Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda JBZ-Raad 9-10 december 2021 (Kamerstuk 32317-723)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 732
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 10 december 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
                  voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over
                  de brief van 1 december 2021 over o.a. de geannoteerde agenda JBZ-Raad 9–10 december
                  2021 (Kamerstuk 32 317, nr. 723).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 6 december 2021 aan de Ministers van Justitie en
                  Veiligheid en voor Rechtsbescherming voorgelegd. Bij brief van 7 december 2021 zijn
                  de vragen beantwoord.
               
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Burger
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
5
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
10
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de Volt-fractie
15
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
               
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
               
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda voor de JBZ-raad van 9 en 10 december 2021 (Kamerstuk 32 317, nr. 723). Zij stellen graag nog enkele vragen over deze agenda.
               
Geannoteerde agenda JBZ-Raad 9–10 december 2021
NextGeneration EU – voorkomen van infiltratie door georganiseerde criminaliteit
De leden van de VVD-fractie vinden het een zorgelijke ontwikkeling dat criminelen
                  misbruik maken van Europese fondsen die bedoeld zijn om de schade van de coronacrisis
                  te herstellen. Kunt u nader duiden op wat voor manier zij dit doen? Heeft u signalen
                  ontvangen dat dit in Nederland ook gebeurt en zo ja, op welke schaal?
               
De gevraagde duiding door de leden van de VVD kan het kabinet in algemene zin geven.
                     Een voorbeeld van misbruik is criminele inmenging van legale rechtspersonen. In dat
                     geval proberen criminelen via legale rechtspersonen aanspraak te maken op Europese
                     fondsen. Daarbij dingen zij bijvoorbeeld mee met aanbestedingsprocedures en subsidietrajecten
                     en belanden deze middelen in criminele handen terwijl een overheidsorganisatie uitgaat
                     van bonafide intenties van de rechtspersoon. Ook kan sprake zijn van het indienen
                     van valse rekeningen (te hoge bedragen of vervalste rekeningen zonder tegenprestatie
                     eraan gekoppeld) voor compensatie uit overheidsmiddelen.
Momenteel zijn er geen signalen ontvangen dat criminelen in Nederland misbruik maken
                     van Europese fondsen die bedoeld zijn om de schade van de COVID-19-crisis te herstellen.
                     Een verklaring ligt daarbij in het gegeven dat het kabinet dusver geen aanspraak heeft
                     gedaan op de mogelijkheid tot het indienen van plannen bij de Europese Commissie (Commissie)
                     om een beroep te doen op deze fondsen. Het besluit daartoe ligt bij een volgend kabinet.
Voornoemde leden vinden het positief dat deze problematiek tot een integrale aanpak
                  noopt. Zij lezen onder andere over onderlinge gegevensdeling tussen EU-organen maar
                  ook tussen bevoegde nationale autoriteiten. In hoeverre belemmert nationale wetgeving
                  deze gegevensdeling? Zijn er andere lidstaten die hier tegenaan lopen?
               
Het tegengaan van criminele inmenging en misbruik van legale mogelijkheden kent bijvoorbeeld
                     uitdagingen in het delen van informatie op nationaal niveau als gevolg van de wijze
                     waarop bevoegdheden om repressief en preventief op te treden tussen overheidsinstanties
                     in een land is verdeeld. Die bevoegdheidsverdeling heeft ook gevolgen voor het delen
                     van informatie in lijn met EU-wetgeving en daaruit voortvloeiende nationale gegevensbeschermingskaders.
                     In Nederland wordt op verschillende wijzen gewerkt om eventuele belemmeringen te verhelpen
                     zoals in het kader van de toekomstige wettelijke regeling voor de gegevensdeling van
                     het Multidisciplinaire Interventieteam (MIT) en de in behandeling zijnde wet voor
                     gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden.
In grensoverschrijdende zin bestaan ook uitdagingen. In EU-verband wijzen lidstaten
                        en EU-organen op de noodzaak of wenselijkheid voor het realiseren van interoperabiliteit
                        tussen opsporingsinformatie en douane-informatie.
Ook zijn er belemmeringen ten aanzien van preventie doordat bestuurlijke informatie,
                        met als doel de bestuurlijke aanpak van criminaliteit te versterken, lastig met autoriteiten
                        over de grens kan worden gedeeld. Een voorbeeld zou kunnen zijn om aanvragers van
                        vergunningen te toetsen op hun integriteit. Het Benelux-verdrag inzake politiële samenwerking
                        (ondertekend 2018, nog niet in werking getreden) maakt dit in de toekomst wel mogelijk
                        voor Benelux-landen.1
                        
Is de aanpak op dit moment sluitend? Zo nee, welke EU-lidstaten bemoeilijken die sluitende
                  aanpak? Betekent dit voorts dat Operatie Sentinel niet actief is in die lidstaten?
                  Wat wordt er in dat geval gedaan om de aanpak wel sluitend te maken, opdat alle EU-lidstaten
                  fraude met Europees belastinggeld gaan aanpakken?
               
De aanpak is nog in uitvoering. Het is in de ogen van het kabinet wenselijk dat alle
                     lidstaten deelnemen en bijdragen aan de middelen die in de EU bestaan om fraude met
                     de financiële belangen van de EU tegen te gaan. Dat betekent dat het kabinet alle
                     lidstaten oproept om deel te nemen aan het EOM en aan andere samenwerkingsmodaliteiten,
                     in het bijzonder Operatie Sentinel. Het is daarbij van belang dat een zo compleet
                     mogelijk beeld wordt ontwikkeld en bijgehouden van risico’s, van criminele werkwijzen
                     in relatie tot fraude met EU-middelen en dat op een gecoördineerde wijze dergelijke
                     fraude wordt aangepakt door inzet van nationale en Europese instanties in onderlinge
                     samenhang. Daarbij is belangrijk in acht te nemen dat georganiseerde criminele netwerken
                     fraude in meerdere landen tegelijk kunnen proberen te ondernemen en het koppelen van
                     informatie daarover evenals het afstemmen van interventies bij kan dragen aan een
                     effectievere aanpak van dergelijk handelen.
Verslag van de formele JBZ-raad van 7–8 oktober 2021 (Kamerstuk 32 317, nr. 722)
De leden van de VVD-fractie hebben de antwoorden van de bewindspersonen met interesse
                  gelezen en hebben daarover nog enkele vragen.
               
Deze leden lezen dat de Europese Commissie (EC) zorgen heeft over het feit dat nog
                  niet alle lidstaten wetgeving hebben aangenomen om hun nationale justitiële systemen
                  aan te passen voor de implementatie van de verordening inzake het Europees Openbaar
                  Ministerie (EOM-verordening). Hoe verloopt de implementatie van de EOM-verordening
                  in Nederland? Welke lidstaten lopen achter met deze implementatie? Wat wordt er gedaan
                  om deze lidstaten te activeren deze wetgeving wel aan te nemen?
               
De Commissie heeft voor de JBZ-Raad een vertrouwelijk non-paper opgesteld over de
                     stand van zaken rondom het EOM.2 Daaruit blijkt dat een lidstaat op dit moment nog geen implementatiewetgeving heeft
                     aangenomen. Het is primair aan de Commissie deze lidstaat zo nodig te stimuleren dat
                     alsnog te doen. De Nederlandse implementatiewetgeving is op 7 mei jl. in werking getreden.
                     De praktische implementatie van de EOM-verordening in Nederland verloopt naar wens.
Voornoemde leden lezen over de Europese inzet in de strijd tegen (seksueel) kindermisbruik
                  en verwelkomen deze inzet. Is de aangekondigde wetgeving inmiddels gepresenteerd?
               
Online (seksueel) kindermisbruik is een internationaal fenomeen dat alleen in samenwerking
                     met andere landen effectief kan worden aangepakt. Het kabinet ziet het aankomende
                     voorstel van de Commissie daarom met belangstelling tegemoet. Naar verwachting presenteert
                     de Commissie dit voorstel in februari 2022. Het voorstel van de Commissie richt zich
                     op de verantwoordelijkheid van aanbieders van onlinediensten en de oprichting van
                     een Europees centrum ter bestrijding van online seksueel kindermisbruik. Dit is in
                     lijn met de Nederlandse aanpak van online seksueel kindermisbruik.
Hoe sluit de Europese inzet aan op de Nederlandse inzet in de strijd tegen seksueel
                  kindermisbruik? Maakt Europese wetgeving het beter mogelijk om in Nederland gevestigde
                  hostingbedrijven aan te pakken?
               
Europese wetgeving als de voorgestelde Digital Services Act (DSA) maakt dat internettussenpersonen
                     geen beroep kunnen doen op een uitsluiting van aansprakelijkheid indien zij er weet
                     van hebben dat de content die zij openbaar maken, verspreiden of bewaren illegaal
                     (strafbaar of onrechtmatig) is. Dat betreft dus ook kinderpornografisch materiaal.
                     Europese wetgeving als de voorgestelde DSA helpt bedrijven aan te pakken die hun diensten
                     binnen de EU aanbieden. Het aangekondigde wetgevende voorstel van de Commissie geeft
                     nadere invulling voor de aanpak van online seksueel kindermisbruik. Het voorstel van
                     de Commissie richt zich op de verantwoordelijkheid van aanbieders van onlinediensten
                     en de oprichting van een Europees centrum ter bestrijding van online seksueel kindermisbruik.
                     Dit is in lijn met de Nederlandse aanpak van online seksueel kindermisbruik. Nederland
                     heeft flink geïnvesteerd in een goede samenwerking met de private sector om het internet
                     te schonen van dergelijk materiaal.
Daarnaast zet het kabinet erop in om de Bestuursrechtelijke Autoriteit, die op grond
                     van de verordening Terroristische Online Inhoud wordt opgericht om terroristische
                     online inhoud tegen te gaan, ook een rol te geven als sluitstuk van de zelfregulering
                     van de sector. Bedrijven die niet of onvoldoende meewerken aan de bestrijding van
                     online seksueel misbruik kunnen dan bestuursrechtelijk worden aangepakt. Onderdeel
                     van de nationale aanpak om doeltreffend online seksueel kindermisbruik te kunnen bestrijden
                     is tevens de inzet op preventie. Een Europees centrum zou wat Nederland betreft een
                     rol kunnen vervullen in de uitwisseling van best practices tussen de lidstaten op het gebied van preventie en slachtofferhulp.
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
               
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda voor de JBZ-Raad op 9 en 10 december 2021 te Brussel. Zij hebben hierover nog
                  enkele kritische vragen.
               
Geannoteerde agenda JBZ-Raad 9–10 december 2021
Samenwerking tussen de contraterrorisme autoriteiten
De leden van de D66-fractie lezen dat de EU contraterrorisme coördinator (EUCTC) Ilkka
                  Salmi tijdens een bezoek aan Nederland op 15 en 16 november jl. zijn prioriteiten
                  heeft toegelicht. Kunt u toelichten in hoeverre de genoemde prioriteiten overeenkomen
                  met de prioriteiten in het Nederlandse contra-terrorisme beleid?
               
Zoals gesteld in de Nederlandse CT-strategie richt het kabinet zich op een brede integrale
                     aanpak van CT.3
                  Het kabinet waardeert dat de EU-contraterrorismecoördinator (EU CTC) Ilkka Salmi de
                     brede aanpak van zijn voorganger, Gilles de Kerchove, lijkt voort te zetten en tevens
                     aandacht vestigt op nieuwe prioriteiten, zoals de ontwikkelingen in Afghanistan. Het
                     kabinet heeft bij terrorismebestrijding aandacht voor het jihadistisch gedachtegoed
                     maar ziet ook het risico van rechts-extremisme en anti-overheidsextremisme.
Het kabinet is gezien het grensoverschrijdende aspect voorstander van een EU-aanpak
                     van de online activiteiten van de nieuwe generatie rechts-extremisten. Omdat veel
                     relevante EU-wet- en regelgeving hierover buiten het JBZ-domein wordt besproken waardeert
                     het kabinet de toezegging van de EU CTC om gebruik te maken van zijn spreekrecht het
                     veiligheidsbelang bij andere dossiers onder aandacht te brengen.
Het kabinet deelt met de EU CTC dat het van belang is om heldere afspraken te maken
                     over de inzet van nieuwe technologieën, zoals artificial intelligence (AI) en encryptie. Het kabinet is voorstander van sterke encryptie en ondersteunt een
                     aanpak waarbij met name hoog risico AI-toepassingen worden gereguleerd. Hierbij is
                     het van belang dat zowel privacybelangen als veiligheidsbelangen zorgvuldig worden
                     gewogen. Daarom ondersteunt het kabinet ook het onderzoek dat de Commissie is gestart
                     naar rechtmatige toegang tot versleuteld bewijs.
Deze leden merken op dat drie ideologieën in de geannoteerde agenda genoemd worden:
                  jihadisme, rechts- en links extremisme. Zijn deze drie ideologieën genoemd door de
                  EUCTC als zijnde de drie grootste dreigingen? Zo ja, verschilt de dreiging in Europa
                  daarin van die in Nederland, waar de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en
                  Veiligheid (NCTV) het jihadisme en het rechts-extremisme als grootste dreigingen aanduidt?
                  Hoe verklaart u dat?
               
De EU CTC heeft jihadisme, rechts- en links-extremisme genoemd als belangrijkste prioriteiten.
                     Hij sluit daarbij aan op de dreigingsanalyses van INTCEN en EuropOL. De dreiging die
                     uitgaat van de verschillende ideologieën loopt uiteen bij de verschillende lidstaten
                     en is afhankelijk van actuele ontwikkelingen en de lokale context.
Zoals beschreven in het recente Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 55, dat
                     het kabinet uw Kamer op 26 oktober heeft toegezonden, komt de meest aanzienlijke terroristische
                     dreiging in Nederland voort uit het jihadistisch gedachtegoed.4 Tevens ziet het kabinet ook het risico van rechts-extremisme en anti-overheidsextremisme.
Vergeleken met andere Europese landen blijft extreemlinksprotest in Nederland voornamelijk
                     activistisch van aard. In algemene zin geldt dat activisme hoort bij een gezonde democratische
                     samenleving. Extremisme en geweld echter niet.
In de Kamerbrief bij DTN 55 heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over de dreiging
                     vanuit rechts-extremisme en -terrorisme en is ingegaan op het kabinetsbeleid voor
                     het tegengaan van deze dreiging. Op 16 december a.s. staat een commissiedebat over
                     terrorismebestrijding gepland.
Ministeriële conferentie over het tegengaan van seksueel kindermisbruik
De leden van de D66-fractie onderschrijven dat internetdiensten een grote verantwoordelijkheid
                  dragen in de strijd tegen online seksueel kindermisbruik. Hoe zou die verantwoordelijkheid
                  volgens u vorm moeten krijgen?
               
Op grond van Europese regelgeving kan de internetsector zich niet beroepen op een
                     uitsluiting van aansprakelijkheid voor het openbaar maken, verspreiden of bewaren
                     van kinderpornografisch materiaal. Daarnaast heeft de sector wat het kabinet betreft
                     ook een morele verantwoordelijkheid om waar mogelijk online seksueel kindermisbruik
                     tegen te gaan. Daarom hecht het kabinet aan een goede publieke-private samenwerking
                     en is het kabinet tevreden met de effectiviteit van de huidige zelfregulering en aanpak
                     via het Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) waarbij goedwillende bedrijven
                     samenwerken met meldpunten van online seksueel kindermisbruik om dit materiaal op
                     accurate wijze te verwijderen. Daarnaast zouden bedrijven die te maken hebben met
                     dergelijk materiaal passende en evenredige maatregelen moeten nemen om online seksueel
                     kindermisbruik tegen te gaan. Bedrijven die niet meewerken met meldpunten en niet
                     adequaat reageren op een melding van dergelijk materiaal moeten een bindende aanwijzing
                     krijgen van een aangewezen autoriteit. Als het bedrijf niet adequaat reageert op de
                     bindende instructie om online seksueel kindermisbruik van zijn server te verwijderen
                     dient het bedrijf een boete opgelegd te krijgen. Een dergelijke autoriteit wordt momenteel
                     in Nederland opgericht en wordt in juni 2022 verwacht.
Hoe zou een gezamenlijke Europese aanpak daaraan bij kunnen dragen?
Volgens het kabinet zou er een aangewezen (toezichthoudende) autoriteit van belang
                     zijn die bedrijven, die geen adequate maatregelen nemen of niet meewerken aan de verwijdering
                     van online seksueel kindermisbruik, kan beboeten. Het zou aan de lidstaten zelf moeten
                     zijn om hiervoor een instantie aan te wijzen. Gezien de aard van het internet is een
                     Europese aanpak essentieel om te voorkomen dat online seksueel kindermisbruik naar
                     andere lidstaten wordt verplaatst. Daarom is het belangrijk om in de EU de krachten
                     te bundelen; bedrijven die niet of onvoldoende meewerken aan de bestrijding van online
                     seksueel kindermisbruik moeten overal in Europa op een stevige aanpak kunnen rekenen.
EU toetreding tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de onderhandelingen inzake de toetreding
                  van de EU tot het EVRM zijn hervat en er inmiddels meerdere onderhandelingsronden
                  hebben plaatsgevonden. Zij lezen dat er over het algemeen een constructieve houding
                  is en de meeste niet-EU-leden van de Raad van Europa (RvE) bereidheid tonen om mee
                  te denken. Kunt u aangeven welke EU-leden en welke niet-EU leden van de RvE in deze
                  onderhandelingen minder constructief zijn? Wat zijn hun bezwaren? Wat gaat u doen
                  om bij deze staten een bereidwillige houding te creëren? Voorts lezen deze leden dat
                  de EU parallel aan de onderhandelingsronden op raadswerkgroepniveau aan de uitwerking
                  van interne regels werkt die de lidstaten en de EU onderling moeten vaststellen. Waarover
                  gaan deze interne regels? Kunt u aangeven wat hierbij de inzet van het kabinet is?
               
Zo snel mogelijke toetreding van de EU tot het EVRM wordt binnen de EU (zowel binnen
                     de Raad als door de andere EU-instellingen) breed gedragen. De Commissie voert namens
                     de EU onderhandelingen in Straatsburg op basis van de onderhandelingsrichtsnoeren
                     die de Raad heeft vastgesteld. Ook de Raad van Europa (RvE) bepleit het belang van
                     toetreding van de EU tot het EVRM en de RvE verwelkomde dan ook het hervatten van
                     de onderhandelingen september vorig jaar.
Voor wat betreft het krachtenveld kan worden gesteld dat over het algemeen sprake
                     is van een kritische maar ook constructieve houding onder de meeste delegaties. De
                     meesten tonen bereidheid om mee te denken met oplossingen voor de bezwaren van het
                     EU-Hof. Wel trachten enkele delegaties de onderhandelingen ook te heropenen op punten
                     waarop het EU-Hof géén bezwaren heeft waardoor het toetredingsproces nog meer dreigt
                     te worden verzwaard. De inzet van de EU is er op gericht om het heronderhandelen van
                     de tekst van het toetredingsverdrag beperkt te houden tot hetgeen noodzakelijk is
                     om tegemoet te komen aan de bezwaren van het EU-Hof.
Het kabinet blijft zich verder, samen met gelijkgezinde lidstaten, actief inzetten
                     voor het werk aan de EU-interne regels parallel aan de onderhandelingen in Straatsburg.
                     Deze EU-interne regels moeten worden vastgesteld voordat de EU een toetredingsovereenkomst
                     kan sluiten. Na toetreding van de EU tot het EVRM wordt het EVRM een zogenaamd «gemengd
                     akkoord» waarbij zowel de Unie als de lidstaten partij zijn. Het is daarom van belang
                     dat de EU en de lidstaten onderling interne regels vaststellen om de toetreding van
                     de EU tot het EVRM te faciliteren. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan afspraken
                     over de vertegenwoordiging van de Unie in procedures voor het EHRM, onderlinge afspraken
                     in procedures waarbij zowel de Unie als een lidstaat als verweerder optreden en regels
                     voor de selectie van kandidaten die de Unie voordraagt als rechter in het EHRM. De
                     EU-documenten die zien op deze onderwerpen en de huidige stand van zaken zijn echter
                     gerubriceerd, waardoor het kabinet uw Kamer hierover niet openbaar kan informeren.
                     Op verzoek is vertrouwelijke inzage van deze documenten mogelijk.
Geleerde lessen Covid-19 noodwetgeving
De leden van de D66-fractie steunen de gedachtewisseling over geleerde lessen ten
                  aanzien van de Covid-19-noodwetgeving. Zij lezen dat u tijdens de Raad het belang
                  en de noodzaak van parlementaire en rechterlijke controle bij noodwetgeving zal onderstrepen.
                  Zij vragen welke lessen u namens Nederland bij deze gedachtewisseling zal inbrengen
                  en op welke gebieden/onderwerpen u denkt te kunnen leren van andere lidstaten.
               
Ten aanzien van de geleerde lessen met betrekking tot COVID-19-maatregelen kan Nederland
                        nader ingaan op de essentiële rol van nationale rechtbanken om maatregelen rechterlijk
                        te toetsen en toegang tot het recht beschikbaar te houden zodat tegen deze maatregelen
                        kan worden opgekomen. COVID-19-maatregelen worden getoetst op wettigheid en evenredigheid
                        door nationale rechtbanken en zijn een essentieel tegenwicht tegen de regeringsbevoegdheden
                        om beslissingen te nemen die een onevenredige aantasting van de grondrechten van burgers
                        zouden kunnen zijn.
Daarnaast kan worden stilgestaan bij de maatregelen die zijn genomen om te zorgen
                        dat de rechtspraak beschikbaar blijft en de doorlooptijden beheersbaar zijn. Nederland
                        heeft de faciliteiten voor videoteleconferenties verbeterd. Daarnaast zijn gepensioneerde
                        rechters ingezet als rechters-plaatsvervangers en werden zaken in een enkelvoudige
                        kamer in plaats van een meervoudige kamer behandeld. Het Openbaar Ministerie draagt
                        bij aan het terugdringen van de achterstanden door effectiever gebruik te maken van
                        de mogelijk om zelf af te doen. Nederland is benieuwd naar de ervaringen van andere
                        lidstaten op het gebied van digitalisering van justitiesystemen.
Tegengaan haatmisdrijven en haatzaaien
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voornemen
                     van de EC om de lijst met eurocrimes uit artikel 83 VWEU uit te breiden met haatmisdrijven
                     en haatzaaien. Zij lezen dat Nederland vanwege gebrek aan haalbaarheid van dit voorstel
                     graag alternatieve of aanvullende voorstellen ziet.
                  
Aan welke voorstellen wordt daarbij gedacht? Wat maakt dat die voorstellen wel haalbaar
                     zouden zijn? Op welke wijze zoekt Nederland daarbij de samenwerking op met Frankrijk,
                     gegeven dat het tegengaan van haatmisdrijven en haatzaaien een prioriteit is van het
                     inkomende Franse Voorzitterschap?
                  
De Commissie zal naar verwachting op 8 december a.s. een onderbouwd initiatiefvoorstel
                     doen waarin zij de JBZ-Raad zal verzoeken te besluiten om haatmisdrijven en haatzaaien
                     toe te voegen aan artikel 83 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
                     Unie (VWEU).
De lidstaten zullen eerst het nog te verschijnen voorstel over het toevoegen van haatmisdrijven
                     en haatzaaien aan artikel 83 VWEU moeten analyseren en bespreken voordat het aanstaande
                     Franse Voorzitterschap of de Commissie eventuele alternatieve aanvullende voorstellen
                     zullen doen. Daarom valt niets te zeggen over steun door lidstaten. Nederland ziet
                     Frankrijk in de thematiek rond discriminatiebestrijding als gelijkgestemde lidstaat
                     en stelt zich derhalve welwillend op ten aanzien van initiatieven die Frankrijk in
                     zijn rol als voorzitter van de JBZ-Raad neemt.
Stand van zaken Europees Openbaar Ministerie
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat het EOM afgaande op de eerste
                  berichten een voortvarende start lijkt te maken. Kunt u aangeven hoeveel geld de rechtszaken
                  bij het EOM de EU zullen opleveren? Bent u bereid de Kamer elk kwartaal te informeren
                  over dit bedrag? Deze leden lezen voorts dat er nog trajecten voltooid moeten worden
                  voor het EOM volledig operationeel kan zijn. Kunt u aangeven welke trajecten dit zijn?
                  Kunt u aangeven hoe het – na het vonnis van de Sloveense bestuursrechter van 5 oktober
                  – staat met de voordracht van Slovenië voor het EOM? Kunt u bij de aankomende JBZ-raad
                  wederom aandacht vragen voor deze kwestie bij zijn Sloveense evenknie?
               
Het kabinet is niet in staat aan te geven hoeveel geld de rechtszaken in EOM-zaken
                     de EU zullen opleveren. Dat zal gaandeweg moeten blijken. Het kabinet verwacht dat
                     het EOM nadrukkelijk aandacht aan dit punt zal besteden in zijn jaarverslag dat ook
                     aan de nationale parlementen worden verzonden. Zoals aangegeven in het antwoord op
                     de vraag van de VVD-fractie aangaande het EOM, is een lidstaat momenteel nog bezig
                     is zijn implementatiewetgeving af te ronden. Het College van het EOM heeft de twee
                     Sloveense gedelegeerd Europese aanklagers op 24 november jl. benoemd.
Toekomstige justitie-onderwerpen
De leden van de D66-fractie lezen dat de EC in het voorjaar van 2022 zal beoordelen
                  in hoeverre de convergentie op het terrein van voorlopige hechtenis en detentieomstandigheden
                  kan bijdragen aan de verbetering van betere grensoverschrijdende justitiële samenwerking.
                  Zij lezen dat er steun is van de lidstaten om goede praktijken uit te wisselen, maar
                  geen draagvlak voor convergentie van standaarden. Deze leden vragen of u naar aanleiding
                  van de presentatie van de EC hierover expliciet aandacht wil vragen voor het naleven
                  van minimumstandaarden voor detentieomstandigheden door andere lidstaten. Dat is van
                  belang voor de effectieve uitvaardiging en uitvoering van het Europees arrestatiebevel
                  (EAB). Daarvoor is ook van belang dat de nationale instantie die beslist over het
                  EAB onafhankelijk is. Deze leden wijzen u erop dat de instantie die daartoe in Nederland
                  is aangewezen, het Openbaar Ministerie, daar niet aan voldoet, omdat u in concrete
                  strafzaken een aanwijzingsbevoegdheid heeft. Deze leden wijzen erop dat deze aanwijzingsbevoegdheid
                  dient te vervallen om te voldoen aan de EU-vereisten. Graag vragen zij u hierop te
                  reageren.
               
Naar verwachting zal de Commissie niet expliciet ingaan op de onderliggende voorstellen
                        van het Commissiewerkprogramma. Er wordt geen inhoudelijke discussie voorzien. Het
                        kabinet roept deze leden graag in herinnering dat Nederland bij de vorige JBZ-Raad
                        op 7 en 8 oktober de aandacht voor het belang van het naleven van de detentienormen
                        heeft gevraagd en verheugd heeft gereageerd op de mogelijkheid voor lidstaten om EU-fondsen
                        te kunnen benutten om de detentiefaciliteiten te verbeteren en zodoende detentiestandaarden
                        te kunnen naleven. Nederland heeft de Commissie bijval gegeven in het aanmoedigen
                        van andere lidstaten om deze fondsen te benutten.
Wat de taken en bevoegdheden van het OM betreft is eerder dit najaar onder auspiciën
                        van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum een onderzoek afgerond
                        naar de strafrechtelijke en staatsrechtelijke aspecten van de positie van OM in relatie
                        tot de uitvoering van het Europese strafrecht, met inbegrip van het Europees aanhoudingsbevel.
                        Dit onderzoek wordt op zeer korte termijn aan uw Kamer aangeboden. Een kabinetsstandpunt
                        volgt voor het zomerreces van 2022.
Jaarlijkse rapportage EU-Handvest van de grondrechten
De leden van de D66-fractie kijken met belangstelling uit naar het rapport over de
                  toepassing van het EU-Handvest van de grondrechten in een digitaal tijdperk in lidstaten
                  en de toelichting daarop van de EC. Deze leden zijn van mening dat het Handvest alleen
                  haar potentieel kan benutten als dit document voldoende bekendheid geniet binnen de
                  lidstaten. Zij constateren dat de bekendheid nog altijd kan verbeteren. Deze leden
                  vragen u daarom of u aandacht kunt vragen voor de bekendheid van het Handvest als
                  het rapport over de toepassing van het EU-Handvest besproken wordt.
               
De Commissie informeert de lidstaten over het rapport over de toepassing van het EU-Handvest
                     van de grondrechten dat op 10 december wordt uitgebracht. Indien het rapport in Raadsverband
                     wordt besproken zal Nederland het belang van bekendheid van het Handvest en het rapport
                     onderstrepen. Voorts zullen lidstaten naar aanleiding van de vernieuwde strategie
                     van de Commissie van 2020 om de bekendheid van het Handvest te versterken op het Europees
                     e-justitieportaal de beste werkwijze inzake het gebruik en het bewustzijn van het
                     Handvest delen. Ook Nederland heeft de inbreng hiervoor geleverd. Daarnaast heeft
                     het merendeel van de lidstaten, waaronder Nederland, inmiddels een contactpunt voor
                     het Handvest aangewezen om coördinatie en samenwerking omtrent het gebruik en bewustzijn
                     van het Handvest tussen verschillende bestuurlijke niveaus, de EU-instellingen en
                     het maatschappelijk middenveld te vergemakkelijken.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
               
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda. Dit leidt tot enkele vragen bij deze leden. Daarnaast hebben zij nog enkele
                  vragen over andere Europese aangelegenheden op het terrein van binnenlandse zaken
                  en justitie.
               
Geannoteerde agenda JBZ-Raad 9–10 december 2021
De leden van de SP-fractie lezen dat de EC een nieuwe Prüm-verordening zal presenteren.
                  Daarover hebben zij de volgende vragen. Het kabinet geeft in de geannoteerde agenda
                  aan dat Prüm voortaan met een centrale router gaat werken. Wat houdt dat in?
               
Het bestaande Prüm-kader bestaat uit een gedecentraliseerd netwerk van bilaterale
                     verbindingen tussen de nationale databanken van lidstaten. Dat betekent dat elke lidstaat
                     per gegevenscategorie (DNA-profielen, vingerafdrukken en voertuiggegevens) 27 verbindingen
                     tot stand moet brengen. Omdat dit veel vraagt van de lidstaten op technisch, financieel
                     en personeel gebied blijkt in de praktijk dat lang niet alle mogelijke verbindingen
                     tussen lidstaten tot stand zijn gekomen. Dit kan ertoe leiden dat sommige zoekopdrachten
                     minder effectief zijn omdat zij niet kunnen worden vergeleken met de gegevens in nationale
                     databanken van alle lidstaten. Dit vergroot de kans dat sommige criminelen niet worden
                     geïdentificeerd of dat sommige grensoverschrijdende verbanden tussen misdrijven niet
                     worden ontdekt. Naar verwachting zal de Commissie in de nieuwe Prüm-verordening daarom
                     het voorstel doen voor een centrale router. De lidstaten zouden dan alleen verbinding
                     hoeven te maken met deze router, in plaats van met elke lidstaat afzonderlijk. Er
                     zou geen sprake zijn van centrale opslag van de gegevens. Het voorstel wordt op 8 december
                     a.s. verwacht en het kabinet zal het voorstel zorgvuldig bestuderen. Het kabinet informeert
                     uw Kamer zo snel mogelijk over zijn positie met de gebruikelijke BNC-fiches.
Daarnaast lezen deze leden dat de EC voornemens is om Europol rechtstreeks toegang
                  te geven tot de Prüm-gegevens. In de consultatie van de EC gaf het kabinet nog aan
                  te onderzoeken wat het betekent om Europol toegang te geven tot deze gegevens. Bent
                  u inmiddels tot een standpunt gekomen hieromtrent en zo ja, wat is dat standpunt?
                  Vindt u het wenselijk wanneer Europol op eigen houtje deze gevoelige, justitiële gegevens
                  kan inzien?
               
In het bestaande Prüm-kader is er geen mogelijkheid om de gegevens die Europol heeft
                        ontvangen uit derde landen en heeft opgeslagen in eigen databanken te vergelijken
                        met de nationale databanken van de lidstaten. Naar verwachting zal de Commissie daarom
                        voorstellen om Europol ook aan te sluiten op de nieuwe centrale router. Het is nog
                        niet duidelijk op welke wijze en onder welke voorwaarden dit zou kunnen gebeuren.
                        Het voorstel wordt op 8 december a.s. verwacht en het kabinet zal het voorstel zorgvuldig
                        bestuderen.
Het kabinet informeert uw Kamer zo snel mogelijk over zijn positie met de gebruikelijke
                        BNC-fiches.
Als laatste zijn de leden van de SP-fractie bijzonder gefascineerd door het toevoegen
                  van politiegegevens aan Prüm. Om welke gegevens gaat het hier precies en wat vindt
                  u hiervan? Gaat dit er uiteindelijk tot leiden dat de Letse autoriteiten precies weten
                  wanneer iedere Nederlander met de politie in aanraking is geweest?
               
Het huidige Prüm-kader voorziet in de geautomatiseerde vergelijking van DNA-profielen,
                        vingerafdrukken en voertuiggegevens tussen de lidstaten. De Commissie zal naar verwachting
                        voorstellen om het aantal gegevenscategorieën dat kan worden vergeleken uit te breiden
                        waaronder met politiebestanden. Het zou daarbij gaan om een beperkte dataset uit politiebestanden,
                        zoals een gepseudonimiseerde naam, geboortedatum, geboorteplaats en geslacht, waarmee
                        kan worden achterhaald of een andere lidstaat mogelijk meer informatie heeft over
                        een persoon die die wordt onderzocht in relatie tot een strafbaar feit. Het voorstel
                        wordt op 8 december a.s. verwacht en het kabinet zal het voorstel zorgvuldig bestuderen.
Het kabinet informeert uw Kamer zo snel mogelijk over zijn positie met de gebruikelijke
                        BNC-fiches.
Dan hebben de aan het woord zijnde leden nog vragen over het tegengaan van haatmisdrijven
                  en haatzaaien. Met de toenemende polarisatie in de maatschappij onderstrepen deze
                  leden het belang van deze strijd. Maar de leden van de SP-fractie lezen in de geannoteerde
                  agenda dat de EC voornemens is om artikel 83 van het VWEU uit te breiden met haatmisdrijven
                  en haatzaaien. Voornoemde leden merken op dat dit een ingrijpend besluit is dat de
                  EU competenties geeft om zich in te spannen tegen deze misdrijven. U spreekt uw teleurstelling
                  uit over de verwachting dat het voorstel om haatmisdrijven en haatzaaien niet op de
                  benodigde unanimiteit van de Europese Raad kan rekenen. Kunt u toelichten waarom zij
                  het nodig acht en het subsidiair en proportioneel vindt om haatmisdrijven en haatzaaien
                  toe te voegen aan artikel 83 VWEU? Kunt u toelichten waarom Nederland in de strijd
                  tegen haatmisdrijven en haatzaaien samenwerking met andere lidstaten nodig acht?
               
Het concrete voorstel tot wijziging van artikel 83 van het Verdrag inzake de werking
                        van de EU wordt op 8 december a.s. verwacht.
Het kabinet informeert uw Kamer na publicatie van het voorstel zo snel mogelijk over
                        zijn positie met het gebruikelijke BNC-fiche.
Criminaliteitsfenomenen, zoals bijvoorbeeld in het geval van haatmisdrijven en haatzaaien,
                        werken over geografische grenzen heen werken en voor de aanpak hiervan wordt samenwerking
                        met andere lidstaten gezocht.
Kunt u een overzicht geven van welke verordeningen en richtlijnen op het terrein van
                  binnenlandse zaken en justitie gebaseerd zijn op artikel 83 VWEU?
               
Artikel 83 VWEU wordt sinds 2010 als juridische basis voor voorstellen gebruikt. Voorbeelden
                        van toepassingen van art. 83(1) VWEU op het terrein van binnenlandse zaken en justitie
                        zijn:
• Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake
                              de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan,
                              en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad;
• Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter
                              bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie,
                              en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad PB L 335 van 17.12.2011;
• Richtlijn 2013/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 over
                              aanvallen op informatiesystemen en ter vervanging van Kaderbesluit 2005/222/JBZ van
                              de Raad PB L 218 van 14.8.2013
• Richtlijn 2014/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende
                              de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsemunterij en
                              ter vervanging van Kaderbesluit 2000/383/JBZ van de Raad, PB L 151 van 21.5.2014;
• Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake
                              terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en
                              tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad PB L 88 van 31.3.2017;
• Richtlijn (EU) 2017/2103 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017
                              tot wijziging van Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad teneinde nieuwe psychoactieve
                              stoffen in de definitie van „drug» op te nemen en tot intrekking van Besluit 2005/387/JBZ
                              van de Raad PB L 305 van 21.11.2017;
• Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018
                              inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld PE/30/2018/REV/1
                              PB L 284 van 12.11.2018;
• Richtlijn 2019/713/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende
                              de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet-contante betaalmiddelen en ter
                              vervanging van Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad PB L 123, 10.5.2019.
Voorbeelden van toepassingen van art. 83(2) VWEU op het terrein van binnenlandse zaken
                        en justitie zijn:
• Richtlijn 2014/57/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende
                              strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik (richtlijn marktmisbruik) PB L 173 van
                              12.6.2014;
• Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende
                              de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie
                              schaadt PB L 198 van 28.7.2017.
Verslag van de formele JBZ-raad van 7–8 oktober 2021
De leden van de SP-fractie lezen in het verslag van de vorige JBZ-Raad dat er geen
                  minimumstandaarden voor detentie vast zijn gesteld. Daarentegen heeft de EC wel aangekondigd
                  financiering beschikbaar te stellen voor detentie. Voornoemde leden hebben daarover
                  de volgende vragen. Uit welk fonds of potje gaat de EC dit bekostigen? Welke voorwaarden
                  worden er aan dit geld gesteld? Waarom zijn lidstaten eigenlijk niet in staat om de
                  detentieomstandigheden in hun eigen land op orde te stellen? Kunnen enkele lidstaten
                  de financiële verantwoordelijkheid niet aan om voor degelijke detentie te betalen
                  waardoor de EC nu bij moet schieten? Gaat Nederland nu meebetalen aan de gevangenissen
                  in Roemenië terwijl de werkdruk bij onze eigen Dienst Justitiële Instellingen al te
                  hoog is? Of gaat Nederland hier ook geld uit putten? Zo nee, waarom niet? Als Slowakije
                  hier geld voor vraagt dan kan u wellicht ook een bijdrage krijgen voor uw plannen
                  in Vlissingen, Lelystad en Vught. Deze leden ontvangen op dit punt graag een reactie.
               
De EU heeft geen minimumstandaarden voor detentie, maar de EU-lidstaten onderschrijven
                     de niet-bindende European Prison Standards van de Raad van Europa. De intentie om de mensenrechten van gedetineerden te respecteren
                     bestaat bij lidstaten van Raad van Europa en van de EU. De verantwoordelijkheid om
                     de gevangenisstandaarden na te leven berust primair bij iedere lidstaat zelf. Daarbij
                     dient te worden bedacht dat het niet naleven van de minimumstandaarden voor detentieomstandigheden
                     veelal wordt veroorzaakt door problemen van financiële aard. Om de materiele detentieomstandigheden
                     te verbeteren is zodoende toereikende financiering nodig voor de renovatie en modernisering
                     van gevangenissen. Daarom heeft de Commissie een inventarisatie uitgevoerd van de
                     financieringsmogelijkheden van de EU voor gevangenissen en voor de rehabilitatie van
                     gedetineerden binnen het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027.
Vanuit het MFK kunnen drie fondsen worden benut. Ten eerste kan
                  vanuit NextGeneration EU financiering worden geboden voor brede nationale hervormingsplannen
                     en -investeringen onder meer voor overheidsdiensten en justitiële hervormingen.
                  Lidstaten kunnen door middel van een nationaal herstelplan aanspraak maken op subsidies
                     en leningen uit de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience
                     Facility, RRF). De investeringen en hervormingen die in het plan zijn opgenomen worden
                     getoetst aan de eisen van de RRF-verordening;5
                  Ten tweede kunnen
                  de cohesiefondsen EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) en ESF+ (Europees
                     Sociaal Fonds Plus) worden ingezet voor maatregelen die gericht zijn op de sociaaleconomische
                     inclusie van gedetineerden;
                  Tenslotte kan
                  vanuit InvestEU financiering worden verleend voor sociale infrastructuur, energie-efficiëntie
                     en hernieuwbare energie.
De voorwaarden voor het toegekend krijgen van middelen uit de fondsen verschillen
                        per fonds. Voor de cohesiefondsen zijn deze voorwaarden vastgelegd in de Verordening
                        met Gemeenschappelijke Bepalingen (Common Provisions Regulation (CPR), voor Invest EU en NextGeneration EU zijn deze vastgelegd in de desbetreffende
                        verordeningen. Het kabinet heeft ingestemd met het MFK. De genoemde fondsen maken
                        daar onderdeel van uit. Lidstaten kunnen een beroep op deze fondsen doen voor detentieomstandigheden
                        en daarvoor financiering toegekend krijgen mits zij aan de voorwaarden voldoen.
In Nederland zijn de detentieomstandigheden relatief goed. Het kabinet zal een beroep
                        doen op EU-middelen voor maatregelen gericht op de sociaaleconomische inclusie en
                        re-integratie van gedetineerden uit ESF+.
Negende editie van het door de Europese Commissie jaarlijks gepubliceerde Europees
                     Justitie Scorebord (EJS)
De leden van de SP-fractie hebben, zoals inmiddels gebruikelijk, aandacht voor de
                  staat van de rechtsstaat in de diverse lidstaten. Lidstaten zijn daar zelf primair
                  voor verantwoordelijk. Toch lijken diverse lidstaten er een loopje mee te nemen. Voornoemde
                  leden constateren dat in Nederland landen zoals Hongarije en Polen het publieke debat
                  domineren. Maar deze leden merken op dat ook andere lidstaten het minder nauw nemen
                  met de rechtstaat, zij denken onder andere aan Roemenië, Malta en Tsjechië. Kunt u
                  toelichten over welke lidstaten u zorgen heeft over de situatie van de rechtsstaat
                  en hoe u daar aandacht voor vraagt in de diverse gremia?
               
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
                     korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt antwoord op deze vraag zo spoedig
                     mogelijk en uiterlijk binnen de gestelde termijn van drie weken, verzonden.
De leden van de SP-fractie ontkomen er niet aan om opnieuw stil te staan bij Polen.
Het Poolse Constitutionele Hof heeft Artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten
                     van de Mens in strijd met de Poolse Grondwet verklaard.6 Kunt u op dit nieuwe dieptepunt reageren? Vindt u nog altijd dat er sprake is van
                     «wederzijds vertrouwen» in de rechtsstaat van Polen? Zo nee, welke conclusies verbindt
                     u hier aan?
                  
Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het
                     korte tijdsbestek van het dit schriftelijk overleg wordt het antwoord op deze vraag
                     zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen de gestelde termijn van drie weken, verzonden.
4. Vragen en opmerkingen vanuit de Volt-fractie
               
Geannoteerde agenda JBZ-Raad 9–10 december 2021
Richtlijn kritieke entiteiten (CER-richtlijn)
De leden van de Volt-fractie constateren dat een voor het kabinet belangrijk punt
                  ten aanzien van de Richtlijn kritieke entiteiten een uitzonderingsclausule voor nationale
                  veiligheid is. Waarom houdt u vast aan een algemeen geformuleerde uitzonderingsclausule?
                  Ziet u ruimte voor andere vormen van uitzonderingsclausules? Zoals een specifieke
                  uitzonderingsclausule? Zo nee, waarom niet?
               
Weerbare vitale infrastructuur is een belangrijke factor voor de nationale veiligheid.
                     Op 12 februari jl. heeft het kabinet uw Kamer in het BNC-fiche veerkracht kritieke entiteiten geïnformeerd over het belang van een uitzonderingsclausule voor nationale veiligheid
                     voor het vergroten van de weerbaarheid van kritieke entiteiten.7 EU-beleid mag niet strijdig zijn met verdragsrechtelijke bepalingen over de bevoegdheid
                     van lidstaten op het gebied van nationale veiligheid. De bescherming van de nationale
                     en binnenlandse veiligheid is uitsluitend de verantwoordelijkheid van elke lidstaat.8 Het kabinet heeft daarom ingezet op een algemeen geformuleerde uitzonderingsclausule.
                     Deze verwijst naar het Unierecht en borgt dat lidstaten voldoende flexibiliteit behouden
                     om binnen het gemeenschappelijke kader maatregelen te treffen die aansluiten op de
                     nationale context zoals het dreigingsbeeld en de nationale veiligheidsbelangen die
                     per land uiteenlopen.
Hoe kan Europese samenwerking bijdragen aan het vergroten van nationale veiligheid?
Een sterk Europa vormt een belangrijk fundament voor onze nationale veiligheid. De
                     EU-samenwerking in het licht van de CER-richtlijn draagt hieraan bij door het versterken
                     van de weerbaarheid van vitale infrastructuur. Hierover heeft het kabinet uw Kamer
                     op 12 februari jl. geïnformeerd in het BNC-fiche veerkracht kritieke entiteiten.
Uitvoering interoperabiliteit
Ten aanzien van de uitvoering interoperabiliteit vragen de leden van de Volt-fractie
                  of het mogelijk is dat u niet instemt met de aangepaste planning omtrent de uitvoering
                  interoperabiliteit. Zo ja, waar hangt dit van af? Onder welke voorwaarden bestaat
                  die mogelijkheid?
               
De implementatie van de verordeningen is een complex traject met veel onderlinge afhankelijkheden.
                     Niet alleen nationaal maar ook in Europees verband. De implementatie van de herziening
                     (recast) van het Schengen-informatiesysteem (SIS), het Entry-Exit Systeem (EES) en het European Travel Information and Authorisation System (ETIAS) dienen in volgorde plaats te vinden waarbij de ingebruikname per systeem voor
                     alle lidstaten bovendien tegelijkertijd plaats dient te vinden. Vertraging bij de
                     een betekent vertraging bij de ander. Indien een van de lidstaten onderbouwd aangeeft
                     dat de aangepaste planning niet uitvoerbaar is dan kan dat een reden zijn om niet
                     in te stemmen met de aangepaste planning. Het is op dit moment niet de verwachting
                     dat dat het geval zal zijn. Het kabinet zal benadrukken dat de systemen goed en gelijktijdig
                     in gebruik moet worden genomen. Kwaliteit gaat daarbij boven snelheid. Daarnaast stelt
                     het kabinet als randvoorwaarde dat kwalitatief hoogwaardige centrale Europese systemen
                     tijdig beschikbaar komen voor lidstaten zodat er voldoende tijd is voor het nationale
                     test- en implementatietraject.
Samenwerking tussen de contraterrorisme autoriteiten
Hoewel u geen discussie verwacht ten aanzien van de EU contraterrorisme coördinator
                  (EUCTC), vragen de leden van de Volt-fractie wat de voornaamste prioriteiten van Nederland
                  zijn voor de komende periode van de EUCTC. Spreekt u hierover met andere EU-lidstaten?
                  Zo ja, met welke lidstaten? Voor zover er de mogelijkheid bestaat om vragen te stellen
                  aan de Counter Terrorism Group (CTG), welke vragen zal u dan stellen?
               
Voor het antwoord op de vragen over de prioriteiten in het Nederlandse kabinetsbeleid
                     verwijst het kabinet de leden van de Volt-fractie naar het voorgaande antwoord op
                     de vragen van de D66-fractie.
Het kabinet wenst op het punt van ongewenste buitenlandse financiering in EU-verband
                     op te trekken om ervaringen te delen/samen te werken en is tevreden dat deze problematiek
                     eveneens de aandacht heeft van de EU CTC. Naast de JBZ-Raad bespreken de EU-lidstaten
                     hun prioriteiten in diverse voorbereidende (Raads)werkgroepen.
De Sloveense voorzitter van de Counter Terrorism Group (CTG) zal een besloten presentatie
                     geven over de terroristische dreiging in en richting Europa. De CTG is een Europees
                     samenwerkingsverband van de veiligheidsdiensten uit de EU-landen plus Noorwegen, het
                     Verenigd Koninkrijk en Zwitserland. De CTG-diensten werken intensief samen op operationeel
                     en analytisch niveau. Op dit moment heeft het kabinet geen vragen voorzien. Gezien
                     het besloten karakter van de CTG-bijeenkomst kan niet inhoudelijk worden gedeeld wat
                     hier wordt besproken.
Politiesamenwerkingscode
De leden van de Volt-fractie lezen dat u verwacht dat de politiesamenwerkingscode
                  naar verwachting zal zien op de modernisering van informatie-uitwisseling en communicatie.
                  Welke belemmeringen in de informatie-uitwisseling en communicatie tussen de lidstaten
                  en grensoverschrijdende operationele samenwerking op het gebied van rechtshandhaving
                  ervaart Nederland op dit moment? Heeft u ideeën over hoe de politiesamenwerkingscode
                  verbeterd kan worden? Zo ja, welke?
               
Wat betreft de rechtshandhavende en justitiële samenwerking steunt het kabinet initiatieven
                     tot het versterken van de informatiedeling zoals door aanpassing van wetgeving inzake
                     het delen van opsporingsinformatie (Prüm). Grensoverschrijdende operationele samenwerking
                     met Duitsland vindt sinds 2006 plaats op basis van het Verdrag van Enschede inzake
                     de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke
                     aangelegenheden. In 2018 is het nieuwe Benelux-Politieverdrag ondertekend dat een
                     nieuwe grondslag voor de politiesamenwerking tussen Nederland, België en Luxemburg
                     biedt, ter vervanging van het huidige Senningen-verdrag. Zoals in de nota naar aanleiding
                     van het verslag is gemeld komt het bestaande Senningen-verdrag over het algemeen goed
                     tegemoet aan de behoeften van de praktijk.9 Geïdentificeerde verbeterpunten lagen ten eerste in het komen tot één coherente bevoegdheidsregeling
                     voor grensoverschrijdend politieoptreden en een uniforme reeks modaliteiten voor het
                     gebruik van dwangmiddelen en het uitoefenen van geweld. Daarnaast kunnen mogelijkheden
                     om grensoverschrijdende achtervolging en -observatie te verruimen voor verbetering
                     zorgen zodat elke achtervolging en elke observatie die in eigen land op een rechtsgeldige
                     manier begint ook over de grens verdergezet kan worden. Tenslotte kan met een regeling
                     van de grensoverschrijdende opsporing worden voldaan aan het verbeterpunt dat dit
                     in het huidige Senningen-verdrag maar in beperkte mate geregeld is. Het nieuwe verdrag
                     is in die zin een doorontwikkeling van het Senningen-verdrag dat het de grensoverschrijdende
                     uitoefening van die bevoegdheden op ruimere schaal mogelijk maakt zonder de beperking
                     van de grensregio’s.
Het voorstel voor een politiesamenwerkingscode wordt op 8 december a.s. verwacht en
                     het kabinet zal deze zorgvuldig bestuderen. Uw Kamer zal zo snel mogelijk worden geïnformeerd
                     over de positie van het kabinet middels de gebruikelijke BNC-fiches.
Prüm
Hoe staat u tegenover de van de EC verwachtte uitbreiding van de gegevenscategorieën
                  die kunnen worden uitgewisseld, met gezichtsbeelden en politiebestanden? Hoe oordeelt
                  u over dit voorstel in het kader van mensenrechten, met name het recht op bescherming
                  van persoonsgegevens en het recht op bescherming van het privéleven, en de Europese
                  privacywetgeving? Onder welke voorwaarden acht u het gebruik van deze gegevenscategorieën
                  toelaatbaar? Welke criteria worden daarbij afgewogen?
               
Het huidige Prüm-kader voorziet in de geautomatiseerde vergelijking van DNA-profielen,
                     vingerafdrukken en voertuigregistratiegegevens tussen de lidstaten. De Commissie zal
                     naar verwachting voorstellen om het aantal gegevenscategorieën dat kan worden vergeleken
                     uit te breiden met politiebestanden en gezichtsbeelden. Het kabinet staat open voor
                     het verkennen van de mogelijkheden hiertoe. Zoals ook aangegeven in de reactie van
                     het kabinet op de publieke consultatie over de modernisering van Prüm vindt het kabinet
                     het daarbij van belang dat de geautomatiseerde vergelijking van gezichtsbeelden wordt
                     onderzocht met inachtneming van de technische en juridische aspecten zoals beeldkwaliteit
                     en privacy. Het zorgvuldig omgaan met de vergeleken gegevens evenals met de resultaten
                     die uit de vergelijkingen komen is daarbij essentieel om zogenoemde valse positieve
                     en valse negatieve resultaten te voorkomen. Het voorstel wordt op 8 december a.s.
                     verwacht en het kabinet zal deze zorgvuldig bestuderen. Uw Kamer zal zo snel mogelijk
                     worden geïnformeerd over de positie van het kabinet middels de gebruikelijke BNC-fiches.
Verordening e-evidence
De leden van de Volt-fractie lezen dat los van de onderhandelingen over de e-evidence
                  verordening internationaal wordt onderhandeld over een overeenkomst tussen de EU en
                  de VS inzake de overlevering van elektronisch bewijsmateriaal. Onder meer het ontbreken
                  van een akkoord over de e-evidence verordening is een complicerende factor in deze
                  onderhandelingen. In hoeverre spelen AVG-regels omtrent doorgifte van persoonsgegevens
                  een rol in het bereiken van een overeenkomst tussen de EU en de VS? Welke waarborgen
                  worden getroffen om eventuele risico’s zoveel mogelijk te mitigeren? Ziet u daar risico’s?
                  Wordt daar tussen de lidstaten op dit moment nog over gesproken? Zo ja, waarover precies?
               
De Amerikaanse CLOUD Act (Clarifying Lawful Overseas Use of Data) maakt het mogelijk
                     dat andere landen een verdrag kunnen sluiten met de VS over de grensoverschrijdende
                     toegang tot elektronisch bewijs. In een dergelijk verdrag kunnen voorwaarden worden
                     opgenomen waaronder autoriteiten van dat land bij in de VS gevestigde bedrijven direct
                     elektronisch bewijs kunnen vorderen.10 Op 1 mei 2019 heeft het kabinet een kabinetsappreciatie aan uw Kamer gestuurd over
                     de onderhandelingen voor een EU-VS-overeenkomst inzake grensoverschrijdende toegang
                     tot elektronisch bewijsmateriaal voor justitiële samenwerking in strafzaken.11 Vervolgens heeft de Commissie in de JBZ-Raad van juni 2019 een onderhandelingsmandaat
                     gekregen. Het bewaken van het EU-acquis is belangrijk vooral omdat het de gegevensbescherming
                     betreft en vanwege het e-evidencepakket waarmee de EU specifiek EU-recht voorbereidt.
                     Het Commissiemandaat voorziet in verankering van grondrechten voor burgers, in aandacht
                     voor de positie van het bedrijfsleven en leidt tot voordelen voor de rechtshandhaving.12
                     
In de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van juni jl. is voorts aangegeven dat vanwege
                     het uitblijven van het rapport van het Europees Parlement op het interne EU-pakket
                     op e-evidence de onderhandelingen met de VS langere tijd waren opgeschort, maar dat
                     in maart dit jaar de eerste signalen waren ontvangen dat een voortzetting van de onderhandelingen
                     werd overwogen.13 In de JBZ-Raad van juni jl. heeft de Commissie aangegeven dat er eerste informele
                     contacten zijn geweest met de Bidenadministratie en de Minister van Justitie van de
                     VS. De opvatting is dat de formele onderhandelingen pas kunnen starten nadat een voorlopig
                     akkoord is bereikt tussen de JBZ-Raad en het Europees Parlement over het EU-interne
                     e-evidencevoorstel.14 Het is de verwachting dat de Commissie de JBZ-Raad informeert over de stand van zaken.
                     Er is nog geen sprake van inhoudelijke onderhandelingsronden tussen de EU en de VS.
EU toetreding tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
U spreekt uit voorstander te zijn van een zo snel mogelijke toetreding van de EU tot
                  het EVRM. De leden van de Volt-fractie sluiten zich daarbij aan. Daarom de vraag:
                  hoe zet u zich actief in voor het werk aan de EU-interne regels parallel aan de onderhandelingen
                  in Straatsburg? Welke politieke en juridische belemmeringen zijn er op dit moment?
               
Hiervoor verwijst het kabinet de Volt-fractie graag naar het antwoord op de vraag
                     van D66 aangaande de EU-toetreding tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de
                     Mens.
Geleerde lessen Covid-19 noodwetgeving
Ten aanzien van de geleerde lessen Covid-19 noodwetgeving geeft u aan in te zetten
                  op het belang van een goed functionerende rechtsstaat en de noodzaak van parlementaire
                  en rechterlijke controle bij noodwetgeving. Volgens de leden van de Volt-fractie hoort
                  daar ook bij dat (vrijheidsbeperkende) maatregelen worden ingetrokken zodra zij niet
                  langer proportioneel zijn. Onderstreept u dit?
               
Het kabinet onderstreept dat vrijheidsbeperkende maatregelen proportioneel dienen
                     te zijn. Daarom toetst de Raad van State de inperking van grondrechten en de proportionaliteit
                     van de (vrijheidsbeperkende) maatregelen volgend uit de Tijdelijke wet Maatregelen
                     COVID-19 driemaandelijks. Dit advies wordt gevraagd voordat wordt besloten over verlenging
                     van deze wet. Het is belangrijk dat vrijheidsbeperkende maatregelen zo kort mogelijk
                     duurt duren, het kabinet weegt dit voortdurend af onder meer op basis van het OMT-advies.
Tegengaan haatmisdrijven en haatzaaien
Ten aanzien van het bestrijden van haatmisdrijven en haatzaaien vragen de leden van
                  de Volt-fractie welke aanvullende of alternatieve voorstellen om het probleem aan
                  te pakken Nederland zelf zou voorstellen. Daarnaast de vraag of, en zo ja, hoe u zich
                  inzet om tot een gezamenlijk besluit te komen op het gebied van seksuele gerichtheid
                  en bredere LHBTIQ-problematiek. Bent u daarover in dialoog met andere lidstaten? Zo
                  ja, met welke lidstaten en wat is daarbij de Nederlandse inzet?
               
Het concrete voorstel tot wijziging van artikel 83 van het Verdrag inzake de werking
                        van de EU wordt op 8 december a.s. verwacht. Na publicatie van het voorstel ontvangt
                        u de kabinetsappreciatie middels het gebruikelijke BNC-fiche.
Op dit moment is niet voorzien dat Nederland zelf aanvullende of alternatieve voorstellen
                        zal doen, noch is een gezamenlijk besluit op het gebied van seksuele gerichtheid en
                        bredere LHBTIQ-problematiek voorzien. Daarover wordt dan ook geen dialoog met andere
                        lidstaten gevoerd.
Stand van zaken Europees Openbaar Ministerie
Ten aanzien van het EOM vragen de leden van de Volt-fractie wat de eerste ervaringen
                  zijn met het functioneren van het EOM en of u kunt toelichten of u de ruimte ziet
                  voor een eventuele uitbreiding van het mandaat van het EOM.
               
De eerste berichten in de media over de operationele resultaten van het EOM zijn bemoedigend
                     te noemen. Zo zijn er sinds 1 juni jl. inmiddels ruim 400 onderzoeken gestart en is
                     er al sprake van een eerste veroordeling wegens EU-fraude in Slowakije. In lijn met
                     het bekende kabinetsstandpunt en de opvatting van een meerderheid van uw Kamer ziet
                     het kabinet op dit moment nog steeds geen aanleiding om het mandaat van het EOM uit
                     te breiden.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier