Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg inzake Fiche: Mededeling Het stimuleren van het Europees economisch en financieel systeem
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3104
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 mei 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 26 februari 2021 over het Fiche: Mededeling
Het stimuleren van het Europees economisch en financieel systeem (Kamerstuk 22 112, nr. 3057).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 april 2021 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 12 mei 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het fiche: Mededeling over het
stimuleren van het Europees economisch en financieel systeem. Zij hebben hierbij nog
enkele vragen.
De leden lezen dat de Commissie de uitgifte van groene obligaties wil stimuleren,
en zelf ook 30 procent groene obligaties wil uitgeven in het kader van de financiering
van het Europese herstelinstrument Next Generation EU (NGEU). De Commissie stelt tevens
vast dat grotere schulduitgifte door de EU als gevolg van de instrumenten NGEU en
SURE, heeft geleid tot een groter aanbod van, en transacties in, in euro gedomineerd
schuldpapier op de financiële markten. De leden van de VVD-fractie stellen met tevredenheid
vast dat het kabinet benadrukt dat de Commissie niet voorsorteert op een grotere schulduitgiften
door de EU op grond van de gewenste grotere internationale rol van de euro. In dit
kader wijzen de leden van de VVD-fractie ook op de tijdelijkheid van NGEU en SURE.
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met het kabinet dat een grote internationale
rol voor de euro het best kan worden gerealiseerd via het opbouwen van een trackrecord
van gezond economisch en begrotingsbeleid in de individuele lidstaten.
Met het oog op de financiële stabiliteit geeft de Commissie aan dat EU-marktpartijen
de blootstelling bij Central counterparty’s (CCP’s) van buiten de EU moeten beperken,
en dat de clearingcapaciteit in de EU moet worden opgebouwd zodat meer in euro gedenomineerde
contracten in de EU kunnen worden afgehandeld. Wat zou de streefcapaciteit hierin
moeten zijn met het oog op het bewerkstelligen van financiële stabiliteit?
Voorts lezen de leden dat het kabinet op hoofdlijnen positief is over de inzet van
de Commissie om de weerbaarheid van de EU tegen de extraterritoriale toepassing van
sancties door derde landen te versterken. Zijn er, bilateraal door lidstaten of door
de EU, ook al gesprekken gevoerd met de nieuwe Amerikaanse regering over de manier
waarop Europese bedrijven nu doelwit zijn van Amerikaanse extraterritoriale sancties?
Zo ja, wat was de uitkomst hiervan?
De leden van de VVD-fractie plaatsen wel kanttekeningen bij het Commissiestandpunt
dat extraterritoriale sancties per definitie illegaal zijn en alleen een defensief
antwoord behoeven. Deelt het kabinet de inschatting dat nu diverse landen economische
macht vaker voor geopolitieke doelen aanwenden, het gebruik van extraterritoriale
sancties wereldwijd mogelijk verder zal toenemen? Zou de EU een sterkere geopolitiekere
speler zijn als zij zelf ook haar aanzienlijke economische macht op deze manier gebruikt?
Ten aanzien van het verweer tegen extraterritoriale sancties vragen de leden van de
VVD-fractie ook naar het voornemen van de Commissie om bij de review van het handelsbeleid
een voorstel te doen om sancties door derde landen af te schrikken of met tegenmaatregelen
te beantwoorden. Is het de verwachting dat hier manieren aan de orde komen om via
het handelsinstrumentarium met maatregelen te reageren op sancties met extraterritoriale
werking?
De leden van de VVD-fractie vragen of, en zo ja hoeveel, lidstaten de monitoring en
handhaving van sancties nog niet op orde hebben. Kan het kabinet er bij de Commissie
op aandringen voortvarend aan de slag te gaan met monitoring, advisering en eventuele
inbreukprocedures om lidstaten te bewegen hun eigen handhaving op orde te krijgen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche
over de mededeling van de commissie over het stimuleren van het Europees economisch
en financieel systeem. Deze leden wijzen op het grote belang van een sterk economisch
en financieel systeem om gezamenlijk de grote uitdagingen aan te gaan waar de Europese
Unie en haar lidstaten voor staan.
De leden van de D66-fractie hebben opgemerkt dat de Amerikaanse Secretary of the Treasury Janet Yellen andere landen heeft opgeroepen samen op te trekken voor een wereldwijd
akkoord richting een gezamenlijk minimumtarief voor winstbelasting. Een dergelijk
akkoord zou een mooie stap kunnen zijn om winstgevende internationale bedrijven hun
eerlijke bijdrage te laten betalen aan publieke voorzieningen. Een gezamenlijk minimumtarief
op een zo groot mogelijke schaal zou daarmee goed kunnen zorgen voor een gelijk speelveld
tussen landen. Kan de Minister reflecteren in hoeverre de oproep van Secretary Yellen
voor een minimumtarief het economisch en financieel systeem zou kunnen verbeteren?
Kan de Minister tevens aangeven in hoeverre Nederland dit signaal zal aangrijpen om
in Europees verband te pleiten voor een minimumtarief voor winstbelasting en dat de
Europese Unie hiertoe zal gaan samenwerken met de Verenigde Staten? Is de Minister
bereid om Nederland hierin een voortrekkersrol te laten aannemen?
De leden van de D66-fractie ondersteunen de inzet van de Europese Commissie om de
Europese financiële markten en de rol van de euro te versterken. Met name de acties
die tevens gericht zijn op het verduurzamen van de financiële sector kunnen op de
steun van deze leden rekenen. Wel wijzen zij bij het ontwikkelen van duurzame standaarden
op de verantwoordingslast bij duurzame activiteiten ten opzichte van vervuilende activiteiten.
Welke actie onderneemt de Minister om te voorkomen dat deze duurzame standaarden niet
tot een te grote verantwoordingslast leiden en dat hierdoor impliciet perverse prikkels
ontstaan?
De leden van de D66-fractie lezen in het fiche de constatering dat de rol van de euro
reeds versterkt wordt door de schulduitgifte in het kader van NGEU en SURE. In de
nota naar aanleiding van het verslag bij de goedkeuringswet Eigenmiddelenbesluit kon
geen kwantitatieve onderbouwing gegeven worden bij gewonnen effectiviteit van deze
schulduitgifte. Op welke manier gaat het kabinet zich in de komende tijd inspannen
om de kwantitatieve effecten van gezamenlijke schulduitgifte goed te monitoren, zodat
deze informatie kan worden gebruikt in verdere besluitvorming?
De leden van de D66-fractie lezen in het fiche de stelling dat voor Nederland meer
strategische autonomie van Europa geen doel op zich is, maar dat het zou gaan om het
nastreven van weerbaarheid. Wat bedoelt de Minister daarmee en op welke manier uit
deze stellingname zich in bepaalde beleidskeuzes? Erkent de Minister dat met meer
strategische autonomie van de Europese Unie meer belangen gemoeid kunnen zijn? Waarom
is Europese strategische autonomie – in ieder geval tot op zekere hoogte – geen doel
op zich van Nederland?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het fiche «Mededeling: Het stimuleren
van het Europees economisch en financieel systeem». Naar aanleiding van het genoemde
punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.
Allereerst willen de leden van de PVV-fractie weten hoe gegarandeerd wordt dat de
omvangrijke schulduitgifte door de EU als gevolg de instrumenten NGEU en SURE daadwerkelijk
tijdelijk is en dat er bijvoorbeeld geen sprake zal zijn van een verlenging van de
looptijden.
Verder willen de leden van de PVV-fractie weten welk bedrag aan groene obligaties
de Commissie uit wil geven in het kader van de financiering van het Europese herstelinstrument
NGEU. Is dit een derde van het Europees herstelfonds van 750 miljard euro? Hoe worden
de groene obligaties getest en wie bepaalt wat «groen» is? Hoe worden groene obligaties
uitgegeven? Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten of Nederlandse pensioenfondsen
verplicht worden te investeren in de groene obligaties van de EU. Welk bedrag aan
groene obligaties heeft Nederland inmiddels uitgegeven?
Ten aanzien van de digitale euro willen de leden van de PVV-fractie weten wat het
nut hiervan is gelet op het gegeven dat er al veel betaalmethoden zijn. Hoe zal de
digitale euro er in de praktijk uit komen te zien en op welke termijn wordt deze verwacht?
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de digitale euro Belgische banken
34 miljard euro aan spaargeld kost.1
De leden van de PVV-fractie willen weten hoeveel de digitale euro Nederlandse banken
aan spaargeld kost.
Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten wat de meerwaarde is van de digitale
euro ten opzichte van een stablecoin. Klopt het dat de ECB alle macht wil als het
gaat om cryptocurency stablecoins in Europa en zo ja, om welke stablecoin-projecten
gaat het hier? Wat voor gevolgen heeft het als de ECB een veto krijgt op de toelating
van stablecoins?
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat dat de Commissie voorstelt om een
database op te zetten waarin de lidstaten en de Commissie informatie kunnen delen
over de uitvoering en handhaving van sanctiemaatregelen. De leden van de PVV-fractie
willen weten wat er allemaal in deze database vermeld komt te staan en welke instanties
hier toegang tot zullen hebben. Welke instantie zal worden aangewezen als meldpunt
voor het anoniem melden van gebrekkige handhaving?
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie het demissionair kabinet de bevoegdheid,
subsidiariteit en proportionaliteit van de uitgifte van groene obligaties door de
Commissie te beoordelen.
Ten slotte willen de leden van de PVV-fractie weten wat al deze plannen zullen kosten
en wat dit voor Nederland betekent.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche over de Mededeling
van de Commissie inzake het stimuleren van het Europees economisch en financieel systeem.
Zij vinden het goed dat de Commissie nadenkt over de langetermijnversterking van de
Europese economie en het financieel systeem en steunen in grote lijnen de inzet van
het kabinet ten aanzien hiervan. Zij hebben hierbij enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat een van de prioriteiten van de Commissie voor
de komende periode is het vervolmaken van de bankenunie. Deze leden hebben daarover
eerder opgemerkt dat wat hen betreft geen overhaaste stappen worden genomen om het
Europese depositogarantiestelsel in te stellen voordat voldoende risicoreductie heeft
plaatsgevonden. In eerdere antwoorden gaf de Minister aan dat hiertoe stappen gezet
dienen te worden ten aanzien van de behandeling van staatsobligaties op bankbalansen
en bankbalansen aantoonbaar gezond dienen te zijn, bijvoorbeeld door toepassing van
asset quality reviews. Kan de Minister aangeven wat de voortgang is ten aanzien hiervan
en welke acties daarvoor worden ondernomen?
Ten aanzien van het versterken van de internationale rol van de euro steunen de leden
van de CDA-fractie de stelling van de Minister dat de internationale aantrekkingskracht
van de euro allereerst gebaseerd is op sterke economieën en goede overheidsfinanciën
van de individuele lidstaten. In dat kader benadrukken zij het belang van het vasthouden
aan de regels van het Stabiliteits- en Groeipact, het herstel van de Europese economie
en stimuleren van economische groei. Zij horen graag of de Minister deze mening deelt.
Voorts lezen de leden van de CDA-fractie dat de Commissie wil inzetten op meer in
euro’s gedenomineerde handel in grondstoffen, energie en hieraan gerelateerde derivaten
en de ontwikkeling van in euro gedenomineerde benchmarks en markten wil faciliteren.
Deze leden zijn voorstander van een grotere internationale rol van de euro. Zij vragen
in dat kader of de Minister kan aangeven welke landen hun munt al hebben gekoppeld
aan de euro. Wordt daarin vanuit de EU een actieve campagne gevoerd? En hoe verloopt
de concurrentie van de euro met de dollar en de yen? Ook lezen deze leden dat de Commissie
en de ECB verder gaan kijken naar juridische, technische en beleidsvragen over mogelijke
invoering van de digitale euro. Kan de Minister aangeven wat de voortgang van de ontwikkeling
hiervan is?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister te reflecteren op hoe volgens hem het
opkoopbeleid van de ECB zich verhoudt tot de internationale rol van de euro.
De Minister geeft aan dat de Commissiemededeling niet voorsorteert op een grotere
uitgifte van schuld door de EU op grond van een gewenste grotere rol van de euro.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij van mening is dat de zeer succesvolle
uitgifte van schuldpapier ten behoeve van NGEU en SURE de internationale rol van de
euro bevestigt. En kan de Minister aangeven wat de Commissie in dat kader gaat ondernemen
om aan te sporen dat bij investeren en uitgeven van schuld in euro’s gedenomineerde
obligaties worden gebruikt?
De leden van de CDA-fractie lezen ten aanzien van de tweede prioriteit, het vergroten
van de weerbaarheid van de infrastructuur van de financiële markten, dat de Europese
Commissie onder meer heeft medegedeeld dat zij een werkgroep gaat inrichten om mogelijke
technische obstakels te identificeren bij de verplaatsing van de clearing van financiële
contracten naar CCP’s in de EU. De leden van de CDA-fractie constateren dat het kabinet
daar positief op reageert en dat zij het nuttig acht dat er een werkgroep in het leven
wordt geroepen. Deze leden delen echter de analyse van het kabinet dat het voorschrijven
dat bepaalde transacties gecleard moeten worden bij in de EU gevestigde partijen niet
zonder risico is. Daarom vragen zij de Minister wat er van de werkgroep verwacht gaat
worden. Moeten deze leden het zo lezen dat de Commissie in ieder geval wil inzetten
op het clearen bij in EU gevestigde partijen en dat de werkgroep tot doel heeft om
in kaart te brengen hoe dit technisch kan worden vormgegeven óf dat de werkgroep eerst
gaat kijken of het überhaupt wenselijk is om tot dergelijke stappen over te gaan?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister verder wat het standpunt van het kabinet
is ten aanzien van het opbouwen van clearingcapaciteit in de EU als gevolg van de
inzet van de Europese Commissie zoals die volgt uit de mededeling.
Ten aanzien van de derde prioriteit, het versterken van de implementatie en handhaving
van EU-sancties, lezen de leden van de CDA-fractie dat het kabinet het voorstel van
de Commissie steunt om een expertcomité inzake sancties op te zetten. Zij verzoeken
de Minister om een nadere toelichting op dit expertcomité. Wie gaat daar zitting in
nemen en wat is de juridische grond van dit comité? Tevens vragen de leden de Minister
hoe de Europese Magnitsky-wet zich verhoudt tot dit comité. En hoe dient de coördinatie
van sanctiebeleid met gelijkgezinde landen, zoals de VS en het VK, vormgegeven te
worden?
Tot slot lezen de leden van de CDA-fractie dat de Commissie een meldpunt wil instellen
om lidstaten aan te spreken die onvoldoende doen aan handhaving van sancties. Kan
de Minister een nadere toelichting geven op de voorstellen omtrent een dergelijk meldpunt?
Wie kan gebruik maken van dit meldpunt? Kunnen individuele burgers zich melden? Wat
is de verplichting om meldingen op te pakken? En door wie? Ook hier vragen de leden
van de CDA-fractie de Minister hoe dit meldpunt zich verhoudt tot de Magnitsky-wet.
En geldt een dergelijk meldpunt dan ook voor gelijkgezinde landen als het VK en de
VS?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche aangaande
het stimuleren van het Europees economisch en financieel systeem. Deze leden vragen
de Minister waarom hij denkt dat lopende trajecten op het gebied van de versterking
van de interne markt het Europees financieel systeem zullen versterken.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister om kritisch te zijn naar de Commissie
die melding maakt van de omvangrijke schulduitgifte door de EU als gevolg van de instrumenten
NGEU. Deze leden vragen de Minister waarom hij niet spreekt van een Next Debt Generation.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom hij de euro een symbool en instrument
voor de integratie en autonomie van de EU noemt nu overduidelijk is geworden dat de
euro een enorme weeffout kent.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij gelooft dat de financiële markten
vanzelf een belangrijke rol zullen spelen in de duurzame transitie, ook als dit ten
koste gaat van hun winstmarge. Kan de Minister voorbeelden geven van duurzame transitie,
geïnitieerd door de financiële sector, die ten goede is gekomen aan de burgers?
II Reactie van de bewindspersoon
Ik heb met belangstelling kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden
van de fracties van de VVD, D66, PVV, CDA en SP inzake een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Financiën over het door de Minister
van Buitenlandse Zaken op 26 februari 2021 toegezonden fiche: Mededeling Het stimuleren
van het Europees economisch en financieel systeem.2 Bij de volgorde van de beantwoording is de volgorde van de inbreng van het schriftelijk
overleg aangehouden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het fiche: Mededeling over het
stimuleren van het Europees economisch en financieel systeem. Zij hebben hierbij nog
enkele vragen.
De leden lezen dat de Commissie de uitgifte van groene obligaties wil stimuleren,
en zelf ook 30 procent groene obligaties wil uitgeven in het kader van de financiering
van het Europese herstelinstrument Next Generation EU (NGEU). De Commissie stelt tevens
vast dat grotere schulduitgifte door de EU als gevolg van de instrumenten NGEU en
SURE, heeft geleid tot een groter aanbod van, en transacties in, in euro gedomineerd
schuldpapier op de financiële markten. De leden van de VVD-fractie stellen met tevredenheid
vast dat het kabinet benadrukt dat de Commissie niet voorsorteert op een grotere schulduitgiften
door de EU op grond van de gewenste grotere internationale rol van de euro. In dit
kader wijzen de leden van de VVD-fractie ook op de tijdelijkheid van NGEU en SURE.
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met het kabinet dat een grote internationale
rol voor de euro het best kan worden gerealiseerd via het opbouwen van een trackrecord
van gezond economisch en begrotingsbeleid in de individuele lidstaten.
Met het oog op de financiële stabiliteit geeft de Commissie aan dat EU-marktpartijen
de blootstelling bij Central counterparty’s (CCP’s) van buiten de EU moeten beperken,
en dat de clearingcapaciteit in de EU moet worden opgebouwd zodat meer in euro gedenomineerde
contracten in de EU kunnen worden afgehandeld. Wat zou de streefcapaciteit hierin
moeten zijn met het oog op het bewerkstelligen van financiële stabiliteit?
Het kabinet kan niet concreet aangeven wat een streefcapaciteit voor clearing binnen
de EU zou zijn om de financiële stabiliteit te waarborgen. Dit kan niet worden gekwantificeerd
omdat vele factoren hierin meespelen en het niet alleen om het aandeel clearing binnen
of buiten de EU gaat, maar ook in welke mate dit volwaardige substituten zijn, wat
de kosten van de verschillende alternatieven zijn en in welke mate er vertrouwen is
in buitenlandse toezichthouders.
Voorts lezen de leden dat het kabinet op hoofdlijnen positief is over de inzet van
de Commissie om de weerbaarheid van de EU tegen de extraterritoriale toepassing van
sancties door derde landen te versterken. Zijn er, bilateraal door lidstaten of door
de EU, ook al gesprekken gevoerd met de nieuwe Amerikaanse regering over de manier
waarop Europese bedrijven nu doelwit zijn van Amerikaanse extraterritoriale sancties?
Zo ja, wat was de uitkomst hiervan?
De extraterritoriale werking van Amerikaanse sancties en de effecten daarop op Europese
bedrijven zijn een voortdurend punt van aandacht in bilateraal en multilateraal contact
met VS, ook met de huidige Amerikaanse regering.
De leden van de VVD-fractie plaatsen wel kanttekeningen bij het Commissiestandpunt
dat extraterritoriale sancties per definitie illegaal zijn en alleen een defensief
antwoord behoeven. Deelt het kabinet de inschatting dat nu diverse landen economische
macht vaker voor geopolitieke doelen aanwenden, het gebruik van extraterritoriale
sancties wereldwijd mogelijk verder zal toenemen? Zou de EU een sterkere geopolitiekere
speler zijn als zij zelf ook haar aanzienlijke economische macht op deze manier gebruikt?
Het kabinet is ervan overtuigd dat de EU een steviger geopolitieke rol moet spelen
en haar economische macht effectief moet inzetten. Onlosmakelijk is daarmee voor het
kabinet verbonden een inzet op versterking van de op regels gebaseerde multilaterale
orde. Het kabinet is er voorstander van dat de EU andere landen stelselmatig aan blijft
spreken op de extraterritoriale werking van hun sancties die Europese bedrijven treft.
Vanuit die gedachte ligt het niet voor de hand om zelf sanctiemaatregelen in te stellen
met extraterritoriale werking.
Ten aanzien van het verweer tegen extraterritoriale sancties vragen de leden van de
VVD-fractie ook naar het voornemen van de Commissie om bij de review van het handelsbeleid
een voorstel te doen om sancties door derde landen af te schrikken of met tegenmaatregelen
te beantwoorden. Is het de verwachting dat hier manieren aan de orde komen om via
het handelsinstrumentarium met maatregelen te reageren op sancties met extraterritoriale
werking?
In het Commissiewerkprogramma 2021 kondigt de Europese Commissie aan in 2021 met een
voorstel te komen voor een instrument om economische dwangmaatregelen van derde landen
tegen te gaan. Zoals reeds benoemd in de kabinetsappreciatie van het Commissiewerkprogramma
2021 ziet het kabinet uit naar dat voorstel en ziet het de verhoging van de weerbaarheid
van de EU tegen (economische) dwang van derde landen als een belangrijke prioriteit.3 Het is evenwel op dit moment nog niet duidelijk in hoeverre dit voorstel van de Commissie
ook gericht zal zijn op het tegengaan van extraterritoriale van sancties van derde
landen.
De leden van de VVD-fractie vragen of, en zo ja hoeveel, lidstaten de monitoring en
handhaving van sancties nog niet op orde hebben. Kan het kabinet er bij de Commissie
op aandringen voortvarend aan de slag te gaan met monitoring, advisering en eventuele
inbreukprocedures om lidstaten te bewegen hun eigen handhaving op orde te krijgen?
Er zijn op dit moment geen signalen bij het kabinet bekend dat lidstaten de monitoring
en handhaving van sancties structureel niet op orde hebben. Het kabinet benadrukt
het belang van adequate implementatie en handhaving van sancties en dringt regelmatig
bij de Commissie aan hier een actieve rol in te spelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche
over de mededeling van de commissie over het stimuleren van het Europees economisch
en financieel systeem. Deze leden wijzen op het grote belang van een sterk economisch
en financieel systeem om gezamenlijk de grote uitdagingen aan te gaan waar de Europese
Unie en haar lidstaten voor staan.
De leden van de D66-fractie hebben opgemerkt dat de Amerikaanse Secretary of the Treasury
Janet Yellen andere landen heeft opgeroepen samen op te trekken voor een wereldwijd
akkoord richting een gezamenlijk minimumtarief voor winstbelasting. Een dergelijk
akkoord zou een mooie stap kunnen zijn om winstgevende internationale bedrijven hun
eerlijke bijdrage te laten betalen aan publieke voorzieningen. Een gezamenlijk minimumtarief
op een zo groot mogelijke schaal zou daarmee goed kunnen zorgen voor een gelijk speelveld
tussen landen. Kan de Minister reflecteren in hoeverre de oproep van Secretary Yellen
voor een minimumtarief het economisch en financieel systeem zou kunnen verbeteren?
Kan de Minister tevens aangeven in hoeverre Nederland dit signaal zal aangrijpen om
in Europees verband te pleiten voor een minimumtarief voor winstbelasting en dat de
Europese Unie hiertoe zal gaan samenwerken met de Verenigde Staten? Is de Minister
bereid om Nederland hierin een voortrekkersrol te laten aannemen?
Het kabinet vindt dat alle bedrijven een eerlijke bijdrage dienen te leveren. De globalisering
en digitalisering van de economie brengen uitdagingen met zich mee die internationaal
dienen te worden aangepakt. In het Inclusive Framework (IF) van de OESO wordt al geruime
tijd gesproken over de herziening van het internationale belastingsysteem. Hierbij
wordt onder andere gesproken over pijler 2, welke ziet op het waarborgen dat internationaal
opererende bedrijven altijd ten minste een minimumniveau aan belasting betalen. De
oproep van Yellen past binnen deze discussies. Het is goed om te zien dat de Verenigde
Staten nog steeds volledig gecommitteerd is aan het vinden van een multilaterale oplossing
met de meer dan 130 landen in het IF van de OESO. De voorstellen van Yellen lijken
bovendien in lijn met de Nederlandse inspanningen voor een modernisering van het winstbelastingsysteem
en het internationaal waarborgen van een minimumbelastingniveau voor grote bedrijven.
Het kabinet heeft in het verleden binnen de Europese Unie al kenbaar gemaakt dat de
voorkeur uit gaat naar een mondiale aanpak voor belastingontwijking en een minimumbelastingniveau.
Deze lijn zal het kabinet zowel internationaal als Europees actief blijven uitdragen.
De leden van de D66-fractie ondersteunen de inzet van de Europese Commissie om de
Europese financiële markten en de rol van de euro te versterken. Met name de acties
die tevens gericht zijn op het verduurzamen van de financiële sector kunnen op de
steun van deze leden rekenen. Wel wijzen zij bij het ontwikkelen van duurzame standaarden
op de verantwoordingslast bij duurzame activiteiten ten opzichte van vervuilende activiteiten.
Welke actie onderneemt de Minister om te voorkomen dat deze duurzame standaarden niet
tot een te grote verantwoordingslast leiden en dat hierdoor impliciet perverse prikkels
ontstaan?
De Europese Commissie werkt aan het versterken van duurzame financiering, onder meer
via transparantieverplichtingen. In dit kader wordt doorgaans geen onderscheid gemaakt
tussen duurzame en vervuilende activiteiten. Alle ondernemingen waarop de verplichtingen
van toepassing zijn, moeten op dezelfde manier rapporteren, zodat er geen sprake is
van een perverse prikkel. Zo bevat de richtlijn bevordering aandeelhoudersbetrokkenheid
brede transparantieverplichtingen die gelden voor alle institutionele beleggers (levensverzekeraars
en pensioenfondsen) en vermogensbeheerders. Onderdeel hiervan is dat ze in hun beleggingsbeleid
opnemen hoe wordt toegezien op onder meer de niet-financiële prestaties en risico’s
en maatschappelijke en ecologische effecten van de vennootschappen waarin is belegd.
Ook bevat de richtlijn niet-financiële informatie een brede rapportageverplichting
voor – kort gezegd – banken, verzekeraars en beursondernemingen om in het bestuursverslag
een niet-financiële verklaring op te nemen waarin wordt uiteengezet hoe deze organisaties
omgaan met ten minste milieu, sociale en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van
mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping. Deze richtlijn wordt momenteel
herzien en het Commissievoorstel is op 21 april 2021 gepubliceerd. Het kabinet zal
tijdens de onderhandelingen over dat voorstel aandacht vragen voor een verantwoorde
kosten-batenanalyse, waarbij de toename van transparantie wordt afgewogen tegen de
additionele lasten voor ondernemingen.
De groene taxonomie richt zich in eerste instantie wel alleen op duurzame activiteiten.
Deze taxonomie wordt op dit moment in Europa ontwikkeld en bevat ook een rapportageverplichting.
Mede dankzij Nederland is er eerder afgesproken dat de Europese Commissie voor eind
2021 een rapport presenteert waarin ze de mogelijkheden tot de ontwikkeling van een
taxonomie voor vervuilende (zogenaamde «bruine») activiteiten onderzoekt. Vooruitlopend
op dit onderzoek heeft het kabinet zich al uitgesproken voor een algemene taxonomie
voor zowel duurzame als niet-duurzame activiteiten.
De leden van de D66-fractie lezen in het fiche de constatering dat de rol van de euro
reeds versterkt wordt door de schulduitgifte in het kader van NGEU en SURE. In de
nota naar aanleiding van het verslag bij de goedkeuringswet Eigenmiddelenbesluit kon
geen kwantitatieve onderbouwing gegeven worden bij gewonnen effectiviteit van deze
schulduitgifte. Op welke manier gaat het kabinet zich in de komende tijd inspannen
om de kwantitatieve effecten van gezamenlijke schulduitgifte goed te monitoren, zodat
deze informatie kan worden gebruikt in verdere besluitvorming?
In de nota naar aanleiding van het verslag bij de goedkeuringswet Eigenmiddelenbesluit
is aangegeven dat er geen betrouwbare inschatting gemaakt kon worden van het totale
financieringsvoordeel van het NGEU programma. Het kabinet is daarom niet voornemens
om de kwantitatieve effecten van de gezamenlijke schulduitgifte te monitoren.
De leden van de D66-fractie lezen in het fiche de stelling dat voor Nederland meer
strategische autonomie van Europa geen doel op zich is, maar dat het zou gaan om het
nastreven van weerbaarheid. Wat bedoelt de Minister daarmee en op welke manier uit
deze stellingname zich in bepaalde beleidskeuzes? Erkent de Minister dat met meer
strategische autonomie van de Europese Unie meer belangen gemoeid kunnen zijn? Waarom
is Europese strategische autonomie – in ieder geval tot op zekere hoogte – geen doel
op zich van Nederland?
Voor het kabinet staat de open strategische autonomie van de EU voor het vermogen
van de EU om als mondiale speler, in samenwerking met internationale partners, op
basis van eigen inzichten en keuzes haar publieke belangen te borgen en weerbaar te
zijn in een onderling verbonden wereld.
Waar sprake is van onwenselijke afhankelijkheden ten opzichte van (actoren in) derde
landen, kan de EU ingrijpen op basis van een zorgvuldige analyse en maatwerk, waarbij
moet worden gewaakt voor onnodige marktverstoringen of protectionisme. Zo is diversificatie
van producenten of leveranciers wat Nederland betreft in veel gevallen een geschiktere
aanpak om de weerbaarheid van de EU te vergroten dan de inzet op meer autonomie door
middel van bijvoorbeeld re-shoring. Vanuit deze optiek is Europese strategische autonomie
geen doel op zich. Inderdaad zijn bij de discussie over open strategische autonomie
alle publieke belangen van de EU gemoeid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het fiche «Mededeling: Het stimuleren
van het Europees economisch en financieel systeem». Naar aanleiding van het genoemde
punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.
Allereerst willen de leden van de PVV-fractie weten hoe gegarandeerd wordt dat de
omvangrijke schulduitgifte door de EU als gevolg de instrumenten NGEU en SURE daadwerkelijk
tijdelijk is en dat er bijvoorbeeld geen sprake zal zijn van een verlenging van de
looptijden.
De tijdelijkheid van de schulduitgifte in het kader van NGEU is geborgd doordat in
het Eigenmiddelenbesluit is vastgelegd dat de Commissie na 2026 geen nieuwe netto
leningen mag aangaan, alle leningen uiterlijk 2058 afgelost moeten zijn, de aflossing
gestaag en voorspelbaar moet zijn en de tijdelijke verhoging van het Eigenmiddelenplafond
ook tot uiterlijk 2058 loopt. Over een aanpassing van het Eigenmiddelenbesluit wordt
met unanimiteit in de Raad besloten, waarna alle lidstaten deze volgens hun nationale
(grondwettelijke) bepalingen moeten goedkeuren. In Nederland vereist dat instemming
van het parlement.
Leningen uit hoofde van SURE kunnen worden uitgegeven tot 31 december 2022. In de
verordening is de mogelijkheid opgenomen voor een verlenging SURE van zes maanden
in het geval de Raad, op advies van de Europese Commissie, besluit dat door de COVID-19
uitbraak veroorzaakte ernstige economische ontwrichting nog voortduurt. De bilaterale
garanties die zijn afgegeven door lidstaten hebben alleen betrekking op leningen die
zijn goedgekeurd voor 31 december 2022; de bilaterale garantie loopt uiterlijk tot
eind 2053. Een verlenging van SURE zou in principe zonder bilaterale garantie gegarandeerd
kunnen worden met de marge tussen de plafonds zoals opgenomen in het nieuwe Eigenmiddelenbesluit
en het Meerjarig Financieel Kader, waardoor een verlenging van de bilaterale garantie-overeenkomsten
niet nodig zou zijn. Aangezien SURE al voor 90,6 mld. euro van de maximaal 100 mld.
euro is toegezegd aan lidstaten en de Commissie onlangs aanvullend 3,7 mld. ter goedkeuring
aan de Raad heeft voorgelegd, zijn er maar heel beperkt middelen over die een verlenging
van de beschikbaarheidsdatum van SURE zinvol zouden maken. Zoals vastgelegd in artikel
9 (3) uit de verordening, kan de Commissie besluiten de door de Unie aangegane leningen
door te rollen.
Verder willen de leden van de PVV-fractie weten welk bedrag aan groene obligaties
de Commissie uit wil geven in het kader van de financiering van het Europese herstelinstrument
NGEU. Is dit een derde van het Europees herstelfonds van 750 miljard euro? Hoe worden
de groene obligaties getest en wie bepaalt wat «groen» is? Hoe worden groene obligaties
uitgegeven?
De Europese Commissie heeft onlangs factsheets gepubliceerd betreffende NGEU. De Commissie
geeft aan dat het 30% van de NGEU (totaal 750 mld. euro op basis van 2018 prijzen;
800 mld. euro op basis van huidige prijzen) als groene obligaties wil uitgeven. Dit
komt neer op 250 mld. euro op basis van de huidige prijzen. Deze groene obligaties
worden op basis van de «Green Bond Principles» van de «International Capital Market
Association» opgesteld, waarbij zoveel als mogelijk rekening wordt gehouden met de
«EU Green Bond Standard». Daarnaast worden de uitgaven die met deze groene obligaties
worden gefinancierd gevolgd via een «EU climate marker tracking system» uit de regels
van de «Recovery and Resilience Facility», die zoveel als mogelijk elementen uit de
EU groene taxonomie bevat. Op basis van de EU groene taxonomie kunnen investeerders
bepalen of deze obligaties groen zijn.
Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten of Nederlandse pensioenfondsen verplicht
worden te investeren in de groene obligaties van de EU.
De Europese Commissie is voornemens om 30% van de obligaties die t.b.v. Next Generation
EU worden uitgegeven als «groen» te classificeren. In de mededeling die de Commissie
14 maart heeft gepubliceerd4 geeft zij aan actief met geïnteresseerde partijen te communiceren. Daarbij is het
uiteindelijke besluit om de desbetreffende obligaties al dan niet te kopen aan de
marktpartijen zelf.
Welk bedrag aan groene obligaties heeft Nederland inmiddels uitgegeven?
Nederland heeft tot nu toe voor een nominaal bedrag van € 10,7 miljard aan groene
obligaties uitgegeven. Dit omvat de initiële uitgifte in mei 2019 en meerdere heropeningen
daarna van een 20-jaars groene obligatie (DSL 15 januari 2040).
Ten aanzien van de digitale euro willen de leden van de PVV-fractie weten wat het
nut hiervan is gelet op het gegeven dat er al veel betaalmethoden zijn.
De digitale euro is publiek geld uitgegeven door een centrale bank voor breed publiek
gebruik. De digitale euro kan in de toekomst een rol spelen om, naast chartaal geld
(bankbiljetten en munten), publiek geld toegankelijk te houden in de eurozone, zonder
volledig afhankelijk te zijn van giraal geld en private betaalinfrastructuren. Ook
kan de infrastructuur van de digitale euro als achtervang dienen voor de vitale private
betaalinfrastructuur in het geval deze uitvalt of ontwricht is. Met name de doelstelling
om publiek geld toegankelijk te houden middels de digitale euro is in Nederland relevant
vanwege het teruglopende gebruik van chartaal geld.
Hoe zal de digitale euro er in de praktijk uit komen te zien en op welke termijn wordt
deze verwacht?
Hoe de digitale euro er in de praktijk uit gaat zien en op welke termijn deze wordt
verwacht is momenteel lastig te zeggen. Het ontwerp van de digitale euro hangt af
van de doelstellingen die men heeft voor het project, en deze zijn nog niet vastgesteld.
In het Europees parlement heeft ECB-bestuurslid Panetta recentelijk aangegeven dat,
mocht er besloten worden tot invoering van een digitale euro, dit enkele jaren zal
duren voordat deze daadwerkelijk gebruikt kan worden.
Medio juni wordt er door de Raad van Bestuur van de ECB een beslissing genomen of
de digitale euro een officiële projectstatus krijgt. Een beslissing om de digitale
euro op te waarderen naar een officieel project betekent niet dat een digitale euro
ook daadwerkelijk zal worden uitgegeven. Daarnaast heeft de ECB op 14 april jl. de
uitkomsten gedeeld van de publieke consultatie over de digitale euro. Deze resultaten
zijn besproken door de lidstaten tijdens de Eurogroep op 16 april jl., en worden door
de ECB meegenomen in de verdere onderzoeken naar een digitale euro.5
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat de digitale euro Belgische banken
34 miljard euro aan spaargeld kost. De leden van de PVV-fractie willen weten hoeveel
de digitale euro Nederlandse banken aan spaargeld kost.
Gezien de eerder geschetste stand van zaken omtrent de digitale euro is het onmogelijk
om nu al te bepalen of, en zo ja welke, gevolgen een digitale euro zal hebben voor
het Nederlandse bankwezen. Echter, zoals ik de Kamer meermaals heb toegezegd, kijk
ik nauwlettend naar de mogelijke risico’s voor de financiële stabiliteit van de invoering
van een digitale euro, en dienen deze goed in kaart gebracht te worden voordat er
een definitief besluit wordt genomen.
Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten wat de meerwaarde is van de digitale
euro ten opzichte van een stablecoin. Klopt het dat de ECB alle macht wil als het
gaat om cryptocurency stablecoins in Europa en zo ja, om welke stablecoin-projecten
gaat het hier? Wat voor gevolgen heeft het als de ECB een veto krijgt op de toelating
van stablecoins?
Ten aanzien van private stablecoins heeft de ECB, op verzoek van de Raad en het Europees
parlement, een opinie uitgegeven in het kader van het Commissievoorstel voor een Verordening
voor Markten in Crypto-Activa (MiCA). Hierin heeft de ECB aangeven dat, gezien haar
taken en mandaten op basis van het Verdrag over de werking van de EU ten aanzien van
monetair beleid, zij een grote rol voor zich ziet bij het besluit om individuele stablecoin-projecten
toe te staan op de EU-markt in de vorm van een bindende opinie. Dit zou kunnen betekenen
dat de ECB stablecoin-projecten, zoals Diem (voorheen Libra, een project van o.a.
Facebook), zou kunnen tegenhouden als de ECB van mening is dat het monetair beleid
en de monetaire soevereiniteit in het gedrang is.
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat dat de Commissie voorstelt om een
database op te zetten waarin de lidstaten en de Commissie informatie kunnen delen
over de uitvoering en handhaving van sanctiemaatregelen. De leden van de PVV-fractie
willen weten wat er allemaal in deze database vermeld komt te staan en welke instanties
hier toegang tot zullen hebben. Welke instantie zal worden aangewezen als meldpunt
voor het anoniem melden van gebrekkige handhaving?
In de betreffende mededeling beschrijft de Commissie nog niet in detail hoe deze database
eruit zal gaan zien. Het kabinet ziet derhalve uit naar een concreter voorstel op
dit vlak van de Commissie. Verwacht kan worden dat een dergelijke database informatie
bevat over onder andere de hoogte van bevroren tegoeden, afgegeven ontheffingen en
ondernomen handhavende maatregelen. Het ligt voor de hand dat overheidsorganisaties
belast met de implementatie en uitvoering van sancties, zoals het Ministerie van Buitenlandse
Zaken, het Ministerie van Financiën en de Douane toegang hebben tot een dergelijke
database.
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie het demissionair kabinet de bevoegdheid,
subsidiariteit en proportionaliteit van de uitgifte van groene obligaties door de
Commissie te beoordelen.
Het demissionair kabinet zal ingaan op de bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
van de gehele financieringsstrategie van de Commissie in het kader van NGEU, waar
groene obligaties een onderdeel van uitmaken, in het BNC-fiche over de Commissiemededeling
«a new funding strategy to finance NextGenerationEU» van 14 april jl. dat de Kamer
binnen de reguliere termijnen zal ontvangen.
Ten slotte willen de leden van de PVV-fractie weten wat al deze plannen zullen kosten
en wat dit voor Nederland betekent.
Zoals aangegeven in het BNC-fiche heeft Nederland navraag gedaan bij de Commissie
over de mogelijke financiële gevolgen voor de EU-begroting van de vijftien acties
uit de Commissiemededeling. Volgens de Commissie zijn er geen budgettaire gevolgen
van de betreffende mededeling. De toekomstige voorstellen die volgen uit deze mededeling
zullen indien nodig een financiële paragraaf bevatten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche over de Mededeling
van de Commissie inzake het stimuleren van het Europees economisch en financieel systeem.
Zij vinden het goed dat de Commissie nadenkt over de langetermijnversterking van de
Europese economie en het financieel systeem en steunen in grote lijnen de inzet van
het kabinet ten aanzien hiervan. Zij hebben hierbij enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat een van de prioriteiten van de Commissie voor
de komende periode is het vervolmaken van de bankenunie. Deze leden hebben daarover
eerder opgemerkt dat wat hen betreft geen overhaaste stappen worden genomen om het
Europese depositogarantiestelsel in te stellen voordat voldoende risicoreductie heeft
plaatsgevonden. In eerdere antwoorden gaf de Minister aan dat hiertoe stappen gezet
dienen te worden ten aanzien van de behandeling van staatsobligaties op bankbalansen
en bankbalansen aantoonbaar gezond dienen te zijn, bijvoorbeeld door toepassing van
asset quality reviews. Kan de Minister aangeven wat de voortgang is ten aanzien hiervan
en welke acties daarvoor worden ondernomen?
De beleidsdiscussie omtrent een Europees depositogarantiestelsel (EDIS) is verweven
met voortgang op andere terreinen. Zo hangt de vormgeving van een EDIS nauw samen
met de herziening van het crisismanagementraamwerk (resolutieraamwerk, depositogarantiestelsel
raamwerk). Daarnaast stellen lidstaten, net als Nederland, verschillende voorwaarden
aan een EDIS. Mede hierdoor worden verschillende beleidsdiscussies aan elkaar gekoppeld,
waardoor vooruitgang op een EDIS moeizaam blijft. Ook de voortgang op het gebied van
regulatory treatment of sovereign exposures (RTSE) is vooralsnog beperkt. RTSE ligt
uiterst gevoelig in de Raad, en wordt mogelijk nog sensitiever vanwege de oplopende
staatsschulden ten gevolge van de maatregelen om de economische impact van de coronacrisis
te beperken. Wat betreft het verbeteren van de gezondheid van de bankbalansen is er
de afgelopen jaren door overheden, toezichthouders en banken hard gewerkt om de risico’s
verder terug te dringen. Onder meer buffers van banken zijn geleidelijk verhoogd,
toezicht op niet-presterende leningen (NPL’s) is aangescherpt en banken dienen bij
wet en volgens een vast tijdspad voorzieningen te treffen op NPLs. Dit alles heeft
bijgedragen aan een forse daling in probleemleningen en verminderd risico voor de
financiële stabiliteit. Het kabinet zal in de onderhandelingen rondom EDIS, naast
RTSE, blijven inzetten op de toepassing van een gezondheidstoets. Graag roep ik daarnaast
mijn toezegging aan de vaste Kamercommissie Financiën van 14 april jl. in herinnering
om een overzichtsbrief te sturen met daarin een stand van zaken op lopende dossiers
in de Eurogroep/Ecofin, waaronder rapportages die eerder zijn gemaakt over onder meer
de risico’s van NPLs en Asset Quality Reviews (AQRs). Deze zal ik binnenkort naar
uw Kamer sturen.
Ten aanzien van het versterken van de internationale rol van de euro steunen de leden
van de CDA-fractie de stelling van de Minister dat de internationale aantrekkingskracht
van de euro allereerst gebaseerd is op sterke economieën en goede overheidsfinanciën
van de individuele lidstaten. In dat kader benadrukken zij het belang van het vasthouden
aan de regels van het Stabiliteits- en Groeipact, het herstel van de Europese economie
en stimuleren van economische groei. Zij horen graag of de Minister deze mening deelt.
Ik deel die mening.
Voorts lezen de leden van de CDA-fractie dat de Commissie wil inzetten op meer in
euro’s gedenomineerde handel in grondstoffen, energie en hieraan gerelateerde derivaten
en de ontwikkeling van in euro gedenomineerde benchmarks en markten wil faciliteren.
Deze leden zijn voorstander van een grotere internationale rol van de euro. Wordt
daarin vanuit de EU een actieve campagne gevoerd?
De kracht van de euro is gebaseerd op een robuuste institutionele opzet van de economische
en monetaire unie, een veerkrachtig Europees bankwezen en liquide kapitaalmarkten.
Door middel van verdere verdieping van de EMU (voltooiing van de bankenunie en de
ontwikkeling van diepe en liquide markten via de kapitaalmarktenunie) poogt de Europese
Commissie de internationale rol van de euro te versterken. Dit kan er mogelijk voor
zorgen dat meer landen ervoor kiezen om hun munt te koppelen aan de euro. Er wordt
echter geen actieve campagne gevoerd om landen hiertoe aan te zetten.
Zij vragen in dat kader of de Minister kan aangeven welke landen hun munt al hebben
gekoppeld aan de euro.
Naast de 19 lidstaten van de EU die deel uitmaken van de eurozone, wordt volgens de
EU-verdragen verwacht dat alle lidstaten uiteindelijk toetreden tot de euro en de
Economische en Monetaire Unie (EMU). EU-landen buiten het eurogebied koppelen hun
munt aan de euro via het wisselkoersmechanisme II (ERM II). Deze koppeling is een
van de voorwaarden om toe te treden tot de eurozone. Buiten de EU zijn er zestig landen
en gebiedsdelen, samen goed voor ongeveer 175 miljoen mensen, die ervoor hebben gekozen
de euro als munt te gebruiken of er hun eigen munt aan te koppelen.
En hoe verloopt de concurrentie van de euro met de dollar en de yen?
De euro is na de Amerikaanse dollar de belangrijkste munt in het internationale monetaire
systeem (zie Fig. 1). Het huidige aandeel van de euro in het wereldwijde betalingsverkeer
(meer dan 35 procent) is aanzienlijk hoger dan het aandeel van de eurozone in de mondiale
economie (ongeveer 11 procent).
Figuur 1: Internationale monetaire systeem
Ook lezen deze leden dat de Commissie en de ECB verder gaan kijken naar juridische,
technische en beleidsvragen over mogelijke invoering van de digitale euro. Kan de
Minister aangeven wat de voortgang van de ontwikkeling hiervan is?
De ECB heeft op 14 april jl. de uitkomsten gedeeld van de publieke consultatie over
de digitale euro. Deze resultaten zijn besproken door de lidstaten tijdens de Eurogroep
op 16 april jl.6, en worden door de ECB meegenomen in de verdere onderzoeken naar een digitale euro.
De Raad van Bestuur van de ECB neemt medio juni een beslissing of de digitale euro
binnen de ECB zal worden opgewaardeerd naar een officiële projectstatus. Een beslissing
om de digitale euro op te waarderen naar een officieel project betekent niet dat een
digitale euro ook daadwerkelijk zal worden uitgegeven.
In het Europees parlement heeft ECB-bestuurslid Panetta recentelijk aangegeven dat,
mocht er besloten worden tot invoering van een digitale euro, dit enkele jaren zal
duren voordat deze daadwerkelijk gebruikt kan worden.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister te reflecteren op hoe volgens hem het
opkoopbeleid van de ECB zich verhoudt tot de internationale rol van de euro.
Het kabinet is van mening dat het versterken van de internationale rol van de euro
het best kan worden gerealiseerd via structureel beleid zoals een langdurig gezond
economisch en begrotingsbeleid in de individuele lidstaten. Deze structurele factoren
dragen bij aan het reduceren van risico’s voor het aanhouden van (blootstellingen
in) euro’s, waardoor de euro aantrekkelijker wordt. Monetaire accommodatie via kwantitatieve
verruiming heeft in beginsel geen invloed op dergelijke structurele factoren. Het
is wel van belang dat een periode van monetaire accommodatie gepaard gaat met verstandig
begrotingsbeleid en het doorvoeren van structurele versterkingen van de economie.
Het kabinet acht het daarom van belang dat begrotingsafspraken worden gehandhaafd
zodra de economische omstandigheden dit weer toelaten, en landen stappen blijven ondernemen
om hun economie te moderniseren. De plannen met investeringen en hervormingen die
lidstaten in het kader van de Recovery and Resilience Facility (RRF) moeten indienen
kunnen hieraan een stimulans geven.
De Minister geeft aan dat de Commissiemededeling niet voorsorteert op een grotere
uitgifte van schuld door de EU op grond van een gewenste grotere rol van de euro.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij van mening is dat de zeer succesvolle
uitgifte van schuldpapier ten behoeve van NGEU en SURE de internationale rol van de
euro bevestigt.
Er is veel interesse van beleggers voor de obligaties die in het kader van SURE en
NGEU worden uitgegeven. Naar mijn inzicht bevestigt dat in de eerste plaats dat beleggers
vertrouwen hebben in de kredietwaardigheid van de EU. Voor wat betreft de internationale
rol van de euro kan het zowel gezien worden als een bevestiging daarvan als een steun
in de rug. Voldoende beschikbaarheid van schuldpapier met een goede kredietwaardigheid
is één van de factoren voor internationale beleggers om in een bepaalde valuta te
kunnen en willen beleggen.
En kan de Minister aangeven wat de Commissie in dat kader gaat ondernemen om aan te
sporen dat bij investeren en uitgeven van schuld in euro’s gedenomineerde obligaties
worden gebruikt?
De Commissie heeft voor het bevorderen van de internationale rol van de euro, waaronder
ook het investeren en uitgeven van schuld in euro’s, een brede strategie opgezet.
Deze wordt toegelicht in een recente mededeling over strategische autonomie op gebied
van financiën. Het gaat daarbij om onder meer het contact zoeken met andere landen
om het gebruik van de euro te promoten, steun voor de ontwikkeling van in euro gedenomineerde
instrumenten en benchmarks, en zorgdragen voor de status van de euro als een internationale
referentie munteenheid in de energie- en grondstofsectoren.
De leden van de CDA-fractie lezen ten aanzien van de tweede prioriteit, het vergroten
van de weerbaarheid van de infrastructuur van de financiële markten, dat de Europese
Commissie onder meer heeft medegedeeld dat zij een werkgroep gaat inrichten om mogelijke
technische obstakels te identificeren bij de verplaatsing van de clearing van financiële
contracten naar CCP’s in de EU. De leden van de CDA-fractie constateren dat het kabinet
daar positief op reageert en dat zij het nuttig acht dat er een werkgroep in het leven
wordt geroepen. Deze leden delen echter de analyse van het kabinet dat het voorschrijven
dat bepaalde transacties gecleard moeten worden bij in de EU gevestigde partijen niet
zonder risico is. Daarom vragen zij de Minister wat er van de werkgroep verwacht gaat
worden. Moeten deze leden het zo lezen dat de Commissie in ieder geval wil inzetten
op het clearen bij in EU gevestigde partijen en dat de werkgroep tot doel heeft om
in kaart te brengen hoe dit technisch kan worden vormgegeven óf dat de werkgroep eerst
gaat kijken of het überhaupt wenselijk is om tot dergelijke stappen over te gaan?
Het doel van de werkgroep die gaat kijken naar de clearing van derivatentransacties
is het verkennen van de mogelijkheden en obstakels omtrent het verplaatsen van in
euro’s of andere EU-valuta gedenomineerde derivaten van in het Verenigd Koninkrijk
gevestigde centrale tegenpartijen (CCP’s) naar CCP’s in de EU. Het is een technische
werkgroep opgericht door de Commissie waaraan EBA, ESMA, EIOPA en de ECB deelnemen.
De lidstaten zijn hier niet direct bij betrokken, maar worden door de Commissie geïnformeerd.
Zo heeft de Commissie kortgeleden een toelichting gegeven op de werkzaamheden van
de werkgroep.
De achtergrond van deze werkgroep is dat de Commissie de afhankelijkheid van, en de
blootstelling aan CCP’s in het VK van Europese financiële instellingen wil beperken.
De Commissie lijkt hiermee de positie in te nemen dat het wenselijk is om centrale
clearing naar de EU te halen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister verder wat het standpunt van het kabinet
is ten aanzien van het opbouwen van clearingcapaciteit in de EU als gevolg van de
inzet van de Europese Commissie zoals die volgt uit de mededeling.
Het kabinet erkent dat er potentiele risico’s verbonden zijn aan een te grote afhankelijkheid
van, en blootstelling aan CCP’s buiten de EU. Zo zijn er bijvoorbeeld zorgen of in
tijden van financiële stress EU-toezichthouders wel voldoende mogelijkheden hebben
om de financiële stabiliteit in de EU te waarborgen. Wat dat betreft is het kabinet
voorstander van het onderzoeken of de capaciteit en aantrekkelijkheid van clearing
binnen de EU kan worden verbeterd en is het kabinet daarom ook positief over de werkgroep
die gaat uitzoeken wat hier de mogelijkheden en obstakels voor zijn. Dit betekent
niet dat het kabinet voorstander is van het verplichten van het binnen de EU clearen
van derivatentransacties. Hier zijn namelijk ook risico’s aan verbonden, bijvoorbeeld
het risico op meer gefragmenteerde markten of verminderde liquiditeit en daardoor
hogere kosten voor investeren en beleggen.
Het uitgangspunt van het kabinet in een eventuele discussie over verdere beleidsmatige
stappen is dat het van groot belang is dat Europese financiële instellingen goede
toegang moeten behouden tot financiële markten wereldwijd, zodat zij de keuze kunnen
maken voor de meest efficiënte uitvoering. Wat het kabinet betreft moet er keuzevrijheid
voor instellingen zijn om te clearen waar zij dit het meest efficiënt achten, mits
dat geen gevaar vormt voor de financiële stabiliteit in de EU.
Ten aanzien van de derde prioriteit, het versterken van de implementatie en handhaving
van EU-sancties, lezen de leden van de CDA-fractie dat het kabinet het voorstel van
de Commissie steunt om een expertcomité inzake sancties op te zetten. Zij verzoeken
de Minister om een nadere toelichting op dit expertcomité. Wie gaat daar zitting in
nemen en wat is de juridische grond van dit comité? Tevens vragen de leden de Minister
hoe de Europese Magnitsky-wet zich verhoudt tot dit comité.
In de mededeling stelt de Commissie dat vertegenwoordigers van de lidstaten zitting
zullen nemen in de expertgroep. Tevens zullen vertegenwoordigers van de Europese Dienst
voor Extern Optreden (EDEO) uitgenodigd worden en, in voorkomende gevallen, het maatschappelijk
middenveld. De Commissie kan eigenstandig besluiten tot de oprichting van een dergelijke
expertgroep.
In de expertgroep kunnen technische implementatievraagstukken ten aanzien van alle
sanctieregimes besproken worden, waaronder ook het EU-mensenrechtensanctieregime.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat een dergelijk expertcomité slechts een adviserende
rol kan hebben en dat besluitvorming over wijzigingen aan sanctieregimes bij de Raad
en in enkele specifieke gevallen van technische implementatie bij de Commissie ligt.
En hoe dient de coördinatie van sanctiebeleid met gelijkgezinde landen, zoals de VS
en het VK, vormgegeven te worden?
Het kabinet deelt de ambitie van de Commissie om tot betere samenwerking te komen
op sanctievlak met gelijkgezinde landen. In haar mededeling stelt de Commissie dat
dit verder vorm moet krijgen door een regelmatige dialoog van de Hoge Vertegenwoordiger
en de Commissie met partners zodat besluiten over sancties afgestemd kunnen worden,
maar dat er ook aandacht is voor uitvoeringkwesties en punten van zorg.
Tot slot lezen de leden van de CDA-fractie dat de Commissie een meldpunt wil instellen
om lidstaten aan te spreken die onvoldoende doen aan handhaving van sancties. Kan
de Minister een nadere toelichting geven op de voorstellen omtrent een dergelijk meldpunt?
Wie kan gebruik maken van dit meldpunt? Kunnen individuele burgers zich melden? Wat
is de verplichting om meldingen op te pakken? En door wie? Ook hier vragen de leden
van de CDA-fractie de Minister hoe dit meldpunt zich verhoudt tot de Magnitsky-wet.
En geldt een dergelijk meldpunt dan ook voor gelijkgezinde landen als het VK en de
VS?
In haar mededeling noemt de Commissie het voornemen om een dergelijk meldpunt in te
richten voor het anoniem melden van gebrekkige handhaving door lidstaten, maar zij
heeft dit nog niet in een concreter voorstel uitgewerkt. Het ligt voor de hand dat
een dergelijk meldpunt niet toegespitst is op specifieke sanctieregimes zoals het
EU-mensenrechtensanctieregime, maar op implementatie en handhaving van EU-sanctieregimes
in den brede.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche aangaande
het stimuleren van het Europees economisch en financieel systeem.
Deze leden vragen de Minister waarom hij denkt dat lopende trajecten op het gebied
van de versterking van de interne markt het Europees financieel systeem zullen versterken.
In de mededeling noemt de Commissie als lopende trajecten op het gebied van de versterking
van de interne markt de verdieping van de kapitaalmarktunie en het voltooien van de
bankenunie als prioriteit voor een efficiënt en veerkrachtig financieel systeem. Ik
ben met de Commissie van mening dat met deze trajecten het Europees financieel systeem
kan worden versterkt. Zo draagt een sterke Europese kapitaalmarktunie, waarbij (privaat)
kapitaal gemakkelijker tussen partijen uit verschillende lidstaten kan stromen, bij
aan efficiëntere kapitaalallocatie. Bedrijven profiteren hiervan doordat zij voor
hun financiering gemakkelijker kapitaal kunnen vinden. Bovendien wordt door het bevorderen
van het grensoverschrijdend kapitaalbezit het schokabsorberend vermogen van de eurozone
vergroot. Dit draagt – net als de voltooiing van de bankenunie – bij aan de stabiliteit
van het Europees financieel systeem. Ten slotte dragen ook de voorstellen uit de Digital
Finance Strategy bij aan de versterking van het financiële systeem, door de kansen
van digitalisering in de financiële sector te benutten en tegelijkertijd de grootste
risico’s te mitigeren.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister om kritisch te zijn naar de Commissie
die melding maakt van de omvangrijke schulduitgifte door de EU als gevolg van de instrumenten
NGEU. Deze leden vragen de Minister waarom hij niet spreekt van een Next Debt Generation.
In het Eigenmiddelenbesluit (EMB) is het mandaat opgenomen voor de Europese Commissie
om tijdelijk middelen voor het herstelinstrument NGEU te lenen op de kapitaalmarkt,
tegen de uitzonderlijke achtergrond van de COVID-19 pandemie. In dit EMB zijn tevens
de randvoorwaarden geformuleerd waarbinnen de Commissie dit moet doen. Nederland zal
alert blijven op de handhaving van deze randvoorwaarden door de Commissie.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom hij de euro een symbool en instrument
voor de integratie en autonomie van de EU noemt nu overduidelijk is geworden dat de
euro een enorme weeffout kent.
De Commissie noemt in haar mededeling de euro een belangrijk symbool en instrument
van EU integratie en autonomie. Sinds de introductie van de euro zijn er kwetsbaarheden
aan het licht gekomen in de architectuur van de Economische en Monetaire Unie (EMU).
Dit heeft, met steun van Nederland, geleid tot diverse initiatieven om deze kwetsbaarheden
te adresseren, zoals de oprichting van de bankenunie en het Europees Stabiliteit Mechanisme
(ESM). De Nederlandse inzet blijft gericht op het versterken van de fundamenten van
de EMU. NGEU is daarnaast in deze exceptionele crisis opgericht om het herstel van
de economieën van lidstaten te bevorderen en is een tijdelijk instrument.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij gelooft dat de financiële markten
vanzelf een belangrijke rol zullen spelen in de duurzame transitie, ook als dit ten
koste gaat van hun winstmarge. Kan de Minister voorbeelden geven van duurzame transitie,
geïnitieerd door de financiële sector, die ten goede is gekomen aan de burgers?
Het klopt dat rendement en risico in belangrijke mate de investeringsafwegingen van
de financiële sector bepalen. Financiële instellingen zullen in de regel geen investeringen
doen die niet rendabel zijn. Het is dan ook noodzakelijk dat de overheid beleid voert
dat financiële instellingen stimuleert om klimaateffecten mee te wegen. Dit doet het
kabinet bijvoorbeeld via de klimaatwet en het klimaatakkoord. Verder is het ook nodig
dat in het prudentiële raamwerk voldoende aandacht is voor duurzaamheidsrisico’s.
Dit kan eraan bijdragen dat financiële instellingen de lange termijn voor- en nadelen
beter gaan meenemen in hun investeringsafwegingen.
Tegelijkertijd zijn er ook initiatieven die juist door de sector zelf geïnitieerd
worden. Zo heeft de financiële sector zich aan het Klimaatakkoord gecommitteerd. De
sector heeft zich gecommitteerd aan het leveren van een bijdragen aan de financiering
van de energietransitie, het in kaart brengen van het CO2-gehalte van hun relevante financieringen en beleggingen en ten slotte het opstellen
van actieplannen rond hoe zij zullen bijdragen aan de doelstellingen van Parijs.
De eerste resultaten van dit commitment van de financiële sector zelf zijn inmiddels
beschikbaar. Eind 2020 is de eerste voortgangsrapportage van de Commissie Financiële
Sector Klimaatcommitment aan uw Kamer doorgeleid.7 Ik heb de sector eerder opgeroepen tot een ambitieuze invulling van het klimaatcommitment.
Ik verwacht ook dat de sector zichzelf in haar actieplannen ambitieuze doelen zal
stellen. Hierin is het vanzelfsprekend dat de financiële sector de consument centraal
stelt. Ik zal de sector hiertoe blijven oproepen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier