Schriftelijke vragen : De Kamerbrief van 20 december 2021 ‘Toekomstige organisatie van zorg voor patiënten met aangeboren hartafwijkingen’
Vragen van de leden Van der Plas (BBB) en Pouw-Verweij (JA21) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de Kamerbrief van 20 december 2021 «Toekomstige organisatie van zorg voor patiënten met aangeboren hartafwijkingen» (ingezonden 17 januari 2022).
Vraag 1
Hoe verhoudt het besluit tot concentratie van hoogcomplexe zorg bij aangeboren hartafwijkingen
(AHA) in twee centra zich tot de inschatting van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
(IGJ) dat het aantal volwassenen met AHA in de komende 30 jaar zal verdubbelen?
Vraag 2
Heeft u deze toekomstverwachting meegenomen in uw beslissing?
Vraag 3
Is de kwetsbaarheid van zorg meegenomen bij dit besluit, aangezien bij een calamiteit
in één van de twee centra alle zorg terechtkomt bij het overgebleven centrum? Welke
consequenties kan dit hebben en zijn die meegenomen?
Vraag 4
Erkent u dat de IGJ aangeeft dat alle huidige centra de nodige kwaliteit in zorg kunnen
leveren?
Vraag 5
Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Zo ja, wat is dan de reden om niet naar geografische spreiding van locaties te kijken?
Vraag 7
Bent u bekend met het feit dat patiënten die hoogcomplexe zorg bij AHA nodig hebben,
maar beperkt belastbaar zijn?
Vraag 8
Is de belastbaarheid van patiënten die hoogcomplexe zorg bij AHA nodig hebben een
onderdeel van de afweging geweest?
Vraag 9
Deelt u de mening dat zorg in heel Nederland toegankelijk en bereikbaar moet zijn?
Vraag 10
Onderkent u dat het weghalen van hoogcomplexe zorg voor aangeboren hartafwijkingen
ook invloed heeft op de houdbaarheid van andere onderdelen van de zorg (zoals kinderlongchirurgie
en -transplantaties, kinder pulmonale hypertensiezorg die al landelijk zijn gecentraliseerd
en acute kinder Intensive Care (IC)-zorg)?
Vraag 11
Hoe denkt u ziekenhuizen te ondersteunen bij het op peil houden van deze overige zorg?
Vraag 12
Waarom is het zogenaamde DC3-plan door uw ministerie afgewezen?
Vraag 13
Waarom vermeldt u in uw brief dat er geen voorstel vanuit de Universitair Medisch
Centra (UMC’s) zelf lag (gesteund door zes van zeven UMC’s) terwijl drie UMC’s gezamenlijk
tot het DC3-plan zijn gekomen?
Vraag 14
Waarom vindt u levensloopzorg alleen van belang bij hoogcomplexe hartafwijkingen en
niet bij andere hartafwijkingen?
Vraag 15
Kunt u aangeven waarom u bij volwassenen alleen de zeer complexe interventies wil
concentreren en u in uw advies afwijkt van het advies in het visierapport van de (drie)
beroepsgroepen, om alle interventies van aangeboren hartafwijkingen van alle patiënten
te concentreren in twee of drie centra, vanuit het principe van levensloopzorg?
Vraag 16
Is concentratie van zorg niet voor alle interventies van aangeboren hartafwijkingen
van belang en waar legt u dan de grens?
Vraag 17
Beseft u dat door uw huidige voorstel het enige centrum in Nederland dat zich bezighoudt
met Pulmonale Hypertensie bij kinderen, gesloten gaat worden? Heeft u de gevolgen
hiervan in beeld en hoe heeft u dit meegewogen in uw beslissing?
Vraag 18
Beseft u dat het weghalen van planbare hartzorg voorbijgaat aan de noodzaak om snel
en goed bereikbare acute zorg te kunnen verlenen in de regio?
Indieners
-
Gericht aan
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Indiener
Caroline van der Plas, Kamerlid -
Medeindiener
N.J.F. Pouw-Verweij, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.