Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 957 Invoering van delegatiegrondslagen ten behoeve van aanvullende regelingen voor het verstrekken van vergoedingen in het kader van de hersteloperatie toeslagen (Wet delegatiebepalingen hersteloperatie toeslagen)
Nr. 7
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 23 november 2021
Inhoudsopgave
I. ALGEMEEN
2
1. Inleiding
2
2. Doel van de delegatiegrondslagen
9
3. De drie aanvullende herstelregelingen
14
4. Uitvoeringsgevolgen
14
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de
leden van de fracties van de VVD, D66, de PVV, de PvdA, het CDA, de SP, GroenLinks,
de SGP, de BBB en het lid Omtzigt. Hierna wordt bij de beantwoording van de vragen
zo veel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden, met dien verstande dat gelijkluidende
of in elkaars verlengde liggende vragen tezamen zijn beantwoord.
Het lid van de fractie van de BBB en de leden van de fractie van de PVV vragen om
in te gaan op de verhouding tussen het ingediende wetsvoorstel, de Wet delegatiebepalingen
tegemoetkoming schrijnende gevallen en het in december aangekondigde wetsvoorstel
over de hersteloperatie toeslagen. De leden van de fractie van de VVD vragen naar
de verhouding tussen het onderhavige wetsvoorstel tot de (concept)wet hersteloperatie
toeslagen. De leden van de fractie van D66 vragen waarom ervoor is gekozen om nu een
delegatiebepaling te maken en de Wet hersteloperatie toeslagen te laten volgen. Zij
vragen ook waarom er niet voor is gekozen om een wetsvoorstel voor te bereiden, maar
deze los van de codificatie en de herijking te behandelen. De leden van de fractie
van de PvdA vragen waarom voor adequate democratische besluitvorming niet de benodigde
tijd wordt genomen. De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het kabinet nog
steeds van plan is om de juridische uitwerking van de drie regelingen onder te brengen
in de Wet hersteloperatie toeslagen. Ook vragen deze leden of wordt afgedaan aan het
door de Afdeling advisering van de Raad van State (Afdeling) geschetste uitgangspunt
dat alle regelingen het beste bij de Wet hersteloperatie toeslagen kunnen worden getroffen.
Zoals u weet, was het voornemen van het kabinet om de Wet hersteloperatie toeslagen
op Prinsjesdag in te dienen. In dit wetsvoorstel was voornamelijk codificatie van
goedkeurende beleidsbesluiten opgenomen. Die goedkeurende beleidsbesluiten worden
op dit moment al uitgevoerd in het kader van de compensatie van gedupeerden in de
hersteloperatie toeslagen en deze zouden door deze wet van een wettelijke basis worden
voorzien. Het advies van de Afdeling bij de Wet hersteloperatie toeslagen heeft aanleiding
gegeven om dat wetsvoorstel nog niet bij uw Kamer in te laten dienen. De Afdeling
geeft in haar advies onder andere aan dat het kabinet niet kan volstaan met het enkel
opnemen van codificatie van beleidsbesluiten, maar dat het noodzakelijk is om in die
wet een duidelijk perspectief met betrekking tot de inhoud en omvang van de gehele
hersteloperatie te schetsen. Het kabinet volgt dit advies op. Dit heeft echter tot
onvermijdelijk gevolg dat wetsvoorstel nog niet gereed is voor indiening bij uw Kamer.
Op dit moment wordt immers gewerkt aan de herijking van de hersteloperatie en aan
de uitwerking van de aanvullende regelingen. De uitkomsten hiervan zijn noodzakelijk
om in de Wet hersteloperatie toeslagen een duidelijk perspectief te kunnen schetsen.
De leden van de fractie van de PVV vragen ook naar de verhouding met de Wet delegatiebepalingen
schrijnende gevallen. Die wet heeft betrekking op belastingen en biedt dus geen mogelijkheden
om voor toeslagen regelingen bij algemene maatregel van bestuur (amvb) vorm te geven.
Om een duidelijk perspectief met betrekking tot de gehele hersteloperatie te kunnen
schetsen, is het noodzakelijk om te wachten totdat de herijking van de hersteloperatie
is afgerond en hierover is gesproken met uw Kamer. Indien de herijking aanpassing
van wetgeving vereist, zullen deze aanpassingen in het voorstel voor de Wet hersteloperatie
toeslagen worden opgenomen. Het is op dit moment niet mogelijk om het volledige beeld
met betrekking tot de hersteloperatie te schetsen, omdat de herijking nog gaande is
en wordt gewerkt aan de uitwerking van de aanvullende regelingen. Het onderhavige
wetsvoorstel bevat, antwoord ik het lid van de fractie van de BBB desgevraagd, derhalve
niet het volledige perspectief met betrekking tot de hersteloperatie toeslagen. Dat
duidelijke perspectief zal worden geschetst in de Wet hersteloperatie toeslagen. Het
heeft de voorkeur van het kabinet om naast de codificatie van beleidsbesluiten en
de eventuele aanpassingen naar aanleiding van de herijking, ook de aanvullende regelingen
voor de overige doelgroepen in die wet op te nemen. Het gevolg hiervan is echter dat
moet worden gewacht met indiening van dat wetsvoorstel tot het moment dat de laatste
regeling in het kader van de hersteloperatie is uitgewerkt in wetgeving. Vervolgens
neemt het door de uitvoerders opstellen van uitvoeringstoetsen tijd en hebben adviesorganen
zoals de Autoriteit Persoonsgegevens, de Raad voor de Rechtspraak en de Afdeling tijd
nodig voor het opstellen van hun adviezen. De leden van de fractie van het CDA vragen
wanneer de regering van plan is het wetsvoorstel in te dienen en wanneer de wet in
werking kan treden. Het lid van de fractie van de BBB vraagt of het haalbaar is dit
per 1 januari 2022 te realiseren. Ik hoop dat wetsvoorstel in het voorjaar van 2022
in te kunnen laten dienen. Het zou echter ook later kunnen worden. De datum van inwerkingtreding
is uiteraard daarvan afhankelijk, maar ook van de snelheid waarmee adviezen kunnen
worden uitgebracht en het wetsvoorstel door de beide Kamers behandeld kan worden.
Omdat de Wet hersteloperatie toeslagen waarschijnlijk niet eerder dan in het voorjaar
van 2022 kan worden ingediend, kan het vanwege de wens tot snelheid met het starten
met de uitvoering van een aanvullende regeling nodig zijn om die regeling alvast bij
amvb vorm te geven.
Een amvb is een regeling van de Koning en een of meer bewindspersonen. De bevoegdheid
om een regeling uit te werken in een amvb is altijd gebaseerd op een formele wet.
Evenals een wet wordt een amvb intern voorbereid, interdepartementaal afgestemd en
na verwerking van de uitkomsten van diverse kwaliteits- en uitvoeringstoetsen en het
inwinnen van adviezen door de verantwoordelijke bewindspersoon, met machtiging van
de ministerraad voorgedragen aan de Koning, die de ontwerpamvb aanbiedt aan de Afdeling
advisering van de Raad van State voor advies. Na ontvangst van het advies wordt een
zogenoemd nader rapport opgesteld dat wordt aangeboden aan de Koning. Tot zover is
er geen verschil met de totstandkoming van een wet. De concept-amvb wordt vervolgens
door de Koning ondertekend en door de verantwoordelijke bewindspersoon gecontraseigneerd,
waarna de amvb gepubliceerd wordt in het Staatsblad en in werking kan treden. Een
wet wordt dan door de Koning aangeboden aan de Tweede Kamer, waarmee de parlementaire
behandeling start.
Omdat het voor het kabinet van belang is dat uw Kamer goed in het proces wordt betrokken
en wordt meegenomen in het besluitvormingstraject over een vergoedingsregeling is
in het wetsvoorstel daarom bepaald dat een amvb die op basis van een delegatiegrondslag
in dit wetsvoorstel tot stand komt, voordat deze wordt voorgedragen aan de Koning
– dus voordat deze voor advies wordt aangeboden aan de Afdeling advisering van de
Raad van State, gedurende vier weken wordt voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamer;
dit is een zogenoemde «voorhangprocedure». Gedurende deze voorhangprocedure is uw
Kamer in de gelegenheid om te reageren op de voorgestelde amvb en bijvoorbeeld een
wijziging voorstellen. Uw Kamer heeft dus nog de mogelijkheid om invloed uit te oefenen
op de inhoud van de voorgestelde amvb. Daarnaast is in het wetsvoorstel bepaald dat
indien een van beide Kamers of ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal
leden van een van de Kamers binnen die termijn de wens te kennen geeft dat het onderwerp
van de amvb bij wet geregeld wordt, een zodanig wetsvoorstel zo spoedig mogelijk zal
worden ingediend. Indien een van beide Kamers of ten minste een vijfde van het grondwettelijk
aantal leden van een van de Kamers binnen die termijn de wens te kennen geeft dat
het onderwerp van de amvb bij wet geregeld wordt, wordt een zodanig wetsvoorstel zo
spoedig mogelijk ingediend.
De onderhavige wet maakt het vormgeven van de aanvullende regelingen bij amvb mogelijk.
Daar zijn, in antwoord op het lid van de fractie van de BBB, geen andere redenen voor
dan snelheid en de wens tot het stoppen met het gebruik van beleidsbesluiten. Uiteraard
zal ik uw Kamer over een mogelijke wens om een amvb op te stellen en de contouren
van de desbetreffende amvb uitgebreid informeren.
De leden van de fractie van de VVD vragen om de inbreng (en de antwoorden daarop)
van deze leden op de brief van de Staatssecretaris toeslagen en douane van 29 oktober
2021 inzake nieuwe regelingen gedupeerden1 mee te nemen bij de wetsgeschiedenis van het onderhavige wetsvoorstel. Ik begrijp
dat dit verzoek voortkomt uit de wens om tijdens het wetgevingsoverleg de beschikking
te hebben over de beantwoording van de vragen over de brief nieuwe regelingen. Hieraan
wordt voldaan. In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Financiën van
17 november jl. is besloten om het wetgevingsoverleg over onderhavige wet van 22 november
2021 een aantal weken te verplaatsen. Op dit moment vindt de beantwoording van de
vragen in het kader van de brief nieuwe regelingen plaats. Ik zal deze beantwoording
ruim voor de start van het genoemde wetgevingsoverleg naar uw Kamer sturen. Ik stuur
u de onderhavige nota eerder, zodat de leden van uw Kamer zoveel mogelijk tijd hebben
om er kennis van te nemen.
De leden van de fractie van het CDA geven aan dat de Afdeling heeft aangegeven dat
de hersteloperatie een wirwar van regelingen dreigt te worden en vragen of hier niet
meer zorgvuldigheid is vereist. De leden van de fractie van de PVV vragen welke beleidsbesluiten
en nieuwe regelingen worden gecodificeerd en welke regelingen de regering wenst op
te nemen in een amvb. Ook vragen deze leden welke regelingen dermate snel ingevoerd
moeten worden dat een amvb de voorkeur verdient boven formele wetgeving en zij vragen
daarbij in te gaan op de opmerking in mijn eerder genoemde brief van 29 oktober dat
de voorgestelde nieuwe regelingen de komende maanden nog worden uitgewerkt. Het lid
van de fractie van de BBB vraagt op welke termijn ik verwacht de uitwerking van de
delegatiegrondslagen te realiseren. Zoals ik ook tijdens het wetgevingsoverleg bij
het pakket Belastingplan 2022 heb aangegeven, heeft het mijn voorkeur om alle nieuwe
regelingen (de kindregeling, de regeling voor ex-partners en de regeling voor gedupeerden
in de huurtoeslag, zorgtoeslagen en het kindgebonden budget) in de Wet hersteloperatie
toeslagen op te nemen. Ik zie de onderhavige wet als een vangnet voor het moment dat
de uitwerking van maatregelen in de Wet hersteloperatie toeslagen vertraging zou oplopen.
Door vertraging van de Wet hersteloperatie toeslagen zouden bijvoorbeeld nog geen
uitkeringen kunnen worden gedaan aan kinderen die daar wel grote behoefte aan hebben
in het kader van hun herstel. Op grond van deze delegatiegrondslag is het al mogelijk
om één of meerdere regelingen, bijvoorbeeld de kindregeling in amvb uit te werken
en eerder te starten met de uitvoering. De leden van de fractie van GroenLinks vragen
welke risico’s het kabinet specifiek ziet voor vertraging in het wetstraject van de
Wet hersteloperatie toeslagen. Een dergelijke reden is er niet. Ik heb op dit moment
ook geen indicatie voor vertraging. Ik hoop en verwacht daarom dat van deze mogelijkheid
voor het treffen van een nieuwe regeling bij amvb geen gebruikgemaakt hoeft te worden.
De leden van de fractie van D66 vragen of ik een gewenste volgorde heb voor invoering.
Met de drie aanvullende regelingen wil het kabinet herstel bieden aan de gedupeerde
kinderen en ex-partners en aan gedupeerde aanvragers van de huurtoeslag, de zorgtoeslag
en het kindgebonden budget. Met het herstel voor kinderen en ex-partners komt het
kabinet ook tegemoet aan de motie van de leden Kwint en Leijten2 waarin is uitgesproken dat ook de kinderen van gedupeerde ouders compensatie moeten
krijgen en aan de motie van het lid Van Kooten-Arissen c.s.3waarin de regering werd verzocht de compensatie en schadeafhandeling, die op dat moment
enkel gericht was op de toeslagaanvrager, te verbreden naar partners, ex-partners
en kinderen van de toeslagaanvrager. Ik wil alle groepen zo snel mogelijk herstel
bieden. Mijn prioriteit ligt met name bij de wens om kinderen snel te kunnen helpen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wanneer precies besloten wordt of een
regeling bij amvb wordt getroffen en wat de betrokkenheid van uw Kamer daarbij. Het
moment waarop wordt besloten wordt of een regeling bij amvb wordt getroffen is het
moment waarop:
– de inhoud van een van de regelingen is uitgekristalliseerd; en
– blijkt dat de uitvoering in staat is met het uitvoeren van een nieuwe regeling te
beginnen voordat de Wet hersteloperatie toeslagen kan worden behandeld en in werking
kan treden.
Dit is aan de orde als de uitwerking van een van de nieuwe regelingen vertraging veroorzaakt
in de voortgang van de Wet hersteloperatie toeslagen en het daarom noodzakelijk wordt
geacht een andere regeling daarop vooruitlopend bij amvb vorm te geven. Ik zal uw
Kamer op het vroegste moment dat hiervan sprake is schriftelijk informeren.
De leden van de fracties van D66 en de SGP vragen wanneer de amvb(«s) met de nieuwe
regelingen kunnen zijn uitgewerkt. De leden van de fractie van het CDA vragen waarom
het nodig is om de delegatiegrondslag nu al in te voeren, mede in het licht van de
prioriteit die de hersteloperatie en de herijking ervan verdienen. Ik vind het belangrijk
om te benadrukken dat snelheid soms wenselijk is, maar dat dit niet ten koste mag
gaan van de zorgvuldigheid. Ik geef er daarom ook de voorkeur aan om alle nieuwe regelingen
op te nemen in de Wet hersteloperatie toeslagen. Ik wil alleen de mogelijkheid openlaten
om – bijvoorbeeld wanneer de Wet hersteloperatie toeslagen vertraagt, omdat we voor
indiening ervan ingevolge het advies van de Afdeling moeten wachten op uitwerking
van de laatste regeling in deze wet – de uitwerking van (een) nieuwe regeling(en)
bij amvb vorm te geven.
Daarnaast vind ik het van groot belang dat andere gedupeerden, zoals kinderen, ex-partners
en andere toeslaggerechtigden, duidelijkheid krijgen over de contouren van de regelingen
die het kabinet voor ogen heeft. Daarom blijf ik inzetten op verdere uitwerking van
deze regelingen, naast de lopende herijking.
De leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet van plan is om de nieuwe
regelingen al uit te gaan voeren voordat de herijking is afgerond en de hersteloperatie
op orde is. Het antwoord daarop is nee. Ik wil pas beginnen met het uitvoeren van
een nieuwe regeling op het moment dat de uitkomsten van de herijking kunnen worden
verwerkt, de regeling is uitgewerkt, de uitvoeringstoetsen het comfort bieden dat
de regeling door de uitvoerder uitvoerbaar is en wanneer met uw Kamer hierover is
gesproken. Het is op dit moment dan ook niet mogelijk om, in antwoord op de leden
van de fractie van D66, aan te geven op welke termijn ik verwacht de uitwerking in
amvb’s te realiseren. We gaan er immers nog steeds vanuit dat die regelingen worden
opgenomen in de Wet hersteloperatie toeslagen. De nieuwe regelingen worden ongeacht
of zij in die wet of bij amvb worden vormgegeven, zo antwoord ik de leden van de fractie
van de SP, altijd voorgelegd in en besproken met de leden van uw Kamer.
De leden van de fractie van de SP merken op dat de Afdeling adviseert om regelingen
grondiger te doordenken en verzoekt de regering hierop te reflecteren. Het kabinet
vindt het van groot belang om afgewogen en goed werkende regelingen te ontwerpen.
Dat is de reden dat de contouren van de regelingen in eerdere voortgangsrapportages
met uw Kamer zijn gedeeld. Ook zullen als de regelingen gereed zijn, uitvoeringstoetsen
worden uitgevoerd. De finale regelingen zullen, samen met de uitvoeringstoetsen, opnieuw
met uw Kamer worden gedeeld. Pas daarna zal de uitvoering van de aanvullende regelingen
starten.
De leden van de fractie van de SP vragen of de beslisnotitie openbaar kan worden gemaakt
bij dit wetsvoorstel. Ook vragen deze leden om inzage in het overleg dat is voorafgegaan
aan het wetsvoorstel. Zij vragen met wie er contact is geweest over deze vorm en welke
juridische afwegingen hebben plaatsgevonden. U heeft inmiddels bij brief van 17 november
2021 de bij het wetsvoorstel behorende beslisnotities ontvangen.4 De leden van de fractie van GroenLinks vragen om een chronologisch overzicht vanaf
augustus met toelichting waarom op welk moment besloten is om de wetgevingstechnische
borging van de drie regelingen op bepaalde wijze in te steken tot heden. Er is na
ambtelijke bestudering van het advies van de Afdeling bij de Wet hersteloperatie toeslagen
medio september bezien in hoeverre het advies aanleiding gaf tot wijzigingen qua proces
en inhoud van de Wet hersteloperatie toeslagen. In dit kader is door het kabinet besloten
om die wet niet op Prinsjesdag in te dienen, omdat die wet nog geen duidelijk perspectief
op de hersteloperatie toeslagen bevatte. In het advies van de Afdeling bij dat wetsvoorstel
(en bij het wetsvoorstel Belastingplan 2022) is overigens ook het voortdurende gebruik
van beleidsbesluiten door de Afdeling aan de orde gesteld. Met name het gebrek aan
democratische legitimatie van beleidsbesluiten heeft het kabinet ertoe gebracht om
te zoeken naar een manier om te stoppen met het gebruik van beleidsbesluiten en tegelijkertijd
enige flexibiliteit bij het treffen van nieuwe regelingen in het kader van de hersteloperatie
te houden. Ik heb daarom toen besloten om op het wetsvoorstel Wet delegatiebepalingen
tegemoetkoming schrijnende gevallen – dat zich primair richt op schrijnende gevallen
bij belastingen – een nota van wijziging in te willen dienen waarmee het ook mogelijk
zou worden om via die wet de bevoegdheid te introduceren om de nieuwe regelingen voor
toeslagen bij amvb te vormgeven. Hoewel dat wetsvoorstel weliswaar is toegesneden
op de Belastingdienst, kennen de bepalingen gelijkenissen qua vormgeving. Dit zou
naar mijn idee de eenduidigheid ten goede komen. Het voordeel van de route van een
nota van wijziging bij een wetsvoorstel in het pakket Belastingplan 2022 was daarnaast
dat hiermee ook het behandelschema van het pakket Belastingplan 2022 zou kunnen worden
gevolgd. Dit zou er voor kunnen zorgen dat inwerkingtreding per 1 januari 2022 mogelijk
is. Inmiddels is die nota van wijziging omgezet in het onderhavige wetsvoorstel. Ik
heb hiertoe besloten, omdat ik het belangrijk vind dat het parlement in staat wordt
gesteld om zich een afzonderlijk oordeel te vormen over de Wet delegatiebepalingen
tegemoetkoming schrijnende gevallen gericht op belastingen enerzijds en over het onderhavige
wetsvoorstel gericht op toeslagen anderzijds.
Het lid Omtzigt vraagt hoe groot het probleem is van de uithuisplaatsingen en hoe
dit integraal wordt meegenomen in de oplossing voor de gezinnen. Ook vraagt hij of
er al een onderzoeksvoorstel is over de uithuisplaatsingen dat met de Kamer kan worden
gedeeld. Om ouders te ondersteunen bij dit grote leed ontwikkelt het Rijk samen met
de VNG en partijen in de jeugdbeschermingsketen een voorstel voor een aanpak. Ook
werken zij aan een voorstel voor een nader onderzoek. De Minister voor Rechtsbescherming
informeert uw Kamer hier zo spoedig mogelijk over door middel van een brief.
Het lid Omtzigt vraagt of het beloofde overzicht van onrechtmatige daden met de Kamer
kan worden gedeeld. Op 12 maart 2021 heb ik uw Kamer mede namens de Staatssecretaris
van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst per brief geïnformeerd over wetten
en regels die zijn overtreden door de Belastingdienst en Toeslagen.5 Voor wat betreft de problemen met de kinderopvangtoeslag is in de brief aangegeven
dat er verschillende fouten zijn gemaakt bij behandeling van aanvragen, controles
en bezwaren. Deze fouten hebben onder meer geleid tot strijdigheid met beginselen
van behoorlijk bestuur. Zo staat bijvoorbeeld in de brief dat Toeslagen rondom de
kwalificatie van opzet en grove schuld in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel
en artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
Met de achtste voortgangsrapportage (VGR) is een update van de zogenoemde 21-puntenlijst
naar uw Kamer gestuurd. Dit betreft een overzicht van problemen in de uitvoering die
mogelijk hebben geleid tot handelwijzen die in strijd zijn met wet- en regelgeving.
In de genoemde brief van 12 maart is ook aangegeven dat het niet goed mogelijk is
om een compleet overzicht te geven van alle situaties waarin de Belastingdienst of
Toeslagen mogelijk in strijd heeft gehandeld met wet- en regelgeving. Een (uitputtend)
overzicht van mogelijk onrechtmatige daden is niet te geven. Ik heb ten slotte in
de achtste VGR aangegeven dat indien nieuwe fouten van Toeslagen aan het licht komen,
ik uw Kamer via de stand van de uitvoering informeer.
Verder vraagt het lid Omtzigt of een aantal vermeende gedragingen van de Belastingdienst/Toeslagen
een onrechtmatige daad opleveren. Ook vraagt hij in hoeverre eventueel onrechtmatig
handelen tot schadevergoeding moet leiden. De vermeende gedragingen betreffen het
stopzetten van de kinderopvangtoeslag bij een aantal ouders, het niet aangeven welke
documenten verstrekt dienden te worden, het aanleveren van onvolledige dossiers bij
de rechtbank en het weigeren van schuldsanering op basis van een FSV-aantekening.
In algemene zin geldt dat handelen of nalaten in strijd met een wettelijke verplichting
doorgaans als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd. Het is afhankelijk van de feiten
en omstandigheden of daarvan sprake is. Zo kan het stopzetten van de kinderopvangtoeslag
mogelijk in bepaalde gevallen als onrechtmatig worden gekwalificeerd. In andere gevallen
geldt dat dit weliswaar rechtmatig, maar naar huidige inzichten ongewenst was. Er
moet daarom per geval worden vastgesteld of en in welke mate sprake is van benadeling
door het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen. Het vaststellen van een onrechtmatige
daad en in vervolg daarop een mogelijke schadevergoedingsplicht vergt namelijk een
individuele beoordeling.
Het lid Omtzigt vraagt om het beloofde overzicht van wat er mis is gegaan bij alle
CAF-zaken en wat er de afgelopen twee jaar is gedaan om dat uit te zoeken. De Staatssecretaris
van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft uw Kamer toegezegd om uw Kamer
begin 2022, en waar mogelijk eerder, meer inhoudelijk te informeren over alle CAF-zaken.6
Het lid Omtzigt wijst erop dat het kabinet nu ook voorstelt om kinderen en ex-partners
een bedrag te geven. Dat is in een aantal gevallen in zijn ogen zeker terecht, maar
deze regeling is volgens hem wel zeer, zeer onrechtmatig. Er zijn kinderen, voornamelijk
in de bovenste middenklasse, waar ouders konden terugbetalen, omdat ze een hoger inkomen
hadden en een lagere kinderopvangtoeslag. Die kinderen krijgen nu ook tot € 10.000.
Hij vraagt op welke rechtvaardigheidsgrond dit gebeurt en stelt dat dit ook voor de
ex-partners geldt. Zoals ook aangegeven in de zevende voortgangsrapportage, speelt
bij deze regelingen het dilemma dat we enerzijds maatwerk willen leveren en anderzijds
snelheid en ruimhartigheid voorstaan. Het verder onderscheid aanbrengen tussen groepen
kinderen of ex-partners is uitvoeringstechnisch zeer complex en leidt onvermijdelijk
tot meer vertraging in de uitvoering. Bij deze regelingen heeft het kabinet gekozen
voor een ruimhartige aanpak waarin alle gedupeerden hetzelfde krijgen. Het kabinet
volgt daarin onder andere het advies van de kinderen.
Het lid Omtzigt wijst erop dat er nog 22.000 mensen buiten de kinderopvangtoeslag
worden gecompenseerd. Hij geeft aan dat het kabinet een uitgebreide motivering dient
te sturen wat er bij die mensen is misgegaan en wat er nu wordt gecompenseerd. Het
lid Omtzigt vraagt of de regering bereid is de motivering in dit schriftelijk verslag
te geven. In de Kamerbrief van 22 juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd dat circa
22.000 belanghebbenden bij andere toeslagen (de huurtoeslag, de zorgtoeslag en/of
het kindgebonden budget) in beeld zijn die in het verleden een Opzet/Grove Schuld
(O/GS-)label hebben gehad. Binnen deze groep is een deel dat ook te maken heeft met
een terugvordering bij de kinderopvangtoeslag. Het gaat om circa 10.000 belanghebbenden
die een O/GS-label hebben voor zowel een terugvordering bij de kinderopvangtoeslag
als een terugvordering bij andere toeslagen (de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het
kindgebonden budget). De compensaties bij andere toeslagen zijn, zoals het kabinet
eerder heeft besloten, onafhankelijk van een mogelijke compensatie in het kader van
de kinderopvangtoeslag.7 De overige belanghebbenden (circa 12.000) hebben alleen een O/GS-label voor een terugvordering
bij andere toeslagen. Het kabinet acht de kans groot dat ook belanghebbenden bij andere
toeslagen onterecht O/GS-labels hebben gekregen, omdat het invorderingsbeleid voor
alle toeslagen hetzelfde is geweest. Een O/GS-label had vergaande gevolgen, zoals
het afwijzen van een persoonlijke betalingsregeling. Daarom heeft het kabinet op 4 december
2020 besloten om gedupeerden bij andere toeslagen te compenseren. De compensatie,
zoals beschreven in de brief van 29 oktober jl.8, bestaat uit 30 procent van de terugvordering met een O/GS-label. Dit percentage
komt overeen met de O/GS-tegemoetkoming die geldt voor de kinderopvangtoeslag. Tot
slot kunnen de dossiers van gedupeerden met een O/GS-label op verzoek onderzocht worden
op institutionele vooringenomenheid, waarvoor een compensatie van 130 procent wordt
voorgesteld.
Het lid Omtzigt vraagt welke andere groepen de regering op dit moment op het oog heeft.
In de brief van 29 oktober jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de nieuwe regelingen
(kindregeling, ex-partnerregeling en gedupeerden bij andere toeslagen) die het kabinet
verder (juridisch) laat uitwerken.9 Daarnaast bekijkt het kabinet ook naar aanleiding van moties van leden van uw Kamer
de mogelijkheid om ouders in het buitenland te ondersteunen.10
2. Doel van de delegatiegrondslagen
De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar de overwegingen van de regering
om de regelingen onder te brengen in één amvb in plaats van in drie amvb’s. De regelingen
kunnen in één algemene maatregel van bestuur worden opgenomen, maar ook in drie algemene
maatregelen van bestuur. Gelet op de verschillen in inhoud tussen de regelingen ligt
het laatste voor de hand. Dit heeft ook het voordeel dat een regeling die snel tot
stand kan komen, niet wordt opgehouden door een regeling waarbij dit meer tijd kost.
De leden van de fractie van de SGP vragen waarom de regering niet heeft gekozen voor
een afzonderlijk wetstraject per regeling. Zij vragen tevens welke aanvullingen de
regering heeft overwogen om de rol van het parlement beter te waarborgen. Het kabinet
heeft voor amvb’s met voorhang gekozen afgaande op de ervaring dat de totstandkoming
van een wetsvoorstel doorgaans meer tijd vergt dan die van een amvb. Om de Kamers
voldoende gelegenheid te geven zich uit te spreken over de ontwerpamvb’s, worden zij
voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamer nog voordat zij worden voorgedragen aan
de Koning met het oog op toezending aan de Afdeling advisering van de Raad van State
en niet pas nadat zij al zijn vastgesteld.11 Daarnaast en daaraan voorafgaand deelt het kabinet zijn voornemens en de stand van
zaken met betrekking tot de regelingen met de Kamers door middel van de voortgangsrapportages
en brieven. Dit is recent nog gebeurd in de brief van 29 oktober jl., waarin de contouren
worden geschetst van de beoogde regelingen voor kinderen en ex-partners van gedupeerde
ouders van de problemen met de kinderopvangtoeslagen en voor aanvragers van andere
toeslagen die de dupe zijn geworden van soortgelijke problemen. Langs deze wegen wil
het kabinet de Kamers vroegtijdig blijven betrekken bij de totstandkoming van de verschillende
regelingen.12
De leden van de fracties van het CDA en GroenLinks willen graag dat in de delegatiebepaling
wordt voorzien in verzwaarde voorhang met betrekking tot de tot stand te komen amvb’s,
in lijn met het amendement-Van Dijk op de Wet delegatiebepaling schrijnende gevallen.
Zij vragen of de regering daartoe bereid is, naar de overwegingen daarbij en de precieze
rol van de Kamer bij verzwaarde voorhang. De leden van de fractie van het CDA vragen
ook of de regering ervoor kan zorgen dat de Kamer vroegtijdig – dat wil zeggen voor
het moment van publicatie van de amvb’s – kennis kan nemen van de adviezen van de
Afdeling advisering van de Raad van State over de amvb’s. In het wetsvoorstel is bepaald
dat een amvb voordat deze wordt voorgedragen aan de Koning – dus voordat deze voor
advies wordt aangeboden aan de Afdeling advisering van de Raad van State, gedurende
vier weken wordt voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamer. Indien een van beide
Kamers of ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van de
Kamers binnen die termijn de wens te kennen geeft dat het onderwerp van de amvb bij
wet geregeld wordt, wordt een zodanig wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend (artikel
2, zesde lid). De voorhangbepaling in het wetsvoorstel is daarmee in lijn is met het
amendement- Van Dijk op het wetsvoorstel delegatiegrondslagen schrijnende gevallen.
Anders dan op basis van het amendement-Van Dijk dat uitgaat van een derde deel van
de leden van een van beide Kamers, is daarbij de wens van een vijfde deel van de leden
al voldoende is om regeling bij wet af te dwingen.
Voor het kabinet is het van belang dat uw Kamer al vroeg in het proces wordt betrokken
en wordt meegenomen in het besluitvormingstraject over een vergoedingsregeling. Om
die reden is voor deze vorm van voorhang gekozen. Dit zorgt ervoor dat uw Kamer invloed
kan uitoefenen op de inhoud en vormgeving van de daarin opgenomen regeling of regelingen
en dat sprake is van voldoende democratische legitimatie en controle. De keuze om
de ontwerpamvb’s al aan het parlement voor te leggen voordat zij aan de Raad van State
worden aangeboden voor advies, brengt met zich mee dat er op dat moment nog geen advies
beschikbaar is dat met de Kamers kan worden gedeeld.
De leden van de fracties van de PVV en van D66 vragen welk verschil in snelheid het
kabinet verwacht bij het opstellen van een amvb ten opzichte van wetgeving voor deze
regelingen. Ik moet u het antwoord op deze vraag schuldig blijven, omdat het daarvoor
onder andere afhangt van het tempo waarin het voor de beide Kamers mogelijk is en
de bereidheid bestaat om een wetsvoorstel binnen korte termijn te behandelen. Deze
leden vragen of het kabinet kan ingaan op het advies van de Afdeling waarin zou worden
aangegeven dat bij een besluit geen waarborgen aanwezig zijn als een ambtelijke wetgevingstoets
en een advies van de Afdeling. Deze leden vragen of dat bij de nieuwe regelingen niet
nodig is en of opname van die regelingen in een apart wetsvoorstel hiervoor een oplossing
zou bieden. Ik denk dat het goed is om te benadrukken dat bij een amvb wel sprake
is van een wetgevingstoets door het Ministerie van Justitie en Veiligheid en advisering
door de Afdeling. Hiervan is echter geen sprake bij een beleidsbesluit, hetgeen mogelijk
de verwarring verklaart. Het klopt dat een apart wetsvoorstel deze waarborgen ook
heeft. De leden van de fractie van de PvdA vragen of wordt onderkend dat de voorgestelde
zware voorhang ook tijd kost, waarmee de snelheidswinst zeer klein is. Dit wordt onderkend
en is aan de orde indien uw Kamer hiervan gebruikmaakt. Vanwege het belang van betrokkenheid
van uw Kamer vind ik het van belang om te voorzien in een zware voorhangprocedure,
zoals die ook bij een aantal andere delegatiegrondslagen in het kader van onder andere
de hersteloperatie van toepassing is. Deze leden vragen verder of het kabinet zich
ervan bewust is dat er een democratisch tekort kan ontstaan wanneer uw Kamer niet
akkoord kan gaan met een ingevoerde amvb, maar er vanwege de snelheid al is uitbetaald.
Ik verwacht niet dat deze situatie zich zal voordoen. Een amvb wordt immers voorgehangen
bij uw Kamer voordat tot uitvoering overgegaan kan worden. Indien tijdens de voorhang
blijkt dat uw Kamer niet instemt met een regeling, zal dit signaal het kabinet tijdig
bereiken.
De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe de snelheidswinst van een amvb zich
verhoudt tot het budgetrecht van de Kamer. Ik vind het belangrijk om te benadrukken
dat snelheid soms wenselijk is, maar dat dit niet ten koste mag gaan van de zorgvuldigheid.
Ik geef er de voorkeur aan om alle nieuwe regelingen op te nemen in de Wet hersteloperatie
toeslagen. Mocht het toch wenselijk zijn om een of meerdere regelingen bij amvb te
regelen, dan wordt de zorgvuldigheid geborgd door de verschillende toetsen die plaatsvinden,
zoals uitvoeringstoetsen en de wetgevingstoets van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid, door de verzwaarde voorhangprocedure en door het advies van de Afdeling.
Het budgetrecht is geborgd doordat het parlement moet instemmen met een of meerdere
begrotingswetten waarin de kosten voor de voorgestelde aanvullende regelingen zijn
opgenomen alvorens de aanvullende regelingen worden uitgevoerd. Ook worden de budgettaire
gevolgen van de aanvullende regelingen vermeld in de toelichting op de amvb(«s).
De leden van de fractie van de PVV vragen of en in hoeverre bezwaren van de Afdeling
zijn weggenomen die golden bij de nota van wijziging. Daarbij wijzen deze leden met
name op complexiteit, hoeveelheid regelingen, samenloop en verdeling over verschillende
wetten, beleidsbesluiten en amvb’s. Door de delegatiebepalingen onder te brengen in
een apart wetsvoorstel is het bezwaar weggenomen dat de Eerste Kamer geen separaat
oordeel kan vellen over enerzijds de delegatiebepalingen die zijn voorgesteld in het
wetsvoorstel Wet delegatiebepalingen schrijnende gevallen en anderzijds de onderhavige
wet die een delegatiegrondslag biedt voor het kunnen vormgeven van drie nieuwe regelingen
bij amvb. De Wet hersteloperatie toeslagen dient ertoe om op de genoemde terreinen
winst te boeken door een duidelijk perspectief over de hersteloperatie te schetsen,
hetgeen tegemoetkomt aan het advies van de Afdeling bij die wet.
De leden van de fractie van de PVV vragen naar aanleiding van de keuze voor een zelfstandige
wet naar de begrippen uit de Awir waarvan de regering voornemens is in de amvb’s af
te wijken. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het begrip kind. Een kind in de zin van
de Awir is een kind van de aanvrager van de kinderopvangtoeslag of diens partner dat
in belangrijke mate wordt onderhouden door die aanvrager of diens partner en op hetzelfde
woonadres staat ingeschreven. In de regeling voor kinderen van gedupeerde ouders wil
de regering ook kinderen kunnen betrekken waarvan aannemelijk is dat zij de problematiek
van de kinderopvangtoeslagen van nabij hebben meegemaakt en daar leed van hebben ondervonden,
maar bijvoorbeeld niet op hetzelfde woonadres als de aanvrager en diens partner waren
ingeschreven. In de regeling voor voormalige partners kan het nodig zijn om van het
partnerbegrip in de wet Awir af te kunnen wijken. Het partnerbegrip in die wet is
in de loop van de tijd gewijzigd. Voor de regeling moet iemand in aanmerking kunnen
komen die partner was volgens de definitie in de Awir zoals die luidde ten tijde van
zijn relatie met de gedupeerde aanvrager van de kinderopvangtoeslag.
De leden van de fractie van de SGP vragen het kabinet om inkadering en toelichting
van de bepaling in artikel 2, tweede lid, van het wetsvoorstel dat de mogelijkheid
geeft in de regeling voor kinderen andere personen gelijk te stellen aan kinderen.
Onder een kind van een gedupeerde ouder wordt in artikel 2, tweede lid, eerste zin,
een kind van die ouder zelf verstaan. Er zijn ook kinderen die niet aan deze omschrijving
voldoen, maar toch de toeslagenproblematiek van nabij hebben meegemaakt en daaronder
leed hebben ondervonden of nog ondervinden. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld een
inwonend kind van de partner van een gedupeerde ouder of aan een kind van een inmiddels
ex-partner. Ook een pleegkind van een gedupeerde ouder is geen kind van deze ouder.
Toch kan een pleegkind evenzeer gedupeerd zijn door de problemen rondom de kinderopvangtoeslagen.
Om deze kinderen in de regeling te kunnen betrekken, wordt voorgesteld in artikel
2, tweede lid, tweede zin, de mogelijkheid te creëren hen voor de toepassing van de
regeling gelijk te stellen aan een kind van de gedupeerde ouder. De nadere invulling
van de groepen van personen die een beroep kunnen doen op de regeling, zal plaatsvinden
in de amvb.
Het lid van de fractie van de BBB vraagt om toe te lichten wat de te verwachten uitvoeringskosten
en -aspecten zijn van de geldende beleidsbesluiten. Over de uitvoeringskosten en -aspecten
van de al geldende regelingen in het kader van de hersteloperatie is de Kamer bij
voorgaande voortgangsrapportages en afzonderlijke begrotingen geïnformeerd.
De leden van de fractie van de SP vragen wat de regering van plan is te doen om mensen
die in de Fraudesignaleringsvoorziening (FSV) stonden te compenseren. Voorts vragen
deze leden wat de regering gaat doen met mensen die een rechtmatige discriminatieclaim
hebben. Op dit moment wordt een onderzoek naar de effecten van FSV uitgevoerd door
PricewaterhouseCoopers (PwC). Over de stand van zaken van dit onderzoek is uw Kamer
recent geïnformeerd in een technische briefing. Nadat PwC het onderzoek heeft afgerond
naar de effecten van de FSV bij toeslagen, particulieren en het MKB wordt er gekeken
of en zo ja, waar tegemoetkoming noodzakelijk is voor registratie in de FSV. Hier
wordt ook de uitspraak van de Hoge Raad, volgend op de conclusies van Advocaat-Generaal
Niessen van 17 juni 202113, die wordt verwacht in januari volgend jaar, in meegewogen.
De leden van de fractie van de SP geven aan zich extreem veel zorgen te maken over
het opnieuw star en streng inrichten van de grondslagen, waardoor mensen niet geholpen
worden maar het «volgens de regeling» geen rechten zijn voor mensen met evidente schade
en problemen. Deze leden vragen hierop in te gaan. Bij delegatie van regelgevende
bevoegdheid dient in de delegatiegrondslag de regelgevende bevoegdheid concreet en
nauwkeurig te worden begrensd.14 Het is dus onvermijdelijk dat in dit wetsvoorstel de doelgroepen van de regelingen
worden afgebakend. Tegelijkertijd deel ik de zorgen met de leden van de fractie van
de SP. Het kunnen leveren van maatwerk in schrijnende situaties is dan ook onderdeel
van de uitwerking van de aanvullende regelingen. De Awir kent een algemene hardheidsclausule
die van toepassing is bij onvoorziene situaties die de wetgever zou hebben weggenomen,
indien hij deze bij het maken van de wet had voorzien. Nu de Awir niet van toepassing
is op onderhavige wet onderzoek ik of een soortgelijke vangnetbepaling of een hardheidsclausule
ook voor deze regelingen een oplossing kan bieden voor de situatie dat zich na inwerkingtreding
onvoorziene en onbedoelde situaties voordoen, die, achteraf bezien, in de regelingen
hadden moeten worden geadresseerd.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het onderhavige wetsvoorstel, in
tegenstelling tot het wetsvoorstel delegatiebepaling schrijnende gevallen, uitsluit
dat de delegatiegrondslag ook voor toekomstige herstelregelingen, die nog niet in
beeld zijn, ingezet kan worden en waaruit de uitsluiting van deze mogelijkheid blijkt.
De mogelijkheden voor het toekennen van een vergoeding aan aanvragers van de huurtoeslag,
de zorgtoeslag en het kindgebonden budget voor ondervonden nadeel wordt in het wetsvoorstel
beperkt door de eis dat dat het ondervonden nadeel het gevolg moet zijn van institutionele
vooringenomenheid of van een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld. Voor andere
vormen van (nog niet in beeld zijnde) ondervonden nadeel, biedt de voorgestelde delegatiebepaling
geen grondslag voor vergoeding. Voor kinderen en ex-partners geldt als vereiste voor
vergoeding dat de aanvrager van de kinderopvangtoeslag gedupeerd moet zijn door de
vóór 23 oktober 2019 bestaande hardheid van het stelsel van de kinderopvangtoeslag,
door institutionele vooringenomenheid of door de gevolgen van een onterechte kwalificatie
opzet of grove schuld. Als de aanvrager op andere (nog niet in beeld zijnde) wijze
is gedupeerd, bieden de voorgestelde delegatiebepalingen geen grondslag voor vergoeding
aan kinderen en ex-partners.
De leden van de fractie van de SP vragen welke ruimte er zal zijn om bij de ex-partnerregeling
ook partners te kunnen bezien. Verder vragen deze leden welke ruimte wordt geboden
om ruimhartig te kijken naar het hele gezin in de compensatie. De ex-partnerregeling
wordt op dit moment verder uitgewerkt. De contouren van de beoogde ex-partnerregeling
heb ik geschetst in mijn brief van 29 oktober 2021.15 Op grond van die contouren is de ex-partnerregeling gericht op de schade die ex-toeslagpartners
hebben geleden en dus niet op de gezinsleden van de ex-toeslagpartner. Die gezinsleden
hebben, afhankelijk van de omstandigheden, mogelijk wel baat bij de vergoeding die
de ex-toeslagpartner ontvangt. Daarnaast kunnen kinderen van de ex-toeslagpartner
mogelijk in aanmerking komen voor de kindregeling.
De leden van de fractie van de PvdA vragen of het klopt dat de vertraging in de voortgang
van de nieuwe regelingen vooral binnen de ministeries en het kabinet plaatsvinden
en niet in het parlement. Zij vragen of het tegen deze achtergrond verstandig is om
het onderhavige wetsvoorstel aan te nemen in plaats van een zorgvuldig afgerond pakket.
Ook vragen deze leden of het parlement kan oordelen over uitvoeringsgevolgen van het
onderhavige wetsvoorstel indien de uitwerking nog niet bekend is. Zij vragen verder
wanneer de besluitvorming door het kabinet is afgerond en welke rol het parlement
daarbij speelt. De grootste kans op vertraging zit erin dat een uitgewerkte regeling
om te kunnen starten met de uitvoering ervan, vanwege het feit dat ze alle in de Wet
hersteloperatie toeslagen worden opgenomen, moet wachten op de regeling die het laatste
wordt afgerond. Zoals ik meermalen met de Tweede Kamer heb gedeeld en besproken, wordt
al geruime tijd door het kabinet gewerkt aan de vormgeving van nieuwe regelingen.
Veel partijen moeten het eens worden over de manier waarop we gedupeerden het beste
kunnen helpen. Dit kost tijd. Mijn inzet is erop gericht om de gedupeerden door middel
van de nieuwe regelingen een compensatie te bieden voor het leed dat ze is aangedaan.
Het gaat hierbij niet alleen om financiële ondersteuning, maar juist ook om ondersteuning
op een veelheid van leefgebieden. Ik streef daarom naar een zo breed mogelijk gedragen
aanpak die zorgt voor optimale ondersteuning van de gedupeerden. Indien een nieuwe
regeling bij amvb wordt getroffen zal ook sprake zijn van een zorgvuldig traject met
voorhang, waarbij ik daarover met uw Kamer zal spreken. Hierbij zal dan vanzelfsprekend
ook de bij de amvb behorende uitvoeringstoets aan uw Kamer worden voorgelegd.
De leden van de fractie van de SGP vragen welke gevolgen de regelingen hebben voor
de belanghebbenden, bijvoorbeeld voor de schuldpositie en voor het recht op toeslagen.
Op grond van de contouren van drie aanvullende regelingen, zoals geschetst in mijn
brief van 29 oktober 202116, ontvangen belanghebbenden een vergoeding. Aan de exacte invulling wordt nog gewerkt.
Het idee is wel dat zij eventueel hun schuldenpositie kunnen verbeteren met deze vergoeding.
De beoogde vergoeding is geen inkomen en verlaagt het recht op toeslagen op die wijze
dus niet.
De leden van de fractie van de SGP vragen welke budgettaire effecten het ingediende
wetsvoorstel heeft. Zij vragen voorts met hoeveel personen per regeling rekening gehouden
is bij het berekenen van de financiële gevolgen. De inschatting van de budgettaire
gevolgen en het aantal gedupeerden is opgenomen in de bijlage17 bij mijn brief van 29 oktober 202118 over de drie voorgestelde aanvullende herstelregelingen, uitgaande van de in die
brief opgenomen uitwerking van de regelingen. Aan de exacte uitwerking van de regelingen
wordt nog gewerkt. De definitieve inschatting van de aantallen en budgettaire gevolgen
zal worden opgenomen in de toelichting bij de amvb(«s) of bij het wetsvoorstel waarin
de aanvullende herstelregelingen zijn opgenomen.
3. De drie aanvullende herstelregelingen
De leden van de fractie van de SP erkennen dat de kindregeling het resultaat is van
een advies van het kindpanel, en vragen dit advies ook in zijn geheel uit te voeren
en zich niet alleen te richten op het uitbetalen van de bedragen. Het advies spreekt
erover dat er meer nodig is dan een geldbedrag. Het kabinet erkent en benadrukt dat
kinderen en jongeren meer nodig hebben dan een financieel steuntje in de rug. Daarom
is het kabinet behalve met de financiële tegemoetkoming, bezig met een breder pakket
aan ondersteuning en maatwerk voor kinderen en jongeren die dat nodig hebben te ontwikkelen.
Dit proces wordt samen met de kinderen, gemeenten en ouders vormgegeven. Kinderen
en jongvolwassenen kunnen overigens ook nu al terecht bij de gemeente.
4. Uitvoeringsgevolgen
De leden van de fractie van D66 vragen het kabinet of er ook andere organisaties worden
betrokken bij de uitvoeringstoets die te maken krijgen met deze regeling en welke
betrokken organisaties de regering op het oog heeft. Alle organisaties die een rol
hebben in de uitvoering van de regelingen zullen gevraagd worden om een uitvoeringstoets
te doen. Het gaat dan in ieder geval om de UHT en de VNG. Deze leden vragen op welke
manier de uitvoerbaarheid van de stapeling van regelingen ook voor deze organisaties
wordt gewaarborgd. In de uitvoeringstoets houdt de uitvoeringsorganisatie rekening
met de overige taken die aan haar zijn opgedragen. Daarmee wordt een integraal beeld
geschapen. De uitkomst van de uitvoeringstoetsen kan er derhalve toe leiden dat er
geprioriteerd wordt in de startdatum van de verschillende regelingen.
De leden van de fractie van de SGP lezen dat de uitvoerbaarheid pas getoetst kan worden
als de amvb’s gereed zijn. Enerzijds begrijpen deze leden die stelling. Anderzijds
is de vormgeving van de regelingen in hun ogen deels al wel duidelijk. Welke uitvoeringsproblemen
voorziet de regering in dit stadium al en hoe wordt daarop geanticipeerd? In het ontwikkelen
van de regelingen wordt continu gekeken naar uitvoeringsaspecten voor zover die op
dat moment inzichtelijk zijn. Dit heeft ook meegewogen in de richtingen die nu met
uw Kamer zijn gedeeld. Echter, in dit lopende proces zijn de inzichten nog niet volledig
omdat het beleid nog aan verandering onderhevig is. Pas als het beleid is uitgewerkt,
in een ontwerp van een amvb, kan een volledige uitvoeringstoets plaatsvinden. De uitvoeringstoets
gaat in meer detail in op vereisten op bijvoorbeeld het gebied van IV, privacy en
interactie met burgers, en de consequenties daarvan voor de uitvoerbaarheid van de
regeling. Wanneer bijvoorbeeld de doelgroep al grotendeels in beeld is, gegevens beschikbaar
en bruikbaar zijn en gedupeerden actief kunnen worden benaderd in plaats van dat er
veel handmatig uitzoekwerk moet worden verricht, komt dat de uitvoering ten goede.
Er kan sneller worden uitbetaald en de uitvoeringskosten kunnen dan worden teruggebracht.
Uiteraard wordt getracht om samen met de uitvoeringsorganisaties al gedurende het
proces van totstandkoming van de regelingen zoveel mogelijk van deze punten in beeld
te krijgen zodat daar in overleg met uw Kamer de beste afwegingen in kunnen worden
gemaakt.
De leden van de fracties van de VVD en D66 stellen vragen over de uitvoerbaarheid
van de aanvullende regeling, in geheel beschouwd met de reeds lopende uitvoering.
Het kabinet heeft in de eerder genoemde brief van 29 oktober jl. de richtingen geschetst
van de aanvullende regelingen om gedupeerden duidelijkheid te kunnen bieden en om
met uw Kamer in gesprek te kunnen gaan over deze regelingen. Bij het ontwikkelen van
deze regelingen en bij de verdere uitwerking wordt de uitvoerbaarheid continu besproken
met de uitvoering en is dit een zwaarwegende factor in de besluitvorming. In alle
gevallen wordt er nog een uitvoeringstoets uitgevoerd. Ook wordt bij iedere uitvoeringstoets
gekeken naar samenloop met de uitvoering van andere nieuwe regelingen en met de lopende
werkzaamheden bij de kinderopvangtoeslag. Dit geldt niet alleen voor de UHT, maar
voor alle organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van deze regelingen. Afhankelijk
van de uitkomsten van de uitvoeringstoetsen zal een definitieve planning worden vastgesteld.
De leden van de fractie van de SP maken zich heel druk om het feit dat de uitvoering
niet loopt zoals die aanvankelijk werd gepresenteerd. Deze leden wijzen erop dat er
geen snel proces is gecreëerd, er geen ruimhartigheid is ingebouwd, de omkering van
de bewijslast niet wordt toegepast, termijnen worden overschreden, er heel veel commissies
zijn en het ondoorzichtig is en niet inzichtelijk wordt gemaakt op welke gronden besluiten
worden genomen. De leden van deze fractie vragen om een bespiegeling op deze punten.
Er wordt veel belang gehecht aan zorgvuldigheid in en van de uitvoering. Om uw Kamer
goed geïnformeerd te houden over de uitvoering wordt tweemaandelijks een voortgangsrapportage
toegestuurd. Begin december wordt een volgende voortgangsrapportage verwacht met de
laatste stand van zaken. Daarnaast stuur ik uw Kamer begin december ook een brief
over de oplossingsrichtingen die uit de herijking komen, waarin ik voorstellen zal
doen voor het verbeteren van de hersteloperatie.
De leden van de fracties van de PVV en de SP vragen hoe wordt voorkomen dat de uitvoering
van de nieuwe regelingen tot vertraging zal leiden bij de uitvoering van de huidige
herstelregelingen. Het kabinet begrijpt de zorg van de leden van deze fracties ten
aanzien van de uitvoering. Met de huidige herstelregelingen en de aanvullende regelingen
ligt er immers een grote opdracht voor de UHT. In 2021 zullen de aanvullende regelingen
geen impact hebben op de uitvoering van de huidige herstelregelingen. Vooruitkijkend
naar 2022 lopen er twee processen om te zorgen dat gedupeerden goed worden geholpen.
Ten eerste wordt er binnen de herijking gekeken naar de uitvoering van de huidige
herstelregelingen. Die moet worden aangepast om de grote aantallen ouders die zich
hebben gemeld binnen afzienbare termijn te kunnen helpen. Deze ouders helpen heeft
de hoogste prioriteit voor het kabinet. Ten tweede loopt er een proces om de aanvullende
regelingen verder uit te werken, te toetsen op uitvoerbaarheid, voor te bereiden,
en uit te voeren. Het uitgangspunt is daarbij dat dit proces parallel loopt aan de
uitvoering van de huidige herstelregelingen en daarbij niet tot vertraging leidt.
Waar zich in de praktijk wel zulke dilemma’s voordoen worden deze uiteraard met uw
Kamer besproken.
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.