Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 791 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES inhoudende dat er in de verzorging en opvoeding van een kind geen plaats is voor het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld jegens of van enige andere vernederende behandeling van kinderen in de verzorging en opvoeding
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 8 september 2021
INHOUDSOPGAVE
I.
ALGEMEEN
1
1.
Inleiding
1
2.
Hoofdlijnen van het voorstel
3
2.1
Algemeen
3
2.2
Uitbreiding tot de BES-eilanden
4
3.
Het huidige (wettelijke) stelsel op de BES
5
4.
Gevolgen
8
5.
Advies en consultatie
9
6.
Overig
10
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de opmerkingen en vragen van de leden
van de fracties van D66, het CDA, de ChristenUnie en de SGP. Het stemt tot tevredenheid
dat de toonzetting van de inbreng van deze fracties positief is over de introductie
van een wetsbepaling in het Burgerlijk Wetboek van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
(hierna: BW BES) inhoudende dat er in de verzorging en opvoeding van een kind geen
plaats is voor het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld of van enige andere
vernederende behandeling. In deze nota naar aanleiding van het verslag zijn de vragen
en opmerkingen uit het verslag integraal opgenomen in cursieve tekst en de beantwoording
daarvan in gewone typografie. De vragen van genoemde fracties beantwoord ik als volgt,
mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES inhoudende dat er in de verzorging en opvoeding
van een kind geen plaats is voor het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld
jegens of van enige andere vernederende behandeling van kinderen in de verzorging
en opvoeding (hierna: het wetsvoorstel). Zij onderschrijven het belang van de explicitering
dat er geen plek is voor geweld in de opvoeding. Zij benadrukken dat, naast een duidelijke
wettelijke verankering, het vormgeven van de benodigde voorlichting en hulpverlening
van groot belang is. Deze leden vragen de regering dan ook om vaart te zetten achter
het opzetten van de meld- en adviespunten voor huiselijk geweld.
Voornoemde leden lezen in de memorie van toelichting dat het Besluit verplichte meldcode
huiselijk geweld en kindermishandeling niet van toepassing is in Caribisch Nederland.
Zij vragen waarom dat niet het geval is en op welke wijze is vastgelegd wanneer en
hoe men een melding van huiselijk geweld kan doen. Deze leden vragen ook op welke
wijze de voorlichting over deze nieuwe wet zal worden vormgegeven.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig
wetsvoorstel. Zij achten het van belang, dat zeker op een punt als geweld in de opvoeding
van kinderen, er geen ruimte bestaat over wat is toegestaan en wat niet, ook op de
BES-eilanden. Met de uitbreiding van artikel 247 van Boek 1 Burgerlijk Wetboek BES
wordt er een duidelijke norm gesteld, zo menen voornoemde leden. Zij zijn ook verheugd
te lezen dat de regering voornemens is om kinderen te betrekken bij de invulling van
het (lopende) beleid conform het verzoek van de Kinderombudsman. De bovengenoemde
leden hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen
van het voorstel van wet dat voorligt. Voornoemde leden zien met instemming dat hiermee
uitvoering wordt gegeven aan de motie van het lid Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 35 300-IV, nr. 29) om met een dergelijk wetsvoorstel te komen. Zij vinden het van belang dat in het
gehele Koninkrijk kinderen beschermd worden tegen geweld, ook in de opvoeding. Het
is een belangrijke stap dat na Europees Nederland, Sint-Maarten, Aruba en Curaçao,
nu ook voor de BES-eilanden een verbodsbepaling in de wet wordt voorgesteld. Voornoemde
leden hebben behoefte aan het stellen van enkele nadere vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden
vinden het met de regering van belang dat niet de suggestie bestaat dat geweld in
de opvoeding in de openbare lichamen geaccepteerd is, terwijl het in het Europees
deel van Nederland niet toegestaan is. Een eenduidige regeling ligt daarom voor de
hand.
Het kabinet onderschrijft met de leden van de D66-, CDA-, ChristenUnie- en SGP-fracties
dat er geen plaats is voor geweld in de opvoeding van kinderen in Europees en Caribisch
Nederland. Het belang van dit wetsvoorstel voor Caribisch Nederland, dat een norm
stelt die inhoudelijk aansluit bij de wettelijke regeling voor Europees Nederland,
is daarmee gegeven.
De leden van de D66-fractie hebben vragen gesteld omtrent de voorlichting over het
wetsvoorstel. Hierover wordt het volgende opgemerkt. De openbare lichamen van de eilanden
zullen in samenspraak met het Rijk de voorlichting over dit wetsvoorstel vormgeven
als onderdeel van bredere voorlichting en deskundigheidsbevordering ten behoeve van
de preventie en de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook de relevante
uitvoeringsorganisaties, zoals Jeugdzorg CN1 en de Voogdijraad, kunnen hieraan inhoudelijk bijdragen. In het Bestuursakkoord aanpak
huiselijk geweld en kindermishandeling Caribisch Nederland 2021–2024 is afgesproken
dat de openbare lichamen zich ten doel stellen te werken aan het organiseren van activiteiten
en de ontwikkeling van voorlichtings- en trainingsmateriaal.
In januari 2020 heeft UNICEF in het kader van het BES-programma 2019–2021 de openbare
lichamen ondersteund bij het ontwikkelen van lokale pedagogische visies. Het doel
was om begrip over het belang van vroege stimulatie en een beschermend klimaat voor
de optimale ontwikkeling van het kind te vergroten en consensus te bereiken onder
professionals en ouders over gedeelde visies over positief opvoeden.
In het najaar van 2021 zullen de visies worden gebruikt als basis voor de Communicatie
voor Gedragsverandering trainingen die UNICEF op de drie eilanden gaat organiseren.
Tijdens de trainingen zullen de openbare lichamen, kennis en vaardigheden opdoen over
UNICEF-communicatiebenaderingen die wereldwijd worden gebruikt om gemeenschappen te
betrekken en gedrag en sociale verandering te bevorderen op het gebied van positief
opvoeden als alternatief voor geestelijk en lichamelijk geweld in de opvoeding.
In het kader van het versterken van de samenwerking binnen het Koninkrijk der Nederlanden
op het terrein van aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling organiseert het
Ministerie van VWS, in samenwerking met BZK en de Interlandelijke Taskforce Kinderrechten
in het najaar van 2021 de werkconferentie «No Mas No More» op Bonaire. Voor de conferentie
worden lokale overheden en maatschappelijke organisaties van elk eiland uitgenodigd.
Het doel van de conferentie is het delen van kennis en ervaring tussen de (ei)landen
van het Koninkrijk der Nederlanden. Naast de onderwerpen meldcode en advies- en meldpunt
zal tijdens de conferentie een dag in het teken staan van het onderwerp positief opvoeden.
Hier zal ook aandacht worden besteed aan deze voorgestelde wetswijziging.
De overige vragen van de leden van de D66-fractie – waarin gevraagd wordt vaart te
zetten achter het opzetten van de advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling,
waarom het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling niet
van toepassing is in Caribisch Nederland en op welke wijze een melding van huiselijk
geweld kan worden gedaan – worden gezamenlijk met de vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie
in paragraaf 3 beantwoord. Voor zover nodig wordt daarbij ook ingegaan op de hiervoor
gemaakte opmerkingen van de leden van de CDA-, ChristenUnie- en SGP-fractie.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
2.1 Achtergronden bij de Europees Nederlandse wetsgeschiedenis
De leden van de SGP-fractie vragen de regering om aan te geven in hoeverre de verwachting
tijdens de wetsbehandeling in 2006, dat een beroep op het ouderlijk tuchtigingsrecht
door wijziging van het Burgerlijk Wetboek niet meer geaccepteerd zou worden, is uitgekomen.
Deze leden hebben de indruk dat in de jurisprudentie in specifieke omstandigheden
bijvoorbeeld nog steeds wordt uitgegaan van een verantwoorde corrigerende tik in het
kader van het ouderlijk tuchtigingsrecht, waarbij de frequentie, de aard van de handeling
en de intensiteit een rol kunnen spelen.
De vragen van de leden van de SGP-fractie hebben betrekking op de ontwikkelingen na
de inwerkingtreding van het Europees-Nederlandse wetsartikel 1:247 lid 2 BW in 2007.2 In de memorie van toelichting op het toenmalige wetsvoorstel is onder meer tot uitdrukking
gebracht dat hiermee beoogd is een bijdrage te leveren aan de preventie van kindermishandeling.
Het wetsartikel beoogt daarom het kind te beschermen tegen geweld en verbiedt de fysieke
bestraffing van kinderen. Geweldgebruik door ouders kan niet kwalificeren als een
verantwoord correctiemechanisme.3 In dat kader is in de memorie van toelichting tot uitdrukking gebracht dat ook voor
een ouderlijk tuchtigingsrecht als zodanig geen ruimte meer is.4
In de memorie van toelichting is er verder op gewezen dat ouders zich in de praktijk
soms beroepen op het ouderlijk tuchtigingsrecht als rechtvaardigingsgrond voor hun
handelen.5 De verwachting werd uitgesproken dat na de aanvaarding en inwerkingtreding van het
wetsvoorstel een verdachte niet meer met succes een beroep kan doen op het ouderlijk
tuchtigingsrecht als rechtvaardiging voor mishandeling. Het wetsartikel (1:247 lid
2 BW) heeft daarmee reflexwerking naar het strafrecht.6
In de rechtspraak na de inwerkingtreding van dit wetsartikel is het beroep op het
ouderlijke tuchtigingsrecht enkele malen in strafzaken aan de orde gekomen.7 Uit deze rechtspraak blijkt dat in het kader van een strafzaak inzake (kinder)mishandeling
nog wel eens een beroep op het vermeende ouderlijke tuchtigingsrecht wordt gedaan,
maar er zijn mij geen gevallen bekend waarin een dergelijk beroep slaagt. In de motivering
bij sommige uitspraken, waarin het beroep op het ouderlijke tuchtigingsrecht werd
afgewezen, verwees de rechter expliciet naar artikel 1:247 lid 2 BW of naar artikel
19 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). In
laatstgenoemd artikel ligt immers ook het uitgangspunt besloten dat in de opvoeding
van een kind geen plaats is voor geestelijk of lichamelijk geweld, of voor welke vernederende
behandeling dan ook. De reflexwerking van artikel 1:247 lid 2 BW naar het strafrecht
heeft daarmee bijgedragen aan het terugdringen van een beroep op het ouderlijk tuchtigingsrecht.8
2.2 Uitbreiding tot de BES-eilanden
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat in het voorgestelde gewijzigde artikel
247 lid 2 Burgerlijk wetboek BES enkel wordt gesproken over het verbod op geweld voor
ouders. Artikel 248 expliciteert dat hier ook voogden en verzorgden onder mogen worden
verstaan. Zeker gezien de pedagogische context op de BES-eilanden, achten deze leden
dit een belangrijke toevoeging. Zij vragen de regering om in de communicatie rondom
de invoering van deze wet deze brede reikwijdte ook nadrukkelijk onder de aandacht
te brengen.
Voorts vragen voornoemde leden wat de precieze werking van dit wetsvoorstel is op
bijvoorbeeld scholen, kinderopvanginstellingen en sportverenigingen.
Zoals de leden van de ChristenUnie-fractie terecht constateren is het wetsvoorstel
niet beperkt tot ouders, maar is het tevens van toepassing op de voogd en op degene
die een minderjarige verzorgt en opvoedt zonder dat hem het gezag over die minderjarige
toekomt, zie artikel 1:248 BW BES. Via dit wetsartikel is artikel 1:247 lid 2 BW BES
van overeenkomstige toepassing op de voogd en op pleegouders, zoals grootouders of
ooms en tantes die de verzorging en opvoeding feitelijk ter hand nemen. Mocht dit
wetsvoorstel wet worden, dan zal dit ook in de verdere communicatie hieromtrent aandacht
krijgen, uiteraard in samenspraak met de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius
en Saba.
In het algemeen kan niet worden gezegd dat in scholen, kinderopvanginstellingen en
sportverenigingen sprake is van verzorging en opvoeding van het kind in de betekenis
van artikel 1:247 BW BES. Het wetsartikel is immers bedoeld tot nadere bepaling van
het (ouderlijk) gezag over minderjarige kinderen.
Wel strekt de ouderlijke verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het kind zich
uit tot zijn hele leefomgeving. Ouders mogen hun kinderen niet in een onveilige situatie
brengen of laten zitten. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan onveilige situaties
op school, de sportclub of andere verbanden waarin derden bijdragen aan de opvoeding
en ontplooiing van het kind. Soms weten of vermoeden ouders dat hun kind mishandeld
of misbruikt wordt, maar ondernemen zij geen stappen om de mishandeling of het misbruik
te stoppen. Het voorkomen van deze situaties behoort ook tot de ouderlijke verantwoordelijkheid.9
Daarnaast hebben professionals en organisaties – waaronder scholen, kinderdagopvanginstellingen
en sportverenigingen – een (eigen) verantwoordelijkheid om kinderen in Caribisch Nederland
te vrijwaren van (geestelijk of lichamelijk) geweld. Zo heeft het bevoegd gezag van
een school volgens de vigerende onderwijswetgeving in Caribisch Nederland een zorgplicht
voor de sociale, psychische en fysieke veiligheid van leerlingen.10 Geweld op scholen, kinderdagopvanginstellingen of sportverenigingen kan tevens als
mishandeling strafbaar zijn en om die reden via het strafrecht worden aangepakt.11
3. Het huidige (wettelijke) stelsel op de BES
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de voortgang van de realisatie van
advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling. Zij lezen dat najaar
2020 is gestart met het gefaseerd opzetten van een meldpunt in Bonaire. Ook lezen
zij dat voor Saba en Sint-Eustatius wordt toegewerkt naar het gefaseerd opzetten van
een meldpunt in het eerste kwartaal van 2021. Wat is de actuele stand van zaken? Zijn
de meldpunten reeds operationeel en wordt hier ook al gebruik van gemaakt?
De voornoemde leden vragen of zij het juist zien dat er geen meldcode is voor huiselijk
geweld en kindermishandeling op de BES en er ook geen juridische verplichting daartoe
bestaat. Zij vragen de regering inzicht te geven in de afwegingen om hier vooralsnog
niet toe over te gaan en of er niet alsnog toe zou kunnen worden overgegaan. Genoemde
leden merken daarbij ook op dat op een eiland met een hechte gemeenschap, het lastig
kan worden gevonden melding te maken van (mogelijke) kindermishandeling. Kan een meldcode,
en een wettelijke verplichting, hier niet juist in helpen?
Voorts vragen de bovengenoemde leden of niet breder aanleiding is om tot een Jeugdwet
voor de BES te komen. Zij denken daarbij ook aan de wijze van inrichting van jeugdzorg
momenteel. Doordat de zwaardere jeugdzorg bij het ministerie is gelegd, en de lichtere
jeugdzorg een lokale verantwoordelijkheid is, wordt niet in alle gevallen direct overgegaan
tot de zorg die het beste bij een kind past. Hoe kunnen blokkades worden weggenomen
en zou een Jeugdwet hier een oplossing voor kunnen bieden?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering wel de regeling van het Burgerlijk
Wetboek gelijk wil trekken, maar dat op andere onderwerpen die te maken hebben met
het bestrijden van kindermishandeling, verschillen blijven bestaan, waaronder de meldcode.
Deze leden vragen waarom ook bij andere wettelijke regelingen inzake kindermishandeling
niet actiever getoetst wordt of deze ook in de openbare lichamen van toepassing moeten
zijn, nu de regering aan eenduidigheid zegt te hechten.
De vragen van de ChristenUnie-fractie over de stand van zaken van de advies- en meldpunten
en de meldcode worden gezamenlijk met de eerdere vragen van de leden van de D66-fractie
uit paragraaf 1, hierna beantwoord. Daarbij wordt tevens ingegaan op de vragen van
de leden van de SGP-fractie over het belang van eenduidige regelgeving in Europees
en Caribisch Nederland inzake kindermishandeling.
Een goed functionerende laagdrempelige meldstructuur is een van de prioriteiten uit
het Bestuursakkoord Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling Caribisch Nederland
2021–2024 dat op 7 december 2020 is ondertekend door het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (hierna: VWS) en de drie openbare lichamen. De openbare lichamen
zijn verantwoordelijk voor het inrichten van een advies- en meldpunt.
Het openbaar lichaam Bonaire is gestart met de gefaseerde opening van het advies-
en meldpunt. Vooralsnog is de aanwezigheid van het advies- en meldpunt enkel bij organisaties
bekend gemaakt. In de zomer van 2021 wordt hieraan algemene bekendheid gegeven en
komt er een gratis telefoonnummer beschikbaar voor zowel professionals als burgers.
In de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel is opgenomen dat de openbare lichamen
van Saba en Sint Eustatius toewerken naar het gefaseerd opzetten van een gezamenlijk
advies- en meldpunt in het eerste kwartaal van 2021. In de Kamerbrief van 31 mei 2021
is vermeld dat dit door personeelswisselingen vertraging heeft opgelopen.12 De openbare lichamen van Saba en Sint Eustatius hebben hierover aangegeven dat de
aanpak van huiselijk geweld hoge prioriteit heeft en dat het gezamenlijke advies-
en meldpunt vanaf 1 oktober 2021 beschikbaar zal zijn voor professionals. Vervolgens
zal worden toegewerkt naar algemene bekendheid zodat ook burgers het gezamenlijke
advies- en meldpunt gratis kunnen bereiken.
In antwoord op de vragen van de leden van de SGP- en de ChristenUnie-fractie wordt
verder het volgende opgemerkt. In Europees Nederland is de aanpak van huiselijk geweld
en kindermishandeling onder andere formeel verankerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015 (hierna: Wmo 2015), de Jeugdwet en het Besluit verplichte meldcode huiselijk
geweld en kindermishandeling. Deze regelgeving is niet van toepassing in Caribisch
Nederland. Het één-op-één overnemen van deze regelgeving is niet altijd mogelijk:
rekening moet worden gehouden met de uitvoeringskracht van de openbare lichamen en
de kleinschalige, eilandelijke context met een andere culturele en historische achtergrond.
Op dit moment is de jeugdzorg beperkt geregeld in de Invoeringswet BES. Het Ministerie
van VWS voert de ambulante opvoedondersteuningen, de kinderbeschermingsmaatregelen
en de pleegzorg uit en financiert via subsidie de residentiële jeugdzorg. De openbare
lichamen zijn verantwoordelijk voor de preventieve jeugdtaken en eerstelijns opvoedondersteuning.
Die taken zijn in 2019 op Saba en Sint Eustatius aan de openbare lichamen overgedragen,
die daar feitelijk sinds 2020 invulling aan geven. Op Bonaire worden de taken uitgevoerd
door het Centrum Jeugd en Gezin. Er is op Bonaire in 2020 een project gestart gericht
op de clustering van deze taken en taken op het gebied van maatschappelijke ondersteuning,
armoedebestrijding (inclusief schuldhulpverlening) en sociale activering/participatie.
Deze nieuwe organisatie zal per 1 januari 2022 ingericht zijn. Daarnaast is er de
ontwikkeling van een zorgstructuur voor de kinderopvang en de buitenschoolse opvang
in het kader van het programma BES(t)4Kids en ontwikkelt het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap met de Expertisecentra Onderwijszorg specialistische onderwijsvoorzieningen.
Er worden hiermee stappen gezet om het stelsel voor jeugdzorg op de BES verder uit
te werken. Waar nodig zal daarbij ook worden voorzien in een juridische basis.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien het juist dat er thans geen juridische verplichting
bestaat tot het instellen van een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
In de voortgangsrapportage van de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling in
Caribisch Nederland van 14 mei 2020 heeft de Staatssecretaris van VWS uw Kamer geïnformeerd
dat het Ministerie van VWS in 2019 een juridische handreiking heeft laten ontwikkelen.13 Hierin zijn de regels beschreven voor het delen van informatie, meer in het bijzonder
wat mag en kan binnen de huidige wetgeving van Caribisch Nederland bij signalen of
vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. De handreiking richt zich met
algemene en specifieke informatie op alle beroepsgroepen die in Caribisch Nederland
bij de aanpak zijn betrokken en bevat, evenals de in Europees Nederland verplicht
gestelde meldcode, een stappenplan voor het melden van (vermoedens van) huiselijk
geweld of kindermishandeling. Medewerkers van de drie openbare lichamen zijn getraind
om deze beroepsgroepen te informeren over de inhoud van de juridische handreiking
en hen te begeleiden om het daarin opgenomen stappenplan melden huiselijk geweld en
kindermishandeling op de juiste wijze toe te passen en te implementeren binnen hun
organisaties.
Op dit moment bekijkt de Staatssecretaris van VWS of hij op basis van artikel 18.4.5
Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba juridische stappen
kan zetten om te komen tot de instelling van en toedeling van taken aan advies- en
meldpunten in Caribisch Nederland. De Staatssecretaris van VWS beziet voorts of op
basis hiervan een stappenplan melden huiselijk geweld en kindermishandeling verplicht
kan worden gesteld en voor wie deze verplichting dan kan gaan gelden.
4. Gevolgen
De leden van de CDA-fractie lezen dat het wetsvoorstel hoofdzakelijk normstellend
van aard is. De verduidelijking van de verantwoordelijkheid van ouders/verzorgers
en wat deze verantwoordelijkheid betekent ten aanzien van geweld in de opvoeding is
van meerwaarde, zo menen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen de regering
in dat kader wel of het wetsvoorstel niet ook andere gevolgen heeft. Is er op basis
van dit wetsvoorstel meer mogelijk in het kader van preventie en opvoedondersteuning
zo vragen de bovengenoemde leden. In dat kader vragen deze leden of de introductie
van een soortgelijk artikel 1:247 lid 2 Burgerlijk Wetboek in het Europese deel van
Nederland positieve gevolgen heeft gehad in de (uitvoerings)praktijk en of deze positieve
gevolgen ook verwacht kunnen worden op de BES-eilanden na invoering van onderhavig
wetsvoorstel.
Daarnaast vragen de voorgenoemde leden zich af of deze wetstoevoeging en verduidelijking
ook behulpzaam kunnen zijn in rechtszaken c.q. het kunnen komen tot een veroordeling.
Of is hier niet direct een verband mee c.q. een knelpunt, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het wetsvoorstel een aanknopingspunt
voor professionals biedt om het gesprek over kindermishandeling aan te gaan.
Zij vragen de regering of professionals hiervoor al voldoende zijn toegerust, of dat
aanvullende ondersteuning nodig is. Voornoemde leden delen de constatering dat de
norm als een steun in de rug voor kinderen dient.
Zij vragen hoe ook scholen worden bekendgemaakt met deze wetswijziging en hoe om te
gaan wanneer zij signalen horen of zien van (mogelijke) kindermishandeling of geweld
in de opvoeding.
De leden van de SGP-fractie benoemen dat de regering de mogelijkheden schetst die
het wetsvoorstel biedt om kindermishandeling te bestrijden en te voorkomen. Zij vragen
de regering te reflecteren op de ervaringen die sinds 2007 zijn opgedaan met de wet.
In hoeverre is het beoogde effect van de wet opgetreden? Heeft de toevoeging aan het
Burgerlijk Wetboek bijgedragen aan het bestrijden van kindermishandeling en ervaren
hulpverleners de regeling als een duidelijke meerwaarde?
De vragen van de leden van de CDA-fractie, de ChristenUnie-fractie en de SGP-fractie
worden hieronder gezamenlijk beantwoord. Terecht merken de leden van de CDA-fractie
op dat het wetsvoorstel in hoofdzaak normstellend van aard is en ertoe strekt de ouderlijke
verantwoordelijkheid te verduidelijken. Deze ouderlijke verantwoordelijk brengt mee
dat er geen ruimte is voor toepassing van geestelijk of lichamelijk geweld in de verzorging
en opvoeding van het kind. De rechtspraktijk heeft na wijziging van artikel 1:247
lid 2 in het Burgerlijk Wetboek van Europees Nederland laten zien dat aan het artikel
reflexwerking toekomt naar het strafrecht. Hierbij is ook stilgestaan in het antwoord
op de vragen van de leden van de SGP-fractie in paragraaf 2.1. De verwachting is dan
ook dat deze reflexwerking naar het strafrecht zich ook zal voordoen in Caribisch
Nederland. De voorgestelde wijziging krijgt daarmee een rol van betekenis bij aan
de strafrechter voorgelegde gevallen van kindermishandeling.
In 2019 heeft het Ministerie van VWS opdracht gegeven om in een handreiking het juridisch
kader te beschrijven dat geldt bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
in Caribisch Nederland. Het wettelijk kader is, zoals de leden van de bovengenoemde
fracties aangeven, anders dan in Europees Nederland. Deze juridische handreiking draagt
bij aan de kennis van professionals over de wettelijke mogelijkheden en bevoegdheden
die zij hebben in het kader van de bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Er zijn professionals van zowel de eilanden als de landen getraind, zodat de juridische
handreiking en het daarin opgenomen stappenplan voor het doen van een melding lokaal
kan worden toegepast en betekenis kan krijgen. In 2020 is de juridische handreiking
vertaald in het Engels voor gebruik op de Bovenwindse Eilanden.
Het openbaar lichaam Bonaire is eind 2019 gestart met het trainen van het stappenplan
melden aan de professionals in de keten. Mede als gevolg van de Covid-19-pandemie
is een aantal trainingen uitgesteld. Begin 2021 zijn de trainingen weer hervat. Medewerkers
van het Expertisecentrum Onderwijszorg (EOZ) worden medio 2021 getraind als aandachtsfunctionaris
huiselijk geweld en kindermishandeling. EOZ zal tezamen met het openbaar lichaam Bonaire
starten met een basistraining huiselijk geweld en kindermishandeling op de scholen.
Hierna zal de training juridische handreiking plaatsvinden waardoor alle scholen getraind
zijn in het signaleren van kindermishandeling en hoe zij daarbij moeten handelen.
De openbare lichamen Saba en Sint Eustatius starten medio 2021 met de uitrol van de
training juridische handreiking bij onder andere de scholen en de kinderopvang. Deze
trainingen zullen mede zorgdragen voor aanknopingspunten voor de professionals op
onder andere de scholen om het gesprek over kindermishandeling aan te gaan.
Om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling verder te versterken, faciliteert
het Ministerie van VWS tevens een training voor professionals, zoals maatschappelijk
werkers en eerstelijns hulpverleners, van elk eiland in gesprekstechnieken in relatiegesprekken.
Deze training zal plaatsvinden in vierde kwartaal van 2021. In deze training krijgen
de professionals concrete handvatten om in gesprekken met cliënten huiselijk geweld
en kindermishandeling bespreekbaar te maken.
5. Advies en Consultatie
De leden van de ChristenUnie-fractie sluiten zich aan bij het pleidooi van de Kinderombudsman
om ook aanvullend maatregelen te treffen om kindermishandeling blijvend tegen te gaan.
Welke kansen biedt voorliggend wetsvoorstel om de huidige aanpak te versterken? Voornoemde
leden vragen of het wetsvoorstel expliciet ter consultatie is voorgelegd bij de besturen
en eilandsraden van de BES-eilanden.
Met de leden van de ChristenUnie-fractie zie ik het belang van het nemen van aanvullende
maatregelen tegen kindermishandeling. In dat kader wijs ik op het Bestuursakkoord
Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling Caribisch Nederland 2021–2024 welke
reeds is besproken in paragraaf 3. Over de wijze waarop het wetsvoorstel past bij
de huidige aanpak van kindermishandeling, merk ik het volgende op.
Jeugdzorg CN voert in Caribisch Nederland de kinderbeschermingsmaatregelen uit. Om
de kwaliteit van de hulpverlening te verbeteren, is er sinds 2019 een nieuwe methodiek
geïmplementeerd gericht op de veiligheid van het kind. Een belangrijk onderdeel van
deze werkwijze zijn de kindgesprekken die regelmatig plaatsvinden, waarbij de mening
van het kind wordt gehoord en meegenomen wordt in het hulpverleningstraject. Het wetsvoorstel
kan jeugdzorgprofessionals helpen om geweld in de opvoeding bespreekbaar te maken
en ouders te overtuigen van de noodzaak om hulp te aanvaarden bij de opvoeding van
hun kinderen.
Om blijvende aandacht te houden voor het onderwerp kindermishandeling wordt er ieder
jaar in november door de openbare lichamen en Jeugdzorg CN de week tegen kindermishandeling
georganiseerd. Dit wetsvoorstel versterkt de boodschap die tijdens deze week wordt
uitgedragen. In de afgelopen jaren zijn er op alle eilanden diverse workshops gegeven
aan professionals en ouders, organiseerde Saba een movienight rondom het onderwerp en zijn de jeugdzorgprofessionals op Bonaire de wijken ingegaan
om met burgers te praten over het onderwerp.
De Ministeries van VWS en BZK zijn voorts met de openbare lichamen gestart met een
pilot Kindertelefoon BES. Hierin is er een samenwerking met de Kindertelefoon Aruba
opgezet om diens werkgebied uit te breiden. Sint Eustatius zal als eerste aangesloten
worden in september 2021. Saba volgt eind 2021 en Bonaire in het eerste kwartaal van
2022. De kindertelefoon zal geheel gratis zijn voor kinderen. Daarnaast wordt er gewerkt
aan een website waar de kinderen over diverse onderwerpen informatie kunnen krijgen.
Onderhavig wetsvoorstel draagt bij aan bewustwording bij kinderen dat het gebruik
van geweld in hun opvoeding niet toelaatbaar is.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen voorts of het wetsvoorstel expliciet ter
consultatie is voorgelegd aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Het wetsvoorstel is in de zomer van 2020 (ambtelijk) voorgelegd aan de openbare lichamen.
Tevens zijn de openbare lichamen bij de start van de internetconsultatie op 25 september
2020 geïnformeerd over de internetconsultatie en is opnieuw gelegenheid geboden om
te reageren. De openbare lichamen hebben hiervan overigens geen gebruik gemaakt.
6. Overig
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of afdoende helder is hoeveel kinderen
momenteel te maken hebben met geweld in de opvoeding en hoe monitoring tot stand komt.
Is de regering bereid, in elk geval de eerste jaren, te rapporteren over de voortgang
van de aanpak van huiselijk geweld en dus ook de effectiviteit van voorliggend wetsvoorstel?
De regering is bereid om uw Kamer periodiek te informeren over de voortgang van de
aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland, waaronder
de voortgang van het Bestuursakkoord Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling
2021–2024.
Monitoring kan daarbij helpen om inzichtelijk te maken waar men staat met de aanpak
van huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland. Unicef heeft binnen
het BES-programma aandacht voor het onderdeel monitoring en evaluatie. Samen met andere
internationale organisaties heeft Unicef expertise ontwikkeld in het inrichten van
monitoringskaders. Een onderdeel van het BES-programma van Unicef is een «results
based management» training die aangeboden is aan de openbare lichamen. Om ervoor te
zorgen dat ministeries en de openbare lichamen dezelfde taal spreken, heeft er een
gezamenlijke training plaatsgevonden in mei 2021. Naar aanleiding van de training
wordt er onder voorzitterschap van VWS met de ambtelijke werkgroep huiselijk geweld
en kindermishandeling periodiek de voortgang van de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling
en van belang zijnde ontwikkelingen besproken.
Met het inrichten van de advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling
in Caribisch Nederland zal er daarnaast meer inzicht komen over het aantal kinderen
dat te maken heeft met geweld in de opvoeding. De advies- en meldpunten kunnen hierin
een cijfermatig inzicht geven in aantallen adviesvragen, meldingen en overdrachten
ten aanzien van signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling (van burgers en
professionals) die worden gemeld.
Omdat deze wijziging van het BW BES samenvalt met de andere bovengenoemde activiteiten
ten behoeve van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, zullen de mogelijke
effecten van deze wetswijziging dan ook samenvallen met de mogelijke effecten van
deze bredere aanpak. Hierover zal derhalve in samenhang worden gerapporteerd.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming