Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over de juridische basis waarmee gemeentes gedwongen worden asielzoekers op te vangen
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid en de Minister-President over de juridische basis waarmee gemeentes gedwongen worden asielzoekers op te vangen (ingezonden 21 december 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid), mede namens
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 10 januari 2022).
Vraag 1
Herinnert u zich dat u op 12 december jl. een brief aan de Kamer heeft geschreven
waarin u aankondigt «aanwijzingen te geven aan de gemeenten Enschede, Gorinchem en
de regio Rotterdam» voor de acute noodopvang van asielzoekers in noodopvanglocaties?
Antwoord 1
Ja, met dien verstande dat niet op 12 maar op 14 december jl. het kabinet een brief
aan uw Kamer heeft gezonden getiteld «Acute noodopvang asielzoekers». Bij de verdere
beantwoording is de aanname dat u op deze brief doelt.
Vraag 2
Hebben de aanwijzingsbrieven die vervolgens naar de betrokken autoriteiten zijn gegaan
enig (publiekrechtelijk) rechtsgevolg?
Antwoord 2
De Nederlandse staat heeft zich via het EU-recht, het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens, het Vluchtelingenverdrag, de Opvangrichtlijn en andere internationale
verdragen verbonden aan het opvangen en begeleiden van asielzoekers, vanuit de overtuiging
dat mensen die vluchten voor vervolging en geweld recht hebben op bescherming in Nederland.
De Nederlandse staat is een gedecentraliseerde eenheidstaat. Het is daarmee een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van alle Nederlandse overheden om aan de verplichtingen ten aanzien
van opvang en begeleiding van asielzoekers te voldoen.
De genoemde brieven hadden tot doel de betreffende gemeenten te bewegen al het nodige
te doen om de acuut noodzakelijke tijdelijke asielopvang op zeer korte termijn te
realiseren. Door verhoogde instroom, problemen bij uitstroom van statushouders naar
gemeenten en beperkte terugkeer van afgewezen asielzoekers was er sprake van een acute
noodsituatie in de opvanglocaties. Er waren in december in ieder geval 2000 opvangplekken
te kort. Het kabinet zag zich daarom genoodzaakt om specifieke locaties aan te wijzen,
vanwege de acute noodsituatie, vanwege onze internationale verplichtingen en om crisisnoodopvang
in tenten en gymzalen te voorkomen waardoor Nederland asielzoekers niet langer menswaardige
opvangvoorzieningen kon bieden. Met alle gevolgen van dien voor asielzoekers (waaronder
kinderen), gemeenten en omwonenden.
De aanwijzingen hebben geen grondslag in Nederlandse wet- en regelgeving, zoals ik
gemeld heb bij de begrotingsbehandeling JenV in de Eerste Kamer op 21 december jl.
Het betreft geen aanwijzing in juridische zin en de brieven hebben dan ook geen publiekrechtelijk
rechtsgevolg. Het gebruik van de term aanwijzing is ingegeven door de acute noodsituatie
waarvan sprake was, mede gezien de internationaalrechtelijke verplichtingen waaraan
Nederland zich verbonden heeft.
Met de gemeenten is naar aanleiding van de brieven een voortvarend gesprek op gang
gekomen om de aangewezen locaties zo snel mogelijk in te zetten voor de noodopvang
van asielzoekers. Daarbij worden de betreffende gemeenten waar mogelijk ondersteund.
Kosten die worden gemaakt zullen via het Centraal orgaan opvang asielzoekers (hierna:
COA) door het Rijk worden vergoed.
Vraag 3
Indien sprake is van een rechtsgevolg dat aan deze brief is verbonden, kunt u dan
aangeven uit welke juridische grondslag dat rechtsgevolg voortvloeit?
Antwoord 3
De aanwijzingen hebben geen grondslag in Nederlandse wet- en regelgeving, zoals ik
gemeld heb bij de begrotingsbehandeling JenV in de Eerste Kamer op 21 december jl.
Het betreft geen aanwijzing in juridische zin en de brieven hebben dan ook geen publiekrechtelijk
rechtsgevolg. Het gebruik van de term aanwijzing is ingegeven door de acute noodsituatie
waarvan sprake was, mede gezien de internationaalrechtelijke verplichtingen waaraan
Nederland zich verbonden heeft.
Vraag 4
Indien sprake is van een rechtsgevolg dat aan deze brief is verbonden, kunt u dan
aangeven waarom die aanwijzingsbevoegdheid dan niet in alle brieven aan de betrokken
autoriteiten is vermeld?
Antwoord 4
De aanwijzingen hebben geen grondslag in Nederlandse wet- en regelgeving, zoals ik
gemeld heb bij de begrotingsbehandeling JenV in de Eerste Kamer op 21 december jl.
Het betreft geen aanwijzing in juridische zin en de brieven hebben dan ook geen publiekrechtelijk
rechtsgevolg. Het gebruik van de term aanwijzing is ingegeven door de acute noodsituatie
waarvan sprake was, mede gezien de internationaalrechtelijke verplichtingen waaraan
Nederland zich verbonden heeft.
Vraag 5
Indien sprake is van een rechtsgevolg dat aan deze brief is verbonden, kunt u dan
aangeven op welke wijze de betrokken bestuursorganen bezwaar of beroep kunnen aantekenen
dan wel anderszins formeel in verzet kunnen komen?
Antwoord 5
De aanwijzingen hebben geen grondslag in Nederlandse wet- en regelgeving, zoals ik
gemeld heb bij de begrotingsbehandeling JenV in de Eerste Kamer op 21 december jl.
Het betreft geen aanwijzing in juridische zin en de brieven hebben dan ook geen publiekrechtelijk
rechtsgevolg. Het gebruik van de term aanwijzing is ingegeven door de acute noodsituatie
waarvan sprake was, mede gezien de internationaalrechtelijke verplichtingen waaraan
Nederland zich verbonden heeft.
Vraag 6
Indien artikel 31 Huisvestingswet de (beoogde) grondslag van de aanwijzingsbevoegdheid
is kunt u dan aangeven waarom dat niet vermeld wordt en waarom de aanwijzingsbrieven
dan niet (alleen) aan de college van burgemeester en wethouders gericht zijn, de formele
adressant van de aanwijzingsbevoegdheid uit artikel 31 Huisvestingswet en voorts wanneer
de door artikel 31 lid 1 voorgeschreven ministeriele regeling is vastgesteld en gepubliceerd?
Antwoord 6
Artikel 31 van de Huisvestingswet 2014 is hier niet van toepassing.
Vraag 7
Indien er (nog) geen rechtsgevolg is verbonden aan de aanwijzingsbrieven die u op
of rond 12,13 en 14 december aan de autoriteiten heeft verstuurd, hoe waardeert u
dan het gebruik van het woord «aanwijzing» als het dus geen aanwijzing is?
Antwoord 7
Gezien de acute noodsituatie was er, om crisisnoodopvang in tenten en gymzalen te
voorkomen, geen andere mogelijkheid meer dan het aanwijzen en feitelijk in gebruik
nemen van geïnventariseerde locaties. In december waren er 2000 opvangplekken te kort.
De brieven hebben als doel de betreffende gemeenten te bewegen al het nodige te doen
om op de beschreven locatie en om op korte termijn tijdelijke noodopvang te realiseren.
Die noodzaak is onverkort aanwezig. Er is in dit geval geen sprake van een aanwijzing
als vorm van interbestuurlijk toezicht. Het kabinet heeft locaties aangewezen die
absoluut nodig zijn om asielzoekers menswaardige noodopvang te kunnen bieden. Ook
is een beroep gedaan op de regio Rotterdam om zelf locaties te vinden. De term aanwijzing
werd in dit geval mede passend geacht omdat bij uitblijven van realisatie van de beschreven
acute noodopvang, nadere stappen, zoals de inzet van crisisnoodopvang, niet konden
uitblijven. De route naar het moment van aanwijzing en de stappen die zijn gezet,
staan uitgebreid beschreven in de brief aan uw Kamer getiteld «Acute noodopvang asielzoekers»
d.d. 14 december 2021.1 Het dringende bestuurlijke verzoek was derhalve niet een middel waartoe het kabinet
lichtvaardig is overgegaan.
Vraag 8
Bent u van mening dat het suggereren van aanwijzingsbevoegdheden bijdraagt aan het
benodigde vertrouwen in de interbestuurlijke relaties en de oplossing van het huisvestingsvraagstuk
van zowel de asielzoekers als de statushouders? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom doet
u dat dan toch?
Antwoord 8
Het kabinet was van oordeel dat het belangrijk was eerlijk te zijn over de urgentie
van de ontstane noodsituatie in de asielopvang en daarnaar te handelen. Het uitblijven
van realisatie van de beschreven acute noodopvang zou naar verwachting hebben geleid
tot inzet van crisisnoodopvang. Dit zou voor asielzoekers, gemeenten en omwonenden
zeer onwenselijk zijn geweest.
In december werd duidelijk dat alle lopende gesprekken met gemeenten onvoldoende zouden
zijn om het benodigd aantal extra plekken tot eind 2021 te realiseren. Daarmee ontstond
het onaanvaardbare risico dat de Nederlandse staat asielzoekers niet langer menswaardige
opvangvoorzieningen kon bieden waar we vanuit humanitair oogpunt en op grond van de
EU- en internationaalrechtelijke verplichting aan gehouden zijn. Het kabinet vond
dit onacceptabel en heeft daarom specifieke locaties benoemd die op korte termijn
ingezet konden worden om toch de benodigde opvangplekken te creëren.
Omdat dit een vergaande stap is, is in de aanloop veelvuldig contact geweest met het
lokaal bestuur door leden van het kabinet, medewerkers vanuit de Ministeries van Justitie
en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Landelijke Regietafel
Migratie en Integratie, de Rijksheren (Commissarissen van de Koning) en vertegenwoordigers
van het COA. Daarbij is ook ondersteuning aangeboden vanuit COA voor het gereed maken
van de locaties. Kosten die gemeenten maken worden via het COA door het Rijk vergoed.
Inmiddels zijn diverse gemeenten voortvarend aan de slag gegaan om de gevraagde noodopvangplekken
te realiseren.
Vraag 9
Is deze gang van zaken een voorbeeld van wat in het regeerakkoord staat (Wanneer het
algemeen belang dit noodzakelijk maakt, zal het kabinet, met inachtneming van de lokale
autonomie en passende waarborgen, gebruik maken van de mogelijkheid een aanwijzing
te geven aan de medeoverheden)? Kunt u, «de Minister-President die tevens formateur
is», nader duiden wat beoogd is met die zin in het regeerakkoord?
Antwoord 9
Het is aan het volgend kabinet om eventuele vragen te beantwoorden over wat bedoeld
is met het coalitieakkoord.
Vraag 10
Hoeveel grondwettelijke ruimte ziet u überhaupt voor positief toezicht in de autonome
sfeer van het gemeentebestuur?
Antwoord 10
Wanneer een onderwerp binnen de autonome sfeer van gemeenten valt, kunnen gemeenten
zelf besluiten of en hoe zij dat onderwerp oppakken. Het is echter niet zo dat er
in het geval van autonomie in het geheel geen interbestuurlijk toezicht kan zijn.
Ook als een gemeente in autonomie handelt, kan via een vernietiging van een besluit
worden ingegrepen als het handelen van de gemeente in strijd is met het recht of het
algemeen belang. Dat is dan echter nadrukkelijk toezicht achteraf. Toezicht kan binnen
de Grondwettelijke systematiek niet worden gebruikt om in de autonome ruimte aanwijzingen
te geven aan gemeenten. Als positief toezicht moet worden begrepen als het geven van
opdrachten, dan is die ruimte er Grondwettelijk gezien uitsluitend als een specifieke
wet daarin voorziet.
Vraag 11
Kunt u alle interne en externe juridische en bestuurlijke adviezen over de gekozen
wijze en juridische basis aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 11
Gegeven de noodsituatie in december is aan de brieven gewerkt waarbij juridische en
bestuurlijke afwegingen zijn gemaakt. De juridische randvoorwaarden bij het geven
van aanwijzingen aan gemeenten zijn bekend, ook vanuit eerdere analyses. Ook is bestuurlijk
overleg gevoerd op verschillende niveaus; dat is veelal telefonisch en via videobellen
gebeurd. Stukken2 die basis vormden voor de latere besluitvorming, treft u bijgevoegd aan.
Vraag 12
Kunt u de beslisnota c.q. beslisnota’s, die bij dit besluit hoort om gemeentes te
dwingen, aan de Kamer doen toekomen, conform de belofte van de brief over «ongekend
onrecht» waarin beloofd was deze beslisnota’s openbaar te maken?
Antwoord 12
In dit geval zijn geen beslisnota’s geschreven. Wel zijn de stukken die hierboven
beschreven zijn gebruikt om tot een besluit te komen.
Vraag 13
Op welke wijze gaat u borgen dat de besluitvorming en aanwijzing wel op ordentelijke
wijze zal geschieden indien verdere opvang noodzakelijk is?
Antwoord 13
We hechten eraan te benadrukken dat de huidige goede samenwerking tussen het Rijk,
provincies en gemeenten via de diverse overleggremia over asielopvang de regel is.
Het valt op voorhand evenwel niet uit te sluiten dat opnieuw een onaanvaardbaar risico
ontstaat dat de Nederlandse staat asielzoekers niet langer menswaardige opvangvoorzieningen
kan bieden waar we vanuit humanitair oogpunt en op grond van de EU- en internationaalrechtelijke
verplichting aan gehouden zijn.
Vraag 14
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.