Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 775 Goedkeuring van de op 17 juli 2018 te Tokio tot stand gekomen Strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds (Trb. 2018, 171)
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 15 juli 2021
De regering dankt de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal voor haar verslag van 21 mei 2021 met betrekking tot het wetsvoorstel
tot goedkeuring van de Strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie
en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds (hierna: de Overeenkomst). Met
belangstelling is kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de
desbetreffende fracties. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden de vragen
beantwoord, waarbij de volgorde van de vragen wordt aangehouden.
1. Algemeen
De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe de voorlichting over het gesloten
verdrag vorm wordt gegeven en voor welke Nederlandse sectoren dit verdrag in het bijzonder
relevant is.
De overeenkomst voorziet in versterkte samenwerking tussen de EU en Japan op een breed
scala aan beleidsterreinen. Voor Nederland zijn in het bijzonder de sectoren landbouw,
energie, milieu en klimaatverandering relevant. Daarnaast is voor Nederland van belang
dat de EU de samenwerking met Japan versterkt op het gebied van multilateralisme,
cyberveiligheid en de bestrijding van massavernietigingswapens. Alle relevante huidige
informatie over het verdrag is te vinden op de website van EDEO.1 Tevens kan op de website van de Europese Commissie informatie worden gevonden over
de Economische Partnerschapsovereenkomst (EPA) tussen de EU en Japan, die parallel
aan deze Overeenkomst werd uitonderhandeld en op 1 februari 2019 in werking is getreden.
2. Algemene inleiding
2.1 Geschiedenis en totstandkoming van de partnerschapsovereenkomst
Op 6 mei 2021 was de Overeenkomst geratificeerd door 16 EU-lidstaten. Ook het Japanse
en Europees Parlement hebben de Overeenkomst geratificeerd. De leden van de CDA-fractie
vragen de regering waarom het zo lang heeft geduurd voordat Nederland dit verdrag
aan de Staten-Generaal heeft voorgelegd. Deze leden vragen de regering tevens een
overzicht te geven van de voortgang van ratificatie in de landen die het verdrag nog
niet hebben geratificeerd en daarbij aan te geven naar welk moment gestreefd wordt
om het verdrag volledig in werking te laten treden.
De Overeenkomst is op 17 juli 2018 tot stand gekomen en zal in werking treden als
het door alle partijen (Japan, de EU en haar lidstaten) is geratificeerd; ondertussen
hebben 18 EU-lidstaten en Japan de Overeenkomst geratificeerd. De 9 EU-lidstaten die
nog niet hebben geratificeerd zijn België, Cyprus, Denemarken, Frankrijk, Griekenland,
Ierland, Italië, Nederland en Zweden. Ieder land heeft zijn eigen nationale procedures
ten behoeve van ratificatie van de Overeenkomst; inwerkingtreding is afhankelijk van
deze individuele ratificaties en nationale procedures. Een (streef)datum voor volledige
inwerkingtreding kan derhalve nog niet worden gegeven. Wel wordt het verdrag, voor
zover het EU-competenties betreft, sinds 1 februari 2019 voorlopig toegepast tussen
de EU en Japan.
De regering streeft ernaar elk verdrag zo spoedig mogelijk na de totstandkoming aan
het parlement voor te leggen. Daarbij hecht de regering aan een zorgvuldige voorbereiding
van de goedkeuringsstukken, alvorens deze aan de Raad van State worden toegestuurd
en vervolgens worden voorgelegd aan het parlement.
2.2 Beoordeling van de partnerschapsovereenkomst
De regering geeft aan dat een meerwaarde van het verdrag is dat zowel de EU als Japan
ten aanzien van de sectorale samenwerking informatie, standpunten en best practices
kunnen uitwisselen op het gebied van onder andere vervoer, industrie en energie. De
leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre dat dan al is gebeurd en op
welke manier deze uitwisseling van informatie, standpunten en best practices vorm
is gegeven.
Uitwisseling van informatie, standpunten en best practices vindt primair plaats via de onder de Overeenkomst opgerichte overlegorganen, met
name via het gemengd comité (artikel 42). Aan het gemengd comité nemen vertegenwoordigers
van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en Europese Commissie deel alsook
vertegenwoordigers van de Japanse overheid, in het bijzonder van het Japanse Ministerie
van Buitenlandse Zaken. Tot nog toe hebben twee formele en één informele bijeenkomst
(per videoverbinding) plaatsgevonden. De Covid-pandemie bemoeilijkte de samenkomst
van het comité. Naast het gemengd comité kunnen op deelonderwerpen thematische overlegorganen
worden opgericht. Tot nog toe is dat nog niet gebeurd. In de eerste bijeenkomsten
sprak het gemengd comité vooral over de onderwerpen die prioriteit hebben in de relatie
van de EU met Japan, zoals multilateralisme, klimaat, mensenrechten, connectiviteit
en cyber.
Daarnaast vormt de voortgang van de uitvoering van de afspraken uit het verdrag ook
geregeld onderwerp van gesprek in high-level bijeenkomsten tussen de EU en Japan,
zoals de EU-Japan top van 27 mei jl. In de slotverklaring van deze bijeenkomst die
beide partijen overeenkwamen wordt ook verwezen naar de Overeenkomst. De in de annex
bij de slotverklaring geïdentificeerde gebieden waarop de EU en Japan de samenwerking
wensen te intensiveren, sluiten aan bij de reeds gemaakte afspraken in de Overeenkomst.
2.3 Voorlopige toepassing
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven welke resultaten er reeds
zijn gerealiseerd sinds de voorlopige inwerkingtreding in 2019. Deze leden vragen
de regering daarbij specifiek aan te geven welke Nederlandse sectoren profiteren,
maar ook op welke manier dit verdrag al heeft bijgedragen aan het de-escaleren van
spanningen in de regio en op welke manier de EU en Japan hebben samengewerkt, bijvoorbeeld
richting dreigingen uit Noord-Korea of toenemend assertief gedrag van China.
Sinds de voorlopige inwerkingtreding hebben de EU en Japan de samenwerking op beleidsniveau
geïntensiveerd over de gehele breedte van de Overeenkomst. De Overeenkomst reflecteert
de wens van beide partijen om de strategische samenwerking te verdiepen. Dat is niet
alleen voordelig voor Europese en Japanse burgers en bedrijven maar ook voor de internationale
gemeenschap omdat de EU en Japan zich gezamenlijk nadrukkelijker inzetten op het gebied
van onder andere klimaatverandering, multilateralisme en vrijhandel. De Overeenkomst
bood ook de basis voor nieuwe samenwerkingsinitiatieven zoals het EU-Japan
Connectivity Partnership en de EU Japan Green Alliance. Ook daar hebben Nederlandse burgers en bedrijven belang bij.
Verder biedt de overeenkomst handvatten om de samenwerking op het gebied van vrede
en veiligheid te intensiveren. Het toenemend assertieve gedrag van China en de dreigingen
vanuit Noord-Korea vormen regelmatig onderwerp van gesprek tussen de EU en Japan,
zo ook tijdens de EU-Japan top van 27 mei jl. Daar onderstreepten de partijen hun
streven naar denuclearisering van het Koreaans schiereiland, in lijn met relevante
VN-resoluties. Ook benadrukten de partijen zich te zullen blijven inzetten tegen oplopende
spanningen in de Zuid-Chinese zee, onder andere door het belang te benadrukken van
het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS).
3. Artikelsgewijze toelichting
Samenwerking op het gebied van milieu en klimaatverandering (artikelen 23 en 24)
De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre een duurzaamheidsclausule
onderdeel uitmaakt van het verdrag en of het behalen van het Parijsakkoord als een
gemeenschappelijke opgave voor zowel de EU als Japan wordt geformuleerd. Tevens vragen
deze leden in hoeverre de Japanse walvisvaart wordt benoemd in het verdrag, en of
dit ook geldt voor de vangst van tonijn en haaienvinnen.
Artikel 23 en 24 van de Overeenkomst zien op de samenwerking tussen de EU en Japan
op het gebied van milieu en klimaat. Daarin spreken de Partijen af standpunten, informatie
en best practices ten aanzien van beleidsvorming op deze onderwerpen uit te wisselen. Bevordering van
duurzame ontwikkeling vormt een belangrijke pijler van deze artikelen. Ook spreken
de Partijen concreet af samen te werken om de doelstellingen van het Akkoord van Parijs
te verwezenlijken en de multilaterale rechtskaders daartoe te versterken.
Artikel 28 van de Overeenkomst ziet op de samenwerking tussen de Partijen op het gebied
van visserij, gericht op de instandhouding op de lange termijn, doeltreffend beheer
en het duurzaam gebruik van visbestanden. Uitgebreidere afspraken over het behoud
en duurzaam gebruik van visbestanden en het naleven van internationale afspraken op
dit vlak hebben de EU en Japan gemaakt in artikel 16.8 van de Economische Partnerschapsovereenkomst
tussen de EU en Japan.
Nederland is voorstander van de bescherming van walvissen en betreurt het Japanse
besluit om de commerciële walvisjacht te hervatten en zich terug te trekken uit de
Internationale Walvisvaartcommissie (IWC). De EU staat de handel in walvisproducten
niet toe, conform de afspraken onder de Overeenkomst inzake de internationale handel
in bedreigde plant- en diersoorten (CITES). De Economische Partnerschapsovereenkomst
van de EU en Japan bevestigt tevens het belang van biologische diversiteit in overeenstemming
met de overeenkomsten waarbij Partijen zijn aangesloten, zoals CITES.
Justitiële samenwerking (artikelen 32 tot en met 39)
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat er tussen de EU en Japan twee belangrijke
knelpunten zijn in de relatie ondanks het sluiten van dit verdrag. De eerste gaat
over het naleven door Japan van internationale afspraken over kindontvoeringen. Het
komt voor dat kinderen van een Europese en Japanse ouder naar Japan worden ontvoerd,
waarna de Europese ouder geen contact meer met het kind krijgt. Het Europees Parlement
heeft op 9 juli 2020 een resolutie aangenomen waarin het dit probleem adresseert.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering wanneer dit zorgpunt is geadresseerd
bij de Japanners en hoeveel gevallen er sinds de voorlopige inwerkingtreding van het
verdrag bekend zijn van kindontvoering. Een tweede struikelblok in de relatie betreft
het feit dat in Japan de doodstraf nog steeds wordt uitgevoerd. De leden van de CDA-fractie
vragen ook aangaande dit punt wanneer dit geadresseerd is bij de Japanners en verzoeken
de regering hierover nadrukkelijk notitie te maken wanneer de kans zich voordoet,
aangezien bij het sluiten van partnerschapsrelaties door de EU de Europese waarden
als een absoluut uitgangspunt gehanteerd dienen te worden en telkens dienen te worden
geadresseerd.
Didier Reynders, de Europese Commissaris voor Justitie, heeft het zorgpunt van kindontvoeringen
op 20 april 2020 aangekaart in een brief aan Masako Mori, de toenmalig Japanse Minister
van Justitie. Tijdens de EU-Japan mensenrechtendialoog van 16 juni jl. heeft de EU-zijde
dit zorgpunt opnieuw opgebracht. De EU is momenteel in contact met Japan om een expertworkshop
over kindontvoeringen te organiseren. De The Hague Convention Division van het Japanse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft desgevraagd aangegeven dat
er in de periode 1 april 2020 tot 31 maart 2021 sprake was van 59 kindontvoeringszaken
die onder het Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale
ontvoering van kinderen vallen.
Japan heeft op 26 december 2019 voor het laatst de doodstraf uitgevoerd. In reactie
daarop heeft de EU, mede namens de lidstaten, een statement uitgevaardigd waarin het
zich principieel uitspreekt tegen het toepassen van de doodstraf en Japan oproept
om een moratorium op de doodstraf aan te nemen. De EU heeft zich tijdens de recente
mensenrechtendialoog van 16 juni jl. opnieuw tegen de doodstraf uitgesproken, maar
kreeg van Japanse zijde te horen dat hun positie ongewijzigd is.
Slotbepalingen (artikelen 43 tot en met 51)
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven hoe dit verdrag zich verhoudt
tot het handelsverdrag tussen de EU en Japan (JEFTA). In het genoemde handelsverdrag
is er geen sprake van geschillenbeslechting, omdat daarover geen overeenkomst bereikt
was. Officieel wordt er nog steeds onderhandeld tussen de EU en Japan over geschillenbeslechting
tussen investeerders en staten. Er zijn onderhandelingen gaande over een afzonderlijke
investeringsbeschermingsovereenkomst (Investment Protection Agreement, IPA). Desondanks
is er nog geen overeenstemming over deze kwestie, aangezien de EU voorstander is van
het Investment Court System (ICS), zoals ook het geval is bij de handelsakkoorden
met Canada, Vietnam en Singapore, terwijl Japan voorstander is van arbitrage (Investor State Dispute Settlement, ISDS). De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe het ervoor staat met deze
onderhandelingen en wat het resultaat was van de laatste onderhandelingsronde. Tevens
vragen deze leden aan de regering om aan te geven hoe Japan staat ten opzichte van
de voorstellen van de EU voor de oprichting van een multilateraal hof voor geschillenbeslechting.
De Overeenkomst is een breed verdrag dat als doelstelling heeft om bilaterale samenwerking
tussen de EU en Japan te versterken op tal van beleidsterreinen. De Economische Partnerschaps-overeenkomst
(EPA) tussen de EU en Japan is een separaat handelsakkoord dat tarieven en andere
handelsbarrières wegneemt en het overkoepelende doel heeft om handel tussen de EU
en Japan te bevorderen. Zoals de leden van CDA-fractie aangeven, kon er geen overeenstemming
worden bereikt tussen de EU en Japan over investeerder-staatgeschillenbeslechting,
waardoor hierover geen afspraken in de EPA zijn opgenomen. De EU is voorstander van
het oprichten van een stelsel van investeringsgerechten (Investment Court System, ICS) terwijl Japan wil vasthouden aan investeerder-staatarbitrage (Investor State Dispute Settlement, ISDS). De Europese Commissie en Japan onderhandelen officieel nog door over een
investeringsbeschermingsovereenkomst (IPA) en dit onderwerp, maar het is recentelijk
niet meer aan de orde gekomen tijdens de onderhandelingen. Er vinden parallel discussies
plaats over dit onderwerp in de Commissie voor internationaal handelsrecht van de
Verenigde Naties (UNCITRAL) Werkgroep III, waarin de EU op multilateraal niveau hervormingen
van ISDS en het invoeren van een multilateraal ICS (het zogenaamde Multilateral Investment Court, of MIC) voorstaat. Uit deze discussies blijkt dat Japan nog altijd geen voorstander
is van deze voorstellen.
Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie de regering wanneer dit verdrag geëvalueerd
wordt en op welke manier dit kan worden herzien of worden aangepast.
De Overeenkomst kan worden herzien op basis van overeenstemming tussen de verdragspartijen.
Het gemengd comité ziet toe op de uitvoering van dit verdrag en dient in die hoedanigheid
als evaluerend orgaan. Er is geen specifieke «evaluatie-clausule» opgenomen in het
verdrag. Conform artikel 42 van de Overeenkomst streeft het gemengd comité ook naar
geschilbeslechting ten aanzien van de toepassing en uitvoering van de Overeenkomst,
mocht dat nodig zijn. Het gemengd comité heeft tevens de mogelijkheid de onderlinge
samenwerking uit te breiden tot verdere terreinen die niet in de Overeenkomst zijn
vermeld, op voorwaarde dat zij in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de
Overeenkomst.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken