Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 726 Wijziging van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties en de Wet op de Architectentitel in verband met aanvullende implementatie van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255) en Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (PbEU 2011, L 343)
Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 22 juni 2021
I. Inleiding
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een verslag uitgebracht
over het bovengenoemde wetsvoorstel. De regering is de leden van de VVD-fractie erkentelijk
voor de gestelde vragen. De volgorde van het verslag is aangehouden en voor de goede
leesbaarheid van de beantwoording zijn de gestelde vragen cursief weergegeven en is
een onderscheidend leesteken geplaatst voor elk antwoord.
II. Reactie op de gestelde vragen
1.1 Inleiding
De leden van de VVD-fractie vragen welke praktische gevolgen dit wetsvoorstel heeft
of dat het voornamelijk een tekstuele wijziging van de wet betreft. Zij vragen of
er lidstaatopties bij de implementatie van beide richtlijnen zitten, en zo ja, welke
dat zijn en waarom Nederland hier wel of niet voor gekozen heeft.
» Het wetsvoorstel heeft geen praktische gevolgen. De opgenomen wijzigingen betreffen
tekstuele wijzigingen1 en verplichtingen die reeds op de Nederlandse regering rustten sinds de inwerkingtreding
van de in het wetsvoorstel genoemde richtlijnen. Zowel de tekstuele als de, in theorie,
inhoudelijke wijzigingen, zijn ten tijde van de oorspronkelijke implementatie onvolledig
geimplementeerd, of behoren nu, vanwege bijvoorbeeld ontwikkelingen in EU-jurisprudentie,
alsnog te worden verankerd in de Nederlandse wetgeving.
Er was geen sprake van lidstaatopties bij deze wijzigingen.
1.2 Implementatiewetgeving
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het kan dat Nederland «in de veronderstelling
was» dat de in bepaalde bepalingen genoemde rechten en plichten «feitelijke handelingen»
betroffen en deze in de regel niet worden geïmplementeerd. Ook vragen deze leden wanneer
het bericht van de Europese Commissie kwam dat dit wel in nationale regelgeving moest
worden opgenomen. Wat was de redenatie van de Commissie dat dit wel moet gebeuren,
zo willen deze leden weten.
» In haar ingebrekestelling van 24 januari 20192 merkte de Europese Commissie op dat artikel 50, derde lid, en bijlage VII, punt 1,
onder b, van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september
2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255) niet zijn
omgezet in Nederlandse wetgeving. De regering heeft in haar reactie op de ingebrekestelling
van 23 april 2019 aangegeven dat dit tot op heden niet had plaatsgevonden, omdat de
regering deze bepalingen beschouwde als «bepalingen uit bindende EU-rechtshandelingen
die verplichten tot feitelijk handelen van de centrale overheid».3 Dergelijke bepalingen zijn gezien hun aard uitgezonderd van implementatie, aangezien
dergelijke verplichtingen reeds rechtstreeks voortvloeien uit de EU-rechtshandeling
die verbindend is voor de lidstaat. De voorwaarden om dit «feitelijk handelen» niet
te hoeven implementeren zijn de laatste jaren echter aan veranderingen onderhevig
geweest. Er is meer nadruk komen te liggen op rechten van derden en de noodzaak een
«feitelijke handeling» te implementeren indien derden (bijvoorbeeld van lidstaten
of burgers) rechten kunnen ontlenen aan die feitelijke handeling. Aangezien artikel
50, derde lid, en bijlage VII, punt 1 onder b, van Richtlijn 2005/36/EG rechten voor
derden kunnen omvatten, is door de regering toegezegd dit artikel alsnog op te nemen
in de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of het blijkbaar mogelijk is om bijna
vijftien jaar te wachten met de volledige implementatie van een richtlijn.
» EU-lidstaten zijn verplicht om te implementeren richtlijnen binnen de daarvoor gestelde
termijnen volledig te hebben geïmplementeerd. Het was en is dan ook de intentie van
de regering om zich aan deze termijnen te houden. Omdat het vaak gaat om zeer uitgebreide,
complexe teksten, kan het echter gebeuren dat de regering in de veronderstelling is
dat een richtlijn juist en volledig is geïmplementeerd, maar op een later ogenblik
door de Europese Commissie wordt gewezen op kennelijke vergissingen of omissies. Deze
onvolkomenheden worden dan op een later moment aangepast of alsnog geïmplementeerd.
Daarnaast kan het voorkomen, zoals ook benoemd in de vorige antwoorden, dat door (rechts)ontwikkelingen
in de loop van de tijd onvolkomenheden ontstaan.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap