Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang subsidieregeling STAP-budget (Kamerstuk 30012-138)
30 012 Leven Lang Leren
Nr. 139 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 2 juli 2021
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
brief van 21 juni 2021 over 2021 inzake de Voortgang subsidieregeling STAP-budget
(Kamerstuk 30 012, nr. 138).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 juni 2021 aan de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 29 juni 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Peters
De griffier van de commissie, Post
Ik dank de Kamer voor hun reactie op en vragen naar aanleiding van de door de regering
verzonden brief over de voortgang van de subsidieregeling STAP-budget. Ik zal deze
achtereenvolgens thematisch beantwoorden.
Consequenties invoering STAP 1 maart 2022
De leden van VVD, D66 en CDA hebben vragen gesteld over de invoering van STAP per
1 maart 2022 terwijl de fiscale scholingsaftrek per 1 januari 2022 wordt afgeschaft.
Zij stellen vragen over het ontbreken van publieke financiering van scholing in de
eerste maanden van 2022, en de risico’s en haalbaarheid van de tijdige uitvoering
van STAP voor DUO en UWV. Vragen die ik goed begrijp en die ik hieronder uitgebreid
zal beantwoorden. Deze vragen zijn ook aan de orde geweest en gewogen in het overleg
dat ik de afgelopen tijd samen met het Ministerie van OCW met ketenpartijen UWV en
DUO heb gevoerd. En in het overleg met het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT) naar
aanleiding van hun eerste bevindingen. Alles overwegende kom ik, gezamenlijk met OCW,
DUO en UWV, tot de conclusie dat implementatie van STAP in 2022 krap maar haalbaar
is, zoals ik Uw Kamer ook heb bericht in de brief van 21 juni jl. Het spreekt vanzelf
dat gedurende de implementatie van STAP zich nog knelpunten zullen voordoen die we
nu nog niet kunnen overzien. Door in te zetten op de robuuste invoering van de basis
van de STAP-regeling en verdere verbeteringen te faseren in de tijd, is invoering
in 2022 haalbaar. Daarnaast biedt de periode van proefproductie beperkt de ruimte
en tijd om kleinere, onvoorziene knelpunten zo mogelijk op te lossen tussen ketenpartners.
Ik verwacht dat de grootste risico’s op verder uitstel daarmee gemitigeerd zijn.
Door wel gezamenlijk te koersen op het beschikbaar stellen van STAP-budget vanaf maart
2022, werken we samen aan het vervangen van de fiscale scholingsaftrek door de meer
toegankelijke uitgavenregeling STAP doordat er geen voorschot en geen eigen bijdrage
voor scholing tot € 1.000 nodig is; het benutten van het huidige momentum in het implementatieproces;
en de beschikbaarheid van een instrument als STAP tijdens de vormgeving van verder
(herstel-)beleid van economie en arbeidsmarkt gericht op scholing.
In de brief over de voortgang van de subsidieregeling STAP-budget heb ik voorgesteld
om in plaats van per 1 januari 2022 per 1 maart 2022 de loketten voor STAP te openen,
terwijl het kabinet tegelijkertijd voorstelt om de fiscale scholingsaftrek per 1 januari
2022 te discontinueren. Dit betekent dat er voor burgers die tussen 1 januari en 29 maart
2022 met een scholingsactiviteit willen beginnen geen financiering beschikbaar is.
De leden van de VVD-fractie en CDA-fractie vragen naar de overwegingen van deze timing,
zeker met het oog op dat het nieuwe kalenderjaar en een post-corona economie een natuurlijk
moment lijken voor het pakken van nieuwe kansen.
De leden van de VVD-fractie wijzen op het feit dat als gevolg van de openstelling
van STAP vanaf 1 maart 2022 en de aanvraagperiode van vier weken, de eerste maanden
van 2022 geen publieke financiering van scholing beschikbaar zal zijn. Zij vragen
zich af of dit geen nadeel is voor mensen die juist aan het begin van een nieuw kalender
jaar hun kansen willen pakken.
Dit nadeel is mij bekend, en ook nadrukkelijk gewogen bij mijn besluit om STAP, met
twee maanden vertraging, in te voeren in 2022. Ten eerste kent de invoering van STAP
per 1 maart een aantal voordelen voor de burger. Zo kunnen in 2022 namelijk alsnog
een groot aantal mensen gebruik maken van publieke financiering voor het volgen van
scholing, zonder dat zij de scholingskosten hoeven voor te schieten en waarmee ze
de scholing volledig publiek gefinancierd kunnen krijgen. Dit maakt scholing voor
veel mensen direct toegankelijker. Het nadeel van openstelling per 1 maart 2022 is
dat burgers voor een vaststaande periode geen scholingsactiviteiten kunnen starten
met financiering van het STAP-budget. Die periode is echter beperkt en bovendien zijn
er – naast financiering door de sector of werkgever – nog andere mogelijkheden voor
burgers om met behulp van publieke financiering scholingsactiviteiten te volgen. Zo
is er de mogelijkheid om scholing te volgen via de subsidieregeling NL leert door
met inzet van sectoraal maatwerk. Daarnaast zal in het najaar van 2021 nog een nieuw
tijdvak van de regeling NL leert door met inzet van scholing worden opengesteld. Daar
komt bij dat men het besluit wel kan nemen in de eerste maanden om aan de slag te
gaan met scholing en ontwikkeling, maar dat in veel gevallen de scholing niet zal
starten in de eerste maanden. Gezien de korte periode dat mensen nog geen gebruik
kunnen maken van het STAP-budget en de mogelijkheden die er daarnaast nog zijn om
met publieke financiering scholing te volgen, zie ik een aanvaardbaar risico in de
uitgestelde openstelling van het STAP-budget. Tegelijkertijd brengt uitstel naar 1 januari
2023 op zichzelf ook een risico, namelijk op verlies van momentum in de implementatie
van het portaal door UWV. Bovendien is er nu een sterke vraag naar scholing en STAP
voorziet in deze grote vraag. De verschillende projecten van de uitvoerders laten
goede voortgang zien op de implementatie en realisatie. Tenslotte is het STAP-budget
mogelijk een belangrijk instrument voor de verdere uitvoering van het herstelbeleid
als gevolg van de coronacrisis op het terrein van scholing.
In de genoemde brief worden voorbehouden gemaakt voor de krappe planning en mogelijke
onvoorziene knelpunten, maar dat nauw overleg geleid heeft tot de conclusie dat invoering
van STAP in 2022 haalbaar is. De leden van de VVD-fractie vragen naar een overzicht
van de in kaart gebrachte risico’s ten opzichte van een eventueel uitstel van de startdatum
en de gebruikte weging en oplossingsrichtingen. Daarbij noemen de leden naast het
risico van het gat van de financiering voor scholingsactiviteiten in januari en februari
2022 (zie voorgaande vraag), specifiek het risico van de uitvoering door UWV. De leden
van de CDA-fractie vragen zich met de leden van de VVD-fractie af of de STAP-regeling
per 1 januari 2022 wel verstandig is en vragen de Minister om een reflectie op uitstel
met een jaar.
Bij de afweging van de invoering van STAP in 2022 ten opzichte van het uitstellen
van de startdatum is in nauw overleg met de Minister van OCW en de ketenpartners UWV
en DUO, een integrale afweging gemaakt. Er is gekeken naar de tijdige vaststelling
van de regeling, concrete uitwerking van maatregelen om knelpunten in de implementatie
op te lossen, tijdige realisatie van de ICT, adoptiebereidheid van opleiders, de vulling
van het scholingsregister en de eerste bevindingen van het Adviescollege ICT Toetsing.
Op dit moment zien ketenpartners UWV en DUO nog een aantal risico’s voor de invoering
van STAP vanaf 1 maart 2022. Het eerste belangrijke risico is de tijdige en voldoende
vulling van het scholingsregister. Het is van belang dat er een omvangrijk en divers
aanbod aan scholingsactiviteiten in het scholingsregister is geregistreerd en dat
deze tijdig beschikbaar zijn voor de proefproductie (1 december 2021) en de start
van de uitvoering (per 1 maart 2022). De afgelopen maanden is een monitor uitgezet
onder opleiders om te kijken naar de adoptiegraad en in te schatten of er aan het
begin van de proefproductie en bij de start van STAP een voldoende gevuld scholingsregister
is. Het beeld dat daaruit komt is dat veel opleiders aangeven zich in 2022 te zullen
melden en hun scholingsactiviteiten te registreren in het scholingsregister. Voor
een deel van de opleiders zullen de scholingsactiviteiten via een geautomatiseerde
koppeling in het scholingsregister worden opgenomen. Er zullen ook een aantal opleiders
zijn die niet vanaf de start van STAP hun scholingsactiviteiten zullen aanbieden.
Zoals het er nu naar uitziet is dit een kleine minderheid van de opleiders. In het
algemeen is de verwachting dat met name het MBO en private opleiders hun scholingsactiviteiten
registreren, en het zou kunnen dat de adaptatie bij HBO en universiteiten langzamer
verloopt. De verwachting is daarmee dat in 2022 een voldoende gevuld scholingsregister
beschikbaar zal zijn. Daarnaast moet de kwaliteit van de data in het scholingsregister
voldoende zijn. Door ketenpartners worden verschillende maatregelen ingezet om de
datakwaliteit te bevorderen. Zo worden opleiders geïnstrueerd hoe en welke gegevens
zij moeten aanleveren in het scholingsregister en worden er ook controles uitgevoerd
op de data die wordt doorgegeven. Daarmee verwachten de ketenpartners voldoende maatregelen
te hebben getroffen om de datakwaliteit te borgen. De eventuele onvoorziene tegenvallers
vormen een derde risico. Een belangrijke beheersmaatregel voor dit risico is om te
starten met een basisvariant van STAP. Door in te zetten op de robuuste invoering
van de basis van de STAP-regeling en verdere verbeteringen te faseren in de tijd,
is invoering in 2022 haalbaar. Daarnaast biedt de periode van proefproductie beperkt
de ruimte en tijd om kleinere, onvoorziene knelpunten zo mogelijk op te lossen tussen
ketenpartners. Ik verwacht dat de grootste risico’s op verder uitstel daarmee gemitigeerd
zijn. Tot slot is AcICT nog bezig met een toets. Hier ga ik op in bij de antwoorden
op de vragen van de leden van de CDA-fractie.
Voor wat betreft het ontbreken van publieke financiering voor scholingsactiviteiten
wijs ik op het antwoord op de voorgaande vraag van de leden van VVD. De leden van
VVD noemen tot slot specifiek het risico van de uitvoering door UWV. Met UWV is als
een van de uitvoerders van de regeling en een van de ketenpartners vanzelfsprekend
voortdurend nauw overleg over de voortgang van de implementatie en de haalbaarheid
ervan. UWV onderschrijft de risico’s die er bestaan, maar heeft tevens het vertrouwen
uitgesproken in de haalbaarheid van 1 maart 2022. UWV heeft vertrouwen dat de implementatie
in de gehele keten dan gereed is en dat met de robuuste basisversie die nu wordt neergezet
de STAP-regeling per 1 maart 2022 op een verantwoorde wijze zal kunnen worden uitgevoerd.
In het vervolg op de vragen over de timing, vragen de leden van de D66-fractie naar
de haalbaarheid van de invoering van STAP per 1 maart 2023, met name op de operationalisering
van de systemen (STAP-portaal en scholingsregister). Zullen de essentiële onderdelen
van de systemen wel gereed zijn en wanneer geldt dat voor de niet essentiële, maar
mogelijk wel relevante onderdelen?
Hoewel bij trajecten met een grote ICT-component nooit met zekerheid gezegd kan worden
hoe groot de kans is dat de systemen tijdig gereed zijn, acht ik de kans op dit moment
klein dat de systemen en processen niet tijdig gereed zijn om 1 maart 2022 te kunnen
starten met de uitvoering. Ik word hierin gesterkt door zowel UWV als DUO die vertrouwen
uitspreken in de haalbaarheid van 1 maart 2022 als datum waarop gestart kan worden
met de uitvoering van STAP. Er is goed zicht op de risico’s en daar wordt ook sterk
op gestuurd. Daarnaast biedt de vruchtbare samenwerking tussen de ketenpartners ook
vertrouwen dat uitdagingen die nog op het pad zouden komen gezamenlijk opgelost kunnen
worden. Hierdoor bestaat er bij de ketenpartners het vertrouwen dat het STAP-budget
per 1 maart 2022 op een verantwoorde manier ingevoerd kan worden. Het spreekt vanzelf
dat gedurende de implementatie van STAP zich nog knelpunten zullen voordoen die we
nu nog niet kunnen overzien. Mitigerende maatregel is dat die knelpunten kunnen worden
opgelost bij de doorontwikkeling van STAP. Daarnaast biedt de periode van proefproductie
beperkt de ruimte en tijd om kleinere, onvoorziene knelpunten zo mogelijk op te lossen
tussen ketenpartners.
Door het AcICT zijn vragen gesteld over de ketenregie en noodzaak van het scholingsregister,
waarover de Minister heeft aangegeven dat verbeteringen mogelijk zijn. Een definitief
advies van AcICT, inclusief kabinetsreactie, volgt na het zomerreces. Tegelijkertijd
moet de Kamer zich vóór 2 juli 2021 hebben uitgesproken voor afschaffing van de huidige
fiscale aftrek voor scholingsuitgaven, die door de STAP-regeling wordt vervangen,
daar anders een jaar vertraging wordt opgelopen. De leden van de CDA-fractie zijn
ongelukkig over deze samenloop en vragen zich af hoe deze ontwikkelingen met elkaar
te rijmen zijn.
Op 10 februari is AcICT verzocht om een advies uit te brengen over het programma rondom
de implementatie van het STAP-budget. Kort daarop heeft AcICT besloten om voor het
STAP-budget een advies uit te brengen; op dit moment wordt hier door AcICT nog aan
gewerkt. Ik hecht waarde aan het advies waar AcICT op dit moment aan werkt. Ik onderschrijf
de constatering van de leden van het CDA dat de samenloop van de timing waarop het
advies van AcICT komt en het besluit dat nu genomen moet worden ongelukkig is. Idealiter
zou het advies van AcICT op dit moment gereed zijn. De input van AcICT is van groot
belang bij het oordeel over het moment van invoering van het STAP-budget. Daarom heb
ik, samen met de ketenpartners, uitgebreid met AcICT gesproken over hun eerste beelden
over STAP naar aanleiding van het door hun uitgevoerde onderzoek en de afgenomen interviews.
Ik ben AcICT erkentelijk dat zij, vooruitlopend op hun advies, al een eerste beeld
hebben kunnen schetsen over STAP. Zoals ik in mijn brief meldde noemt AcICT een aantal
belangrijke zaken om rekening mee te houden en waar over ik verder in overleg zal
treden met AcICT en waar ik mee aan de slag wil. De inhoud van het gesprek met AcICT
is meegewogen in de conclusie die ik samen met de ketenpartners OCW, UWV en DUO heb
getrokken over de haalbaarheid om 1 maart 2022 te starten met STAP.
UWV en DUO zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de STAP-regeling. De leden
van de CDA-fractie valt op dat beide uitvoeringsorganisaties werken aan een eigen
uitvoeringsysteem: UWV ontwikkelt een STAP-portaal voor het aanvragen van STAP-budget
en DUO werkt aan een scholingsregister waarin de subsidiabele scholingsactiviteiten
zijn opgenomen. Zij vragen zich af waarom er niet voor één integraal uitvoeringssysteem
en uitvoeringsorganisatie gekozen is? Verder vragen zij om een toelichting op de conclusie
van de Minister dat «implementatie van deze systemen een nieuw en intensief traject
is dat veel vraagt van de uitvoeringsorganisaties». Welke uitvoeringsdilemma’s en
-risico’s bestaan er?
Bij de vormgeving van het STAP-budget is uitvoerig nagedacht over welke partij het
best de regeling kan uitvoeren. Een grote subsidieregeling met honderdduizenden aanvragen
per jaar vraagt om een publieke uitvoerder die bekend is met het afhandelen van dergelijke
aantallen aanvragen per jaar. Vandaar dat de keus voor de uitvoering van het STAP-budget
op UWV is komen te vallen. UWV is echter niet bekend in de wereld van scholing en
opleiders en het opzetten van een scholingsregister zou dan ook niet logisch binnen
de taak van UWV passen. Bovendien past het bijhouden van een register over scholingsactiviteiten
juist goed binnen de kerntaak van DUO. DUO heeft daarbij op dit moment ook al registers
– namelijk de Registratie Instellingen en Opleidingen (RIO) – die deels als bron kunnen
dienen voor het scholingsregister. Dat brengt mee dat het vormgeven van een scholingsregister
een taak is die niet alleen logischer bij DUO past, maar ook minder werk meebrengt
voor DUO dan wanneer UWV een volledig nieuw register zou moeten opbouwen. Hiermee
wordt er gekozen voor de meest effectieve aanpak waarbij de kerntaken van UWV en DUO
verbonden worden met het belang van de gebruiker voorop.
Voor de toelichting op de risico’s die er bestaan ten aanzien van de implementatie
en uitvoering, verwijs ik naar de antwoorden bij de vragen van de leden van de VVD-fractie.
De subsidieregeling STAP zal worden uitgevoerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs
(DUO) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). UWV heeft al een
uitvoeringstoets hiervoor gepubliceerd in november 2019. De leden van de VVD-fractie
vraagt naar de beschikbaarheid en conclusie van de uitvoeringstoets van DUO.
In januari van dit jaar heeft DUO een voorlopige uitvoeringstoets uitgebracht. Deze
stuur ik als bijlage bij deze antwoorden mee. In deze uitvoeringstoets komt DUO tot
de conclusie dat de regeling uitvoerbaar is en dat de benodigde aanpassingen haalbaar
en maakbaar zijn. DUO start op korte termijn, rond publicatie van de subsidieregeling
in de Staatscourant, met een nadere uitvoeringstoets om ook in de regeling aangebrachte
wijzigingen formeel te beoordelen op uitvoerbaarheid.
Het oordeel van de UWV-uitvoeringstoets in november 2019 was dat de «Subsidieregeling
STAP-budget uitsluitend onder de door UWV genoemde voorwaarden uitvoerbaar is per
1 januari 2022». Een van de voorwaarden was dat het scholingsregister gereed is per
1 januari 2021 en dat als deze niet op tijd is, het niet uitvoerbaar is. De leden
van de VVD-fractie vragen naar de status van het scholingsregister. Of deze gereed
is geweest op 1 januari 2021 of dat deze vertraagd is? Een andere vraag van de leden
hangt samen met een andere voorwaarde van het UWV, namelijk het tijdstip van publicatie
van de regeling. De Minister wordt door de leden om een toelichting gevraagd van deze
voorwaarde en de status van de publicatie.
Het klopt dat UWV in de oorspronkelijke uitvoeringstoets in 2019 heeft aangegeven
op 1 januari te moeten beschikken over een werkend scholingsregister. Het klopt ook
dat DUO op dit moment nog bezig was met de ontwikkeling van het scholingsregister.
Na de uitvoeringstoets door UWV is DUO betrokken als uitvoerder van het scholingsregister.
UWV en DUO hebben vervolgens samen gekeken naar de samenhang en onderlinge afhankelijkheden
van hun projecten en de te behalen mijlpalen. Dit heeft geleid tot een gezamenlijke
planning. In die nieuwe gezamenlijke planning was er geen noodzaak meer om reeds op
1 januari 2021 te beschikken over een werkend scholingsregister. Het scholingsregister
moet op 1 oktober 2021 beschikbaar en op 1 december 2021 voldoende gevuld zijn, zodat
de ketenbrede proefproductie gestart kan worden. De verwachting is dat het scholingsregister
op 1 oktober aanstaande gereed is en dat opleiders vanaf dat moment handmatig de eerste
scholingsactiviteiten in het scholingsregister kunnen opnemen. Vervolgens zal op 1 december
2021 een geautomatiseerde koppeling gereed zijn, waarmee opleiders die op die koppeling
met het scholingsregister zijn aangesloten eenvoudig en geautomatiseerd hun scholingsactiviteiten
in het scholingsregister kunnen plaatsen. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn voor
opleiders die zijn aangesloten bij stichting EDU-DEX. Hoewel het scholingsregister
wel op 1 oktober 2021 gereed zal zijn, is de verwachting dat het scholingsregister
rond 1 december 2021 voldoende gevuld zal zijn om te kunnen starten met de ketenbrede
proefproductie van 3 maanden. Dit leidt uiteindelijk tot de beperkte vertraging van
2 maanden, waardoor de voorgestelde uitstel tot 1 maart 2022 noodzakelijk is.
Voor wat betreft de voorwaarde van UWV dat de regeling gepubliceerd moet zijn doelt
UWV er op dat de subsidieregeling enkel uitvoerbaar is, als deze is ondertekend en
gepubliceerd in de Staatscourant. De planning is om begin juli, wanneer het inwerkingtredingsKB
voor de afschaffing van de fiscale scholingsaftrek wordt geplaatst in het Staatsblad,
de subsidieregeling te publiceren in de Staatscourant. Dit is geen verdere belemmering
voor de uitvoering van STAP door UWV per 1 maart 2022.
De UWV-uitvoeringstoets heeft plaats gehad vóór de coronapandemie. De leden van de
VVD-fractie vragen zich derhalve af wat het effect van corona en de bijbehorende steunpakketten
is geweest op de voorbereiding van STAP bij UWV. Meer specifiek vragen de leden naar
de samenhang van het verdere verloop van de uitvoering van STAP doordat UWV de Noodmaatregel
Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) heeft opgezet en uitgevoerd en verder gaat afhandelen.
De komst van corona en de NOW-regeling heeft geen invloed gehad op de implementatie
van de STAP-regeling. Dit komt omdat de realisatie van de STAP-regeling en van de
NOW-regeling door twee separate teams wordt opgepakt. Zowel voor STAP als voor NOW
wordt gebruik gemaakt van twee gescheiden ICT-systemen, die niet in verband staan
met elkaar. De verwachting is dat bij de afhandeling van NOW dit ook geen nadelige
gevolgen zal hebben voor de invoering van STAP.
Voordelen STAP-budget
De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over het tegemoet komen van de
instrumenten (het STAP-budget of de fiscale scholingsaftrek) aan de noodzaak voor
omscholing op dit moment, zeker in het licht van de huidige economische situatie waar
meer transities tussen sectoren nodig worden. De leden vragen zich af of STAP daarin
zou kunnen voorzien en of er dan geen overlap is met de steunmaatregelen, als NL Leert
Door.
In de huidige situatie op de arbeidsmarkt is er behoefte aan laagdrempelige financiering
van scholing en gerichte ondersteuning van werk naar werk. Ten opzichte van de fiscale
aftrek scholingskosten biedt het STAP-budget toegankelijke publieke financiering van
scholing waarbij voorfinanciering niet nodig is. Daarbij komt dat voor scholing tot
€ 1.000 er geen eigen bijdrage nodig is waardoor met name lagere inkomensgroepen makkelijker
met scholing aan de slag kunnen gaan.
In afwachting van het STAP-budget stelt het kabinet in 2020, 2021 en 2022 als onderdeel
van het steun- en herstelpakket € 64 miljoen beschikbaar voor scholing via de regeling
NL leert door met inzet van scholing. Net als bij het STAP-budget is het mogelijk
om de scholing kosteloos te volgen doordat de financiering direct via de opleider
verloopt. Vanaf komend najaar wordt er een nieuw tijdvak opengesteld. Naar verwachting
is vanaf december van dit jaar tot in 2022 mogelijk om via deze regeling subsidie
aan te vragen voor scholing, waarmee de periode tot aan de start van scholingsactiviteiten
die gesubsidieerd worden door het STAP-budget wordt overbrugd.
Naast het onderdeel gericht op kosteloze scholing kent NL leert door nog twee andere
onderdelen. Via NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk is er € 71,5 miljoen
beschikbaar gesteld aan sectoren om ondersteuning en scholing te bieden bij de overgang
naar ander werk. De eerste sectoren zijn inmiddels al aan de slag. Via NL leert door
met inzet van ontwikkeladvies zijn in 2020 en 2021 70.000 ontwikkeladviezen beschikbaar
gesteld voor arbeidsmarktoriëntatie en advies over scholing en ontwikkeling. Werkenden
en werkzoekenden kunnen ook ondersteuning krijgen bij het vinden van (nieuw) werk
via de Regionale Mobiliteitsteams waarin sociale partners, UWV en gemeenten samenwerken.
Verder voorziet de regeling van het Ministerie van EZK in de behoefte voor omscholingstrajecten
naar tekortberoepen en de uitbreiding van de regeling Tel mee met taal van het Ministerie
van OCW in extra ontwikkeling van basisvaardigheden.
In de genoemde brief beschrijf ik dat er nu alleen wordt gewerkt aan de basisvariant
van STAP en dat alle specifieke aanvullingen worden gereserveerd voor latere doorontwikkeling.
Ook de uitvoeringstoets spreekt al van de beperking tot een generieke regeling bij
invoering. De leden van de VVD-fractie vragen naar de functionaliteiten in de basisvariant
en de voordelen hiervan ten opzichte van de huidige regelingen. Ook vragen de leden
naar uitgestelde functionaliteiten die voorzien waren in de uitvoeringstoets. De leden
van de CDA-fractie vragen daarop af of de «half aangeklede» vorm van STAP daarmee
wel een beter alternatief voor de fiscale aftrek scholingskosten gaat kunnen zijn?
Met invoering van de basisvariant per 1 maart 2022 wordt een volwaardig nieuw uitvoeringssysteem
neergezet dat verschillende voordelen kent ten opzichte van de huidige fiscale aftrek
scholingskosten. Uit de evaluatie van het CPB1 blijkt dat de effectiviteit van de fiscale aftrek scholingskosten beperkt is. Met
de invoering van het STAP-budget worden belangrijke drempels van de fiscale aftrek
weggenomen doordat scholingskosten niet langer door het individu moeten worden voorgeschoten,
er geen eigen bijdrage nodig is bij scholing tot € 1.000 en het STAP-budget meer mogelijkheden
biedt voor ondersteuning van doelgroepen en controle op effectiviteit en de naleving
van voorwaarden. Met de basisvariant wordt dus geen «half aangeklede regeling» neergezet.
Zoals vermeld in de Kamerbrief Voortgang subsidieregeling STAP-budget van 21 juni
jl.2 worden er drie onderwerpen doorgeschoven naar de doorontwikkeling. Ten eerste is
het tijdens de implementatie onverhoopt niet mogelijk gebleken om het uitvoeringssysteem
op tijd gereed te hebben voor subsidiëring van EVC-trajecten. In de uitvoeringstoetsen
van UWV en DUO was dit eerder nog niet voorzien. Vanwege het specifieke karakter van
EVC-trajecten is eerst aanpassing van het systeem noodzakelijk. Ten tweede zal het
in 2022 niet mogelijk zijn om meerdere keren een STAP-budget aan te kunnen vragen
voor meerjarige scholingsactiviteiten. In de uitvoeringstoets van november 2019 is
dit onderwerp door UWV al aangemerkt voor de doorontwikkeling.3 Ten derde komen in 2022 schoolkosten die niet via de opleider lopen, zoals voor verplicht
studiemateriaal, niet in aanmerking voor het STAP-budget. In de regeling en het uitvoeringssysteem
STAP-budget wordt alleen uitgegaan van verplichte schoolkosten die door de opleider
zelf in rekening worden gebracht. In de doorontwikkeling zal er in overleg met ketenpartners
en de onderwijskoepels nog een besluit moeten worden genomen of ook de schoolkosten
voor studiemateriaal die niet via de opleider lopen in aanmerking zouden moeten komen
voor het STAP-budget.
Naast de voordelen die de basisvariant STAP-budget opleveren ten opzichte van de fiscale
aftrek, wordt er bovenal een systeem neergezet dat wendbaar is en naar gelang politieke
en beleidsmatige behoeften verder kan worden gericht en bijgesteld. Het uitvoeringssysteem
van het STAP-budget biedt mogelijkheden om in de nabije toekomst huidige of aanvullende
middelen gericht in te zetten voor specifieke doelgroepen en doelen waarbij extra
publieke financiering van scholing en ontwikkeling wenselijk is. In de doorontwikkeling
wordt het mogelijk om een extra compartiment toe te voegen om bijvoorbeeld (meer)
middelen voor praktisch geschoolden beschikbaar te stellen. Ook wordt het mogelijk
om in te spelen op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt door middelen te reserveren voor
duurdere omscholingsactiviteiten, bijvoorbeeld gericht op de energietransitie.
De leden van de VVD-fractie hebben vragen over de budgettaire aspecten van de regeling.
De leden vragen af hoe het budget voor Leven Lang Ontwikkelen zich verhoudt tot de
vrijstelling voor studie en scholing. Daarnaast vragen de leden zich af hoe de budgetverschuiving
begrotingstechnisch geregeld is. Naar aanleiding van de verwachting van de Minister
dat jaarlijks 200 tot 300 duizend personen gebruik kunnen maken van het STAP-budget
voor scholing, vragen de leden zich af hoe dit verwachte gebruik zich verhoudt tot
het huidige gebruik van de fiscale scholingsaftrek. Waarin zijn de grootste verschillen
te verwachten en hoe werkt dat door in de praktijk?
De leden van de fractie van de VVD wijzen op het beschikbare budget van de STAP-regeling
van ruim € 200 miljoen als vermeld in de brief en vragen hoe dit bedrag zich verhoudt
tot de notitie over de kosten en baten van Leven Lang Ontwikkelen van de vaste Kamercommissie
van SZW (gepubliceerd 2 juli 2020), waarin staat dat de vrijstelling voor studie en
scholing in de loonheffing € 1,8 miljard bedraagt. De Subsidieregeling STAP-budget
vervangt de huidige in de inkomstenbelasting opgenomen fiscale aftrek voor scholingsuitgaven.
Deze aftrek is een faciliteit voor individuele (particuliere) belastingplichtigen
in de inkomstenbelasting en staat los van de gerichte vrijstelling voor scholingskosten
in de loonbelasting. De gerichte vrijstelling in de loonbelasting is onderdeel van
de werkkostenregeling en maakt het onder voorwaarden mogelijk om als werkgever scholing
onbelast te vergoeden of te verstrekken aan een werknemer. Het zijn twee verschillende
faciliteiten met elk ook een eigen budgettair belang. De gerichte vrijstelling in
de loonbelasting wordt overigens, in tegenstelling tot de fiscale aftrek in de inkomstenbelasting,
niet afgeschaft.
De leden van vragen voorts hoe de budgetverschuiving van de fiscale aftrekregeling
naar de subsidieregeling begrotingstechnisch is geregeld. Het voornemen om van de
fiscale scholingsaftrek een subsidieregeling te maken bestaat al langer. Reeds in
de begroting van 2018 is hier rekening mee gehouden, door het budgettaire beslag van
de fiscale scholingsaftrek als bestedingsruimte beschikbaar te maken op de begroting
van het Ministerie van OCW (onder artikel 4, onder de noemer «permanent leren»). Toen
werd er nog van uitgegaan dat de subsidieregeling onder de primaire verantwoordelijkheid
van de Minister van OCW zou vallen. Bij de begroting van 2021 is het structurele budget
van het Ministerie van OCW naar het Ministerie van SZW overgemaakt, aangezien niet
OCW, maar SZW het eerstverantwoordelijke ministerie zal zijn voor de uitvoering van
de subsidieregeling. Tussen 2018 en 2021, toen de fiscale aftrek nog doorliep, is
jaarlijks budget afgeboekt van de subsidieregeling, zodat de budgettaire reeks nu
ingaat per 2022.
Verder vragen de leden van de VVD hoe het verwachte gebruik van het STAP-budget zich
verhoudt tot het huidige gebruik van de fiscale scholingsaftrek, waarin de grootste
verschillen zijn te verwachten en hoe dat doorwerkt in de praktijk. Naar verwachting
zullen jaarlijks ongeveer tweehonderdduizend tot driehonderdduizend mensen gebruikmaken
van het STAP-budget. Momenteel maken ongeveer driehonderdduizend belastingplichtigen
gebruik van de fiscale aftrek voor scholingsuitgaven. De tegemoetkoming van € 1.000
vanuit het STAP-budget komt – uitgaande van de IB-tarieven 2023 en de beperking van
het aftrektarief in de hoogste schijf in 2023, die in dat jaar het structurele niveau
bereikt – overeen met een aftrek van ongeveer € 2.700. Aangezien in 82 procent van
alle gevallen de aftrek van scholingskosten minder dan € 2.500 bedraagt (belastingjaar
2017) zullen de meeste belastingplichtigen met scholingskosten gunstiger uit zijn
met het STAP-budget dan met de fiscale regeling. Voor scholingsactiviteiten die duurder
zijn dan € 2.950 (leidend tot een aftrek van € 2.700 na aftrek van de drempel van
€ 250), zal in alle gevallen de belastingplichtigen nadeliger uit met het STAP-budget
dan met de huidige fiscale aftrek.
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in 2016 een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar
de effectiviteit en doelmatigheid van deze aftrek van scholingsuitgaven. Hieruit bleek
dat de fiscale regeling gebruikt wordt door een beperkt aantal mensen (2,6% van alle
belastingplichtigen tussen de 25 en 60 jaar voor een bedrag van gemiddeld € 1.700
per jaar) en dat de gebruikers relatief hoogopgeleid zijn en vaak in loondienst werken.
De subsidieregeling is laagdrempeliger, doordat burgers de scholingskosten niet hoeven
«voor te schieten» zoals bij de fiscale aftrek. Daarnaast geldt voor de fiscale aftrek
een drempel van € 250. Met het STAP-budget komen scholingskosten is z’n geheel in
aanmerking voor subsidie (zover deze minder bedragen zijn dan € 1.000), evenals scholingsactiviteiten
van minder dan € 250. Daarnaast leidt de vervanging van de fiscale aftrek door een
subsidieregeling tot een reductie van administratieve lasten voor burgers en een vereenvoudiging
in de uitvoering voor de Belastingdienst. Graag verwijs ik naar de parlementaire behandeling
van de Wet afschaffing van fiscale aftrek scholingsuitgaven (Kamerstukken 35.306)
voor een uitgebreidere beschrijving van de verschillen.
Overbrugging
Aangaande de lacune tussen de fiscale scholingsaftrek en de start van STAP, heb ik
in genoemde Kamerbrief gewezen op NL leert door budget als overbrugging voor scholing.
De leden van de VVD-fractie vragen om een toelichting op de verschillen van de regelingen
van STAP, fiscale aftrek en NL leert door in de praktijk, met name gelet op beoogde
doelgroep, beoogde scholingsactiviteiten, de budgetten (in totaal en per gebruiker)
en het gebruik.
Voor de verschillen tussen de verschillende regelingen wil ik u graag wijzen op onderstaand
schema.
Doel
Doelgroep
Subsidieaanvrager
Maximale subsidie scholingstraject
Beschikbaar budget
STAP
Het versterken van de arbeidsmarktpositie tijden de loopbaan en eigen regie op ontwikkeling
Iedereen tussen 18 jaar en pensioengerechtigde leeftijd met een band met de Nederlandse
arbeidsmarkt
Individu
Tot een maximum van € 1.000
€ 217 miljoen (structureel)
NLLD Scholing
Het versterken van de arbeidsmarktpositie van mensen die door Corona hun baan hebben
verloren of dreigen te verliezen
Iedereen vanaf 18 jaar kan er aanspraak op maken, maar met name bedoeld voor mensen
die hun baan door corona hebben verloren of dreigen te verliezen
Opleider of samenwerkingsverband van enerzijds een werkgever, werknemersvereniging,
brancheorganisatie of O&O-fonds en anderzijds een opleider
Varieert tussen de
€ 250 en
€ 1.250 afhankelijk van het type scholingstraject
€ 64 miljoen (tijdelijke middelen)
Fiscale aftrek scholingskosten
Stimuleren van eigen ontwikkeling
De fiscale aftrek voor scholingsuitgaven vormt een aftrekpost in de inkomstenbelasting.
Belastingplichtigen via de aangifte inkomstenbelasting
Maximaal
€ 15.000, maar in de praktijk afhankelijk van de individuele fiscale situatie
€ 217 miljoen (structureel)
De leden van de PvdA-fractie vragen naar uitsluiting van het STAP-budget van Erkenning
van Eerder Verworven Competenties (EVC), welke wel subsidiabel zijn via NL Leert Door.
Is het budget van NL Leert Door daar wel voldoende voor en kan de Minister garanderen
dat alle aangevraagde EVC-trajecten hiervoor gebruik van kunnen maken?
Op dit moment komen EVC-trajecten in aanmerking voor de fiscale aftrek scholingskosten
maar worden EVC-trajecten veelal door werkgevers gefinancierd. Het aantal EVC-trajecten
dat jaarlijks wordt afgerond is met 2.000 tot 2.500 per jaar nu nog beperkt. Zodra
EVC na de doorontwikkeling ook via het STAP-budget kan worden gefinancierd, moet het
eenvoudiger worden voor het individu om EVC-trajecten te volgen en is de verwachting
dat het gebruik toeneemt. In overbrugging naar de subsidiëring van EVC-trajecten via
het STAP-budget, wordt vanaf eind dit jaar tot in 2022 de mogelijkheid geboden om
EVC-trajecten te volgen via de tijdelijke regeling NL leert door met inzet van regeling.
Voor het nieuwe tijdvak van NL leert door met inzet van scholing is € 30 miljoen beschikbaar.
EVC-aanbieders kunnen zich alleen of in een collectief met andere EVC-aanbieders of
opleiders inschrijven voor deze regeling. Het aanbod van EVC-trajecten via NL leert
door zal daarmee afhankelijk zijn van de catalogus die door de aanvragende EVC-aanbieders
wordt ingediend. Mensen kunnen zich vervolgens via hoewerktnederland.nl zelf inschrijven
voor het volgen van een EVC-traject.
Wanneer EVC-trajecten wel beschikbaar zijn via het STAP-budget, hoe verhoudt zich
dat tot de hogere kosten (1.500 euro)? Blijven deze trajecten ook kosteloos?
Voor een EVC-traject van € 1.500 is de tegemoetkoming via de huidige fiscale aftrek
afhankelijk van het marginale belastingtarief en het effect van de heffingskortingen.
Zodra EVC na de doorontwikkeling ook via het STAP-budget kan worden gefinancierd,
kan voor een EVC-traject van € 1.500 voor € 1.000 aan STAP-budget worden aangevraagd.
Dit zal in veel gevallen een aanzienlijk hogere tegemoetkoming zijn ten opzichte van
de huidige fiscale aftrek scholingskosten.
Gerichte inzet
De leden van de CDA-fractie hebben zorgen over het door het AcICT geconcludeerde risico
dat meer kwetsbare doelgroepen minder digivaardig zijn en door de beoogde vormgeving
«mogelijk buiten de boot vallen». De leden van de CDA-fractie vragen een toelichting
op deze doelgroep en of er met hen een gesprek heeft plaats gevonden. De leden van
de PvdA-fractie hebben hier ook zorgen over en willen daarom weten hoe het UWV het
budget concreet gaat aanbieden aan mensen die niet digi-vaardig zijn.
In het vervolg hierop vragen de leden van de CDA-fractie om een toelichting op de
flankerende maatregelen die genomen en verkend worden om de STAP-regeling – zoals
volgens de leden altijd beoogd is – ook voor kwetsbare doelgroepen toegankelijk te
maken. De leden van de PvdA vragen zich eveneens af hoe juist kwetsbare werknemers
met weinig zekerheid gebruik kunnen maken van het STAP-budget? De leden van de PvdA-fractie
constateren daarnaast dat veel mensen die geen werk hebben, met of zonder uitkering,
maar dolgraag in een kansrijke sector aan de slag willen, kennis, skills en budget
ontberen. Regelgeving verhindert dat gemeenten en UWV hen langdurige scholing kunnen
aanbieden. De leden vragen hoe de Minister er toch voor kan zorgen dat deze mensen
naar werk worden geholpen.
De basisvariant STAP-budget die per 1 maart 2022 in werking zal treden, biedt voor
kwetsbare groepen verscheidene voordelen ten aanzien van de toegankelijkheid van publieke
financiering van scholing en ontwikkeling. Ten opzichte van de huidige fiscale aftrek
scholingskosten is het STAP-budget eenvoudiger aan te vragen (zonder voorschot), is
er geen eigen bijdrage nodig is bij scholing tot € 1.000 en biedt de regeling meer
mogelijkheden om voor kwetsbare groepen drempels te verlagen en ondersteuning te bieden.
Bij de vormgeving van het digitale aanvraagproces is eenvoud voor de aanvrager het
uitgangspunt geweest en heeft UWV inzichten toegepast op basis van onderzoeken van
gedragswetenschappers en klantenpanels. Dit heeft geleid tot een toegankelijk aanvraagproces
waarbij het grootste deel van de benodigde informatie geautomatiseerd wordt ingewonnen
via Digid en de aanvrager slechts enkele strikt noodzakelijke gegevens dient in te
voeren. Voor groepen die minder (digi)taalvaardig zijn biedt UWV ondersteuning bij
het aanvragen van STAP op UWV-kantoren, fysiek via de 35 werkpleinen en telefonisch
via het STAP-KlantContactCenter. Om verdere drempels weg te nemen wordt voor praktische
opgeleiden flankerend aan het STAP-budget ontwikkeladvies beschikbaar gesteld. Het
budget voor ontwikkeladvies STAP komt uit de beschikbare middelen van het STAP-budget.
Het ontwikkeladvies helpt om inzicht te krijgen op de positie en kansen op de arbeidsmarkt
en inzicht in mogelijkheden voor scholing en ontwikkeling. Als onderdeel van het ontwikkeladvies
kan ondersteuning worden geboden bij het aanvragen van het STAP-budget. Met bovengenoemde
mitigerende maatregelen is het kabinet ervan overtuigd dat het STAP-budget al vanaf
de eerste openstelling ook voldoende toegankelijk is voor kwetsbare doelgroepen.
Naar aanleiding van het eerste gesprek met AcICT brengt UWV nu in kaart welke mogelijkheden
er zijn om, aanvullend aan de reeds genomen maatregelen, op korte termijn een beperkt
deel van de voor STAP beschikbare middelen te reserveren voor groepen die minder makkelijk
zelf de weg naar het STAP-budget weten te vinden. Door een beperkt deel te reserveren
kan er meer zekerheid worden geboden dat er voldoende middelen beschikbaar zijn voor
deze specifieke doelgroep. Hier zal ook het definitieve advies van AcICT bij betrokken
worden en uw Kamer wordt hier nader over geïnformeerd.
Doordat gekozen wordt voor een robuuste invoering van een basisvariant van de STAP-regeling
vragen de leden van de CDA-fractie, gelijk aan die van de PvdA, zich af – mede gelet
op het primaire doel van de STAP-regeling (bij)scholing laagdrempeliger en toegankelijke
maken voor specifieke groepen werkenden) – of een latere invoering niet meer kwaliteit
biedt?
In reactie op de vragen van de leden van CDA en PvdA over de mogelijkheid om in de
toekomst het STAP-budget te kunnen inzetten voor specifieke doelen of doelgroepen,
kan worden opgemerkt dat het kabinet eerder al heeft besloten dat bij de eerste openstelling
het STAP-budget voor iedereen tussen de 18 jaar en pensioengerechtigde leeftijd in
gelijke mate beschikbaar komt. Omdat het STAP-budget de fiscale aftrek scholingskosten
vervangt die ook voor iedereen toegankelijk is, ligt het niet voor de hand om de beschikbare
middelen gericht in te zetten. Wel wordt het op den duur mogelijk om een gedeelte
van de bestaande of aanvullende middelen via een compartiment gericht in te zetten
voor een specifieke doelgroep die extra ondersteuning kunnen gebruiken. In de Brede
maatschappelijk heroverweging Ongekend talent4 werd de groep praktische geschoolden genoemd als mogelijke doelgroep voor extra ondersteuning
bij scholing en ontwikkeling, maar ook de groep werkzoekenden zou hiervoor in aanmerking
kunnen komen. De besluitvorming over de gerichte inzet van het STAP-budget is aan
het volgende kabinet.
De leden van de PvdA-fractie hebben zorgen over de hoogte van het STAP-budget, welke
per individu maximaal 1.000 euro bedraagt, terwijl zij een kostenpost van 2.500 euro
voorzien. De leden vragen de Minister om een onderzoek naar een mogelijke verhoging
bij een overstap naar een kansrijke sector. Tevens vragen de leden of een deel van
het budget beschikbaar kan worden gemaakt voor mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie
die via arbeidsmarktregio’s en/of Leerwerkloketten aangeboden kunnen worden.
Bij een omscholingsactiviteit van € 2.500 kan via het STAP-budget vooraf € 1.000 subsidie
worden aangevraagd. De tegemoetkoming via de fiscale aftrek voor een gelijk bedrag
aan scholingskosten is afhankelijk van het marginale belastingtarief en het effect
op de heffingskortingen. Het STAP-budget neemt deze afhankelijkheid weg. Bij iemand
met een arbeidsinkomen van boven de € 35.652 is de fiscale tegemoetkoming in 2021
zo’n € 1.100. Bij lagere inkomens is het de tegemoetkoming iets minder dan € 1.000.
Bij een arbeidsinkomen onder de € 21.385 is de fiscale tegemoetkoming nog lager, waardoor
met name de lagere inkomens er met het STAP-budget op vooruit gaan.
Het STAP-budget biedt de mogelijkheid om in te spelen op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt
door middelen gericht in te zetten voor een specifiek doel, zoals de omscholing naar
tekortsectoren. Door meer budget toe te kennen aan scholingsactiviteiten gericht op
omscholing naar tekortsectoren, wordt het aantrekkelijker om naar deze sectoren over
te stappen. De besluitvorming over de gerichte inzet van het STAP-budget is aan het
volgende kabinet.
Het beschikbaar stellen van scholingsmiddelen via arbeidsmarktregio’s en Leerwerkloketten
ligt niet voor de hand aangezien de invoering van het STAP-budget juist versterking
van de eigen regie van mensen op de eigen ontwikkeling en loopbaan beoogt. Het heeft
daarom de voorkeur om aanvullende middelen via het STAP-budget aan het individu beschikbaar
te stellen. Uiteraard kan er vanuit de regionale arbeidsmarktinfrastructuur wel ondersteuning
worden geboden aan het individu bij het aanvragen van het STAP-budget.
Flankerend beleid
Voor hulp bij STAP heb ik in genoemde brief verwezen naar werkpleinen. De leden van
de VVD-fractie vragen om een toelichting van het verschil tussen werkpleinen en regionale
mobiliteitsteams. Meer specifiek vragen de leden naar de maatregelen voor een bereikbaar
loket.
Werkpleinen geven inwoners ondersteuning bij het vinden van werk en/of bij de aanspraak
voor een bijstandsuitkering of andere inkomensregeling. Per regio wordt de organisatie
van een werkplein ingevuld, maar doorgaans is het een samenwerkingsverband van publieke
dienstverleners (gemeenten en UWV). De regionale mobiliteitsteams zijn als gevolg
van de steunmaatregelen opgericht om de van-werk-naar-werk begeleiding als gevolg
van de coronacrisis in te richten. In deze teams werken zowel publieke dienstverleners
als private partners (werkgevers en vakbonden) samen. De teams richten zich specifiek
op mensen die als gevolg van de coronacrisis hun baan verliezen of met werkloosheid
worden bedreigd. Daar waar de werkpleinen al een lang bestaansrecht hebben, zijn de
regionale mobiliteitsteams nog een nieuw en – door de coronacrisis vooralsnog – een
tijdelijk fenomeen. De mate van ondersteuning en het gebruik van de dienstverlening
kan in veel gevallen overeenkomen. In elk geval zullen de Werkpleinen en regionale
mobiliteitsteams regionaal en per werkzoekende en per werkgever moeten samenwerken.
De regionale mobiliteitsteams sluiten namelijk aan bij bestaande structuren en middelen,
zo ook de Werkpleinen. De teams worden in deze periode opgestart en zullen in iedere
regio een digitaal loket vormen. Landelijk gezien komt er een dekkend netwerk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.P.H.J. Peters, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.J. Post, griffier