Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg inzake de voorhangprocedure ministeriële regeling vermogenstoetsuitzonderingen per 1 januari 2022 (Kamerstuk 35574-25)
35 574 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen (Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen)
Nr. 26 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 december 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 23 november 2021 over de voorhangprocedure
ministeriële regeling vermogenstoetsuitzonderingen per 1 januari 2022 (Kamerstuk 35 574, nr. 25).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 december 2021 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 16 december 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Antwoorden op vragen en opmerkingen van de leden van de VVD fractie
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan aangeven of bekend is om hoeveel
gevallen het gaat waarvoor ambtshalve een uitzondering gemaakt moet worden en hoeveel
dat er dan zijn. Tevens vragen deze leden hoe de mensen die hierop recht hebben hierover
worden geïnformeerd. En hoe wordt omgegaan met gedupeerden die al last hebben gehad
van deze vermogenstoets. Tot slot vragen de leden of deze situaties nog niet zijn
voorgekomen.
Belastingdienst/Toeslagen kent aan iedere gedupeerde ouder die een herstelbetaling
ontvangt in het kader van UHT ambtshalve een vermogenstoetsuitzondering toe op lopende
toeslagen. Met een (ex)-partner gedeelde bedragen worden op verzoek uitgezonderd van
de vermogenstoets. Van de groep waarvoor de uitzondering ambtshalve kan worden toegepast,
is niet precies bekend bij hoeveel gedupeerden daadwerkelijk sprake zal zijn van een
vermogensoverschrijding. Naar schatting zit dit in de orde van grootte van enkele
duizenden. Omdat dit niet altijd vooraf goed is in te schatten en om gedupeerde ouders
niet verder te belasten, wordt de vermogensuitzondering generiek toegepast. Via de
website en reguliere communicatie van herstel zal worden vermeld dat de betaling wordt
uitgezonderd van de vermogenstoets.
De leden van de VVD-fractie vragen of deze regeling ook van toepassing is (of kan
zijn) voor de eventuele compensatie voor gedupeerden die onterecht in de FSV/op de
«zwarte lijsten» stonden bij de Belastingdienst.
De huidige regeling betreft enkel het uitsluiten van nu al bekende compensatieregelingen
en is dus niet van toepassing op de genoemde compensatie. Bij de invoering van nieuwe
compensatieregelingen kan op dat moment ook besluitvorming plaatsvinden over nieuwe
voorstellen voor uitzonderingen op de vermogenstoetsen voor de inkomensafhankelijke
regelingen. Indien dit wenselijk wordt geacht, kan op dat moment artikel 9quater met
de genoemde eventuele compensatie worden uitgebreid.
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan toelichten dat de ambtshalve
toekenning van de uitzondering «veelal» mogelijk is (pagina 1, tweede alinea, van
de brief van 23 november 2021 (Kamerstuk 35 574, nr. 25)). Daarnaast vragen deze leden wat hierbij de uitzonderingen zijn en waarom deze
uitzondering niet in alle gevallen kan worden toegepast.
Een belangrijke randvoorwaarde om de vermogensuitzondering ambtshalve te kunnen toepassen,
is dat de burgerservicenummers van de doelgroep bekend zijn en dat het uitgekeerde
bedrag bekend is. Ook moet het bedrag specifiek toekomen aan de huidige toeslagaanvrager
of zijn of haar huidige toeslagpartner. Bijvoorbeeld bij ex-partners kan het voorkomen
dat het bedrag niet zonder meer gelinkt kan worden aan de ontvanger, waardoor de betrokkene
alsnog zelf moet aanvragen.
Verder vragen de leden van de VVD-fractie of het kabinet kan toelichten of de stelling
dat «per geval moet worden gekeken of de ambtshalve toepassing van de uitzondering
mogelijk is» niet leidt tot een toename van de complexiteit en de benodigde tijdsbestek
hierbij (pagina 2, eerste alinea, van de brief van 23 november 2021). De leden vragen
zich af hoe de belanghebbenden voor het «verzoek bijzonder vermogen toeslagen» hierover
worden geïnformeerd.
De term «geval» in deze context was bedoeld als categorie vermogenstoetsuitzondering.
Bij bijvoorbeeld de nieuwe vermogenstoetsuitzonderingen in verband met de regelingen
voor Dutchbat-III veteranen, nabestaanden van de genocide in Srebrenica en transgender
en intersekse personen is het niet mogelijk ambtshalve de uitzondering toe te kennen,
omdat vooraf voor Toeslagen niet duidelijk is welke toeslaggerechtigden deze compensatie
ontvangen of hoe hoog deze compensatie is, zoals eerder aangegeven. Bij de herstelpopulatie
is dit in beginsel wel bekend, waardoor de vermogenstoetsuitzondering direct ambtshalve
kan worden toegekend. Randvoorwaarde is, zoals hierboven beschreven, dat de doelgroep
bekend is en dat het uitgekeerde bedrag bekend is. Belanghebbenden worden via UHT,
dan wel veelal via betrokken stichtingen geïnformeerd over de mogelijkheid om een
verzoek in te dienen voor een vermogensuitzondering. Ook wordt de informatie op de
website aangepast.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de terugwerkende kracht tot 1 januari 2020
plaatsvindt, en niet tot een daarvoor of daarna gelegen datum.
Door inwerkingtreding per 1 januari 2020 kan een vermogenstoetsuitzondering betrekking
hebben op berekeningsjaren vanaf 2020 en daarmee op de verkrijgingen in het kader
van de hersteloperatie vanaf 2019. Een kleine groep gedupeerden, de zogenoemde CAF
11-ouders, heeft een compensatie ontvangen in 2019. Ook zijn er ouders die in 2020
een compensatie hebben ontvangen. Tot inwerkingtreding van de voorliggende regeling,
moest om een vermogenstoetsuitzondering worden verzocht. Door aan de regeling terugwerkende
kracht te verlenen, worden de bedragen in het kader van de hersteloperatie ook voor
de ouders die hun compensatie hebben ontvangen vóór 2021 ambtshalve uitgezonderd van
de vermogenstoets voor zover dit niet reeds op verzoek is gebeurd.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of het kabinet kan aangeven waar deze
regelingen budgettair gedekt zijn en voor welk bedrag. Deze leden constateren dat
de uitvoeringskosten in begroting IX worden gedekt.
Zoals in de toelichting bij de ministeriële regeling is aangegeven, hebben de in deze
regeling opgenomen vermogensuitzonderingen geen budgettaire gevolgen. Het recht op
toeslagen blijft gelijk aan de situatie voor de verstrekking van de onder de vermogenstoetsuitzonderingen
vallende tegemoetkomingen.
Antwoorden op vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen of er ook tegemoetkomingen zijn in het kader van
de toeslagenaffaire die buiten de voorgelegde regeling vallen. Daarnaast vragen deze
leden hoe omgegaan wordt met bijvoorbeeld de bedragen die ouders al voorafgaand aan
de Catshuisregeling hebben ontvangen. De leden vragen hoe met die bedragen het afgelopen
jaar omgegaan wordt voor de vermogenstoets.
De vermogenspositie per 1 januari van het betreffende toeslagjaar volgend op het jaar
waarin is betaald, is leidend voor het recht op toeslagen. Dat betekent dat gedupeerden
die in 2020 een herstelbetaling hebben ontvangen en daardoor te veel vermogen hebben,
pas in 2021 hiervan gevolgen kunnen ondervinden bij de definitieve berekening van
hun toeslag. Met deze regeling is dat risico ondervangen en worden de bedragen in
het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag uitgezonderd van de vermogenstoets.
Voor gedupeerden die reeds in 2019 zijn hersteld gold al een vermogenstoetsuitzondering,
maar deze gedupeerden moesten de vermogensuitzondering zelf aanvragen. Bij de ambtshalve
toekenning van de vermogensuitzonderingen, zal worden gecontroleerd of dit voor enkele
ouders nog rechtgezet moet worden.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe groot naar verwachting de groep is waarbij
de compensaties in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslagen zullen leiden
tot een overschrijding van de vermogensgrens bij bijvoorbeeld de huurtoeslag en hoe
groot de kans is dat gedupeerden na drie jaar deze grens overschrijden als zij een
behoorlijk bedrag aan compensatie hebben ontvangen, terwijl zij ook al wat vermogen
hebben opgebouwd.
Vermogenstoetsuitzonderingen staan op gespannen voet met het draagkrachtprincipe.
Sommige huishoudens met financiële draagkracht worden immers vrijgesteld van de gevolgen
die dit voor andere huishoudens wel heeft voor het recht op of de hoogte van inkomensafhankelijke
tegemoetkomingen, bijdragen of bijstand. In het kader van hersteloperatie heeft het
kabinet besloten dat ouders ten gevolge van de door hen ontvangen compensatie geen
nadeel mogen ondervinden bij het recht op toekomstige toeslagen en dus een uitzondering
op dit draagkrachtbeginsel toe te passen. Het aantal huishoudens op wie de vermogenstoetsuitzondering
direct invloed heeft na het ontvangen van € 30.000 op grond van de Catshuisregeling
kinderopvangtoeslag is geschat op enkele duizenden. Voor het grootste deel hiervan
zal de uitzondering gelden voor de huurtoeslag, vanwege de lagere vermogensgrens.
Het is niet op voorhand in te schatten hoe groot de kans is dat ouders na drie jaar
de vermogensgrens voor de huurtoeslag of een andere toeslag overschrijden.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet verder hoe (ex-)partners van gedupeerden,
Dutchbat-III veteranen, nabestaanden van de genocide in Srebrenica en transgender
en intersekse personen, waar de vermogensvermindering niet ambtshalve plaatsvindt,
op de hoogte worden gesteld van het moeten doen van een dergelijk verzoek tot vermogensvermindering.
De leden vragen zich daarnaast af in hoeverre dit actief bekend wordt gemaakt bij
het geven van de schadevergoedingen. Deze leden kunnen zich voorstellen dat niet al
deze personen de nieuwe regelingen actief volgen en hiervan op de hoogte zijn.
(ex-)Partners van gedupeerden worden geïnformeerd door UHT via bijvoorbeeld informatie
op de website, en nieuwsberichten via de website. Verder worden belscripts aangepast
en er wordt gekeken of deze doelgroep nog rechtstreeks kan worden benaderd. Ook bij
overige genoemde schaderegelingen worden deze burgers hierop geattendeerd via betrokken
stichtingen. Het is goed te realiseren dat de uitgekeerde schadebedragen in het kader
van Dutchbat-III veteranen, nabestaanden van de genocide in Srebrenica en transgender
en intersekse personen aanzienlijk lager zijn, waardoor het risico dat daadwerkelijk
sprake is van overschrijding van de vermogensgrens klein is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier