Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Ontwerpbesluit tot vaststelling van de Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven (Kamerstuk 35306-9)
35 306 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven (Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven)
Nr. 10
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 2 juli 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
                     aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst over de brief
                     van 4 juni 2021 inzake het Ontwerpbesluit tot vaststelling van de Wet afschaffing
                     fiscale aftrek scholingsuitgaven
                  
(Kamerstuk 35 306, nr. 10).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 juni 2021 aan de Staatssecretaris van Financiën
                  voorgelegd. Bij brief van 29 juni 2021 zijn de vragen beantwoord.
               
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het «Ontwerpbesluit tot vaststelling
                  van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven»
                  en hebben nog een aantal vragen.
               
De leden van de VVD-fractie vragen wat op dit moment de stand van zaken is met betrekking
                  tot het op een verantwoorde wijze invoeren van de subsidieregeling STAP-budget begin
                  2022. Op welke datum kan deze verantwoord worden ingevoerd?
               
De leden van de VVD-fractie vragen of het mogelijk is om de fiscale aftrekscholingsuitgaven
                  tot het moment van invoering van de subsidieregeling in stand te laten, ook al is
                  dat gedurende het jaar 2022. Zo ja, wat zijn de gevolgen voor burgers en bedrijven?
                  Zo nee, waarom niet? Zo nee, zou dat er voor pleiten om een en ander uit te stellen
                  tot 1 januari 2023?
               
De leden van de VVD-fractie vragen of er verschillen zijn tussen de jaarlijkse totaalbedragen
                  / budgetten en de manier waarop een en ander begrotingstechnisch geregeld is/wordt
                  tussen de huidige fiscale regeling in vergelijking met de nieuwe subsidieregeling?
                  Zo ja, kan de Kamer een overzicht ontvangen van (een vergelijking tussen) beide?
               
De landen van de VVD-fractie of de Staatssecretaris een overzicht kan geven van de
                  in kaart gebrachte risico’s van het doorzetten van invoering in 2022 ten opzichte
                  van het uitstellen van de startdatum en de daarbij gebruikte weging en oplossingsrichtingen.
                  Hoe weegt de Staatssecretaris het risico dat mensen geen scholingsactiviteiten starten
                  vanwege het ontbreken van fiscale aftrekmogelijkheden en het tevens ontbreken van
                  het beoogde alternatief? Hoe weegt de Staatssecretaris het risico dat het UWV in problemen
                  komt met de uitvoering van deze en andere regelingen en processen door de hoge druk
                  op dit project?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
                  tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet afschaffing fiscale
                  aftrek scholingsuitgaven. Deze leden hebben een aantal vragen, die samenhangen met
                  de invoering van het STAP-budget. Deze leden verwijzen daarom naar de vragen die bij
                  het schriftelijk overleg van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn
                  gesteld over de voortgang van de subsidieregeling STAP-budget.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de Staatssecretaris
                     en de Minister van SZW om met ingang van 1 januari 2022 de fiscale aftrek scholingskosten
                     te vervangen voor het STAP-budget. Echter, zoals de regeling nu wordt ingevuld en de mate waarin de uitvoering
                     gereed is, hebben deze leden daar twijfels bij. Reeds bij het Belastingplan 2020 hebben
                     zij aangegeven dat de fiscale aftrek scholingskosten alleen kan vervallen als alle
                     details van de nieuwe regeling bekend zijn en met name ook de uitvoering goed geregeld
                     is. Dat is op dit moment nog lang niet het geval, zoals in de brief te lezen is. De
                     uitvoeringssystemen zijn op dit moment nog niet gereed en ook zal nog een ketenbrede
                     proefproductie moeten worden gedraaid om te kijken of het allemaal werkt. Dat biedt
                     geen zekerheid en vertrouwen voor een goede uitvoerbaarheid van de nieuwe regeling.
                     Ook maken deze leden zich zorgen over het gat van drie maanden dat ontstaat omdat
                     de fiscale aftrek per eind 2021 zou vervallen, terwijl de STAP-regeling pas in maart
                     2022 wordt opengesteld. Dat gat moet dan tijdelijk met een kunstgreep worden opgelost,
                     door de coronaregeling NL Leert in te zetten, die daar niet voor bedoeld is. En wat
                     zijn de gevolgen als de proefproductie niet succesvol is en het loket nog later open
                     gaat? Hoe wordt een nog groter gat dan opgelost en wat zijn hiervan de mogelijke kosten?
                  
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris daarom of hij kan aangeven
                     waarom hij het verstandig vindt de regeling al per 2022 te vervangen, terwijl de regeling
                     op dat moment nog niet goed zal zijn uitgewerkt en er nog onzekerheden ten aanzien
                     van de uitvoering bestaan. Hiervoor verwijzen deze leden ook naar de vragen die zij
                     hebben gesteld aan de Minister van SZW in reactie op de brief van 21 juni 2021 over
                     de inhoud van de STAP-regeling. Zo geeft de Minister van SZW in zijn brief aan dat
                     zich tijdens de verdere implementatie van de STAP-regeling eventueel nog onvoorziene
                     knelpunten kunnen voordoen en er als gevolg van de krappe planning bij eventuele knelpunten
                     onvoldoende ruimte kan zijn om die tijdig te adresseren. Acht de Staatssecretaris
                     het – in het kader van «geen oude schoenen weggooien, voordat men nieuwe heeft» –
                     niet verstandiger dat de STAP-regeling nog verder en beter wordt uitgewerkt alvorens
                     de oude regeling wordt afgeschaft, zodat in 2023 kan worden gestart met een volwaardige,
                     goed werkende STAP-regeling?
                  
II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst
               
Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de
                  leden van de fracties van de VVD en het CDA. Hierna wordt bij de beantwoording van
                  de vragen zo veel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden, met dien verstande
                  dat gelijkluidende of in elkaars verlengde liggende vragen tezamen zijn beantwoord.
               
De leden van de fractie van de VVD vragen wat op dit moment de stand van zaken is
                     met betrekking tot het op een verantwoorde wijze invoeren van de subsidieregeling
                     STAP-budget begin 2022 en op welke datum deze kan worden ingevoerd.
                  
Tijdens de afgelopen maanden is door Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
                     (UWV) en Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) hard gewerkt aan de implementatie van de
                     uitvoeringssystemen en het gezamenlijk oplossen van knelpunten in de informatievoorziening.
                     De deelprojecten van UWV en DUO lopen op schema en er is sprake van een goede en vruchtbare
                     samenwerking tussen de ketenpartners. Daarnaast biedt de geplande proefproductie beperkt
                     de ruimte en tijd om kleinere, onvoorziene knelpunten zo mogelijk op te lossen tussen
                     ketenpartners. Hierdoor bestaat het vertrouwen dat het STAP-budget vanaf 1 maart 2022
                     op een verantwoorde manier uitgevoerd zal kunnen worden.
                  
De leden van de fractie van de VVD vragen of het mogelijk is om de fiscale aftrek
                     scholingsuitgaven tot het moment van invoering van de subsidieregeling in stand te
                     laten, ook al is dat gedurende het jaar 2022, en zo ja, wat de gevolgen zijn voor
                     burgers en bedrijven.
                  
Het is niet mogelijk om de fiscale aftrek in stand te laten tot het moment van invoering
                     van de subsidieregeling. De scholingsaftrek is net als overige fiscale aftrekposten
                     gebonden aan een kalenderjaar; de drempel en het maximum jaarbedrag is gebaseerd op
                     jaarbedragen. Wanneer de faciliteit slechts voor een deel van het jaar geldt zijn
                     de drempel en het maximum jaarbedrag relatief te hoog. Bovendien wordt hiermee relevant
                     op welk moment de uitgaven precies in het belastingjaar zijn gedaan. Dit is niet controleerbaar
                     voor de Belastingdienst. Daarom is het slechts mogelijk om de aftrek per 1 januari
                     van een jaar af te schaffen.
                  
De leden van de fractie van de VVD vragen zich voorts af, indien het niet mogelijk
                     is om de fiscale regeling tot het moment van invoering van de subsidieregeling in
                     stand te laten, of dat er voor zou pleiten een en ander uit te stellen tot 1 januari
                     2023. De leden van de fractie van het CDA vragen waarom het kabinet het verstandig
                     vindt de regeling al per 2022 te vervangen, terwijl de regeling naar hun mening op
                     dat moment nog niet goed zal zijn uitgewerkt en er nog onzekerheden ten aanzien van
                     de uitvoering bestaan. Deze leden vragen of het in het kader van «geen oude schoenen
                     weggooien, voordat men nieuwe heeft» niet verstandiger is dat de STAP-regeling nog
                     verder en beter wordt uitgewerkt alvorens de oude regeling wordt afgeschaft, zodat
                     in 2023 kan worden gestart met een volwaardige, goed werkende STAP-regeling.
                  
Met invoering van de basisvariant van het STAP-budget per 1 maart 2022 wordt een volwaardig
                     nieuw uitvoeringssysteem neergezet dat verschillende voordelen kent ten opzichte van
                     de huidige fiscale aftrek scholingskosten. Uit de evaluatie van het Centraal Plan
                     Bureau1 blijkt dat de effectiviteit van de fiscale aftrek scholingskosten beperkt is. Met
                     de invoering van het STAP-budget worden belangrijke drempels van de fiscale aftrek
                     weggenomen doordat scholingskosten niet langer door het individu moeten worden voorgeschoten,
                     er geen eigen bijdrage nodig is bij scholing tot € 1.000 en het STAP-budget meer mogelijkheden
                     biedt voor ondersteuning van doelgroepen en controle op effectiviteit en de naleving
                     van voorwaarden.
                  
Zoals vermeld in de Kamerbrief Voortgang subsidieregeling STAP-budget van 21 juni
                     jl., worden er drie onderwerpen doorgeschoven naar de doorontwikkeling. Het gaat hierbij
                     om aanvullende functionaliteiten van het STAP-budget en dit heeft geen directe gevolgen
                     voor het functioneren van de basisvariant.
                  
Ten eerste is het tijdens de implementatie onverhoopt niet mogelijk gebleken om het
                     uitvoeringssysteem op tijd gereed te hebben voor subsidiëring van EVC-trajecten (EVC:
                     Erkenning van eerder Verworven Competenties). In de uitvoeringstoetsen van UWV en
                     DUO was dit eerder nog niet voorzien. Vanwege het specifieke karakter van EVC-trajecten
                     is eerst aanpassing van het systeem noodzakelijk.
                  
Ten tweede zal het in 2022 niet mogelijk zijn om meerdere keren een STAP-budget aan
                     te vragen voor meerjarige scholingsactiviteiten. In de uitvoeringstoets van november
                     2019 is dit onderwerp door UWV al aangemerkt voor de doorontwikkeling.2
Ten derde komen in 2022 schoolkosten die niet via de opleider lopen, zoals voor verplicht
                     studiemateriaal, niet in aanmerking voor het STAP-budget. In de regeling en het uitvoeringssysteem
                     STAP-budget wordt alleen uitgegaan van verplichte schoolkosten die door de opleider
                     zelf in rekening worden gebracht. In de doorontwikkeling zal er nog een besluit moeten
                     worden genomen of ook de schoolkosten voor studiemateriaal die niet via de opleider
                     lopen in aanmerking zouden moeten komen voor het STAP-budget.
                  
Hoewel bij trajecten met een grote ICT-component nooit met zekerheid gezegd kan worden
                     hoe groot de kans is dat de systemen tijdig gereed zijn, acht het kabinet de kans
                     op dit moment klein dat de systemen en processen niet tijdig gereed zijn om 1 maart
                     2022 te kunnen starten met de uitvoering. Het kabinet wordt hierin gesterkt door zowel
                     UWV als DUO die vertrouwen uitspreken in de haalbaarheid van 1 maart 2022 als datum
                     waarop gestart kan worden met de uitvoering van STAP. Er is goed zicht op de risico’s
                     en daar wordt ook sterk op gestuurd. Daarnaast biedt de vruchtbare samenwerking tussen
                     de ketenpartners ook vertrouwen dat uitdagingen die nog op het pad zouden komen gezamenlijk
                     opgelost kunnen worden. Hierdoor bestaat er bij de ketenpartners het vertrouwen dat
                     het STAP-budget per 1 maart 2022 op een verantwoorde manier ingevoerd kan worden.
                  
Op basis van de integrale afweging van voordelen die het STAP-budget oplevert ten
                     opzichte van de fiscale aftrek scholingskosten, de onderwerpen van doorontwikkeling
                     en gemitigeerde onzekerheden rondom tijdige invoering, komt het kabinet tot de conclusie
                     dat het wenselijk is om de afschaffing van de fiscale aftrek door te zetten en financiering
                     via het STAP-budget per 1 maart 2022 in te voeren. Op dit moment is voldoende duidelijk
                     dat de voordelen van de basisvariant STAP-budget opwegen tegen de nadelen van de overbrugging
                     begin 2022 en de noodzaak van doorontwikkeling.
                  
De leden van de fractie van de VVD vragen of er verschillen zijn tussen de jaarlijkse
                     totaalbedragen/budgetten en de manier waarop een en ander begrotingstechnisch geregeld
                     is/wordt tussen de huidige fiscale regeling in vergelijking met de nieuwe subsidieregeling.
                     Zo ja, dan vragen zij of de Kamer een overzicht kan ontvangen van (een vergelijking
                     tussen) beide.
                  
Het voornemen om van de fiscale scholingsaftrek een subsidieregeling te maken bestaat
                     al langer. Reeds in de begroting van 2018 is hier rekening mee gehouden, door het
                     budgettaire beslag van de fiscale scholingsaftrek als bestedingsruimte beschikbaar
                     te maken op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
                     (onder artikel 4, onder de noemer «permanent leren»). Toen werd er nog van uitgegaan
                     dat de subsidieregeling onder de primaire verantwoordelijkheid van de Minister van
                     OCW zou vallen. Bij de begroting van 2021 is het structurele budget van het Ministerie
                     van OCW naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) overgemaakt,
                     aangezien niet het Ministerie van OCW maar het Ministerie van SZW het eerstverantwoordelijke
                     ministerie zal zijn voor de uitvoering van de subsidieregeling. Tussen 2018 en 2021,
                     toen de fiscale aftrek nog doorliep, is jaarlijks budget afgeboekt van de subsidieregeling,
                     zodat de budgettaire reeks nu ingaat per 2022. Het bedrag dat is geraamd voor de fiscale
                     aftrek van scholingsuitgaven staat dus een op een in verhouding tot het bedrag aan
                     beschikbaar STAP-budget en in zoverre zijn er geen budgettaire verschillen aanwezig
                     tussen beide regelingen. In de praktische uitvoering is een relevant verschil dat
                     een fiscale regeling geen plafond qua budgettair beslag kent, terwijl het STAP-budget
                     een uitgavenplafond kent en onder het uitgavenkader valt. Is het (periodieke) plafond
                     bereikt, dan worden in principe geen aanvragen meer gehonoreerd. Een eventuele verhoging
                     van het plafond dient te worden ingepast onder het uitgavenkader.
                  
De leden van de fractie van de VVD vragen of een overzicht kan worden gegeven van
                     de in kaart gebrachte risico’s van het doorzetten van invoering in 2022 ten opzichte
                     van het uitstellen van de startdatum en de daarbij gebruikte weging en oplossingsrichtingen.
                  
Bij de afweging van de invoering van STAP in 2022 ten opzichte van het uitstellen
                     van de startdatum is in nauw overleg met de Minister van OCW en de ketenpartners UWV
                     en DUO een integrale afweging gemaakt. Er is gekeken naar de tijdige vaststelling
                     van de regeling, concrete uitwerking van maatregelen om knelpunten in de implementatie
                     op te lossen, tijdige realisatie van de ICT, adoptiebereidheid van opleiders, de vulling
                     van het scholingsregister en de eerste bevindingen van het Adviescollege ICT Toetsing
                     (AcICT).
                  
Op dit moment zien ketenpartners UWV en DUO nog een aantal risico’s voor de invoering
                     van STAP vanaf 1 maart 2022. Het eerste belangrijke risico is de tijdige en voldoende
                     vulling van het scholingsregister. Het is van belang dat er een omvangrijk en divers
                     aanbod aan scholingsactiviteiten in het scholingsregister is geregistreerd en dat
                     deze tijdig beschikbaar zijn voor de proefproductie (1 december 2021) en de start
                     van de uitvoering (1 maart 2022). De afgelopen maanden is een monitor uitgezet onder
                     opleiders om te kijken naar de adoptiegraad en in te schatten of er aan het begin
                     van de proefproductie en bij de start van STAP een voldoende gevuld scholingsregister
                     is. Het beeld dat daaruit komt is dat veel opleiders aangeven zich in 2022 te zullen
                     melden en hun scholingsactiviteiten te registreren in het scholingsregister. Voor
                     een deel van de opleiders zullen de scholingsactiviteiten via een geautomatiseerde
                     koppeling in het scholingsregister worden opgenomen. Er zullen ook een aantal opleiders
                     zijn die niet vanaf de start van STAP hun scholingsactiviteiten zullen aanbieden.
                     Zoals het er nu naar uitziet is dit een kleine minderheid van de opleiders. In het
                     algemeen is de verwachting dat met name het MBO en private opleiders hun scholingsactiviteiten
                     registreren, en het zou kunnen dat de adaptatie bij HBO en universiteiten langzamer
                     verloopt. De verwachting is daarmee dat in 2022 een voldoende gevuld scholingsregister
                     beschikbaar zal zijn. Daarnaast moet de kwaliteit van de data in het scholingsregister
                     voldoende zijn. Door ketenpartners worden verschillende maatregelen ingezet om de
                     datakwaliteit te bevorderen. Zo worden opleiders geïnstrueerd hoe en welke gegevens
                     zij moeten aanleveren in het scholingsregister en worden er ook controles uitgevoerd
                     op de data die wordt doorgegeven. Daarmee verwachten de ketenpartners voldoende maatregelen
                     te hebben getroffen om de datakwaliteit te borgen. De eventuele onvoorziene tegenvallers
                     vormen een derde risico. Een belangrijke beheersmaatregel voor dit risico is om te
                     starten met een basisvariant van STAP. Door in te zetten op de robuuste invoering
                     van de basis van de STAP-regeling en verdere verbeteringen te faseren in de tijd,
                     is invoering in 2022 haalbaar. Daarnaast biedt de periode van proefproductie beperkt
                     de ruimte en tijd om kleinere, onvoorziene knelpunten zo mogelijk op te lossen tussen
                     ketenpartners.
                  
Tot slot is er nog het lopende adviestraject van AcICT. Op 10 februari is AcICT verzocht
                     om een advies uit te brengen over het programma rondom de implementatie van het STAP-budget.
                     Kort daarop heeft AcICT besloten om voor het STAP-budget een advies uit te brengen;
                     op dit moment wordt hier door AcICT nog aan gewerkt. Om het beeld van het AcICT toch
                     al mee te kunnen wegen heeft AcICT vooruitlopend op hun advies hun beelden en zienswijzen
                     gedeeld. Bij de beelden die AcICT heeft gedeeld, zaten waardevolle suggesties die
                     ook al opgepakt kunnen worden. De beelden die AcICT gedeeld heeft zijn ook meegewogen
                     in de afweging om STAP per 1 maart 2022 in te kunnen voeren. Het kabinet verwacht
                     dat de grootste risico’s op verder uitstel daarmee gemitigeerd zijn.
                  
De leden van de fractie van de VVD vragen voorts hoe het risico wordt gewogen dat
                     mensen geen scholingsactiviteiten starten vanwege het ontbreken van fiscale aftrekmogelijkheden
                     en het tevens ontbreken van het beoogde alternatief.
                  
Met invoering van STAP per 1 maart 2022 is er een periode van ongeveer drie maanden
                     waarin mensen niet met behulp van STAP-budget een opleiding kunnen starten en tevens
                     geen gebruik kunnen maken van de fiscale scholingsaftrek. Voor zover mensen niet beschikken
                     over middelen die door de werkgever beschikbaar worden gesteld voor scholing en ontwikkeling,
                     zou het kunnen zijn dat de deelname van scholing in de eerste drie maanden van 2022
                     worden uitgesteld. Het beschikbare budget over heel 2022 blijft echter ongewijzigd
                     waardoor er per saldo evenveel mensen van het STAP-budget gebruik kunnen maken als
                     beoogd is.
                  
Daarnaast zijn er – naast financiering door de sector of werkgever – nog andere mogelijkheden
                     voor burgers om met behulp van publieke financiering scholingsactiviteiten te volgen.
                     Zo is er de mogelijkheid om scholing te volgen via de subsidieregeling NL leert door
                     met inzet van sectoraal maatwerk (budget: € 70 miljoen). Verder zal in het najaar
                     van 2021 nog een nieuw tijdvak van de regeling NL leert door met inzet van scholing
                     worden opengesteld (budget: € 30 miljoen, na een budget van € 34 miljoen in 2020/2021).
                     Naar verwachting is het vanaf december van dit jaar tot in 2022 mogelijk om via deze
                     regeling kosteloze scholing te volgen en overbrugt daarmee de periode tot aan de start
                     van scholingsactiviteiten die gesubsidieerd worden door het STAP-budget.
                  
De leden van de VVD vragen tot slot specifiek hoe het risico van de uitvoering door
                     UWV wordt gewogen.
                  
Met UWV is als een van de uitvoerders van de regeling en een van de ketenpartners
                     vanzelfsprekend voortdurend nauw overleg over de voortgang van de implementatie en
                     de haalbaarheid ervan. UWV onderschrijft de risico’s die er bestaan, maar heeft tevens
                     het vertrouwen uitgesproken in de haalbaarheid van 1 maart 2022. UWV heeft vertrouwen
                     dat de implementatie in de gehele keten dan gereed is en dat met de robuuste basisversie
                     die nu wordt neergezet de STAP-regeling per 1 maart 2022 op een verantwoorde wijze
                     zal kunnen worden uitgevoerd. UWV ziet ook geen problemen in de samenloop van de uitvoering
                     van deze regeling in relatie tot andere regelingen. Dat komt omdat de realisatie en
                     uitvoering van de STAP-regeling door een volledig separaat team wordt opgepakt.
                  
De leden van de fractie van het CDA geven aan twijfels te hebben bij het voorstel
                     om met ingang van 1 januari 2022 de fiscale aftrek scholingskosten te vervangen voor
                     het STAP-budget. Deze leden maken zich zorgen over het gat van drie maanden dat ontstaat
                     omdat de fiscale aftrek per eind 2021 zou vervallen, terwijl de STAP-regeling pas
                     in maart 2022 wordt opengesteld. Deze leden wijzen er op dat dat gat tijdelijk wordt
                     opgelost, door de coronaregeling NL Leert in te zetten, die daar naar hun mening niet
                     voor bedoeld is. Zij vragen wat de gevolgen zijn als de proefproductie niet succesvol
                     is en de STAP-regeling later wordt opengesteld. Zij vragen daarbij hoe een groter
                     gat wordt opgelost en wat hiervan de mogelijke kosten zijn
                  
Hoewel, zoals hiervoor ook al aangegeven, bij trajecten met een grote ICT-component
                     nooit met zekerheid gezegd kan worden hoe groot de kans is dat de systemen tijdig
                     gereed zijn, acht het kabinet de kans op dit moment klein dat de systemen en processen
                     niet tijdig gereed zijn om 1 maart 2022 te kunnen starten met de uitvoering. Het kabinet
                     wordt hierin gesterkt door zowel UWV als DUO die vertrouwen uitspreken in de haalbaarheid
                     van 1 maart 2022 als datum waarop gestart kan worden met de uitvoering van STAP. Er
                     is goed zicht op de risico’s en daar wordt ook sterk op gestuurd. Daarnaast biedt
                     de vruchtbare samenwerking tussen de ketenpartners ook vertrouwen dat uitdagingen
                     die nog op het pad zouden komen gezamenlijk opgelost kunnen worden. Hierdoor bestaat
                     er bij de ketenpartners het vertrouwen dat het STAP-budget per 1 maart 2022 op een
                     verantwoorde manier ingevoerd kan worden.
                  
Het spreekt vanzelf dat gedurende de implementatie van STAP zich nog knelpunten kunnen
                     voordoen die we nu nog niet kunnen overzien. Mitigerende maatregel is dat die knelpunten
                     kunnen worden opgelost bij de doorontwikkeling van STAP. Daarnaast biedt de periode
                     van proefproductie beperkt de ruimte en tijd om kleinere, onvoorziene knelpunten zo
                     mogelijk op te lossen tussen ketenpartners.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  
, - 
              
                  Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën - 
              
                  Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier