Schriftelijke vragen : Het op straat zetten van meerderjarige weeskinderen (en/of andere medebewoners van overleden familieleden of partners).
Vragen van de leden Van der Plas (BBB) en Koerhuis (VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zakenoen Koninkrijksrelaties over het op straat zetten van meerderjarige weeskinderen (en/of andere medebewoners van overleden familieleden of partners) (ingezonden 30 augustus 2021).
Vraag 1
Kent u het bericht «Moeder overlijdt en nu moeten kinderen het huis uit. Mama zou
dit vreselijk vinden»?1
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat kinderen van wie hun ouder(s) is overleden al na 2 dagen een
sommatie krijgen van de woningcorporatie om de woning te verlaten?
Vraag 3
Bent u ervan op de hoogte dat dit niet alleen bij jongvolwassen weeskinderen gebeurt,
maar ook bij andere mensen die samenleefden met een familielid of partner?
Vraag 4
Deelt u de mening dat je weeskinderen niet op straat zet, ook al zijn ze meerderjarig?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Deelt u de mening dat hier geen enkele sprake is van menselijke maat? Zo nee, waarom
niet?
Vraag 6
Wat is de stand van zaken van de gedragscode die u samen met verhuurders en experts
wil uitwerken «om te zorgen dat meerderjarige weeskinderen een passende oplossing
geboden kan worden en het voor verhuurders duidelijk is wat zij hierin kunnen en moeten»,
zoals u schreef in uw Kamerbrief van 6 juli 2021 (hierna: Kamerbrief), waarin u uitvoering
gaf aan de motie Koerhuis (35 570 VII, nr. 42, ingediend vanwege een soortgelijk geval in 2020)?
Vraag 7
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het in uw Kamerbrief van 6 juli 2021 gestelde:
«Daarnaast wil ik de ruimte voor woningcorporaties verruimen om meerderjarige weeskinderen
meer tijd te gunnen voor keuzes over hun vervolgstappen. Dat wil ik doen door corporatie
de mogelijkheid te bieden om meerderjarige weeskinderen tijdelijke huurcontracten
toe te kennen als dat bijdraagt aan het vinden van een passende oplossing. Daarnaast
wil ik de komende periode bezien of er andere wettelijke mogelijkheden zijn om de
positie van meerderjarige weeskinderen te verbeteren zodat zij meer rust ervaren voor
rouwverwerking en om beslissingen voor de toekomst te nemen.»?
Vraag 8
Als u het gedrag van woningcorporaties nu ziet, terwijl zij weten dat u bezig bent
met een gedragscode op te stellen, vertrouwt u er dan op dat zij een niet-afdwingbare
gedragscode wel opvolgen en nakomen?
Vraag 9
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het gestelde in uw Kamerbrief van 6 juli
dat u wilde «bezien of er andere wettelijke mogelijkheden zijn om de wettelijke positie
van meerderjarige weeskinderen te verbeteren»?
Vraag 10
Aangezien u als Minister de mogelijkheid hebt om op zeer korte termijn een wettelijk
besluit te nemen of wetgeving in te voeren om snel een einde te maken aan deze schrijnende
situaties, bent u bereid om zo snel mogelijk af te zien van een niet afdwingbare «gedragscode»
en een afdwingbaar wettelijk besluit te nemen of wet in te voeren dat een einde maakt
aan dit soort schrijnende gevallen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 11
Bent u bereid om bij woningcorporatie Ons Huis in Enschede er per omgaande op aan
te dringen om een menselijke oplossing te vinden voor Fabiënne en Valerie Valk en
Sil Brummer? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Bent u bereid om er, via een brief, bij alle woningcorporaties op aan te dringen,
in afwachting van wetgeving, de menselijke maat toe te passen en met de verhuurders
die in een vergelijkbare situatie (komen te) zitten tot een menselijke oplossing te
komen? Zo nee, waarom niet?
Indieners
-
Gericht aan
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Indiener
Caroline van der Plas, Kamerlid -
Medeindiener
D.A.N. Koerhuis, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.