Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Jaarplan van de Inspectie SZW voor 2022 (Kamerstuk 35925-XV-21)
35 925 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2022
Nr. 87 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 februari 2022
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over de brief van 23 november 2021 over het Jaarplan van de Inspectie SZW voor 2022
(Kamerstuk 35 925 XV, nr. 21).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 december 2021 aan de Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 1 februari 2022 zijn de vragen
door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Peters
De adjunct-griffier van de commissie, Blom
Inleiding
De aard van de vragen illustreert het belang dat de leden hechten aan veilig, gezond
en eerlijk werk en bestaanszekerheid, en aan het toezicht daarop. De schriftelijke
beantwoording is daarom ook relatief uitgebreid. Op deze manier wil de Arbeidsinspectie
zoveel mogelijk inzicht geven. Tegelijk geldt dat het werkterrein breed is en de Arbeidsinspectie
17 programma’s heeft. Dat gaat van sectoraal (Bouw en infrastructuur, Horeca en detailhandel,
Schoonmaak, etc.) via thematisch (Bedrijven met gevaarlijke stoffen, Arbeidsdiscriminatie
en psychosociale arbeidsbelasting, Asbest, etc.) tot stelseltoezicht (Certificatie
en markttoezicht, SUWI en sociaal domein).
Uw vragen hebben betrekking op het Jaarplan 2022 van de Arbeidsinspectie, de onafhankelijke
toezichthouder op het arbeidsdomein. Uw vragen zijn daarom feitelijk beantwoord vanuit
dat perspectief. Ik merk daarbij op dat mijn collega-bewindspersonen en ik grote ambities
hebben, onder meer gericht op hervorming van de arbeidsmarkt1 en een betere aanpak van mensenhandel. De precieze kabinetsambities en -plannen ontvangt
u op een ander moment.
Ik hecht eraan u mede te delen dat de Arbeidsinspectie beschikbaar is om voor vervolgvragen
of nadere toelichting, ook per programma, een aanvullende technische briefing te geven
indien uw Kamer dat wenst.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse en belangstelling kennisgenomen van
het jaarplan van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) voor 2022 (vanaf
2022: Nederlandse Arbeidsinspectie) dat naar de Kamer is gestuurd en hebben daar nog
enkele vragen bij.
De leden van de D66-fractie constateren dat de Arbeidsinspectie (hierna: de Inspectie)
een aantal zelfinspectietools heeft ontwikkeld en hier in het aankomende jaar extra
op wil inzetten. Heeft de Inspectie, gegeven deze doelstellingen, zicht op het huidige
gebruik en de effectiviteit van deze tools, zo vragen deze leden.
Antwoord: Ja, het gebruik van de zelfinspectietools wordt doorlopend gemonitord. De
tools worden gericht onder de aandacht gebracht van werkgevers. In het Jaarverslag
2020 staat dat ruim 67.000 personen zijn bereikt met de zelfinspectietools2, en in 2021 ruim 55.000. De tools worden met gerichte campagnes bij doelgroepen onder
de aandacht gebracht, waardoor het bereik fluctueert. Verder wordt elke vier jaar
de bekendheid, waardering, gebruik en effect van de tools gemeten. Hieruit blijkt
dat gebruikers van een zelfinspectietool vaker dan anderen overgaan tot het nemen
van maatregelen om gezonder, veiliger of eerlijker te werken. Daarom blijft de Arbeidsinspectie
werken aan bekendheid van de tools en het stimuleren van het gebruik.
De leden van de D66-fractie constateren ook dat de Inspectie inzet op nauwere samenwerking
met (regionale) partners en het beter zichtbaar maken hoe meldingen en verzoeken worden
opgepakt door de Inspectie. Deze leden vragen zich af of dit inhoudt dat bij elke
melding vanuit een partner ook wordt teruggekoppeld.
Antwoord: In beginsel wordt over deze meldingen ook teruggekoppeld aan de melder,
tenzij AVG-bescherming of het onderzoeksbelang zich daartegen verzetten.
De leden van de D66-fractie zijn positief gestemd over de genoemde thema’s voor de
stelselmonitor Werk en Inkomen. Deze leden vragen zich daarbij af of binnen de stelselmonitor
ook expliciet ingegaan wordt op het «doenvermogen» van burgers rondom Werk en Inkomen.
Antwoord: De Arbeidsinspectie houdt toezicht op de doeltreffendheid van de uitvoering
in het stelsel van werk en inkomen. Deze wettelijke taak is verankerd in artikel 37
van de wet SUWI. Het afstemmen van de dienstverlening van organisaties op het doenvermogen
van burgers ziet de Arbeidsinspectie als belangrijke voorwaarde voor de doeltreffendheid
van de uitvoering. In enquêtes en interviews onder uitkeringsgerechtigden en uitvoeringsprofessionals
stelt de Arbeidsinspectie daarom vragen over onder andere de toegankelijkheid van
de dienstverlening en inkomensondersteuning en de begrijpelijkheid van brieven. Een
voorbeeld hiervan is het onderzoek van de Arbeidsinspectie naar het niet-gebruik van
de algemene bijstand.3
De leden van de D66-fractie constateren dat strafrechtelijke vervolging volgens de
Inspectie een ultimum remedium is. Deze leden vragen zich af of het etiket «uiterste middel» gepast is voor strafrechtelijke
vervolging, gegeven het hardnekkige fenomeen van arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling.
Kan deze zinsnede nader worden toegelicht, zo vragen deze leden.
Antwoord: Het gebruik van de woorden «uiterste middel» kan de indruk wekken dat het
middel terughoudend of «als laatste» zou worden ingezet. Alhoewel «ultimum remedium»
ook zeker die betekenis kan hebben, is dat hier niet bedoeld. Bedoeld wordt uit te
drukken dat het om «uiterste» gaat in de zin van zwaarte en indringendheid van de
gevolgen voor de beklaagde. De inzet van de Arbeidsinspectie is gerelateerd aan motieven
van werkgevers om regels na te leven of te overtreden, via de zogenaamde werkgeverspiramide.4
In de vraag worden arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling genoemd. Dat is in de
top van de werkgeverspiramide. Specifiek op dat vlak heeft de Arbeidsinspectie geopperd
om situaties van ernstige benadeling, die nu nog niet strafrechtelijk aangepakt kan
worden, onder bereik van dit zwaarste/uiterste middel te brengen. Ook in die zin is
er dus geen terughoudendheid.
Als verschijningsvorm van mensenhandel is arbeidsuitbuiting een ernstig misdrijf.
De Aanwijzing Mensenhandel5 van het Openbaar Ministerie bepaalt dat signalen van mensenhandel in alle gevallen
worden opgepakt en dat relevante aanknopingspunten strafrechtelijk worden onderzocht.
In zoverre zet de Arbeidsinspectie waar mogelijk en nodig altijd in op strafrechtelijk
onderzoek. De leden van de D66-fractie noemen in deze ook ernstige benadeling. In
een recente rapportage6 oppert de Arbeidsinspectie om arbeidsuitbuiting als zelfstandig delict strafbaar
te stellen. Dit zou er ook toe kunnen leiden dat bepaalde situaties van ernstige benadeling
strafrechtelijk kunnen worden aangepakt. Het demissionaire kabinet heeft halverwege
2021, nadat een verkenning is uitgevoerd, aangegeven dat aanpassing van het desbetreffende
strafrechtartikel 273f Wetboek van Strafrecht mogelijk en wenselijk is.7 In het coalitieakkoord 2021–2025 is dit ook expliciet opgenomen.8
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de verschillende cijfers en statistieken
in hoofdstuk zes. Deze leden vragen zich af of de cijfers inclusief korte toelichting
over de opgelegde boetes en dwangsommen ook inzichtelijk kunnen worden gemaakt.
Antwoord: De Arbeidsinspectie rapporteert in haar jaarverslagen9 periodiek over de opgelegde boetes en dwangsommen en over de inning daarvan. In het
jaarverslag 2021 zullen deze cijfers ook weer inzichtelijk worden gemaakt. Eveneens
heeft de Arbeidsinspectie begin 2021 een meer algemeen beeld van het boetebeleid geschetst.10 Op pagina 10 is inzicht gegeven in het totaal aantal boetebeschikkingen en boeteverlagingen
in bezwaar en (hoger) beroep en betalingsregelingen. In de periode 2016-oktober 2020
gaat het bijvoorbeeld om 10.178 boetebeschikkingen.11
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het jaarplan van de Inspectie
SZW voor 2022 en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er tot januari 2022 nog het Samenwerkingsplatform
Arbeidsmigranten en COVID-19 is, onder leiding van het Landelijk Operationeel Team
Corona. Hierin werkt de Inspectie samen met onder andere de veiligheidsregio’s, de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Gemeentelijke gezondheidsdienst
(GGD). Momenteel wordt uitgewerkt hoe de voortzetting zal zijn van deze samenwerking
in 2022 en verder. Kan de Staatssecretaris al meer inzicht geven hoe de voortzetting
zal verlopen of wanneer hier duidelijkheid over komt?
Antwoord: Het is van belang dat de GGD GHOR Nederland, RIVM en de toezichthouders
signalen met elkaar blijven delen, ook nu het project Samenwerkingsplatform arbeidsmigranten
en COVID-19 is afgerond. Zolang het Landelijk Operationeel Team Corona (LOT-C) actief
is, worden ook signalen die daar binnenkomen doorgegeven. Ook daarna is het van belang
om informatie te blijven delen over infectieziekten wanneer dat noodzakelijk of nuttig
is. Door de ervaringen met de samenwerking rond corona zullen deze partijen elkaar
zondermeer beter weten te vinden dan voorheen. Ten aanzien van signalen en samenwerking
los van corona, geldt dat de meer regionale werkwijze van de Arbeidsinspectie die
in 2022 wordt ingevoerd, aansluit bij de opgedane ervaringen met LOT-C. Ook los van
corona geldt dat meldingen bij de Arbeidsinspectie die op het terrein van een andere
dienst of een gemeente liggen, zullen worden doorgeleid. Tevens betekent het dat lokaal
en regionaal samen wordt opgetreden als daartoe aanleiding is. Dit kan plaatsvinden
in het kader van RIEC (regionale informatie en expertise centra) samenwerking, LSI
(landelijke stuurgroep interventieteams) of bijvoorbeeld FRIT (flexibel regionaal
interventieam) in Noord-Limburg dat in 2022 start. Deelnemers van het FRIT zijn onder
andere meerdere Limburgse gemeenten, UWV, SVB en de Arbeidsinspectie.
De leden van de CDA-fractie lezen dat bij de aanpak van arbeids(markt)discriminatie
wordt aangegeven dat in de sector Sociale Werkvoorziening de problemen intern ongewenst
gedrag en discriminatie al jaren hardnekkig zijn. Daarom zal de Inspectie samen met
betrokken partijen onderzoek doen naar de achterliggende oorzaken en een werkwijze
ontwikkelen om deze problemen aan te pakken. Wanneer kan de Kamer de resultaten van
het onderzoek verwachten?
Antwoord: De inspectie gaat in 2022 aan de slag met het ontwikkelen van een werkwijze
om de problemen in de sector Sociale Werkvoorziening aan te pakken. Over de aanpak
en de resultaten zal worden gerapporteerd via de reguliere jaarverslagen en programmarapportages.
Over samenwerking lezen de leden van de CDA-fractie in het Meerjarenplan 2019–2022:
«Om meer maatschappelijk effect te bereiken wil de Inspectie de komende periode haar
samenwerking verbreden en versterken. Dat gebeurt op verschillende niveaus: internationaal,
nationaal, regionaal en lokaal.» In 2022 krijgt de samenwerking een impuls als er
geen coronarestricties zijn, hoe wordt dit vormgegeven?
Antwoord: Op internationaal niveau betreft de samenwerking vooral de deelname van
de Arbeidsinspectie aan de recent opgerichte European Labour Authority (ELA). Hier
wil de Arbeidsinspectie ook nadrukkelijk een voortrekkersrol spelen. Op nationaal
niveau gaat het met name om de samenwerking vanuit de inspectieprogramma’s met sectorale
vertegenwoordigers, zoals bijvoorbeeld gebeurt binnen het programma Bouw en Infrastructuur
en het programma Asbest. Voorbeelden van andere samenwerking zijn die in BRZO+-verband
en die met de Douane over binnenkomende producten. Regionaal betreft het de samenwerking
met bijvoorbeeld Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC’s) en lokaal met
gemeenten. Als onderdeel van de doorontwikkeling12 van de Arbeidsinspectie zullen de ontvangen meldingen in het merendeel van de gevallen
in de betrokken regio’s afgehandeld gaan worden. Daarmee wil de Arbeidsinspectie de
samenwerking met regionale partners versterken.
Over de opvolging van het rapport van de Algemene Rekenkamer (ARK) inzake arbeidsuitbuiting
lezen de leden van de CDA-fractie enkel dat deze (blz. 24) «ter harte wordt genomen»
en er na een onderzoeksperiode aanvullende stappen zijn gezet. Op welke wijze worden
aanbevelingen geadresseerd in het jaarplan 2022?
Antwoord: In het Jaarplan 2022 van de Nederlandse Arbeidsinspectie staat een beknopte,
algemene passage over het vervolg op het ARK-rapport. Een uitgebreidere toelichting
staat in de Inspectie-rapportage over verdienmodellen en arbeidsuitbuiting, die uw
Kamer op 15 november jl. heeft ontvangen.13 In die rapportage wordt de informatie uit het ARK-rapport verdiept en geactualiseerd
met recente cijfers (namelijk ook 2020 en de eerste helft van 2021). Ook wordt beschreven
dat de verbeterde werkwijze van de opsporingstak vanaf 2019 heeft geleid tot een betere
registratie van mogelijke slachtoffers en kortere doorlooptijden. Onder meer door
de oprichting van het Operationeel Informatiepunt Cluster Mensenhandel, dat alle meldingen
en signalen van arbeidsuitbuiting centraal beoordeelt. Ook is in juni 2020 een nieuw
rechercheteam ingericht, waarvan een groot deel van de rechercheurs zich alleen op
de bestrijding van arbeidsuitbuiting richt. Daarnaast leidt de groeiende inzet van
capaciteit in 2020–2023, als gevolg van het verder beschikbaar komen van de extra
gelden uit het vorige regeerakkoord, tot een intensievere aanpak. Uit de geactualiseerde
cijfers blijkt dan ook dat na 2019 de aantallen onderzoeken en ingezette instrumenten
bij ernstige benadeling stijgen. Tevens is de samenwerking met ketenpartners, waaronder
de Afdelingen Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AIVM’s), geïntensiveerd.
De leden van de CDA-fractie constateren dat er een handhavingsmoratorium geldt op
de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA), echter de Kamer heeft met
de Minister wel besproken om te handhaven bij kwaadwillendheid, bijvoorbeeld in bepaalde
sectoren waar sterke vermoedens/aanwijzingen zijn dat hier sprake is van zelfstandigen
zonder personeel (zzp)-constructies. Hoe wordt hierop ingezet in 2022?
Antwoord: De leden refereren aan het handhavingsmoratorium. Dat betreft de Belastingsdienst.
De Arbeidsinspectie hanteert geen handhavingsmoratorium bij haar toezicht op de naleving
van de arbeidswetgeving.14 Als er bijvoorbeeld sprake blijkt te zijn van schijnzelfstandigheid, en de opdrachtgever
als werkgever moet worden aangemerkt, dan gelden de relevante wettelijke verplichtingen
zoals het wettelijk minimumloon. Op grond van onderzoek15 is vastgesteld, en dit is nog onverkort van toepassing, dat het onderscheid tussen
zelfstandigheid en werknemerschap in de praktijk allerminst zwart-wit is. Er is sprake
van een grijs gebied. In veel zaken kan door inspecteurs van de Arbeidsinspectie niet
uitgemaakt worden of zij met echte zzp-ers te maken hadden of met werknemers; bij
het toezicht op eerlijk werk is dat circa in 50% van de gevallen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het jaarplan van de Inspectie
SZW. Deze leden hebben nog enkele vragen.
Handhaving coronamaatregelen
De leden van de SP-fractie constateren dat de Inspectie voornemens is om in 2022 weer
over te gaan op de reguliere prioritering na twee jaar aan handhaving van de coronamaatregelen.
Kan het kabinet toelichten waarom deze prioritering is gesteld terwijl nu blijkt dat
werknemers en werkgevers zich ook in 2022 aan beperkende maatregelen zullen moeten
gaan houden? Zal de Inspectie ook in 2022 worden ingezet om beperkende maatregelen
zoals het houden van afstand of thuiswerken te handhaven en waar nodig te bestraffen
zodat werknemers op een veilige manier kunnen werken?
Antwoord: De uitvoering van de Jaarplannen 2020 en 2021 van de Arbeidsinspectie stonden
sterk in het teken van de coronacrisis en de mogelijkheden het Inspectiewerk zo in
te richten dat de gezondheid op de werkvloer, conform de eisen daaraan en de te nemen
beperkende maatregelen, kon worden gehandhaafd. In 2022 is het uitgangspunt om de
inzet van de capaciteit van de Arbeidsinspectie in te zetten op basis van de reguliere
weging van alle arbeidsrisico’s ten opzichte van elkaar. Zoals de leden van de SP-fractie
terecht opmerken is, sinds de voorbereiding van het Jaarplan 2022, de situatie rond
corona met de opkomst van de Omikron-variant gewijzigd. De gevolgen van deze variant
en eventuele daaropvolgende varianten zijn moeilijk te voorspellen. Ten opzichte van
het jaarplan leidt dit, in ieder geval in het begin van 2022 tot het voortzetten van
de corona-aanpak. Dit houdt in dat de eerder door de Arbeidsinspectie ingerichte structuur
voor meldingen, centrale triage en follow-up richting werkgevers over door hen toegepaste
coronamaatregelen onverkort van toepassing blijft. Bij die follow-up van meldingen
legt de Arbeidsinspectie de focus op gedragsaanpassing in bedrijven, om besmettingsrisico’s
te beperken.
Bewustmaking wetten
De leden van de SP-fractie constateren dat uit het jaarplan en het eerdere jaarverslag
van de Inspectie blijkt dat een meerderheid van de werkgevers onbedoeld de regels
en wetten overtreedt. Deze leden vragen zich af hoe het komt dat een meerderheid van
de werkgevers zich hier niet van bewust is. Kan het kabinet dit toelichten, met daarin
meenemend de eerdere bewustmakingscampagnes en plannen om deze bewustwording te vergroten?
Waarom heeft dit tot nu toe nog niet tot een gewenst resultaat geleid? Kan het kabinet
ingaan op de nieuwe strategie van de bewustmakingscampagne? Op welke sectoren wordt
dit gericht? Tot welk resultaat moet dit leiden en wanneer? Hoe worden de ervaringen
van eerdere pogingen daarbij betrokken?
Antwoord: Voorop staat dat het de verantwoordelijkheid van werkgevers is om zich aan
de verschillende arbeidswetten te houden. Tegelijk blijkt dat veel werkgevers zich
niet altijd aan de wettelijke voorschriften houden, onder meer omdat zij deze voorschriften
niet of niet goed genoeg kennen. Het kabinet ziet het daarom als een voortdurend aandachtspunt
om wet- en regelgeving zo breed mogelijk bekendheid te geven, samen met andere partijen
zoals brancheorganisaties en sociale partners. De Arbeidsinspectie draagt daaraan
bij.
De Arbeidsinspectie werkt risicogericht en programmatisch, met als doel om de belangrijkste
risico’s op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Daarmee wordt ingezet op het behalen van
maatschappelijk effect. De Arbeidsinspectie zet steeds een brede mix van interventies
in, zoals communicatie, inspecties en druk op partners in ketens (opdrachtgevers,
brancheorganisaties), die leidt tot een verbetering van de naleving van de arbeidswetten.
Daarbij hanteert de Arbeidsinspectie de werkgeverspiramide als conceptueel denkmodel,
zoals ook genoemd in antwoord op een eerdere vraag van de D66-fractie. Onder de noemer
van «nalevingscommunicatie» benadert de Arbeidsinspectie vooral die werkgevers die
een gebrek aan kennis en bewustzijn van wet- en regelgeving hebben, de zogenoemde
onbedoelde overtreders.16 Het doel is dan om werkgevers te informeren en/of hun (risico)bewustzijn te vergroten
om daardoor specifieke doelgroepen te helpen wet- en regelgeving na te leven. Dergelijke
sectoraanpakken van de Arbeidsinspectie worden zo gericht mogelijk ingezet en waar
mogelijk worden de effecten gemonitord. Een voorbeeld is een combinatie van een gerichte
LinkedIn-campagne en aankondigingsbrieven van inspecties bij garagebedrijven over
arbozorgbepalingen. Deze hebben bijgedragen aan een hogere naleving van die arbozorgbepalen
door garagebedrijven.17 De Arbeidsinspectie blijft daarom dit soort nalevingscommunicatie heel gericht inzetten.
Daarnaast zetten verschillende inspectieprogramma’s in 2022 weer in op het promoten
van de zelfinspectietools en checklists. Uit onderzoek blijkt dat werkgevers die deze
tools gebruiken vaker dan anderen overgaan tot maatregelen om beter te voldoen aan
wet- en regelgeving.
Strafrechtelijke vervolging
De leden van de SP-fractie snappen de overweging dat strafrechtelijke vervolging in
het jaarplan een ultimum remedium wordt genoemd, maar willen het kabinet er wel graag op wijzen dat bijvoorbeeld de
ARK pasgeleden heeft vastgesteld dat strafrechtelijke vervolging door de huidige wet
soms lastig is, ook als er het vermoeden is dat er een ernstig delict wordt gepleegd.
De leden van de SP-fractie weten dat het kabinet hiermee bezig is, maar vragen zich
af of het kabinet vindt dat er uit het jaarverslag 2020 van de Inspectie of het voorliggende
jaarplan andere signalen komen die erop wijzen dat de wet bij sommige vergrijpen nog
te weinig ruimte tot strafrechtelijke vervolg biedt. Gaat het kabinet naar aanleiding
van het advies van de ARK hierover in gesprek met de Inspectie?
Antwoord: Op 15 november jl. heeft mijn voorganger een uitgebreide rapportage van
de Arbeidsinspectie over verdienmodellen en arbeidsuitbuiting aan uw Kamer gezonden.18 Uit de verdiepende analyse van 60 zaken van de Arbeidsinspectie blijkt dat de problematiek
van arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling effectiever kan worden aangepakt als
onder meer arbeidsuitbuiting als zelfstandig delict strafbaar wordt gesteld. Deze
rapportage was in antwoord op een verzoek van uw Kamer naar meer informatie en gedachtevorming
op dit vlak. Het kabinet betrekt de bevindingen van de Arbeidinspectie, maar ook die
van andere organisaties zoals de Algemene Rekenkamer, bij de aanpassing van artikel
273f van het Wetboek van Strafrecht, dat ook onderdeel van het coalitieakkoord is.
Knock and talk
De leden van de SP-fractie constateren dat ook uit het jaarplan blijkt dat de Inspectie
de zogenoemde «knock and talk» aanpak als effectief instrument ziet, omdat door te
dreigen met opsporing werkgevers hun methodes aanpassen. Kan het kabinet aangeven
bij welke overtredingen deze methode wordt toegepast? Hoe wordt de keuze tussen «knock
and talk» en directe opsporing en handhaving gemaakt? Hoelang worden werkgevers hierna
nog gemonitord om in de gaten te houden dat zij later niet alsnog terugvallen op overtredingen?
Antwoord: De Arbeidsinspectie past «knock and talk»-gesprekken onder andere toe bij
mogelijke overtredingen van de NOW-regeling. De inzet is steeds uitvloeisel van de
afweging welke interventie de meeste kans op succes zal hebben. De inschatting van
de effectiviteit van de inzet van dit instrument in de voorliggende situatie wordt
door de betreffende professionals gemaakt en per geval beoordeeld. In het Jaarverslag
2020 is uitgelegd dat deze methode wordt toegepast bij serieuze signalen die echter
onvoldoende ernstige fraude-indicaties bevatten.19 Het effect van dergelijke gesprekken wordt gemonitord, bijvoorbeeld of onterecht
ontvangen subsidies zijn teruggestort.
Toets de toetser
De leden van de SP-fractie merken op dat een aanbeveling uit het rapport «toets de
toetser» wordt genoemd. Kan het kabinet aangeven of de andere aanbevelingen uit dit
rapport ook worden meegenomen bij de nieuwe opzet van de certificatie-eisen voor de
typen arbokerndeskundigen?
Antwoord: Veel aanbevelingen uit dit rapport zijn meegenomen in het nieuwe certificatieschema
voor arbeidshygiënisten, arbeids- en organisatiedeskundigen en hogere veiligheidskundigen,
dat medio dit jaar wordt ingevoerd. Het certificatieschema is specifiek gericht op
de kennis en vaardigheden voor toetsing van en advisering over de Risico Inventarisatie
en Evaluatie (RI&E). Ook beoogt het certificatieschema er aan bij te dragen dat voor
de verschillende typen arborisico’s de meest geschikte deskundigheid wordt ingezet,
zoals de arbeidshygiënist bij gevaarlijke stoffen.
Wat de aanbeveling ten aanzien van de rol van de bedrijfsartsen betreft wordt in de
Kamerbrief Voortgang Meerjarenprogramma RI&E aangegeven dat dit onderwerp nog nader
moet worden bezien.20 Verder is in lijn met een van de aanbevelingen in het rapport binnen het Meerjarenprogramma
RI&E een traject gestart ter verduidelijking van de kaders van de toetsing van de
RI&E. In het eerste kwartaal wordt de Tweede Kamer nader geïnformeerd over de voortgang
van dit traject en het Meerjarenprogramma RI&E.
Programma’s
De leden van de SP-fractie lezen dat in de bijlage van het jaarplan de programma’s
van de Inspectie SZW worden genoemd. Deze leden hebben vragen over een aantal van
deze programma’s.
De leden van de SP-fractie bereiken berichten dat arbeidsmigranten in de tuinbouw
soms zonder bescherming moeten werken met giftige stoffen. Zij zijn zich hier vaak
niet van bewust of kennen de regels niet. Deze leden vinden het daarom goed dat er
door de Inspectie wordt ingezet op handhaving en controles. Kan het kabinet aangeven
of de Inspectie ook manieren zoekt om arbeidsmigranten bewust te maken van de eventuele
overtredingen van hun werkgever, bijvoorbeeld door de risico’s van bepaalde stoffen
kenbaar te maken in gemeenschappen van arbeidsmigranten of door voorlichting te richten
op gemeenten waar veel arbeidsmigranten in de tuinbouw werken?
Antwoord: De werkgever is verantwoordelijk voor gezonde, veilige en eerlijke arbeidsomstandigheden.
Dat houdt in dat de werkgever onder andere moet zorgen voor het juiste loon, fatsoenlijke
arbeidstijden en een gezonde werkomgeving. Ingevolge de arbeidsomstandighedenwetgeving
moet de werkgever zijn werknemers ook voorlichten over de te verrichten werkzaamheden,
de daaraan verbonden risico’s en de genomen maatregelen ter voorkoming of beperking
van deze risico’s. De Arbeidsinspectie houdt risicogericht toezicht in de glastuinbouw
via het programma Agrarisch en Groen. Daarbij wordt ook gekeken naar de risico’s en
mitigerende (beschermings)maatregelen op het gebied van onder andere gewasbeschermingsmiddelen.
Als werkgevers de arbeidsregels overtreden, dan heeft de Arbeidsinspectie verschillende
interventiemogelijkheden om werkgevers te bewegen tot naleving. Naast een waarschuwing
of eis tot naleving, kan de inspectie ook een boete opleggen of werkzaamheden bij
ernstig gevaar stilleggen. Momenteel lopen nog diverse inspecties in de glastuinbouw.
Op basis van de bevindingen zal de Arbeidsinspectie bepalen of en welke vervolgstappen
er in overleg met de betrokken brancheorganisaties moeten worden gezet. Hiervan zou
voorlichting aan werknemers, waaronder ook arbeidsmigranten, deel kunnen uitmaken.
In 2022 besteedt de European Labour Authority (ELA) gericht aandacht aan de bevordering
van rechtvaardige en veilige arbeidsomstandigheden voor seizoenarbeiders die in de
EU-landen werken. De Arbeidsinspectie gaat hierop aanhaken.
Meer in het algemeen heeft het kabinet voor arbeidsmigranten de website www.workinnl.nl over wonen en werken in Nederland beschikbaar gesteld. Hierop staat ook dat de werkgever
verantwoordelijk is voor een veilige en gezond werkomgeving én dat desgewenst een
melding gedaan kan worden bij de Arbeidsinspectie. De inhoud van deze website is beschikbaar
in het Nederlands, Engels, Pools, Bulgaars, Roemeens en Spaans. Daarnaast wordt deze
informatie actief verspreidt via organisaties die veel met arbeidsmigranten werken,
via sociale partners en het maatschappelijk middenveld. Op deze manier bereikt de
informatie ook daadwerkelijk de arbeidsmigranten.
Een ander signaal dat de leden van de SP-fractie ontvangen komt voor in de sector
transport. Het blijkt in de praktijk lastig om te controleren op de voor chauffeurs
gestelde urennormen. Kan het kabinet aangeven of de Inspectie dit signaal herkent
en wat er gebeurt om de urennormen door heel de Europese Unie te controleren? Hoe
kan dit verbeterd worden?
Antwoord: Dit signaal is bekend. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft
recent enkele vragen hierover bij het Meerjarenplan 2022–2026 van de Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT) beantwoord.21 Daarbij is aangegeven dat Nederland vanaf 2022 naar verwachting zal voldoen aan de
Europese norm voor het aantal (direct) te controleren chauffeursdagen, door verdere
digitalisering van het toezicht gecombineerd met fysieke inspecties. De ILT richt
zich vooral op ernstige overtredingen, zoals stelselmatige tachograaffraude.
De leden van de SP-fractie constateren dat uit het jaarverslag 2020 van de Inspectie
bleek dat er in de maaltijdbezorging nog veel misstanden voorkomen. Deze leden vinden
het daarom goed dat dit door de Inspectie is opgenomen in het programma Horeca en
detailhandel. Deze leden missen hierbij als doel dat ook de onveilige werkomstandigheden
van zowel maaltijdbezorgers als de relatief nieuwe flitsbezorgers worden teruggedrongen.
Kan het kabinet aangeven hoe de Inspectie wil gaan controleren op zware prestatiedruk
van bezorgers waardoor zij roekeloos gedrag in het verkeer kunnen gaan vertonen en
een gevaar kunnen vormen voor zichzelf en anderen? Kan het kabinet aangeven hoe de
Inspectie dit meetbaar maakt en hierop toeziet via controles?
Antwoord: De arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van bezorgers hebben in de
afgelopen jaren veel aandacht van de Arbeidsinspectie gekregen. Dit resulteerde onder
andere in het signaal om 16 jaar als minimumleeftijd te hanteren. Dit heeft geleid
tot aanpassing in de regelgeving om voor maaltijdbezorging 16 jaar als minimum te
hanteren. Ook in 2022 heeft maaltijdbezorging net als inmiddels flitsbezorging de
aandacht van de Arbeidsinspectie. Op grond van wet- en regelgeving omtrent arbeidsomstandigheden
dienen werkgevers de arbeidsrisico’s zoals werkdruk in hun Risico-Inventarisatie en
Evaluatie (RI&E) te onderkennen, en deze risico’s in een plan van aanpak van passende
maatregelen te voorzien. De Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving van deze
verplichting voor werkgevers, ook maaltijd- en flitsbezorging, waarvoor een aanpak
wordt ontwikkeld. De aanpak bij maaltijdbezorging bestaat onder meer uit onderzoeken
en inspecties bij platforms en werkgevers in de maaltijdbezorging, en het informeren
van jonge bezorgers en hun ouders. Daarnaast werkt de Arbeidsinspectie in 2022 samen
met de Nationale Politie, onder andere in gezamenlijke inspecties bij maaltijdbezorgingsbedrijven.22
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het jaarplan
van de Inspectie en hebben hierover nog enkele vragen. In algemene zin valt het deze
leden op dat er wel doelen worden geformuleerd, maar weinig meetbare doelstellingen.
Deze leden vragen wat de achterliggende overweging is en of het mogelijk zou zijn
om ook meer meetbare doelstellingen vast te leggen.
Antwoord: Op geaggregeerd niveau, dus door de Arbeidsinspectie als geheel, staan in
de begroting van SZW en in de jaarplannen en -verslagen van de Arbeidsinspectie vier
meetbare doelstellingen (zoals de verhouding actief/reactief bij gezond en veilig
werk) en een aantal andere cijfermatige indicatoren (zoals handhavingspercentages).
Een indicatie voor het beoogde maatschappelijke effect is dit handhavingspercentage.
Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin de
Arbeidsinspectie erin slaagt risicogericht te inspecteren, dus om werkgevers te bezoeken
die de regels daadwerkelijk overtreden. Het handhavingspercentage bij herinspectie
zegt iets over de mate waarin de Arbeidsinspectie erin slaagt om een gedragsverandering
te realiseren bij werkgevers die de regels in eerste instantie niet naleefden.
Zoals eerder aangegeven werkt de Arbeidsinspectie risicogericht en programmatisch.
Dit houdt in dat de activiteiten in programma’s worden georganiseerd die zich richten
op het tegengaan van de belangrijkste risico’s op de arbeidsmarkt. Daarmee wordt ingezet
op het behalen van maatschappelijk effect. Het realiseren en zichtbaar maken hiervan
is een belangrijke ambitie van de Inspectie. Daarbij geldt ook dat maatschappelijk
effect zich minder makkelijk in meetbare doelen en kwantitatieve cijfers laat uitdrukken
dan «streepjes» als aantallen inspecties en onderzoeksrapporten. Daarom is dit een
meerjarige ontwikkelopgave.
Naast het jaarplan wordt ook in programmarapportages en jaarverslagen nader ingegaan
op de doelen, resultaten en effecten van de verschillende inspectieprogramma’s en
projecten. Uitgebreide programmarapportages zijn onder meer die over schijnconstructies
en cao-naleving 2014–2018 (oktober 2018), die over uitzendbureaus 2016–2019 (juli
2020) en die over werken met gevaarlijke stoffen 2016–2020 (juli 2021). Concrete voorbeelden
op projectniveau betreffen het hoge handhavings- en naleefpercentage van (her)inspecties
door de Arbeidsinspectie bij bedrijven die werken met carcinogene, mutagene en reprotoxische
stoffen, daarnaast dat na de inzet van de eerste communicatie-interventies het merendeel
van de garagehouders hun documenten over arbozorg op orde hadden, en ook de adequatere
rolinvulling door opdrachtgevers in de sector bouw en infra waardoor bij aanbestedingen
van werken in de gehele keten veilig, gezond en eerlijk werken mogelijk is.23
Voorts lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat er tot januari 2022 nog een Samenwerkingsplatform
Arbeidsmigranten en COVID-19 is, onder leiding van het Landelijk Operationeel Team
Corona. Deze leden vragen of er een wens is om te blijven samenwerken en wat daar
voor nodig is.
Antwoord: Zie het eerdere antwoord op dezelfde vraag van leden van de CDA-fractie.
Onlangs is de motie van de leden Maatoug en Simons aangenomen, om de Inspectie de
bevoegdheid te geven om bij ernstige benadeling over te gaan tot bestuurlijke stillegging.24 Deze leden vragen op welke termijn deze motie zal worden uitgevoerd en welke stappen
hiervoor nodig zijn.
Antwoord: Op dit moment wordt onderzocht op welke wijze en binnen welke termijn de
motie kan worden uitgevoerd.
Ten slotte lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat de Inspectie werkt met drie
andere rijksinspecties binnen Toezicht Sociaal Domein (TSD) om het effect van het
gezamenlijk toezicht verder te vergroten. Deze leden vragen om nader toe te lichten
wat deze samenwerking concreet inhoudt.
Antwoord: Binnen het sociaal domein hebben gemeenten bepaalde verantwoordelijkheden
op het gebied van zorg, participatie en zelfredzaamheid, werk en jeugdhulp. Deze taken
zijn vastgelegd in verschillende wetten, waaronder de Participatiewet. Het toezicht
op de uitvoering van de Participatiewet is in hoofdzaak een decentrale aangelegenheid.
Ten aanzien van de samenwerking in de structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
(SUWI) heeft de Arbeidsinspectie een toezichtstaak. Daartoe werkt de Arbeidsinspectie
samen met drie andere landelijke inspecties (Inspecties van het Onderwijs, van Gezondheid
en Jeugd en van Justitie en Veiligheid) binnen het Toezicht Sociaal Domein (TSD).
Ieder van deze inspecties brengt vanuit de eigen bevoegdheden en taken haar expertise
in om tot signalerende toezichtrapporten te komen over de samenwerking en integrale
zorg en ondersteuning binnen het sociaal domein. Daarbij staat het perspectief van
de burger steeds centraal, dat wil zeggen dat TSD kijkt of organisaties die met elkaar
samenwerken om hulp te bieden, uitgaan van de ondersteuningsbehoefte van burgers.
Door als inspecties hier gezamenlijk naar te kijken en daarover te reflecteren wordt
de doeltreffendheid van de uitvoering van de publieke dienstverlening vergroot. Het
gezamenlijke Meerjarenprogramma TSD 2021–2024 en de nadere uitwerking in de Werkagenda
2021–2022 geven meer inzicht in deze samenwerking.25
Op het thema bestaanszekerheid vragen deze leden zich af of de Inspectie naast de
stelselmonitor nog andere acties gaat ondernemen op dit thema.
Antwoord: In antwoord op een vraag van de D66-fractie is aangegeven dat de Arbeidsinspectie
toezicht houdt op de doeltreffendheid van de uitvoering in het stelsel van werk en
inkomen. De basis voor dit toezicht is de genoemde stelselmonitor. Deze monitor kan
waar nodig en mogelijk worden aangevuld met thematische onderzoeken op het thema bestaanszekerheid,
zoals naar de impact van de coronacrisis op het stelsel van werk en inkomen.26 Daarnaast werkt de Arbeidsinspectie binnen dit thema ook samen met drie andere rijksinspecties
binnen het TSD.
Vragen en opmerkingen van de leden van de DENK-fractie
De leden van de DENK-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het jaarplan
van de Inspectie SZW voor 2022 (Kamerstuk 35 925 XV, nr. 21). Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de DENK-fractie lezen in het jaarplan dat in de samenleving arbeids(markt)discriminatie
(AMD, onderdeel van de Psychosociale arbeidsbelasting (PSA)-problematiek) steeds minder
wordt getolereerd. In de sectoren waar dit volgens risicoanalyse al jaren een probleem
is, blijken risico’s niet af te nemen, ondanks inspectie-interventies en verbeteracties
door bedrijven zelf. Welke sectoren blijken uit de risicoanalyse arbeids(markt)discriminatie
een verhoogd risico te lopen? Kan het kabinet verklaren waarom het risico op arbeids(markt)discriminatie
niet afneemt?
Antwoord: Arbeids(markt)discriminatie is een persistent probleem en risico dat om
die reden in een programmatische aanpak onderdeel van het Inspectietoezicht vormt.
Jaarlijks voert de Arbeidsinspectie risicoanalyses uit om te bepalen in welke sectoren
het risico het grootst is. Daaruit blijkt dat de problematiek rondom het niet afnemen
van het risico op arbeids(markt)discriminatie speelt in het onderwijs en de zorg,
maar bijvoorbeeld ook in de beveiliging, het transport, de industrie, de kunst- en
cultuursector en bij politie en defensie.27 Uit ervaring blijkt dat er allerlei factoren denkbaar zijn die invloed kunnen hebben
waarom het risico niet afneemt. De problematiek rondom arbeids(markt)discriminatie
is complex en laat zich niet gemakkelijk vangen in een enkelvoudige oplossing. De
aanpak van arbeids(markt)discriminatie vraagt daarom om een brede maatschappelijke
aanpak en bewustwording, waarbij toezicht het sluitstuk vormt. Deze aanpak is de afgelopen
regeerperiode vormgegeven in het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018–2021.28 Daarin stonden naast de pijler toezicht & handhaving, ook de pijler onderzoek & instrumenten
en de pijler kennis & bewustwording centraal. Activiteiten op deze terreinen van onder
andere toezicht, onderzoek en bewustwording zullen ook de komende periode worden voortgezet
en opgepakt. Dit met als doel om het risico op arbeids(markt)discriminatie verder
te laten afnemen. De Kamer wordt daarover periodiek geïnformeerd.
De leden van de DENK-fractie wensen graag een overzicht te ontvangen van het kabinet
van welke inspectie-interventies in het afgelopen jaar op arbeids(markt)discriminatie
zijn gepleegd. Tevens wensen deze leden te vragen welke verbeteracties op arbeids(markt)discriminatie
doorgevoerd zijn door bedrijven naar aanleiding van deze activiteiten van de Inspectie
en of hier cijfers over kunnen worden gegeven. Deze leden wensen ook te vragen welke
concrete acties in de toekomst genomen worden door de Inspectie op het thema arbeids(markt)discriminatie.
Antwoord: Het programma Arbeidsmarktdiscriminatie en PSA rapporteert jaarlijks in
het jaarverslag of in programmarapportages over de activiteiten van het programma.
In 2020 heeft het programma verschillende interventies gepleegd, zoals de campagne
«Bewust van je blinde vlek», is een expertisesessie georganiseerd, zijn diverse onderzoeken
gedaan en zijn (her)inspecties uitgevoerd bij onder andere de hout- en meubelbranche
en grote bouwconcerns.29 Zo zijn er bijvoorbeeld binnen de hout- & meubelbranche 113 inspecties uitgevoerd
gericht op bewustwording bij werkgevers. Als tekortkomingen (overtredingen) werden
geconstateerd, kregen de bedrijven aan het einde van het inspectietraject geen handhavingsbrief,
maar een advies om de tekortkomingen op te pakken. Naar aanleiding van deze inspecties
heeft 95% van de werkgevers aangegeven actie te gaan ondernemen. Daarnaast is er bij
ruim 130 werkgevers een herinspectie uitgevoerd en in alle gevallen waren de tekortkomingen
opgeheven. Voor 2022 gaat het programma onder andere (her)inspecties uitvoeren bij
diverse sectoren en een online vacaturescanner ontwikkelen en toepassen.
In 2022 gaat de Arbeidsinspectie aan de slag met een nieuwe meerjarenprogrammaring
(2023–2026) waarin het thema arbeids(markt)discriminatie wordt meegenomen. Op basis
van die meerjarenprogrammaring zullen de interventies voor de toekomst worden bepaald.
De leden van de DENK-fractie lezen dat in het jaarplan wordt geschreven over de toegevoegde
aanvullende middelen voor arbeidsdiscriminatie. Deze leden wensen te vragen waar deze
middelen concreet aan zijn uitgegeven.
Tevens wensen deze leden te vragen waarom de relatieve inzet van het team arbeidsdiscriminatie
van 3% naar 2% gaat in de toekomst. Tevens wensen deze leden te vragen waarom er geen
effectindicator op arbeidsdiscriminatie wordt genoemd, zoals bij andere thema’s.
Antwoord: Conform het Inspectie Control Framework (ICF) en het Meerjarenplan 2019–2022
van de Arbeidsinspectie is van de totale uitbreiding met € 50,5 miljoen 3% voor Arbeids(markt)discriminatie.
De uitbreiding van het team Arbeidsdiscriminatie is al in 2021 bereikt. De capaciteit
voor arbeids(markt)discriminatie is daarmee verdubbeld sinds de start van het team
in 2015. De middelen voor arbeids(markt)discriminatie worden ingezet voor onder andere
het aannemen van inspecteurs, uitvoeren van inspecties en andere interventies, en
het doen van onderzoek. De capaciteit op de andere domeinen Veilig & Gezond en Eerlijk
zal in aankomende jaren, eveneens conform het ICF, verder groeien tot in 2023. Bij
gelijkblijvende capaciteit voor Arbeids(markt)discriminatie vanaf 2021, maar toenemende
capaciteit op de andere genoemde domeinen, zal Arbeids(markt)discriminatie in relatieve
zin van 3% in 2021 naar 2% in 2023 gaan. Voor dit programma is geen kwantitatieve
indicator geformuleerd; de effecten worden in kwalitatieve zin geduid in de jaarverslagen.
De leden van de DENK-fractie lezen in het jaarplan dat om de mogelijkheden tot toezicht
en handhaving op het gebied van arbeidsmarktdiscriminatie te versterken, aandacht
wordt gegeven aan het bestrijden van discriminatie in sollicitatieprocedures, met
– als sluitstuk – een handhavende rol voor de Inspectie. Hoe sorteert de Inspectie
voor op het wetsvoorstel Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie? Zullen de
toezicht normen die worden opgesteld voor deze wet met de Kamer worden gedeeld? Kan
deze wet met de bestaande capaciteit van het team arbeidsdiscriminatie worden gehandhaafd?
Antwoord: Met het oog op de mogelijke totstandkoming van een wet toezicht gelijke
kansen bij werving en selectie, voert de Arbeidsinspectie verkennende en normstellende
inspecties uit. Deze inspecties zijn gericht op voorlichting over de eisen uit het
wetsvoorstel en normontwikkeling ten aanzien van werving en selectie. In 2020 heeft
de Arbeidsinspectie 250 verkenningen bij werkgevers uitgevoerd op het gebied van discriminatie
tijdens werving en selectie.30 Ook in 2022 zal de Arbeidsinspectie verkennende en normstellende inspecties uitvoeren.31
In het wetsvoorstel is voorzien dat krachtens algemene maatregel van bestuur (AMvB)
nadere regels worden gesteld voor de vereisten, zoals de werkwijze waar werkgevers
en intermediairs over dienen te beschikken. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel
is dit beschreven.32 Zoals in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel is opgenomen, zal het toezicht
in de beginfase na inwerkingtreding van de wet naar verwachting met name gericht zijn
op werkgevers die in het geheel geen werkwijze met betrekking tot werving en selectie
hebben of waarbij evidente tekortkomingen worden geconstateerd. Gaandeweg zal het
toezicht van de Arbeidsinspectie zich meer gaan richten op de werkwijzen die nog omissies
vertonen. De Kamer zal over de normen en nadere uitwerking van de eisen uit de wet
worden geïnformeerd. Zoals aangegeven in de Memotie van Toelichting bij het wetsvoorstel
zijn de uitgaven voor dit wetsvoorstel gedekt binnen de SZW-begroting.
De leden van de DENK-fractie wensen graag de volgende cijfers van het kabinet te ontvangen
over de beschikbare afgelopen jaren: Hoeveel inspecties zijn er uitgevoerd op arbeids(markt)discriminatie?
Hoeveel tekortkomingen zijn er op arbeids(markt)discriminatie geconstateerd? Hoeveel
sancties zijn er op arbeids(markt)discriminatie opgelegd? Hoeveel herinspecties zijn
er uitgevoerd op arbeids(markt)discriminatie? In hoeveel gevallen zijn de geconstateerde
tekortkomingen weggenomen op arbeids(markt)discriminatie?
Antwoord: Jaarlijks wordt over de resultaten van het programma Arbeidsmarktdiscriminatie
en PSA gerapporteerd in het jaarverslag van de Arbeidsinspectie of in de programmarapportage.
In 2020 zijn er 860 inspecties uitgevoerd in het kader van arbeids(markt)discriminatie.33 Hiervan zijn 440 inspecties uitgevoerd op het gebied van discriminatie op de werkvloer
en 420 verkenningen op het gebied van werving & selectie. Bij ruim 130 bedrijven vond
een herinspectie plaats en in alle gevallen waren de tekortkomingen opgeheven.
In 2021 zijn er 1220 inspecties uitgevoerd in het kader van arbeids(markt)discriminatie.
Hiervan zijn 782 inspecties uitgevoerd op het gebied van discriminatie op de werkvloer
en 438 verkenningen op het gebied van werving & selectie. Op het gebied van werving
& selectie heeft de Arbeidsinspectie nog geen wettelijke bevoegdheid. De geconstateerde
tekortkomingen waren vooral onvolledige RI&E’s, een onvolledig plan van aanpak, onvolledige
of ontbrekende gedragsregels, het ontbreken van de juiste voorlichting & training
van leidinggevenden en medewerkers op discriminatie, een onvolledig basiscontract
met een Arbodienst en het ontbreken van een vertrouwensvoorziening of klachtenstructuur.
Bij ruim 120 bedrijven vond er een herinspectie plaats. Op één werkgever na waren
alle tekortkomingen opgeheven. Voor deze werkgever is een boeterapport opgemaakt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.P.H.J. Peters, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
L.B. Blom, adjunct-griffier