editie zijn (voor de wielen Hier en nu, Later
en Elders, de SDG-dashboards en het meten van Schokbestendigheid van Brede Welvaart)
in totaal 282 verschillende (unieke) indicatoren opgenomen. Bij 130 daarvan zijn de
trends gebaseerd op datareeksen tot en met verslagjaar 2021 (46%). Het is niet voor
alle indicatoren mogelijk al over het laatste jaar cijfers te presenteren, omdat de
brondata niet beschikbaar zijn. Het CBS publiceert bij de monitor maatwerktabellen
in Excel waarin alle gebruikte data beschikbaar gesteld zijn, inclusief bronvermelding
en andere metadata. Zie Monitor brede welvaart (cbs.nl) onder het kopje Bronnen.
Vraag 13
Bestaat er een risico dat op basis van de uitkomsten van de Monitor Brede Welvaart
beleidskeuzes worden gemaakt die te weinig op actuele informatie zijn gebaseerd?
Antwoord op vraag 13
Het CBS rapporteert in de Monitor overal de meest recente, beschikbare data en geeft
hiermee een zo actueel beeld mogelijk over het voorgaande jaar en de middellange termijn.
Desalniettemin is er voor sommige indicatoren geen data beschikbaar over het voorgaande
jaar(en), het CBS geeft daarom voor alle statistieken aan uit welk jaar ze komen.
Daarnaast, schetst de Monitor een breed integraal beeld van de brede welvaart en geeft
het inzicht in de bijbehorende ontwikkelingen en daarmee ook de uitdagingen. Dit geeft
inzicht voor beleidskeuzes, maar bij specifieke beleidsbeslissingen wordt altijd uitgegaan
van de meest actuele cijfers en waar nodig wordt daar ook extra informatie betrokken.
Hierbij geldt in zijn algemeenheid het aandachtspunt dat het systeem van brede welvaartsindicatoren
zich niet leent voor jaarlijkse sturing/microsturing. De gedachte achter het systeem
van brede welvaart is juist dat bepaalde trendmatige ontwikkelingen zichtbaar worden,
waar vervolgens het politieke gesprek over kan plaatsvinden hoe daarmee om te gaan.
Vraag 14
Voor hoeveel indicatoren in de Monitor Brede Welvaart 2022 is het meest recente verslagjaar
2021 en hoeveel indicatoren niet?
Antwoord op vraag 14
Bij 130 indicatoren zijn de trends gebaseerd op datareeksen tot en met verslagjaar
2021 (46%).
Vraag 15
Voor hoeveel indicatoren in de Monitor Brede Welvaart 2022 geldt dat het meest recente
verslagjaar voor 2020 ligt?
Antwoord op vraag 15
38 indicatoren hebben een meest recente verslagjaar dat niet 2020 of 2021 betreft
(13%).
Vraag 16
Voor hoeveel indicatoren in de Monitor Brede Welvaart 2022 geldt dat er te weinig
datapunten zijn om een trend te kunnen berekenen?
Antwoord op vraag 16
15 indicatoren hebben onvoldoende datapunten voor een trendberekening (5%). Deze ramingen
zijn in de dashboards herkenbaar, gemarkeerd met noot B.
Vraag 17
Kunt u aangeven of er stappen worden gezet om de tijdigheid van de data in de Monitor
Brede Welvaart 2022 verder te verbeteren?
Antwoord op vraag 17
Van 31 indicatoren wordt speciaal voor de Monitor Brede Welvaart en SDG’s een raming
gemaakt van het meest recente verslagjaar. Deze ramingen zijn in de dashboards herkenbaar
aan noot A. Wanneer mogelijk streeft het CBS altijd na om de tijdigheid van indicatoren
verder te verbeteren. De laatste jaren is hier ook behoorlijke voortuitgang geboekt,
maar hier zijn op dit moment geen expliciete trajecten of doelen voor opgezet.
Vraag 18
Kunt u aangeven op welke manier in de Voorjaarsnota gestuurd wordt op brede welvaart,
gegeven dat brede welvaart daar slechts eenmaal genoemd wordt?
Antwoord op vraag 18
De Voorjaarsnota 2022 (Kamerstuk 36 120, nr. 1) bevat de begrotingswijzigingen voor het lopende jaar en gaf dit jaar voor het eerst
een doorkijk naar de ontwerpbegroting 2023, die in september naar het parlement wordt
gestuurd. Dit kabinet zet zich in voor de brede welvaart en het welzijn van mensen
door te investeren op gebieden die hiervoor van groot belang zijn. Dit betreft onder
andere het tegengaan van klimaatverandering en te investeren in onderwijs. Dit zijn
essentiële onderdelen van brede welvaart en het kabinet streeft ernaar de brede welvaart
voor iedereen in Nederland te versterken. In de Miljoenennota, waar de definitieve
plannen van het kabinet voor volgend jaar worden uiteengezet, zal meer aandacht aan
brede welvaart worden besteed.
Vraag 19
Gegeven dat in de Miljoenennota van 2008 (Kamerstuk 31 200, nr. 1) al werd gesproken over het belang van brede welvaart en over bredewelvaartsdoelen,
hoe kan het dat er dan nu, 14 jaar later, nog altijd begonnen moet worden aan een
jarenlang traject om bredewelvaartsdoelen in de begrotingscyclus te integreren?
Antwoord op vraag 19
In veel opzichten hebben begrotingen al veel langer doelen die breder zijn dan financiële
welvaart. Zo bevat ieder artikel een algemene doelstelling, die zich doorgaans richt
op veel meer dan financiële welvaart. Dat sluit ook aan bij het feit dat overheidsbeleid
zich nadrukkelijk richt op ontwikkeling van brede welvaart. Met de ontwikkeling van
de Monitor Brede Welvaart door het CBS is de brede welvaart conceptueel meer coherent
geworden, wat de relatie met de begrotingscyclus logischer maakt. Het is inhoudelijk
wel nog steeds een zeer complex vraagstuk om twee veelomvattende thema-indelingen
(de Rijksbegroting gericht op autorisatie en allocatie van financiële middelen en
de Monitor Brede Welvaart), die van oorsprong verschillende uitgangspunten hebben,
op elkaar te matchen. Ik heb dan ook in mijn brief uiteengezet wat ik daarin de verstandige
stappen vind die gezet kunnen worden.
Vraag 20
Heeft u richting de planbureaus uw onvrede geuit over het feit dat zij niet voor de
Voorjaarsnota 2022 met een gezamenlijk voorstel zijn gekomen ten aanzien van een kernset
bredewelvaartsindicatoren terwijl dit eerder wel is toegezegd?
Antwoord op vraag 20
De ontwikkeling van bredewelvaartsindicatoren is een complex proces en de ambitie
van de planbureaus ligt hoog. Het is jammer dat de set niet eerder beschikbaar is,
maar aangezien het kabinet een raamwerk wil voor de langere termijn, gaat kwaliteit
boven snelheid. Overigens geven de planbureaus aan dat in volgende jaren zij wel voorafgaand
aan de voorjaarsbesluitvorming zullen publiceren zodat deze publicatie aansluit op
de begrotingscyclus.
Vraag 21
Waarom is het de planbureaus niet gelukt om voor de Voorjaarsnota 2022 een voorstel
in te leveren, terwijl dit wel eerder is toegezegd?
Antwoord op vraag 21
De planbureaus geven in hun voortgangsrapportage11 aan dat een brede welvaartsanalyse waarin vooruit wordt gekeken naar toekomstige
en onderlinge effecten van beleid bestaat nog nergens ter wereld. Nederland pioniert
op dit gebied. Dit vergt een intensief en ingewikkeld proces.
Vraag 22
Waarom wordt brede welvaart niet genoemd in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk
35 788, nr. 77)?
Antwoord op vraag 22
Dit kabinet zet zich in voor de brede welvaart en welzijn van mensen. Het coalitieakkoord
bevat de plannen voor deze kabinetsperiode. Hierbij gaat het onder andere om het tegengaan
van klimaatverandering, het bouwen van nieuwe betaalbare woningen, de verbeteringen
in de gezondheidzorg, het versterken van de veiligheid en het investeren in toekomstige
welvaart via onderwijs en innovatie. Deze ambities staan in het teken van het versterken
van de brede welvaart in Nederland.
Vraag 23
Kunt u enkele voorbeelden geven van rapportages van het kabinet over brede welvaart
in andere begrotingsstukken dan de Miljoenennota, waarvan u constateert dat dit in
toenemende mate gebeurt?
Vraag 55
Kunt u enkele voorbeelden geven waaruit blijkt dat brede welvaart in andere begrotingsstukken
dan de Miljoenennota al wordt meegenomen?
Antwoord op vraag 23 en 55
Verschillende departementen maken in de begrotingen koppelingen met brede welvaart.
LNV koppelt de Monitor Brede Welvaart aan de Regiodeals12, en EZK hanteert onder een beschrijving van het economisch beeld en de uitdagingen
voor EZK de brede welvaart als leidmotief13. Dit is terug te vinden op Rijksfinancien.nl, waarbij het ook mogelijk is middels
de zoekfunctie te zien dat er door de jaren heen in toenemende mate een gebruik van
de term brede welvaart in de departementale begrotingen te zien is.
Vraag 24
Zijn er voorbeelden van rapportages van het kabinet over brede welvaart in begrotingsstukken
die u als best practices beschouwt? Kunt u dit toelichten?
Antwoord op vraag 24
De Monitor Brede Welvaart van het CBS is een unieke publicatie, met een bijzonder
grote hoeveelheid aan relevante data op het gebied van brede welvaart. Wat betreft
de beschrijving van de ontwikkeling van brede welvaart kan dit worden gezien als een
(internationale) best practice.
De ontwikkeling van brede welvaart in beleid- en begrotingen vergt een stap in het
toepassen van brede welvaart. Op dit gebied zijn goede initiatieven, maar nog geen
duidelijke «best practices», omdat verschillende keuzes in de toepassing gemaakt kunnen
worden.
Vraag 25
Kunt u meer specifieke en concrete informatie geven over het voorziene overleg van
het kabinet met het CBS over de toegevoegde waarde van departementale factsheets?
Wanneer gaat dit overleg plaatsvinden en afgerond worden? Op welke uitkomst stuurt
u?
Vraag 30
Kunt u toelichten op welke wijze u overlegt met het CPB over het toekomstig gebruik
van factsheets die het breed welvaartsperspectief bij de departementale begrotingen
inzichtelijk maken?
Antwoord op vraag 25 en 30
Het CBS heeft een projectvoorstel geleverd waarin zij voorstellen de factsheets in
overleg met de departementen te ontwikkelen. Het CBS heeft meegelezen op de kamerbrief
over dit onderwerp, en er zijn diverse overleggen geweest met CBS in aanloop naar
de brief. Hierover vindt reeds overleg plaats met de departementen. De komende periode
staat in het teken van doorontwikkeling en aansluiting van de factsheets op de begrotingen.
Daarbij is het de inzet een aantal kernindicatoren in de beleidsagenda’s op te nemen.
Het is uiteindelijk aan de departementen om te bepalen of en hoe zij de factsheets
gebruiken in de departementale begrotingen. Ik werk eraan hier richtlijnen over op
te nemen in de Rijksbegrotingsvoorschriften.
Vraag 26
Bent u voornemens om, na bepaling van de prioriteiten van het kabinet op het gebied
van brede welvaart deze nader vast te leggen in een tijdpad voor de rest van de kabinetsperiode?
Antwoord op vraag 26
In de Kamerbrief Brede welvaart in de begrotingscyclus stelt het kabinet drie stappen
voor om brede welvaart een centralere positie te geven in begrotings- en verantwoordingsstukken.
Onderdeel hiervan is het verzoek aan de planbureaus om tot een set maatschappelijke
uitkomsten te komen, om op deze manier een onafhankelijk denkkader te creëren. Dit
kost echter tijd en het traject is nog niet compleet bij deze Miljoenennota. Vanwege
het belang van brede welvaart besteedt de aankomende Miljoenennota aandacht aan de
prioriteiten van het kabinet op het gebied van brede welvaart, in lijn met de ambities
uit het coalitieakkoord. Deze ambities staan vast en het kabinet zal zich blijven
inzetten om deze ambities te realiseren.
Vraag 27
Op welke manier is opvolging gegeven aan de motie van het lid Bruins c.s. over volgende
regeerakkoorden doorrekenen vanuit het bredewelvaartsperspectief (Kamerstuk 35 570 IX, nr. 28)?
Antwoord op vraag 27
De planbureaus geven in hun voortgangsrapportage14 aan dat de ontwikkeling van het analyse-instrumentarium voor het doorrekenen van
beleid op basis van brede welvaart minimaal vijf jaar duurt. Een dergelijk instrumentarium
bestaat nog nergens ter wereld. Het vergt een substantiële inzet van expertise, middelen
en tijd om tot het analyse-instrumentarium te komen en daarmee de wens van de motie
uit te voeren.
Vraag 28
Meent u op korte termijn inzicht te kunnen bieden in samenhangen (synergie-effecten
en afruilrelaties) tussen beleidsbeslissingen op verschillende terreinen en bredewelvaartsuitkomsten?
Antwoord op vraag 28
De planbureaus geven in hun voortgangsrapportage15 aan dat de ontwikkeling van het analyse-instrumentarium voor het doorrekenen van
beleid op basis van brede welvaart minimaal vijf jaar duurt. Een dergelijk instrumentarium
bestaat nog nergens ter wereld. Het vergt een substantiële inzet van expertise, middelen
en tijd om tot het analyse-instrumentarium te komen.
Vraag 29
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat u op bredewelvaartsuitkomsten stuurt waarop
beleid een meetbaar effect kan hebben? Bijvoorbeeld om een X aantal mensen boven een
bepaalde armoedegrens te brengen en niet alleen te sturen op belangrijke maar meer
abstracte indicatoren als tevredenheid met leefomgeving?
Antwoord op vraag 29
Zoals de Kamerbrief brede welvaart in de begrotingscyclus beschrijft, is het vaststellen
van een meetbaar effect van beleid op bredewelvaartuitkomsten complex. Zo kunnen indicatoren
bijvoorbeeld pas op langere termijn de effecten van gevoerd beleid laten zien en hangen
de mogelijke effecten van beleidsmaatregelen vaak samen met tal van andere factoren.
Het kabinet ziet bredewelvaartindicatoren als belangrijke handvatten om naar beleid
te kijken en als onderdeel van een denkkader om de effecten van beleid op alle dimensies
van welvaart en welzijn in ogenschouw te nemen.
Vraag 31
Is het al bij de ontwerpbegroting 2023 te verwachten dat het breed welvaartsbegrip
zichtbaar een grotere rol speelt bij de bepaling van de inzichtbehoefte bij de Strategische
Evaluatie Agenda (SEA)?
Vraag 56
Wordt er bij de uitvoering van de Strategische Evaluatie Agenda ook daadwerkelijk
gebruik gemaakt van de mogelijkheid om meer aandacht voor brede welvaart te bieden?
Zo ja, kunt u daarvan enkele voorbeelden geven?
Antwoorden op vraag 31 en 56
De departementale Strategische Evaluatie Agenda’s (SEA’s) en de inzichtbehoefte die
hierin wordt meegenomen, richten zich op het beleid van het betreffende departement.
Dit beleid kan op vele manieren bijdragen aan brede welvaart. Het betreffende departement
is verantwoordelijk voor de inhoudelijke invulling van zijn beleid en de SEA. De SEA
is een bijlage bij de ontwerpbegrotingen. Bij de behandeling van de ontwerpbegrotingen
kunt u met de betreffende bewindspersonen het inhoudelijke gesprek aangaan over brede
welvaart in de SEA’s.
Vraag 32
Wat doet u er los van een module bij de Rijksacademie voor Financiën, Economie en
Bedrijfsvoering precies aan om brede welvaart een integraal onderdeel te laten zijn
van de beleidsmakerscultuur op de verschillende departementen?
Vraag 54
Kunt u aangeven of en, zo ja, welke initiatieven er al op departementen worden opgepakt
om bredewelvaartsindicatoren mee te nemen in de beleidsvoorbereiding?
Antwoord op vraag 32 en 54
Mijn rol als Minister van Financiën reikt niet tot aan de beleidsmakerscultuur op
alle departementen. Iedere Minister is zelf verantwoordelijk voor zijn of haar beleidsvoering.
Wel kan ik aangeven dat de Minister voor Rechtsbescherming bezig is om het Integraal
Afwegings Kader (IAK), de normen voor beleidsontwikkeling, te herzien en daarbij wordt
gekeken hoe Brede Welvaart daarin een plek kan krijgen. Op dit moment is de planning
om over de herziening na de zomer een kamerbrief te versturen. Overigens hebben de
Sustainable Development Goals (SDG’s) al een plaats in het IAK16. Daarbij ben ik heel blij met de snelle ontwikkeling van de module Brede Welvaart
bij de Rijksacademie voor Financien, Economie en Bedrijfsvoering omdat deze een bijdrage
zal leveren aan de bewustwording rondom dit thema.
Vraag 33
Hoeveel interdepartementale trainingen, lezingen, cursussen, etcetera zijn er de afgelopen
twee jaar gegeven over (het belang van) brede welvaart?
Antwoord op vraag 33
Hier is geen centraal overzicht van.
Vraag 34
Wat doet u richting uw eigen departement om het sturen op brede welvaart onderdeel
te laten zijn van de organisatiecultuur? Voert u hier actief beleid op, met een stappenplan
en doelstellingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn deze stappen en doelstellingen?
Antwoord op vraag 34
De gedachte van brede welvaart sluit goed aan bij het werk en de verantwoordelijkheden
van het Ministerie van Financiën. Zo wordt er geadviseerd en worden er besluiten genomen
over tal van beleidsterreinen waarin niet alleen financiële en economische afwegingen
een rol spelen, maar ook afwegingen ten aanzien van verschillende aspecten van brede
welvaart. Het verder beschikbaar komen van data en analyse-instrumenten op dit gebied
vergroot de mogelijkheden om deze afwegingen te onderbouwen en sterker naar voren
te laten komen. Dit vergt uiteindelijk een balans en politieke keuzes.
Zoals beschreven in de Kamerbrief, ga ik ook met het CBS en de vakdepartementen in
gesprek om factsheets over brede welvaart van het CBS verder te ontwikkelen. Het uitgangspunt
is dat het CBS ook voor Ministerie van Financiën tot een factsheet komt, en dat dit
in lijn met de brief in mijn begroting een plek krijgt. Dit traject vergt tijd en
zal nog niet afgerond zijn bij de ontwerpbegroting 2023.
Vraag 35
Bent u op de hoogte van verschillende initiatieven die door departementen worden genomen
om hun beleidsvoorbereiding en -uitvoering beter te laten aansluiten op het breed
welvaartsbegrip waarbij ook de invloed daarvan op de kwaliteit van leven van latere
generaties en/of mensen elders in de wereld wordt meegewogen? Zou u de Kamer daar
een voorlopige inventarisatie van kunnen toesturen?
Antwoord op vraag 35
Er is geen centraal overzicht beschikbaar van de verschillende initiatieven op dit
terrein. Wel speelt brede welvaart op verschillende manieren een rol in de beleidsvoorbereiding
zoals in de brief n.a.v. de motie Hammelburg van 23 mei jl.17 is aangegeven. Bijvoorbeeld in het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving
(IAK, dat thans wordt herzien) en bij het uitvoeren van maatschappelijke kosten-batenanalyses
(MKBA’s; op 2 juni jl. is de in de brief aangekondigde aanvulling op de MKBA-leidraad
vanuit het perspectief van brede welvaart door het CPB en PBL gepubliceerd18).
Vraag 36
Op welke wijze zouden volgens u departementen van elkaar kunnen leren bij de integratie
van het breed welvaartsbegrip in de begrotings- en beleidscyclus?
Antwoord op vraag 36
Zoals ik in de Kamerbrief van 23 mei heb omschreven zit de complexiteit hem in de
verband tussen beleid en indicatoren uit de Monitor Brede Welvaart. Ik wil enerzijds
voorzichtig zijn: de wereld is niet ineens maakbaar wanneer er indicatoren in de begroting
staan. Anderzijds is het goed om in kaart te hebben wat er wel en niet kan. Om daarin
een balans te vinden is het logisch dat departementen ervaringen uitwisselen. Begin
2023 zal worden bekeken wat de exercitie met de factsheets heeft opgeleverd en hoe
dat verder kan worden ontwikkeld, waarbij de inzet uit de brief voor mij staat.
Vraag 37
Op welke manier integreert de Inspectie der Rijksfinanciën (het belang van) brede
welvaart in haar werk richting andere departementen?
Vraag 38
Heeft de Inspectie der Rijksfinanciën op dit moment de expliciete opdracht bij andere
departementen expliciet erop aan te sturen dat beleid bijdraagt aan brede welvaart?
Zo ja, hoe is dit gecodificeerd?
Antwoord op vraag 37 en 38
De belangrijkste taak van de Inspectie der Rijksfinanciën (IRF) is het toezien op
de budgettaire inpasbaarheid van beleidsvoornemens en het toezicht op de doeltreffendheid
en doelmatigheid op voorgenomen beleidsvoorstellen. De budgettaire inpasbaarheid en
beheersbaarheid, maar ook de doeltreffendheid en doelmatigheid, gaan hand in hand
met brede welvaart. De houdbaarheid van overheidsuitgaven is immers randvoorwaardelijk
voor brede welvaart in de toekomst. En sturen op doeltreffendheid en doelmatigheid
staat volledig in dienst van brede welvaart. Doeltreffendheid beziet in welke mate
de gestelde (brede welvaarts)doelstellingen worden bereikt met een beleidsinstrument
en de doelmatigheid beziet of dit gebeurt op een zuinige manier, zodat ook andere
(brede welvaarts)doelstellingen kunnen worden bereikt. Voor de IRF is het primair
de taak om naar de hier genoemde aspecten te kijken. Een taak die al meer dan 100
jaar elke dag veel aandacht vraagt.
Vraag 39
Hoe gaat u om met de spanning dat u enerzijds het initiatief voor het ontwikkelen
van een breed welvaartskader bij (onafhankelijke) planbureaus legt, en de vraag op
welke brede welvaartsdoelen de regering stuurt tegelijkertijd een ultiem politieke
is? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de ruimte voor deze politiek genomen gaat worden,
zodat hier ook democratische verantwoording over afgelegd gaat worden?
Antwoord op vraag 39
Ontwikkelingen op het gebied van brede welvaart zijn een samenspel van politiek, samenleving
en wetenschap. Het kabinet acht de onafhankelijke ontwikkeling van denkkaders op het
gebied van brede welvaart van groot belang om een consistent en breed gedragen benadering
van het begrip mogelijk te maken. Hiermee is het mogelijk een denkkader te ontwikkelen
dat consistent blijft op de lange termijn en de politieke discussies over brede welvaart
vergemakkelijkt. Een onafhankelijk raamwerk biedt dit kabinet, en volgende kabinetten,
de mogelijkheid om de politieke prioriteiten hierbinnen te formuleren, zonder dat
het denkkader zelf afhankelijk is van de politieke cyclus.
Vraag 40
Hoe verhouden de bredewelvaartmonitor zich tot demografische aspecten zoals de bevolkingsgroei?
Is er een mogelijkheid om die effecten ook te meten?
Antwoord op vraag 40
De Monitor Brede Welvaart van het CBS bevat op dit moment geen expliciete indicator
over bevolkingsgroei. Het is aan het CBS om al dan niet hier over data op te nemen.
Vraag 41
Waarom hebben het Planbureau voor de Leefomgeving en het Sociaal en Cultureel Planbureau
niks gepubliceerd over een breed welvaartskader voorafgaand aan de Voorjaarsnota 2022?
Antwoord op vraag 41
De planbureaus hebben gezamenlijk hun voortgangsrapportage voor het integreren van
brede welvaart in de begrotingssystematiek19 gepubliceerd. Het is aan de planbureaus zelf om in onafhankelijkheid te beslissen
over het al dan niet zelfstandig publiceren over brede welvaart.
Vraag 42
Waarom duurt het vijf jaar om een kernset indicatoren te ontwikkelen op het gebied
van brede welvaart?
Antwoord op vraag 42
De planbureaus geven in hun voortgangsrapportage20 aan dat de ontwikkeling van het analyse-instrumentarium voor het doorrekenen van
beleid op basis van brede welvaart nog nergens ter wereld bestaat. Het vergt een substantiële
inzet van expertise, middelen en tijd om tot het analyse-instrumentarium te komen.
Vraag 43
Welke acties zouden eraan kunnen bijdragen dat al eerder een kernset indicatoren ontwikkeld
zou kunnen worden op het gebied van brede welvaart?
Antwoord op vraag 43
Het kabinet is gesprek met de planbureaus over de voortgang op het ontwikkelen van
het analyse-instrumentarium op het gebied van brede welvaart. Het kabinet acht deze
ontwikkeling van groot belang, en geeft dat regelmatig aan bij de planbureaus. Tegelijkertijd
geven de planbureaus aan dat de ontwikkeling van dit instrumentarium uitdagend is,
mede omdat het nog nergens ter wereld bestaat.
Vraag 44
Is kabinet in staat een top vijf van prioritaire indicatoren te benoemen bij het betrekken
van de Miljoenennota dit jaar?
Antwoord op vraag 44
Zoals beschreven in de Kamerbrief zal het kabinet aankomende Miljoenennota de prioriteiten
op het gebied van brede welvaart benoemen. Dit zal echter geen rangschikking van indicatoren
bevatten; dit doet geen recht aan de complexe afwegingen tussen verschillende prioriteiten
die het kabinet en de Kamer moeten maken.
Vraag 45 t/m 53
Welke aannames worden er gemaakt in de huidige maatschappelijke kosten-batenanalyse
(MKBA)-leidraad ten aanzien van de verwachte vervoersbewegingen op de weg en in hoeverre
is daar rekening gehouden met evidente beperkingen als gevolg van de klimaatdoelen
van Parijs, nationale en Europese klimaatwetgeving of stikstofdoelen?
Welke aannames worden er gemaakt in de huidige MKBA-leidraad ten aanzien van de verwachte
vliegbewegingen en in hoeverre is daar rekening gehouden met evidente beperkingen
als gevolg van de klimaatdoelen van Parijs, nationale en Europese klimaatwetgeving
of stikstofdoelen?
Welke aannames worden er gemaakt in de huidige MKBA-leidraad ten aanzien van de verwachte
zeevaartbewegingen en in hoeverre is daar rekening gehouden met evidente beperkingen
als gevolg van de klimaatdoelen van Parijs, nationale en Europese klimaatwetgeving
of stikstofdoelen?
Klopt het dat de MKBA van zeesluis IJmuiden niet maatschappelijk rendabel was geweest
als de nieuwste doelen en regelgeving op klimaatgebied waren meegenomen in de MKBA,
zoals onderzoeksbureau Investico stelt? Zo nee, kan dat kwantitatief worden onderbouwd?
Klopt het dat de MKBA van zeesluis Terneuzen niet maatschappelijk rendabel was geweest
als de nieuwste doelen en regelgeving op klimaatgebied waren meegenomen in de MKBA,
zoals onderzoeksbureau Investico stelt? Zo nee, kan dat kwantitatief worden onderbouwd?
Klopt het dat de MKBA van de Tweede Maasvlakte niet maatschappelijk rendabel was geweest
als de nieuwste doelen en regelgeving op klimaatgebied waren meegenomen in de MKBA,
zoals onderzoeksbureau Investico stelt? Zo nee, kan dat kwantitatief worden onderbouwd?
Klopt het dat het CPB-scenario waarin onder de afgesproken twee graden opwarming vanuit
het Parijs-akkoord niet is opgenomen in de MKBA-leidraad? Zo ja, waarom is dat niet
gebeurd?
Welke projecten van het Rijk die wel uitgevoerd zijn in de afgelopen tien jaar zouden
niet maatschappelijk rendabel zijn geweest indien evidente beperkingen als gevolg
van de klimaatdoelen van Parijs, nationale en Europese klimaatwetgeving of stikstofdoelen
volledig waren meegenomen in de berekening?
Antwoord op vraag 45 t/m 52
De maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) is een instrument om systematisch kosten
en baten in kaart te brengen en te wegen ten behoeve van de beleidsvoorbereiding.
In de Algemene leidraad voor Maatschappelijke Kosten-Baten Analyses wordt aangegeven
welke eisen aan een MKBA worden gesteld. N.a.v. de motie Sneller21 is er inmiddels een aanvulling op de leidraad verschenen vanuit het perspectief van
brede welvaart. Deze aanvulling was aangekondigd in de brief n.a.v. de motie Hammelburg
(Kamerstuk 35 925, nr. 88) van 23 mei jl.22 en is op 2 juni jl. gepubliceerd door het CPB en PBL23. Het MKBA-instrument is flexibel in de zin dat alle type omgevingsfactoren, maatregelen
en effecten kunnen worden meegenomen. Voor de specifieke toepassing van MKBA’s op
infrastructuurprojecten verwijs ik graag naar de toezegging van Staatssecretaris Heijnen
tijdens de Transportraad van 2 juni jl. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 936) Zij heeft daar toegezegd om de vaste commissie voor I&W schriftelijk te informeren
over grote infrastructurele projecten waarbij mogelijk een risico bestaat in verband
met de energietransitie. IenW verkent hoe de aanvulling van het CPB en PBL een praktische
doorwerking kan krijgen op het IenW terrein. In de MIRT-brief van dit najaar zal IenW
hierover rapporteren.
De WLO-scenario’s van het CPB en het PBL uit 2015 vormen belangrijke bouwstenen bij
de toepassing van MKBA’s, en ook voor de Integrale Mobiliteitsanalyse 2021 (IMA-2021)
welke een beeld geeft van de mobiliteitsontwikkelingen en opgaven op de lange termijn.
De WLO-scenario’s omvatten demografische en economische trends en bijbehorende ontwikkelingen
in de fysieke leefomgeving. De onzekere toekomst wordt zo gevat in twee scenario’s.
Het PBL werkt samen met onder andere het CPB aan een nieuwe WLO. Aanleiding hiervoor
is onder meer het aangescherpte internationale klimaatbeleid. De publicatie wordt
verwacht in 2024. Vervolgens zullen de modellen geschikt gemaakt worden, zodat de
nieuwe WLO de basis vormt voor de doorrekeningen van ontwikkelingen en beleid. In
de MIRT-brief van 23 juni 2022 is IenW nader ingegaan op de veranderende goederenstromen
als gevolg van de energietransitie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.C. Sneller, voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier