Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 830 XII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 2020
Nr. 6
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 22 juni 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 27 mei 2021 voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Bij brief van 15 juni 2021 zijn ze door de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De griffier van de commissie, Rijkers
Vraag 1:
Waarom zijn er geen subsidieaanvragen voor Niet Actief Beveiligde Overgangen (NABO)
ingediend in 2020? Kunt u dit verklaren terwijl nog niet alle NABO’s zijn aangepakt?
Antwoord:
Voor het NABO-programma is in totaal € 194 mln. beschikbaar gesteld om 180 NABO’s
voor 2024 te kunnen aanpakken. In 2020 heeft ProRail een aanvullende subsidieaanvraag
gedaan voor dit NABO-programma. Eind 2020 heb ik op grond hiervan € 5.809.418,28 (incl.
BTW, prijspeil 2020) aan ProRail beschikt. Door middel van het NABO-programma worden
180 NABO’s voor 2024 aangepakt. Inmiddels zijn hiervan 75 NABO’s aangepakt, waarvan
20 NABO’s in 2020. Volgens ProRail worden er in 2021 ca. 32 NABO’s aangepakt.
Vraag 2:
Welk effect heeft de te optimistische inschatting van de spoorcapaciteit 2030 op het
Toekomstbeeld openbaar vervoer (ov)?
Antwoord:
In de slotwet van het infrastructuurfonds is de verplichtingenraming voor de uitgaven
bij het project Spoorcapaciteit 2030 voor het jaar 2020 naar beneden bijgesteld. In
2020 zijn voor dit project minder verplichtingen aangegaan dan waar vooraf rekening
mee was gehouden. Er was dus sprake van een te optimistisch beeld van de opdrachten
die in 2020 voor dit project aan ProRail konden worden verstrekt. Deze verplichting
schuift door naar latere jaren. Dit kan omdat we werken vanuit het Infrastructuurfonds.
Het heeft geen gevolgen voor de totale omvang van deze middelen en het Toekomstbeeld
OV. De middelen blijven dus beschikbaar om de voorgenomen productstappen en de instroom
van het nieuwe ICNG-materieel en de nieuwe sprinters voor de eerst komende jaren te
kunnen realiseren. Zoals beschreven in de ontwikkelagenda Toekomstbeeld OV (Kamerstuk
23 645, nr. 746) zijn wel aanvullende middelen noodzakelijk om netwerkingrepen te doen om de vervoerontwikkelingen
richting 2030/2035 te blijven faciliteren.
Vraag 3:
Hoeveel banen zijn er bij KLM verloren gegaan? Is dit in overeenstemming met de afspraken
die zijn gemaakt voor de steunmaatregelen
Antwoord:
Het aantal FTE’s bij KLM is in 2020 met (ongeveer) 5000 gereduceerd. Dit als gevolg
van reductie van externe inhuur, het niet verlengen van tijdelijke (veelal jaar) contracten
en vrijwillige vertrekregelingen.
In het specifieke steunpakket voor KLM van 2020 (bestaande uit een lening en een garantie
van de Nederlandse Staat voor bankleningen) zijn geen specifieke afspraken over behoud
van banen opgenomen. Wat de NOW betreft ziet het UWV toe op de naleving van de voorwaarden.
Vraag 4:
Kunt u een overzicht geven van het aantal vluchten van en naar de Nederlandse luchthavens
over 2020?
Antwoord:
Hieronder vindt u een overzicht van het totaal aantal vliegtuigbewegingen per luchthaven
in kalenderjaar 2020 op basis van gegevens van het CBS. Dit betreft alleen het handelsverkeer
van commerciële luchtvaartmaatschappijen.
Aantal vliegtuigbewegingen 2020 (Handelsverkeer)
Schiphol
227.275
Rotterdam
6.337
Eindhoven
17.875
Maastricht
6.127
Groningen
612
Totaal
258.226
Bron: CBS
Vraag 5:
Wat is de reden dat de ov-beschikbaarheidsvergoeding niet is vastgesteld op 100%?
Antwoord:
Met de brief van 9 april jl. (Kamerstuk 23 645, nr. 749) is uw Kamer geïnformeerd over het doortrekken van de beschikbaarheidsvergoeding
OV (BVOV) naar eind 2021. Bij het instellen van de BVOV in 2020 hechtte het kabinet
eraan dat de vervoerders zelf ook een passende bijdrage zouden leveren van maximaal
zeven procent van de kosten (Kamerstukken 23 645 en 25 295, nr. 723). Omdat het echter voor de continuïteit van de OV-sector wenselijk is dat vervoerders
in 2021 verliezen zo veel mogelijk kunnen beperken, is de werking van de regeling
aangepast. De regeling is zo uitgewerkt dat het vervoerders mogelijk wordt gemaakt
om de 5–7% kosten die niet door de regeling worden vergoed, in overleg met de concessieverleners
in te vullen. Dit kan door efficiencybesparingen bij de vervoerders, het optimaliseren
van het aanbod of een extra bijdrage van de concessieverlener (Kamerstuk 23 645, nr. 729).
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, griffier