Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op de motie van het lid Michon-Derkzen over aangeven hoe het Multidisciplinair Interventie Team zich verhoudt tot bestaande diensten (Kamerstuk 29911-327)
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Nr. 340 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 november 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 15 september
2021 over de reactie op de motie van het lid Michon-Derkzen over aangeven hoe het
Multidisciplinair Interventie Team zich verhoudt tot bestaande diensten (Kamerstuk
29 911, nr. 327).
De vragen en opmerkingen zijn op 29 september 2021 aan de Minister van Justitie en
Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 19 november 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Inhoudsopgave
blz.
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
0
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
0
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
0
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
0
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
0
6.
Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie
0
7.
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
0
8.
Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie
0
9.
Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie
0
10.
Vragen en opmerkingen vanuit de BIJ1-fractie
0
Inleidende reactie
Naar aanleiding van de door de leden van de verschillende fracties gemaakte inleidende
opmerkingen en voordat ik hieronder op de door hen gestelde vragen inga, acht ik het
wenselijk om een nadere toelichting te geven op het doel, de vormgeving van het multidisciplinair
interventieteam (MIT) en het concept-instellingsbesluit. Daarbij wordt primair stilgestaan
bij de huidige inrichting van het MIT. Ik sluit af met een vooruitblik op de toekomst
van het MIT en in dat verband en het door mij aangekondigde wetstraject.1
Voor een effectieve aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit in Nederland
is een integrale aanpak op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau noodzakelijk.
Er zijn veel verschillende organisaties op al deze niveaus betrokken bij deze aanpak.
Dit maakt dat het speelveld divers en complex is. Organisaties zoals de politie, de
Koninklijke marechaussee (KMar), de Belastingdienst, de Douane, de Fiscale inlichtingen-
en opsporingsdienst (FIOD) maar ook gemeenten dragen binnen zijn of haar feitelijke
en wettelijke context bij aan de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
op basis van eigen informatie of tezamen verkregen informatie uit verschillende juridische
domeinen en verschillende bronnen zoals bestuurlijke rapportages, getuigenverklaringen,
fiscale informatie of andere informatiebronnen. Nergens in Nederland is op nationaal
niveau een multidisciplinair inzicht en overzicht van de informatie die binnen deze
organisaties beschikbaar is. Ook is er geen nationaal overzicht en inzicht over de
operationele activiteiten in de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.
Het MIT moet daar verandering in gaan brengen door multidisciplinair meer inzicht
en overzicht te creëren en meer coördinatie op de operationele samenwerking waar mogelijk
en uitvoering te geven aan gezamenlijke interventieprocessen, die multidisciplinair
samengesteld worden met gelabelde, gebundelde capaciteit van de deelnemende operationele
organisaties.2
Doel
Doel van het MIT is het blootleggen en duurzaam verstoren van criminele structuren,
bedrijfsprocessen en verdienmodellen, die verweven zijn met of misbruik maken van
legale structuren en de legale economie. Het MIT moet Nederland minder aantrekkelijk
maken voor georganiseerde criminaliteit. Het MIT is daarbij onderdeel van een heel
netwerk aan diensten en organisaties die zich ieder vanuit hun eigen rol richten op
de aanpak van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.
De nadruk bij het MIT ligt op blootleggen, verstoren en voorkomen. Blootleggen doordat
de bij elkaar gebrachte informatie van zes diensten een vollediger informatiebeeld
en meer inzicht in de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Verstoren en voorkomen
door deling van kennis en expertise, meer coördinatie en gerichtere inzet met extra
capaciteit die in het kader van het MIT samenwerkingsverband beschikbaar is gesteld.
Het MIT focust zich op het stadium voordat criminaliteit zichtbaar wordt en moet voorkomen
dat criminele structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen ontstaan, door kunnen
groeien of meer schade kunnen aanrichten. Het MIT kijkt naar die fenomenen en systemen
vanuit de dreiging voor de rechtsstaat, die uitgaat van georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit voor de democratische rechtsorde of de nationale veiligheid met als
doel die uiteindelijk te frustreren en te stoppen. Daarbij kijkt het MIT specifiek
naar de vraag «waar zitten de kwetsbaarheden en interventiekansen in zowel de criminele
systemen als in onze eigen systemen?» Daartoe wordt:
– operationeel samengewerkt, en
– zullen gegevens worden gedeeld op basis van een convenant dat is gebaseerd op bestaande
wettelijke mogelijkheden voor gegevensdeling en dat momenteel wordt opgesteld.
Door deling van informatie, kennis en expertise zal er meer inzicht, coördinatie en
overzicht zijn, waardoor betere keuzes voor interventies gemaakt kunnen worden die
meer effect hebben. Op basis van de analyses van het MIT kan door de samenwerkende
partijen gerichte inzet van capaciteit plaatsvinden met het oog op de eigen interventies.
In het MIT kan worden geadviseerd over welke interventies het meeste effect sorteren
om die processen en structuren te verstoren of te doorbreken. Het MIT is daardoor
nadrukkelijk een innovatieve aanvulling op de bestaande aanpak, succesvolle diensten
en samenwerkingsverbanden.
Naast het kunnen delen van informatie van de samenwerkende organisaties (politie,
openbaar ministerie, FIOD, Belastingdienst, Douane, KMar/Defensie) in het kader van
de gezamenlijke verwerking van gegevens is het kunnen vergaren en analyseren van allerlei
gegevens waar de overheid over beschikt essentieel om meer inzicht te verkrijgen in
de kwetsbaarheden van de criminele systemen om deze gericht te verstoren alsook om
onze samenleving weerbaarder te maken tegen dreiging vanuit criminele netwerken. Om
dit laatste met de juiste waarborgen te kunnen regelen is wetgeving nodig. Hierop
wordt hieronder onder het kopje «wettelijke regeling informatieverwerving en -vergaring»
nader ingegaan.
Vormgeving MIT
Het MIT is juridisch gezien geen eigen entiteit of organisatie, maar een samenwerking tussen bovengenoemde partijen die zijn belast met opsporing of toezicht en
handhaving. Het MIT is dan ook geen intelligence-, informatie- en/of opsporingsdienst.
Daar waar in onderstaande beantwoording de zinsnede «het MIT» is opgenomen, wordt
dan ook enkel bedoeld «het samenwerkingsverband MIT». Het zijn van een samenwerkingsverband
is in zijn aard niet verenigbaar met het zijn van een onderdeel van een van de samenwerkende
organisaties. Borging in een van de samenwerkende organisaties kan immers niet het
beoogde resultaat van een multidisciplinaire samenwerking bewerkstelligen. Wel is
het mogelijk dat een van de organisaties, in dit geval de politie, zorgdraagt voor
de beheersmatige instandhouding van het samenwerkingsverband door zorg te dragen voor
de facilitaire dienstverlening, huisvesting, inrichting, onderhoud en ontwikkeling
van gemeenschappelijke ICT-voorzieningen ten behoeve van het MIT.3 Dit is naar analogie van de landelijke meldkamerorganisatie en de Kustwacht.
Het samenwerkingsverband bestaat uit teams van personeel vanuit de verschillende deelnemende
operationele organisaties die samenwerken op basis van eigen bestaande wettelijke
taken en bevoegdheden, onder verantwoordelijkheid van het eigen wettelijke gezag.
Door de deelnemende operationele organisaties wordt de functionele aansturing of de
coördinatie van de aansturing via de lijn van de desbetreffende deelnemende organisatie
belegd bij dij de directeur MIT (in het concept-instellingsbesluit nog aangeduid als
«hoofd MIT»). In beide gevallen ziet hij erop toe dat het ter beschikking gestelde
personeel zorgdraagt voor de ordentelijke uitvoering van de besluiten van het betrokken
gezag. Door de deelnemende operationele organisaties wordt vrijgestelde capaciteit
beschikbaar gesteld aan het samenwerkingsverband (in het MIT) of wordt er op verzoek
capaciteit aan het MIT ter beschikking gesteld (voor het MIT). Voor de uitoefening
van ieders eigen taken en bevoegdheden maakt het juridisch gezien geen verschil of
personeel fysiek/feitelijk op de werkvloer van een kantoor van het MIT werkt of anderszins
ter beschikking wordt gesteld.
Deze terbeschikkingstelling van personeel en overigens ook materieel is of wordt bekostigd
met middelen of bijdragen die door de Minister van Justitie en Veiligheid ter beschikking
zijn of worden gesteld (BOTOC-middelen).4 De structurele gelden voor het MIT worden gebruikt om de capaciteit van de samenwerkende
organisaties te versterken; enerzijds met het oog op het ter beschikking stellen van
capaciteit in en voor het MIT (organisatie-effecten) en anderzijds om effecten van
het MIT op de samenwerkende organisaties op te vangen (keteneffecten). Met de extra
gelden voor veiligheid vanuit de motie van het lid Hermans wordt daarnaast ook de
bestaande capaciteit van de betrokken partners versterkt.5 Met deze gelden kan immers ook extern geworven worden om effecten van terbeschikkingstelling
in het MIT te ondervangen.
De vorming van het MIT waarin zes verschillende organisaties op innovatieve wijze
gaan samenwerken kost tijd en moet zorgvuldig gebeuren. Daardoor is bewust voor een
meerjarige opbouw gekozen. De bouwfase van het MIT duurt naar verwachting tot en met
eind 2022. Er wordt zorgvuldig gekeken naar manieren om ter versterking van de bouw
van het MIT en om tot concrete resultaten te komen kleinschalig te starten met de
operatie.
Governance
Het concept-instellingsbesluit zal de door de samenwerkende organisaties gewenste
governance van de samenwerking «MIT» formaliseren. Naast het MIT zelf bestaat de governance
uit de stuurgroep MIT, een directeur MIT, ondersteund door andere leden van een programmateam
MIT, het strategisch kaderoverleg (SKO) en het multidisciplinair interventie overleg
(MIO).
In de stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de samenwerkende organisaties
op hoog ambtelijk niveau, wordt overlegd over de wijze waarop zij in termen van personeel
en middelen invulling geven aan de samenwerking in het MIT. In deze stuurgroep vindt
onder andere overleg plaats over de financiële besteding van de toegekende middelen,
de ter beschikkingstelling van mensen en middelen en de inrichting van het samenwerkingsverband.
De stuurgroep heeft geen beslissingsbevoegdheid over de feitelijke inzet en het optreden
van personeel, dat is aan het bij of krachtens de wet geregelde gezag van elk van
de deelnemende operationele organisaties. Omdat het MIT als samenwerkingsverband geen
juridische entiteit is, zijn er geen jaarstukken van het samenwerkingsverband die
formeel bindend zijn. Afzonderlijke begrotingen, jaarplannen en jaarverslagen van
de betrokken ministeries en van de politie bevatten de verantwoording op hoofdlijnen.
De jaarstukken die in de stuurgroep worden besproken worden derhalve – in juridische
zin – niet vastgesteld.
Er is een directeur MIT die, bijgestaan door andere leden van een programmateam, verantwoordelijk
is voor:
• het opstellen van de stukken die in de stuurgroep worden besproken
• het verzorgen van de facilitaire dienstverlening, huisvesting, inrichting, onderhoud
en ontwikkeling van gemeenschappelijke ICT-voorzieningen ten behoeve van het MIT op
grond van het mandaat van de korpschef;
• het zorgdragen voor de ordentelijke uitvoering van de besluiten van het gezag door
het ter beschikking gestelde personeel van de deelnemende operationele organisaties.
De directeur MIT en de overige leden van het programmateam worden door de stuurgroep
aangewezen op basis van consensus.
Het SKO is een overleggremium waarin door de gezagen en de deelnemende operationele
organisaties wordt overlegd over de prioriteiten van de aan te pakken fenomenen door
de deelnemende operationele organisaties in het MIT alsmede de beoogde effecten daarvan
en het toezien op de voortgang van deze aanpak. Het is uiteindelijk aan de gezagen
om (de hoofdlijnen van) de inzet van de ambtenaren van de deelnemende operationele
organisaties te bepalen.
Het MIO is een overleggremium waarin tussen de gezagen en de deelnemende operationele
organisaties wordt overlegd over (het borgen van) de samenhang tussen operationele
activiteiten van de deelnemende operationele organisaties in het kader van de samenwerking
in het MIT en de operationele activiteiten van de deelnemende operationele organisaties
zelf.
De interventies die uitgevoerd worden in het MIT-verband worden door de deelnemende
operationele organisaties zelf uitgevoerd. In het kader van het overleg van het MIO
wordt – meestal op advies van het MIT- bepaald welke interventie op welk moment door
welke dienst het beste kan worden uitgevoerd. Gezagen en diensten zijn beide vertegenwoordigd.
Er is dus geen sprake van concurrentie tussen het MIT en de deelnemende diensten;
het MIT kan immers niet zelfstandig opereren. Het gezag over de opsporingscapaciteit
in MIT verband is bovendien hetzelfde als het gezag daarbuiten. Er is evenmin een
hiërarchische verhouding; niet tussen de diensten en niet tussen de diensten in het
MIT.
Schematisch weergegeven:
De toekomst: wettelijke regeling informatieverwerving en -verwerking
Zoals opgemerkt functioneert het MIT thans als een samenwerkingsverband, onder andere
op het gebied van gegevensdeling en -verwerking. Daartoe is een concept-instellingsbesluit
opgesteld en wordt een convenant voor gegevensdeling en het bijbehorende privacy protocol
opgesteld. De gegevensverstrekking en -verwerking wordt begrensd door de bestaande
wettelijke kaders; met het instellingsbesluit en het convenant kunnen immers geen
nieuwe bevoegdheden tot verstrekking of verwerking worden geschapen. Dat betekent
dat de mogelijkheden om gegevens te delen beperkt zijn.
Daarom wordt gewerkt aan een wettelijke regeling op grond waarvan alle voor de taken
van het MIT noodzakelijke informatie en gegevens op een zorgvuldige manier gedeeld
kunnen worden. Daarbij wordt voorzien in een zelfstandige taak op het gebied van de
informatieverwerving en informatieverwerking. Op basis van de raadpleging en de verwerving
van relevante gegevens wordt het mogelijk om proactief hoogwaardige systeemgerichte
analyses en integrale informatiebeelden op te stellen over criminele systemen die
een bedreiging (kunnen gaan) vormen voor de Nederlandse rechtsstaat. Deze analyses
zien op het in kaart brengen van fenomenen over criminele structuren, bedrijfsprocessen
en verdienmodellen.
Met deze aanpak moet de overheid beter dan nu in staat zijn het onderliggende systeemniveau
van patronen en kwetsbaarheden in zowel de legale infrastructuur als van criminele
organisaties bloot te leggen en relevante partijen, zowel de partners in het MIT als
daarbuiten, daarover waar mogelijk te informeren. Zo kan er meer geacteerd worden
op basis van dreigingen en niet-zichtbare criminaliteit. Op deze manier kan er op
basis van de inzichten in de patronen voorspeld worden hoe criminele netwerken reageren
en veranderen na het plegen van interventies. Dit zal het handelingsperspectief van
de overheid in de strijd tegen de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit aanzienlijk
verruimen en zal de speelruimte van criminelen verkleinen.
Deze wettelijke regeling wordt vormgegeven met inachtneming van de vereiste waarborgen,
zoals deze onder meer volgen uit de Algemene verordening gegevensbescherming en het
EVRM. Uiteraard zullen recente inzichten uit lopende wettelijke trajecten daar ook
bij betrokken worden.
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie maken zich grote zorgen over de ondermijnende (drugs)criminaliteit
die een steeds grotere rol in onze samenleving speelt. Versterking van de aanpak van
ondermijnende criminaliteit is dan ook broodnodig om drugscriminelen aan te pakken
en crimineel geld af te pakken. Deze leden zijn dan ook verheugd dat het demissionair
kabinet voor de begroting 2022 honderden miljoenen vrijmaakt om ondermijnende criminaliteit
een halt toe te roepen.
Desalniettemin maken deze leden zich al geruime tijd zorgen over de inrichting van
het Multidisciplinair Interventieteam (MIT) dat het antwoord van de Minister is op
de motie van de leden Pieter Heerma en Dijkhoff (Kamerstuk 35 300, nr. 13) met het verzoek om een interventieteam waarin diverse diensten kunnen samenwerken
en informatie kunnen delen, in te richten. Het is voor deze leden nog altijd niet
duidelijk wat de positie is van het MIT ten opzichte van andere diensten en welke
taak het MIT precies heeft en op basis van welke grondslagen. Daarbij speelt ook dat
de opbouw van het MIT ten koste lijkt te gaan van bestaande en nu goed functionerende
diensten, waarbij algemeen bekend is dat deze experts niet snel op te leiden zijn
en daarom vooral sprake is van een verschuiving en (voorlopig) geen versterking van
de mensen die werken in de aanpak van deze criminaliteit.
Deze leden hebben dan ook nog vele vragen bij het MIT om te kunnen beoordelen of en,
zo ja, hoe het MIT van toegevoegde waarde kan zijn bij de aanpak van ondermijnende
criminaliteit. Zij gaan ervan uit dat tot deze beantwoording en een debat, dat daarna
mogelijk moet worden gevoerd, geen onomkeerbare stappen worden gezet of contracten
worden aangegaan, zoals reeds gecommuniceerd vanuit de vaste Kamercommissie voor Justitie
en Veiligheid.
Algemeen
VVD vraag 1. De leden van de VVD-fractie lezen dat de doelstelling van het MIT het blootleggen
en duurzaam verstoren van criminele structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen,
die verweven zijn met of misbruik maken van legale structuren en de legale economie,
is. Het MIT richt zich daarbij specifiek op die vormen van de (inter)nationale georganiseerde,
ondermijnende criminaliteit die een bedreiging vormen voor de democratische rechtsorde
en de nationale veiligheid. Kan de Minister nog eens uitgebreid en met voorbeelden
toelichten wat dit team precies gaat doen?
Antwoord 1
De samenwerkende organisaties in het MIT zijn erop gericht om Nederland minder aantrekkelijk
en weerbaarder te maken tegen de dreiging die uitgaat van de internationale georganiseerde
criminaliteit. Dit doen zij in het MIT door analyses te maken op basis van alle (deelbare)
relevante informatie over criminele dreigingen, netwerken, bedrijfsprocessen; door
geldstromen bloot te leggen, sleutelfiguren te identificeren en deze aan te pakken,
crimineel vermogen af te pakken en barrières op te werpen tegen (verder) crimineel
handelen. In het SKO overleggen de gezagen gezamenlijk over welke criminele fenomenen
in MIT-verband worden aangepakt en welk effect daarmee moet worden bereikt. Deze interventies
worden uitgevoerd door de medewerkers van de deelnemende operationele organisaties
die hun bevoegdheden ieder vanuit hun eigen wettelijke taak inzetten.
Voorbeeld:
Er stroomt jaarlijks ongeveer € 16 miljard aan crimineel geld door Nederland, waarvan
9 miljard afkomstig is uit het buitenland, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek.
Een deel hiervan wordt geïnvesteerd in Nederlands vastgoed. Uit wetenschappelijk onderzoek
is gebleken dat in Vancouver, Canada grote hoeveelheden buitenlands crimineel geld
werden witgewassen in casino’s. Een deel van dit crimineel geld sloeg neer in lokaal
vastgoed. Dit leidde tot een stijging van de huizenprijzen van gemiddeld 5%. Er is
een verband geconstateerd tussen de vermenging van buitenlands crimineel vermogen
en de stijging van huizenprijzen. Daarnaast leidt de vermenging van (buitenlands)
crimineel vermogen in verschillende branches tot sterkere machtsposities van criminelen
in de bovenwereld, wat een ondermijnend effect heeft. Ook heeft de coronacrisis laten
zien dat een aantal branches kwetsbaarder is geworden voor investeringen met crimineel
vermogen.
Ook in Nederland is sprake van dezelfde (buitenlandse) veiligheidsdreiging die mogelijk
mede heeft bijgedragen tot de stijging van huizenprijzen en de uitbreiding van de
criminele machtsposities in de bovenwereld door het in handen komen van vastgoed en
bedrijven in bepaalde branches. Hetgeen een bedreiging vormt voor de integriteit en
veiligheid van onze economie en samenleving.
Om in kaart te brengen op welke wijze crimineel geld neerslaat in vastgoed, brengt
het MIT handelingen die legaal en op zichzelf staand niet veel zeggend zijn met elkaar
in verband. Deze handelingen zijn te herkennen in verschillende databronnen die verdeeld
aanwezig zijn bij verschillende (overheids)instanties, o.a. de Belastingdienst, de
politie, OM, de Douane, de FIOD, het Kadaster en de KvK. In het geval van investeringen
in vastgoed met crimineel verkregen vermogen kan dit bijvoorbeeld blijken uit vastgoedeigenaren
met een (te) laag inkomen en/of geen hypotheek, criminele antecedenten, jonge eigenaren
of recent opgerichte rechtspersonen die (snel/duur) vastgoed kopen of meldingen over
ongebruikelijke transacties van een gerechtigde.
Door meerdere datalagen over elkaar heen te leggen kunnen eerder niet-waargenomen
dwarsverbanden en patronen (bijvoorbeeld witwas modus operandi en tradebased money
laundering binnen financiële systemen) worden herkend en kan worden begrepen van welke
gelegenheidsstructuren gebruik wordt gemaakt. Bijvoorbeeld financiële constructies
waarbij een offshore vennootschap de Ultimate Beneficial Owner (UBO) van een drugspand
in een Nederlandse haven blijkt te zijn. Het MIT legt hiermee de kwetsbaarheden in
de bovenwereld bloot door bijvoorbeeld faciliteerders te identificeren die vanuit
hun poortwachtersrol bewust of onbewust criminelen bedienen. Hierdoor kan het MIT
aan de relevante partijen interventies adviseren, barrières laten opwerpen en interveniëren.
Er is nog geen organisatie die deze dwarsverbanden in kaart brengt. Hierdoor blijven
dit soort ondermijnende netwerken en het werkelijke ondermijningsprobleem grotendeels
onzichtbaar. Het MIT wil kwetsbaarheden in onze eigen systemen en criminele systemen
blootleggen en door middel van intelligence led en effectgestuurde interventies Nederland
minder aantrekkelijk en weerbaarder maken tegen ondermijnende georganiseerde criminaliteit.
Om dit doeltreffend te doen is doorgronding van de systemen noodzakelijk. Hiervoor
is ook aanvullende wetgeving nodig, zoals verder in de beantwoording beargumenteerd.
VVD vraag 2. Is dit niet wat de Dienst Landelijke Recherche en de andere betrokken diensten van
de Landelijke Eenheid, al dan niet samen met de regionale en districtelijke recherches
van het Nationale Politiekorps, al jaren doen?
Antwoord 2
Het MIT is geen opsporingsdienst maar een samenwerkingsverband van zowel toezichts-,
handhavings- als opsporingsorganisaties en daarin verschilt het met de politie. Het
MIT kan door de samenwerking bepaalde analyses van fenomenen maken met meer gegevens
dan alleen politiegegevens. Verschillende organisaties hebben verschillende taken
en daarmee zicht op een deel van de criminele activiteiten en structuren die de Nederlandse
rechtsstaat ondermijnen. Wat het MIT doet, is deze verschillende puzzelstukken bij
elkaar brengen zodat er verdergaand inzicht komt in het totaal en de mogelijkheden
om effectief in te grijpen. Dit kan zowel zien op de kwetsbaarheden van de criminele
organisaties als van onze eigen economische, financiële en andere systemen. Het MIT
is daardoor uitdrukkelijk een innovatieve aanvulling op de bestaande aanpak, succesvolle
diensten en samenwerkingsverbanden, en dus geen vervanging daarvan.
VVD vraag 3. Zo nee, kan de Minister concreet beschrijven wat het verschil is, waar wel overlap
zit, hoe met deze overlap in de toekomst zou moeten worden omgegaan, onder meer met
betrekking tot bevoegdheidsverdeling?
Antwoord 3
De instelling van het samenwerkingsverband MIT brengt geen wijziging of uitbreiding
aan in de bestaande bevoegdheden van de deelnemende operationele organisaties. Aan
het MIT nemen de (bijzondere) opsporingsdiensten (politie, FIOD, KMar), de toezicht-
en handhavingsorganisaties (Douane en Belastingdienst) en andere onderdelen van het
Ministerie van Defensie deel. De medewerkers van de deelnemende operationele organisaties
in het MIT plegen interventies op basis van de wettelijke bevoegdheden, onder hun
eigen gezag.
De samenwerking van deze diensten binnen het MIT is erop gericht om vanuit één gezamenlijke
informatiepositie en gecoördineerde aansturing van gebundelde en gelabelde slagkracht
die interventies te plegen die het meest effect sorteren. Eventuele overlap met de
operaties van deelnemende operationele organisaties wordt voorkomen doordat dezelfde
vertegenwoordigers van de landelijke gezagen sturen op de operaties van het MIT in
het SKO en afstemmen met de verantwoordelijken voor de operationele onderdelen binnen
de deelnemende operationele organisaties in het MIO.
Naast het bovenstaande samenwerkingsverband (met daarin gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken
als bedoeld in artikel 26 AVG), dat gericht is op de verwerking van gegevens (binnen
de bestaande wettelijke kaders) en het plegen van interventies, wordt gewerkt aan
de voorbereiding van noodzakelijke, aanvullende wetgeving die nieuwe bevoegdheden
creëert op het gebied van het vergaren en verwerken van gegevens, zoals toegelicht
in de inleidende reactie.
VVD vraag 4. De leden van de VVD-fractie zijn met de Minister van mening dat de politie en het
Openbaar Ministerie (OM) effectief moeten samenwerken met de opsporingsdiensten om
een vuist te maken tegen de ondermijnende criminaliteit. Om deze reden is op dit moment
een aantal samenwerkingsverbanden operationeel: de Regionale Informatie- en Expertise
Centra (RIEC’s), het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum (LIEC), Hit And Run
Cargo team (HARC) en iCOV (infobox crimineel en Onverklaarbaar Vermogen). Kan de Minister
uiteenzetten wat in deze verbanden op dit moment al gebeurt met betrekking tot het
blootleggen en duurzaam verstoren van criminele structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen?
Antwoord 4
RIEC/LIEC
De RIEC’s zijn regionaal ingebed en staan voor een bestuurlijke en geïntegreerde aanpak
van georganiseerde ondermijnende criminaliteit. De Regionale stuurgroepen stellen
hun eigen prioriteiten vast, rekening houdend met de landelijke thema’s maar passend
binnen de in die regio urgente problemen.
Nederland is onderverdeeld in tien RIEC’s. Elke RIEC werkt binnen regionale grenzen,
onder aansturing van een zelfstandige regionale stuurgroep. De RIEC’s vormen voor
partners een informatieknooppunt voor casuïstiek. Het RIEC stelt integrale handhavingsadviezen
op en stemt projectmatig bestuursrechtelijke, strafrechtelijke en fiscale interventies
af met de (regionale) partners. Het LIEC ondersteunt de RIEC’s daarbij op verschillende
vlakken zoals kennisontwikkeling, juridische ondersteuning, communicatie en ICT.
Voor wat betreft het RIEC/LIEC stelsel geldt dat gezamenlijk (o.a. gemeente, politie,
OM, Belastingdienst) invulling wordt gegeven aan:
– een bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van de georganiseerde criminaliteit door
naast het strafrechtelijk laten vervolgen van individuele verdachten en het ontmantelen
van criminele samenwerkingsverbanden ook bestuursrechtelijke interventies en fiscale
handhaving aan te wenden om de georganiseerde criminaliteit te bestrijden;
– de identificering van gelegenheidsstructuren binnen die economische sectoren en publieke
voorzieningen die vatbaar zijn voor beïnvloeding door de georganiseerde criminaliteit
opdat, middels het treffen van maatregelen ter bescherming, wordt voorkomen dat criminelen
of criminele organisaties bewust of onbewust worden gefaciliteerd door de overheid
en daardoor de democratische rechtstaat wordt ondermijnd;
– de bestrijding van handhavingsknelpunten;
– de bevordering en ondersteuning van integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
(Wet Bibob).
HARC
Samenwerkingsverband (Douane, FIOD, politie, KMar en OM) gericht op de bestrijding
van de in-, uit- en doorvoer van verdovende middelen in en rondom de havens en op
luchthaven Schiphol.
iCOV
iCOV is een samenwerkingsverband dat op aanvraag rapportages samenstelt die aangesloten
overheidspartners kunnen gebruiken om onverklaarbare of criminele vermogens in kaart
te brengen, witwas- of fraudeconstructies bloot te leggen en het houden van (markt-
en financieel) toezicht. iCOV is gericht op de versterking van handhaving en toezicht
(onverklaarbaar vermogen) en de daarmee samenhangende strafbare feiten (zoals primair
witwassen) door het opleveren van informatieproducten aan individuele deelnemers en
is niet gericht op het met elkaar bepalen of uitvoeren van systemische interventies.
Zie voor een uiteenzetting voor wat het MIT hieraan toevoegt het antwoord op vraag
7.
VVD vraag 5. Op basis van welke grondslagen gebeurt dat?
Antwoord 5
Voor iedere samenwerkende organisatie geldt een eigen wettelijk regime van informatieverstrekking.
Dat eigen wettelijk regime voorziet in een grondslag om informatie te verstrekken
ten behoeve van een samenwerkingsverband. De deelnemers van sommige samenwerkingsverbanden
maken afspraken over gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 26
Algemene verordening gegevensbescherming. In het bijzonder geldt dat de opsporingsdiensten
ten aanzien van het RIEC een wettelijke verstrekkingsgrondslag hebben in artikel 18,
eerste lid, van de Wet politiegegevens (Wpg) juncto artikel 4:3, zevende lid van het
Besluit politiegegevens (Bpg). Voor andere samenwerkingsverbanden maken de opsporingsdiensten
gebruik van de grondslag in artikelen 20 van de Wpg.
Het OM deelt informatie binnen de genoemde samenwerkingsverbanden op grond van artikel 39f
van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
VVD vraag 6. Welke samenwerking vindt daartussen plaats? Welke afspraken over samenwerking zijn
daartoe al gemaakt?
Antwoord 6
De informatiedeling binnen samenwerkingsverbanden is slechts toegestaan binnen specifieke
bestaande wettelijke kaders en als daar een convenant en het bijbehorende privacy
protocol toe is, zoals dat nu wordt opgesteld voor het MIT. Daarbij wordt niet afgeweken
van uitgangspunten van de privacywetgeving (o.a. doelbinding).
RIEC/LIEC, iCOV en het FEC kennen allen deelnemende organisaties, die binnen het betreffende
samenwerkingsverband op basis van hun eigen wet- en regelgeving informatie met een
of meer van de andere deelnemende organisaties kunnen uitwisselen op persoonsniveau
en op geselecteerde thema’s. De samenwerking in de Hit-and-Run Cargo teams (HARC)
ziet op het geven van directe gezamenlijke opvolging aan signalen van drugssmokkel
of andere illegale goederen via de mainports.
Op dit moment is de informatiedeling tussen samenwerkingsverbanden niet toegestaan
vanwege fundamentele uitgangspunten van privacywetgeving (o.a. doelbinding).
VVD vraag 7. Waar schiet deze samenwerking volgens de Minister tekort?
Antwoord 7
Zoals ik in mijn brief van 11 mei jl. en in de beantwoording van de Kamervragen van
het lid Yesilgöz heb aangegeven, vormt het MIT een innovatieve aanvulling op de bestaande
aanpak en succesvolle diensten en samenwerkingsverbanden.6
Voor de Toekomstagenda Ondermijning hebben de samenwerkende organisaties in 2017 een
gemeenschappelijke analyse opgesteld over de aanpak.7 Uit die analyse bleek dat een integrale informatiepositie, coördinatie op en samenhang
in gezamenlijk te ondernemen activiteiten absolute randvoorwaarden zijn voor een effectief
samenwerkende overheid. De samenwerkingspartners concludeerden ook dat de huidige
aanpak nog te versnipperd is en dat de integrale aanpak van de georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit op onderdelen dus verder moet worden verbeterd. Zoals ik heb geantwoord
op de Kamervragen van het lid Yesilgöz is er nog onvoldoende zicht op nationaal niveau
op de criminele geldstromen en de werking van het criminele verdienmodel en bedrijfsprocessen;
van de productie, smokkel, transport, handel tot witgewassen criminele investeringen.
Ook is de beschikbare capaciteit binnen de bestaande aanpak schaars en opereren organisaties,
soms zelfs afdelingen en diensten, nog te weinig gecoördineerd. Tenslotte kan de internationale
aanpak meer gestructureerd, integraal en systemisch worden, met inbegrip van publiek-private
samenwerking.
Anders dan het LIEC en de RIEC, is voor de uitvoering van interventies, waaronder
het verstoren, in het samenwerkingsverband MIT extra gelabelde capaciteit beschikbaar
uit en bij de deelnemende operationele organisaties. Het vanuit de deelnemende operationele
organisaties beschikbaar gestelde personeel kan gecoördineerde interventies uitvoeren
in het MIT, onder verantwoordelijkheid van het gezag onderscheidenlijk de gezagen;
de directeur MIT draagt zorg voor de ordentelijke uitvoering van de besluiten van
het gezag door het ter beschikking gestelde personeel van de deelnemende operationele
organisaties. Daarnaast ligt de focus van het MIT niet op individuele casuïstiek maar
op inzicht in de (kwetsbaarheden van) de criminele netwerken, bedrijfsprocessen en
fenomenen.
VVD vraag 8. Wat is daarvan de oorzaak?
Antwoord 8
De betrokken organisaties hebben eigen wettelijke regelingen voor taken, doelen, bevoegdheden
en de bijbehorende verwerking van gegevens.8 Daarnaast hebben ze prestatieafspraken met hun gezagen en verantwoordelijke departementen.
Daarbij staat in het ene geval het toezicht en de handhaving centraal en in het andere
geval de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Hierdoor wordt de capaciteit
versnipperd ingezet en wordt de informatiedeling tussen verschillende overheidsdiensten
beperkt.
Het strafrecht is in essentie reactief. Opsporingsonderzoeken zijn veelal gericht
op het verzamelen van strafrechtelijk bewijs tegen individuele personen van veelal
reeds gepleegde strafbare feiten t.b.v. strafvervolging.
VVD vraag 9. En hoe is de Minister vervolgens tot de conclusie gekomen dat dit tekort het beste
door het MIT, zoals voorgesteld, kan worden opgelost?
VVD vraag 12. Wat waren de belangrijkste argumenten voor het MIT, zoals voorgesteld?
Antwoord 9 en 12
Het MIT is een samenwerkingsverband van toezicht, handhaving en opsporingsorganisaties
dat invulling geeft aan de door uw Kamer en de samenwerkende organisaties geformuleerde
behoefte aan een aanvullende overheidsbrede aanpak op (inter-)nationaal niveau in
de strijd tegen de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Het MIT werkt op basis
van een gemeenschappelijk inzicht, kennisniveau, gelabelde capaciteit en effectgerichte
strategie waardoor – waar mogelijk – informatie uit zowel het opsporings-, het handhavings-,
als het toezichtdomein bij elkaar wordt gebracht. Dit sluit aan op de beweging die
in 2017 op basis van de gezamenlijke analyse voor de Toekomstagenda Ondermijning door
de samenwerkingspartners is ingezet. Uit die analyse bleek dat een integrale informatiepositie,
coördinatie op en samenhang in gezamenlijk te ondernemen activiteiten absolute randvoorwaarden
zijn voor een effectief samenwerkende overheid.9 Bij het MIT wordt op één plek op landelijk niveau de informatie, kennis en expertise
én interventiekracht van de zes deelnemende operationele organisaties onderscheidenlijk
samenwerkende organisaties samengebracht, dus uit zowel het opsporings-, als het toezichts-
en handhavingsdomein.
Alle deelnemende operationele organisaties in het MIT van politie tot en met Douane,
zijn ieder voor zich en in verschillende vormen van samenwerkingsverbanden, succesvol.
Op onderdelen moet de aanpak van criminele ondermijning echter verder verbeterd worden.
Zo is er nog onvoldoende zicht op de criminele geldstromen en de werking van het criminele
verdienmodel en bedrijfsprocessen; van de productie, smokkel, transport, handel tot
witgewassen criminele investeringen.
Ook is de beschikbare capaciteit binnen de bestaande aanpak schaars en opereren organisaties,
soms zelfs afdelingen en diensten, nog te weinig gecoördineerd. De betrokken organisaties
hebben eigen taakvelden, doelen, bevoegdheden en prestatieafspraken met hun gezagen
en verantwoordelijke departementen. Daarbij staat in het ene geval het toezicht en
de handhaving centraal en in het andere geval de strafrechtelijke handhaving van de
rechtsorde. Ten slotte kan de internationale aanpak meer gestructureerd, integraal
en systemisch worden, met inbegrip van publiek-private samenwerking.
Ten aanzien van het in het antwoord op vraag 8 geconstateerde knelpunt voor informatieverwerking
is een wettelijke regeling voorzien zoals bij vragen over het wetgevingstraject is
toegelicht.
VVD vraag 10. Hoe verhoudt het MIT zich tot de inzet van gemeenten op ondermijnende criminaliteit?
Antwoord 10
De gemeenten en de lokale aanpak van criminaliteit richten zich primair op de persoonsgerichte
en gebiedsgerichte aanpak in de betrokken gemeente. Dat is dus regionaal gebonden.
Het MIT is onderdeel van het Breed offensief tegen de georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit (BOTOC) op landelijk en internationaal niveau Naast de versterking van
de gemeenschappelijke informatiepositie en repressieve slagkracht wordt ook de preventieve
aanpak versterkt met structureel geld. De persoons- en gebiedsgerichte aanpak op lokaal
niveau is belangrijk voor het tijdig in beeld krijgen van de aanwas aan jonge criminelen
en vervult daarmee een belangrijke signaalfunctie voor onderzoeken van de deelnemende
operationele organisaties in het MIT.
Net als de deelnemende operationele organisaties staat het MIT, in verbinding met
de bestaande aanpak op lokaal en regionaal niveau, onder meer via de landelijke fenomeentafels
bij het Landelijke Informatie en Expertise Centrum (LIEC), de RIECs en de lokale driehoeken.
Op deze wijze kunnen ook bestuurlijke interventies zoals toepassing van de Wet Bibob
van toegevoegde waarde zijn op het te bereiken effect om ondermijnende criminaliteit
terug te dringen. In meerdere MIT Labs is er afstemming en samenwerking met partners
op lokaal en regionaal niveau. Daarnaast is mijn ministerie in gesprek met de Regioburgemeesters
om ervoor te zorgen dat het MIT goed aansluit op bestaande lokale structuren.
VVD vraag 11. Hoe wordt voorkomen dat er conflicterende interventies ontstaan?
Antwoord 11
Het voorkomen van overlappende activiteiten is geborgd door middel van het MIO, waaraan
de gezagen en de deelnemende operationele organisaties deelnemen. In het MIO wordt
overlegd over het borgen van de samenhang tussen operationele activiteiten van de
deelnemende operationele organisaties in het kader van de samenwerking in het MIT
en de operationele activiteiten van de deelnemende operationele organisaties zelf.
VVD vraag 13. Welke kanttekeningen waren erbij te plaatsen?
Antwoord 13
De voorwaarden voor een multidisciplinair team om te kunnen slagen zijn ook uitgelegd
in de Kamerbrief van 18 juni 2020 (Kamerstuk 29 911, nr. 281) inzake het MIT: cruciaal voor een succesvol MIT is een gelijkwaardige en open cultuur
waarin door verschillende partijen onderling informatie wordt uitgewisseld en verwerkt
binnen de bestaande wettelijke kaders. Deze gelijkwaardigheid, wil en mogelijkheid
om informatie te delen en operationeel multidisciplinair samen te werken zijn randvoorwaardelijk
voor het MIT.
Daarnaast is, naast het kunnen delen van informatie tussen de samenwerkende organisaties,
het kunnen vergaren en analyseren van informatie essentieel om meer inzicht te verkrijgen
in de kwetsbaarheden van de criminele systemen om deze gericht te verstoren alsook
om onze samenleving weerbaarder te maken tegen dreiging vanuit criminele netwerken.
Om dit laatste met de juiste waarborgen te kunnen regelen is wetgeving nodig. Zie
daarover de inleidende reactie.
VVD vraag 14. Hebben er ook alternatieven op tafel gelegen voor de uitvoering van de motie van
de leden Pieter Heerma en Dijkhoff (Kamerstuk 35 300, nr. 13)? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Ik heb na de motie van de leden Pieter Heerma en Dijkhoff de leiding van het Openbaar
Ministerie en de Korpsleiding uitgenodigd om de uitvoering van deze motie te bespreken.
In overleg met de korpschef, de voorzitter van het College van procureurs-generaal
van het Openbaar Ministerie en de leiding van de andere betrokken diensten is bewust
gekozen om het MIT een aanvulling te laten zijn op bestaande diensten en aanpak, door
te kiezen voor een nieuwe en andere opzet. Vervolgens zijn er kwartiermakers vanuit
de samenwerkende organisaties ter beschikking gesteld met de opdracht om dit plan
verder uit te werken, tezamen met de samenwerkende organisaties. Op basis van die
uitwerking heeft het kabinet aan de samenwerkende organisaties structureel geld toegekend
voor de samenwerking in het kader van het MIT.
VVD vraag 15. Gaat het MIT op eigen titel de samenwerking aan met buitenlandse inlichtingen- en
opsporingsdiensten? Zo ja, waarom wordt het beginsel van een single point of contact
verlaten en hoe wordt voorkomen dat er uiteenlopende, grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden
ontstaan, met alle mogelijke communicatie- en coördinatieproblemen van dien?
Antwoord 15
Iedere deelnemende operationele organisatie behoudt zijn eigen single point of contact,
zoals het LIRC voor de rechtshulpverzoeken en het Douane Landelijk Tactisch Centrum/Douane
Informatiecentrum (DIC) voor de Douane en de Belastingdienst en Central Liaison Office
(CLO) voor verzoeken om wederzijdse administratieve fiscale bijstand. In het MIT zal
dus op dit moment gebruik worden gemaakt van die Point of Contacts. Op dit moment
is weinig overzicht van het geheel aan internationale interventiemogelijkheden van
de deelnemende operationele organisaties. In het MIT wordt gebruik gemaakt van de
bestaande bevoegdheden en buitenlandse samenwerkingsrelaties van de deelnemende operationele
organisaties. Op dit moment wordt met de deelnemende operationele organisaties nagedacht
over een doorontwikkeling en afstemming van de internationale samenwerking en hoe
het beste elkaars inzichten, informatie, data en strategische partners kunnen worden
gedeeld.
VVD vraag 16. De leden van de VVD-fractie lezen in antwoorden op Kamervragen d.d. 15 september
202110 dat het MIT informatie bundelt om op basis daarvan een integrale analyse te maken
en te adviseren over interventies. Deze leden vragen of het MIT nu een intelligence
organisatie, een informatieorganisatie of een opsporingsorganisatie is.
Antwoord 16
Het samenwerkingsverband MIT, zoals geregeld in het concept-instellingsbesluit, is
geen nieuwe intelligence-, informatie en/of opsporingsorganisatie, maar een multidisciplinair
samenwerkingsverband op het gebied van gegevensverwerking en operationele activiteiten
op landelijk niveau. Binnen de bestaande wettelijke kaders wordt informatie van de
zes samenwerkende organisaties samengebracht om een vollediger informatiebeeld en
meer inzicht in de georganiseerde ondermijnende criminaliteit te krijgen. Het MIT
kijkt daarbij naar fenomenen en systemen met als doel die uiteindelijk te frustreren
en te stoppen. Daarnaast worden in het kader van het samenwerkingsverband gezamenlijke,
gecoördineerde interventies uitgevoerd, waarbij personeel van de deelnemende operationele
organisaties op basis van hun eigen wettelijke taken en bevoegdheden optreedt.
VVD vraag 17. Het MIT lijkt op basis van het concept instellingsbesluit zowel een inlichtingen-
als een operationele organisatie die interventies uitvoert. Hoe kan het MIT een operationele
organisatie zijn en interventies plegen als tegelijk de bestaande gezagsrelaties van
de deelnemende organisaties ongewijzigd blijven? Dit constaterende, willen deze leden
weten of het klopt dat het MIT als zodanig niet verantwoordelijk is voor de interventies.
Antwoord 17
Het MIT is het samenwerkingsverband waarbinnen de samenwerkende organisaties samenwerken
op het terrein van gezamenlijke gegevensanalyse en gecoördineerde interventies. Ambtenaren
van de deelnemende operationele organisaties voeren na gezamenlijke afstemming in
het MIT, via SKO en MIO die daartoe zijn ingericht, hun eigen wettelijke taken en
bevoegdheden uit binnen hun eigen wettelijke kaders en onder het eigen gezag, zoals
de officier van justitie als het de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde
betreft en onder de Minister van Financiën waar het de bevoegdheden van de Douane
betreft. Het MIT is derhalve geen eigenstandige organisatie met taken en bevoegdheden
en als zodanig dus niet verantwoordelijk voor interventies. Interventies vinden plaats
onder het desbetreffende gezag en onder de verantwoordelijkheid van de deelnemende
operationele organisaties in het MIT. In het MIT zal de ter beschikking gestelde en
vrijgestelde interventiecapaciteit vanuit een gemeenschappelijk informatiebeeld, gecoördineerd
worden ingezet op het verstoren van criminele bedrijfsprocessen.
VVD vraag 18. De politie geeft aan dat het belangrijk is dat het MIT wordt geborgd binnen de deelnemende
organisaties, zodat een samenhangend stelsel van opsporing en intelligence blijft.
Deze leden vragen of het klopt dat met de gekozen inrichting van het MIT juist geen
samenhangend stelsel van opsporing en intelligence ontstaat.
Antwoord 18
Juist met de komst van het MIT – dat een aanvulling vormt op de bestaande diensten
en samenwerkingsverbanden – is en blijft er sprake van een samenhangend stelsel van
intelligence en interventies (waaronder het uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken
in het kader van de opsporing door de deelnemende opsporingsinstanties). Sterker nog:
juist in het kader van de samenwerking bundelen de deelnemende operationele organisaties
hun informatie, expertise en capaciteit in het MIT. Hierdoor is overheidsbreed sprake
van meer samenhang tussen intelligence en interventies van de deelnemende operationele
organisaties. In het MIT vindt, zodra het convenant en het bijbehorende privacy protocol
in werking treden, binnen de bestaande wettelijke kaders de verwerking van gegevens
van de deelnemende toezichts-, handhavings- en opsporingsdiensten gezamenlijk plaats.
Ditzelfde geldt voor de prioritering van fenomenen door de gezagen en het coördineren
en uitvoeren van interventies in het kader van de samenwerking in het MIT. Hierbij
vindt altijd afstemming plaats met de operaties van de deelnemende operationele organisaties
in het SKO en het MIO, waar de gezagen en de deelnemende operationele organisaties
aan deelnemen.
VVD vraag 19. Kan de Minister toelichten op welke wijze het MIT inlichtingen zou moeten verwerven?
VVD vraag 20. Gebeurt dit (verwerven van lichtingen) door personeel van het MIT zelf?
VVD vraag 21. Of is er enkel sprake van het bundelen van inlichtingen van betrokken diensten naar
analogie van het MIT?
Antwoord 19, 20 en 21
Het MIT verwerft op dit moment geen eigen inlichtingen, maar beoogt om op basis van
toekomstige wet- en regelgeving informatie te verwerken die vanuit de samenwerkende
organisaties gedeeld wordt, met inachtneming van de geldende wettelijke regimes. Tot
die wet- en regelgeving er is, vindt de informatie die in het MIT gezamenlijk wordt
verwerkt en geanalyseerd plaats op grond van de afspraken die de samenwerkende organisatie
daarover hebben gemaakt in het nog vast te stellen convenant en het bijbehorende privacy
protocol.
Het MIT kan beschikken over geoormerkte capaciteit die door de deelnemende operationele
organisaties is vrijgesteld en volledig ter beschikking wordt gesteld aan het MIT.
De medewerkers van de deelnemende operationele organisaties worden in het MIT op basis
van hun bestaande wettelijke taken en bevoegdheden zowel ingezet voor de gezamenlijke
verwerking en analyse van gegevens als voor de planning en coördinatie van het plegen
van interventies en het daadwerkelijk deelnemen aan interventies.
VVD vraag 22. Hoe wordt de omvang van het team verdeeld over het verwerven van inlichtingen en
het uitvoeren van opsporingsoperaties?
Antwoord 22
Van eigenstandige verwerving door het MIT is op het moment geen sprake, enkel van
informatiedeling door de zes samenwerkende organisaties op basis van de bestaande
wettelijke grondslagen en het door de samenwerkende organisaties nog vast te stellen
convenant en het bijbehorende privacy protocol. De verdeling van de omvang van het
MIT is sterk afhankelijk van de (op)bouw van het MIT en de aan te pakken fenomenen.
De definitieve verdeling tussen verwerken van inlichtingen en interventies is nog
niet vastgesteld.
Het MIT zal, al naar gelang het aan te pakken fenomeen, de deskundigheid en expertise
nodig hebben die daarbij hoort. Daardoor zal de samenstelling van intelligence en
interventie (waaronder opsporingsoperaties) wisselend zijn.
Een onderdeel van het werk in het kader van het samenwerkingsverband van het MIT kan
zijn opsporing maar dat zal altijd in afstemming en samenspraak met de andere deelnemende
operationele organisaties zijn.
VVD vraag 23. De leden van de VVD-fractie constateren dat er op dit moment 85 fte bij het MIT werkt.
Deze leden vragen hoeveel van hen zijn afkomstig van de politie, in het bijzonder
de DLR (Dienst Landelijke Recherche (DLR) respectievelijk de DLIO (Dienst Landelijke
Informatieorganisatie).
Antwoord 23
De cijfers met betrekking tot de politiemedewerkers:
MIT mdw’s uit politieorganisatie (x fte)
Intern
Extern geworven
totaal
Data ware house
7
10
17
Interventies
5
0
5
Intelligence
8
5
13
Bedrijfsvoering (overige)
6
3
9
Totaal
26
18
44
Er zijn dus in totaal 26 fte uit de politieorganisatie afkomstig. Daarnaast heeft
de politie 18 fte extern geworven, deze zijn dus niet afkomstig uit de politieorganisatie
maar van daarbuiten. Er zijn nu 4 fte van de DLIO geworven en 4 fte van de DLR. In
totaal heeft DLIO 859 fte en de DLR heeft 1014 fte.
VVD vraag 24. Wat is hun opleidingsniveau?
Antwoord 24
Het opleidingsniveau binnen het MIT is hoofdzakelijk HBO- en WO niveau.
VVD vraag 25. Deze leden vragen voorts wat de taakopdracht van deze 85 fte is, nu er nog geen convenant
gezamenlijke gegevensverwerking ligt.
Antwoord 25
De medewerkers die op dit moment werkzaam zijn in het MIT werken met name aan de bouw
van de organisatie. Hierbij kan gedacht worden aan het verder ontwikkelen van het
multidisciplinair datacentrum, het ontwikkelen, testen en toetsen van werkconcepten
(bijvoorbeeld in de MIT-labs), en bedrijfsvoeringsaspecten als huisvesting, communicatie,
beveiliging, etc.
VVD vraag 26. Zij vragen ook wat het beoogde resultaat van de MIT-labs op de zes fenomenen is,
voor eind 2021.
Antwoord 26
In de MIT-Labs werken zes teams aan een nieuwe aanpak van hardnekkige problemen op
het gebied van zware ondermijnende criminaliteit, op het snijvlak van onder- en bovenwereld
en het aantasten van criminele verdienmodellen. De teams zijn inhoudelijk gericht
op cruciale schakels en bedrijfsprocessen in het criminele systeem. Elk team richt
zich in eerste instantie op het verkennen van het probleem en het opstellen van een
voorlopige probleembeschrijving. Daarbij werken de teams fenomeen gericht en multidisciplinair
opdat in de aanpak een duidelijke meerwaarde ontstaat ten opzichte van al bestaande
aanpakken en activiteiten op dit onderwerp. In de huidige fase zijn alle teams bezig
om zichzelf te verrijken met kennis, inzichten en begrip van lopende initiatieven
toe te werken naar meer focus en een concrete doelstelling. Medio november gaan de
teams verder in het kort cyclisch werken; van ontwerp, naar uitvoeringen, evalueren
en aanpassen van de aanpak. Eind 2021 ligt er voor alle zes de teams een aanpak en
zullen alle teams beginnen met de uitvoering daarvan.
VVD vraag 27. Kan de Minister het jaarplan MIT voor 2021 aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 27
In de bouwfase van het MIT (tot eind 2022) wordt gewerkt met een programmaplan. Het
programmaplan wordt in aangepaste vorm aan uw Kamer toegestuurd. In het concept-instellingsbesluit
staat dat er gewerkt zal worden met jaarplannen. Dat zal na inwerkingtreding van het
instellingsbesluit gebeuren.
VVD vraag 28. De leden vragen wat, bij een structureel budget van 85 mln. per jaar, het maximumaantal
fte werkzaam in het MIT is.
Antwoord 28
Vanaf 2023 zijn de middelen voor het MIT (85 mln.) structureel. Het aantal fte bij
een structureel budget van 85 miljoen euro per jaar vanaf 2023 is geraamd op 437 fte
direct voor het MIT. In de tabel hieronder vindt u de verdeling van het aantal fte
per aan het MIT per samenwerkende organisatie. Het totale budget van 85 mln. gaat
niet volledig op aan deze 437 fte. In het budget van 85 mln. wordt naast deze fte’s
ook rekening gehouden met materiële kosten (bijvoorbeeld voor het datawarehouse MIT)
en voor beheerskosten (bijvoorbeeld voor huisvesting, facilitaire voorzieningen, etc.).
Daarnaast is in dit budget ruim 16 mln. gereserveerd om de kosten van de effecten
van het MIT – bijvoorbeeld voor versterking van fte’s vanwege de werklast als gevolg
van het MIT- op de (in het MIT samenwerkende) organisaties op te vangen.
Totaal fte MIT
Politie
192
FIOD
78
Douane
51
OM
49
KMar/Defensie
34
Belastingdienst
33
Totaal
437
VVD vraag 29. Kan de Minister nader ingaan op de uitspraak dat middelen zijn vrijgemaakt voor bestaande
diensten?
VVD vraag 30. Betekent dit dat bestaande diensten reeds zijn versterkt voor eigen taakuitoefening
of is sprake van versterking van diensten die vervolgens deze mensen direct ter beschikking
moeten stellen aan het MIT?
Antwoord 29 en 30
De in het MIT samenwerkende organisaties hebben structurele middelen ontvangen om
fte’s aan te nemen en deze volledig ter beschikking te stellen aan het MIT. Daarnaast
is er ook geld vrijgemaakt (structureel 16 mln.) voor het effect dat het MIT heeft
op de bestaande organisaties. Dat betreft enerzijds het opvangen van fte´s die ingezet
worden voor het MIT en anderzijds het effect dat het werk van het MIT zal hebben op
de reguliere taakuitvoering van de bestaande organisaties.
VVD vraag 31. Kan de Minister getalsmatig aangeven welke versterking op dit moment in fte bij iedere
individuele organisatie terecht is gekomen als gevolg van de MIT-gelden en tevens
hoeveel fte deze organisaties ter beschikking moeten of hebben moeten stellen aan
het MIT?
Antwoord 31
In onderstaande tabel is weergegeven hoeveel fte’s elke organisatie naar verwachting
in 2021 volledig ter beschikking stelt aan het MIT en hoeveel fte zij heeft om de
organisatie effecten op te vangen. Soms gaat het om een bestaande medewerker van een
organisatie die zal worden ingezet ten bate van het MIT, maar soms gaat het ook om
vacatures die door een externe wordt ingevuld. Hierin maakt het MIT geen onderscheid.
Deze fte’s (MIT en organisatie effecten) zijn volledig gefinancierd uit de MIT-gelden.
Fte t.b.v. MIT en t.b.v. organisatie effecten MIT
Prognose 2021 o.b.v. huidige realisatie
Begroting 2021
Politie MIT
50
108
Politie organisatie-effecten
5,3
–
FIOD MIT
51,6
51,6
FIOD organisatie-effecten
–
–
Douane MIT
9
8
Douane organisatie-effecten
26
22
OM MIT
29,8
29,9
OM organisatie-effecten
8
13,4
KMar/Defensie MIT
30
24
KMar/Defensie organisatie-effecten
46
46
Belastingdienst MIT
24
28
Belastingdienst organisatie-effecten
–
–
Totaal
279,7
330,9
VVD vraag 32. En kan de Minister tevens aangeven hoeveel is besteed aan overheadkosten?
Antwoord 32
Het MIT hanteert de term «beheerskosten». Overheadkosten maken deel uit van de beheerskosten.
In deze kosten wordt rekening gehouden met o.a. huisvesting, facilitaire voorzieningen,
opleiding, het programmateam MIT en overig beheer. Het totaal aan beheerskosten, gerealiseerd
t/m augustus 2021, bedraagt 2,7 miljoen euro. Het totale budget voor de beheerskosten
in 2021 is geraamd op 3,9 mln.
VVD vraag 33. De leden van de VVD-fractie vragen bij wie het gezag van het MIT ligt. Als dat de
stuurgroep is; hoe vindt besluitvorming plaats, in consensus?
VVD vraag 34. Waarom is het gezag van het MIT niet eenduidig belegd bij het OM?
Antwoord 33 en 34
Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie ligt het gezag bij degene die de
beslissingsbevoegdheid heeft over de inzet en het optreden van een ambtenaar van een
deelnemende operationele organisatie, wat bij of krachtens de wet is geregeld en niet
in het concept-instellingsbesluit. De bestaande wettelijke gezagsverhoudingen gelden
ook voor de samenwerking in een samenwerkingsverband. Voor de politie, de KMar (en
andere onderdelen van de krijgsmacht die bijstand verlenen) en de FIOD is het gezag
wat betreft de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde belegd bij de officier
van justitie (artikelen 12 en 14, tweede en vierde lid, van de Politiewet 2012 onderscheidenlijk
artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten). De Belastingdienst en de
Douane staan onder het gezag van de Minister van Financiën (artikel 2 van de Uitvoeringsregeling
Belastingdienst 2003). Dit gezag ziet op de ministeriële verantwoordelijkheid en heeft
geen invloed op de bevoegdheid van de inspecteur. De inspecteur staat in principe
niet onder gezag, omdat aan de inspecteur specifieke wettelijke bevoegdheden zijn
toegekend. Niettemin kan de Staatssecretaris van Financiën in individuele gevallen
of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid
van de inspecteur (artikel 10:22 van de Algemene wet bestuursrecht).
Noch in het MIT, noch in de stuurgroep vindt derhalve geen besluitvorming plaats over
de inzet en het optreden van ambtenaren van deelnemende operationele organisaties.
VVD vraag 35. Wie bepaalt bij welke deelnemende organisatie het zwaartepunt van de interventie
ligt?
VVD vraag 36. Als de interventie door meerdere deelnemende organisaties wordt uitgevoerd, bij wie
ligt dan het gezag van een dergelijke interventie?
Antwoord 35 en 36
Het wettelijk gezag van elk van de deelnemende operationele organisaties bepaalt de
inzet van de desbetreffende ambtenaren van die organisaties. Afhankelijk van de aard
van de interventie kan de bevoegdheid om te beslissen over de inzet bij één of meerdere
gezagen liggen. In het laatste geval is afstemming tussen de gezagen nodig. In het
MIO wordt tussen de gezagen en de deelnemende operationele organisaties onder meer
gesproken over de samenhang tussen operationele activiteiten van de deelnemende operationele
organisaties in het kader van de samenwerking in het MIT. Daarbij wordt gekeken wat
voor soort interventie het grootste (duurzaam) effect creëert en op basis daarvan
wordt bepaald welke partij welke interventie pleegt.
VVD vraag 37. Is de Minister bekend met het inspectierapport «De aanpak van ondermijning» over
de RIEC’s/LIEC’s (Inspectie J&V, februari 2017)?
Antwoord 37
Ja
VVD vraag 38. Voornoemde leden vragen de Minister om, indachtig aanbeveling zes en zeven, te reflecteren
op de spanning van de inzet van een samenwerkingsverband en de inzet van de individuele
deelnemende partners.
Antwoord 38
Die spanning is nooit volledig op te lossen, maar de door de Inspectie Justitie en
Veiligheid geconstateerde punten hebben bij de opzet van het MIT zeker een rol gespeeld.
Enerzijds door in te zetten op sterke multidisciplinaire sturing die ten aanzien van
het MIT plaatsvindt in SKO en MIO. Anderzijds door ten behoeve van de samenwerking
in het MIT de betrokken deelnemende diensten gericht te versterken zodat de gemaakte
keuzes ook opgevolgd kunnen worden door specifiek daarvoor ter beschikking gestelde
capaciteit. Ten aanzien van de RIEC’s hebben de aanbevelingen de afgelopen vijf jaar
geleid tot het meer in gezamenlijkheid bepalen van de doelstellingen van het samenwerkingsverband.
Het jaarplan 2021 van RIEC Den Haag is hier een mooi voorbeeld van. Bij de RIEC’s
vinden interventies, of het nu gaat om bestuurlijke, strafrechtelijke of fiscale interventies,
plaats op basis van inhoudelijke afwegingen. De partner met het meest geschiktste
instrument met het grootste effect in de belemmering van de criminele industrie is
leidend in de integrale aanpak.
VVD vraag 39. Deze leden vragen tevens of het resultaat van het MIT doorberekend is voor de keten
(volgens het Prognosemodel Justitiële Ketens).
Antwoord 39
Het kabinet heeft in de voorjaarsnota 2020 structureel 8 miljoen voor de keteneffecten
van het MIT ter beschikking gesteld.
De analyses van het MIT kunnen leiden tot interventies door andere organisaties dan
enkel die in de justitiële keten. Deze kunnen zowel strafrechtelijke opsporing als
vervolging of bestuursrechtelijk toezicht of handhaving van aard zijn; de activiteiten
van het MIT zullen juist aanvullend zijn op strafrechtelijke zaken. Het MIT focust
zich op het stadium voordat criminaliteit zichtbaar wordt en moet voorkomen dat criminele
netwerken/bedrijfsprocessen en verdienmodellen ontstaan, door kunnen groeien of meer
schade kunnen aanrichten.
Het MIT kijkt naar fenomenen en systemen vanuit de dreiging die uitgaat van georganiseerde
criminaliteit voor onze nationale veiligheid met als doel die uiteindelijk te frustreren
en te stoppen. Daarbij kijkt het MIT specifiek naar de vraag «waar zitten de kwetsbaarheden
en interventiekansen in het zowel de criminele systemen als in onze eigen systemen?»
VVD vraag 40. Hoeveel werk komt er door het MIT op de deelnemende organisaties af en hebben ze
hiervoor voldoende capaciteit?
Antwoord 40
De structurele MIT gelden worden gebruikt om de capaciteit van samenwerkende organisaties
te versterken. Deze capaciteit ziet enerzijds op het volledig ter beschikking stellen
van capaciteit in en voor het MIT en anderzijds op capaciteit om de effecten van het
MIT op de samenwerkende organisaties op te vangen.
VVD vraag 41. Klopt het dat het strategisch kaderoverleg in hoofdlijnen de inzet van het MIT bepaalt?
Zo nee, hoe zit het dan?
Antwoord 41
Het SKO is een overleggremium waarin door de gezagen en de deelnemende operationele
organisaties wordt overlegd over de prioriteiten van de aan te pakken fenomenen door
de deelnemende operationele organisaties in het MIT en de beoogde effecten daarvan
en het toezien op de voortgang van deze aanpak. Het is uiteindelijk aan de gezagen
om de hoofdlijnen van de geoormerkte en waar nodig andere inzet van de ambtenaren
van de deelnemende operationele organisaties te bepalen.
VVD vraag 42. Klopt het dat het hoofd MIT verantwoordelijk is voor de dagelijkse uitvoering van
het MIT en daarmee ook hoofdverantwoordelijk is voor de operationele sturing? Zo nee,
hoe zit het dan?
VVD vraag 43. Het hoofd MIT heeft beschikking over personeel van deelnemende operationele organisaties
die elk hun eigen bevoegdheden kennen. Voert dit personeel zijn taken uit onder het
gezag van zijn eigen organisatie of onder het hoofd MIT?
Antwoord 42 en 43
Door de deelnemende operationele organisaties wordt personeel ter beschikking gesteld
dat hun eigen wettelijke taken en bevoegdheden uitoefent in het kader van het samenwerkingsverband
MIT, onder verantwoordelijkheid van hun eigen desbetreffende wettelijke gezag (bijvoorbeeld
de officier van justitie). Het personeel blijft daarbij in dienst van de uitzendende
organisatie. De ter beschikkingstelling geschiedt op basis van een operationele overeenkomst
tussen de directeur MIT en de deelnemende operationele organisaties. Daarbij schrijft
het concept-instellingsbesluit voor dat de werkgever (in het concept-instellingsbesluit
aangeduid als «bevoegd gezag», ter onderscheiding van «het gezag») aan iedere ter
beschikking gestelde ambtenaar een schriftelijke instructie afgeeft, waarin is aangegeven
dat de directeur MIT zorgdraagt voor de ordentelijke uitvoering van de besluiten van
het betrokken gezag door het ter beschikking gestelde personeel. Dit model sluit aan
bij de wijze waarop personeel ten behoeve van de Kustwacht ter beschikking wordt gesteld.
VVD vraag 44. Bepaalt het hoofd MIT bij operationele activiteiten zelfstandig de inzet van aan
hem ter beschikking gesteld personeel of wordt dit in het Multi Interventie Overleg
(MIO) bepaald?
VVD vraag 45. Indien dit niet in het MIO wordt bepaald, wat wordt dan wel in het MIO bepaald?
Antwoord 44 en 45
Inzet van (ter beschikking gesteld) personeel van de deelnemende operationele organisaties
bij operationele activiteiten is altijd aan het gezag, niet de directeur MIT. Zoals
hierboven uiteengezet, draagt de directeur MIT zorg voor de ordentelijke uitvoering
van de besluiten van dit gezag door het ter beschikking gestelde personeel.
Het MIO dient ervoor om overlap en interferenties te voorkomen en om – in onderling
overleg – te bepalen welke interventies het meest bijdragen aan het realiseren van
het door het SKO bepaalde beoogde effect.
VVD vraag 46. Wat betekent het dat het hoofd MIT integraal moet kunnen sturen, terwijl de bestaande
verantwoordelijkheden en structuren formeel intact blijven?
VVD vraag 47. Welke zeggenschap hebben de personen bij wie de verantwoordelijkheden formeel belegd
zijn over de inzet van hun personeel in het MIT?
Antwoord 46 en 47
De directeur MIT kijkt primair naar het beoogde effect van de interventies van de
deelnemende operationele organisaties. Daartoe wordt hij door de deelnemende organisaties
in de positie gesteld zorg te dragen voor de ordentelijke uitvoering van de besluiten
van het betrokken gezag door het ter beschikking gestelde personeel. De formele verantwoordelijkheid
en daarmee zeggenschap van de overheidswerkgever (bevoegd gezag) en de verhouding
met het gezag blijft gedurende de terbeschikkingstelling van ambtenaren onveranderd.
VVD vraag 48. Op welke manier vindt besluitvorming plaats in respectievelijk het Strategisch Kader
overleg (SKO) en MIO?
Antwoord 48
In het SKO en het MIO vindt afstemming, geen (formele) besluitvorming plaats. Het
SKO en MIO zijn overleggremia. De uiteindelijke besluitvorming over de inzet van personeel
is aan de desbetreffende gezag.
VVD vraag 49. De leden vragen voorts of het SKO en het MIO reeds bestonden. Of zijn deze overleggremia
ten behoeve van het MIT ingericht?
Antwoord 49
Voor het MIT zijn een specifiek SKO en MIO ingericht. Het MIO dient ervoor om overlap
en interferenties te voorkomen en om – in onderling overleg – te bepalen welke interventies
het meest bijdragen aan het realiseren van het door het SKO bepaalde beoogd effect.
VVD vraag 50. Zij vragen verder waarom de leden van de stuurgroep vanuit de ministeries op de persoon
ingevuld zijn en waarom dit niet het geval is bij de afvaardiging van politie c.q.
van het College van procureurs-generaal?
Antwoord 50
Voor de politie en het College van procureurs-generaal is ervoor gekozen dat de korpschef
onderscheidenlijk het College van procureurs-generaal de functionaris aanwijst die
deelneemt aan de stuurgroep. Daarmee wordt door middel van het concept-instellingsbesluit
niet getreden in de wijze waarop binnen de korpsleiding en het College van procureurs-generaal
portefeuilles worden verdeeld.
VVD vraag 51. Zijn de leden van de stuurgroep gelijkwaardig?
VVD vraag 52. Hoe wordt de gelijkwaardigheid geborgd?
Antwoord 51 en 52
De leden van de stuurgroep nemen deel als vertegenwoordigers van de samenwerkende
organisaties en zijn gelijkwaardig ten opzichte van elkaar. Voor wat betreft de onderwerpen
waarover door de stuurgroep besluitvorming dient plaats te vinden, schrijft het concept-instellingsbesluit
voor dat sprake dit bij consensus dient te geschieden.
VVD vraag 53. Waarom bestaat het programmateam MIT niet uit alle deelnemende organisaties?
VVD vraag 54. Wie bepaalt welke organisaties niet deelnemen aan het programmateam?
Antwoord 53 en 54
Er is voor gekozen om het programmateam te laten bestaan uit de directeur MIT en ten
hoogste vier andere leden. De stuurgroep waarin alle organisaties zijn vertegenwoordigd,
wijst de leden van het programmateam aan (artikel 4, tweede lid, onder d, van het
concept-instellingsbesluit).
VVD vraag 55. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister toe te lichten wat het MIT aan meerwaarde
kan leveren als het binnen de bestaande wettelijke kaders moet opereren.
Antwoord 55
De nadruk bij het MIT ligt op blootleggen, verstoren en voorkomen. De bij elkaar gebrachte
informatie van zes diensten geeft een vollediger informatiebeeld en meer inzicht in
de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Het MIT focust zich op het stadium
voordat criminaliteit zichtbaar wordt en moet voorkomen dat criminele structuren,
bedrijfsprocessen en verdienmodellen ontstaan, door kunnen groeien of meer schade
kunnen aanrichten. Het MIT kijkt naar die fenomenen en systemen vanuit de dreiging
die uitgaat van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit voor onze nationale veiligheid
met als doel die uiteindelijk te frustreren en te stoppen. Daarbij kijkt het MIT specifiek
naar de vraag «waar zitten de kwetsbaarheden en interventiekansen in het zowel de
criminele systemen als in onze eigen systemen?» De meerwaarde van het MIT is ten eerste
gelegen in de multidisciplinaire samenwerking op basis van gegevensdeling met als
doel het in beeld brengen en blootleggen van de verbinding tussen onderwereld en bovenwereld.
De focus ligt daarbij met name op de wijze waarop het criminele vermogen zijn weg
vindt naar de Nederlandse bovenwereld en de ondermijnende effecten daarvan op de democratische
rechtsorde en de samenleving.
Daarnaast heeft het MIT meerwaarde omdat aan het samenwerkingsverband door de deelnemende
operationele organisaties vrijgestelde capaciteit ter beschikking wordt gesteld om
de gezagen in staat te stellen, onderling afgestemd en met het oog op het te bereiken
effect, te bezien welke interventie op welk moment het meest wenselijk is. De vrijgestelde
capaciteit van de politie, de KMar en de FIOD, de Belastingdienst, de Douane en het
OM werkt voortdurend fysiek bij elkaar in het samenwerkingsverband «onder één dak»,
dat bestond nog niet in Nederland. De capaciteit van de deelnemende operationele organisaties
is en wordt hiervoor structureel uitgebreid. Daardoor zijn de gecoördineerde interventies
in MIT-verband niet afhankelijk van de beschikbaarheid van die capaciteit binnen de
deelnemende operationele organisaties voor de reguliere taakuitvoering. Dat is cruciaal
voor deze gezamenlijke aanpak.
VVD vraag 56. Welke knelpunten voorziet de Minister in de grondslagen voor de door hem gewenste
aanpak en
VVD vraag 57. Welke wetgeving is de Minister voornemens te maken om het MIT van meer bevoegdheden
te voorzien?
Antwoord 56 en 57
Het MIT krijgt geen eigen operationele bevoegdheden. De door het MIT gemaakte analyses
worden door de betrokken organisaties (politie, Douane, Belastingdienst, FIOD, OM
en het Ministerie van Defensie/KMar) gebruikt om te bezien of het aangewezen is een
operationele interventie te plegen. Hiertoe worden het SKO en MIO benut. Die operationele
interventies worden gepleegd door de deelnemende operationele organisaties op basis
van hun eigen wettelijke bevoegdheden, onder hun eigen gezag.
In de huidige situatie functioneert het MIT als een samenwerkingsverband, onder andere
op het gebied van gegevensdeling en -verwerking. Daartoe is een (concept)-instellingsbesluit
opgesteld en wordt een convenant voor gegevensdeling en het bijbehorende privacy protocol
opgesteld. De gegevensverstrekking en -verwerking wordt begrensd door de bestaande
wettelijke kaders; met het instellingsbesluit en het convenant kunnen immers geen
nieuwe bevoegdheden tot verstrekking of verwerking worden geschapen. Dat betekent
dat de mogelijkheden om gegevens te delen beperkt zijn. Daarom wordt gewerkt aan een
wettelijke regeling, zoals toegelicht in de inleidende reactie.
VVD vraag 58. Als het MIT organisatorisch onder wordt gebracht bij de politie, geeft de Politiewet
dan de mogelijkheden om informatie te delen binnen het MIT door de betrokken partijen?
Zo nee, op welke wijze wordt dit wel geregeld?
Antwoord 58
Het concept-instellingsbesluit regelt een samenwerkingsverband, waarbij de politie
zorgdraagt voor de ondersteuning op alle bedrijfsvoering onderdelen (de facilitaire
dienstverlening, huisvesting, inrichting, onderhoud en ontwikkeling van gemeenschappelijke
ICT-voorzieningen ten behoeve van het MIT).
De Politiewet 2012 regelt niet de gegevensverwerking door de politie, maar regelt
het politiebestel en de taak van de politie en zegt dus niets over hoe met gegevens
moet worden omgegaan. De politie verwerkt de op basis van haar taken en bevoegdheden
verkregen gegevens (grotendeels) binnen het regime van de Wpg. Die wet biedt de mogelijkheid
voor de politie om politiegegevens te verstrekken aan de in de Wpg en het Bpg genoemde
ontvangers, zoals aan de deelnemers van een samenwerkingsverband.
Als het MIT volledig zou worden ondergebracht bij de politie, is geen sprake van een
samenwerkingsverband en kan binnen de huidige wettelijke kaders de verwerking van
persoonsgegevens uitsluitend betrekking hebben op de politietaak, bedoeld in artikel 3
van de Politiewet 2012, en daarmee in principe onder de Wpg vallen. Gegevensverstrekking
door FIOD en Kmar valt ook onder de Wpg, maar de gegevensverstrekking door de Douane
en de Belastingdienst niet. Die gegevensverstrekking aan de politie zou dan uit de
op die organisaties van toepassing zijnde wetgeving gestoeld moeten worden, hetgeen
niet voor alle situaties het geval is.
VVD vraag 59. Kan de Minister daarbij ook ingaan op het datawarehouse waarover door het hoofd MIT
gesproken werd bij het rondetafelgesprek d.d. 16 september jl.?
VVD vraag 64. Is er een nieuw informatievoorziening systeem voorzien voor het MIT?
Antwoord 59 en 64
Het MIT heeft een Multidisciplinair Data Centre / datawarehouse ontwikkeld, met inachtneming
van de bestaande wetgeving, dat state of the art is en voldoet aan zowel juridische
als technologische waarborgen waar zowel het MIT als de andere partijen in het werkveld
gebruik van kunnen maken. Hiervoor had het MIT kunnen kiezen om een geheel eigen systeem
op te zetten. Hier is bewust niet voor gekozen. Voor de bouw van het datawarehouse
heeft het MIT gekeken naar wat er binnen de politie beschikbaar was, daarop aangesloten
en verder uitgebouwd. Er is gekozen om de meest innovatieve IV voorzieningen die in
de operatien al zijn bewezen te versterken. Het datawarehouse is de hardware waarop
de gegevens van samenwerkende organisaties kunnen worden opgeslagen, verwerkt en gedeeld
in het MIT-samenwerkingsverband. Daarnaast kunnen andere partijen deze hardware gebruiken
(zonder de data uit het MIT) als ICT applicatie. De FIOD maakt hier bijvoorbeeld al
gebruik van. Dit past bij de opdracht aan het MIT om innovatief te zijn en wat er
met MIT-geld ontwikkeld wordt ter beschikking te stellen aan het werkveld.
VVD vraag 60. Wanneer is hiermee gestart (datawarehouse)?
Antwoord 60
De bouw is medio 2020 gestart, hierbij is aangesloten bij wat door de politie reeds
ontwikkeld was.
VVD vraag 61. Uit welke bronnen zijn de data afkomstig die hier worden gebundeld?
VVD vraag 62. Onder wiens gezag gebeurt dit en op basis van welke grondslag(en)? Zo ja, hoe ziet
dit eruit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 61 en 62
Nadat het convenant en het bijbehorende privacy protocol is vastgesteld kunnen op
basis daarvan gegevens volgens de wettelijke kaders van de samenwerkende organisaties
uitgewisseld worden in het MIT. De bronnen die voor verstrekking in aanmerking komen,
zijn de bronbestanden van de samenwerkende organisaties.
Zolang er nog geen convenant en privacy protocol is afgesloten tussen de samenwerkende
organisaties gebeurt de informatieverstrekking onder verantwoordelijkheid van de organisatie
waarvan de data afkomstig is, op basis van de op de betreffende organisatie van toepassing
zijnde wetgeving.
VVD vraag 63. Klopt het dat bij het iCOV al een fundament voor het datawarehouse, de structuur
en de data, voorhanden is? Waarom wordt dit niet benut?
Antwoord 63
Bij de ontwikkeling van het MIT is en wordt nadrukkelijk gekeken naar andere samenwerkingsverbanden
voor wat betreft organisatie, proces en techniek.
iCOV beschikt niet over het door het MIT te gebruiken datawarehouse maar werkt met
dataverstrekking op basis van een concrete aanvraag van producten en levering op basis
van aanvraag van bij het samenwerkingsverband aangesloten organisaties. In antwoord
op vraag 59 en 64 is uiteengezet dat voor de ontwikkeling van het datawarehouse is
aangesloten bij wat door de politie reeds ontwikkeld was.
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
op de agenda, evenals van de position papers en de inbreng van experts tijdens het
rondetafelgesprek MIT op 16 september 2021. De zorgen over het MIT, die deels werden
bevestigd bij het rondetafelgesprek, zijn daarmee echter niet (geheel) weggenomen.
Over deze zorgen hebben deze leden nog de volgende vragen.
D66 vraag 65. De leden van de D66-fractie constateren dat er nog onduidelijkheid en onenigheid
bestaat over de beoogde organisatiestructuur van het MIT. Kan de Minister toelichten
waarom hij niet kiest voor de borging van het MIT binnen de deelnemende organisaties?
Antwoord 65
Het MIT kan geen onderdeel zijn of worden van een van de samenwerkende organisaties,
aangezien een samenwerkingsverband tussen de samenwerkende organisatie uit zijn aard
geen onderdeel kan zijn van een van de samenwerkende organisaties. Borging in een
van de samenwerkende organisaties kan niet het beoogde resultaat van een multidisciplinaire
samenwerking bewerkstelligen.
D66 vraag 66. Hoe duidt de Minister het betoog van de politie, dat daar wel toe oproept?11
Antwoord 66
Er is gezamenlijk overeenstemming – ook met de korpsleiding – dat het MIT op een manier
wordt vormgegeven die past bij een multidisciplinair samenwerkingsverband, en dat
het MIT facilitair wordt beheerd door de politie naar analogie van het model van de
Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS).
D66 vraag 67. Kan de Minister schematisch weergeven hoe de aansturing van het MIT (wanneer volledig
operationeel) eruit moet komen te zien, waarbij in ieder geval het SKO, het MIO en
de deelnemende partijen worden weergegeven, en toelichten hoe deze organen zich tot
elkaar verhouden?
Antwoord 67
Ik verwijs naar het schematisch overzicht en de toelichting in de inleidende reactie.
D66 vraag 68. Welke (landelijke) samenwerkingsverbanden bestaan er reeds waarin twee of meer van
de diensten die het MIT zouden moeten vormen op dit moment samenwerken?
Antwoord 68
Er bestaan vele samenwerkingsverbanden waarin twee of meer van de deelnemende toezicht,
handhaving (douane en belastingdienst) of opsporingsorganisaties (politie, KMar, FIOD)
reeds samenwerken. Zonder uitputtend te willen zijn kunt u denken aan:
Regionale samenwerkingsverbanden gericht op het delen van informatie voor de aanpak
van complexe casuïstiek:
– Zorg- en veiligheidshuizen (ZVH)
– Het Landelijk informatie en expertise Centrum en de regionale Informatie en Expertise
Centra (LIEC/RIEC)
Landelijke samenwerkingsverbanden gericht op het delen van informatie voor de aanpak
van complexe problematiek
– Informatiebox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV)
– Het Financieel Expertise Centrum (FEC)
– Cyber intel/info Cel (CIIC)
– Contra terrorisme Infobox (CT infobox)
– Electronic Crimes Task Force (ECTF)
– Expertise Centrum Mensenhandel Mensensmokkel (EMM)
Samenwerkingsverbanden gericht op handhaving of opsporing op specifieke locaties,
fenomenen, thema’s:
– De Kustwacht Nederland
– Het combi-team FIOD/politie
– Het Combiteam Havens
– Hit-and-run cargoteams (HARC’s)
– Het recherchesamenwerkingsteam (RST)
– Electronic Crimes Task Force (ECTF)
– Expertise Centrum Mensenhandel Mensensmokkel (EMM)
Samenwerkingsverbanden gericht op internationale informatie-uitwisseling
– Interpol
– Europol
– Frontex
– Maritime Analysis and Operation Centre Narcotics (MAOC-N)
D66 vraag 69. In hoeverre zou met het uitbreiden van één van deze samenwerkingsverbanden ook het
doel van het MIT («het blootleggen en duurzaam verstoren van criminele structuren,
bedrijfsprocessen en verdienmodellen, die verweven zijn met of misbruik maken van
legale structuren en de legale economie») bereikt kunnen worden?
Antwoord 69
Met het MIT geeft het kabinet invulling aan de door de samenwerkende organisaties
en uw Kamer geformuleerde wens voor een landelijk werkend multidisciplinair interventieteam,
voor de (inter)nationale aanpak van ondermijnende criminaliteit. Dit is uitgewerkt
op de manier zoals vastgelegd in het concept-instellingsbesluit, aangezien dit het
best passend is bij de doelstelling van het MIT. Er bestaan succesvolle samenwerkingsverbanden,
deze hebben echter een andere opdracht dan het MIT en bestaan niet uit alle samenwerkende
organisaties van het MIT die 24/7 op een werkvloer samenwerken zoals het MIT beoogt.
Het unieke aan het MIT is daarnaast dat het samenwerkingsverband beschikt over ter
beschikking gestelde capaciteit, o.a. voor het plegen van interventies.
D66 vraag 70. Hoe zou het MIT zich gaan verhouden tot deze bestaande samenwerkingsverbanden?
Antwoord 70
Het MIT is uitdrukkelijk bedoeld als aanvulling op de bestaande aanpak, samenwerkingsverbanden
en diensten. Door de samenvoeging van informatie op (inter)nationaal niveau in het
MIT kunnen criminele dreigingen, netwerken en bedrijfsmodellen worden blootgelegd
en effectgerichter worden aangepakt door de deelnemende operationele organisaties
en haar partners.
Door de gemeenschappelijke sturing kunnen de landelijke gezagen de gelabelde multidisciplinaire
interventiecapaciteit die door deelnemende operationele organisaties beschikbaar is
gesteld, langduriger en gerichter inzetten op die vormen van criminaliteit die de
grootste bedreiging vormen voor de nationale veiligheid en democratische rechtsorde.
Dit doet het MIT in aanvulling op en in samenwerking met de bestaande diensten en
samenwerkingsverbanden.
D66 vraag 71.Kan de Minister voor elk van de vier vereisten voor een integrale wijze van samenwerken
en regie die prof. dr. John Goedee omschrijft, separaat toelichten op welke manier
het MIT daaraan voldoet?12
Antwoord 71
Werken vanuit een gezamenlijk overeengekomen resultaat.
• Bij het ontwerp van het MIT staat effectsturing centraal, dat door de multidisciplinaire
besluitvormers gezamenlijk is en wordt overeengekomen. Bij de doorvertaling binnen
het MIT staat het effect eveneens steeds centraal bij het operationaliseren.
• Dit krijgt vorm in een nader uit te werken multidisciplinair besluitvormingsstructuur
waarin een gezamenlijk bepaald en te bereiken effect centraal staat.
Zorgen voor alignment en heldere procesrollen op verschillende niveaus
De taken en sturingsmodellen zijn voor het MIT door de organisaties samen ontwikkeld.
Een zogenoemd multi operationeel proces staat daarin centraal. Dit wordt het Multi
Operation Proces genoemd. Daarin is helder beschreven wie binnen de (multidisciplinaire)
werkprocessen in het MIT wat op welk moment doet/moet doen, voor alle niveaus (operationeel,
tactisch en strategisch).
Komen tot een gezamenlijk referentiemodel (kwaliteitskader)
• Het referentiemodel van het MIT vinden we terug in het multi operations proces als
onderdeel van het primaire proces. Daarnaast wordt er een duidelijk juridisch kader
in de vorm van een convenant en het bijbehorende privacy protocol opgesteld. Daarin
wordt ook toezicht door de samenwerkende organisaties op de verwerking van de informatie
geregeld. Op basis van vooraf bepaalde indicatoren gerelateerd aan het bepaalde effect
kan vooraf, tijdens en na de operatie getoetst worden of het optreden effectief heeft
plaatsgevonden.
• Het MIT gaat effect gestuurd werken, waarbij toetsing van de effectiviteit van het
handelen van het MIT voortdurend plaats zal vinden. Tijdens de bouw van het MIT wordt
toegewerkt naar een (of meerdere) methodieken waarmee de mate waarin het MIT bijdraagt
aan het verwezenlijken van de doelstellingen van het MIT zo rijk mogelijk inzichtelijk
wordt gemaakt en daarover verantwoording kan worden afgelegd, bijvoorbeeld met kwalitatieve
en kwantitatieve indicatoren.
Technologie en data inzetten ondersteunend aan het gezamenlijk resultaat en primair
proces
• Technologie en data worden ingezet om het primair proces en de besluitvorming te ondersteunen.
Het te behalen effect op de ondermijnende criminaliteit staat daarin steeds centraal.
Het MIT maakt gebruik van state of the art technieken en innovaties op basis van het
datawarehouse.
D66 vraag 72. Kan de Minister ingaan op de zorg dat voor buitenlandse veiligheidsdiensten met de
invoering van het MIT niet meer duidelijk zou zijn wie hun aanspreekpunt is in Nederland
en met wij zij informatie en gegevens kunnen delen?
Antwoord 72
Iedere deelnemende operationele organisatie behoudt zijn eigen single point of contact,
zoals het LIRC voor de rechtshulpverzoeken en het Douane Landelijk Tactisch Centrum/Douane
Informatiecentrum (DIC) voor de Douane en de Belastingdienst en Central Liaison Office
(CLO) voor verzoeken om wederzijdse administratieve fiscale bijstand. Op dit moment
is weinig overzicht van het geheel aan internationale interventiemogelijkheden van
de deelnemende operationele organisaties. In het MIT wordt gebruik gemaakt van de
bestaande bevoegdheden en buitenlandse samenwerkingsrelaties van de deelnemende operationele
organisaties. Op dit moment wordt met deze organisaties nagedacht over een doorontwikkeling
en afstemming van de internationale samenwerking en hoe het beste elkaars inzichten,
informatie, data en strategische partners kunnen worden gedeeld.
D66 vraag 73. De leden van de D66-fractie merken tevens op dat er nog steeds grote zorgen bestaan
over druk op de capaciteit van de deelnemende organisaties als gevolg van «leegloop»
richting het MIT. Wat doet de Minister om dat scenario te voorkomen?
Antwoord 73
Op dit moment werken 85 fte in het MIT en wordt zowel operationeel samengewerkt als
gebouwd aan het MIT. Deze medewerkers zijn zowel van buiten (1/3 deel) als uit de
samenwerkende organisaties afkomstig. Het is voorzien dat in 2023 het MIT zal bestaan
uit circa 400 medewerkers. Deze komen voor een deel uit de samenwerkende organisaties
maar ook voor een substantieel deel uit externe werving.
Het gaat met name over specialisten op het gebied van intelligence, financiële en
(inter)nationale opsporing, toezicht en handhaving. Er is bewust gekozen voor een
gefaseerde meerjarige opbouw. Voor alle diensten geldt dat zij daarbij het geld gekregen
hebben om ontstane vacatures 1-op-1 weer in te vullen. Er zijn bij een aantal diensten
ook mogelijkheden om al nieuwe medewerkers te werven voordat medewerkers richting
het MIT gaan (bijvoorbeeld door middel van voorfinanciering zodat organisaties al
kunnen werven voordat de medewerker richting het MIT gaat). Over het openstellen van
vacatures vindt op alle niveaus afstemming plaats.
Het is ook de bedoeling dat ter beschikking gesteld personeel dat in het MIT gaat
werken na verloop van tijd feitelijk weer «terugkeert» naar andere werkzaamheden binnen
de eigen organisatie. Op die manier wordt kennis- en capaciteit in de loop van tijd
in- en uitwisselbaar. De samenwerkende organisaties hebben daar baat bij zodra desbetreffende
medewerkers «terugkeren» naar de eigen organisatie. Dat versterkt de structurele samenwerking.
Verdeling FTE MIT 2023.
In het MIT
Voor het MIT
Totaal aantal fte’s uit deelnemende organisties
Politie
174
18
192
FIOD
67
11
78
Douane
14
37
51
OM
5
44
49
KMar/Defensie
19
15
34
Belastingdienst
3
30
33
Totaal
282
155
437
D66 vraag 74. Waar dienen toekomstige medewerkers geworven te worden, voor zover die niet moeten
komen van de diensten die deel uitmaken van het MIT?
Antwoord 74
Dit omvat in potentie een breed palet (niet uitputtend):
• onderzoekers en (ex-)studenten vanuit de wetenschap, waarbij te denken valt aan antropologen,
criminologen, sociologen, psychologen, bestuurskundigen, ICT-deskundigen;
• deskundigen uit het bedrijfsleven, waar onder grote multinationals en het bankwezen;
• mensen uit de veiligheidssector;
• mensen uit non-profit: non profit organisaties (ngo’s), hulpverleningsorganisaties;
• young professionals (studenten, rijkstrainees) en senior professionals (kennis en
expertise overdragen voor pensioen);
• overige deskundigen met kennis en expertise op terreinen van samenleving, talen, cultuur,
gedrag, recht, techniek, multidisciplinaire en/of publiek-private samenwerking en
(organisatie)veranderingen.
D66 vraag 75. De aan het woord zijnde leden merken op dat nog steeds onvoldoende concreet is gemaakt
wat het MIT gaat doen en wat het daarmee wil bereiken. Kan de Minister voorbeelden
geven van de dagelijkse werkzaamheden waar het MIT zich (wanneer volledig operationeel)
mee bezig zal houden, waarbij in ieder geval onderscheid wordt gemaakt tussen activiteiten
op het gebied van gezamenlijke gegevensverwerking en operationele activiteiten?
Antwoord 75
Het MIT is volledig operationeel wanneer het convenant en het privacy protocol – opgesteld
door de samenwerkende organisaties – van kracht is en de bouw van het MIT is afgerond
(2022). De volle potentie van het MIT kan pas worden waargemaakt, wanneer het een
passend wettelijk kader heeft.
Het MIT werkt effect gestuurd en levert in de fase van het convenant en het privacy
protocol intelligenceproducten op, die binnen de kaders van het convenant en privacy
protocol verwerkt kunnen worden door de samenwerkende organisaties op basis van hun
eigen wettelijke taak en bevoegdheden. Hierbij moet worden gedacht aan gegevens van
samenwerkende organisaties en waar mogelijk de combinaties tussen deze individuele
gegevens en zo mogelijk verrijkt met andere bronnen. Het MIT onderscheidt drie fases
in het primaire proces. Voor iedere fase is informatie en data op verschillende niveaus
nodig (van abstract naar eventuele concrete subjecten) en levert het MIT in iedere
fase intelligence producten voor het samenwerkingsverband en besluitvormingsproces
op:
a. Systeemexploratie:
Het MIT onderzoekt dreigingen en brengt in kaart wat de (mogelijke) ontwrichtende
elementen in Nederland zijn en geeft richting wat betreft de kwetsbaarheden en vatbaarheden
in relatie tot de ondermijning en georganiseerde criminaliteit in Nederland. Bijvoorbeeld
de dreiging van investeringen met crimineel verkregen vermogen in vastgoed in Nederland.
Hierdoor vermengt crimineel geld in de bovenwereld en wordt de machtspositie van criminele
versterkt.
b. Fenomeenanalyse: het met behulp van kwalitatieve en/of kwantitatieve onderzoeksmethodes
bieden van inzicht in de aard en omvang van een fenomeen in de beeldvormingsfase en
systeemanalyse.
Hieronder wordt verstaan:
• het gezamenlijk analyseren van de noodzakelijke gegevens over de systemen en fenomenen,
zodat relaties, bedrijfsprocessen, verdienmodellen, goederenstromen en geldstromen
in kaart kunnen worden gebracht door systeemexploratie;
• het gezamenlijk opbouwen van een dynamische basis intelligence positie op het geselecteerde
systeem en het vervolgens blootleggen van onderliggende fenomenen die relevant voor
de taak en rol van het MIT door systeemanalyse en/of fenomeenanalyse;
• gezamenlijk verwerken van de resultaten van de analyses ten behoeve van het plannen,
voorbereiden, coördineren, uitvoeren, monitoren en effect meten van interventies door
de deelnemers om beoogde effecten te bereiken binnen de geprioriteerde fenomenen.
In het onderzoeken van systemen creëert het MIT inzicht en overzicht in bijvoorbeeld
vastgoedeigenaren met een (te) laag inkomen en/of geen hypotheek, criminele antecedenten,
jonge eigenaren of recent opgerichte rechtspersonen die (snel/duur) vastgoed kopen
of meldingen over ongebruikelijke transacties van een gerechtigde. Hierdoor kunnen
bijvoorbeeld financiële constructies waarbij een offshore vennootschap de Ultimate
Beneficial Owner (UBO) van een drugspand in een Nederlandse haven blijkt te zijn of
ontoereikend toezicht op verlaten boorplatforms) blootgelegd worden. Het MIT legt
hiermee de kwetsbaarheden in de bovenwereld bloot door bijvoorbeeld faciliteerders
te identificeren die vanuit hun poortwachtersrol bewust of onbewust criminelen bedienen.
Van dit systeem kan bijvoorbeeld een crime-script worden opgesteld, in aanvulling
op de bestaande crime-scripts, wat de diverse fases van het criminele bedrijfsproces
in kaart brengt, en kunnen interventies worden ontworpen.
c. Ontwerpen en uitvoeren van interventies
Het uitvoeren van interventies vindt in afstemming met de deelnemende operationele
organisaties in het MIO plaats. Voor deze interventies wordt een actueel multidisciplinair
intelligencebeeld opgebouwd ter ondersteuning van het plegen van interventies door
een of meerdere deelnemende operationele organisatie tegen (rechts)personen cq. subjecten.
De algemene meerwaarde van het MIT ligt besloten in de samenwerking, gezamenlijke
(effect)sturing op de intelligence en de gedeelde intelligence voor de samenwerkende
organisaties. Met de toegewijde interventiecapaciteit kunnen ook daadwerkelijk gecoördineerde
en afgestemde acties op de intelligence worden verricht. Het MIT heeft en krijgt geen
eigen operationele bevoegdheden.
D66 vraag 76. Welke concrete resultaten dient het MIT te bereiken?
Antwoord 76
Doel van het MIT is het blootleggen en duurzaam verstoren van criminele structuren,
bedrijfsprocessen en verdienmodellen, die verweven zijn met of misbruik maken van
legale structuren en de legale economie. De nadruk bij het MIT ligt op blootleggen,
verstoren en voorkomen. Het MIT moet Nederland minder aantrekkelijk maken voor georganiseerde
criminaliteit.
De keuze voor de fenomenen waarop het MIT acteert evenals de concrete te behalen effecten
worden bepaald in het SKO. Het MIT ontwikkelt daartoe, in samenwerking met onder andere
samenwerkende organisaties en wetenschap, een methodiek om dat effectgestuurd werken
te ondersteunen, met daarin (natuurlijk) ook vormen van effectmeting om daarmee inzichtelijk
te maken wat de (maatschappelijke) effecten van de interventies zijn. Deze methodiek
zal stoelen op zowel kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren. Het MIT gaat effectgestuurd
werken, waarbij toetsing van de effectiviteit van het handelen van het MIT voortdurend
plaats zal vinden. Tijdens de bouw van het MIT wordt toegewerkt naar een of meerdere
methodieken waarmee de mate waarin het MIT bijdraagt aan het verwezenlijken van de
doelstellingen zo rijk mogelijk inzichtelijk wordt gemaakt en daarover verantwoording
kan worden afgelegd, bijvoorbeeld met kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren.
D66 vraag 77. Kan de Minister daarbij een tijdpad schetsen waarbinnen deze resultaten behaald dienen
te worden?
Antwoord 77
De bouwfase van het MIT loopt tot en met eind 2022. Vanaf juni 2021 werken in de MIT-Labs
zes teams aan een nieuwe aanpak van hardnekkige problemen op het gebied van zware
ondermijnende criminaliteit, op het snijvlak van onder- en bovenwereld en het aantasten
van criminele verdienmodellen. De teams zijn inhoudelijk gericht op cruciale schakels
en bedrijfsprocessen in het criminele systeem. Eind 2021 ligt er voor alle zes de
teams een aanpak en zullen alle teams beginnen met de uitvoering daarvan. In overleg
met het SKO, in MIT samenwerkende organisaties en anderen wordt zorgvuldig gekeken
naar manieren om ter versterking van de bouw van het MIT en om tot concrete resultaten
te komen kleinschalig te starten met de operatie. Dit zal mogelijk al tot resultaten
leiden, maar vooralsnog ga ik ervan uit dat vanaf 2023, na de bouwfase, de resultaten
van het MIT gericht op het verstoren/bestrijden van de georganiseerde, ondermijnende
criminaliteit zichtbaar worden.
D66 vraag 78. Tot slot bestaat er bij de leden van de D66-fractie onduidelijkheid over het benodigde
en beoogde wettelijk kader van het MIT. Deelt de Minister de analyse van prof. dr.
Marianne Hirsch Ballin dat het «noodzakelijk [is] een nieuwe normeringsstructuur in
te richten met elementen uit het strafprocesrecht, het bestuursrechtelijke handhavingsrecht
en het privacyrecht»?13 Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat hij dat bewerkstelligen?
Antwoord 78
In de huidige situatie functioneert het MIT als een samenwerkingsverband, onder andere
op het gebied van gegevensdeling en -verwerking. Daartoe is een concept-instellingsbesluit
opgesteld en wordt een convenant voor gegevensdeling en het bijbehorende privacy protocol
opgesteld. De gegevensverstrekking en -verwerking wordt begrensd door de bestaande
wettelijke kaders; met het instellingsbesluit en het convenant kunnen immers geen
nieuwe bevoegdheden tot verstrekking of verwerking worden geschapen. Dat betekent
dat de mogelijkheden om gegevens te delen beperkt zijn. Daarom er wordt gewerkt aan
een wettelijke regeling zoals toegelicht in de inleidende reactie.
D66 vraag 79. Kan hij daarbij ophelderen waarom hij in zijn brief van 15 september 2021 aan de
Kamer schreef dat wetgeving nodig is en wordt voorbereid (Kamerstuk 29 911, nr. 327), terwijl hij op 6 juli 2021 de Kamer had medegedeeld dat het MIT «op basis van een
convenant binnen de bestaande wet- en regelgeving» informatie en gegevens zal verwerken
(Kamerstuk 29 911, nr. 319)?
Antwoord 79
De zinsnede uit de brief van 6 juli 2021 beschrijft de huidige situatie, waarin het
MIT fungeert als samenwerkingsverband op het gebied van informatiedeling en -verwerking,
binnen de bestaande wettelijke mogelijkheden. Dit moet worden onderscheiden van de
toekomstige situatie, zoals beschreven in de brief van 11 mei jl. en nader toegelicht
in de brief van 15 september. Daartoe wordt door mijn ministerie in samenwerking met
de andere betrokken departementen gewerkt aan wetgeving waarmee de noodzakelijke wettelijke
grondslag wordt gecreëerd voor de beoogde taak van het MIT op het gebied van informatievergaring
en -verwerking.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven die zijn geagendeerd
voor het schriftelijk overleg Multidisciplinair Interventieteam. Naar aanleiding van
de geagendeerde brieven van de Minister hebben deze leden nog de volgende vragen.
Deze luiden als volgt.
Nadere toelichting n.a.v. het commissiedebat (Kamerstuk 33 173, nr. 20 Criminaliteit en Ondermijning van over het Multidisciplinair Interventieteam (Kamerstuk
29 911, nr. 319)
PVV vraag 81. De Minister schrijft in deze brief onder meer het volgende: «Het MIT functioneert
als samenwerkingsverband op het gebied van gezamenlijke gegevensverwerking»; «Doel
hiervan is het delen van informatie, kennis en expertise, coördinatie en overzicht
om tot betere keuzes voor interventies te komen met meer effect en het (laten) plegen
van effectieve operationele interventies; «Informatiedeling en gegevensverwerking
binnen het MIT zal plaatsvinden op basis van een convenant binnen de bestaande wet-
en regelgeving».
Erkent de Minister dat er al geruime tijd sprake is van (zeer) succesvolle samenwerkingsverbanden
tussen de organisaties die zullen participeren in het MIT? Zo ja, waarom dan een nieuw
samenwerkingsverband en niet het versterken van de organisaties zelf, onder andere
door het verstrekken van (meer) financiële middelen die vervolgens zelf verdergaan
in/met de bestaande samenwerkingsverbanden?
Antwoord 81
Met het MIT geeft het kabinet invulling aan de door de samenwerkende organisaties
en uw Kamer geformuleerde wens voor een landelijk werkend multidisciplinair interventieteam,
voor de (inter)nationale aanpak van ondermijnende criminaliteit. Dit is uitgewerkt
op de manier zoals vastgelegd in het concept-instellingsbesluit, aangezien dit het
best passend is bij de doelstelling van het MIT. Er bestaan succesvolle samenwerkingsverbanden,
deze hebben echter een andere opdracht dan het MIT en bestaan niet uit alle samenwerkende
organisaties van het MIT die 24/7 op een werkvloer samenwerken zoals het MIT beoogt.
Het unieke aan het MIT is daarnaast dat het samenwerkingsverband beschikt over ter
beschikking gestelde capaciteit, o.a. voor het plegen van interventies.
Overigens heeft dit kabinet naast de gelden die voor de samenwerking in het MIT beschikbaar
zijn gesteld aan de samenwerkende organisaties ook geïnvesteerd in de politie, iCOV,
het LIEC en de RIEC’s ter versterking van de bestaande brede aanpak van ondermijning.
Met het MIT geef ik invulling aan de door uw Kamer en de samenwerkende organisaties
geformuleerde behoefte aan een effectgerichte overheidsbrede aanpak op (inter-)nationaal
niveau in de strijd tegen de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Deze specifieke
werkwijze is vermeld in het concept-instellingsbesluit.
PVV vraag 82. En is de Minister bekend met een zeer succesvol samenwerkingsverband dat in Nederland
bestaat, namelijk het iCOV, dat sinds 2013 is opgebouwd en waaraan de 13 grote relevante
organisaties (Belastingdienst, FIU, politie e.a.) met 50 man deelnemen en dat volledig
is gericht op het bestrijden van witwassen en ondermijning in financiële zin?
Antwoord 82
Ja, ik ben bekend met de samenwerking in het kader van de infobox Crimineel en Onverklaarbaar
Vermogen (iCOV).
PVV vraag 83. Waarom naast iCOV een MIT voor die twee taken?
Antwoord 83
Het MIT heeft een veel bredere taakomschrijving dan het iCOV. iCOV is een samenwerkingsverband
dat gericht is op de versterking van handhaving en toezicht (onverklaarbaar vermogen)
en de daarmee samenhangende strafbare feiten (zoals witwassen) door het – op aanvraag
– opleveren van standaard informatieproducten aan individuele deelnemers en is niet
gericht op het met elkaar bepalen of uitvoeren van interventies.
Doel van het MIT is het blootleggen en duurzaam verstoren van criminele structuren,
bedrijfsprocessen en verdienmodellen, die verweven zijn met of misbruik maken van
legale structuren en de legale economie. Het MIT is daarbij onderdeel van een heel
netwerk aan diensten en organisaties die zich ieder vanuit hun eigen rol richten op
de integrale aanpak van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. De bij elkaar
gebrachte informatie van zes diensten geeft een vollediger informatiebeeld en meer
inzicht in de georganiseerde ondermijnende criminaliteit.
De nadruk bij het MIT ligt op blootleggen, verstoren en voorkomen. Het MIT moet Nederland
minder aantrekkelijk maken voor georganiseerde criminaliteit. Het MIT focust zich
op het stadium voordat criminaliteit zichtbaar wordt en moet voorkomen dat criminele
structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen ontstaan, door kunnen groeien of
meer schade kunnen aanrichten. Het MIT kijkt naar die fenomenen en systemen vanuit
de dreiging die uitgaat van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit voor onze
nationale veiligheid met als doel die uiteindelijk te frustreren en te stoppen. Daarbij
kijkt het MIT specifiek naar de vraag «waar zitten de kwetsbaarheden en interventiekansen
in zowel de criminele systemen als in onze eigen systemen?» Daarnaast beschikt het
MIT over volledig ter beschikking gestelde capaciteit van de deelnemende operationele
organisaties. Dit personeel kan op basis van hun eigen wettelijke taken en bevoegdheden
onder meer interventies plegen.
PVV vraag 84. Als de Minister van mening is dat het MIT meerwaarde levert vanwege de interventietaken
van dat MIT, is de Minister het met deze leden eens dat op dat gebied regelrechte
conflicten dreigen of zullen ontstaan met de recherches bij de politie, en niet alleen
bij de gevestigde recherches, maar bij alle politiemensen die bij tijd en wijle aan
opsporing doen?
Antwoord 84
Het MIT krijgt geen eigen operationele bevoegdheden. Zoals eerder vermeld vindt een
eventuele operationele interventie plaats door de betrokken organisaties op basis
van eigen bestaande wettelijke taken en bevoegdheden, onder verantwoordelijkheid van
het desbetreffende wettelijke gezag. Het voorkomen van overlappende activiteiten is
geborgd door middel van het MIO, waaraan de gezagen en de deelnemende operationele
organisaties deelnemen. In het MIO wordt overlegd over het borgen van de samenhang
tussen operationele activiteiten van de deelnemende operationele organisaties in het
kader van de samenwerking in het MIT en de operationele activiteiten van de deelnemende
operationele organisaties zelf.
PVV vraag 85. Als slechts sprake zou zijn van een samenwerkingsverband, waarom wordt dan gesproken
over een «team» en een «entiteit», welke beide verder gaan dan een samenwerkingsverband?
Antwoord 85
Het MIT is in juridische zin momenteel een samenwerkingsverband. De governance van
het MIT wordt geregeld in het concept-instellingsbesluit en de informatieverwerking
vindt plaats op basis van een door de samenwerkende organisaties nog vast te stellen
convenant en het bijbehorende privacy protocol. De benaming «team» drukt gelijkwaardigheid
uit maar is geen juridische term. Deze benaming is gekozen omdat gelijkwaardigheid
een van de belangrijkste uitgangspunten voor de samenwerking tussen samenwerkende
organisaties in het MIT is. Binnen het samenwerkingsverband is sprake van teams, waarin
door personeel vanuit de verschillende deelnemende operationele organisaties wordt
samengewerkt op basis van eigen bestaande wettelijke taken en bevoegdheden, ter uitvoering
van de opdrachten van het gezag of de gezagen.
PVV vraag 86. Is de Minister het met de leden van de PVV-fractie eens dat een «team» van 400 man,
met een aparte plaats in de LE (Landelijke Eenheid), onder eigen directie, op een
aparte locatie helemaal geen team is, maar een dienst?
Antwoord 86
Het MIT kan geen onderdeel zijn of worden van de politie en dus ook niet van de Landelijke
eenheid, aangezien een samenwerkingsverband tussen de samenwerkende organisatie uit
zijn aard geen onderdeel kan zijn van een van de samenwerkende organisaties. Borging
in een van de samenwerkende organisaties kan niet het beoogde resultaat van een multidisciplinaire
samenwerking bewerkstelligen.
PVV vraag 87. De combinatie van het zijn van een dienst (en geen team) met de interventiecapaciteit/-taken
bevestigt toch ook dat het niet zomaar om een samenwerkingsorgaan gaat?
Antwoord 87
Zoals in de inleidende reactie is uiteengezet, is het MIT een samenwerkingsverband
waarbinnen ter beschikking gesteld personeel op basis van hun eigen wettelijke taken
en bevoegdheden optreedt. Het MIT is dan ook geen opsporingsdienst. Wanneer interventies
in het MIT gewenst zijn, wordt hierover afgestemd en overlegd in het MIO.
PVV vraag 88. Als sprake is van een dienst, is de Minister dan niet bang voor verwarring en conflicten
die fataal zullen eindigen bij de rechter?
Antwoord 88
Het samenwerkingsverband MIT is uitdrukkelijk geen opsporings- of politiedienst. Personeel
dat door de deelnemende operationele organisaties ter beschikking wordt gesteld, behoudt
de eigen wettelijke taken en bevoegdheden en treedt op onder verantwoordelijkheid
van het bestaande gezag. Ik voorzie dan ook op het terrein van taken en bevoegdheden
geen verwarring en conflicten die fataal eindigen bij de (straf)rechter. Het voorkomen van overlappende activiteiten is geborgd door middel van het
MIO, waaraan de wettelijke gezagen en de deelnemende operationele organisaties deelnemen.
In het MIO wordt gesproken over het borgen van de samenhang tussen operationele activiteiten
van de deelnemende operationele organisaties in het kader van de samenwerking in het
MIT en de operationele activiteiten van de deelnemende operationele organisaties zelf.
PVV vraag 89. Vaststaat dat de bestaande samenwerkingsverbanden last hebben van wettelijke/juridische
barrières die onderlinge gegevensuitwisseling onmogelijk maken. Het MIT moet opereren
onder bestaande wet- en regelgeving. Erkent de Minister dat het MIT dan tegen hetzelfde
probleem aanloopt als de organisaties die in het MIT dienen samen te werken?
PVV vraag 90. Zo ja, waarom geen adequate wet-/regelgeving opstellen in plaats van een entiteit
die tegen hetzelfde probleem aanloopt?
Antwoord 89 en 90
Het MIT functioneert thans als een samenwerkingsverband, onder andere op het gebied
van gegevensdeling en -verwerking. Daartoe is een concept-instellingsbesluit opgesteld
en wordt een convenant voor gegevensdeling en het bijbehorende privacy protocol opgesteld.
De gegevensverstrekking en -verwerking wordt begrensd door de bestaande wettelijke
kaders; met het instellingsbesluit en het convenant kunnen immers geen nieuwe bevoegdheden
tot verstrekking of verwerking worden geschapen. Dat betekent dat de mogelijkheden
om gegevens te delen beperkt zijn. Daarom wordt gewerkt aan een wettelijke regeling
zoals toegelicht in de inleidende reactie.
PVV vraag 91. Is het dan ook niet zo dat het MIT, zelfs in de huidige fase, juridisch gezien helemaal
niets mag? Zo ja, moet er dan niet stante pede een informatie- en interventieverbod
gelden dan wel een regeling die ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Autoriteit
Persoonsgegevens?
Antwoord 91
Dat is zeker niet het geval. Zodra er een convenant en een bijbehorende privacy protocol
is, kunnen de samenwerkende organisaties op basis van onderstaande grondslagen gegevens
aan elkaar verstrekken in het kader van de doelstelling van het MIT. Voor de politie,
KMar en FIOD geldt dat er gegevens met een samenwerkingsverband kunnen worden gedeeld
op basis van een zogenaamd artikel 20 van de Wpg- besluit. Ten aanzien van het RIEC
is er een wettelijke verstrekkingsgrondslag in artikel 18, eerste lid, van de Wet
politiegegevens (Wpg) juncto artikel 4:3, zevende lid van het Besluit politiegegevens
(Bpg). Als het gaat om het Openbaar Ministerie kan informatie gedeeld worden middels
artikel 39f van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. De Belastingdienst
kan op basis van huidige wettelijke regels fiscale data delen ten behoeve van integrale
samenwerking. Het convenant en het privacy protocol zijn nodig om te voldoen aan de
verplichting die voortvloeit uit artikel 26 AVG. Tussen de FIOD, de Kmar, politie
en het Openbaar Ministerie kunnen op basis van de Wpg worden gedeeld. Gegevens van
de belastingdienst kunnen door de officier van justitie worden gevorderd.
Daarnaast kunnen kennis, kunde en expertise worden gedeeld door de samenwerkende organisaties.
PVV vraag 92. De leden van de PVV-fractie lezen in bovenvermelde brief van de Minister van 6 juli
2021 (Kamerstuk 29 911, nr. 319) dat het MIT functioneert als samenwerkingsverband op het gebied van gezamenlijke
gegevensverwerking met als doel het delen van informatie, kennis en expertise, coördinatie
en overzicht. In onderhavige brief is het doel van het MIT (ook): «het blootleggen
en duurzaam verstoren van criminele structuren en verdienmodellen.» Waarom wordt de
indruk gewekt dat het MIT ook actief participeert in het opsporingsproces door te
stellen dat het ook criminele structuren en verdienmodellen «verstoort»?
PVV vraag 93. Is de Minister het met de leden van de PVV-fractie eens dat dit is een woordenspel
is, gezien het mandaat van het MIT en wat feitelijk gebeurt/gaat gebeuren?
Antwoord 92 en 93
Voor de uitvoering van interventies, waaronder het verstoren, in het samenwerkingsverband
is extra gelabelde capaciteit beschikbaar uit de deelnemende operationele organisaties.
Het beschikbaar gestelde personeel vanuit de deelnemende operationele organisaties
kan op grond van eigen taken en bevoegdheden gecoördineerde interventies uitvoeren
onder verantwoordelijkheid van het gezag onderscheidenlijk de gezagen.
PVV vraag 94. Waar baseert de Minister deze stelling op: «het MIT kent een structurele uitbreiding
van de capaciteit van alle deelnemende organisaties»?
Antwoord 94
De structurele MIT gelden worden gebruikt om de capaciteit van samenwerkende organisaties
te versterken. Deze capaciteit ziet enerzijds op het volledig ter beschikking stellen
van capaciteit in en voor het MIT en anderzijds op capaciteit om de effecten van het
MIT op de samenwerkende organisaties op te vangen.
PVV vraag 95. Erkent de Minister dat er juist sprake is van «roofbouw» door rechercheurs op hun
huidige werkplek weg te (laten) halen en binnen de reikwijdte van het MIT te brengen?
Antwoord 95
De capaciteit van de samenwerkende organisaties is structureel uitgebreid met onder
andere de BOTOC-middelen. Het MIT komt dus bovenop de bestaande capaciteit van de
betrokken diensten. Er is bewust gekozen voor een gefaseerde meerjarige opbouw. Voor
alle diensten geldt dat zij daarbij het geld gekregen hebben om ontstane vacatures
1-op-1 weer in te vullen. Er zijn bij een aantal diensten ook mogelijkheden om al
nieuwe medewerkers te werven voordat medewerkers richting het MIT gaan (bijvoorbeeld
door middel van voorfinanciering zodat organisaties al kunnen werven voordat de collega
richting het MIT gaat).
Voordat vacatures worden opengesteld, wordt dit met de deelnemende operationele organisaties
op meerdere niveaus afgestemd. Voor een deelnemende operationele organisatie is het
dus nimmer een verrassing als een vacature wordt geplaatst. De deelnemende operationele
organisaties kunnen indien een medewerker van hun in het MIT ter beschikking wordt
gesteld de ontstane vacature opvullen: daarvoor hebben zij immers middelen gekregen.
Ook is het voor sommige dienstonderdelen mogelijk om al nieuwe medewerkers te werven
voordat »bij hun werkzame medewerkers richting het MIT gaan (bijvoorbeeld door middel
van voorfinanciering zodat organisaties al nieuwe medewerkers kunnen werven voordat
een medewerker richting het MIT gaat).
De impact zal overigens beperkt zijn. Bij de politie – die de meeste mensen levert
– gaat het om maximaal 192 medewerkers (inclusief bedrijfsvoering en gegevensverwerking),
waarvan een deel extern zal worden geworven, die in drie jaar voor en in het MIT werken,
op een totale capaciteit van ongeveer 14.000 politiemedewerkers die in de opsporing
werkzaam zijn.
PVV vraag 96. De verenigde regioburgemeesters hebben de Minister schriftelijk laten weten moeite
te hebben met het MIT en meegedeeld dat het MIT geen afbreuk mag doen aan de sterkte
van de lokale/regionale reguliere politiesterkte. Waarom gaat de Minister hieraan
voorbij?
Antwoord 96
Ik spreek regelmatig met de Regioburgermeesters: ook over het MIT. De Regioburgemeesters
hebben aangegeven dat zij mee willen denken over de ontwikkeling van het MIT en de
aansluiting op het lokaal bestuur. Hierover wordt gesproken met de Regioburgemeesters,
ook dit punt wordt meegenomen.
PVV vraag 97. In de beslisnota staat op pagina 1 de volgende passage: «het SKO neemt het formele
besluit over de door het MIT op te pakken fenomenen en stelt per fenomeen het beoogde
effect vast, met specifiek de voorziene rol voor het MIT en de prioritering van de
fenomenen. Het MIO waarborgt de integrale aanpak van fenomenen en vervult een ambassadeursrol
voor het MIT richting de moederorganisaties. Dit gremium stuurt op de operaties in
MIT-verband en op de samenhang daarvan met de operaties van de moederorganisaties.»
Betekent dit dat vanuit/door (onderdelen van) het MIT wordt besloten welke zaken («fenomenen»)
worden opgepakt?
PVV vraag 98. Ofwel, gaat het MIT straks besluiten wat de politie wel en niet gaat doen door deze
prioritering? Zo ja, dan is dat toch een structurele/fundamentele/onaanvaardbare/onrechtsstatelijke
aantasting van de gezagsstructuren op politiegebied in dit land, aangezien de politie
onder het gezag van het Openbaar Ministerie (opsporing) en de burgemeesters (handhaving
openbare orde) opereert zoals bepaald in de Politiewet?
Antwoord 97 en 98
Het SKO is een overleggremium waarin door de gezagen en de deelnemende operationele
organisaties wordt overlegd over de prioriteiten van de aan te pakken fenomenen door
de deelnemende operationele organisaties in het kader van de samenwerking in het MIT
en de beoogde effecten daarvan en het toezien op de voortgang van deze aanpak. Het
is uiteindelijk aan de gezagen om (de hoofdlijnen van) de inzet van het personeel
van de deelnemende operationele organisaties te bepalen. Met het in het concept-instellingsbesluit
geregelde SKO wordt dan ook geen afbreuk gedaan op de wijze waarop in de Politiewet
2012 het gezag over de uitvoering van de politietaak is vastgelegd.
4. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
CDA vraag 99. De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het concept-instellingsbesluit
MIT en de verdere uitleg over hoe het MIT zich verder gaat verhouden tot bestaande
diensten. Deze leden constateren verder dat er in een informatief rondetafelgesprek
over dit onderwerp breed het belang van een MIT werd benadrukt, maar dat een dergelijke
verandering op zorgvuldige wijze moet worden uitgevoerd. De extra middelen die zijn
toegezegd voor 2022 zullen tevens bijdragen aan het verder wegnemen van zorgen dat
het MIT zorgt voor leegloop bij (opsporings)organisaties.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister naar het beoogde tijdpad voor de totstandkoming
van het MIT. Zij begrijpen dat er enige haast geboden is wat betreft het oprichten
van het MIT, omdat de georganiseerde misdaad ook niet stilzit.
Antwoord 99
De vorming van een nieuw team waarin 400 fte van zes verschillende organisaties op
innovatieve wijze gaan samenwerken kost tijd en moet zorgvuldig gebeuren. Daardoor
is bewust voor een meerjarige opbouw gekozen. De bouwfase van het MIT duurt naar verwachting
tot en met eind 2022. Overigens zal in die bouwfase zorgvuldig gestart worden met
de verkenning hoe multidisciplinair samen kan worden gewerkt. Dit is vooral gericht
op het daadwerkelijk toetsen van uitgedachte werkprocessen. Zo zijn er al zes MIT-labs
gestart die op basis van de Fieldlab-methodiek zich richten op een aantal fenomenen
van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Er wordt zorgvuldig gekeken naar
manieren om ter versterking van de bouw van het MIT en om tot concrete resultaten
te komen kleinschalig te starten met de operatie. Dit zal mogelijk al tot resultaten
leiden, maar vooralsnog ga ik ervan uit dat eerst vanaf 2023 de resultaten van het
MIT gericht op het verstoren/bestrijden van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
zichtbaar worden.
CDA vraag 100. Wel vragen deze leden hoe de Minister tegemoet gaat komen aan zorgen en bezwaren
vanuit organisaties als de politie, FIOD en het OM.
CDA vraag 101. Heeft de Minister van deze organisaties of andere organisaties die te maken hebben
met de bestrijding van ondermijnende criminaliteit, te horen gekregen dat het MIT
er niet moet komen? Zo ja, van welke organisaties?
Antwoord 100 en 101
Op alle niveaus vindt afstemming plaats, met dit jaar maandelijks de stuurgroep op
hoog ambtelijk niveau. Hierin kunnen eventuele zorgen en bezwaren omtrent het MIT
besproken worden. Ik heb vanuit de betrokken organisaties nooit direct vernomen dat
er geen MIT moet komen. Sterker nog: de samenwerkende organisaties geven aan dat in
de samenwerking meer bereikt kan worden dan wanneer enkel iedere organisatie apart
versterkt zou worden.
CDA vraag 102. Voornoemde leden vragen naar concrete voorbeelden van de wijze waarop er nu al signaal-,
fenomeen- of informatiegestuurd gewerkt wordt en waarmee er successen zijn geboekt,
bijvoorbeeld in RIEC’s.
Antwoord 102
In het geval van de RIEC’s is vorig jaar aan circa 1.500 casussen gewerkt. Bovendien
hebben de RIEC’s 34 nieuwe regionale ondermijningsbeelden opgesteld. Een aantal daarvan
ziet op fenomenen en gelegenheidsstructuren, zoals synthetische drugs en Schiphol.
Ook is de aanpak op basis van die ondermijningsbeelden van voorgaande jaren verbeterd,
is op nieuwe fenomenen ingezet en is verdiepend onderzoek gedaan. Hierdoor konden
onder andere gerichtere interventies plaatsvinden. In het jaarverslag RIEC/LIEC 2020,
dat ik uw Kamer op 9 juli jl. (Kamerstuk 29 911, nr. 324) toestuurde, staat per RIEC weergegeven hoeveel interventieadviezen zijn opgeleverd
naar aanleiding van RIEC-casussen.
CDA vraag 103. Kan daarbij worden aangegeven wat de meerwaarde kan zijn of had kunnen zijn van het
MIT bij dergelijke werkzaamheden, zo vragen deze leden.
Antwoord 103
De meerwaarde van het MIT voor deze samenwerkingsverbanden ziet op analyses die verdergaande
inzichten bieden die de partijen – al dan niet in een samenwerkingsverband – meer
handelingsperspectief geven; juist omdat informatie vanuit zowel het opsporings-,
toezicht- en handhavingsdomein (voor zover juridisch mogelijk) bijeen kan worden gebracht.
De nadruk bij het MIT ligt op blootleggen, verstoren en voorkomen. De bij elkaar gebrachte
informatie van zes diensten geeft een vollediger informatiebeeld en meer inzicht in
de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Daarnaast vindt meer coördinatie plaats
vanuit het MIT en beschikt het MIT over volledig ter beschikking gestelde capaciteit
van de deelnemende operationele organisaties. Dit personeel kan op basis van hun eigen
wettelijke taken en bevoegdheden onder meer interventies plegen. Dat kan ook in samenwerking
met regionale of internationale partners.
CDA vraag 104. De leden van de CDA-fractie vragen naar de grondslagen die gebruikt gaan worden voor
het werk dat het MIT gaat doen.
Antwoord 104
De samenwerking in het MIT vindt plaats binnen de bestaande wettelijke kaders inzake
taken en bevoegdheden, zowel op het terrein van operationele activiteiten als op het
terrein van het verwerken van (persoons)gegevens. Ten behoeve van de gegevensverwerking
wordt ook nog een convenant en privacy protocol afgesloten.
CDA vraag 105. Hoe beoordeelt de Minister analyses dat de beoogde activiteiten van het MIT aan verschillende
juridische kaders raken, terwijl er tot nu toe geen kaders voor zijn ingericht?
CDA vraag 106. In hoeverre zullen er geheel nieuwe wettelijke grondslagen gecreëerd moeten worden
om het MIT goed zijn werk te kunnen laten doen?
CDA vraag 108. In het bijzonder vragen de leden of de traditionele kaders van strafvordering, bestuurlijke
controle en toezicht niet afdoende zullen zijn om als grondslag te dienen voor de
werkzaamheden van het MIT.
Antwoord 105, 106 en 108
Het huidige MIT, zoals dat is beschreven in de brief van 6 juli 2021, functioneert
onder meer als samenwerkingsverband op het gebied van gegevensdeling en -verwerking.
Dat zal gaan gebeuren op basis van een concept-instellingsbesluit en, voor gegevensdeling,
een convenant en een bijbehorende privacy protocol. Daaruit volgt dat gegevensverstrekking
en -verwerking alleen mogelijk is als dat binnen de bestaande wettelijke kaders is
toegestaan.
Deze bestaande kaders bieden geen afdoende grondslag voor de beoogde taak van het
MIT: zelfstandige informatieverwerving en informatieverwerking. Op basis van de beoogde
raadpleging tot, en de verwerving van, relevante gegevens wordt het mogelijk om proactief
hoogwaardige systeemgerichte analyses en integrale informatiebeelden op te stellen
over criminele systemen die een bedreiging (kunnen gaan) vormen voor de Nederlandse
rechtsstaat. Deze analyses zien op het in kaart brengen van fenomenen over criminele
structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen. Deze beoogde taak is nieuw en aanvullend
op de bestaande mogelijkheden, zodat daarvoor een afzonderlijke wettelijke grondslag
noodzakelijk is. Aan deze wetgeving wordt gewerkt.
CDA vraag 107. Hoe ziet de Minister dit traject voor zich, zo vragen deze leden.
Antwoord 107
Op dit moment wordt wetgeving voorbereid waarin dit nieuwe normeringskader voor de
bevoegdheden op het gebied van informatievergaring en – verwerking wordt uitgedacht
en ontwikkeld. Het wetsvoorstel zal aan uw Kamer worden voorgelegd volgens de reguliere
wetgevingsprocedure.
Tot die tijd is het MIT een samenwerkingsverband op basis van een convenant en een
bijbehorende privacy protocol en een nog vast te stellen instellingsbesluit.
CDA vraag 109. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe hij gaat borgen dat het MIT niet
werkzaamheden gaat verrichten die ook door andere organisaties worden verricht.
Antwoord 109
Het voorkomen van overlappende activiteiten is geregeld door middel van het MIO, waaraan
de gezagen en de deelnemende operationele organisaties deelnemen. In het MIO wordt
gesproken over het borgen van de samenhang tussen operationele activiteiten van de
deelnemende operationele organisaties in het kader van de samenwerking in het MIT
en de operationele activiteiten van de deelnemende operationele organisaties zelf.
CDA vraag 110. Ook vragen deze leden of kan worden uiteengezet hoe het MIT in internationaal verband
gaat opereren en welke prioriteiten daar worden gesteld.
Antwoord 110
De doelstelling van het MIT is het blootleggen en duurzaam verstoren van criminele
structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen, die verweven zijn met of misbruik
maken van legale structuren en de legale economie. Over de prioriteiten in het MIT
worden overlegd in het SKO waarin de landelijke gezagen en de deelnemende operationele
organisaties vertegenwoordigd zijn. In het MIO worden vervolgens deze prioriteiten
naar operationele interventies vertaald die ook internationaal gericht kunnen zijn.
In het MIT wordt op dit moment gewerkt aan de uitwerking van de prioriteiten op het
gebied van internationale samenwerking.
Internationale activiteiten van het samenwerkingsverband MIT zullen altijd in afstemming
met een of meerdere van de deelnemende operationele organisaties plaatsvinden. Hiervoor
wordt nauw samengewerkt met de internationale afdelingen van deze organisaties. In
het MIT wordt gebruik gemaakt van de bestaande bevoegdheden en buitenlandse samenwerkingsrelaties
van de deelnemende operationele organisaties. Op dit moment wordt met de deelnemende
operationele organisaties nagedacht over een doorontwikkeling en afstemming van de
internationale samenwerking en hoe het beste elkaars inzichten, informatie, data en
strategische partners kunnen worden gedeeld.
5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
SP vraag 111. De leden van de SP-fractie constateren al geruime tijd, en zeker niet als enige,
dat er in Nederland een groot probleem is met de georganiseerde criminaliteit. Dat
heeft zulke ernstige vormen aangenomen dat het inderdaad een kwestie van de lange
adem zal worden en langdurige en structurele inzet zal vergen om dit te bestrijden.
De vraag of daarvoor een nieuw team, een Multidisciplinair Interventieteam, voor nodig
is, houdt de gemoederen nogal bezig en dat is begrijpelijk. Daarom hebben deze leden
daarover ook inhoudelijke vragen.
Maar allereerst de vraag, waarom is er zoveel gedoe en discussie over het MIT?
SP vraag 112. Is er voldoende draagvlak voor en is er goed overleg geweest met deskundigen en de
werkvloer?
SP vraag 113. Hoe ziet de Minister dit?
Antwoord 111, 112, 113
De samenwerkende organisaties zijn vanaf het begin bij de planvorming betrokken, sterker
nog: zij geven het MIT zelf vorm. Zo zijn de kwartiermakers vanuit de samenwerkende
organisaties ter beschikking gesteld met de opdracht het plan voor het MIT uit te
werken en is de operationele governance structuur door de samenwerkende organisaties
en gezagen vormgegeven. Er is bij de samenwerkende organisaties voldoende draagvlak
voor het MIT. De vakbonden die de werkvloer representeren zijn een voorstander van
het MIT. Verandertrajecten en innovaties roepen altijd een zekere mate van onrust
op, dat is bij de vorming van het MIT niet anders. Deskundigen waaronder wetenschappers
worden betrokken bij de ontwikkeling van het MIT, o.a. in de MIT-labs.
SP vraag 114. De leden van de SP-fractie vragen de Minister allereerst nog eens heel concreet toe
te lichten hoe nu het MIT hét belangrijkste antwoord is op het grote probleem van
de georganiseerde criminaliteit.
Antwoord 114
Het MIT is een onderdeel van het breed offensief tegen georganiseerde criminaliteit.
Het MIT focust zich op het stadium voordat criminaliteit zichtbaar wordt en moet voorkomen
dat criminele netwerken/bedrijfsprocessen en verdienmodellen ontstaan, door kunnen
groeien of meer schade kunnen aanrichten. Het MIT kijkt naar fenomenen en systemen
vanuit de dreiging die uitgaat van georganiseerde criminaliteit voor onze nationale
veiligheid met als doel die uiteindelijk te frustreren en te stoppen. Daarbij kijkt
het MIT specifiek naar de vraag «waar zitten de kwetsbaarheden en interventiekansen
in zowel de criminele systemen als in onze eigen systemen?». Op basis van de analyses
van het MIT kunnen, al dan niet in MIT verband, gericht interventies worden gepleegd
daartoe.
Daarnaast vormt het MIT een aanvulling omdat aan het samenwerkingsverband door de
deelnemende operationele organisaties vrijgestelde capaciteit ter beschikking wordt
gesteld om de gezagen daarover in staat te stellen, onderling afgestemd en met het
oog op het te bereiken effect, te bezien welke interventie op welk moment het meest
wenselijk is. De capaciteit van de deelnemende operationele organisaties is en wordt
hiervoor structureel uitgebreid. Daardoor zijn de gecoördineerde interventies in MIT
verband niet afhankelijk van de beschikbaarheid van die capaciteit binnen de deelnemende
operationele organisaties voor de reguliere taakuitvoering. Dat is cruciaal voor deze
gezamenlijke aanpak.
SP vraag 115. Is het niet zo dat sowieso de basis op orde moet worden gebracht, bijvoorbeeld voldoende
mensen en middelen bij de politie en het OM, en veel meer aandacht voor het grote
belang van preventie? Of is het én-én-én?
Antwoord 115
Het is én-én-én, bij de oprichting van het MIT hebben de samenwerkende organisaties
tegen elkaar uitgesproken dat met samenwerking meer te bereiken is dan alleen de bestaande
diensten te versterken. Het is echter een kwestie van lange adem en ook de rest van
de keten en aanpak moeten versterkt worden. Vandaar dat ik de gehele aanpak van ondermijning
nu verder versterkt heb.14 In mijn brief van 4 oktober jl. heb ik toegelicht waar ik nog meer in ga investeren:
een weerbare samenleving en economie (waaronder de preventieve aanpak), versterking
van de integrale handhaving en extra veiligheids- en weerbaarheidsmaatregelen. Daarnaast
is er met de Hermans-gelden ook extra geld voor onder andere wijkagenten gekomen.
Hiermee zijn natuurlijk niet alle problemen op het gebied van criminaliteitsbestrijding
opgelost. Het zal nodig blijven om zicht te houden op de effectiviteit van de inzet
op de brede aanpak van criminaliteit, met continu aandacht voor de randvoorwaarden
in de basis van de partijen die zich bezighouden met de veiligheid en de rechtsstaat,
van ICT tot specifieke kennis, kunde en capaciteit.
SP vraag 116. De aan het woord zijnde leden poneren zelf in ieder geval de stelling dat de oprichting
van het MIT nooit alleen de oplossing kan zijn voor dit immense probleem. Omdát de
basis niet op orde is, bij de politie en het OM zijn er te weinig mensen voor te veel
belangrijke taken, dat staat vast. Een nieuw team gaat die problemen niet oplossen,
daarmee is de basis nog steeds niet op orde en dat zal – los van de discussie over
het MIT – ook aandacht nodig blijven hebben. Deze leden ontvangen graag een uitgebreide
reactie daarop.
Antwoord 116
Er is de afgelopen jaren een goede start gemaakt met het versterken van de aanpak,
maar ik heb steeds gezegd dat onze ambities verder reiken. Met het geld dat nu beschikbaar
komt voor de aanpak ondermijning15, bereiken we de gewenste verbreding en verdieping in onze inzet tegen de ondermijnende
criminaliteit. De extra middelen voor de aanpak van ondermijning geven extra armslag
voor deze specifieke, zware opgave. Met de extra gelden voor veiligheid vanuit de
motie-Hermans kunnen daarnaast de betrokken partners ook op een breder terrein versterkt
worden. Maar daarmee zijn natuurlijk niet alle problemen op het gebied van criminaliteitsbestrijding
opgelost. Naast de specifieke investering voor ondermijning en de extra investering
in veiligheid is het nodig om zicht te houden op de effectiviteit van de inzet op
de brede aanpak van criminaliteit, voor o.a. preventie, wijkagenten, recherche, officieren
van justitie en rechters. Het is van belang dat er continu aandacht is voor de randvoorwaarden
in de basis van de partijen die zich bezighouden met de veiligheid en de rechtsstaat,
van ICT tot specifieke kennis, kunde en capaciteit. Dit is een vraagstuk waar een
nieuw kabinet mee aan de slag zal moeten.
SP vraag 117. De leden van de SP-fractie zijn al heel erg lang van mening dat het belang van integrale
samenwerking tussen verschillende (opsporings)diensten en instanties van groot belang
is. De georganiseerde criminaliteit laat zich niet bestrijden door een ongeorganiseerde
overheid. Ook hebben deze leden al heel vaak aandacht gevraagd voor het grote belang
van de aanpak van misdaadgeld. De resultaten op dat vlak zijn vooralsnog bedroevend.
Misdaad loont, nog steeds. Het belang van samenwerking en het volgen van geldstromen
lijkt bij het MIT prominent aanwezig. Maar waarom zou samenwerking en een betere aanpak
van misdaadgeld in een nieuw team wél lukken, waar dat vooralsnog nog onvoldoende
succesvol was?
Antwoord 117
Voor een effectieve aanpak van complexe fenomenen zoals geldstromen tussen boven-
en onderwereld is een multidisciplinaire focus, lange adem en breed interventiepalet
noodzakelijk. Het MIT beoogt een uniek samenwerkingsverband in Nederland te zijn waarin
de informatie, expertise, bevoegdheden van de deelnemende toezichts-, handhavings-
en opsporingsorganisaties structureel zal worden gebundeld, interventiecapaciteit
beschikbaar is, er gecoördineerd en door de landelijke gezagen worden aangestuurd.
In de huidige situatie functioneert het MIT als een samenwerkingsverband, onder andere
op het gebied van gegevensdeling en -verwerking. Daartoe is een concept-instellingsbesluit
opgesteld en wordt een convenant voor gegevensdeling en het bijbehorende privacy protocol
opgesteld. De gegevensverstrekking en -verwerking wordt begrensd door de bestaande
wettelijke kaders; met het instellingsbesluit en het convenant kunnen immers geen
nieuwe bevoegdheden tot verstrekking of verwerking worden geschapen. Dat betekent
dat de mogelijkheden om gegevens te delen beperkt zijn. Daarom er wordt gewerkt aan
een wettelijke regeling, zoals toegelicht in de inleidende reactie.
SP vraag 118. De leden van de SP-fractie kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de Minister
de plannen voor het MIT naar buiten bracht op een moment dat het nog niet geheel en
goed doordacht was. Het lijkt dat er sprake was van paniek, er moest iets (nieuws)
naar buiten worden gebracht, zonder dat er op dat moment een goed doordacht en juridisch
doortimmerd plan lag HOE dit dan het beste bij zou gaan dragen aan de bestrijding
van ondermijnende criminaliteit. Klopt dit? Zo nee, hoe zit het volgens de Minister
dan wel?
Antwoord 118
Ik heb na de motie van de leden Pieter Heerma en Dijkhoff de leiding van het Openbaar
Ministerie en de Korpsleiding uitgenodigd om de uitvoering van deze motie te bespreken.
In overleg met de korpschef, de voorzitter van het College van procureurs-generaal
van het Openbaar Ministerie en de leiding van de andere betrokken diensten is bewust
gekozen om het MIT een aanvulling te laten zijn op bestaande diensten en aanpak, door
te kiezen voor een nieuwe en andere opzet. Vervolgens zijn er kwartiermakers vanuit
de samenwerkende organisaties ter beschikking gesteld met de opdracht om dit plan
verder uit te werken, tezamen met de samenwerkende organisaties. Op basis van die
uitwerking heeft het kabinet aan de samenwerkende organisaties structureel geld toegekend
voor de samenwerking in het kader van het MIT.
SP vraag 119. En klopt het dat dat goed doordachte en ook juridisch kloppende plan er eigenlijk
nog steeds niet is?
Antwoord 119
In mijn brief van 11 mei (Kamerstuk 29 911, nr. 308) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de inrichting en doorontwikkeling van het MIT.
Op korte termijn start het MIT als samenwerkingsverband op basis van een concept-instellingsbesluit
en een convenant voor de gezamenlijke verwerking van gegevens en het bijbehorende
privacy protocol, op basis van bestaande wettelijke kaders. Voor de lange termijn
werkt mijn ministerie aan de voorbereiding van een wet die extra bevoegdheden regelt
op het gebied van informatieverwerking en -vergaring. Zie voor een nadere toelichting
de inleidende reactie.
SP vraag 120.Voornoemde leden vragen de Minister uitvoerig toe te lichten wat nu precies de juridische
basis is waarmee het MIT zijn werkzaamheden uit zal gaan voeren. Ook ontvangen deze
leden graag een nauwgezette reactie op de onderbouwde kritiek van mevrouw Hirsch Ballin
bij het rondetafelgesprek over het MIT van 16 september jl. Op basis waarvan gaat
het MIT straks gegevens verzamelen, verwerken en opslaan?
Antwoord 120
Het MIT is in de huidige situatie een samenwerkingsverband zonder eigen bevoegdheden.
Het MIT kan – zonder eigenlijk wettelijke basis – niet zelf gegevens verzamelen, verwerken
of opslaan. In het kader van de samenwerking van het MIT werken de ambtenaren van
de deelnemende operationele organisaties op basis van de bestaande taken en bevoegdheden.
Dat wil zeggen dat iedere deelnemende operationele organisatie op basis van de eigen
taken en bevoegdheden informatie kan en mag verkrijgen en verzamelen. Indien deze
vergaarde gegevens in het kader van de eigen taakstelling verkregen relevant zijn
voor het doel van het MIT, kunnen de deelnemende operationele organisaties deze gegevens
aan de andere organisaties van het MIT verstrekken ten behoeve van gezamenlijke gegevensverwerking,
met in achtneming van de geldende wettelijke kaders. Op grond van artikel 26 van de
Algemene verordening gegevensbescherming is er dan sprake van gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid.
Alle samenwerkende organisaties delen een verantwoordelijkheid voor die gezamenlijke
gegevensverwerking. De afspraken hieromtrent zijn nader uitgewerkt in het convenant
en het daarbij horende privacy protocol. Het convenant is nagenoeg gereed.
Voor de toekomstige situatie op basis van een nog vast te stellen wettelijke regeling,
wordt verwezen naar de inleidende reactie.
SP vraag 121. Wie houdt daar toezicht op?
Antwoord 121
De functionarissen gegevensbescherming van de samenwerkende organisaties zien toe
op de rechtmatigheid van de verwerking en verstrekking. Als het gaat om de gegevensverwerking
binnen het samenwerkingsverband zal een coördinerend functionaris gegevensbescherming
worden benoemd, wordt een rechtmatigheidsadviescommissie ingesteld bestaande uit privacy
experts van de samenwerkende organisaties en uiteraard houdt de Autoriteit Persoonsgegevens
toezicht op de verwerkingen.
SP vraag 122. Hoe kunnen mensen bezwaar maken tegen het gebruik van hun gegevens?
Antwoord 122
De AVG geeft iedere burger waarover persoonsgegevens worden verwerkt bepaalde rechten
zodat hij invloed kan uitoefenen op de manier waarop zijn persoonsgegevens worden
verwerkt. Een van die rechten is het recht op inzage in de persoonsgegevens. Dat recht
houdt concreet in dat een persoon aan iedere organisatie – dus ook aan de samenwerkende
organisaties in het MIT – kan vragen of er persoonsgegevens van hem worden verwerkt,
en zo ja, om welke persoonsgegevens het gaat en waarom en op welke manier die persoonsgegevens
worden verwerkt. Dit geldt ook voor persoonsgegevens die worden gedeeld door de samenwerkende
organisaties. Andere rechten zijn: het recht op rectificatie en aanvulling, recht
op beperking van de verwerking, recht op vergetelheid en ook het recht om bezwaar
te maken tegen de verwerking die, afhankelijk van eventuele uitzonderingsgronden,
uitgevoerd moeten worden.
SP vraag 123. Wat voor termijnen gelden er voor het bewaren van de gegevens door het MIT?
Antwoord 123
De gegevens zullen niet langer worden bewaard dan nodig is voor het doel van de verwerking.
Deze termijnen worden nader uitgewerkt in het privacy protocol dat bij het convenant
hoort. Hiervoor worden de uitgangspunten uit sectorale wetgeving als maatstaf genomen.
SP vraag 124. De leden van de SP-fractie constateren dat er ook veel discussie is, en ook al is
geweest, over de positionering van het MIT. Moet dit nu worden opgericht en ondergebracht
binnen de politie, onder de Landelijke Eenheid? En dan samengevoegd mét de Landelijke
Recherche of juist naast de Landelijke Recherche bestaan?
SP vraag 125. En speelt de huidige onrust binnen de Landelijke Eenheid een rol in deze keuze? Zo
ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
SP vraag 126. Of moet het MIT juist geheel buiten de politie worden gepositioneerd, omdat bijvoorbeeld
de FIOD en de Koninklijke Marechaussee op basis van gelijkwaardigheid moeten gaan
samenwerken?
Antwoord 124, 125, 126
Het MIT kan geen onderdeel zijn of worden van de politie en dus ook niet van de Landelijke
Eenheid, aangezien een samenwerkingsverband tussen de samenwerkende organisatie uit
zijn aard geen onderdeel kan zijn van een van de samenwerkende organisaties. Borging
in een van de samenwerkende organisaties kan niet het beoogde resultaat van een multidisciplinaire
samenwerking in de vorm van een samenwerkingsverband bewerkstelligen.
Rondom de ontwikkelingen binnen de LE, zoals het komende rapport van de Commissie
Schneiders, is uw Kamer met regelmaat geïnformeerd. Ik houd u over deze ontwikkelingen
separaat op de hoogte.
SP vraag 127. Welke opties zijn nu precies overwogen en waar is nu precies met welke argumenten
voor gekozen?
Antwoord 127
Er zijn meerdere opties overwogen zowel voor positionering binnen als buiten de politieorganisatie.
Het MIT kan geen onderdeel zijn of worden van een van de samenwerkende organisaties,
aangezien een samenwerkingsverband tussen de samenwerkende organisatie uit zijn aard
geen onderdeel kan zijn van een van deze organisaties. Er is gezamenlijk overeenstemming
– ook met de korpsleiding – dat het MIT facilitair wordt beheerd door de politie naar
analogie van de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS).
SP vraag 128. Op welke wijze gaat het MIT samenwerken met bijvoorbeeld banken, notarissen en de
trustsector, om geldstromen op te sporen?
Antwoord 128
Afhankelijk van het aan te pakken fenomeen zal het MIT de samenwerking zoeken met
de meest relevante partijen, waaronder inderdaad de genoemde actoren in aanvulling
op al bestaande samenwerking met die partijen.
SP vraag 129. De leden van de SP-fractie vragen de Minister te reageren op de zorg dat de oprichting
van het MIT tot concurrentie met de bestaande diensten zou kunnen leiden. De bonden
hebben erop gewezen dat dit niet bevorderlijk is geweest voor de opbouw en ontwikkeling
van het MIT. Kan de Minister hierop reageren?
SP vraag 130. Hoe wordt dit soort onwenselijke concurrentie voorkomen?
Antwoord 129 en 130
Er kan geen sprake zijn van concurrentie tussen het MIT en de deelnemende diensten;
het MIT kan immers niet zelfstandig opereren. Het gezag over de opsporingscapaciteit
in MIT verband is bovendien hetzelfde als het gezag daarbuiten. Er is evenmin een
hiërarchische verhouding; niet tussen de diensten en niet tussen de diensten in het
MIT.
Het voorkomen van interferentie en dubbeling is geborgd door middel van het MIO, waaraan
de gezagsdragers en de deelnemende operationele organisaties deelnemen. In het MIO
wordt gesproken over het borgen van de samenhang tussen operationele activiteiten
van de deelnemende operationele organisaties in het kader van de samenwerking in het
MIT en de operationele activiteiten van de deelnemende operationele organisaties zelf.
SP vraag 131. De leden van de SP-fractie vragen de Minister toe te lichten hoe voorkomen wordt
dat om het MIT goed te laten functioneren professionele mensen uit andere diensten
worden weggetrokken, waardoor deze diensten in de problemen dreigen te komen.
Antwoord 131
Op dit moment werken 85 fte in het MIT en wordt zowel operationeel samengewerkt als
gebouwd aan het MIT. Deze medewerkers zijn zowel van buiten (1/3 deel) als uit de
samenwerkende organisaties afkomstig. Het is voorzien dat in 2023 het MIT zal bestaan
uit circa 400 medewerkers. Deze komen voor een deel uit de samenwerkende organisaties
maar worden ook voor een substantieel deel extern geworven.
Het gaat met name over specialisten op het gebied van intelligence, financiële en
(inter)nationale opsporing, toezicht en handhaving. Er is bewust gekozen voor een
gefaseerde meerjarige opbouw. Voor alle diensten geldt dat zij daarbij het geld gekregen
hebben om ontstane vacatures 1-op-1 weer in te vullen. Er zijn bij een aantal diensten
ook mogelijkheden om al nieuwe medewerkers te werven voordat medewerkers richting
het MIT gaan (bijvoorbeeld d.m.v. voorfinanciering zodat organisaties al kunnen werven
voordat de collega richting het MIT gaat). Over het openstellen van vacatures vindt
op alle niveaus afstemming plaats.
Het is ook de bedoeling dat ter beschikking gesteld personeel na verloop van tijd
feitelijk weer «terugkeert» naar andere werkzaamheden binnen de eigen organisatie.
Op die manier wordt kennis- en capaciteit in de loop van tijd in- en uitwisselbaar.
De samenwerkende organisaties hebben daar baat bij zodra desbetreffende medewerkers
«terugkeren» naar de eigen organisatie. Dat versterkt de structurele samenwerking.
Bovendien vindt in het samenwerkingsverband dagelijks optimaal gebruik van kennis
en kunde van medewerkers van de verschillende samenwerkende organisaties plaats.
SP vraag 132. De leden van de SP-fractie zijn bezorgd of de juiste mensen op de juiste plaats zitten
om tot de beste resultaten en samenwerking te komen. Hoe wordt ervoor gezorgd dat
gedoe wordt voorkomen en dat samen tot de beste resultaten wordt gekomen?
Antwoord 132
Door intensieve onderlinge afstemming op alle niveaus met de deelnemende operationele
organisaties. Zie ook beantwoording inzake de vragen over werving en operationele
aansturing.
SP vraag 133. De leden van de SP-fractie vragen de Minister welke resultaten het MIT al heeft behaald?
SP vraag 134. welke resultaten en opbrengsten naar verwachting door het MIT behaald zullen gaan
worden.
Antwoord 133 en 134
Doel van het MIT is het blootleggen en duurzaam verstoren van criminele structuren,
bedrijfsprocessen en verdienmodellen, die verweven zijn met of misbruik maken van
legale structuren en de legale economie. De nadruk bij het MIT ligt op blootleggen,
verstoren en voorkomen. Het MIT moet Nederland minder aantrekkelijk maken voor georganiseerde
criminaliteit.
De keuze voor de fenomenen waarop het MIT acteert evenals de concrete te behalen effecten
worden bepaald in het SKO. Het MIT ontwikkelt daartoe, in samenwerking met onder andere
samenwerkende organisaties en wetenschap, een methodiek om dat effectgestuurd werken
te ondersteunen, met daarin (natuurlijk) ook vormen van effectmeting om daarmee inzichtelijk
te maken wat de (maatschappelijke) effecten van de interventies zijn. Deze methodiek
zal stoelen op zowel kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren. Het MIT gaat effectgestuurd
werken, waarbij toetsing van de effectiviteit van het handelen van het MIT voortdurend
plaats zal vinden. Tijdens de bouw van het MIT wordt toegewerkt naar een of meerdere
methodieken waarmee de mate waarin het MIT bijdraagt aan het verwezenlijken van de
doelstellingen zo rijk mogelijk inzichtelijk wordt gemaakt en daarover verantwoording
kan worden afgelegd, bijvoorbeeld met kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren.
Vanaf juni 2021 werken in de MIT-Labs zes teams aan een nieuwe aanpak van hardnekkige
problemen op het gebied van zware ondermijnende criminaliteit, op het snijvlak van
onder- en bovenwereld en het aantasten van criminele verdienmodellen. De teams zijn
inhoudelijk gericht op cruciale schakels en bedrijfsprocessen in het criminele systeem.
Eind 2021 ligt er voor alle zes de teams een aanpak en zullen alle teams beginnen
met de uitvoering daarvan. In overleg met het SKO, in MIT samenwerkende organisaties
en anderen wordt zorgvuldig gekeken naar manieren om ter versterking van de bouw van
het MIT en om tot concrete resultaten te komen kleinschalig te starten met de operatie.
Dit zal mogelijk al tot resultaten leiden, maar vooralsnog ga ik ervan uit dat vanaf
2023, na de bouwfase, de resultaten van het MIT gericht op het verstoren/bestrijden
van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit zichtbaar worden. De bouwfase van
het MIT loopt tot en met eind 2022.
SP vraag 135. Wat zijn nu precies de doelstellingen en ambities en hoe realistisch of ambitieus zijn die?
Antwoord 135
Doel van het MIT is, zoals in het antwoord hierboven toegelicht, het blootleggen en
duurzaam verstoren van criminele structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen,
die verweven zijn met of misbruik maken van legale structuren en de legale economie.
Het MIT is daarbij onderdeel van een heel netwerk aan diensten en organisaties die
zich ieder vanuit hun eigen rol richten op de integrale aanpak van de georganiseerde,
ondermijnende criminaliteit. De ambitie van het MIT is om Nederland minder aantrekkelijk
te maken voor georganiseerde ondermijnende criminaliteit.
Door deling van informatie, kennis en expertise zal er meer inzicht, coördinatie en
overzicht zijn, waardoor betere keuzes voor interventies gemaakt kunnen worden die
meer effect hebben. Op basis van analyses van het MIT kan door de samenwerkende partijen
een breed scala aan interventies worden ingezet. In het MIT kan hierbij interventies
worden geadviseerd of gecoördineerd die het meeste effect sorteren om die processen
en structuren te verstoren en doorbreken. Voor de inzet in MIT-verband wordt door
samenwerkende organisaties vrijgestelde capaciteit beschikbaar gesteld. Het MIT is
daardoor uitdrukkelijk een innovatieve aanvulling op de bestaande aanpak, succesvolle
diensten en samenwerkingsverbanden.
De vorming van een nieuw team waarin ongeveer 400 fte van zes verschillende organisaties
op innovatieve wijze gaan samenwerken kost tijd en moet zorgvuldig gebeuren. Daardoor
is bewust voor een meerjarige opbouw gekozen. De bouwfase van het MIT duurt naar verwachting
tot en met eind 2022. Overigens zal in die bouwfase zorgvuldig gestart worden met
de verkenning hoe multidisciplinair samen kan worden gewerkt. Dit is vooral gericht
op het daadwerkelijk toetsen van uitgedachte werkprocessen. Zo zijn er al zes MIT-labs
gestart die op basis van de Fieldlab-methodiek zich richten op een aantal fenomenen
van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. In overleg met het SKO, in MIT samenwerkende
organisaties en anderen wordt zorgvuldig gekeken naar manieren om ter versterking
van de bouw van het MIT en om tot concrete resultaten te komen kleinschalig te starten
met de operatie. Dit zal mogelijk al tot resultaten leiden, maar vooralsnog ga ik
ervan uit dat eerst vanaf 2023 de resultaten van het MIT gericht op het verstoren/bestrijden
van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit zichtbaar worden.
In de huidige situatie functioneert het MIT als een samenwerkingsverband, onder andere
op het gebied van gegevensdeling en -verwerking. Daartoe is een concept-instellingsbesluit
opgesteld en wordt een convenant voor gegevensdeling en het bijbehorende privacy protocol
opgesteld. De gegevensverstrekking en -verwerking wordt begrensd door de bestaande
wettelijke kaders; met het instellingsbesluit en het convenant kunnen immers geen
nieuwe bevoegdheden tot verstrekking of verwerking worden geschapen. Dat betekent
dat de mogelijkheden om gegevens te delen beperkt zijn. Daarom er wordt gewerkt aan
een wettelijke regeling, zoals toegelicht in de inleidende reactie.
SP vraag 136. Tot slot vragen de leden van de SP-fractie te reageren op de stelling dat hoe groot
en serieus het enorme probleem van de georganiseerde criminaliteit ook is, het invoeren
van een nieuw team in een keer goed kan, mag en moet gebeuren. Dat kan niet overhaast
en ondoordacht. Ook al zijn de uitgangspunten goed, er moet goed nagedacht worden
wat nodig is, welke resultaten bereikt moeten worden, en hoe dat moet gaan gebeuren.
Als die analyse niet staat als een huis, waarbij het werkveld zelf eensgezind is over
de gekozen uitgangspunten en daaruit volgende voorstellen, dan is de kans dat het
een succes wordt kleiner. Graag een reactie.
Antwoord 136
Ik heb na de motie van de leden Pieter Heerma en Dijkhoff de leiding van het Openbaar
Ministerie en de Korpsleiding uitgenodigd om de uitvoering van deze motie te bespreken.
In overleg met de korpschef, de voorzitter van het College van procureurs-generaal
van het Openbaar Ministerie en de leiding van de andere betrokken diensten is bewust
gekozen om het MIT een aanvulling te laten zijn op bestaande diensten en aanpak, door
te kiezen voor een nieuwe en andere opzet. Vervolgens zijn er kwartiermakers vanuit
de samenwerkende organisaties ter beschikking gesteld met de opdracht om dit plan
verder uit te werken, tezamen met de samenwerkende organisaties. Op basis van die
uitwerking heeft het kabinet aan de samenwerkende organisaties structureel geld toegekend
voor de samenwerking in het kader van het MIT.
SP vraag 137. De leden van de SP-fractie vragen de Minister helemaal tot slot of het niet verstandig
zou zijn om een deskundige commissie samen te stellen, zoals onder andere bepleit
door dhr. Fijnaut, met vertegenwoordigers van het ministerie, het OM, de Nationale
Politie, de gemeenten, de Belastingdienst en de Koninklijke Marechaussee die binnen
drie maanden een actieprogramma moet schrijven om de meest ernstige vormen van de
zware, georganiseerde misdaad in dit land aanzienlijk terug te dringen en moet voorstellen
wat daar eigenlijk precies voor nodig zou zijn. Deze leden ontvangen graag een reactie
op dit voorstel.
Antwoord 137
De heer Fijnaut heeft voorgesteld bovengenoemde commissie samen te stellen om een
actieprogramma te schrijven en dit programma op gezette tijden te evalueren en bij
te stellen. Met de inzet van het breed offensief tegen georganiseerde criminaliteit
heeft dit kabinet een eerste stap gezet om de aanpak van ondermijning te versterken.
De aanvullende investeringen zoals aangekondigd in mijn brief van 4 oktober jl. (Kamerstuk
29 911, nr. 329), geven de mogelijkheid deze aanpak verder te verstevigen, te verbreden en door te
zetten. Met inzet van de middelen beogen wij een samenhangende aanpak in een combinatie
van preventie, weerbaarheid, verstoring en repressie. Het betreft een set aan maatregelen
die in grote lijnen de aanpak volgt die wordt voorgesteld in het Pact voor de Rechtsstaat.
Dit Pact betreft een tienjarenprogramma om de ondermijnende (drugs)criminaliteit fors
te reduceren, dat wordt ondersteund en tot stand is gekomen met inbreng van de leden
van het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO), waarin de door de heer Fijnaut genoemde
organisaties zijn vertegenwoordigd. De verdeling van de middelen en de monitoring
van dit pakket van maatregelen zal ik in nauwe samenspraak met het SBO en de daarbij
aangesloten partners vormgeven. Daarmee acht ik een aanvullende commissie niet nodig.
6. Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie
PvdA vraag 138. De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavige
brieven. Hoewel deze leden het doel van het MIT onderschrijven, hebben zij toch enkele
vragen en kanttekeningen of het MIT, zoals dat nu is voorzien, wel effectief genoeg
zal worden.
Hoewel het MIT klaarblijkelijk niet als een organisatie mag worden beschouwd die los
komt te staan van de deelnemende organisaties maar als samenwerkingsverband moet gaan
dienen, vragen deze leden hoe voorkomen kan worden dat dit samenwerkingsverband van
uiteindelijk 400 fte niet toch als een min of meer losstaande entiteit gaat werken.
Alleen al door de omvang ontstaat toch al vrij snel een beeld van een eigen dienst
en niet louter een samenwerkingsverband.
Antwoord 138
Het MIT is in juridische zin momenteel een samenwerkingsverband. De governance van
het MIT wordt geregeld in het concept-instellingsbesluit en de informatieverwerking
vindt plaats op basis van een door de samenwerkende organisaties nog vast te stellen
convenant en bijbehorend documenten. De benaming: «team» drukt gelijkwaardigheid uit
maar is geen juridische term. Deze benaming is gekozen omdat gelijkwaardigheid een
van de belangrijkste uitgangspunten voor de samenwerking tussen samenwerkende organisaties
in het MIT is. Binnen het samenwerkingsverband is sprake van teams, waarin door personeel
vanuit de verschillende deelnemende operationele organisaties wordt samengewerkt op
basis van eigen bestaande wettelijke taken en bevoegdheden, ter uitvoering van de
opdrachten van het gezag of de gezagen.
PvdA vraag 139. De aan het woord zijnde leden vrezen dat in dat geval het MIT naast bestaande organisaties,
zoals de Landelijke Recherche, kan komen te staan. De aan het woord zijnde leden zien
ook in het conceptinrichtingsplan nog niet concreet genoeg wat de taken en bevoegdheden
van het MIT moeten worden en hoe die zich onderscheiden van de andere organisaties.
Kan de Minister hier nader op ingaan?
Antwoord 139
Het MIT is een multidisciplinair samenwerkingsverband met een specifiek doel, waarbij
de deelnemende organisaties samenwerken op basis van hun eigen wettelijke taken en
bevoegdheden. Doel van het MIT is het blootleggen en duurzaam verstoren van criminele
structuren, bedrijfsprocessen en verdienmodellen, die verweven zijn met of misbruik
maken van legale structuren en de legale economie. Het MIT is daarbij onderdeel van
een heel netwerk aan diensten en organisaties die zich ieder vanuit hun eigen wettelijke
taak richten op de integrale aanpak van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.
De bij elkaar gebrachte informatie van zes diensten geeft een vollediger informatiebeeld
en meer inzicht in de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. De nadruk bij het
MIT ligt op blootleggen, verstoren en voorkomen. Het MIT moet Nederland minder aantrekkelijk
maken voor georganiseerde criminaliteit. Het MIT focust zich op het stadium voordat
criminaliteit zichtbaar wordt en moet voorkomen dat criminele netwerken/bedrijfsprocessen
en verdienmodellen ontstaan, door kunnen groeien of meer schade kunnen aanrichten.
Het MIT kijkt naar fenomenen en systemen vanuit de dreiging die uitgaat van georganiseerde
criminaliteit voor onze nationale veiligheid met als doel die uiteindelijk te frustreren
en te stoppen. Daarbij kijkt het MIT specifiek naar de vraag «waar zitten de kwetsbaarheden
en interventiekansen in het zowel de criminele systemen als in onze eigen systemen?»
Dit is een andere focus dan de «normale» en nog steeds belangrijke strafrechtelijke
opsporingsonderzoeken. In het MIT wordt op basis van multidisciplinaire analyses kwetsbaarheden
in onze financiële, economische en bestuurlijke structuren geïdentificeerd en hierop
door de deelnemende operationele organisaties, al dan niet in het MIT, geacteerd en
eventueel geïntervenieerd.
PvdA vraag 140. De leden van de PvdA-fractie lezen in het conceptinrichtingsplan dat een MIO het
centraal gremium is waarin zowel de moederorganisaties als het Programmateam MIT in
vertegenwoordigd zijn. In dit MIO worden «de operationele activiteiten in MIT-verband
[...] afgestemd op de operaties van de moederorganisaties. Hiermee wordt geborgd dat
dubbelingen met bijvoorbeeld de operaties van de DLR en de FIOD worden voorkomen (de
leiding van de DLR en de FIOD nemen deel aan het MIO) en dat de interventies van het
MIT een aanvulling zijn op de bestaande aanpak». De leden van de PvdA-fractie vragen
hoe dit in de praktijk moet gaan werken.
Antwoord 140
Het MIO is een centraal overleg waar zowel de gezagen, de deelnemende operationele
organisaties (deelnemers hebben een hoog operationeel mandaat) als het Programmateam
MIT (lid verantwoordelijk voor de lopende Operaties) in vertegenwoordigd zijn. Het
MIO waarborgt de integrale aanpak van fenomenen en vervult een ambassadeursrol voor
het MIT richting de deelnemende operationele organisaties. In het MIO wordt overlegd
over het borgen van de samenhang tussen operationele activiteiten van de deelnemende
operationele organisaties in het kader van de samenwerking in het MIT en de operationele
activiteiten van de deelnemende operationele organisaties zelf.
Er heeft in het voorjaar een simulatie plaatsgevonden van de operationele governance.
Waarbij de conclusie is dat het MIO klaar is voor de praktijk en zodoende verder door
te ontwikkelen.
PvdA vraag 141. Kan een moederorganisatie die een operatie uitvoert informatie bij zich houden en
het MIT daarbuiten houden?
Antwoord 141
De informatievergaring zal altijd door een samenwerkende organisatie plaatsvinden
op basis van de eigen wettelijke taken en bevoegdheden. Er geldt geen plicht tot informatieverstrekking
vanuit sectorale wetgeving. Een samenwerkende organisatie kan zelf besluiten of de
informatie wordt gedeeld met de andere samenwerkende organisaties ten behoeve van
de doelen van het MIT. Waarbij de insteek is dat de problematiek die MIT-waardig is
gecoördineerd wordt aangepakt.
PvdA vraag 142. Is het MIT volledig afhankelijk van hetgeen de moederorganisaties zelf wensen te
delen of over te dragen aan het MIT?
Antwoord 142
De keuze voor de fenomenen waarop in het MIT wordt geacteerd evenals de concrete te
behalen resultaten worden afgestemd in het SKO. Het MIT heeft om deze fenomenen aan
te pakken ter beschikking gestelde capaciteit van de deelnemende operationele organisaties.
Hierdoor kan in het MIT in overleg met het MIO op die fenomenen interventies worden
gepleegd.
PvdA vraag 143. Wanneer voert bijvoorbeeld de DLR een operatie uit en wanneer het MIT?
Antwoord 143
In het MIO wordt gesproken over de afstemming van de operationele interventies voor
de doelstellingen van het MIT. Het hoofd DLR en het lid van het programmateam verantwoordelijk
voor de lopende Operatiën van het MIT nemen beide deel aan het MIO.
PvdA vraag 144. De leden van de PvdA-fractie vragen in dit verband ook of voordat het MIT in volle
omgang gaat werken of niet eerst op kleinere schaal in de vorm van een pilot moet
worden bezien hoe het MIT, zoals dat nu nog grotendeels op papier bestaat, ook in
de praktijk gaat werken.
Antwoord 144
Vanaf november 2019 tot juni 2020 zijn de samenwerkende organisaties begonnen met
een vliegende start met het oog op de samenwerking in het MIT door ervaring op te
doen in een aantal casusposities. Vanaf juni 2021 werken zij daarnaast in de het MIT-Labs
zes teams aan een nieuwe aanpak van hardnekkige problemen op het gebied van zware
ondermijnende criminaliteit, op het snijvlak van onder- en bovenwereld en het aantasten
van criminele verdienmodellen. De teams zijn inhoudelijk gericht op cruciale schakels
en bedrijfsprocessen in het criminele systeem. Eind 2021 ligt er voor alle zes de
teams een aanpak en zullen alle teams beginnen met de uitvoering daarvan. In overleg
met het SKO, in MIT samenwerkende organisaties en anderen wordt zorgvuldig gekeken
naar manieren om ter versterking van de bouw van het MIT en om tot concrete resultaten
te komen kleinschalig te starten met de operatie. Dit zal mogelijk al tot resultaten
leiden, maar vooralsnog ga ik ervan uit dat eerst vanaf 2023 de resultaten van het
MIT gericht op het verstoren/bestrijden van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
zichtbaar worden.
PvdA vraag 145. De leden van de PvdA-fractie menen dat er eerst een wettelijke grondslag dient te
komen, alvorens er nieuwe taken en bevoegdheden voor het MIT kunnen komen. Zij menen
te begrijpen dat de Minister deze opvatting deelt.
Antwoord 145
Het huidige MIT functioneert als samenwerkingsverband op het gebied van gegevensdeling
en -verwerking en wordt daarom begrensd door de bestaande wettelijke kaders; het creëert
geen nieuwe bevoegdheden tot verstrekking of verwerking. Voor de beoogde toekomstige
situatie verwijs ik naar de inleidende reactie.
PvdA vraag 146. Kan de Minister in dit verband ingaan op hetgeen prof. dr. M. Hirsch Ballin schrijft
in een gespreksnotitie over het inrichten van een nieuwe normeringsstructuur voor
het MIT?16
Antwoord 146
In de huidige situatie functioneert het MIT als een samenwerkingsverband, onder andere
op het gebied van gegevensdeling en -verwerking. Daartoe is een concept-instellingsbesluit
opgesteld en wordt een convenant voor gegevensdeling en het bijbehorende privacy protocol
opgesteld. De gegevensverstrekking en -verwerking wordt begrensd door de bestaande
wettelijke kaders; met het instellingsbesluit en het convenant kunnen immers geen
nieuwe bevoegdheden tot verstrekking of verwerking worden geschapen. Dat betekent
dat de mogelijkheden om gegevens te delen beperkt zijn. Daarom er wordt gewerkt aan
een wettelijke regeling, zoals toegelicht in de inleidende reactie.
PvdA vraag 147. De leden van de PvdA-fractie lezen in het conceptinstellingsbesluit dat «aan het
personeel dat ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van de samenwerking in het
MIT multidisciplinair operationele sturing [wordt] gegeven door de gezagen». Hoe moeten deze leden zich dit in de
praktijk voorstellen?
Antwoord 147
Met «het gezag» wordt in het concept-instellingsbesluit gedoeld op «degene die de
beslissingsbevoegdheid heeft over de inzet en het optreden van een ambtenaar van een
deelnemende operationele organisatie [zoals het] bij of krachtens de wet [is] geregeld».
Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie ligt het gezag bij degene die de
beslissingsbevoegdheid heeft over de inzet en het optreden van een ambtenaar van een
deelnemende operationele organisatie zoals dat bij of krachtens de wet is geregeld
en niet in het concept-instellingsbesluit. De bestaande wettelijke gezagsverhoudingen
gelden ook voor de samenwerking in een samenwerkingsverband. Voor de politie, de KMar
(en andere onderdelen van de krijgsmacht die bijstand verlenen) en de FIOD is het
gezag wat betreft de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde belegd bij de officier
van justitie (artikelen 12 en 14, tweede en vierde lid, van de Politiewet 2012 onderscheidenlijk
artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten). De Belastingdienst, waaronder
het Directoraat-Generaal Belastingdienst en het Directoraat-Generaal Douane, staat
onder het gezag van de Minister van Financiën (artikel 2 van de Uitvoeringsregeling
Belastingdienst 2003). Dit gezag ziet op de ministeriële verantwoordelijkheid en heeft
geen invloed op de bevoegdheid van de inspecteur. De inspecteur staat in principe
niet onder gezag, omdat aan de inspecteur specifieke wettelijke bevoegdheden zijn
toegekend. Niettemin kan de Staatssecretaris van Financiën in individuele gevallen
of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid
van de inspecteur (artikel 10:22 van de Algemene wet bestuursrecht).
De gezagen doen dit onder meer door middel van het bepalen van de prioriteiten van
de aan te pakken fenomenen in het kader van het samenwerkingsverband. Deze worden
besproken in het SKO.
Het MIT krijgt geen eigen operationele bevoegdheden. De door het MIT gemaakte analyses
worden door de betrokken organisaties (politie, Douane, Belastingdienst, FIOD, OM
en het Ministerie van Defensie/KMar) gebruikt om te bezien of het aangewezen is een
interventie te plegen. Hiertoe worden het SKO en MIO benut. Die interventies worden
gepleegd op basis van hun eigen wettelijke bevoegdheden onder hun eigen gezag.
PvdA vraag 148. Wat is «multidisciplinair operationele sturing»?»
Antwoord 148
Met «multidisciplinair operationele sturing» wordt bedoeld dat de verschillende gezagen
onderling de inzet van de ambtenaren van de deelnemende operationele organisaties
in het kader van de samenwerking in het MIT bespreken. Dit gebeurt in het SKO en het
MIO.
Door de deelnemende operationele organisaties wordt personeel ter beschikking gesteld
dat hun eigen wettelijke taken en bevoegdheden uitoefent in het kader van het samenwerkingsverband
MIT, onder verantwoordelijkheid van hun eigen desbetreffende wettelijke gezag (bijvoorbeeld
de officier van justitie). Het personeel blijft daarbij in dienst van de deelnemende
operationele organisatie. De directeur MIT is niet verantwoordelijk voor operationele
sturing, dat ligt bij het gezag. De directeur MIT draagt zorg voor de ordentelijke
uitvoering van de besluiten van het gezag door de deelnemende operationele organisaties
ter beschikking gestelde personeel.
PvdA vraag 149. De RIEC’s en het LIEC richten zich net zoals het MIT op de bestrijding van ondermijnende
criminaliteit en verbinden daarbij ook informatie, expertise en krachten van verschillende
overheidsinstanties. Wat is de positie van de tien RIEC’s en het LIEC ten opzichte
van het MIT, zo vragen deze leden?
Antwoord 149
Het MIT zal in aanvulling op en in samenwerking met de bestaande diensten en samenwerkingsverbanden
de dreigingen, bedrijfsprocessen van de criminele netwerken blootleggen, samen met
partners verstoren en onze legale systemen weerbaarder maken. Hierbij zal het MIT
onder andere via de landelijke fenomeentafels bij het LIEC en de RIEC’s in verbinding
staan met de lokale/regionale aanpak van ondermijning.
Anders dan het LIEC en de RIEC is voor de uitvoering van interventies, waaronder het
verstoren, in het samenwerkingsverband MIT extra gelabelde capaciteit beschikbaar
uit en bij de deelnemende operationele organisaties. Het beschikbaar gesteld personeel
vanuit de deelnemende operationele organisaties kunnen gecoördineerde interventies
uitvoeren onder verantwoordelijkheid van het gezag. De directeur MIT draagt zorg voor
de ordentelijke uitvoering van de besluiten van het gezag door het ter beschikking
gestelde personeel van de deelnemende operationele organisaties. Daarnaast ligt de
focus van het MIT niet op individuele casuïstiek maar op inzicht in de (kwetsbaarheden
van) de criminele netwerken en fenomenen. De nadruk bij het MIT ligt op blootleggen,
verstoren en voorkomen. De bij elkaar gebrachte informatie van zes diensten geeft
een vollediger informatiebeeld en meer inzicht in de georganiseerde ondermijnende
criminaliteit. Daarnaast moet het MIT voorkomen dat criminele netwerken/bedrijfsprocessen
en verdienmodellen ontstaan, door kunnen groeien of meer schade kunnen aanrichten.
Voor wat betreft het mogelijk toepassen van bestuurlijke interventies lokaal zal het
MIT in verbinding staan met het LIEC en de RIEC’s. Vanuit de deelnemende operationele
organisaties zal er ook aandacht zijn voor eventuele samenloop van activiteiten in
MIT en LIEC/RIEC verband.
7. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van
onderhavige brieven over de oprichting van het MIT. Deze leden dringen er al langer
op aan om ondermijnende criminaliteit en de criminele geldstromen erachter aan te
pakken. De recente ontwikkelingen (denk aan bedreigingen van overheidsfunctionarissen
bij de rechterlijke macht en het (lokale) openbaar bestuur) maken duidelijk dat de
democratische rechtstaat ondergraven wordt. Tegelijkertijd zien deze leden de risico’s
van een al te voortvarende aanpak, bijvoorbeeld bij toepassing van algoritmen zoals
SyRi en de toeslagenaffaire. Uiteindelijk is het van groot belang om criminaliteit
niet alleen effectief, maar tegelijkertijd rechtstatelijk verantwoord én maatschappelijk
breed gedragen aan te pakken.
GL vraag 150. De leden van de GroenLinks-fractie hebben de nodige vragen rond de inrichting van
het MIT. Naar het zich op dit moment laat aanzien gaat het MIT zich bezighouden met
taken die ook al bij andere organisaties zijn belegd. Daarnaast krijgen deze leden
de indruk dat de inrichting van het MIT niet door alle betrokken organisaties gedragen
wordt. Klopt het bijvoorbeeld dat binnen politie- en OM-kringen gemengde gevoelens
heersen over de oprichting van het MIT?
Antwoord 150
Op alle niveaus vindt afstemming plaats, met ten minste zesmaal per jaar de stuurgroep
op hoog ambtelijk niveau. Hierin kunnen eventuele zorgen en bezwaren omtrent het MIT
besproken worden. Ik heb vanuit de betrokken organisaties nooit direct vernomen dat
er geen MIT moet komen. Sterker nog: de samenwerkende organisaties geven aan dat in
de samenwerking meer bereikt kan worden dan wanneer enkel iedere organisatie apart
versterkt zou worden. Verandertrajecten en innovaties roepen altijd een zekere mate
van onrust op, dat is in dit dossier niet anders.
GL vraag 151. Had de onderlinge samenwerking niet op andere wijze verbeterd kunnen worden dan de
oprichting van een afzonderlijke dienst?
Antwoord 151
Ik heb na de motie van de leden Pieter Heerma en Dijkhoff de leiding van het Openbaar
Ministerie en de Korpsleiding uitgenodigd om de uitvoering van deze motie te bespreken.
In overleg met de korpschef, de voorzitter van het College van procureurs-generaal
van het Openbaar Ministerie en de leiding van de andere betrokken diensten is bewust
gekozen om het MIT een aanvulling te laten zijn op bestaande diensten en aanpak, door
te kiezen voor een nieuwe en andere opzet. Vervolgens zijn er kwartiermakers vanuit
de samenwerkende organisaties ter beschikking gesteld met de opdracht om dit plan
verder uit te werken, tezamen met de samenwerkende organisaties. Op basis van die
uitwerking heeft het kabinet aan de samenwerkende organisaties structureel geld toegekend
voor de samenwerking in het kader van het MIT.
GL vraag 152. En hoe verhoudt zich de oprichting van het MIT tot de noodzakelijke samenwerking
met andere, lokale, nationale en internationale organisaties die zich met de bestrijding
van ondermijnende criminaliteit bezighouden?
Antwoord 152
Het MIT zal in aanvulling op en in samenwerking met de bestaande diensten en samenwerkingsverbanden
op zowel regionaal als (inter)nationaal niveau de bedrijfsprocessen van de criminele netwerken blootleggen om deze
samen met partners te verstoren en onze legale systemen weerbaarder te maken. Afhankelijk
van het aan te pakken fenomeen zal samenwerking worden gezocht met de meest relevante
partijen/samenwerkingsverbanden op de verschillende niveaus (regionaal/nationaal/internationaal).
GL vraag 153. Naast de mogelijke overlap in de taakuitvoering met andere organisaties, zoals de
Dienst Landelijke Recherche, vragen deze leden naar de wijze van het vergaren, bewerken
en delen van informatie. Wat wordt er precies geregeld inzake opslag en toegang tot
de database(s)?
Antwoord 153
De organisaties die samenwerken in het kader van het MIT maken afspraken over de opslag
en raadpleging van informatie. Deze afspraken worden nader uitgewerkt in het privacy
protocol. Uitgangspunt daarbij zal zijn dat door de deelnemers geautoriseerde personen
de bestanden met de gegevens kunnen raadplegen die de deelnemers besluiten te verstrekken,
als daarvoor een wettelijke basis is. De raadpleging tot de gezamenlijke gegevensbestanden
wordt gelogd.
GL vraag 154. Met welke bevoegdheden worden gegevens verzameld en geraadpleegd
Antwoord 154
De gegevens worden door de samenwerkende organisaties verzameld op basis van de eigen
taken en bevoegdheden. Deze organisaties beoordelen zelf of er grondslag is voor het
delen van informatie met de andere samenwerkende organisaties in het MIT.
GL vraag 155. en hoe wordt bijvoorbeeld interferentie met lopende onderzoeken van andere organen
voorkomen?
Antwoord 155
Het voorkomen van overlappende activiteiten is geregeld door middel van het MIO, waaraan
de gezagen en de deelnemende operationele organisaties deelnemen. In het MIO overleggen
de gezagen met de deelnemende operationele organisaties over de samenhang tussen operationele
activiteiten van de deelnemende operationele organisaties in het kader van de samenwerking
in het MIT en de operationele activiteiten van de deelnemende operationele organisaties
zelf.
GL vraag 156. Wie houdt toezicht op de juiste toepassing van de onderzoeksbevoegdheden en de informatiedeling?
Antwoord 156
Het samenwerkingsverband heeft geen enkele zelfstandige bevoegdheid en daarmee dus
ook geen onderzoeksbevoegdheden. De Autoriteit Persoonsgegevens is belast met het
toezicht op de wijze waarop de gegevensdeling en -verwerking gebeurt.
GL vraag 157. En wordt het de bedoeling dat de verzamelde gegevens automatisch gegenereerd en bewerkt
worden, bijvoorbeeld door toepassing van algoritmes? Zo ja, hoe wordt voorkomen dat
onjuiste en onrechtvaardige uitkomsten ten grondslag liggen aan overheidsinterventies?
Antwoord 157
Binnen het samenwerkingsverband MIT is van het automatisch genereren van data geen
sprake. Het convenant en privacy protocol worden zodanig ingericht dat het gebruik
van bijvoorbeeld algoritmes of andere data-analyse toepassingen nader wordt getoetst
en gereguleerd. Dit moet binnen de bestaande wettelijke kaders passen.
GL vraag 158. Wat wordt in dit verband in het conceptinstellingsbesluit precies bedoeld met een
«data gedreven werkwijze»?
Antwoord 158
Met data gedreven werkwijze wordt bedoeld dat het gebruik van data als fundamenteel
onderdeel van het tot stand komen, uitvoeren en meten van de (resultaten van) de werkzaamheden
van het MIT. De door het MIT aan te pakken fenomenen en te plegen interventies door
de gezagen en de betrokken leidinggevenden worden gekozen op basis van één informatiebeeld
dat bestaat uit gebundelde informatie van de samenwerkende organisaties in het MIT.
GL vraag 159. Wat vindt de Minister van de aanbevelingen van dhr. Fijnaut om eerst een onafhankelijk
onderzoek uit te voeren naar de wijze waarop samenwerking in de bestrijding van ondermijnende
criminaliteit het beste kan worden vormgegeven
Antwoord 159
Als onderdeel van de versterkte aanpak van ondermijning is een goed inzicht in de
aard, omvang en ernst van de problematiek en inzicht in de uitwerking van verschillende
aanpakmodaliteiten, van groot belang. Om het voorkomen en bestrijden van ondermijning
van een gedegen kennisfundament te voorzien, is daarom onder meer de kennisagenda
ondermijning ontwikkeld. Elementen van de kennisagenda zijn een systematische analyse
van bestaande kennis, nieuw empirisch onderzoek en monitoring van kwantitatieve gegevens.
Vanuit de kennisagenda zal een aantal (langjarige) onderzoeksthema´s worden gekozen,
waarbij ook aandacht is voor effectieve samenwerkingsverbanden.
In mijn brief van 4 oktober jl. (Kamerstuk 29 911, nr. 3219) heb ik een reactie gegeven op het rapport Aanpak georganiseerde drugscriminaliteit,
Een terugblik op 25 jaar beleid en uitvoering, een onderzoek. In het onderzoek wordt
benoemd dat vanaf 2017 het werken aan brede maatschappelijke weerbaarheid onderdeel
werd van de aanpak, door de investering in regionale versterkingen uit het regeerakkoord.
De onderzoekers waardeerden deze verbreding positief. Om georganiseerde drugscriminaliteit
effectief aan te pakken, moet de landelijke overheid samenwerken met onder meer gemeenten,
private partners en partijen die actief zijn op het gebied van onder meer onderwijs,
financiën en sociaal werk. Uit een verdiepend gesprek dat ik voerde met de betrokken
onderzoekers kwam naar voren dat zij voor toekomstig beleid een brede aanpak, structurele
aandacht voor het probleem en een heldere focus belangrijke succesfactoren vinden.
De lessen die ik uit het rapport trek, verwerk ik in de volgende stap die ik zet in
het breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit vanaf 2022.
GL vraag 160. en om in plaats van het MIT bij de meest betrokken diensten van de Nationale Politie
een gemeenschappelijke eenheid te vormen die op landelijk en gemeentelijk/regionaal
niveau wordt aangestuurd en verbonden is met gemeentebesturen, regionale samenwerkingsverbanden
en de veiligheidshuizen?
Antwoord 160
De bouw en inrichting van het MIT is op dit moment in volle gang. Er is voor mij geen
aanleiding om dit proces te vertragen en te stoppen. Het MIT is nieuw, noodzakelijk
en gewenst door samenwerkende organisaties. Het vormt immers een aanvulling op de
huidige aanpak. Het oprichten van een nieuwe gemeenschappelijke eenheid in plaats
van het MIT is daarbij niet gewenst.
8. Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
voorliggende stukken. Genoemde leden zien dat ter uitvoering van de motie van de leden
Pieter Heerma en Dijkhoff (Kamerstuk 35 300, nr. 13) wordt overgegaan tot de instelling van het MIT. Zij zien tegelijk dat er, onder
meer bij de Nationale Politie, zorgen zijn over de instelling van het MIT. Zij hebben
behoefte aan het stellen van enkele vragen.
CU vraag 161. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister nog eens helder kan schetsen
wat het beoogde resultaat is van de instelling van het MIT.
Antwoord 161
Zoals in de inleidende reactie is aangegeven, moet het MIT Nederland minder aantrekkelijk
maken voor georganiseerde criminaliteit. De activiteiten vanuit het MIT zijn gericht
op het blootleggen en duurzaam verstoren van criminele structuren, bedrijfsprocessen
en verdienmodellen, die verweven zijn met of misbruik maken van legale structuren
en de legale economie. Het MIT focust zich op het stadium voordat criminaliteit zichtbaar
wordt en moet voorkomen dat criminele netwerken/bedrijfsprocessen en verdienmodellen
ontstaan, door kunnen groeien of meer schade kunnen aanrichten. Het MIT kijkt naar
fenomenen en systemen vanuit de dreiging die uitgaat van georganiseerde criminaliteit
voor onze nationale veiligheid met als doel die uiteindelijk te frustreren en te stoppen.
Daarbij kijkt het MIT specifiek naar de vraag «waar zitten de kwetsbaarheden en interventiekansen
in het zowel de criminele systemen als in onze eigen systemen?» Dit is andere en daarmee
aanvullende focus op de bestaande strafrechtelijke opsporingsonderzoeken.
CU vraag 162. Aan de hand waarvan zal dit getoetst worden en
Antwoord 162
De keuze voor de fenomenen waarop het MIT acteert evenals de concrete te behalen resultaten
worden bepaald in het SKO. Daarbij zal er steeds een afweging worden gemaakt/getoetst
worden welke te kiezen fenomenen en/of interventies het meest effectief zullen zijn
gericht op het verwezenlijken van de doelstelling van het MIT, namelijk het (zie ook
antwoord 162) blootleggen en duurzaam verstoren van criminele structuren, bedrijfsprocessen
en verdienmodellen, die verwezen zijn met of misbruik maken van legale structuren
en de legale economie, waarbij het MIT zich daarbij specifiek richt op die vormen
van de (inter)nationale georganiseerde, ondermijnende criminaliteit die een bedreiging
vormen voor de democratische rechtsorde en de nationale veiligheid.
Het MIT gaat effect gestuurd werken, waarbij toetsing van de effectiviteit van het
handelen van het MIT in het MIT voortdurend plaats zal vinden. Tijdens de bouw van
het MIT wordt toegewerkt naar een (of meerdere) methodieken waarmee de mate waarin
het MIT bijdraagt aan het verwezenlijken van de doelstellingen van het MIT zo rijk
mogelijk inzichtelijk wordt gemaakt en over kan worden verantwoord, dus bijvoorbeeld
met kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren.
CU vraag 163. wat is de precieze verdeling van mandaten tussen MIT en de moederorganisaties?
Antwoord 163
Het MIT is een samenwerkingsverband, waarbij de directeur MIT zorgdraagt voor de ordentelijke
uitvoering van de besluiten van het gezag door het ter beschikking gestelde personeel.
De directeur MIT legt verantwoording af over de bouw en behaalde resultaten aan de
leden van de stuurgroep MIT. De operationele activiteiten van medewerkers van de deelnemende
operationele organisaties die in MIT-verband worden ingezet vinden plaats op basis
van de wettelijke taken en bevoegdheden van de deelnemende operationele organisaties
en onder het bijbehorende gezag. De gezagen bepalen op welke fenomenen het MIT wordt
ingezet en welk effect moet worden bereikt. Daartoe vindt overleg plaats in het SKO.
Over deze operationele activiteiten vindt afstemming plaats met de deelnemende operationele
organisaties in het MIO.
CU vraag 164. Voornoemde leden vragen de Minister op welke wijze de diverse moederorganisaties,
waaronder de Nationale Politie, zijn betrokken bij de totstandkoming van het MIT.
Antwoord 164
Ik heb na de motie van de leden Pieter Heerma en Dijkhoff de leiding van het Openbaar
Ministerie en de Korpsleiding uitgenodigd om de uitvoering van deze motie te bespreken.
In overleg met de korpschef, de voorzitter van het College van procureurs-generaal
van het Openbaar Ministerie en de leiding van de andere betrokken diensten is bewust
gekozen om het MIT een aanvulling te laten zijn op bestaande diensten en aanpak, door
te kiezen voor een nieuwe en andere opzet. Vervolgens zijn er kwartiermakers vanuit
de samenwerkende organisaties ter beschikking gesteld met de opdracht om dit plan
verder uit te werken, tezamen met de samenwerkende organisaties. Op basis van die
uitwerking heeft het kabinet aan de samenwerkende organisaties structureel geld toegekend
voor de samenwerking in het kader van het MIT.
CU vraag 165. Wat werd en wordt in aanloop naar 2023 gedaan om relevante organisaties te betrekken
bij de verdere ontwikkeling van het MIT?
Antwoord 165
De samenwerkende organisaties bouwen het MIT. De vier leden van het programmateam
MIT, verantwoordelijk voor de bouw en ontwikkeling van het MIT, zijn afkomstig uit
de samenwerkende organisaties. Zij betrekken sinds hun aantreden voortdurend de in
het MIT samenwerkende organisaties bij de bouw. Ook hebben zij voortdurende verbinding
met bijv. de stuurgroep MIT, die op dit moment maandelijks bijeenkomt. In de stuurgroep
MIT worden onder meer de beheerszaken en ontwikkelingen van het MIT besproken. In
deze stuurgroep zijn alle in het MIT samenwerkende organisaties vertegenwoordigd.
Met andere organisaties vindt, voor zover relevant, afstemming plaats en wordt de
samenwerking actief gezocht.
Voorts nemen de deelnemende operationele organisaties deel aan het SKO en het MIO.
In het SKO wordt door de gezagen en de deelnemende operationele organisaties overlegd
over de prioriteiten van de aan te pakken fenomenen door de deelnemende operationele
organisaties in het MIT alsmede de beoogde effecten daarvan en het toezien op de voortgang
van deze aanpak. Het is uiteindelijk aan de gezagen om (de hoofdlijnen van) de inzet
van de ambtenaren van de deelnemende operationele organisaties te bepalen. In het
MIO wordt door de gezagen en de deelnemende operationele organisaties gesproken over
(het borgen van) de samenhang tussen operationele activiteiten van de deelnemende
operationele organisaties in het kader van de samenwerking in het MIT en de operationele
activiteiten van de deelnemende operationele organisaties zelf, alsmede de wijze waarop
de deelnemende operationele organisaties in het kader van de samenwerking van het
MIT de beoogde effecten bereiken.
CU vraag 166. Hoe wordt hierin ook gedeeld eigenaarschap nagestreefd?
Antwoord 166
Het MIT is een samenwerkingsverband van de zes samenwerkende organisaties; er is sprake
van een gedeeld eigenaarschap wat bijvoorbeeld blijkt uit het overleg in het kader
van de stuurgroep ov er het jaarplan van het MIT. Zij zitten daarom ook allen in de
verschillende gremia die zijn ingericht ten behoeve van het MIT. Juridisch gezien
is er geen eigenaarschap van het samenwerkingsverband.
CU vraag 167. Genoemde leden spreken hun zorgen uit dat een belangrijke partij binnen het MIT kritisch
is op de instelling van het team. Zij vragen of de Minister in het bijzonder met de
Nationale Politie in gesprek kan gaan over zorgen en bedenkingen. Zij menen dat het
juist voor de bestrijding van zware georganiseerde criminaliteit noodzakelijk is dat
spanningen tussen verschillende opsporingsorganen worden verholpen.
Antwoord 167
Een lid van de korpsleiding neemt deel aan de stuurgroep MIT. Hierin kunnen alle betrokkenen
eventuele zorgen uiten over de ontwikkelingen omtrent het MIT. Daarnaast neemt de
politie deel aan het SKO en het MIO voor de afstemming en prioritering van de operatie
van het MIT.
CU vraag 168. De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat er zorgen zijn over mogelijke bureaucratisering
en overlapping van taken. Kan de Minister aangeven waarom hij verwacht dat hier geen
sprake van zou zijn?
Antwoord 168
Het MIT vormt een aanvulling op het bestaande; de samenwerkende organisaties hebben
hun eigen wettelijke taken. Het MIT heeft geen eigen / andere wettelijke taak maar
een opgave die door samenwerking bereikt kan worden. In het SKO overleggen de gezagen
gezamenlijk over welke criminele fenomenen in MIT-verband worden aangepakt en dus
meer inzicht over wordt verkregen op basis van de in het MIT beschikbare informatie
vanuit de in het MIT samenwerkende organisaties. In het SKO wordt overlegd welk effect
moet worden bereikt. De op deze te sorteren effecten gerichte interventies worden
uitgevoerd door medewerkers van de deelnemende operationele organisaties die hun bevoegdheden
ieder vanuit hun eigen wettelijke taak inzetten. De afstemming over (de personele
inzet ten behoeve van) de interventies wordt afgestemd in het MIO. In het MIO zijn
de wettelijke gezagen en de in het MIT deelnemende operationele organisaties vertegenwoordigd.
CU vraag 169. Een centrale rol lijkt hierin te zijn weggelegd voor het MIO. Op welke manier zal
in dit MIO worden omgegaan met conflicten tussen MIT en moederorganisaties?
Antwoord 169
Het voorkomen van overlappende activiteiten is geborgd door middel van het MIO, waaraan
de gezagen en de deelnemende operationele organisaties deelnemen. In het MIO wordt
gesproken over het borgen van de samenhang tussen operationele activiteiten van de
deelnemende operationele organisaties in het kader van de samenwerking in het MIT
en de operationele activiteiten van de deelnemende operationele organisaties zelf.
Uiteindelijk is het aan de gezagen om bij eventuele conflicten de knoop door te hakken.
CU vraag 170. Hoe wordt voorkomen dat vooral overlegd en afgestemd wordt, hetgeen ten koste gaat
van de benodigde snelheid om daders op te sporen en te arresteren?
Antwoord 170
Het afstemmen van operationele activiteiten van de deelnemende operationele organisaties
in het kader van de samenwerking in het MIT en de operationele activiteiten van de
deelnemende operationele organisaties zelf komt het effectief optreden van de deelnemende
operationele organisaties, al dan niet in het kader van het MIT, juist ten goede.
Daarbij is het niet alleen de bedoeling om daders op te sporen en te arresteren, maar
gaat het er om op basis van door de samenwerkende organisaties gezamenlijk verkregen
inzicht in de verdienmodellen van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit tot
effectieve interventies te komen die deze verdienmodellen verstoren dan wel bestrijden.
CU vraag 171. Tegelijk dient te worden voorkomen dat activiteiten van de Dienst Landelijke Recherche,
FIOD en het MIT elkaar doorkruisen. Hoe wordt hierin de balans gezocht tussen enerzijds
benodigde afstemming, en anderzijds snelheid?
Antwoord 171
Juist de totstandkoming van het samenwerkingsverband MIT zorgt ervoor dat tussen de
deelnemende operationele organisaties van het MIT (waaronder de FIOD en de (DLR van
de) politie) afstemming plaatsheeft en afwegingen worden gemaakt tussen enerzijds
snelheid en anderszins zorgvuldigheid. In het MIO vindt deze afstemming en afwegingen
plaats. In het MIO zijn de gezagen en de in het MIT deelnemende operationele organisaties
vertegenwoordigd, zodat doorkruising van reeds lopende zaken wordt voorkomen. Dit
MIO komt periodiek bijeen.
CU vraag 172. Op welk moment zal worden geëvalueerd hoe het MIT, en het MIO in het bijzonder, functioneert?
Antwoord 172
Formeel is nog niet afgesproken wanneer het MIT zal worden geëvalueerd. Het MIT verantwoordt
zich periodiek aan de stuurgroep MIT over de (voortgang van de) bouw van het MIT.
In de stuurgroep is afgesproken dat het operationele sturing in SKO en MIO wordt geëvalueerd;
dat zal plaatsvinden in 2022.
CU vraag 173. Een ander punt van zorg dat deze leden constateren betreft het vertrek van personeel
naar het MIT. Kan de Minister aangeven hoeveel personeel uiteindelijk vanuit moederorganisaties
zal worden geworven en welke impact dit heeft op deze organisaties?
CU/vraag 174. Hoe vindt deze werving en aanstelling ook plaats in overleg met de betreffende moederorganisaties,
om spanningen en problemen te voorkomen?
Antwoord 173 en 174
Op dit moment werken 85 fte in het MIT en wordt zowel operationeel samengewerkt als
gebouwd aan het MIT. Deze medewerkers zijn zowel van buiten (1/3 deel) als uit de
samenwerkende organisaties afkomstig. Het is voorzien dat in 2023 het MIT zal bestaan
uit circa 400 medewerkers. Deze komen voor een deel uit de samenwerkende organisaties
maar worden ook voor een substantieel deel extern geworven.
Het gaat met name over specialisten op het gebied van intelligence, financiële en
(inter)nationale opsporing, toezicht en handhaving. Er is bewust gekozen voor een
gefaseerde meerjarige opbouw. Voor alle deelnemende operationele organisaties geldt
dat zij daarbij het geld gekregen hebben om ontstane vacatures 1-op-1 weer in te vullen.
Er zijn ook mogelijkheden om al nieuwe medewerkers te werven voordat medewerkers richting
het MIT gaan (bijvoorbeeld door middel van voorfinanciering zodat organisaties al
kunnen werven voordat de collega richting het MIT gaat). Over het openstellen van
vacatures vindt op alle niveaus afstemming plaats.
Het is ook de bedoeling dat ter beschikking gesteld personeel dat in het MIT gaat
werken na verloop van tijd feitelijk weer «terugkeert» naar andere werkzaamheden binnen
de eigen organisatie. Op die manier wordt kennis- en capaciteit in de loop van tijd
in- en uitwisselbaar. De samenwerkende organisaties hebben daar baat bij zodra desbetreffende
medewerkers «terugkeren» naar de eigen organisatie. Dat versterkt de structurele samenwerking.
Onderstaande tabel geeft een weergave van de verwachte verdeling van de fte’s tussen
de samenwerkende organisaties in de uiteindelijke situatie van het MIT in 2023. Zie
ook het antwoord op de vraag van de VVD (23).
Tabel 1. Verwachte verdeling FTE MIT 2023.
In het MIT
Voor het MIT
Totaal
Politie
174
18
192
FIOD
67
11
78
Douane
14
37
51
OM
5
44
49
KMar/Defensie
19
15
34
Belastingdienst
3
30
33
Totaal
275
162
437
CU vraag 175. Ook voor de internationale context is herkenbaarheid van belang. Kan de Minister
aangeven wat de instelling van het MIT betekent voor de internationale samenwerking?
Antwoord 175
Iedere deelnemende operationele organisatie behoudt zijn eigen single point of contact,
zoals het LIRC voor de rechtshulpverzoeken en het Douane Landelijk Tactisch Centrum/Douane
Informatiecentrum (DIC) voor de Douane en de Belastingdienst en Central Liaison Office
(CLO) voor verzoeken om wederzijdse administratieve fiscale bijstand. In het MIT zal
dus op dit moment gebruik worden gemaakt van die Point of Contacts. Op dit moment
is weinig overzicht van het geheel aan internationale interventiemogelijkheden van
de deelnemende operationele organisaties. In het MIT wordt gebruik gemaakt van de
bestaande bevoegdheden en buitenlandse samenwerkingsrelaties van de deelnemende operationele
organisaties. Op dit moment wordt met de deelnemende operationele organisaties nagedacht
over een doorontwikkeling en afstemming van de internationale samenwerking en hoe
het beste elkaars inzichten, informatie, data en strategische partners kunnen worden
gedeeld.
CU/vraag 176. Hoe komen, ook met het nieuwe MIT, signalen van andere opsporingsinstanties nog steeds
op de juiste plek terecht?
Antwoord 176
De instelling van het MIT, dat een samenwerkingsverband en geen opsporingsdienst is,
betekent geen wijziging van bestaande bevoegdheden en gezagslijnen binnen het huidige
bestel. Signalen blijven naar de plekken gaan waar zij nu ook worden opgepakt. Uitgangspunt
is de bevoegdheden van alle instanties optimaal te benutten en eenieder vanuit zijn
eigen expertise en rol verantwoordelijkheid te laten nemen om meer gerichte slagkracht
te organiseren.
CU vraag 177. Tot slot vragen de leden van de ChristenUnie-fractie naar het benodigd wettelijk
kader. In het rondetafelgesprek dat de Tweede Kamer organiseerde, gaf professor Hirsch
Ballin aan dat voorzien in een goede wettelijke grondslag buitengewoon complex is,
aangezien de beoogde activiteiten van het MIT niet passen binnen de huidige kaders
voor opsporing en handhaving. Zij geeft aan dat, ook op basis van jurisprudentie van
het EHRM (Europees Hof voor de Rechten van de Mens), dergelijke activiteiten zeer
precies moeten worden gereguleerd en van borgen worden voorzien. Hoe ziet de Minister
dit wettelijk kader nou precies voor zich?
Antwoord vraag 177
In de huidige situatie functioneert het MIT als een samenwerkingsverband, onder andere
op het gebied van gegevensdeling en -verwerking. Daartoe is een concept-instellingsbesluit
opgesteld en wordt een convenant voor gegevensdeling en het bijbehorende privacy protocol
opgesteld. De gegevensverstrekking en -verwerking wordt begrensd door de bestaande
wettelijke kaders; met het instellingsbesluit en het convenant kunnen immers geen
nieuwe bevoegdheden tot verstrekking of verwerking worden geschapen. Dat betekent
dat de mogelijkheden om gegevens te delen beperkt zijn. Daarom er wordt gewerkt aan
een wettelijke regeling, zoals toegelicht in de inleidende reactie.
CU vraag 178. Hoe verhoudt een convenant zich tot deze jurisprudentie?
CU vraag 179. of is de Minister nu al van mening dat hogere regelgeving moet worden aangepast?
Antwoord 178 en 179
Voor de huidige invulling van het MIT is geen wijziging van hogere regelgeving vereist.
In een convenant staan de afspraken die de samenwerkende organisaties onderling met
elkaar maken op basis van artikel 26 Algemene Verordening Gegevensbescherming. Deze
afspraken zijn altijd in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving. De door
professor Hirsch Ballin aangehaalde jurisprudentie van het EHRM ziet op kaders die
in het algemeen gelden en waarmee dus ook rekening moet worden gehouden bij de nieuwe
wet.
CU vraag 180. Deze leden lezen in de brief van 6 juli jl. dat uitwerking van het privacy-protocol
«na de zomer komt». Wat is hiervan de stand van zaken?
Antwoord 180
Het privacy protocol is een nadere uitwerking van het convenant. Het concept-convenant
is nagenoeg gereed. Vervolgens wordt in nauw overleg met het programmateam MIT en
de samenwerkende organisaties gewerkt aan de nadere uitwerking van het privacy protocol.
9. Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister van
Justitie en Veiligheid over het Multidisciplinair Interventieteam. Deze leden onderschrijven
het belang van het inrichten van een multidisciplinair interventieteam naar aanleiding
van de motie van de leden Pieter Heerma en Dijkhoff (Kamerstuk 35 300, nr. 13). De wijze waarop dit multidisciplinair interventieteam wordt vormgegeven en de werkwijze
van dit multidisciplinair interventieteam roept nog enkele vragen op.
SGP vraag 181. De leden van de SGP-fractie lezen dat de aangenomen motie (Kamerstuk 35 300, nr. 13) de regering verzoekt om een doorzettingsmacht om de georganiseerde misdaad een slag
toe te brengen. Deze leden constateren dat met het instellen van het MIT de Minister
verwacht voldaan te hebben aan de motie. Deze leden vragen de Minister wat hij verstaat
onder doorzettingsmacht en hoe dit in de praktijk tot uitdrukking komt.
Antwoord 181
Binnen de huidige regelgeving wordt in het concept-instellingsbesluit een samenwerkingsverband
geformaliseerd. Verdere vormgeving van een eigenstandige informatieverwerving en -verwerking
vindt plaats in het door mij genoemde wetstraject, waarmee ik uiteindelijk verwacht
te voldoen aan de motie.
SGP vraag 182.
Deze leden lezen dat het MIT op korte termijn als samenwerkingsverband zal optreden
en op langere termijn als zelfstandige entiteit met eigen bevoegdheden. Deze leden
vragen de Minister hoe de zelfstandige entiteit met eigen bevoegdheden bijdraagt aan
de slagkracht.
Antwoord 182
In de huidige situatie functioneert het MIT als een samenwerkingsverband, onder andere
op het gebied van gegevensdeling en -verwerking. Daartoe is een concept-instellingsbesluit
opgesteld en wordt een convenant voor gegevensdeling en een bijbehorende privacy protocol
opgesteld. De gegevensverstrekking en -verwerking wordt begrensd door de bestaande
wettelijke kaders; met het instellingsbesluit en het convenant kunnen immers geen
nieuwe bevoegdheden tot verstrekking of verwerking worden geschapen. Dat betekent
dat de mogelijkheden om gegevens te delen beperkt zijn. Daarom er wordt gewerkt aan
een wettelijke regeling, zoals toegelicht in de inleidende reactie.
SGP vraag 183. Kan de Minister hierbij ook ingaan op de zorgen van de politie over bureaucratisering
van het proces?
Antwoord 183
De samenwerking tussen de samenwerkende organisaties in het MIT vormt een innovatieve
aanvulling op de bestaande en succesvolle aanpak. Er is geen sprake van bureaucratisering
van het operationele proces, sterker nog – juist in het kader van de samenwerking
bundelen de deelnemende operationele organisaties hun informatie, expertise en capaciteit
in het MIT, ten behoeve van de interventies naar aanleiding van de analyses van het
MIT. Hierdoor is overheidsbreed sprake van meer samenhang tussen intelligence en interventies.
In het MIT vindt de verwerking van gegevens van de samenwerkende toezicht, handhaving
en opsporingsdiensten gezamenlijk plaats. Ditzelfde geldt voor de prioritering van
fenomenen door de gezagen en het coördineren en uitvoeren van interventies in het
kader van de samenwerking in het MIT. Hierbij vindt altijd afstemming plaats met de
operaties van de deelnemende operationele organisaties. T.a.v. de politie: de politie
is actief betrokken en steunt het MIT en de (beoogde) taken van het MIT.
SGP vraag 184.
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister of er voldoende afweging heeft plaatsgevonden
of het instellen van een MIT ook bewerkstelligd kan worden door meer in te zetten
op meer en betere samenwerking tussen de diensten.
Antwoord 184
Ik heb na de motie van de leden Pieter Heerma en Dijkhoff de leiding van het Openbaar
Ministerie en de Korpsleiding uitgenodigd om de uitvoering van deze motie te bespreken.
In overleg met de korpschef, de voorzitter van het College van procureurs-generaal
van het Openbaar Ministerie en de leiding van de andere betrokken diensten is bewust
gekozen om het MIT een aanvulling te laten zijn op bestaande diensten en aanpak, door
te kiezen voor een nieuwe en andere opzet. Vervolgens zijn er kwartiermakers vanuit
de samenwerkende organisaties ter beschikking gesteld met de opdracht om dit plan
verder uit te werken, tezamen met de samenwerkende organisaties. Op basis van die
uitwerking heeft het kabinet aan de samenwerkende organisaties structureel geld toegekend
voor de samenwerking in het kader van het MIT.
SGP vraag 185. Deze leden vragen de Minister op welke termijn hij verwacht dat het MIT een zelfstandige
entiteit met eigen bevoegdheden wordt.
Antwoord 185
Op dit moment wordt door mijn ministerie gewerkt aan de voorbereiding van het wetgevingstraject.
Het streven is dat de wet in de loop van 2023 in werking kan treden.
SGP vraag 186. Kan de Minister aangeven of er eerst een evaluatie van het samenwerkingsverband plaatsvindt
tussen de samenwerkende ketenpartners
SGP vraag 187. en of de mogelijkheid bestaat dat, indien dit samenwerkingsverband positiever uitvalt
dan de zelfstandige entiteit met eigen bevoegdheden, dit teruggedraaid kan worden
naar het samenwerkingsverband?
Antwoord 186 en 187
Op dit moment wordt gewerkt aan de voorbereiding van een wetgevingstraject. Als onderdeel
van die voorbereiding wordt bezien op welke wijze het MIT in de toekomst wordt vormgegeven,
met specifieke aandacht voor elementen als taak en positionering, afbakening, rechtsbescherming
en toezicht. Bij dit proces zullen de huidige invulling van het MIT en de ervaringen
van de samenwerkende ketenpartners expliciet worden betrokken.
SGP vraag 188. De leden van de SGP-fractie lezen dat op lange termijn het MIT een zelfstandige entiteit
met eigen bevoegdheden wordt. Deze leden lezen in de brieven nog niet concreet welke
bevoegdheden dit zullen zijn. Kan de Minister aangeven wat deze bevoegdheden zullen
zijn?
SGP vraag 189. Kan de Minister ingaan op de bevoegdheden die de samenwerkende partners nu hebben
en de bevoegdheden die het MIT als zelfstandige entiteit zal hebben? Verschillen deze
bevoegdheden wezenlijk of zal er overlap plaatsvinden?
Antwoord 188 en 189
In de huidige situatie functioneert het MIT als een samenwerkingsverband, onder andere
op het gebied van gegevensdeling en -verwerking. Daartoe is een concept-instellingsbesluit
opgesteld en wordt een convenant voor gegevensdeling en het bijbehorende privacy protocol
opgesteld. De gegevensverstrekking en -verwerking wordt begrensd door de bestaande
wettelijke kaders; met het instellingsbesluit en het convenant kunnen immers geen
nieuwe bevoegdheden tot verstrekking of verwerking worden geschapen. Dat betekent
dat de mogelijkheden om gegevens te delen beperkt zijn. Daarom er wordt gewerkt aan
een wettelijke regeling, zoals toegelicht in de inleidende reactie.
SGP vraag 190. Kan de Minister hierbij ingaan op de praktijk waarin de MIT-agent mogelijk meer bevoegdheden
krijgt dan zijn collega bij de Nationale Politie?
SGP vraag 191. Hoe verhouden deze bevoegdheden zich tot elkaar in het veld?
Antwoord 190 en 191
Zoals uit het antwoord op vraag 189 en 190 blijkt, gaat het om andere en aanvullende
bevoegdheden op het gebied van informatievergaring en -verwerking die in een vroegtijdiger
stadium kunnen worden ingezet om een diepgaand inzicht te verkrijgen in de werking
van en kwetsbaarheden in criminele bedrijfsprocessen en onze legale systemen. Het
MIT krijgt geen eigen operationele bevoegdheden, zodat er geen sprake is van overlap
of concurrentie in het veld.
SGP vraag 192.De leden van de SGP-fractie lezen dat nadere voorwaarden voor de verstrekking en deling
van gegevens van het samenwerkingsverband aan de samenwerkingspartners en derden in
een privacy protocol worden uitgewerkt. Deze leden overwegen dat de NCTV is opgericht
om overzicht te hebben op alle organisaties die zich bezighouden met terrorismebestrijding.
De NCTV heeft er in de loop der jaren een heleboel taken bij gekregen, maar geen extra
bevoegdheden. Dit heeft op den duur geleid tot problemen wat betreft de grondslag
voor privacy inbreuk. Voornoemde leden vrezen dat met de instelling van het MIT eenzelfde
grondslagprobleem zich voor zal doen, als het MIT steeds belangrijker wordt in de
bestrijding van georganiseerde criminaliteit en de in hoog tempo veranderende technologie
voor criminelen beschikbaar blijft. De leden van de SGP-fractie vragen de Minister
of hij met de uitwerking van het privacy protocol voldoende oog heeft voor de veranderende
technologie die criminelen voorhanden hebben.
Antwoord 192
Ik begrijp deze vraag zo, dat deze ziet op de taken en bevoegdheden van de deelnemende
operationele organisaties en de technische middelen die zij voor handen hebben om
deze uit te voeren. Het antwoord hierop bevestigend.
SGP vraag 193. en of dit privacy protocol voldoet aan de vereiste voorzienbaarheid van de verwerking
van persoonsgegevens in de toekomst.
Antwoord 193
Het convenant en het privacy protocol worden technologieneutraal en toekomstbestendig
geformuleerd en worden openbaar gemaakt.
SGP vraag 194. De leden van de SGP-fractie lezen dat het MIT wordt ingesteld door drie Ministers,
te weten de Ministers voor Justitie en Veiligheid, Financiën en Defensie en de korpschef
van de politie. Omdat er op dit moment nog geen specifieke wettelijke regeling voor
het MIT is, wordt het MIT als entiteit zonder rechtspersoonlijkheid ingesteld en beheersmatig
en organisatorisch ondersteund door en vanuit de politie. Deze leden vragen welk ministerie
uiteindelijk de hoofdverantwoordelijkheid draagt en welke rol de politie hierin speelt.
SGP vraag 195. Kan de Minister hierbij ook ingaan op de verantwoordelijkheid, zodra het MIT een
zelfstandige entiteit met eigen bevoegdheden is?
Antwoord 194 en 195
De Minister van Justitie en Veiligheid is de coördinerend Minister voor het samenwerkingsverband
MIT. De politie is een van de organisaties die deelneemt aan het samenwerkingsverband,
zowel op het terrein van gezamenlijke gegevensverwerking als op het terrein van operationele
activiteiten. De politie ondersteunt het MIT beheersmatig, onder meer de facilitaire
dienstverlening, huisvesting, inrichting, onderhoud en ontwikkeling van gemeenschappelijke
ICT-voorzieningen ten behoeve van het MIT.
Er is nieuwe wetgeving nodig over informatieverwerking en -verwerking om de volle
potentie van het MIT en het handelingsperspectief van de overheid in de strijd tegen
de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit aanzienlijk te verruimen. Hierin dienen
zowel de bevoegdheden als de waarborgen goed te zijn vastgelegd. Op dit moment wordt
bezien hoe dit kan worden vormgegeven. De verhouding van de betrokken Ministers tot
deze taken en bevoegdheden wordt meegenomen bij de voorbereiding van dit wetgevingstraject.
SGP vraag 196. De leden van de SGP-fractie lezen dat tot het convenant er is, de samenwerking plaatsvindt
op basis van de bestaande mogelijkheden tot deling van gegevens, al dan niet op verzoek
of vordering. Kan de Minister aangeven welk juridisch kader er gehanteerd wordt tot
het convenant er is
SGP vraag 197. en of het wettelijk uitvoerbaar is het MIT onder dit juridisch kader te laten opereren?
Antwoord 196 en 197
Het MIT als samenwerkingsverband functioneert na afronding op basis van het eerdergenoemde
convenant en privacy protocol, en met inachtneming van de bestaande wettelijke taken
en bevoegdheden van de deelnemers.
SGP vraag 198. Deze leden lezen dat er een privacy protocol wordt uitgewerkt en dat tot het convenant
er is, er samengewerkt wordt op basis van bestaande mogelijkheden. Zij vragen de Minister
op basis van welk vermoeden het samenwerkingsverband kan optreden tegen een burger.
Kan de Minister hierbij ingaan op redelijk vermoeden van schuld, ernstige bezwaren
of het uitvoeren van steekproeven op willekeurige burgers dan wel personen die voldoen
aan een bepaald signalement?
Antwoord 198
Het MIT als samenwerkingsverband heeft geen eigen bevoegdheden.
SGP vraag 199. Ook lezen deze leden dat het MIT beheersmatig en organisatorisch ondersteund zal
worden door de politie tot het convenant er is. Deze leden vragen de Minister hoe
er na inwerkingtreding van het convenant en instelling van het MIT als entiteit met
rechtspersoonlijkheid samengewerkt wordt met buitenlandse opsporingspartners. Erkennen
zij het MIT als opsporingspartner of komen zij bij de politie uit?
SGP vraag 200. Wordt het niet een warrig web van opsporingsinstanties?
Antwoord 199 en 200
Het MIT is in juridische zin momenteel een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid.
Dat blijft zo, ook nadat instellingsbesluit en het convenant inzake de informatieverwerking
in het MIT in werking zijn getreden. Het samenwerkingsverband MIT maakt gebruik van
de bestaande bevoegdheden en buitenlandse samenwerkingsrelaties van de deelnemende
operationele organisaties. Op dit moment wordt met de deelnemende operationele organisaties
nagedacht over een doorontwikkeling en afstemming van de internationale samenwerking
en hoe het beste elkaars inzichten, informatie, data en strategische partners kunnen
worden gedeeld.
Het MIT acteert in het buitenland dus zeker niet als (zelfstandige) opsporingspartner.
SGP vraag 201. Kan deze gegevensuitwisseling blijven plaatsvinden, als het MIT een zelfstandige
entiteit is?
Antwoord 201
Op welke in de wettelijke regeling de raadpleging en verdere verwerking van gegevens
kan plaatsvinden wordt op dit moment nog bezien.
SGP vraag 202. Hoe opereert het MIT in de praktijk ten opzichte van de deelnemende organisaties?
Indien een agent een drugszaak oppakt waarin later blijkt dat dit om een omvangrijke
drugsorganisatie gaat, moet de politie deze zaak automatisch overdragen aan het MIT?
SGP vraag 203. Wat is de functie van de politie in overige drugszaken? Wat als de politie onderzoek
doet naar een moord waar in de loop van het onderzoek blijkt dat het om een afrekening
in het criminele circuit gaat, moet de politie deze zaak dan automatisch overdragen
aan het MIT?
SGP vraag 204. Is de rolverdeling nog wel overzichtelijk voor de deelnemende organisaties?
Antwoord 202, 203 en 204
Het MIT is geen opsporingsdienst maar uitdrukkelijk een aanvulling op de bestaande
aanpak, samenwerkingsverbanden en diensten. Dus geen vervanging daarvan. Agenten hoeven
dan ook geen zaken over te dragen aan het MIT. De politieonderdelen die zich bezighouden
met de aanpak van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit en in het geval van
de opsporingsdiensten onderzoek naar strafbare feiten, blijven dat doen. De samenwerking
in het MIT zorgt onder andere voor een betere en meer structurele afstemming tussen
de samenwerkende organisaties onderscheidenlijk deelnemende operationele organisaties
met betrekking tot het gemeenschappelijke informatiebeleid en het plegen van de meest
effectgerichte interventies.
SGP vraag 205. De leden van de SGP-fractie lezen dat de benodigde kennis en expertise voor het MIT
zowel intern als extern bij de deelnemende organisaties wordt geworven. In beide gevallen
vindt werving in overleg met en via de betrokken organisaties plaats. Deze leden lezen
ook dat gedurende de bouwfase van het MIT het werven van expertise een niet al te
grote wissel trekt op de bestaande organisaties. Deze leden constateren dat de politie
waarschuwt voor het intern weghalen van cruciale expertise binnen de politieorganisatie.
Het kan jaren duren voor deze expertise bij de politie weer op peil is. Naast het
capaciteitsprobleem dat verder oploopt, kan dit leiden tot onveilige situaties. Kan
de Minister aangeven of hij dit signaal serieus neemt en welke maatregelen hij neemt
om dit probleem adequaat op te lossen?
Antwoord 205
Ik neem dit signaal erg serieus. Daarom is er bewust gekozen voor een gefaseerde meerjarige
opbouw. Voor alle diensten geldt dat zij daarbij het geld gekregen hebben om ontstane
vacatures 1-op-1 weer in te vullen. Er zijn ook mogelijkheden om al nieuwe medewerkers
te werven voordat medewerkers richting het MIT gaan (bijvoorbeeld door middel van
voorfinanciering zodat organisaties al kunnen werven voordat de collega richting het
MIT gaat). Over het openstellen van vacatures vindt op alle niveaus afstemming plaats.
Het is ook de bedoeling dat personeel dat ter beschikking wordt gesteld in het MIT
na verloop van tijd feitelijk weer «terugkeert» naar andere werkzaamheden binnen de
eigen organisatie: die medewerkers die in het MIT hebben gewerkt hebben immers hun
kennis en netwerk vergroot. Dit zal ook de structurele samenwerking tussen de samenwerkende
organisaties en het MIT versterken.
SGP vraag 206. Voornoemde leden lezen dat van de huidige circa 75 medewerkers ongeveer een derde
extern is geworven. Dit houdt in dat twee derde intern bij de organisaties is geworven.
De Minister geeft aan dat dit een niet al te grote wissel trekt op de bestaande organisaties.
Deze leden kunnen zich dat niet voorstellen.
Antwoord 206
De capaciteit van de samenwerkende organisaties is structureel uitgebreid met onder
andere de BOTOC-middelen. Het MIT komt dus bovenop de bestaande capaciteit van de
betrokken diensten. Er is bewust gekozen voor een gefaseerde meerjarige opbouw. Voor
alle diensten geldt dat zij daarbij het geld gekregen hebben om ontstane vacatures
1-op-1 weer in te vullen. Er zijn bij een aantal diensten ook mogelijkheden om al
nieuwe medewerkers te werven voordat medewerkers richting het MIT gaan (bijvoorbeeld
door middel van voorfinanciering zodat organisaties al kunnen werven voordat de collega
richting het MIT gaat).
SGP vraag 207. De leden van de SGP-fractie vragen de Minister of de een derde extern geworven medewerkers
dezelfde basisopleiding genieten als de medewerkers die intern geworven zijn.
Antwoord 207
Of medewerkers een basisopleiding krijgen, hangt af van het type functie die de medewerker
vervult of gaat vervullen en de taak en verantwoordelijkheden die deze medewerker
krijgt. Voor bijvoorbeeld bedrijfsvoeringsfuncties is het volgen van een basisopleiding
niet automatisch noodzakelijk. Voor functies gerelateerd aan het operationele proces
wordt de volgende procedure gehanteerd:
o Vanuit de politie volgen medewerkers een korte opleiding, tot Politiemedewerker Specifieke
Inzet (PSI). Zij krijgen een zogenoemde ESI aanstelling (executief specifieke inzet),
die mogelijk is op een van de volgende functies: functies uit het vakgebied Intelligence
of Forensische Opsporing. Daarnaast Operationeel Specialisten die worden ingezet in
een van deze vakgebieden, dan wel het werkterrein Finec, Digi of Recherchepsychologie
hebben.
o Vanuit de andere deelnemende operationele organisaties zorggedragen dat de medewerkers
met de juiste startbekwaamheid ter beschikking worden gesteld bij het MIT.
SGP vraag 208. Kan hij daarbij expliciet ingaan op de medewerkers die, net als de intern geworven
politiemedewerkers, politietaken gaan uitvoeren?
Antwoord 208
Het gaat om specialisten die gericht worden ingezet voor specifieke onderdelen van
het politiewerk. De executieve ambtenaren met een specifieke inzetbaarheid voeren
niet de brede basispolitietaak uit (opsporing, handhaving en hulpverlening). Zij volgen
een specifieke politieopleiding, die is ontwikkeld door de Politieacademie. In de
rechtspositie van de politie is vastgelegd dat executieve ambtenaren met specifieke
inzetbaarheid niet buiten de grenzen van hun functie mogen worden ingezet en alleen
op een beperkt aantal functies kunnen worden geplaatst, zoals bij de vorige vraag
is aangegeven.
SGP vraag 209. De leden van de SGP-fractie lezen dat het instellingsbesluit in nauw overleg met
de betrokken ministeries en organisaties tot stand is gekomen. Onder deze organisaties
valt de politie. Deze leden merken op dat tijdens het rondetafelgesprek naar voren
kwam dat de politie geen groot voorstander is van het MIT, zoals dat nu is ingesteld.
Kan de Minister aangeven hoe deze houding zich verhoudt met het gegeven dat de politie
«kartrekker» is van dit project?
Antwoord 209
De samenwerkende organisaties in het MIT zijn gelijkwaardig ten opzichte van elkaar
en gelijkwaardigheid is één van de belangrijkste uitgangspunten voor samenwerking
in het MIT. Daarnaast heb ik vanuit de betrokken organisaties tijdens het rondetafelgesprek
noch in een eerder stadium direct vernomen dat er geen MIT moet komen.
SGP vraag 210. De leden van de SGP-fractie lezen dat naast het kunnen delen van informatie tussen
de samenwerkende organisaties het kunnen vergaren en analyseren van informatie essentieel
is om meer inzicht te verkrijgen in de kwetsbaarheden van criminele systemen om deze
gericht te verstoren alsook om onze samenleving weerbaarder te maken. Deze leden vragen
de Minister wat de slagkracht in de praktijk zal zijn als deze organisatie slechts
informatie vergaart en analyseert.
Antwoord 210
Het MIT bundelt de informatie van samenwerkende organisaties en maakt op basis daarvan
integrale analyses, met de bedoeling processen en structuren van georganiseerde ondermijnende
criminaliteit in beeld te brengen. Op basis van analyses van het MIT kan door de samenwerkende
partijen gerichte inzet van capaciteit plaatsvinden met het oog op de eigen interventies.
Voor de uitvoering van interventies, waaronder het verstoren, is in het samenwerkingsverband
MIT extra gelabelde capaciteit beschikbaar uit en bij de deelnemende operationele
organisaties. Het beschikbaar gesteld personeel vanuit de deelnemende operationele
organisaties kunnen gecoördineerde interventies uitvoeren, onder verantwoordelijkheid
van het gezag onderscheidenlijk de gezagen.
SGP vraag 211. Gaat het MIT ook zelf verdachten aanhouden en verhoren?
SGP vraag 212. Hoe wordt de politie in dit proces betrokken?
SGP vraag 213. Kan de politie verdachten aanhouden en direct overdragen aan het MIT?
SGP vraag 214. Moet de politie eerst wachten tot er een uitgebreide analyse is gemaakt?
SGP vraag 215. Hoe verhouden de organisaties zich tot elkaar in dezelfde zaak zonder dat werkprocessen
worden verstoord?
Antwoord 211–215
Het MIT is uitdrukkelijk geen opsporings- of politiedienst. Personeel dat door de
deelnemende operationele organisaties ter beschikking wordt gesteld in het MIT, behoudt
en handelt met inachtneming van de eigen wettelijke taken en bevoegdheden. In het
kader van het samenwerkingsverband kunnen dus door opsporingsambtenaren, waaronder
executieve politieambtenaren, verdachten worden aangehouden en verhoord, uiteraard
onder gezag van een officier van justitie. In het MIO vindt afstemming plaats over
operationele interventies. Daarin is ook de politie vertegenwoordigd.
SGP vraag 216. Hoe draagt dit bij aan de slagkracht en de doorzettingsmacht, vragen deze leden aan
de Minister.
Antwoord 216
In het MIT kan de ter beschikking gestelde interventiecapaciteit vanuit een gemeenschappelijk
informatiebeeld, gecoördineerd worden ingezet op het verstoren van criminele bedrijfsprocessen.
Door de samenwerking in het MIT vindt een structurelere afstemming/coördinatie tussen
de deelnemende operationele organisaties en de gezagen plaats.
SGP vraag 217. De leden van de SGP-fractie lezen dat naast het kunnen delen van informatie tussen
de deelnemende organisaties het kunnen vergaren en analyseren van informatie essentieel
is om meer inzicht te verkrijgen in de kwetsbaarheden van criminele systemen om deze
gericht te verstoren alsook om onze samenleving weerbaarder te maken. Deze leden vragen
de Minister of organisaties als de politie de vergaarde informatie ook altijd te zien
krijgen en of zij deze informatie mogen gebruiken.
Antwoord 217
Het MIT is nu een samenwerkingsverband en heeft geen zelfstandige bevoegdheden – ook
niet met betrekking tot het vergaren / verwerven van persoonsgegevens. Dit is gekoppeld
aan de wettelijke taken en bevoegdheden van de samenwerkende organisaties.
Er zijn echter ook andere gegevens dan persoonsgegevens die relevant kunnen zijn voor
het samenwerkingsdoel van het MIT. De wijze waarop de deelnemers van het samenwerkingsverband
dergelijke informatie kunnen raadplegen en de wijze waarop het samenwerkingsverband
deze kan gebruiken wordt geregeld in het privacy protocol. De mate waarin samenwerkende
organisaties gebruik mogen maken van de informatieproducten is afhankelijk van het
doel waarvoor ze het willen gebruiken.
SGP vraag 218. Kan de Minister aangeven met wie de informatie van het MIT gedeeld wordt?
Antwoord 218
De gezamenlijke analyses die de deelnemers van het MIT maken zullen in ieder geval
met de samenwerkende organisaties van het MIT gedeeld kunnen worden. Voor wat betreft
het delen van de uitkomsten van de gezamenlijke analyses met derden, geldt dat dit
afhangt van wat de onderliggende sectorale wetgeving toestaat en of deze uitkomsten
naar personen herleidbare informatie bevat.
SGP vraag 219. Zijn dit alleen de deelnemende organisaties of ook buitenlandse opsporingsdiensten?
Antwoord 219
Op dit moment wordt met de deelnemende operationele organisaties nagedacht over de
vormgeving van de internationale samenwerking en hoe het beste elkaars inzichten,
informatie, data en strategische partners kunnen worden gedeeld. Voor de deling van
informatie met buitenlandse opsporingsdiensten en contacten wordt gebruik gemaakt
van de bestaande structuren.
SGP vraag 220. De leden van de SGP-fractie lezen dat het MIT zich vooral richt op de georganiseerde
criminaliteit. In de uitvoering van de motie zou het MIT een doorzettingsmacht moeten
realiseren om dieper in de systemen binnen te dringen en de samenleving weerbaarder
te maken. Deze leden vragen de Minister of het OM en de rechtspraak zijn voorbereid
op het extra aantal (grote) zaken dat het MIT na onderzoek zal doorzenden en ter terechtzitting
zal moeten worden behandeld. Kan de strafrechtketen dit aan?
Antwoord 220
Uit de BOTOC-middelen is structureel 8 miljoen beschikbaar gesteld voor de verwachte
keteneffecten van het MIT.
10. Vragen en opmerkingen vanuit de BIJ1-fractie
Het lid van de BIJ1-fractie heeft kennisgenomen van de ambitie om naar aanleiding
van de motie van de leden Pieter Heerma en Dijkhoff (Kamerstuk 35 300, nr. 13) een interventieteam voor ondermijning op te stellen, uitgevoerd door middel van
een samenwerkingsverband tussen reeds bestaande diensten. Hierover heeft zij nog enkele
vragen.
BIJ1 vraag 221. Het lid van de BIJ1-fractie constateert dat de beoogde werkwijze rondom het verstrekken
en delen van informatie met «samenwerkingspartners en derden» in ieder geval nog deels
moet worden uitgewerkt. In acht nemende dat de opzet van het MIT bestaat uit een samenwerkingsverband
tussen onder andere de Belastingdienst, de Koninklijke Marechaussee en de politie,
en constaterende dat deze organisaties allen een historie hebben als het gaat om wetsovertredende
vormen van omgang met data en opstellen van risicoprofielen, evenals de betrokkenheid
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, wiens Minister de Kamer recentelijk
heeft voorgelogen over tevens onwettig handelen van een inlichtingendienst, vraagt
dit lid hoe gegarandeerd kan worden dat de omgang met, en verspreiding van data ethisch
en zonder bias zal verlopen, en hoe er, in tegenstelling tot eerder genoemde voorbeelden, voldoende
controle dan wel consequenties zullen gelden om dit te bezien.
BIJ1 vraag 222. Daaropvolgend vraagt het lid van de BIJ1-fractie welke processen (eerder) al in gang
zijn gezet om deze factoren mee te nemen in het opzetten en opstarten van het MIT.
BIJ1 vraag 223. Is het uitvoeren van uitgebreide analyses op het gebied van fairness en ethiek onderdeel
van de implementatie van protocollen rondom beleid en het gebruiken, verstrekken en
delen van data?
BIJ1 vraag 224. Wordt de volledige werkwijze uiteindelijk niet enkel voorgelegd aan juristen, die
puur vanuit de mogelijkheid binnen bestaande wetgeving zullen analyseren, maar ook
bijvoorbeeld ter controle door mensenrechtenorganisaties getoetst op de ethische kant
van het vraagstuk?
Antwoord 221–224
De ethische en juiste omgang met data is voor de samenwerkende organisaties aan het
MIT zonder meer uitgangspunten bij de nadere uitwerking. Daarbij worden inzichten
die de afzonderlijke organisaties hebben opgedaan met dataverwerking ten behoeve van
hun taakuitvoering uiteraard meegenomen.
Omdat het MIT een samenwerkingsverband wordt zal het accent daarbij liggen op de wijze
waarop de verstrekte gegevens verwerkt worden en welke duiding daaraan gegeven kan
en mag worden. Van geautomatiseerde besluitvorming door samenwerkende organisaties
van het MIT op basis van dataproducten van het MIT zal geen sprake zijn.
Voor politie en OM is het inmiddels staand beleid om het eigen beleid met betrekking
tot de toepassing van en ontwikkeling van data science ook in te brengen in samenwerkingsverbanden
waarin geparticipeerd wordt. In de uitwerking van het convenant en privacy protocol
door de verwerkingsverantwoordelijken worden deze aspecten nadrukkelijk meegenomen.
De verwerking van deze gegevens wordt juridisch getoetst, waarbij ook wordt bezien
welke gevolgen de verwerking heeft op de (grond)rechten van burgers en zo ja, of die
verwerking proportioneel en evenredig is en welke passende waarborgen zijn vereist.
Dat omvat ook de vraag of volstaan kan worden een rechtmatigheidsadviescommissie waarin
primair de juridische aspecten van de verstrekking en verwerking van gegevens aan
en door het samenwerkingsverband getoetst wordt of dat juist aanvullende beoordeling
wenselijk is ten aanzien de mogelijke inbreuken op de rechten van burgers. Die beoordeling
dient vooral in multidisciplinair verband plaats te vinden.
BIJ1 vraag 225. Het lid van de BIJ1-fractie neemt kennis van de structuur en opzet van het MIT, waarin
teams zullen bestaan uit ambtenaren van deelnemende organisaties, evenals de besluitvorming
over onder andere visie en gegevensverwerking, die namens Ministers op ambtelijk niveau
door de deelnemende partijen wordt gerealiseerd. Dit lid vraagt welke controlerende
maatregelen zullen worden geïmplementeerd om de hierboven geschetste misstanden niet
te reproduceren binnen deze gesprekken en besluitvormingen binnen het MIT.
BIJ1 vraag 226. Hoe zien de controlerende verhoudingen er binnen de organisatie uit?
BIJ1 vraag 227. Welke opties zijn hiervoor verkend?
BIJ1 vraag 228. Zal er sprake zijn van een externe, onafhankelijke controle die, zonder blokkades
of verhindering, werk kan maken van ethische controles op besloten beleid en werkwijze?
BIJ1 vraag 229. Het lid van de BvIJ1-fractie neemt kennis van het streven om de te vullen posities
bij het MIT veelal via interne werving te vullen. Dit lid vraagt hoe, met verwijzing
naar de hierboven geconstateerde problematiek binnen de betrokken organisaties, gegarandeerd
kan worden dat binnen dit proces de (persoonlijke) bias en werkstructuren die hebben
geleid tot eerder falen in het omgaan met data, persoonsgegevens en inlichting, ondanks
dit proces niet wordt gereproduceerd binnen het MIT.
Antwoord 225–229
De verwerking van gegevens in het samenwerkingsverband gebeurt onder verantwoordelijkheid
van de betrokken verwerkingsverantwoordelijken.
De functionarissen gegevensbescherming van de samenwerkende organisaties zien toe
op de rechtmatigheid van de verstrekking en de verwerking.
Als het gaat om de gegevensverwerking binnen het samenwerkingsverband zal er een coördinerend
functionaris gegevensbescherming worden benoemd en wordt – in ieder geval – een rechtmatigheidsadviescommissie
ingesteld bestaande uit privacy experts van de samenwerkende organisaties en uiteraard
houdt de Autoriteit Persoonsgegevens toezicht op de rechtmatigheid van verwerkingen.
Er wordt een structuur ingericht die de voorgestelde uitwerking van een door leden
van het SKO vastgestelde opdracht aan het MIT specifiek per project beoordeelt. Die
uitwerking zal inzicht moeten geven in de gegevens die van de samenwerkende organisaties
gevraagd worden, de overige benodigde informatie en de wijze waarop deze verwerkt
wordt. Dat omvat ook de verstrekking aan samenwerkende organisaties en derden, voor
zover dat nu wettelijk mogelijk is.
Besluitvorming over het gebruik van de dataproducten van het MIT is overigens niet
aan het MIT zelf maar de verantwoordelijkheid van de (gezagen over de) betrokken diensten.
Er is en blijft dus een duidelijke organisatorische scheiding tussen medewerkers die
betrokken zijn bij de verwerking (waaronder analyse) van gegevens van de samenwerkende
organisaties enerzijds en de medewerkers van de samenwerkende diensten die gebruik
maken van de wettelijke en bevoegdheden die verbonden zijn aan de taak van hun eigen
organisatie anderzijds.
BIJ1 vraag 230. Tot slot heeft het lid van de BIJ1-fractie kennisgenomen van de interne en externe
kritiek op het huidige plan en de huidige opzet. Sprekers vanuit onder andere de wetenschap,
betrokken organisaties als de Douane, FIOD en justitie en politie, evenals hoogleraren
in criminologie en het strafrecht verklaren allen (grote) vraagtekens te hebben bij
onder andere de doelstellingen en bevoegdheden, de wijze waarop informatie vergaard
zou moeten worden, wat de beoogde resultaten zouden moeten zijn en wie welk mandaat
heeft of krijgt. De afgelopen periode heeft eens te meer duidelijk gemaakt dat gehaaste
en onzorgvuldige stappen binnen de context van gegevens en data volledig ongewenst
zijn. Dit lid is daarom van mening dat de plannen voorlopig absoluut geen doorgang
zouden kunnen en mogen vinden.
Antwoord 230
Het merendeel van de genodigden voor het door uw Kamer georganiseerde rondetafelgesprek
onderschrijft de noodzaak van de behoefte aan meer inzicht in de wijze waarop crimineel
vermogen vergaard wordt en vooral de wijze waarop dat vervolgens zijn weg vindt naar
de (legale) bovenwereld in Nederland. Daarbij wordt er – mijns inziens terecht – op
gewezen dat het organisatorisch vormgeven van een antwoord op die vraag niet mag leiden
tot een dubbeling met de werkzaamheden van m.n. opsporingsdiensten. Tegelijkertijd
pleitte een grote meerderheid van sprekers met nadruk voor een wettelijke regeling
voor de wijze waarop door de overheid al vergaarde gegevens beschikbaar gemaakt kunnen
worden om het bovenbeschreven inzicht te kunnen verkrijgen. Die regeling moet niet
alleen de grondslag daarvoor bieden maar uiteraard ook de bijbehorende waarborgen
creëren om te voorkomen dat het gebruik van die gegevens leidt tot onrechtmatige inbreuken
op de persoonlijke levenssfeer van burgers.
Van overhaaste stappen is daarbij geen sprake; integendeel. Het MIT zal als samenwerkingsverband,
net zoals de al bestaande samenwerkingsverbanden, gebonden zijn aan de huidige wettelijke
kaders.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier