Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Ontwerpbesluit tot vaststelling van de Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven (Kamerstuk 35306-9)
35 306 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven (Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven)
Nr. 10
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 2 juli 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst over de brief
van 4 juni 2021 inzake het Ontwerpbesluit tot vaststelling van de Wet afschaffing
fiscale aftrek scholingsuitgaven
(Kamerstuk 35 306, nr. 10).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 juni 2021 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 29 juni 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het «Ontwerpbesluit tot vaststelling
van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven»
en hebben nog een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen wat op dit moment de stand van zaken is met betrekking
tot het op een verantwoorde wijze invoeren van de subsidieregeling STAP-budget begin
2022. Op welke datum kan deze verantwoord worden ingevoerd?
De leden van de VVD-fractie vragen of het mogelijk is om de fiscale aftrekscholingsuitgaven
tot het moment van invoering van de subsidieregeling in stand te laten, ook al is
dat gedurende het jaar 2022. Zo ja, wat zijn de gevolgen voor burgers en bedrijven?
Zo nee, waarom niet? Zo nee, zou dat er voor pleiten om een en ander uit te stellen
tot 1 januari 2023?
De leden van de VVD-fractie vragen of er verschillen zijn tussen de jaarlijkse totaalbedragen
/ budgetten en de manier waarop een en ander begrotingstechnisch geregeld is/wordt
tussen de huidige fiscale regeling in vergelijking met de nieuwe subsidieregeling?
Zo ja, kan de Kamer een overzicht ontvangen van (een vergelijking tussen) beide?
De landen van de VVD-fractie of de Staatssecretaris een overzicht kan geven van de
in kaart gebrachte risico’s van het doorzetten van invoering in 2022 ten opzichte
van het uitstellen van de startdatum en de daarbij gebruikte weging en oplossingsrichtingen.
Hoe weegt de Staatssecretaris het risico dat mensen geen scholingsactiviteiten starten
vanwege het ontbreken van fiscale aftrekmogelijkheden en het tevens ontbreken van
het beoogde alternatief? Hoe weegt de Staatssecretaris het risico dat het UWV in problemen
komt met de uitvoering van deze en andere regelingen en processen door de hoge druk
op dit project?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet afschaffing fiscale
aftrek scholingsuitgaven. Deze leden hebben een aantal vragen, die samenhangen met
de invoering van het STAP-budget. Deze leden verwijzen daarom naar de vragen die bij
het schriftelijk overleg van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn
gesteld over de voortgang van de subsidieregeling STAP-budget.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de Staatssecretaris
en de Minister van SZW om met ingang van 1 januari 2022 de fiscale aftrek scholingskosten
te vervangen voor het STAP-budget. Echter, zoals de regeling nu wordt ingevuld en de mate waarin de uitvoering
gereed is, hebben deze leden daar twijfels bij. Reeds bij het Belastingplan 2020 hebben
zij aangegeven dat de fiscale aftrek scholingskosten alleen kan vervallen als alle
details van de nieuwe regeling bekend zijn en met name ook de uitvoering goed geregeld
is. Dat is op dit moment nog lang niet het geval, zoals in de brief te lezen is. De
uitvoeringssystemen zijn op dit moment nog niet gereed en ook zal nog een ketenbrede
proefproductie moeten worden gedraaid om te kijken of het allemaal werkt. Dat biedt
geen zekerheid en vertrouwen voor een goede uitvoerbaarheid van de nieuwe regeling.
Ook maken deze leden zich zorgen over het gat van drie maanden dat ontstaat omdat
de fiscale aftrek per eind 2021 zou vervallen, terwijl de STAP-regeling pas in maart
2022 wordt opengesteld. Dat gat moet dan tijdelijk met een kunstgreep worden opgelost,
door de coronaregeling NL Leert in te zetten, die daar niet voor bedoeld is. En wat
zijn de gevolgen als de proefproductie niet succesvol is en het loket nog later open
gaat? Hoe wordt een nog groter gat dan opgelost en wat zijn hiervan de mogelijke kosten?
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris daarom of hij kan aangeven
waarom hij het verstandig vindt de regeling al per 2022 te vervangen, terwijl de regeling
op dat moment nog niet goed zal zijn uitgewerkt en er nog onzekerheden ten aanzien
van de uitvoering bestaan. Hiervoor verwijzen deze leden ook naar de vragen die zij
hebben gesteld aan de Minister van SZW in reactie op de brief van 21 juni 2021 over
de inhoud van de STAP-regeling. Zo geeft de Minister van SZW in zijn brief aan dat
zich tijdens de verdere implementatie van de STAP-regeling eventueel nog onvoorziene
knelpunten kunnen voordoen en er als gevolg van de krappe planning bij eventuele knelpunten
onvoldoende ruimte kan zijn om die tijdig te adresseren. Acht de Staatssecretaris
het – in het kader van «geen oude schoenen weggooien, voordat men nieuwe heeft» –
niet verstandiger dat de STAP-regeling nog verder en beter wordt uitgewerkt alvorens
de oude regeling wordt afgeschaft, zodat in 2023 kan worden gestart met een volwaardige,
goed werkende STAP-regeling?
II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst
Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de
leden van de fracties van de VVD en het CDA. Hierna wordt bij de beantwoording van
de vragen zo veel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden, met dien verstande
dat gelijkluidende of in elkaars verlengde liggende vragen tezamen zijn beantwoord.
De leden van de fractie van de VVD vragen wat op dit moment de stand van zaken is
met betrekking tot het op een verantwoorde wijze invoeren van de subsidieregeling
STAP-budget begin 2022 en op welke datum deze kan worden ingevoerd.
Tijdens de afgelopen maanden is door Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
(UWV) en Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) hard gewerkt aan de implementatie van de
uitvoeringssystemen en het gezamenlijk oplossen van knelpunten in de informatievoorziening.
De deelprojecten van UWV en DUO lopen op schema en er is sprake van een goede en vruchtbare
samenwerking tussen de ketenpartners. Daarnaast biedt de geplande proefproductie beperkt
de ruimte en tijd om kleinere, onvoorziene knelpunten zo mogelijk op te lossen tussen
ketenpartners. Hierdoor bestaat het vertrouwen dat het STAP-budget vanaf 1 maart 2022
op een verantwoorde manier uitgevoerd zal kunnen worden.
De leden van de fractie van de VVD vragen of het mogelijk is om de fiscale aftrek
scholingsuitgaven tot het moment van invoering van de subsidieregeling in stand te
laten, ook al is dat gedurende het jaar 2022, en zo ja, wat de gevolgen zijn voor
burgers en bedrijven.
Het is niet mogelijk om de fiscale aftrek in stand te laten tot het moment van invoering
van de subsidieregeling. De scholingsaftrek is net als overige fiscale aftrekposten
gebonden aan een kalenderjaar; de drempel en het maximum jaarbedrag is gebaseerd op
jaarbedragen. Wanneer de faciliteit slechts voor een deel van het jaar geldt zijn
de drempel en het maximum jaarbedrag relatief te hoog. Bovendien wordt hiermee relevant
op welk moment de uitgaven precies in het belastingjaar zijn gedaan. Dit is niet controleerbaar
voor de Belastingdienst. Daarom is het slechts mogelijk om de aftrek per 1 januari
van een jaar af te schaffen.
De leden van de fractie van de VVD vragen zich voorts af, indien het niet mogelijk
is om de fiscale regeling tot het moment van invoering van de subsidieregeling in
stand te laten, of dat er voor zou pleiten een en ander uit te stellen tot 1 januari
2023. De leden van de fractie van het CDA vragen waarom het kabinet het verstandig
vindt de regeling al per 2022 te vervangen, terwijl de regeling naar hun mening op
dat moment nog niet goed zal zijn uitgewerkt en er nog onzekerheden ten aanzien van
de uitvoering bestaan. Deze leden vragen of het in het kader van «geen oude schoenen
weggooien, voordat men nieuwe heeft» niet verstandiger is dat de STAP-regeling nog
verder en beter wordt uitgewerkt alvorens de oude regeling wordt afgeschaft, zodat
in 2023 kan worden gestart met een volwaardige, goed werkende STAP-regeling.
Met invoering van de basisvariant van het STAP-budget per 1 maart 2022 wordt een volwaardig
nieuw uitvoeringssysteem neergezet dat verschillende voordelen kent ten opzichte van
de huidige fiscale aftrek scholingskosten. Uit de evaluatie van het Centraal Plan
Bureau1 blijkt dat de effectiviteit van de fiscale aftrek scholingskosten beperkt is. Met
de invoering van het STAP-budget worden belangrijke drempels van de fiscale aftrek
weggenomen doordat scholingskosten niet langer door het individu moeten worden voorgeschoten,
er geen eigen bijdrage nodig is bij scholing tot € 1.000 en het STAP-budget meer mogelijkheden
biedt voor ondersteuning van doelgroepen en controle op effectiviteit en de naleving
van voorwaarden.
Zoals vermeld in de Kamerbrief Voortgang subsidieregeling STAP-budget van 21 juni
jl., worden er drie onderwerpen doorgeschoven naar de doorontwikkeling. Het gaat hierbij
om aanvullende functionaliteiten van het STAP-budget en dit heeft geen directe gevolgen
voor het functioneren van de basisvariant.
Ten eerste is het tijdens de implementatie onverhoopt niet mogelijk gebleken om het
uitvoeringssysteem op tijd gereed te hebben voor subsidiëring van EVC-trajecten (EVC:
Erkenning van eerder Verworven Competenties). In de uitvoeringstoetsen van UWV en
DUO was dit eerder nog niet voorzien. Vanwege het specifieke karakter van EVC-trajecten
is eerst aanpassing van het systeem noodzakelijk.
Ten tweede zal het in 2022 niet mogelijk zijn om meerdere keren een STAP-budget aan
te vragen voor meerjarige scholingsactiviteiten. In de uitvoeringstoets van november
2019 is dit onderwerp door UWV al aangemerkt voor de doorontwikkeling.2
Ten derde komen in 2022 schoolkosten die niet via de opleider lopen, zoals voor verplicht
studiemateriaal, niet in aanmerking voor het STAP-budget. In de regeling en het uitvoeringssysteem
STAP-budget wordt alleen uitgegaan van verplichte schoolkosten die door de opleider
zelf in rekening worden gebracht. In de doorontwikkeling zal er nog een besluit moeten
worden genomen of ook de schoolkosten voor studiemateriaal die niet via de opleider
lopen in aanmerking zouden moeten komen voor het STAP-budget.
Hoewel bij trajecten met een grote ICT-component nooit met zekerheid gezegd kan worden
hoe groot de kans is dat de systemen tijdig gereed zijn, acht het kabinet de kans
op dit moment klein dat de systemen en processen niet tijdig gereed zijn om 1 maart
2022 te kunnen starten met de uitvoering. Het kabinet wordt hierin gesterkt door zowel
UWV als DUO die vertrouwen uitspreken in de haalbaarheid van 1 maart 2022 als datum
waarop gestart kan worden met de uitvoering van STAP. Er is goed zicht op de risico’s
en daar wordt ook sterk op gestuurd. Daarnaast biedt de vruchtbare samenwerking tussen
de ketenpartners ook vertrouwen dat uitdagingen die nog op het pad zouden komen gezamenlijk
opgelost kunnen worden. Hierdoor bestaat er bij de ketenpartners het vertrouwen dat
het STAP-budget per 1 maart 2022 op een verantwoorde manier ingevoerd kan worden.
Op basis van de integrale afweging van voordelen die het STAP-budget oplevert ten
opzichte van de fiscale aftrek scholingskosten, de onderwerpen van doorontwikkeling
en gemitigeerde onzekerheden rondom tijdige invoering, komt het kabinet tot de conclusie
dat het wenselijk is om de afschaffing van de fiscale aftrek door te zetten en financiering
via het STAP-budget per 1 maart 2022 in te voeren. Op dit moment is voldoende duidelijk
dat de voordelen van de basisvariant STAP-budget opwegen tegen de nadelen van de overbrugging
begin 2022 en de noodzaak van doorontwikkeling.
De leden van de fractie van de VVD vragen of er verschillen zijn tussen de jaarlijkse
totaalbedragen/budgetten en de manier waarop een en ander begrotingstechnisch geregeld
is/wordt tussen de huidige fiscale regeling in vergelijking met de nieuwe subsidieregeling.
Zo ja, dan vragen zij of de Kamer een overzicht kan ontvangen van (een vergelijking
tussen) beide.
Het voornemen om van de fiscale scholingsaftrek een subsidieregeling te maken bestaat
al langer. Reeds in de begroting van 2018 is hier rekening mee gehouden, door het
budgettaire beslag van de fiscale scholingsaftrek als bestedingsruimte beschikbaar
te maken op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
(onder artikel 4, onder de noemer «permanent leren»). Toen werd er nog van uitgegaan
dat de subsidieregeling onder de primaire verantwoordelijkheid van de Minister van
OCW zou vallen. Bij de begroting van 2021 is het structurele budget van het Ministerie
van OCW naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) overgemaakt,
aangezien niet het Ministerie van OCW maar het Ministerie van SZW het eerstverantwoordelijke
ministerie zal zijn voor de uitvoering van de subsidieregeling. Tussen 2018 en 2021,
toen de fiscale aftrek nog doorliep, is jaarlijks budget afgeboekt van de subsidieregeling,
zodat de budgettaire reeks nu ingaat per 2022. Het bedrag dat is geraamd voor de fiscale
aftrek van scholingsuitgaven staat dus een op een in verhouding tot het bedrag aan
beschikbaar STAP-budget en in zoverre zijn er geen budgettaire verschillen aanwezig
tussen beide regelingen. In de praktische uitvoering is een relevant verschil dat
een fiscale regeling geen plafond qua budgettair beslag kent, terwijl het STAP-budget
een uitgavenplafond kent en onder het uitgavenkader valt. Is het (periodieke) plafond
bereikt, dan worden in principe geen aanvragen meer gehonoreerd. Een eventuele verhoging
van het plafond dient te worden ingepast onder het uitgavenkader.
De leden van de fractie van de VVD vragen of een overzicht kan worden gegeven van
de in kaart gebrachte risico’s van het doorzetten van invoering in 2022 ten opzichte
van het uitstellen van de startdatum en de daarbij gebruikte weging en oplossingsrichtingen.
Bij de afweging van de invoering van STAP in 2022 ten opzichte van het uitstellen
van de startdatum is in nauw overleg met de Minister van OCW en de ketenpartners UWV
en DUO een integrale afweging gemaakt. Er is gekeken naar de tijdige vaststelling
van de regeling, concrete uitwerking van maatregelen om knelpunten in de implementatie
op te lossen, tijdige realisatie van de ICT, adoptiebereidheid van opleiders, de vulling
van het scholingsregister en de eerste bevindingen van het Adviescollege ICT Toetsing
(AcICT).
Op dit moment zien ketenpartners UWV en DUO nog een aantal risico’s voor de invoering
van STAP vanaf 1 maart 2022. Het eerste belangrijke risico is de tijdige en voldoende
vulling van het scholingsregister. Het is van belang dat er een omvangrijk en divers
aanbod aan scholingsactiviteiten in het scholingsregister is geregistreerd en dat
deze tijdig beschikbaar zijn voor de proefproductie (1 december 2021) en de start
van de uitvoering (1 maart 2022). De afgelopen maanden is een monitor uitgezet onder
opleiders om te kijken naar de adoptiegraad en in te schatten of er aan het begin
van de proefproductie en bij de start van STAP een voldoende gevuld scholingsregister
is. Het beeld dat daaruit komt is dat veel opleiders aangeven zich in 2022 te zullen
melden en hun scholingsactiviteiten te registreren in het scholingsregister. Voor
een deel van de opleiders zullen de scholingsactiviteiten via een geautomatiseerde
koppeling in het scholingsregister worden opgenomen. Er zullen ook een aantal opleiders
zijn die niet vanaf de start van STAP hun scholingsactiviteiten zullen aanbieden.
Zoals het er nu naar uitziet is dit een kleine minderheid van de opleiders. In het
algemeen is de verwachting dat met name het MBO en private opleiders hun scholingsactiviteiten
registreren, en het zou kunnen dat de adaptatie bij HBO en universiteiten langzamer
verloopt. De verwachting is daarmee dat in 2022 een voldoende gevuld scholingsregister
beschikbaar zal zijn. Daarnaast moet de kwaliteit van de data in het scholingsregister
voldoende zijn. Door ketenpartners worden verschillende maatregelen ingezet om de
datakwaliteit te bevorderen. Zo worden opleiders geïnstrueerd hoe en welke gegevens
zij moeten aanleveren in het scholingsregister en worden er ook controles uitgevoerd
op de data die wordt doorgegeven. Daarmee verwachten de ketenpartners voldoende maatregelen
te hebben getroffen om de datakwaliteit te borgen. De eventuele onvoorziene tegenvallers
vormen een derde risico. Een belangrijke beheersmaatregel voor dit risico is om te
starten met een basisvariant van STAP. Door in te zetten op de robuuste invoering
van de basis van de STAP-regeling en verdere verbeteringen te faseren in de tijd,
is invoering in 2022 haalbaar. Daarnaast biedt de periode van proefproductie beperkt
de ruimte en tijd om kleinere, onvoorziene knelpunten zo mogelijk op te lossen tussen
ketenpartners.
Tot slot is er nog het lopende adviestraject van AcICT. Op 10 februari is AcICT verzocht
om een advies uit te brengen over het programma rondom de implementatie van het STAP-budget.
Kort daarop heeft AcICT besloten om voor het STAP-budget een advies uit te brengen;
op dit moment wordt hier door AcICT nog aan gewerkt. Om het beeld van het AcICT toch
al mee te kunnen wegen heeft AcICT vooruitlopend op hun advies hun beelden en zienswijzen
gedeeld. Bij de beelden die AcICT heeft gedeeld, zaten waardevolle suggesties die
ook al opgepakt kunnen worden. De beelden die AcICT gedeeld heeft zijn ook meegewogen
in de afweging om STAP per 1 maart 2022 in te kunnen voeren. Het kabinet verwacht
dat de grootste risico’s op verder uitstel daarmee gemitigeerd zijn.
De leden van de fractie van de VVD vragen voorts hoe het risico wordt gewogen dat
mensen geen scholingsactiviteiten starten vanwege het ontbreken van fiscale aftrekmogelijkheden
en het tevens ontbreken van het beoogde alternatief.
Met invoering van STAP per 1 maart 2022 is er een periode van ongeveer drie maanden
waarin mensen niet met behulp van STAP-budget een opleiding kunnen starten en tevens
geen gebruik kunnen maken van de fiscale scholingsaftrek. Voor zover mensen niet beschikken
over middelen die door de werkgever beschikbaar worden gesteld voor scholing en ontwikkeling,
zou het kunnen zijn dat de deelname van scholing in de eerste drie maanden van 2022
worden uitgesteld. Het beschikbare budget over heel 2022 blijft echter ongewijzigd
waardoor er per saldo evenveel mensen van het STAP-budget gebruik kunnen maken als
beoogd is.
Daarnaast zijn er – naast financiering door de sector of werkgever – nog andere mogelijkheden
voor burgers om met behulp van publieke financiering scholingsactiviteiten te volgen.
Zo is er de mogelijkheid om scholing te volgen via de subsidieregeling NL leert door
met inzet van sectoraal maatwerk (budget: € 70 miljoen). Verder zal in het najaar
van 2021 nog een nieuw tijdvak van de regeling NL leert door met inzet van scholing
worden opengesteld (budget: € 30 miljoen, na een budget van € 34 miljoen in 2020/2021).
Naar verwachting is het vanaf december van dit jaar tot in 2022 mogelijk om via deze
regeling kosteloze scholing te volgen en overbrugt daarmee de periode tot aan de start
van scholingsactiviteiten die gesubsidieerd worden door het STAP-budget.
De leden van de VVD vragen tot slot specifiek hoe het risico van de uitvoering door
UWV wordt gewogen.
Met UWV is als een van de uitvoerders van de regeling en een van de ketenpartners
vanzelfsprekend voortdurend nauw overleg over de voortgang van de implementatie en
de haalbaarheid ervan. UWV onderschrijft de risico’s die er bestaan, maar heeft tevens
het vertrouwen uitgesproken in de haalbaarheid van 1 maart 2022. UWV heeft vertrouwen
dat de implementatie in de gehele keten dan gereed is en dat met de robuuste basisversie
die nu wordt neergezet de STAP-regeling per 1 maart 2022 op een verantwoorde wijze
zal kunnen worden uitgevoerd. UWV ziet ook geen problemen in de samenloop van de uitvoering
van deze regeling in relatie tot andere regelingen. Dat komt omdat de realisatie en
uitvoering van de STAP-regeling door een volledig separaat team wordt opgepakt.
De leden van de fractie van het CDA geven aan twijfels te hebben bij het voorstel
om met ingang van 1 januari 2022 de fiscale aftrek scholingskosten te vervangen voor
het STAP-budget. Deze leden maken zich zorgen over het gat van drie maanden dat ontstaat
omdat de fiscale aftrek per eind 2021 zou vervallen, terwijl de STAP-regeling pas
in maart 2022 wordt opengesteld. Deze leden wijzen er op dat dat gat tijdelijk wordt
opgelost, door de coronaregeling NL Leert in te zetten, die daar naar hun mening niet
voor bedoeld is. Zij vragen wat de gevolgen zijn als de proefproductie niet succesvol
is en de STAP-regeling later wordt opengesteld. Zij vragen daarbij hoe een groter
gat wordt opgelost en wat hiervan de mogelijke kosten zijn
Hoewel, zoals hiervoor ook al aangegeven, bij trajecten met een grote ICT-component
nooit met zekerheid gezegd kan worden hoe groot de kans is dat de systemen tijdig
gereed zijn, acht het kabinet de kans op dit moment klein dat de systemen en processen
niet tijdig gereed zijn om 1 maart 2022 te kunnen starten met de uitvoering. Het kabinet
wordt hierin gesterkt door zowel UWV als DUO die vertrouwen uitspreken in de haalbaarheid
van 1 maart 2022 als datum waarop gestart kan worden met de uitvoering van STAP. Er
is goed zicht op de risico’s en daar wordt ook sterk op gestuurd. Daarnaast biedt
de vruchtbare samenwerking tussen de ketenpartners ook vertrouwen dat uitdagingen
die nog op het pad zouden komen gezamenlijk opgelost kunnen worden. Hierdoor bestaat
er bij de ketenpartners het vertrouwen dat het STAP-budget per 1 maart 2022 op een
verantwoorde manier ingevoerd kan worden.
Het spreekt vanzelf dat gedurende de implementatie van STAP zich nog knelpunten kunnen
voordoen die we nu nog niet kunnen overzien. Mitigerende maatregel is dat die knelpunten
kunnen worden opgelost bij de doorontwikkeling van STAP. Daarnaast biedt de periode
van proefproductie beperkt de ruimte en tijd om kleinere, onvoorziene knelpunten zo
mogelijk op te lossen tussen ketenpartners.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier