Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 29 april 2021
21 501-04 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 236 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 10 mei 2021
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een
aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 19 april 2021 over de geannoteerde agenda
informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 29 april 2021 (Kamerstuk
21 501-02, nr. 2320).
De vragen en opmerkingen zijn op 22 april 2021 aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 28 april 2021 zijn de vragen
beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
blz.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
Inbreng leden van de VVD-fractie
2
Inbreng leden van de D66-fractie
0
Inbreng leden van de CDA-fractie
0
Inbreng leden van de SP-fractie
0
Inbreng leden van de GroenLinks-fractie
0
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda, en hebben daarover nog enkele vragen.
De Minister schrijft dat zij wil benadrukken dat gestreefd moet worden naar maximale
ontwikkelingsimpact bij de inzet van publieke middelen. De leden van de VVD-fractie
hechten eraan dat deze middelen ook worden gebruikt voor het tegengaan van irreguliere
migratie en voor het vergroten van de geopolitieke invloed van de EU, waar ook markttoegang
voor Europese bedrijven toe behoort. Kan de Minister aangeven hoe zij zich hiervoor
gaat inzetten?
1. Antwoord kabinet
In het externe beleid van de Europese Unie worden meerdere doelen nagestreefd, waaronder
armoedebestrijding, de aanpak van irreguliere migratie en het versterken van de strategische
autonomie van de Unie. Het rapport van de Wise Persons Group en de haalbaarheidsstudie gaan specifiek over de Europese Financiële Architectuur
voor Ontwikkeling. Bij de inzet van ODA-middelen dient het bereiken van ontwikkelingsimpact volgens
het kabinet een leidend principe te zijn. De Europese financiële architectuur voor
ontwikkeling speelt mondiaal een belangrijke rol bij de bestrijding van armoede en
ongelijkheid, de verwezenlijking van de duurzame ontwikkelingsdoelen en de aanpak
van de klimaatverandering. Ontwikkelingssamenwerking is volgens het kabinet tegelijkertijd
een essentieel instrument om een bijdrage te leveren aan de bestrijding van grondoorzaken
van irreguliere migratie, opvang in de regio en bestrijding van mensenhandel- en smokkel.
Het in 2017 opgerichte European Fund for Sustainable Development (EFSD), heeft mede tot doelstelling om de grondoorzaken van irreguliere migratie
te adresseren, om een duurzame re-integratie van migranten in hun herkomstlanden te
bevorderen en om gastgemeenschappen te ondersteunen. De opvolger van het EFSD, het
EFSD+ maakt onderdeel uit van het instrument voor het Nabuurschap, Ontwikkeling en
Internationale Samenwerking (NDICI). Hieruit zal het grootste deel van de externe
financiering van de Europese Investeringsbank (EIB) en de Europese Bank voor Wederopbouw
en Ontwikkeling (EBRD) tijdens het Meerjarige Financiële Kader (MFK) komen. Ook het
EFSD+ wordt geacht om bij te dragen aan hogergenoemde migratierelevante doelstellingen.
Door versterkte samenwerking en coördinatie binnen de Europese Financiële Architectuur
voor Ontwikkeling zal de zichtbaarheid en impact van de EU in derde landen naar verwachting
toenemen, ook ten opzichte van andere geopolitieke spelers.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat gebruik wordt gemaakt van de
economische kracht van de Europese Unie om politieke doelstellingen te bereiken. De
Minister schrijft zich te kunnen vinden in het scenario status quo +, omdat de diversiteit
en kwaliteiten van de verschillende uitvoerders op deze manier optimaal worden benut.
Hoe verhoudt dat zich tot de analyse van de Wise Persons Group, die deze diversiteit aan uitvoerders juist ziet als een oorzaak van fragmentatie
van beleid, waardoor er niet eensgezind aan de prioriteiten van de EU gewerkt wordt?
2. Antwoord kabinet
Zowel in het rapport van de Wise Persons Group als in de recente haalbaarheidsstudie wordt aangeven dat de verscheidenheid van actoren
in de Europese architectuur van toegevoegde waarde kan zijn maar ook kan leiden tot
fragmentatie bij het uitblijven van effectieve coördinatie. Waar de Wise Persons Group concludeerde dat één EU ontwikkelingsbank hiertoe mogelijk een oplossing zou bieden,
maar dat nader onderzoek nodig was, trekken de consultants in de haalbaarheidsstudie
een andere conclusie. Zij geven aan dat met een strakkere coördinatie en beleidssturing
fragmentatie kan worden beperkt, de verscheidenheid aan instellingen beter benut kan
worden en zodoende een grotere bijdrage kan worden geleverd aan ontwikkelingsimpact.
Het opzetten van een EU-ontwikkelingsbank zien zij daarentegen als een kostbare, tijdsintensieve
investering met onzekere uitkomsten, vanwege de grootschalige institutionele aanpassingen
die daarmee gepaard zullen gaan.
In dat kader vragen de leden van de VVD-fractie ook om meer duidelijkheid over waar
de Minister precies op inzet als zij pleit voor het aanscherpen van de beleidssturing
onder het scenario status quo +. Kan zij aangeven welke veranderingen zij hiervoor
precies gaat bepleiten? Kan zij ook aangeven of en hoe dit voldoende gaat zijn om
te zorgen voor de door de Wise Persons Group bepleitte krachtige en effectieve coördinatie die nodig is om de diversiteit aan
instrumenten en instellingen van een zwakte in een kracht te veranderen? Wordt hiermee
ook de aanbeveling geborgd om de lidstaten in staat te stellen veel meer aan strategische
sturing op politiek niveau te doen en de rol van de Europese Commissie te vergroten?
3. Antwoord kabinet
Het kabinet pleit voor significante verbeteringen in de samenwerking tussen de Europese
financiële instellingen voor ontwikkeling en aansturing vanuit de Europese Commissie
en EU-lidstaten. Met de totstandkoming van het EU-externe financieringsinstrument
voor het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI) zijn de
eerste belangrijke stappen gezet. Het is nu van belang de NDICI verordening in de
praktijk te brengen.
Zo pleit Nederland voor een actieve en strategische aansturing van het European Fund for Sustainable Development + (EFSD+), het financieringsinstrument waarmee de Europese Commissie samenwerkt met
de Europese ontwikkelingsbanken om investeringen in ontwikkelingslanden te bevorderen.
Omdat de financiering van de verschillende actoren uit de Europese Financiële Architectuur
voor Ontwikkeling in dit instrument samenkomt is er ruimte voor versterkte coördinatie
door de Europese Commissie. Via de Strategic Board van het EFSD+ kunnen Europese lidstaten en de Europese Commissie strategische sturing
geven aan de inzet van de financiële instellingen. Meer specifiek draagt de samenwerking
onder EFSD+ bij aan de coördinatie van zowel de thematische en geografische inzet
van financiële instellingen als afstemming van technische elementen als risicomanagement.
Daarnaast stimuleert Nederland de ontwikkeling van aanvullende samenwerkingsverbanden
op regionaal niveau, met name in Afrika, en bepleit Nederland de betrokkenheid van
Europese ontwikkelingsbanken bij de ontwikkeling en uitvoering van EU programma’s
in partnerlanden. Hierbij zal onder andere worden voortgebouwd op de ervaringen met
het Western Balkan Investment Framework, waarin de Europese Commissie samenwerkt met de EIB, EBRD en andere ontwikkelingsbanken
om de sociaaleconomische ontwikkeling in de Westelijke Balkan te bevorderen.
Het ambitieniveau van de veranderingen van Europese financiële architectuur is van
doorslaggevend belang voor het succes van de «status quo +». Het kabinet vindt dat
ambitie ten aanzien van de inzet van de betrokken actoren nader moet worden bepaald
en zal pleiten voor een jaarlijkse rapportage over de implementatie van de veranderingen
om toe te zien op de daadwerkelijke voortgang.
Een andere waardevolle aanbeveling is voor de leden van de VVD-fractie het idee dat
de EU meer aan branding moet doen in het beleid voor ontwikkelingssamenwerking (OS). Zij wijzen erop dat
dit voor politieke leverage kan zorgen en dat dit er nu geregeld bij inschiet, in vergelijking met bijvoorbeeld
China. Kan de Minister aangeven hoe meer branding in het scenario status quo + geborgd wordt en kan zij toezeggen zich in te zetten
voor adequate branding?
4. Antwoord kabinet
Met de internationale response op de COVID-19 crisis heeft de Europese Commissie de
Team Europe benadering geïntroduceerd. Met deze benadering bundelen Europese instellingen
als de Europese Commissie, de EIB, de EBRD, de EU-lidstaten en hun nationale ontwikkelingsbanken
hun krachten. De naam Team Europe en de ontwikkeling van beeldmateriaal moeten bijdragen
aan het vergroten van de Europese zichtbaarheid. Dit initiatief sluit aan bij de aanbeveling
van de Wise Persons Group om een duidelijk herkenbare «brand» te ontwikkelen.
Zichtbaarheid zal een belangrijke rol blijven spelen in de uitwerking van de «status
quo+» en het kabinet ondersteunt de inzet van de Commissie om de Team Europe benadering
breder dan de internationale COVID-19 response uit te rollen. Tevens bestaan voor
EU-gefinancierde programma’s reeds eisen voor communicatie en zichtbaarheid door uitvoerende
partijen.1
De leden van de VVD-fractie hechten ook sterk aan de aanbeveling dat geld zo veel
mogelijk naar Europese contractanten moet gaan voor de uitvoering van projecten en
vinden het moeilijk uit te leggen dat Chinese staatsbedrijven contracten binnenhalen
zolang er geen wederkerigheid is. Europese bedrijven kunnen namelijk niet zomaar meedoen
aan projecten van One Belt One Road. Hoe gaat de Minister zich ervoor inspannen dat contracten zoveel mogelijk naar Europese
bedrijven gaan?
5. Antwoord kabinet
Bij de aanbeveling van de Wise Persons Group over de Europese voorkeur («European preference») wordt gedoeld op het verstrekken van EU-financiering aan internationale financiële
instellingen en niet op uitvoerende bedrijven2. In het rapport wordt geadviseerd hierbij een lichte voorkeur aan te houden voor
financiering aan Europese financiële instellingen (waaronder de EIB en de EBRD) boven
multilaterale ontwikkelingsbanken als de Wereldbank.
Zoals toegelicht in reactie op de Kamervragen van de VVD over de mate waarin China
profiteert van Europese ontwikkelingsgelden (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2439), hebben Chinese bedrijven in het algemeen geen directe toegang tot de instrumenten
van de Unie ter financiering van extern optreden.
In het geval van indirect beheer vertrouwt de Europese Commissie taken tot uitvoering
van de begroting toe aan een organisatie waarvan de financiële procedures positief
zijn beoordeeld, zoals internationale organisaties of publiekrechtelijke organen.
Bij acties die onder indirect beheer worden uitgevoerd, zijn de regels van de betrokken
organisatie van toepassing. Hierdoor kan het zo zijn dat partijen uit landen die in
het algemeen geen directe toegang hebben tot de instrumenten van de Unie ter financiering
van extern optreden, toch indirect in aanmerking komen.
In overeenstemming met het principe van «ongebonden hulp» kunnen biedingsprocedures
van een dergelijke organisatie internationaal en open zijn, waarbij niet gediscrimineerd
wordt op grond van nationaliteit. Partijen uit alle landen kunnen meedingen mits er
geen sprake is van belangenverstrengeling, er geen uitsluitingsgrond van toepassing
is (zoals geldende sancties), en er aan sociale en milieunormen is voldaan. Doel van
de internationale en open procedure is dat de aanbesteding gaat naar de partij die
een kosteneffectief en kwalitatief hoogstaand voorstel heeft ingediend.
Verder is de EBRD een multilaterale ontwikkelingsbank, waar ook China lid van is.
Chinese bedrijven hebben dus toegang tot financiering via EBRD-projecten, onder de
voorwaarden van het principe van «ongebonden hulp», zoals hiervoor genoemd.
Ziet zij hier ook mogelijkheden om vergelijkbaar met het beoogde International Procurement Instrument bedrijven te weren uit landen die met staatssteun werken en hun ontwikkelingsinstrumenten
niet wederkerig openstellen?
6. Antwoord kabinet
Zoals uiteengezet in de beantwoording van vraag 5, hebben Chinese partijen in het
algemeen geen directe toegang tot de instrumenten van de Unie ter financiering van
extern optreden. Dit was het geval in de instrumenten onder het Meerjarig Financieel
Kader 2014–2020 en blijft het geval onder het nieuwe EU-externe financieringsinstrument
Neigbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI).
De NDICI Verordening bevat clausules over de toegang tot financiering die in lijn
zijn met de Verordening Nr. 236/2014 tot vaststelling van de gemeenschappelijke voorschriften
voor de tenuitvoerlegging van de instrumenten van de Unie ter financiering van extern
optreden.3 Een van deze clausules regelt dat aanvragers uit landen ten aanzien waarvan de Europese
Commissie wederzijdse toegang tot externe bijstand heeft vastgesteld, in aanmerking
komen voor financiering.
Inbreng leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda. Zij hebben nog enkele vragen over het gewenste scenario voor de Europese financiële
architectuur voor ontwikkeling en hoe daarin de huidige belemmeringen in het Europese
OS-beleid kunnen worden verholpen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorkeur van het kabinet voor
het «status quo +»-scenario voor de inrichting van de Europese financiële architectuur
voor ontwikkeling. Zij hebben zelf nog enkele vragen over de analyse die ten grondslag
ligt aan het uitkomen op dit scenario, evenals over hoe verdere uitwerking er volgens
het kabinet uit zou moeten zien. Wat was volgens het kabinet het grootste probleem
dat aanleiding gaf voor een herziening van de huidige Europese financiële architectuur
voor ontwikkeling en hoe gaat het scenario «status quo+» dat probleem oplossen? Wat
wordt er bedoeld met «de ontwikkeling van de juiste prikkels» die volgens de Minister
vereist zijn in dit scenario?
7. Antwoord kabinet
In opdracht van de Raad presenteerde de Wise Persons Group in 2019 haar rapport met aanbevelingen om de effectiviteit en ontwikkelingsimpact
van de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling te bevorderen. Hierbij stond
het risico op fragmentatie door de brede verscheidenheid aan actoren – de Europese
Investeringsbank (EIB), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) en
de Europese nationale ontwikkelingsbanken – centraal. De Wise Persons Group gaf aan dat de fragmentatie van de inzet van verschillende actoren zou kunnen leiden
tot overlap van activiteiten, het niet optimaal gebruiken van middelen en een beperkte
aansluiting bij Europese prioriteiten. Uit de haalbaarheidsstudie komt evenwel naar
voren dat deze diversiteit in expertise van toegevoegde waarde kan zijn in de architectuur,
mits de coördinatie en samenwerking verbeterd wordt. Daarnaast beargumenteren de consultants
dat het oprichten van een EU-ontwikkelingsbank een kostbare en tijdsintensieve investering
is met een onzekere uitkomst en ten koste kan gaan van bestaande kennis en ervaring.
Het is van belang dat de «status quo +» daadwerkelijk een verbetering is van de bestaande
architectuur. Het kabinet focust bij de ontwikkeling van de concrete opvolging op
het aanscherpen van de beleidssturing («policy first») en het optimaal benutten van de toegevoegde waarde van de verschillende Europese
(financiële) instellingen.
Om verandering te bewerkstelligen is het van belang dat het systeem verdere samenwerking
tussen de Europese financiële instellingen stimuleert en beloont en ongewenste concurrentie
juist voorkomt. Het is daarom van belang om samenwerking te belonen, bijvoorbeeld
door met voorrang garanties te verschaffen aan «hoge impact/risico» projectvoorstellen
die worden ingediend door een consortium van ontwikkelingsbanken. Daarnaast is ook
het mobiliseren van private sector financiering een prioriteit en is het van belang
dat verder wordt gewerkt aan het wegnemen van barrières voor investeringen door het
investeringsklimaat te verbeteren en daarnaast in te zetten op projectontwikkeling.
De Minister gaat in de geannoteerde agenda niet in op een eerder verschenen advies
van de G20 Eminent Persons Group uit 2018 over het wereldwijde systeem van ontwikkelingsfinanciering.4 Kan de Minister toelichten in hoeverre de bevindingen in dit rapport zijn meegenomen
in de afweging van de verschillende opties voor de Europese financiële architectuur
voor ontwikkeling? Kan zij daarbij ook ingaan op de positie van China buiten het Multilaterale
Systeem voor Officiële Financiering (MSOF) en welke implicaties de rol van China heeft
voor de noodzaak om het Europese financiële OS-beleid verder te harmoniseren?
8. Antwoord kabinet
De aanbevelingen uit het G20 Eminent Persons Group advies die van toepassing zijn op de wereldwijde architectuur van ontwikkelingsbanken
sluiten aan bij de bevindingen van de Wise Persons Group; nauwere samenwerking en gebruikmaking van de toegevoegde waarde van individuele financiële
instellingen zal leiden tot meer ontwikkelingsimpact. De reikwijdte van het G20 rapport
is echter breder dan enkel ontwikkelingsbanken en bevat aanbevelingen over de wereldwijde
financiële governance. Dit maakt dat het rapport slechts deels van invloed is bij de afwegingen over de
Europese financiële architectuur ontwikkeling.
De Chinese invloed in partnerlanden, waaronder in Afrika, neemt toe, onder andere
door de inzet van financiële instrumenten. Vorm en omvang van financiering van activiteiten
in ontwikkelingslanden door China is onvoldoende inzichtelijk, omdat informatie hierover
niet altijd openbaar is en Chinese ontwikkelingsfinanciering afwijkt van wat westerse
donoren hieronder binnen de OESO-DAC-regels verstaan. Wel kan worden gesteld dat het
overgrote deel van China’s ontwikkelingsfinanciering bilateraal wordt verstrekt en
daarmee niet via het multilaterale systeem verloopt. Dit versterkt het belang van
een goed-gecoördineerde en zichtbare Europese financiële inzet in partnerlanden.
De aan het woord zijnde leden onderschrijven de eerdere analyse van de OESO5 waarin wordt gesteld dat de fragmentatie van het huidige OS-beleid ten koste gaat
van het strategisch inzetten van het gezamenlijk grootste OS-budget in de wereld.
Kan de Minister toelichten hoe in het voorgestelde scenario het Europees OS-beleid
ondanks de fragmentatie van instellingen toch aan strategische slagkracht kan winnen?
9. Antwoord kabinet
Met de keuze voor de «status quo +» wordt ingezet op het beter benutten van de diversiteit
en de toegevoegde waarde van de verschillende Europese financiële instellingen als
de EIB, EBRD en de nationale ontwikkelingsbanken. In dit scenario kan de coherentie
van de beleidsdoelstellingen, waarden, normen en standaarden van de EU verder worden
versterkt door de coördinatie van en dialoog tussen de EU-instellingen, EU-lidstaten
en de Europese financiële instellingen. De Europese Commissie en Europese lidstaten,
ook als aandeelhouders van de ontwikkelingsbanken, moeten daarin sterker een richtinggevende
rol vervullen. Een sterke en coherente Europese aanpak kan worden ondersteund door
de samenwerking en concurrentie van de betrokken instellingen, die elkaar aanvullen.
Op EU-niveau moet worden ingezet op een vergrote ontwikkelingsimpact binnen een geïntegreerde
benadering van het EU-externe beleid en meer zichtbaarheid.
Naast strategische slagkracht vinden de leden van de D66-fractie het van belang dat
er ten behoeve van transparantie en toegankelijkheid voor ontwikkelingsorganisaties
meer overzicht komt in de EU-financieringsinstrumenten. Kan de Minister in dat licht
toelichten hoe het staat met de uitvoering van de motie Becker-Bouali (Kamerstuk 21 501-04, nr. 209)?
10. Antwoord kabinet
In lijn met de motie van de leden Becker en Bouali rapporteert het kabinet ten minste
jaarlijks over EU-ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 21 501-04, nr. 209). Op 27 mei 2020 ontving uw Kamer de meest recente brief over EU ontwikkelingssamenwerking
(Kamerstuk 34 952, nr. 112) en daarvoor reeds op 16 juli 2019 (Kamerstuk 34 952, nr. 80) en 21 december 2018 (Kamerstuk 34 952, nr. 41). In mei 2021 zal uw Kamer de volgende brief over EU-ontwikkelingssamenwerking ontvangen.
Tevens ontving uw Kamer recentelijk een aparte brief (Kamerstuk 22 112, nr. 3101) met toelichting over en een kabinetsappreciatie van het nieuwe Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI).
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat de Minister de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
(SDG’s) ook binnen deze context noemt als richtsnoer. Zij vragen zich daarbij wel
af in hoeverre de beoogde financiële architectuur ertoe zal leiden dat middelen ook
bij de meest kwetsbare en meest gemarginaliseerde groepen terecht komen, in lijn met
de Leave no one behind-belofte die gepaard gaat met het committeren aan de SDG’s. Deelt de Minister de mening
dat de Europese financiële architectuur, naast het leveren van een bijdrage aan SDG’s,
ook dient te waarborgen dat financiële middelen ten goede komen aan those furthest left behind?
11. Antwoord kabinet
Het kabinet deelt deze positie. Binnen de Europese Financiële Architectuur voor Ontwikkeling
pleit Nederland voor voldoende focus op de lage inkomenslanden en fragiele staten.
De Europese financiering neemt via garanties een deel van de risico’s op zich die
de private sector ervan weerhoudt te investeren, om zodoende bij te dragen aan de
inclusieve financiering voor de meest kwetsbare groepen.
In de NDICI-verordening staat tevens dat, onder andere, niemand aan zijn lot overlaten
(«leaving no one behind») de basis vormt van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en ten grondslag moet liggen
aan de uitvoering van het instrument.
In hoeverre kan binnen de huidige architectuur inzichtelijk gemaakt worden bij welke
doelgroepen Europees OS-geld terecht komt? Hoe kan het EU externe financieringsinstrument
voor het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI) hier verbetering
in aanbrengen?
12. Antwoord kabinet
Er is nog geen sprake van een gezamenlijk rapport over de versterkte financiering
door de verschillende Europese financiële instellingen. Wel verschijnt jaarlijks een
rapportage over de bereikte resultaten met het European Fund for Sustainable Development (EFSD)6, met hierin aandacht voor programma’s van een groot aantal Europese ontwikkelingsbanken.
Hierbij wordt onder meer een toelichting gegeven op de regionale verdeling, de inzet
van verschillende instrumenten en de doelstellingen per programma.
Verder rapporteren alle Europese financiële instellingen daarnaast jaarlijks individueel
over hun programma’s in jaarverslagen en veelal publiceren zij ook over hun jaarlijkse
bijdrage aan het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs).
De Europese Commissie rapporteert tevens jaarlijks7 over de resultaten die middels het externe financieringsinstrumentarium van de Unie
zijn bereikt. In de financiële rapportages die bij de rapporten zijn gevoegd wordt
onder andere ingegaan op hoe veel financiering ging naar verschillende landen en sectoren.
Tevens worden behaalde resultaten cijfermatig weergegeven aan de hand van het EU Results Framework8, die onder andere indicatoren bevat over welke doelgroepen bepaalde steun ontvingen.
De Europese Commissie zal ook over de inzet van het NDICI jaarlijks rapporteren.
Hoe denkt het kabinet, gegeven de voorkeur om af te zien van het fuseren van de financiële
instellingen, dat toch de juiste coördinatie tot stand kan komen om een eerlijke verdeling
van middelen over doelgroepen, regio’s en thema’s te waarborgen?
13. Antwoord kabinet
Met de inzet op het «policy first» principe wordt nauwe aansluiting van de Europese financiële architectuur bij het
EU-financieringsinstrument NDICI gezocht. Deze verordening biedt sturing op de thematische
prioriteiten en geografische verdeling van de financiële middelen van de Europese
Commissie. Middels de European Fund for Sustainable Development + Strategic Board en de Raad van Bewindvoerders van de EIB en EBRD kan daarnaast nadere sturing worden
gegeven door EU-lidstaten. Het open architectuur gedeelte van het EFSD+ draagt bij
aan het beter benutten van de comparatieve voordelen van ontwikkelingsbanken en financiële
instellingen, zoals expertise op bepaalde thema’s of regio’s, en stimuleert de instellingen
nauwer samen te werken.
Tevens pleit Nederland voor actieve betrokkenheid van de Europese financiële instellingen
bij het bepalen van de Europese prioriteiten in de programmering in de partnerlanden
onder het Meerjarige Financiële Kader 2021–2027. Het is van belang dat de inzichten
van de instellingen worden meegewogen op landenniveau. Dit draagt bij een gebalanceerde
Europese inzet.
Tot slot vinden de leden van de D66-fractie het van belang dat Europese OS-financiering
bijdraagt aan de bevordering van beleid op het gebied van Internationaal Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen. Kan de Minister aangeven welk tijdspad op dit moment wordt
voorzien voor de door de Europese Commissie aankondigde IMVO-wetgeving? Is de Minister
bereid zich in te zetten voor het expliciet opnemen van IMVO-waarborgen in de verdere
uitwerking van de + in het «status quo +»-scenario?
14. Antwoord kabinet
De Europese Commissie geeft aan dat het wetgevende voorstel op het gebied van duurzaam
ondernemingsbestuur, inclusief gepaste zorgvuldigheid, in juni 2021 wordt verwacht.
Zoals aangegeven in de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten» zet het kabinet
actief in op het beïnvloeden van het Commissievoorstel (Kamerstuk 26 485, nr. 337). Zo schreef ik vorige maand samen met mijn Duitse collegaminister Mueller (Ontwikkelingssamenwerking)
een brief aan Eurocommissaris Reynders waarin wij samen het belang benadrukken van
een gepaste zorgvuldigheidsverplichting, bij voorkeur op Europees niveau. Daarbij
benadrukken wij het belang van beleidscoherentie tussen buitenlandse handel en ontwikkelingsbeleid
en stellen daarom voor om onder meer het ontwikkelingsperspectief bij het debat te
betrekken. Onderwijl werkt het kabinet bouwstenen voor wetgeving uit, bedoeld als
input op het Europese traject. Mocht een effectief en uitvoerbaar voorstel Europees
niet tijdig van de grond komen, dan liggen bouwstenen klaar voor het invoeren van
nationale dwingende maatregelen.
Nederland pleit in de discussie over de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling
actief voor een harmonisatie van hoogstaande internationale standaarden die door de
Europese ontwikkelingsbanken moeten worden nageleefd. Deze inzet sluit aan bij de
verordening van het NDICI, het brede EU-financieringsinstrument, waarin wordt aangegeven
dat in financiële overeenkomsten de bevordering van IMVO, door het respecteren van
de internationale richtlijnen, moet worden meegenomen.
Inbreng leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie steunen de lijn van het kabinet om in te zetten op Scenario
C, namelijk het verbeteren van de huidige architectuur, het zogenaamde «status quo
+»-model. Deze leden vragen de Minister echter ook van de andere twee scenario’s aan
te geven waarom deze niet geschikt zouden zijn. De leden van de CDA-fractie verzoeken
de Minister daarbij vooral een toelichting te geven op het niet kiezen voor Scenario
A, waarin de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) omgevormd dient
te worden tot Europese ontwikkelingsbank met het daarbij behorende en voldoende instrumentarium.
Te meer vragen deze leden dit omdat dit de aanbeveling was van de groep van wijzen
in oktober 2019.
15. Antwoord kabinet
De meerwaarde van de huidige architectuur zit volgens het kabinet met name in de diversiteit
en toegevoegde waarde van de instellingen die hier deel van uitmaken. In lijn met
de bevindingen van het rapport is het kabinet van mening dat het opzetten van één
enkele nieuwe EU-ontwikkelingsbank, zoals voorzien in de scenario’s A en B, niet noodzakelijkerwijs
efficiënter zal zijn dan het bestaande systeem en geen recht doet aan de comparatieve
voordelen van beide instellingen. Daarnaast is het oprichten van een dergelijke bank
een kostbare en tijdsintensieve investering met een onzekere uitkomst.
Daar komt bij dat in scenario A de EU in de EBRD, een multilaterale instelling met
ook niet-EU aandeelhouders – ook al hebben EU-lidstaten een meerderheidsaandeel –
niet het benodigde aandelenpercentage heeft bij besluitvorming waarvoor een gekwalificeerde
meerderheid noodzakelijk is. Het is onwaarschijnlijk dat deze situatie op korte termijn
verandert. De EBRD volgt weliswaar in veel gevallen EU-beleid en -standaarden, maar
kan hierdoor volledige aansluiting bij Europese ontwikkelingsprioriteiten en geopolitieke
inzet niet garanderen.
Wat betreft scenario B, worden in de haalbaarheidsstudie zorgen geuit over de beperkte
ontwikkelingsfocus van de Europese Investeringsbank (EIB), ondanks dat reeds 10% van
de jaarlijkse financiering van de EIB wordt geïnvesteerd buiten de EU. EIB’s expertise
ligt bij de financiering van grotere (veelal infrastructuur) publieke sector projecten
of lokale financiële instellingen. Het huidige financiële instrumentarium, de lokale
aanwezigheid en risicoprofiel van de EIB zijn te beperkt om te voldoen aan de gewenste
brede inzet van de Europese ontwikkelingsfinanciering waarin een belangrijke focus
ligt op de mobilisatie van private sector financiering en het investeren in risico-
en impactvolle programma’s in lage inkomenslanden.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens een overzicht te geven van de
voortgang of mate van uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport van de groep
van wijzen ten opzichte van de nu te bespreken Europese financiële architectuur voor
ontwikkeling (EFAD).
16. Antwoord kabinet
Er is geen overzicht beschikbaar van de voortgang van de implementatie van de aanbevelingen
uit het Wise Persons Group rapport en het kabinet is hiervoor afhankelijk van informatie van alle betrokken
actoren waaronder de ontwikkelingsbanken en de Europese Commissie. Nederland zal er
in de besprekingen over de Raadsconclusies voor pleiten dat de afspraken ter verbetering
van de Europese Financiële Architectuur voor Ontwikkeling worden gemonitord in een
jaarlijks rapport.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een terugkoppeling te geven van hetgeen
over EFAD besproken is in de laatste Ecofinraad en daarbij ook aan te geven wat Nederland
heeft ingebracht, aangezien de inbreng in de geannoteerde agenda Ecofinraad identiek
is aan de inbreng zoals verwoord in de geannoteerde agenda van deze informele Raad
Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking.
17. Antwoord kabinet
Voor een volledige terugkoppeling over de EFAD-discussie in de laatste Ecofinraad
verwijst het kabinet naar het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 april,
dat op 23 april is gepubliceerd (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1752).
In de Ecofinraad was brede steun voor scenario C, de «status quo +». Meerdere lidstaten
gaven aan dit scenario de voorkeur te geven, omdat op deze wijze de kwaliteiten van
de verschillende uitvoerders optimaal benut kunnen worden. Ook benadrukten lidstaten
het belang van «policy first» – een sturende en coördinerende rol van de Raad en de Europese Commissie. Daarnaast
verwees een aantal lidstaten naar mogelijke hervormingen en mandaatsdiscussies bij
de EBRD en de EIB, waarover besluitvorming via de bestuursorganen van deze banken
zal plaatsvinden.
Nederland heeft aangegeven dat het belangrijk is dat de «status quo +» ook daadwerkelijk
een stap vooruit betekent. Daarnaast heeft Nederland het belang van een open architectuur
met gelijk speelveld benadrukt. Verder heeft het kabinet de noodzaak van het zetten
van de juiste prikkels om onderlinge samenwerking tussen de betrokken uitvoerders
te verbeteren, waaronder ook het betrekken van de private sector, benoemd. Een betere
aansluiting van de financiële instellingen bij de Europese prioriteiten zal de bijdrage
aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en het klimaatakkoord van Parijs ten goede
komen. Voorts benadrukte Nederland dat de uitvoering van de «status quo +» binnen
de beschikbare financiële middelen dient plaats te vinden.
De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast waarom deze vergadering zo ad hoc ingepland
moet worden en waarom er niet gewacht kan worden tot de reguliere Raad Buitenlandse
Zaken Ontwikkelingssamenwerking eind mei.
18. Antwoord kabinet
Deze informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking is georganiseerd
om spoedige voortgang op dit dossier te bevorderen en het ontwikkelingsperspectief
mee te nemen in het opstellen van de Raadsconclusies. Het voorzitterschap streeft
ernaar hierover zo snel mogelijk Raadsconclusies aan te nemen. Het is daarom van belang
dat EU Ontwikkelingssamenwerkingsministers tijdig over dit onderwerp hebben kunnen
spreken.
De Minister geeft aan dat in Scenario C de diversiteit en de kwaliteiten van verschillende
uitvoerders (o.a. EBRD, EIB en nationale ontwikkelingsbanken binnen de EU) optimaal
worden benut, zonder dat een omvangrijke en tijdrovende institutionele herziening
of additioneel kapitaal nodig is. De leden van de CDA-fractie delen de doelstelling
om een tijdrovende institutionele herziening te voorkomen, maar deze leden vragen
de Minister wel welke kosten er verbonden zijn aan scenario C.
19. Antwoord kabinet
De exacte kosten die gepaard zullen gaan met de inzet op scenario C zijn uiteraard
afhankelijk van de precieze invulling van de «+» van de «status quo» en het is daarom
nog niet mogelijk hierin inzicht te geven. Mogelijke kosten kunnen zitten in het verhogen
van lokale vertegenwoordiging van de Banken in derde landen of het opzetten van verbeterde
coördinatiestructuren. Vanwege het benutten van bestaande structuren, zal het in vergelijking
met scenario A en B om beperkte bedragen gaan.
Nederland heeft daarnaast in de Ecofin Raad benadrukt dat de «status quo +» moet worden
uitgevoerd binnen de bestaande beschikbare financiële middelen.
De leden van de CDA-fractie vragen of kiezen voor Scenario C volgens de Minister niet
betekent dat uiteindelijk de financiering van de Europese ontwikkelingsagenda toch
bij de EIB terecht komt, gezien de EIB-wens om een «development subsidiary» op te richten. Deze leden vragen de Minister wat dit zou betekenen voor de EBRD en
in hoeverre de vorming van een OS-subsidie-machine onder de EIB ten kosten gaat van
ontwikkelingsdoelen.
20. Antwoord kabinet
In scenario C bestaat er ruimte voor vervolgstappen en eventueel institutionele hervormingen
binnen de betrokken banken. In afwachting van de uitkomst van de discussie over de
Europese financiële architectuur en de Raadsconclusies zijn dergelijke initiatieven
nog niet uitgewerkt. Nederland zal bij de EIB erop aandringen de ontwikkelingsimpact
van de Bank te bevorderen en te verzekeren dat veranderingen binnen het bredere systeem
van EU-ontwikkelingsfinanciering passen.
Nederland pleit ervoor dat met de eventuele vervolgstappen binnen de EIB de expertise
en kwaliteiten van de Bank beter worden benut en niet af zullen doen aan de comparatieve
voordelen t.o.v. de EBRD.
Het kabinet zal zich inzetten voor verdere uitwerking van de «+», valt te lezen in
de geannoteerde agenda. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe die verdere
uitwerking er dan uit moet zien. Deze leden vragen de Minister daar een gedetailleerde
toelichting op te geven zover mogelijk en indien niet helder is hoe Scenario C praktisch
wordt ingericht met duidelijk afgebakende taken en verantwoordelijkheden voor de Europese
instellingen, daar niet mee in te stemmen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
dit omdat in het geval van een Scenario C, waarin de EIB de vrijheid houdt een development subsidiary op te richten en de EBRD de vrijheid houdt om zijn operatiegebied uit te breiden
naar sub-Sahara Afrika, volgens de leden van de CDA-fractie deze twee banken elkaar
dan mogelijk gaan beconcurreren in Afrika, hetgeen niet wenselijk is. Deze leden vragen
de Minister of ze dergelijke ontsporing van Scenario C eveneens voor mogelijk houdt.
De leden van de CDA-fractie zien de EIB en de EBRD in Scenario C als de twee pilaren
van de Europese focus op Afrika, welke complementair aan elkaar zijn en elkaar bovendien
versterken in de uitvoering van hun taken. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
hoe wordt vastgelegd dat zowel de EIB als de EBRD autonoom kunnen blijven werken,
waarbij de EBRD meer focust op ontwikkelingsdoelen en de EIB op kapitaalverstrekking.
Deze leden vragen de Minister of dit de correcte rolverdeling is zoals in Scenario
C is gepresenteerd en of deze rolverdeling wenselijk is.
21. Antwoord kabinet
Het kabinet pleit voor een ambitieuze uitwerking en invulling van de «+» in scenario
C, waarin sterkere politieke sturing vanuit de Europese Commissie en de Europese lidstaten
én betere gebruikmaking van de toegevoegde waarde van de verschillende instellingen
centraal staan. Optimale benutting van de comparatieve voordelen van de EIB, EBRD
en nationale ontwikkelingsbanken vraagt om een beter gedefinieerde en gecoördineerde,
maar niet om een rigide taakverdeling. Om tot een efficiëntere architectuur te komen,
steunt het kabinet onder meer verdere harmonisatie van standaarden en methodologieën
bij de financiële instellingen. Dit moet onder andere bijdragen aan verbeterde samenwerking
op de gezamenlijke inzet voor mobilisatie van private sectorfinanciering, het harmoniseren
en verbeteren van impactmeting en het vergroten van transparantie.
De Raadsconclusies zullen een kader bieden voor de voorziene verbeteringen, waarbij
de Nederlandse inzet in lijn zal zijn met bovenstaande en de inzet zoals aangegeven
in de Geannoteerde Agenda voor deze Raad. Voorts zal de Europese Commissie, in samenwerking
met de Europese financiële instellingen, een lijst praktische en concrete verbeteringen
voordragen. Hierover zal worden gesproken in Raadswerkgroepen in Brussel.
Zowel de EIB als de EBRD verlenen financiering aan de publieke als de private sector.
Dit gemengde mandaat komt de ontwikkelingsimpact ten goede. Zo geven de publieke investeringen
van de EBRD aanleiding tot beleidsdialoog met de partnerlanden, waarin ook een bevordering
van het investeringsklimaat in deze landen ter sprake kan komen. Daarnaast hebben
de ontwikkelingsbanken ieder hun eigen specifieke thematische expertise, bijvoorbeeld
op financiering aan het MKB of duurzame energie. Een strikte taakverdeling tussen
de instellingen, bijvoorbeeld op publieke of private financiering, is daarom niet
gewenst. Het kabinet deelt de positie dat samenwerking centraal moet staan en ongewenste
concurrentie moet worden voorkomen. Hier speelt het European Fund for Sustainable Development (EFSD+) een belangrijke rol. Met dit garantie-instrument van de Commissie kan samenwerking
gestimuleerd worden en de Strategic Board biedt gelegenheid voor coördinatie en beleidssturing.
Zowel de EIB als de EBRD zijn momenteel al actief in het Nabuurschap en hebben voor
de partnerlanden duidelijke meerwaarde. Beide banken dragen bij de aan de Duurzame
Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en het Klimaatakkoord van Parijs. In het algemeen richt
de EIB zich meer op grotere publieke investeringen en focust de EBRD zich op private
financiering, onder meer aan het MKB. Beide instellingen, maar ook andere ontwikkelingsbanken,
zijn onderdeel van het Western Balkan Investment Framework (WBIF), waarmee regionale samenwerking en afstemming met lokale overheden wordt bevorderd.
Nederland pleit voor de ontwikkeling van soortgelijke samenwerkingsverbanden in andere
regio’s, met name in Afrika. Op basis van deze ervaringen, is het kabinet van mening
dat, onder de juiste voorwaarden, de activiteiten van de EIB en EBRD elkaar en die
van andere ontwikkelingsfinanciers kunnen versterken, mogelijk ook in Afrika.
De discussie over mogelijke institutionele veranderingen van de EIB en de EBRD zal
plaatsvinden in de Raad van Bewindvoerders van de banken zelf. Nederland zal in deze
raden, maar ook in Brussel, oproepen tot een versterkte coördinatie op EU-niveau in
deze discussies en een lijn die aansluit bij de bredere inzet voor de Europese financiële
architectuur voor ontwikkeling.
De bespreking tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
is bedoeld om vanuit OS-perspectief input te geven ten behoeve van de opvolging van
deze haalbaarheidsstudie, zo lezen de leden van de CDA-fractie in de geannoteerde
agenda. Maar uit de geannoteerde agenda blijkt niet echt wat de Nederlandse inzet
op OS-perspectief is. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister dit nader toe
te lichten.
22. Antwoord kabinet
De Nederlandse inzet in de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
sluit aan bij de inzet in de Ecofin van 16 april jl. (voor het verslag, zie Kamerstuk
21 501-07, nr. 1752). In deze Raad zal Nederland echter meer aandacht schenken aan de noodzaak tot een
blijvende focus op de lage inkomenslanden en fragiele staten alsmede investeringen
ten behoeve van een inclusief, weerbaar en groen herstel van de COVID-19 crisis. Voorts
zal het kabinet het belang van private sector mobilisatie benadrukken en de toegevoegde
waarde van nationale ontwikkelingsbanken zoals FMO daarbij onderstrepen. Ook zal het
kabinet de Commissie oproepen om financierbare projecten in partnerlanden te helpen
ontwikkelen. Tenslotte zal het kabinet het belang van de open architectuur benadrukken,
hierin beconcurreren de Europese financiële instellingen elkaar ten bate van zoveel
mogelijk ontwikkelingsimpact.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke kerndoelen binnen het nieuwe
financieringsmechanisme moeten worden geformuleerd naast de breder geformuleerde SDG’s.
23. Antwoord kabinet
De discussie over de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling gaat over
de samenwerking tussen de Europese Commissie, lidstaten, de EIB, EBRD en nationale
ontwikkelingsbanken. De financiering voor de EIB, EBRD en de nationale ontwikkelingsbanken
zal de komende jaren uit het externe financieringsinstrument voor het Nabuurschap,
Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI) komen. De doelen die hierin genoemd
staan zijn leidend voor de inzet. Een kabinetsappreciatie van het NDICI komt uw Kamer
spoedig toe.
De Minister zal pleiten voor aanvullende actie door de Europese Commissie om actief
bij te dragen aan het opbouwen van een pijplijn met investeerbare projecten (bankable projects) om te borgen dat financieringsinstellingen voor ontwikkeling en de private sector
voldoende aanbod hebben om de beschikbare middelen optimaal in te zetten. Onder de
verantwoording van welk instituut moet deze pijplijn komen, zo vragen de leden van
de CDA-fractie de Minister.
24. Antwoord kabinet
Gezien het belang van pijplijnontwikkeling voor het bereiken van de SDG-doelen, moedigt
het kabinet financieringsinstellingen aan om bij te dragen aan het ontwikkelen van
financierbare projecten. In het centraal aanjagen en monitoren van projectontwikkeling
kan de Europese Commissie een belangrijke rol spelen, onder meer door de activiteiten
op dit gebied te coördineren en middelen uit het European Fund for Sustainable Development + (EFSD+) gericht hiervoor in te zetten.
Een kabinetsappreciatie van het financieringsinstrument NDICI komt de Kamer spoedig
toe, stelt de Minister. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om in deze
appreciatie ook de drie scenario’s mee te nemen en daarbij aan te geven hoe deze hun
uitwerking hebben op het NDICI.
25. Antwoord kabinet
Het kabinet zal in het verslag van deze informele Raad nader ingaan op de link tussen
het NDICI en de drie scenario’s voor de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling.
Verder ontving uw Kamer op 26 april 2021 de kabinetsappreciatie van het NDICI (Kamerstuk
22 112, nr. 3101).
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een tijdlijn te schetsen voor de implementatie
van het Scenario «status quo +».
26. Antwoord kabinet
Het optimaliseren van de huidige architectuur is een continu proces. Het gaat zowel
om de implementatie van aanbevelingen op de korte termijn, waaronder via het EU-externe
financieringsinstrument NDICI, als om de aanbevelingen die gericht zijn op de langere
termijn, zoals de bespreking over mogelijke institutionele wijzigingen binnen de EIB
of EBRD.
De Raadsconclusies over de opvolging van de haalbaarheidsstudie komen naar verwachting
in mei uit. Deze bieden het kader voor de concrete opvolging. Op basis hiervan zal
de Europese Commissie, in samenwerking met de Europese financiële instellingen, een
lijst met praktische en concrete verbeteringen voorstellen, ter bespreking in de Raadswerkgroepen
in Brussel. Nederland zal er in de besprekingen over de Raadsconclusies voor pleiten
dat de Commissie, in samenwerking met de financiële actoren, jaarlijks rapporteert
over de implementatie van de overeengekomen verbeteringen.
De Minister geeft aan zoals gebruikelijk de Kamer te informeren over de uitkomst van
de informele Raad. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister dit te doen voor
aanvang van het commissiedebat over de formele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
in mei.
27. Antwoord kabinet
Ik kan u toezeggen het verslag van de informele Raad spoedig toe te sturen, voor aanvang
van het Commissiedebat in voorbereiding op de RBZ/OS van 25 mei.
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse
Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 29 april met interesse gelezen. De leden hebben
hier nog een aantal vragen over.
De leden van de SP-fractie constateren dat de Europese financiële architectuur voor
ontwikkeling (EFAD) eigenlijk het enige onderwerp is op de agenda. Allereerst hebben
de leden vragen over de manier waarop deze informele bespreking is opgezet. Het besluit
is relatief laat gekomen om deze bespreking te houden, bovendien is het slechts ter
input voor de Ecofinraad in mei. Waarom is er gekozen voor deze opzet en wat is precies
het doel van deze extra ingelaste vergadering?
28. Antwoord kabinet
De ministers van Financiën en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben
een gedeelde verantwoordelijkheid als het gaat om de Europese financiële architectuur
voor ontwikkeling (EFAD). Deze informele Raad Buitenlandse Zaken is georganiseerd
om te verzekeren dat het ontwikkelingsperspectief voldoende wordt meegenomen en politieke
sturing aan de Raadsconclusies vanuit dat perspectief kan worden gegeven.
Wat vindt de Minister van de waarschijnlijke conclusie die zal volgen op dit jarenlange
dossier waarin er toch zal worden overgegaan op samenwerking tussen publieke OS-financierders?
Waarom is er jarenlang niet voor gekozen door de Minister om zich te mengen in deze
discussie?
29. Antwoord kabinet
Het kabinet waardeert de uitgebreide analyses in het Wise Persons Group rapport en de recente haalbaarheidsstudie. Deze dragen bij aan een beter begrip van
de huidige Europese financiële architectuur voor ontwikkeling en leveren waardevolle
aanbevelingen. Het kabinet ziet een toegevoegde waarde in de huidige diverse architectuur
en heeft vertrouwen in de maatregelen die genomen kunnen worden om de individuele
kwaliteiten van de verschillende instellingen beter te benutten.
Zoals aan uw Kamer gedeeld in onder meer de Geannoteerde Agenda voor de Raad Buitenlandse
Zaken / Ontwikkelingssamenwerking van 25 november 2019 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 225) en Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3072), sluit de huidige inzet van het kabinet aan bij de actief uitgedragen lijn in eerdere
besprekingen. Hierin staan het versterken van de coördinerende rol van de Commissie
en de EU-lidstaten, het mobiliseren van private sector financiering en de aansluiting
bij lokale behoeften, centraal.
De leden van de SP-fractie constateren dat het rapport van de groep van wijzen nog
steeds een belangrijke rol speelt op theoretisch vlak over de opties die er bestaan
om de OS-coördinatie van de publieke financierders te verbeteren. Los van dit besluitpunt
zijn er dan ook meerdere aanbevelingen gedaan. De leden willen de Minister dan ook
vragen een overzicht te bieden van de uitvoering van de aanbevelingen die zijn gedaan
door deze groep van wijzen. Welke gevolgen heeft de coronapandemie gehad op deze hele
EFAD-discussie?
30. Antwoord kabinet
Er is geen overzicht beschikbaar van de voortgang van de implementatie van de aanbevelingen
uit het Wise Persons Group rapport en het kabinet is hiervoor afhankelijk van informatie van alle betrokken
actoren, waaronder de ontwikkelingsbanken en de Europese Commissie. Nederland zal
er in de besprekingen over de Raadsconclusies voor pleiten dat de afspraken ter verbetering
van de Europese Financiële Architectuur voor Ontwikkeling worden gemonitord in een
jaarlijks rapport.
De Raad heeft voor de COVID-19 crisis, in december 2019, besloten tot opvolging van
het Wise Persons Group rapport met een haalbaarheidsstudie naar de drie scenario’s. De totstandkoming van
de haalbaarheidsstudies heeft langer geduurd dan voorzien, deels vanwege het uitbreken
van de COVID-19 pandemie.
Kan de Minister ten slotte aangeven waarom het rapport van de onafhankelijke consultants
over de verschillende opties door de Raad is aangemerkt als limité?
31. Antwoord kabinet
Limité documenten vallen onder de geheimhoudingsplicht van artikel 339 VWEU. De markering
wordt toegekend wanneer een document valt onder een van de te beschermen belangen
van de Eurowob. Conform de procedurele voorschriften van de Raad, mogen Limité-documenten
alleen openbaar worden gemaakt als daarvoor toestemming is verleend door de opsteller.
Inbreng leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking over de
Europese financiële architectuur voor ontwikkeling. Zij hebben daar nog enkele vragen
bij.
De leden van de GroenLinks-fractie delen de inzet van het kabinet dat de besluitvorming
over de inrichting van de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling moet
streven naar maximale ontwikkelingsimpact. In dat kader zetten zij wel vraagtekens
bij de keuze voor Scenario C, aangemerkt als «status quo +». Hoe verhoudt deze keuze
zich tot de bevindingen en aanbevelingen van de groep van wijzen, waar dit Scenario
C geen onderdeel van was? Hoe verhoudt deze uitkomst zich tot de bevinding dat de
huidige architectuur leidt tot overlappingen, gaten en inefficiënties die het behalen
van Europese doelstellingen ondermijnen? Op welke concrete wijze gaat Scenario C deze
problematiek verhelpen?
32. Antwoord kabinet
Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 7 en 21.
Klopt het, zo vragen dezelfde leden, dat de EBRD en de EIB deels actief zijn in dezelfde
landen in dezelfde sectoren? Wat is dan de meerwaarde van een aparte EBRD en EIB?
In hoeverre is de keuze voor de «status quo +»-optie een gevolg van tegenstrijdige
belangen of onwil om lastigere keuzes te maken die op lange termijn wel logischer
zouden zijn?
33. Antwoord kabinet
Zie vraag 21.
Aanvullend, het doel van de onafhankelijke haalbaarheidsstudie was een inhoudelijk
onderzoek naar de gevolgen van de drie verschillende scenario’s, waarbij verschillende
factoren werden meegewogen, zoals de aansluiting bij de Europese externe inzet, ontwikkelingsimpact
en kostenefficiëntie. Deze inhoudelijke analyse staat aan de basis van de keuze voor
de «status quo +». De consultants geven aan dat met een ambitieuze inzet op de «status
quo +», de verscheidenheid aan instellingen beter benut kan worden en zodoende van
toegevoegde waarde is. Het ontwikkelen van een EU-ontwikkelingsbank zien zij daarentegen
als een kostbare, tijdsintensieve investering met onzekere uitkomsten.
Waarom is het rapport van de consultants over de haalbaarheid van de verschillende
opties aangemerkt als limité-vertrouwelijk? Is het kabinet bereid om te pleiten voor openbaring van dit rapport?
34. Antwoord kabinet
Limité documenten vallen onder de geheimhoudingsplicht van artikel 339 VWEU. De markering
wordt toegekend wanneer een document valt onder een van de te beschermen belangen
van de Eurowob. Conform de procedurele voorschriften van de Raad, mogen Limité-documenten
alleen openbaar worden gemaakt als daarvoor toestemming is verleend door de opsteller.
Het kabinet is van mening dat de Limité-markering terughoudend moet worden toegepast
en zet zich hier al jaren, met resultaat, actief voor in. Tevens is het kabinet bereid
om met de Europese Commissie te bespreken of het rapport openbaar gemaakt kan worden,
eventueel door vertrouwelijke, marktgevoelige informatie in de publieke versie achterwege
te laten.
De groep van wijzen concludeerde, volgens de leden van de GroenLinks-fractie terecht,
dat klimaatverandering de grootste mondiale uitdaging is, met een steeds groter wordende
impact op ontwikkelingslanden, en deed dan ook de aanbeveling dat de Europese financiële
architectuur voor ontwikkeling zich hier sterker op moet richten. Hoe gaat de keuze
voor optie C zorgen dat dit punt op ambitieuze en coherente wijze wordt geadresseerd?
Welk deel van de portfolio’s van de EBRD en EIB zijn momenteel gericht op klimaatmitigatie
en klimaatadaptatie?
35. Antwoord kabinet
Het kabinet onderstreept de noodzaak en urgentie van een ambitieuze klimaatinzet vanuit
de Europese ontwikkelingsfinanciering. Scenario C speelt in op de meerwaarde van iedere
betrokken instelling onder de Europese financiële architectuur om zo goed mogelijk
bij te kunnen dragen aan het behalen van de EU-beleidsdoelstellingen, waarvan klimaatplannen
een centraal onderdeel zijn. Om ervoor te zorgen dat de Banken een coherente aanpak
hanteren bij het nastreven van de EU-doelstellingen, pleit Nederland voor een gecoördineerde
EU-inzet in Brussel en binnen de Banken.
In 2019 lag het aandeel groene investeringen door de EBRD op 46 procent. Als gevolg
van de respons op de COVID-19-pandemie, met onder andere grootschalige liquiditeitssteun
aan bestaande klanten, is dit percentage het afgelopen jaar teruggelopen tot 29 procent.9 Desalniettemin heeft de Bank in de klimaatstrategie Green Economy Transition (GET) 2021–25 zichzelf als doel gesteld om het jaarlijkse aandeel groene investeringen vanaf 2025
boven de 50 procent te laten uitkomen. Nederland zet zich met gelijkgezinden daarnaast
ervoor in dat de EBRD zo veel mogelijk ondersteuning biedt aan landen van operatie
bij het ontwikkelen en uitvoeren van een zo ambitieus mogelijke agenda voor klimaatactie.
De EBRD heeft aangekondigd dat haar volledige activiteiten vanaf 2023 in lijn zullen
zijn met de klimaatovereenkomst van Parijs.
Ook de EIB heeft een ambitieuze klimaatagenda en speelt een belangrijke rol bij de
implementatie van de Green Deal. Vanaf 2021 zijn alle EIB activiteiten in lijn gebracht met de doelen van Parijs.
Daartoe heeft de bank een «climate bank roadmap» ontwikkeld. De bank heeft zichzelf als doel gesteld dat in 2025 minstens 50 procent
van de gehele portfolio, zowel EU-intern als -extern, moet bestaan uit klimaatfinanciering.
In 2019 investeerde de EIB EUR 3,2 miljard in klimaatmitigatie en -adaptatieprojecten
buiten de Europese Unie, een aandeel van 41% op de totale EU-externe portfolio10.
In de geannoteerde agenda lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat het kabinet
groot belang hecht aan betere coördinatie en samenwerking tussen de verschillende
instellingen op het niveau van de Europese Unie en van de lidstaten, maar ook dat
Scenario C volgens het kabinet het beste aansluit bij een open architectuur waarin
ontwikkelingsbanken met elkaar concurreren ten bate van zoveel mogelijk ontwikkelingsimpact.
Hoe verhouden de samenwerking en concurrentie zich tot elkaar? Hoe wordt bijvoorbeeld
voorkomen dat ontwikkelingsbanken met elkaar gaan concurreren op het verlagen van
eisen aan de additionaliteit van financiering, of op het verlagen van sociale en milieu-gerelateerde
standaarden om portfolio’s uit te kunnen breiden? Hoe beziet de Minister het huidige
IMVO-beleid van de EIB en EBRD? Welke mogelijkheden ziet de Minister tot verbetering?
36. Antwoord kabinet
Het kabinet is van mening dat een goede balans moet worden gezocht tussen samenwerking
en gezonde concurrentie. Met de grote nadruk op ontwikkelingsimpact beoogt de open
architectuur van het European Fund for Sustainable Development + (EFSD +) ontwikkelingsbanken te stimuleren tot samenwerken en het delen van regionale
of thematische expertise. Dat is voornamelijk van belang voor het financieren van
projecten in sectoren en regio’s waar ontwikkelingsbanken niet of nauwelijks actief
zijn, bijvoorbeeld in de minst ontwikkelde landen. Voor investeringen in sectoren
en regio’s waar meerdere ontwikkelingsbanken expertise hebben opgebouwd (bijvoorbeeld
op het gebied van duurzame energie) is een gezonde concurrentie juist van belang.
Zo zal een projectvoorstel met de hoogste verwachte ontwikkelingsimpact per geïnvesteerde
euro naar verwachting een grotere kans maken op financiering. Nederland zal als lid
van de Strategic Board van het EFSD+ oog houden voor een goede balans tussen samenwerking en concurrentie
en de Commissie oproepen scherp zicht te houden op de uitwerking van de open architectuur
in de praktijk.
Als aandeelhouder van internationale financiële instellingen (waaronder de EIB en
de EBRD) en FMO zet het kabinet in op het hanteren van hoge IMVO- en additionaliteits-standaarden
en aansluiting bij internationale en Europese richtlijnen. Deze richtlijnen zijn vastgelegd
in het EU-externe financieringsinstrument NDICI. Het kabinet zal toezien op de toepassing
en het ambitieniveau hiervan. Daarnaast stimuleert NDICI de verdere harmonisatie van
dergelijke standaarden, waarmee kan worden voorkomen dat de financiële instellingen
met elkaar concurreren door het verlagen van deze standaarden.
Deze leden zijn ook benieuwd op welke wijze er bij de inrichting van de toekomstige
Europese financiële architectuur voor ontwikkeling invulling wordt gegeven aan de
belangrijkste aanbevelingen van het rapport Making the Global Financial System Work for All van de G20 Eminent Persons Group, uit 2018, bijvoorbeeld met betrekking tot het gebruik van garanties en verzekeringsinstrumenten?
37. Antwoord kabinet
De toekomstige Europese financiële architectuur voor ontwikkeling combineert de kracht
en expertise van de EIB, EBRD en bilaterale Europese ontwikkelingsbanken. Hierdoor
kan een breed scala aan projecten met verschillende risiconiveaus worden ondersteund.
Dit komt onder meer tot uiting in de open architectuur van het European Fund for Sustainable Development (EFSD+). In overeenstemming met de aanbevelingen uit het rapport Making the Global Financial System Work for All, spelen garanties en verzekeringsinstrumenten in het EFSD+ een belangrijke rol bij
het mobiliseren van kapitaal uit de private sector, bijvoorbeeld door risico’s op
investeringen in de minst ontwikkelde landen te reduceren.
Voorts zijn zij benieuwd op welke wijze rekening wordt gehouden met geopolitieke ontwikkelingen
op het gebied van concessionele financiering, bijvoorbeeld vanuit China en de Verenigde
Staten.
38. Antwoord kabinet
Met de «status quo +» wordt via het «policy
first»-principe een sterkere aansluiting voorzien van de inzet van de EIB, EBRD en nationale
ontwikkelingsbanken met de Europese prioriteiten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking
en geopolitiek. Hierin ligt een belangrijke rol voor de Europese Commissie en de EDEO,
gevoed door de Europese lidstaten. Deze sturing zal bijdragen aan het adequater reageren
op geopolitieke ontwikkelingen.
Deze inzet is in lijn met de Commissiemededeling «Naar een brede strategie met Afrika»
van maart 202011, waarin de noodzaak van een sterke politieke alliantie tussen de EU en Afrika wordt
benadrukt nu de interesse van andere wereldspelers in Afrika groeit. Impactvolle en
zichtbare Europese financiering zal bijdragen aan deze doelstelling.
Tenslotte vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het kabinet bereid is om de
conclusies van de recente evaluatie van de FMO onder de aandacht te brengen van de
leden van de Raad en op te roepen om ook bij de Europese financiële instellingen in
te zetten op sterker lokaal eigenaarschap, grotere betrokkenheid van lokale maatschappelijke
organisaties, grotere transparantie en verbeterde klachtenmechanismen.
39. Antwoord kabinet
De aanbevelingen uit de recente evaluatie van FMO zijn nuttig voor alle partijen die
zich richten op ontwikkelingsfinanciering. De evaluatie zal daarom gedeeld worden
met deze partijen, zoals de Europese ontwikkelingsfinancieringsinstituties (EDFI’s)
en hun aandeelhouders.
Als aandeelhouder van de EIB en de EBRD en in haar rol binnen het European Fund for Sustainable Development (EFSD+), hecht het kabinet aan hoge standaarden op het gebied van mens en milieu,
transparantie en toegankelijke klachtenmechanismen. Zo is er, mede op aandringen van
Nederland, binnen het EFSD+ de eis opgenomen dat er een duidelijke, transparante en
toegankelijke klachtenprocedure moet zijn voor derde partijen die negatief kunnen
worden beïnvloed door EFSD+ projecten. Nederland zal in de desbetreffende fora het
belang van hoge standaarden blijven benadrukken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier