Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de stand van zaken over de vorming van een personele unie tussen de Stichting voorbereiding Pallas-reactor en de Stichting Nuclear Research and Consultancy Group (Kamerstuk 33626-13)
33 626 Oprichting Stichting Voorbereiding Pallas-reactor
Nr. 15
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 26 april 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 9 december
2020 over de stand van zaken over de vorming van een personele unie tussen de Stichting
voorbereiding Pallas-reactor en de Stichting Nuclear Research and Consultancy Group
(Kamerstuk 33 626, nr. 13).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 januari 2021 aan Minister voor Medische Zorg voorgelegd.
Bij brief van 23 april 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken betreffende
de vorming van een personele unie tussen de Stichting voorbereiding Pallas-reactor
en de Stichting Nuclear Research and Consultancy Group (NRG). Zij hebben hierbij nog
enkele vragen.
In de brief van de Minister lezen deze leden dat uit de onderzoeken van het RIVM (en
ook uit de studie van de Europese Commissie) is gekeken in hoeverre nieuwe productietechnologieën
(niet-reactor), waaronder van het Belgische bedrijf SMART (van IRE, voorheen Lighthouse)
en van het Amerikaanse bedrijf SHINE, een deel van de productie van molybdeen-99 kunnen
overnemen. Volgens het RIVM verwacht SHINE over een aantal jaren met hun faciliteit
in de Verenigde Staten te kunnen voorzien in 30% van de wereldwijde vraag. Op welke
gegevens baseert SHINE deze verwachtingen?
In de onderhavige brief staat dat er op dit moment verschillende initiatieven in ontwikkeling
zijn die beogen om isotopen, die nu nog alleen met reactoren te maken zijn, met een
complexe deeltjesversneller te maken. De technologieën van de bedrijven SHINE en SMART
zijn hier voorbeelden van. Een van de voordelen, zo staat in de brief, is dat ze minder
radioactief afval produceren. Hoe zwaar weegt de Minister dit laatste punt, aangezien
de omgang met radioactief afval een groot vraagstuk is?
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat deze technologieën in eerste instantie
vooral gericht zijn op de productie van molybdeen-99, maar dat er plannen zijn aangekondigd
om ook een aantal therapeutische isotopen te maken. In de brief stelt de Minister
dat beide technologieën veelbelovend zijn (bijvoorbeeld omdat zij door hergebruik
van brandstof schoner zijn en minder afval genereren), maar dat het innovatieve karakter
wel de nodige onzekerheid met zich mee brengt. Zo heeft de techniek zich nog niet
op productieschaal bewezen en spelen er ook hier afhankelijkheden. Kan de Minister
aangeven welke afhankelijkheden hier spelen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat SHINE heeft aangekondigd daarnaast een faciliteit
in Europa te willen bouwen, mogelijk in Nederland (Groningen). Deze fabriek zou in
2025 operationeel moeten zijn. Hoe waarborgt de Minister dat er een gelijk speelveld
is tussen een eventuele vestiging van SHINE in Nederland en publiek gefinancierde
onderzoeksreactoren? Hoe verlopen de gesprekken hierover met SHINE en Pallas?
Het kabinet heeft zich ervoor uitgesproken zich in te zetten voor een betere werking
van de markt voor medische isotopen met als doel te komen tot een prijs voor medische
isotopen die kostendekkend is voor de reactor (full cost recovery). De leden van de VVD-fractie constateren dat het belang daarvan breed werd (en nog
steeds wordt) gedragen, door overheden, producenten én afnemers van medische isotopen.
Deze inzet heeft tot hogere prijzen geleid. Is er door deze inzet ook meer interesse
vanuit de markt waargenomen om dergelijke projecten op te pakken?
Genoemde leden lezen dat naast het inhoudelijke werk aan de ontwikkeling van de reactor,
Pallas ook heeft gewerkt aan de business case en dat de zoektocht naar private investeerders is gestart. De geïnteresseerde private
partijen hebben op een aantal punten om meer duidelijkheid gevraagd. Kan de Minister
aangeven of een termijn is afgesproken waarop Pallas een antwoord op de vragen van
private partijen moet aanleveren? Kan voorts worden aangegeven of er een termijn is
afgesproken waarop private partijen moeten beslissen of zij willen investeren?
De Minister geeft aan om aan Pallas en SHINE gelijke kansen te willen bieden. Welke
gevolgen heeft dit voor eventuele vervolgsteun vanuit de overheid aan Pallas? Wat
kan SHINE eventueel van de overheid verwachten?
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de vestiging van beide opties, zowel
Pallas als SHINE, nog veel afhankelijkheden kent. Kan de Minister aangeven hoe deze
onzekerheid zich verhoudt tot de leveringszekerheid voor Nederland? Worden met betrekking
tot leveringszekerheid dezelfde eisen gesteld aan verschillende aanbieders, zo vragen
deze leden tenslotte.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken over de vorming
van een personele unie tussen de Stichting voorbereiding Pallas-reactor en de Stichting
Nuclear Research and Consultancy Group. Deze leden hebben hier enkele vragen bij.
Nederland is met het onderzoek in Petten vooraanstaand op het gebied van de ontwikkeling
van nucleaire medicijnen. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister zorgt
dat deze kennis in Nederland blijft.
De Minister schrijft dat de Hoge Flux Reactor (HFR te Petten, Nederland) en BR-2-reactor
(Mol, België) samen 60% van de wereldvraag aan molybdeen-99 voor hun rekening nemen.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe de verdeling tussen
deze twee reactors hierbij is.
In een studie in opdracht van de Europese Commissie wordt geconcludeerd dat een nieuwe
reactor nodig is om de oudere reactoren op termijn te vervangen en zo de voorzieningszekerheid
in Europa veilig te stellen. De nieuw te bouwen Pallas-reactor zou volgens de Minister
hiervoor de meest waarschijnlijke kandidaat zijn. De leden van de CDA-fractie vragen
of de Minister nader kan toelichten waarom de Pallas-reactor hiervoor de meest waarschijnlijke
kandidaat is. Kan nader worden toegelicht van welke factoren dit afhankelijk is?
Volgens het RIVM kan het bedrijf SHINE straks 30% van de wereldmarkt bedienen. De
leden van de CDA-fractie vragen of dat betekent dat er dan overcapaciteit kan ontstaan.
Zijn cijfers beschikbaar over de verwachte vraagontwikkeling, zowel ten aanzien van
onderzoek met medische isotopen als ten aanzien van medische isotopen die geneesmiddel
zijn?
Klopt het dat de huidige isotopenmarkt voornamelijk bestaat uit de rijkere landen
en is de Minister met de leden van de CDA-fractie van mening dat deze markt zou moeten
groeien, zodat op termijn alle mensen op de wereld gediagnostiseerd en behandeld kunnen
worden? Is in de behoefteraming voor productie van medische isotopen rekening gehouden
met de gehele wereldmarkt?
De Minister wil zich ervoor inzetten om voor medische isotopen tot een kostendekkende
prijs te komen. De leden van de CDA-fractie vragen waarom dat nu nog niet het geval
is. Wie krijgt dan de winst in de keten aangezien de vraag stijgend is? Is de Minister
het met de leden van de CDA-fractie eens dat de prijs opslag dient te bevatten om
bijvoorbeeld over 40 jaar de reactor verantwoord op te ruimen en geld te hebben om
een nieuwe te bouwen? Wordt dat nu meegenomen?
De Minister schrijft over een mogelijke beroepsprocedure bij de Raad van State. De
leden van de CDA-fractie vragen van wie zij een beroepsprocedure verwacht.
De uitstaande leningen van de overheden (waaronder de Provincie Noord-Holland) bedragen
op dit moment 148 miljoen euro. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister
kan bevestigen dat in het businessplan deze leningen (met rente) terugbetaald moeten
worden.
De Minister schrijft dat zij SHINE en Pallas gelijke kansen wil bieden. De leden van
de CDA-fractie vragen over welke zaken er daarbij gesproken wordt.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister de zorgen deelt van de in het FD1 genoemde voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde (NVNG)
dat de leveringszekerheid van medische isotopen in gevaar kan komen door langdurige
onzekerheid over de komst van een nieuwe reactor.
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat alternatieve productiemethodes
wel mogelijkheden kunnen gaan bieden op het gebied van isotopen voor diagnosestelling,
maar dat voor het overgrote deel van de huidige en nieuw te onderzoeken isotopen voor
behandeling van kanker en andere ziekten (therapie) een reactor nodig blijft. Deze
leden vragen verder wat de verwachtingen zijn ten aanzien van de behoefte aan deze
therapeutische isotopen, voor Nederland, Europa en wereldwijd. Klopt het dat er juist
behoefte is aan reactoren en alternatieve productiemethodes, omdat er wereldwijd diverse
reactoren gesloten zullen worden de komende jaren, waardoor er op termijn een tekort
aan productiefaciliteiten dreigt?
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de huidige HFR uit productie zal worden
genomen. Wordt er genoeg tijd genomen voor een vloeiende overgang tussen de HFR en
Pallas? Kan de Minister de veiligheid van de HFR blijven garanderen na 2024?
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte wat de stand van zaken is met betrekking
tot de overbrenging van historisch afval van Petten naar Centrale Organisatie Voor
radioactief Afval (COVRA) en de financiële afhandeling daarvan.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor
Medische Zorg d.d. 9 december 2020 (Kamerstuk 33 626, nr. 13), waarin de stand van zaken met betrekking tot de Pallas-reactor uiteen wordt gezet.
Deze leden vinden het van groot belang dat de juiste balans wordt gevonden tussen
leveringszekerheid van medische isotopen, een duurzame oplossing en een eerlijk speelveld
voor alle betrokken partijen. Zij hebben in dit verband nog verschillende vragen.
De leden van de D66-fractie hebben allereerst vragen over de verschillende isotopen
die kunnen worden geproduceerd. Zij begrijpen dat niet alle medische isotopen die
met een reactor kunnen worden gemaakt ook door een versneller kunnen worden gemaakt,
en andersom. Om te begrijpen wat dit betekent voor de therapieën en diagnostiek van
patiënten, ontvangen zij graag concretere cijfers. Hoeveel medische isotopen kunnen
wel met een reactor worden gemaakt (in procenten en aantal verschillende isotopen),
maar niet met een versneller, en andersom? Is de verwachting dat dit in de toekomst
verandert? Welk aandeel nemen deze medische isotopen in, in de totale productie, als
wordt gekeken naar de huidige wereldwijde productie? Om de behandeling of diagnostiek
voor welke behandelingen gaat het? Tevens vragen deze leden of er voor deze isotopen
een alternatief voor handen voor patiënten. Voorts vragen deze leden of het de verwachting
is dat reactoren of juist versnellers een grotere rol kunnen spelen in de ontwikkeling
van nieuwe therapeutische isotopen. Dit lijkt hen relevant voor de toekomstige waarde
en het toekomstig belang van een reactor respectievelijk een versneller in Nederland.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister voorts nader in te gaan op de toekomstige
voorzieningszekerheid van medische isotopen. Zij lezen in de brief van de Minister
dat het innovatieve karakter van nieuwe productietechnologieën (niet-reactor), zoals
SMART en SHINE, wel de nodige onzekerheid met zich meebrengt. De techniek zou zich
nog niet op productieschaal hebben bewezen. Heeft de techniek wel al op kleinere schaal
veelbelovende leveringsresultaten getoond? Is deze onzekerheid er in veel mindere
mate bij de voorgenomen Pallas-rector? In hoeverre is daarbij sprake van nieuwe productietechnologie
en in hoeverre wordt gebruikgemaakt van technologie uit de bestaande reactoren, die
veelal 45 jaar of ouder zijn?
De leden van de D66-fractie hebben tevens vragen over de financiën en business case
van de Pallas-reactor. In de zomer van 2019 meldde de toenmalige Minister voor Medische
Zorg (Bruins) nog dat er in 2020 een definitief akkoord zou moeten liggen over de
financiering van de nieuwe reactor, zodat de bouw in de loop van 2021 zou kunnen starten.
Hij zei hierover: «Dit is een mijlpaal; een belangrijke stap. Er is nog veel werk
aan de winkel, maar nu zich meerdere private investeerders hebben gemeld kunnen we
echt aan de slag.» Inmiddels is gebleken dat dit toch niet zo eenvoudig is, vanwege
de «mix van risico’s die samenhangen met een groot, complex (nucleair) bouwproject
in combinatie met nog onzekere omzetverwachtingen.» Deze leden vragen in hoeverre
dit niet voorzienbaar was. Klopt het dat de lage prijs voor medisch isotopen al jaren
bekend is, net als de grote kosten die met dit bouwproject gemoeid zouden zijn? Erkent
de Minister dat dit een misrekening is geweest? Kan zij nader toelichten waar de 128
miljoen euro aan leningen tot op heden aan is besteed? Welke ontwikkelingen van het
project worden met de nieuwe leningen gecontinueerd? Voorts ontvangen genoemde leden
graag nadere onderbouwing van de business case zelf. Verwacht de Minister dat nieuwe
initiatieven de toekomstige marktpositie van Pallas kunnen schaden? Is het realistisch
dat nieuwe initiatieven in de toekomst vergelijkbare isotopen tegen een lagere prijs
kunnen gaan produceren? Hoeveel jaar moet de Pallas-reactor zijn geplande afzet realiseren
om de kosten terug te verdienen en rendabel te worden? Kan de business case van de
Pallas-reactor (al dan niet vertrouwelijk) met de Kamer worden gedeeld?
De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister het als een onwenselijke situatie
beschouwt dat private financiering alleen mogelijk lijkt met vergaande garanties van
de overheid. Bij de overname van Sanquin Plasma Products door private partijen zag
de Minister diverse overheidsgaranties niet als onoverkomelijk. Kan de Minister nader
toelichten welke garanties in dit geval precies te ver gaan? Ziet zij nog enige mogelijkheid
om via onderhandelingen op een punt te komen dat de garanties wel acceptabel zouden
zijn, of is dit in haar ogen een gepasseerd station?
De leden van de D66-fractie willen voorts graag stilstaan bij het gelijke speelveld
voor SHINE en Pallas, conform de motie die zij daarover met andere partijen hebben
ingediend. In hoeverre staat de financiering van Pallas de komst van SHINE definitief
in de weg? Is er een kans aanwezig dat beide in Nederland zijn gevestigd, of ziet
de Minister het als een keuze tussen een van beide? Welke van de twee zou naar verwachting
sneller up-and-running kunnen zijn en voor welk aandeel in de (wereldwijde) productie
van medisch isotopen? Deze leden vragen of zij verder de grootte van het verschil
in duurzaamheid tussen beide productietypen kan schetsen.
De leden van de D66-fractie vernemen tot slot graag wat de omvang van het radioactief
afval van de Pallas-reactor zal zijn, hoe dat zich verhoudt tot het afval dat door
een kerncentrale wordt geproduceerd, hoe de verwerking van dit afval zal geschieden,
welke impact dit op het milieu kan hebben en welke risico’s de productie voor omwonenden
met zich meebrengt.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de brief van
de Minister voor Medische Zorg over de oprichting van de stichting voorbereiding Pallas-reactor.
Zij hebben enkele vragen bij de brief.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de brief dat de Minister haar intentie
herhaalt om SHINE en Pallas gelijke kansen te willen geven in de bouw van een nieuwe
reactor. Genoemde leden zijn echter van mening dat de publieke leningen aan Pallas
van circa 180 miljoen euro een ander beeld geven. Zij willen van de Minister weten
welke garanties er zijn dat deze leningen worden terugbetaald. Welke financiële of
andere steun mag SHINE van de overheid verwachten, zodat een gelijk speelveld wordt
gerealiseerd?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen ook dat private financiering van een nieuwe
Pallas-reactor niet haalbaar is en dat volledig publieke financiering van een nieuwe
Pallas-reactor als optie wordt opengehouden. Deze leden vragen de Minister ook in
dit licht wat SHINE mag verwachten van de overheid om de garantie van een gelijk speelveld
waar te maken. Begrijpen deze leden het goed dat de Minister aangeeft dat private
financiering van de nieuwe Pallas-reactor nu niet realistisch is? Genoemde leden vragen
de Minister of dit niet een betekenisvol signaal is dat er op zijn minst vraagtekens
zijn te plaatsen bij een nieuwe Pallas-reactor, gezien internationale ontwikkelingen
voor de productie van isotopen en het feit dat er een privaat alternatief is.
De leden van de fractie van de ChristenUnie willen benadrukken dat de keuzes van de
Minister voor de huidige leningen en de optie van publieke financiering van een nieuwe
Pallas-reactor eraan bijdragen dat vestiging in Nederland voor SHINE minder aantrekkelijk
wordt. Gegeven het feit dat SHINE naast Nederland een andere Europese optie overweegt,
willen genoemde leden het belang onderstrepen van duidelijkheid over het speelveld.
Deze leden vragen de Minister om hierover meer duidelijkheid te bieden aan SHINE,
voordat het Europese SHINE team een besluit neemt. Deze leden roepen de Minister op
niet een kans voorbij te laten gaan om een innovatief bedrijf zich in Nederland te
laten vestigen en om leidend te blijven op het gebied van medische isotopen en nucleaire
geneeskunde.
II. Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
Vraag 1
In de brief van de Minister lezen deze leden dat uit de onderzoeken van het RIVM (en
ook uit de studie van de Europese Commissie) is gekeken in hoeverre nieuwe productietechnologieën
(niet-reactor), waaronder van het Belgische bedrijf SMART (van IRE, voorheen Lighthouse)
en van het Amerikaanse bedrijf SHINE, een deel van de productie van molybdeen-99 kunnen
overnemen. Volgens het RIVM verwacht SHINE over een aantal jaren met hun faciliteit
in de Verenigde Staten te kunnen voorzien in 30% van de wereldwijde vraag. Op welke
gegevens baseert SHINE deze verwachtingen?
Antwoord 1
SHINE geeft desgevraagd aan dat deze claim gebaseerd is op de verwachte output van
de productiefaciliteit die SHINE momenteel in de Verenigde Staten in ontwikkeling
heeft en waarvoor de Amerikaanse autoriteiten een bouwvergunning hebben afgegeven,
afgezet tegen de huidige wereldwijde vraag naar molybdeen-99. Het RIVM heeft deze
claim echter niet zelf kunnen onderzoeken of verifiëren.
Vraag 2
In de onderhavige brief staat dat er op dit moment verschillende initiatieven in ontwikkeling
zijn die beogen om isotopen, die nu nog alleen met reactoren te maken zijn, met een
complexe deeltjesversneller te maken. De technologieën van de bedrijven SHINE en SMART
zijn hier voorbeelden van. Een van de voordelen, zo staat in de brief, is dat ze minder
radioactief afval produceren. Hoe zwaar weegt de Minister dit laatste punt, aangezien
de omgang met radioactief afval een groot vraagstuk is?
Antwoord 2
Voor het kabinet staat het belang van de voorzieningszekerheid van medische isotopen
voorop. De nieuwe technologieën, zoals SHINE en SMART, kunnen bijdragen aan de voorzieningszekerheid
van met name molybdeen-99, de meest gebruikte isotoop in de medische diagnostiek.
Dat versnellertechnieken minder radioactief afval produceren is zeker een voordeel
ten opzichte van een reactor, maar vanuit het oogpunt van voorzieningszekerheid bieden
deze technieken geen volledige oplossing. Zoals ik in de brief geschetst heb is voor
de productie van een belangrijk deel van de therapeutische isotopen een reactor nodig.
Vraag 3
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat deze technologieën in eerste instantie
vooral gericht zijn op de productie van molybdeen-99, maar dat er plannen zijn aangekondigd
om ook een aantal therapeutische isotopen te maken. In de brief stelt de Minister
dat beide technologieën veelbelovend zijn (bijvoorbeeld omdat zij door hergebruik
van brandstof schoner zijn en minder afval genereren), maar dat het innovatieve karakter
wel de nodige onzekerheid met zich mee brengt. Zo heeft de techniek zich nog niet
op productieschaal bewezen en spelen er ook hier afhankelijkheden. Kan de Minister
aangeven welke afhankelijkheden hier spelen?
Antwoord 3
Zoals in de brief van 9 december 2020 (Kamerstuk 33 626, nr. 13) en van 11 maart 2021 (Kamerstuk 33 626, nr. 14) beschreven, is de deeltjesversneller-technologie veelbelovend voor de productie
van molybdeen-99, maar heeft deze zich nog niet op productieschaal bewezen. De fabriek
van SHINE in de Verenigde Staten is nog in aanbouw, de verwachting van SHINE is dat
deze fabriek eind 2022 start met de productie en het daaropvolgende jaar gebruikt
wordt om op te schalen. Naast molybdeen-99 kan SHINE ook andere uranium-splijtingsproducten
produceren, waaronder jodium-131 dat gebruikt wordt voor schildklieraandoeningen.
SHINE wil de fabriek in Europa in 2025 operationeel laten zijn. Naast de technische
uitdagingen spelen er ook een aantal andere afhankelijkheden zoals het verkrijgen
van vergunningen van de nucleaire toezichthouder en de contracten met afnemers.
Vraag 4
De leden van de VVD-fractie lezen dat SHINE heeft aangekondigd daarnaast een faciliteit
in Europa te willen bouwen, mogelijk in Nederland (Groningen). Deze fabriek zou in
2025 operationeel moeten zijn. Hoe waarborgt de Minister dat er een gelijk speelveld
is tussen een eventuele vestiging van SHINE in Nederland en publiek gefinancierde
onderzoeksreactoren? Hoe verlopen de gesprekken hierover met SHINE en Pallas?
Antwoord 4
Ik heb meermaals gesproken met SHINE. In deze gesprekken heb ik aangegeven dat ik
SHINE en Pallas gelijke kansen wil bieden. Daarnaast heb ik begin januari een brief
gestuurd aan SHINE, waarin ik toelicht dat de Nederlandse overheid, zowel op basis
van Europese regelgeving, maar ook uit overtuiging, zich wil inspannen voor een gelijk
speelveld. Om deze toezegging concreet te maken, heb ik in de brief ook aangegeven
open te staan om de mogelijkheden van het verstrekken van een lening van € 10 miljoen
te bespreken. Ik werk hierbij samen met de NOM, de investerings- en ontwikkelmaatschappij
voor Noord-Nederland. Hierbij houd ik mij vanzelfsprekend aan vigerende wet- en regelgeving
inclusief de staatssteunregels. SHINE heeft aangegeven de Nederlandse inspanning ten
behoeve van een gelijk speelveld en de mate van inzet en steun die de Nederlandse
regering op alle niveaus – nationaal, regionaal en lokaal – heeft getoond te waarderen.
SHINE heeft de locatie in Groningen geselecteerd als voorkeurslocatie voor hun Europese
productiefaciliteit voor medische isotopen en richt zich nu op de laatste onderhandelingen.
Ik heb vertrouwen in de goede afloop daarvan.
Vraag 5
Het kabinet heeft uitgesproken zich in te zetten voor een betere werking van de markt
voor medische isotopen met als doel te komen tot een prijs voor medische isotopen
die kostendekkend is voor de reactor (full cost recovery). De leden van de VVD-fractie constateren dat het belang daarvan breed werd (en nog
steeds wordt) gedragen, door overheden, producenten én afnemers van medische isotopen.
Deze inzet heeft tot hogere prijzen geleid. Is er door deze inzet ook meer interesse
vanuit de markt waargenomen om dergelijke projecten op te pakken?
Antwoord 5
Op dit moment zijn er geen volledig privaat gefinancierde onderzoeksreactoren. Ook
nieuwe technologieën zoals SHINE en SMART hebben een bijdrage van overheden ontvangen.
Hoewel de inspanningen in het kader van full cost recovery effect hebben gehad, hebben we moeten constateren dat de mix van risico’s die samenhangen
met een groot, complex (nucleair) bouwproject in combinatie met nog onzekere omzetverwachtingen,
zelfs met de hogere prijzen, maakt dat private partijen niet bereid zijn in te stappen.
Vraag 6
Genoemde leden lezen dat naast het inhoudelijke werk aan de ontwikkeling van de reactor,
Pallas ook heeft gewerkt aan de business case en dat de zoektocht naar private investeerders is gestart. De geïnteresseerde private
partijen hebben op een aantal punten om meer duidelijkheid gevraagd. Kan de Minister
aangeven of een termijn is afgesproken waarop Pallas een antwoord op de vragen van
private partijen moet aanleveren? Kan voorts worden aangegeven of er een termijn is
afgesproken waarop private partijen moeten beslissen of zij willen investeren?
Antwoord 6
In de brief is toegelicht dat het kabinet tot de conclusie is gekomen dat private
financiering geen redelijke kans van slagen meer maakt en zich om die reden beraadt
op alternatieven, waaronder publieke financiering, om het doel – voorzieningszekerheid
van medische isotopen – zo goed mogelijk te borgen. Private financiering lijkt op
dit moment alleen mogelijk met vergaande garanties van de overheid. Dit zou een onwenselijke
situatie opleveren waarin private partijen de zeggenschap hebben, terwijl aanzienlijke
risico’s bij de Staat blijven liggen. Om deze reden is besloten om de route met private
financiering op dit moment niet voort te zetten. Er is momenteel dus ook geen contact
meer met private partijen.
Vraag 7
De Minister geeft aan om aan Pallas en SHINE gelijke kansen te willen bieden. Welke
gevolgen heeft dit voor eventuele vervolgsteun vanuit de overheid aan Pallas? Wat
kan SHINE eventueel van de overheid verwachten?
Antwoord 7
Ik wil hierbij verwijzen naar het antwoord op vraag 4 van de VVD-fractie. Daarbij
acht ik het van belang om op te merken dat Pallas en SHINE weliswaar beide kunnen
bijdragen aan de voorzieningszekerheid, maar ook van elkaar verschillen, onder meer
in de gebruikte techniek, het aantal verschillende isotopen dat ze kunnen produceren
en de wijze waarop ze ondersteund worden door hun overheden. Pallas zal kunnen voortbouwen
op de kennis die door NRG is opgedaan met de HFR-reactor en SHINE Europe kan gebruik
maken van de ervaringen die zijn opgedaan met de productiefaciliteit in de Verenigde
Staten. Ook de wijze waarop de financiering en de zeggenschap worden vormgegeven is
verschillend. Omdat beide initiatieven van elkaar verschillen zal er geen sprake zijn
van een gelijke aanpak, maar moet er sprake blijven een (gedifferentieerde) aanpak
die is afgestemd op de initiatieven.
Vraag 8
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de vestiging van beide opties, zowel
Pallas als SHINE, nog veel afhankelijkheden kent. Kan de Minister aangeven hoe deze
onzekerheid zich verhoudt tot de leveringszekerheid voor Nederland? Worden met betrekking
tot leveringszekerheid dezelfde eisen gesteld aan verschillende aanbieders, zo vragen
deze leden tenslotte.
Antwoord 8
Zoals benoemd in de brief van 9 december 2020 wordt in een studie die is gedaan in
opdracht van de Europese Commissie (gepubliceerd in februari 2019) geconcludeerd dat
er een nieuwe reactor nodig is om de oudere reactoren (die vaker onderhoud, renovatie
of vervanging van onderdelen nodig hebben) op termijn te vervangen en zo de voorzieningszekerheid
in Europa veilig te stellen. Zonder een nieuwe reactor zouden zich tekorten kunnen
voordoen die effect hebben op de levering van medische isotopen aan Nederland. Zoals
beschreven in de brief zou SHINE een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de voorzieningszekerheid
van onder meer molybdeen-99. Echter, medische isotopen die in een reactor of versneller
zijn bestraald, zijn nog niet direct geschikt om te gebruiken voor patiënten. Ze vormen
een halffabrikaat en zijn onmisbare grondstoffen voor medische diagnostiek en behandelingen,
die hiervoor verderop in de keten door farmaceutische bedrijven dienen te worden verwerkt
tot eindproduct alvorens ze voor patiënten kunnen worden gebruikt. Met de aanwezigheid
van een faciliteit die medische isotopen (halffabrikaten) produceert, kan dan ook
niet worden gegarandeerd dat de eindproducten terecht zullen komen op de Nederlandse markt. Binnen de Europese Unie geldt dat lidstaten
ten aanzien van geneesmiddelen waarvoor een (dreigend) tekort geldt, beperkingen kunnen opleggen zodat deze niet
onbeperkt mogen worden geleverd aan andere lidstaten. Een dergelijke uitvoerbeperking
die een beperking van het vrij verkeer van goederen oplevert, moet voldoen aan strikte
voorwaarden uit het EU-Verdrag en kan niet lichtvaardig worden ingevoerd. Exportbeperkingen
naar landen buiten de Europese Unie dienen in beginsel op Europees niveau te worden
vastgesteld en zijn alleen mogelijk om een crisistoestand veroorzaakt door schaarste
aan essentiële goederen te voorkomen of te ondervangen.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
Vraag 1
Nederland is met het onderzoek in Petten vooraanstaand op het gebied van de ontwikkeling
van nucleaire medicijnen. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister zorgt
dat deze kennis in Nederland blijft.
Antwoord 1
Met de komst van de Pallas-reactor kan deze positie behouden blijven en daarnaast
verder worden uitgebouwd. Het niet vervangen van de HFR-reactor heeft behalve effect
op de in Nederland opgebouwde (medische) nucleaire kennisinfrastructuur ook gevolgen
voor de voorzieningszekerheid, de leveringsketen en de werkgelegenheid in Noord-Holland.
Het RIVM gaat uit van een verlies van ongeveer 1000 banen op de Petten site en ongeveer
hetzelfde aantal bij toeleveranciers. Nederland zou kunnen proberen om haar nucleaire
en medische kennis verder behouden en te ontwikkelen door middel van samenwerking
met andere landen.
De mogelijke vestiging van SHINE in Groningen zal een positieve impuls geven aan de
versterking van de medisch-nucleaire kennisinfrastructuur, onder meer door samenwerking
tussen SHINE en het Universitair Medisch Centrum Groningen. De vestiging in Groningen
levert ook extra werkgelegenheid op.
Vraag 2
De Minister schrijft dat de Hoge Flux Reactor (HFR te Petten, Nederland) en BR-2-reactor
(Mol, België) samen 60% van de wereldvraag aan molybdeen-99 voor hun rekening nemen.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe de verdeling tussen
deze twee reactors hierbij is.
Antwoord 2
De Belgische BR2-reactor heeft volgens een rapport van de OECD-NEA een bestralingscapaciteit
van maximaal 136.500 molybdeen-99 Ci, de Nederlandse HFR maximaal 241.800 Ci.2 De productiecapaciteit en de daadwerkelijke productie zijn van meerdere factoren
afhankelijk, waaronder het aantal draaidagen van de reactor, andere taken van de reactor
zoals het doen van (materiaal)onderzoek, maar ook de (hoeveelheid) ruimte in de reactor
die geschikt is voor het bestralen van isotopen. De verwachting is dat de HFR 275
dagen kan produceren en de BR2-reactor 147 dagen.
Vraag 3
In een studie in opdracht van de Europese Commissie wordt geconcludeerd dat een nieuwe
reactor nodig is om de oudere reactoren op termijn te vervangen en zo de voorzieningszekerheid
in Europa veilig te stellen. De nieuw te bouwen Pallas-reactor zou volgens de Minister
hiervoor de meest waarschijnlijke kandidaat zijn. De leden van de CDA-fractie vragen
of de Minister nader kan toelichten waarom de Pallas-reactor hiervoor de meest waarschijnlijke
kandidaat is. Kan nader worden toegelicht van welke factoren dit afhankelijk is?
Antwoord 3
De toenemende vraag naar medische isotopen, met name therapeutische isotopen, kan
naar verwachting niet volledig worden ingevuld door bestaande productiefaciliteiten.
Een nieuw initiatief vergt een lange voorbereidingstijd, en neemt van planvorming
tot daadwerkelijke productie op grote schaal zeker zo’n 10–15 jaar in beslag. Op dit
moment is de Pallas-reactor hiervoor de meest waarschijnlijke kandidaat omdat dit
het meest vergevorderde initiatief is in Europa. Innovatieve technologieën zoals SHINE
en SMART zijn veelbelovend en kunnen indien ze slagen een belangrijke bijdrage leveren
aan de voorzieningszekerheid van medische isotopen. Echter zijn deze initiatieven
vooral gericht op de meest gebruikte diagnostische isotoop, molybdeen-99. Zoals benoemd
in mijn brief van 11 maart jl. kunnen de deeltjesversnellers maar een beperkt aantal
therapeutische isotopen produceren in tegenstelling tot reactoren, die wel een breed
scala aan diagnostische en therapeutische isotopen kunnen produceren.
Vraag 4
Volgens het RIVM kan het bedrijf SHINE straks 30% van de wereldmarkt bedienen. De
leden van de CDA-fractie vragen of dat betekent dat er dan overcapaciteit kan ontstaan.
Zijn cijfers beschikbaar over de verwachte vraagontwikkeling, zowel ten aanzien van
onderzoek met medische isotopen als ten aanzien van medische isotopen die geneesmiddel
zijn?
Antwoord 4
SHINE spreekt zelf de verwachting uit 30% van de wereldmarkt van het diagnostische
isotoop molybdeen-99 te kunnen voorzien, wanneer de faciliteit in de Verenigde Staten
volledig in bedrijf is genomen. Het RIVM heeft deze claim echter niet zelf kunnen
onderzoeken of verifiëren. Op het moment dat zowel de Pallas-reactor als SHINE in
bedrijf zijn in Nederland, en beide de wereldmarkt voorzien van molybdeen-99, zou
er mogelijk overcapaciteit kunnen ontstaan. Of dit daadwerkelijk gebeurt, is onder
meer afhankelijk van wanneer de oude reactoren sluiten en nieuwe initiatieven de markt
betreden. Vanwege de beperkte houdbaarheid van isotopen kan er geen voorraad opgebouwd
worden en zal er altijd een bepaalde overcapaciteit nodig zijn. Op die manier hoeven
er geen tekorten te ontstaan als gevolg van benodigde onderhoudstops van productiefaciliteiten.
Momenteel worden de onderhoudsschema’s van reactoren op elkaar afgestemd, om te voorkomen
dat faciliteiten tegelijk in onderhoud zijn. Op de markt voor therapeutische isotopen
zal de rol van SHINE kleiner zijn, omdat SHINE een beperkt aantal therapeutische isotopen
kan produceren. Inschattingen van de verwachte vraagontwikkeling kunt u vinden in
het u toegezonden RIVM rapport. Ook het SMER 2 rapport dat Technopolis in opdracht
van de Europese Commissie heeft opgesteld en dat op korte termijn openbaar zal worden,
gaat hierop in. Ik wijs er wel op dat alle rapporten aangeven dat de prognoses een
hoge mate van onzekerheid kennen, omdat het veelal gaat om medicijnen die nog in ontwikkeling
zijn en er tientallen jaren vooruit gekeken wordt.
Vraag 5
Klopt het dat de huidige isotopenmarkt voornamelijk bestaat uit de rijkere landen
en is de Minister met de leden van de CDA-fractie van mening dat deze markt zou moeten
groeien, zodat op termijn alle mensen op de wereld gediagnostiseerd en behandeld kunnen
worden? Is in de behoefteraming voor productie van medische isotopen rekening gehouden
met de gehele wereldmarkt?
Antwoord 5
In de behoefteraming en de analyses naar de marktontwikkeling wordt naar de wereldmarkt
gekeken. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat met name in Azië een groeiende vraag naar
molybdeen-99 wordt verwacht.
Vraag 6
De Minister wil zich ervoor inzetten om voor medische isotopen tot een kostendekkende
prijs te komen. De leden van de CDA-fractie vragen waarom dat nu nog niet het geval
is. Wie krijgt dan de winst in de keten aangezien de vraag stijgend is? Is de Minister
het met de leden van de CDA-fractie eens dat de prijs opslag dient te bevatten om
bijvoorbeeld over 40 jaar de reactor verantwoord op te ruimen en geld te hebben om
een nieuwe te bouwen? Wordt dat nu meegenomen?
Antwoord 6
Zoals in de brief van 9 december 2020 beschreven zijn de prijzen de afgelopen jaren
gestegen. Per land met een onderzoeksreactor verschilt het in hoeverre full cost recovery bereikt is. Een van de redenen waarom dit langzaam verloopt is dat medische isotopen
van oorsprong een «bijproduct» zijn van door overheden gesubsidieerde onderzoeksreactoren,
die met name energie- en materiaalonderzoek uitvoerden. De reactoren die momenteel
medische isotopen produceren, zijn (ooit) door een overheid als onderzoeksreactor
betaald en gebouwd. Een aantal landen geeft aan dat zij inmiddels alle kosten meenemen
in de gevraagde prijs voor de isotopen. Het bestralen van isotopen in reactor maakt
maar een klein deel uit van het totale productieproces van medische isotopen en bepaalt
ook slechts een beperkt deel van de uiteindelijke kosten die ziekenhuizen moeten betalen.
Na de bestraling moeten nog diverse bewerkingen worden uitgevoerd om de radioisotopen
geschikt te maken voor medische toepassingen. De business case van de Pallas-reactor
voor medische isotopen gaat uit van kostendekkende prijzen, zodat ook de bouwkosten
op termijn kunnen worden terugverdiend. Ook de kosten voor de toekomstige ontmanteling
van de reactor zijn daarin meegenomen.
Vraag 7
De Minister schrijft over een mogelijke beroepsprocedure bij de Raad van State. De
leden van de CDA-fractie vragen van wie zij een beroepsprocedure verwacht.
Antwoord 7
Bij uitvoering van grote projecten, zoals het Pallas-project, is het in zijn algemeenheid
gebruikelijk om in de planning rekening te houden met een mogelijke beroepsprocedure
bij de Raad van State.
Vraag 8
De uitstaande leningen van de overheden (waaronder de Provincie Noord-Holland) bedragen
op dit moment 148 miljoen euro. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister
kan bevestigen dat in het businessplan deze leningen (met rente) terugbetaald moeten
worden.
Antwoord 8
Het uitgangspunt is dat de verstrekte leningen inclusief rente worden terugbetaald.
De kosten kunnen worden terugverdiend met de verkoop van medische isotopen.
Vraag 9
De Minister schrijft dat zij SHINE en Pallas gelijke kansen wil bieden. De leden van
de CDA-fractie vragen over welke zaken er daarbij gesproken wordt.
Antwoord 9
Voor het antwoord op deze vraag wil ik verwijzen naar mijn antwoorden op de vragen
4 en 7 van de leden van de VVD-fractie.
Vraag 10
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister de zorgen deelt van de in het FD3 genoemde voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde (NVNG)
dat de leveringszekerheid van medische isotopen in gevaar kan komen door langdurige
onzekerheid over de komst van een nieuwe reactor.
Antwoord 10
Zoals benoemd in de brief van 9 december 2020 wordt in een studie die is gedaan in
opdracht van de Europese Commissie (gepubliceerd in februari 2019) geconcludeerd dat
er een nieuwe reactor nodig is om de oudere reactoren (die vaker onderhoud, renovatie
of vervanging van onderdelen nodig hebben) op termijn te vervangen en zo de voorzieningszekerheid
in Europa veilig te stellen. Zonder een nieuwe reactor zouden zich op termijn tekorten
kunnen voordoen die effect hebben op de levering van medische isotopen aan Nederland.
Om de voorzieningszekerheid op lange termijn te kunnen waarborgen moet een besluit
genomen worden over een nieuw te bouwen reactor. Een nieuw initiatief vergt namelijk
een lange voorbereidingstijd, van planvorming tot daadwerkelijke productie op grote
schaal neemt dit zeker zo’n 10–15 jaar in beslag. Gezien de hoogte van de investeringen
en de risico’s wil ik een definitief besluit aan een nieuw kabinet laten. Hoewel ik
langdurige onzekerheid over de komst van een nieuwe reactor onwenselijk acht, zie
ik hierin op korte termijn geen gevaar voor de voorzieningszekerheid van medische
isotopen.
Vraag 11
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat alternatieve productiemethodes
wel mogelijkheden kunnen gaan bieden op het gebied van isotopen voor diagnosestelling,
maar dat voor het overgrote deel van de huidige en nieuw te onderzoeken isotopen voor
behandeling van kanker en andere ziekten (therapie) een reactor nodig blijft. Deze
leden vragen verder wat de verwachtingen zijn ten aanzien van de behoefte aan deze
therapeutische isotopen, voor Nederland, Europa en wereldwijd. Klopt het dat er juist
behoefte is aan reactoren en alternatieve productiemethodes, omdat er wereldwijd diverse
reactoren gesloten zullen worden de komende jaren, waardoor er op termijn een tekort
aan productiefaciliteiten dreigt?
Antwoord 11
Op dit moment is de complexe versneller techniek (zoals de projecten SHINE en SMART)
vooral gericht op de meest gebruikte diagnostische isotoop, molybdeen-99. Hoewel SHINE
en SMART gebruik maken van een versneller, verschillen de technieken onderling van
elkaar. SMART is ingericht voor de productie van molybdeen-99, en wil dit produceren
door middel van het bestralen van het target molybdeen-100. Zowel bij Pallas als bij
SHINE wordt molybdeen-99 geproduceerd door uranium te splijten. Hierbij ontstaan ook
andere bruikbare splijtingsproducten zoals jodium-131, dat onder meer gebruikt wordt
voor schildklieraandoeningen. Bij Pallas wordt de productie aangedreven door een reactorkern
met splijtstof en bij SHINE door meerdere versnellers. De verwachting is dat de marktvraag
naar therapeutische isotopen de komende jaren sterk zal toenemen. Echter, de verwachting
is niet dat complexe versnellers op korte termijn (binnen enkele tientallen jaren)
in staat zijn om alle door reactoren geproduceerde isotopen te maken. Een reactor
kan een breed scala aan isotopen produceren, zowel diagnostisch als therapeutisch.
Op dit moment zie ik, vanuit het oogpunt van voorzieningszekerheid, een nieuwe reactor
als beste waarborg.
Vraag 12
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de huidige HFR uit productie zal worden
genomen. Wordt er genoeg tijd genomen voor een vloeiende overgang tussen de HFR en
Pallas? Kan de Minister de veiligheid van de HFR blijven garanderen na 2024?
Antwoord 12
In de brief van 9 december 2020 heb ik aangegeven te willen kijken naar de mogelijkheid
om de HFR langer in bedrijf te houden. Ik heb een technisch adviseur (MACE) gevraagd
naar deze mogelijkheid te kijken en deze is van mening dat NRG – de huidige exploitant
van de HFR – de juiste maatregelen neemt om de reactor veilig te opereren en de betrouwbaarheid
te waarborgen. Op basis hiervan geeft de technisch adviseur aan dat te veronderstellen
is dat de HFR in ieder geval tot 2030 in bedrijf kan blijven. De ANVS ziet erop toe
dat de HFR voldoet aan alle veiligheidseisen. Voor verdere onderbouwing hiervan verwijs
ik naar mijn brief van 11 maart 2021. Door het langer in bedrijf houden van de HFR
zou het mogelijk moeten zijn om een vloeiende overgang tussen de HFR en de nieuwe
Pallas-reactor te realiseren.
Vraag 13
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte wat de stand van zaken is met betrekking
tot de overbrenging van historisch afval van Petten naar Centrale Organisatie Voor
radioactief Afval (COVRA) en de financiële afhandeling daarvan.
Antwoord 13
Het afvoeren van het historisch afval van Petten is samen met de (toekomstige) ontmanteling
van gebouwen op de onderzoeklocatie in Petten ondergebracht in het radioactive Waste Management Programme (RWMP). In de beantwoording van het Schriftelijk Overleg Nucleaire Veiligheid4 (Kamerstukken 25 422 en 25 268, nr. 268) is aangegeven dat er een achterstand in het verwerken van het historisch afval is.
Deze vertraging leidt tot beperkte extra kosten die samenhangen met de langere doorlooptijd
en benodigde personele inzet en daarnaast zijn er extra kosten die voortvloeien uit
de aangepaste afvoerroute van het afval naar COVRA. NRG heeft recentelijk meer bottom-up
onderzoek gedaan om de kosten voor het opruimen en afvoeren van het historisch, radioactief
afval te actualiseren en heeft het Britse bureau Atkins gevraagd om hetzelfde te doen
voor de ontmanteling van gebouwen en installaties. Deze onderzoeken zitten in een
afrondende fase. De Kamer zal hier nader over worden geïnformeerd. Overigens is het
goed om hierbij op te merken dat het historisch afval ontstaan is door het doen van
experimenten voor materiaalonderzoek en onderzoek naar innovatieve vormen van kernenergie,
en dat dit afval geen relatie heeft met de productie van medische isotopen.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
Vraag 1
De leden van de D66-fractie hebben allereerst vragen over de verschillende isotopen
die kunnen worden geproduceerd. Zij begrijpen dat niet alle medische isotopen die
met een reactor kunnen worden gemaakt ook door een versneller kunnen worden gemaakt,
en andersom. Om te begrijpen wat dit betekent voor de therapieën en diagnostiek van
patiënten, ontvangen zij graag concretere cijfers. Hoeveel medische isotopen kunnen
wel met een reactor worden gemaakt (in procenten en aantal verschillende isotopen),
maar niet met een versneller, en andersom? Is de verwachting dat dit in de toekomst
verandert? Welk aandeel nemen deze medische isotopen in, in de totale productie, als
wordt gekeken naar de huidige wereldwijde productie? Om de behandeling of diagnostiek
voor welke behandelingen gaat het? Tevens vragen deze leden of er voor deze isotopen
een alternatief voor handen voor patiënten. Voorts vragen deze leden of het de verwachting
is dat reactoren of juist versnellers een grotere rol kunnen spelen in de ontwikkeling
van nieuwe therapeutische isotopen. Dit lijkt hen relevant voor de toekomstige waarde
en het toekomstig belang van een reactor respectievelijk een versneller in Nederland.
Antwoord 1
In de bijlage is een afbeelding (Figuur 1) opgenomen, waarin de 39 meest gangbare
medische isotopen zijn opgenomen. Dit figuur laat zien welke verschillende medische
isotopen het meest effectief in een reactor, versneller (cyclotron), of door beide
(duaal) kunnen worden gemaakt. Daarbij moet worden opgemerkt dat in dit figuur versnellers
of cyclotrons worden bedoeld die onder andere in de buurt van ziekenhuizen staan.
Van deze 39 isotopen worden er 14 (36%) uitsluitend in reactoren geproduceerd, 15
(38%) uitsluitend in versnellers, en 10 (26%) ervan zijn op beide manieren te produceren.
Naast de bestaande versnellers (cyclotrons) en reactoren worden nieuwe technieken
ontwikkeld. Deze complexe versneller-technieken, zoals SHINE en SMART, zijn vooral
gefocust op molybdeen-99. Bij de techniek die SHINE gebruikt wordt voor de productie
van molybdeen-99 uranium gesplitst. Bij deze splitsing ontstaan ook een aantal andere
isotopen, zoals jodium-131. In de toekomst zouden deze complexe versnellers mogelijk
ook gebruikt kunnen worden voor de productie van andere therapeutische isotopen.
In een aantal gevallen kan een isotoop technisch gezien ook door middel van een andere
productiemethode (versneller of reactor) gemaakt worden, maar is dit niet «effectief».
Hierbij spelen vragen een rol als: «Wat voor apparatuur heb je nodig?», «Hoeveel kan
je produceren in een week?», «Welk mengsel van stoffen blijft over, en is dat (chemisch
gezien) goed te zuiveren?», «Wat zijn de reststoffen die ontstaan?» Is dat waardevolle
grondstof voor iets anders, of duur afval?» en ook «Hoe ziet het overall kostenplaatje eruit?» Al die factoren bepalen of een isotoop een reactor- of versneller
isotoop is.
De vraag welk aandeel elke productiemethode inneemt in de totale productie, als gekeken
wordt naar de huidige wereldwijde productie, kan niet goed worden beantwoord. Kennis
over de actuele productie, productiecapaciteit en vraag naar deze stoffen is commerciële
en concurrentiegevoelige informatie. Het is zelfs niet precies bekend hoeveel er van
bepaalde stoffen wordt gebruikt in de Nederlandse ziekenhuizen. Dat komt omdat de
declaratiecodes die in ons zorgsysteem gebruikt worden onvoldoende gedetailleerd zijn
om al deze stoffen apart in beeld te brengen. In het rapport van het RIVM dat als
bijlage is meegestuurd bij de brief van 9 december 2020 is (Bijlage bij Kamerstuk
33 626, nr. 13) – voor zover bekend – voor de meest gebruikte reactor-geproduceerde medische radionucliden
weergegeven of de stoffen gebruikt worden voor diagnose of therapieën en hoe vaak
zij op dit moment per jaar in Nederland worden toegepast.
In de bijlage wordt daarnaast een overzicht gegeven van de verschillende isotopen
en waar deze voor worden gebruikt. Elk isotoop heeft unieke eigenschappen en toepassingen,
en het ene product is niet zomaar uitwisselbaar met het andere. Voor diagnose is beeldvorming
met behulp van radioactieve stoffen voor bepaalde aandoeningen ongeëvenaard. Voor
andere aandoeningen is een ultrasound- of MRI-scan (zonder straling), of een CT-scan
(röntgen) beter geschikt. Kanker kan bijvoorbeeld ook met uitwendige bestraling en
chemotherapie worden bestreden. De behandelend arts maakt per patiënt een afweging
welke therapie (of een combinatie van therapieën) het beste is. Daarbij wordt op basis
van de stand van de medische wetenschap gekeken naar overlevingskansen voor de patiënt,
te verwachten bijwerkingen, de soort kanker, het stadium waarin de ziekte zich bevindt,
de algehele conditie van de patiënt, etc.
Vraag 2
De leden van de D66-fractie vragen de Minister voorts nader in te gaan op de toekomstige
voorzieningszekerheid van medische isotopen. Zij lezen in de brief van de Minister
dat het innovatieve karakter van nieuwe productietechnologieën (niet-reactor), zoals
SMART en SHINE, wel de nodige onzekerheid met zich meebrengt. De techniek zou zich
nog niet op productieschaal hebben bewezen. Heeft de techniek wel al op kleinere schaal
veelbelovende leveringsresultaten getoond? Is deze onzekerheid er in veel mindere
mate bij de voorgenomen Pallas-rector? In hoeverre is daarbij sprake van nieuwe productietechnologie
en in hoeverre wordt gebruikgemaakt van technologie uit de bestaande reactoren, die
veelal 45 jaar of ouder zijn?
Antwoord 2
SHINE zegt dat er een «proof of concept» is, de verschillende onderdelen gebaseerd
zijn op bewezen technologieën, die nu geïntegreerd moeten worden in de productiefaciliteit
die gebouwd wordt in de Verenigde Staten. De techniek van een reactor voor de productie
van medische isotopen heeft zich al op productieschaal bewezen. De Pallas-reactor
maakt gebruik van bestaande technologie, maar deze is wel aangepast aan de huidige
stand van de techniek en de ervaringen die onder andere zijn opgedaan bij de HFR en
de in Australië gebouwde OPAL-reactor.
Vraag 3
De leden van de D66-fractie hebben tevens vragen over de financiën en business case
van de Pallas-reactor. In de zomer van 2019 meldde de toenmalige Minister voor Medische
Zorg (Bruins) nog dat er in 2020 een definitief akkoord zou moeten liggen over de
financiering van de nieuwe reactor, zodat de bouw in de loop van 2021 zou kunnen starten.
Hij zei hierover: «Dit is een mijlpaal; een belangrijke stap. Er is nog veel werk
aan de winkel, maar nu zich meerdere private investeerders hebben gemeld kunnen we
echt aan de slag.» Inmiddels is gebleken dat dit toch niet zo eenvoudig is, vanwege
de «mix van risico’s die samenhangen met een groot, complex (nucleair) bouwproject
in combinatie met nog onzekere omzetverwachtingen.» Deze leden vragen in hoeverre
dit niet voorzienbaar was. Klopt het dat de lage prijs voor medisch isotopen al jaren
bekend is, net als de grote kosten die met dit bouwproject gemoeid zouden zijn? Erkent
de Minister dat dit een misrekening is geweest? Kan zij nader toelichten waar de 128
miljoen euro aan leningen tot op heden aan is besteed? Welke ontwikkelingen van het
project worden met de nieuwe leningen gecontinueerd? Voorts ontvangen genoemde leden
graag nadere onderbouwing van de business case zelf. Verwacht de Minister dat nieuwe
initiatieven de toekomstige marktpositie van Pallas kunnen schaden? Is het realistisch
dat nieuwe initiatieven in de toekomst vergelijkbare isotopen tegen een lagere prijs
kunnen gaan produceren? Hoeveel jaar moet de Pallas-reactor zijn geplande afzet realiseren
om de kosten terug te verdienen en rendabel te worden? Kan de business case van de
Pallas-reactor (al dan niet vertrouwelijk) met de Kamer worden gedeeld.
Antwoord 3
In de zomer van 2019 was de verwachting van Stichting Pallas dat er goede mogelijkheden
waren om op korte termijn private investeerders aan te trekken. Deze verwachting was
gebaseerd op de toen voorliggende business case, het contract met het bouwconsortium
ICHOS waarin de mogelijkheid was opgenomen om een belangrijk deel van de bouwrisico’s
bij ICHOS neer te leggen en op basis van de toen lopende gesprekken met potentiële
investeerders.
In de brief van 9 december 2020 is aangeven dat er tot dat moment 148 miljoen euro
aan leningen aan Pallas is verstrekt door de Staat en de Provincie Noord-Holland.
Dit geld is gebruikt voor de voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de nieuwe
onderzoeksreactor, waaronder het ontwerp, de aanbesteding en de vergunningsprocedure.
Bij dergelijke technische complexe projecten is het gebruikelijk dat de voorbereiding
relatief veel tijd en geld kost. Pallas heeft ook scenario’s doorgerekend waarbij
een deel van de markt voor diagnostische isotopen wordt overgenomen door nieuwe initiatieven
zoals SHINE, en ook in die scenario’s blijft er sprake van een positieve business
case. Op het moment dat zowel de Pallas-reactor als SHINE in bedrijf zijn in Nederland,
en beide de wereldmarkt voorzien van molybdeen-99, zou er mogelijk overcapaciteit
kunnen ontstaan. Of dit daadwerkelijk gebeurt, is onder meer afhankelijk van wanneer
de oude reactoren sluiten en nieuwe initiatieven de markt betreden. Overigens zal
er altijd een bepaalde overcapaciteit nodig zijn om tekorten te voorkomen. Momenteel
worden de onderhoudsschema’s van reactoren op elkaar afgestemd, om te voorkomen dat
faciliteiten tegelijk in onderhoud zijn. Op de markt voor therapeutische isotopen
zal de rol van SHINE kleiner zijn, omdat SHINE een beperkt aantal therapeutische isotopen
kan produceren. Het is nog niet duidelijk welke prijzen SHINE gaat hanteren. In mijn
brief van 11 maart 2021 geef ik aan dat Pallas in circa 20 jaar de investeringen kan
terugverdienen uit de verkoop van medische isotopen. In deze brief ben ik ook uitgebreid
ingegaan op de stand van zaken van het Pallas-project, inclusief het investeringsvoorstel,
opbrengsten, kosten en een onafhankelijke analyse die ik daarop heb laten doen.
Vraag 4
De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister het als een onwenselijke situatie
beschouwt dat private financiering alleen mogelijk lijkt met vergaande garanties van
de overheid. Bij de overname van Sanquin Plasma Products door private partijen zag
de Minister diverse overheidsgaranties niet als onoverkomelijk. Kan de Minister nader
toelichten welke garanties in dit geval precies te ver gaan? Ziet zij nog enige mogelijkheid
om via onderhandelingen op een punt te komen dat de garanties wel acceptabel zouden
zijn, of is dit in haar ogen een gepasseerd station?
Antwoord 4
Er is sprake van een groot complex bouwproject, in combinatie met een onzekere omzetverwachting.
De combinatie van risico’s maakt dat private partijen voorzichtig zijn. Deze partijen
zijn op zoek naar aanvullende garanties op omzetverwachtingen en bouwkosten en willen
op dit moment nog niet instappen. Daarnaast is er een risico dat er uiteindelijk geen
vergunning wordt verleend of dat de huidige reactor door technische problemen eerder
uit bedrijf moet. Dit zou de onwenselijke situatie opleveren waarin private partijen
de zeggenschap hebben, terwijl aanzienlijke risico’s bij de Staat blijven liggen.
Zo zouden private partijen commerciële contracten van NRG willen overnemen, maar willen
deze partijen geen risico’s lopen op de HFR en ook niet verantwoordelijk worden voor
het historisch afval. Het doorzetten van de route met private financiering is op dit
moment niet zinvol, maar dit zou op een later moment heroverwogen kunnen worden als
de risico’s (bijvoorbeeld als de bouw afgerond is) wel te dragen zijn door private
partijen. Private financiering is niet definitief van de baan, maar op dit moment
niet aan de orde. Bij de overname van Sanquin Plasma Products zijn door de overheid
geen garanties verstrekt.
Vraag 5
De leden van de D66-fractie willen voorts graag stilstaan bij het gelijke speelveld
voor SHINE en Pallas, conform de motie (Kamerstukken 29 477 en 32 805, nr. 680) die zij daarover met andere partijen hebben ingediend. In hoeverre staat de financiering
van Pallas de komst van SHINE definitief in de weg? Is er een kans aanwezig dat beide
in Nederland zijn gevestigd, of ziet de Minister het als een keuze tussen een van
beide? Welke van de twee zou naar verwachting sneller up-and-running kunnen zijn en
voor welk aandeel in de (wereldwijde) productie van medisch isotopen? Deze leden vragen
of zij verder de grootte van het verschil in duurzaamheid tussen beide productietypen
kan schetsen.
Antwoord 5
Ik heb meermaals met SHINE gesproken omdat zij binnenkort een definitieve keuze willen
maken over de eventuele vestiging in Nederland. Hierbij heb ik aangegeven SHINE en
Pallas gelijke kansen te willen bieden, de financiering van Pallas zou de komst van
SHINE dus niet in de weg moeten staan. De voorzieningszekerheid van medische isotopen
staat voorop, en ik denk dat zowel SHINE als Pallas in Nederland naast elkaar kunnen
bestaan. SHINE stelt zelf in 2025 in bedrijf te willen zijn in Nederland. De fabriek
van SHINE in de Verenigde Staten is op dit moment in aanbouw. Deze kan naar verwachting
eind 2022 starten met de productie en zal het daaropvolgende jaar opgeschaald worden.
De bouw van de Pallas-reactor loopt, naar verwachting, van 2023 tot 2028. De start
van de productie (commercial operation date) is nu gepland voor 2029–2030. Voor de goede orde merk ik op dat de bestaande HFR
tot die tijd de productie van medische isotopen voor zijn rekening neemt. Zowel bij
Pallas als SHINE wordt molybdeen-99 geproduceerd door uranium te splijten en komen
dus in principe ook dezelfde soorten radioactieve isotopen vrij als radioactief afval.
Omdat bij Pallas de productie aangedreven wordt door een reactorkern en bij SHINE
door een versneller zal naar verwachting de hoeveelheid radioactief afval bij Pallas
groter zijn. De grootte van het verschil in duurzaamheid tussen beide productietypen
is echter lastig te schetsen. Er is nog weinig bekend over de efficiëntie van SHINE,
de exacte (chemische) samenstelling van het afval, volumes van het afval, mogelijke
verwerkingsroutes daarvan en overige afvalstromen. Daarnaast produceert Pallas ook
andere medische isotopen naast molybdeen-99, die SHINE niet zal produceren. De gesprekken
met SHINE over de impact voor het milieu en de nucleaire veiligheid van hun installatie,
en de verwachte bedrijfsduur zijn nog in de beginfase, dit maakt een vergelijking
tussen de duurzaamheid van beide productietypen lastig in te schatten. Op dit moment
heeft SHINE nog geen detailinformatie verstrekt over het karakter en de hoeveelheid
van het te verwachten radioactieve afval.
Vraag 6
De leden van de D66-fractie vernemen tot slot graag wat de omvang van het radioactief
afval van de Pallas-reactor zal zijn, hoe dat zich verhoudt tot het afval dat door
een kerncentrale wordt geproduceerd, hoe de verwerking van dit afval zal geschieden,
welke impact dit op het milieu kan hebben en welke risico’s de productie voor omwonenden
met zich meebrengt.
Antwoord 6
In de inventaris die bij het nationale programma voor het beheer van radioactief afval
en verbruikte splijtstoffen in 2014 is opgesteld, is onderzocht wat de invloed is
van de komst van de Pallas-reactor op de hoeveelheid hoogradioactief afval in Nederland.
In dit onderzoek wordt geschat dat het totale volume hoogradioactief afval in 2130
12% lager is zonder een reactor zoals Pallas. De vergelijking met een nieuwe kerncentrale
is niet gemakkelijk te maken. Dat is afhankelijk van type en omvang. Uit eerdergenoemde
inventaris blijkt dat het hebben van nog een kerncentrale, vergelijkbaar met een kerncentrale
Borssele, met een bedrijfsduur van 60 jaar, zou leiden tot een toename in volume hoogradioactief
afval van ca. 86% in 2130.5 De kerncentrale Borssele is echter een relatief kleine kerncentrale en de verwachting
is dat een nieuwe energiecentrale een grotere omvang zal hebben. In het onderstaande
figuur (overgenomen uit de «Inventaris radioactief afval») wordt het effect van het
vervangen van de huidige kerncentrale Borssele en van het niet bouwen van de Pallas-reactor
op de hoeveelheid hoogradioactief afval in 2130 weergegeven.
Pallas heeft aangegeven dat het hoogradioactieve afval van de Pallas-reactor na een
afkoelperiode afgevoerd wordt naar COVRA (net als het hoogradioactief afval uit de
huidige onderzoeksreactoren in Petten en Delft). Voor de verwerking en de opslag van
het radioactieve afval geldt, net zoals dat nu het geval is voor het afval van de
nucleaire installaties, dat het moet voldoen aan de wet- en regelgeving op het gebied
van milieu en veiligheid. Deze aspecten komen bij een vergunningstraject uitgebreid
aan de orde. De ANVS ziet erop toe dat aan alle randvoorwaarden voor een veilig beheer
voldaan wordt.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
Vraag 1
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de brief dat de Minister haar intentie
herhaalt om SHINE en Pallas gelijke kansen te willen geven in de bouw van een nieuwe
reactor. Genoemde leden zijn echter van mening dat de publieke leningen aan Pallas
van circa 180 miljoen euro een ander beeld geven. Zij willen van de Minister weten
welke garanties er zijn dat deze leningen worden terugbetaald. Welke financiële of
andere steun mag SHINE van de overheid verwachten, zodat een gelijk speelveld wordt
gerealiseerd?
Antwoord 1
Pallas/NRG zal de leningen terug moeten betalen uit de verkopen van medische isotopen.
In het investeringsvoorstel, waarover ik uw Kamer op 11 maart 2021 heb geïnformeerd,
wordt de verwachting uitgesproken dat de investering in circa 20 jaar wordt terugverdiend.
Pallas en SHINE kunnen beide bijdragen aan de voorzieningszekerheid, maar verschillen
op een groot aantal punten van elkaar, onder meer in de gebruikte techniek, het aantal
verschillende isotopen dat ze kunnen produceren en de wijze waarop ze ondersteund
worden door overheden. Pallas zal kunnen voortbouwen op de kennis die door NRG is
opgedaan met de HFR en SHINE Europe kan gebruik maken van de ervaringen die zin opgedaan
met de bouw van de productiefaciliteit in de Verenigde Staten. Ook de wijze waarop
de financiering en de zeggenschap worden vormgegeven is verschillend. Omdat beide
initiatieven van elkaar verschillen zal er geen sprake zijn van een gelijke aanpak,
maar moet er sprake blijven een (gedifferentieerde) aanpak die is afgestemd op de
initiatieven. Zoals eerder in deze beantwoording aangeven heb ik meermaals gesproken
met SHINE. In deze gesprekken heb ik aangegeven dat ik SHINE en Pallas gelijke kansen
wil bieden. Daarnaast heb ik begin januari 2021 een brief gestuurd aan SHINE, waarin
ik toelicht dat de Nederlandse overheid, zowel op basis van Europese regelgeving,
maar ook uit overtuiging, zich wil inspannen voor een gelijk speelveld. Om deze toezegging
concreet te maken, heb ik in de brief ook aangegeven open te staan om de mogelijkheden
van het verstrekken van een lening van € 10 miljoen te bespreken. Ik werk hierbij
samen met de NOM, de investerings- en ontwikkelmaatschappij voor Noord-Nederland.
Hierbij houd ik mij vanzelfsprekend aan vigerende wet- en regelgeving inclusief de
staatssteunregels. SHINE heeft aangegeven de Nederlandse inspanning ten behoeve van
een gelijk speelveld en de mate van inzet en steun die de Nederlandse regering op
alle niveaus – nationaal, regionaal en lokaal – heeft getoond te waarderen. SHINE
heeft de locatie in Groningen geselecteerd als voorkeurslocatie voor hun Europese
productiefaciliteit voor medische isotopen en richt zich nu op de laatste onderhandelingen.
Ik heb vertrouwen in de goede afloop daarvan.
Vraag 2
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen ook dat private financiering van een nieuwe
Pallas-reactor niet haalbaar is en dat volledig publieke financiering van een nieuwe
Pallas-reactor als optie wordt opengehouden. Deze leden vragen de Minister ook in
dit licht wat SHINE mag verwachten van de overheid om de garantie van een gelijk speelveld
waar te maken. Begrijpen deze leden het goed dat de Minister aangeeft dat private
financiering van de nieuwe Pallas-reactor nu niet realistisch is? Genoemde leden vragen
de Minister of dit niet een betekenisvol signaal is dat er op zijn minst vraagtekens
zijn te plaatsen bij een nieuwe Pallas-reactor, gezien internationale ontwikkelingen
voor de productie van isotopen en het feit dat er een privaat alternatief is.
Antwoord 2
Op dit moment ben ik van mening dat het voortzetten van private financiering niet
zinvol is. Het kan de onwenselijke situatie opleveren waarin private partijen zeggenschap
hebben, terwijl aanzienlijke risico’s bij de Staat blijven liggen. Dit zou op een
later moment heroverwogen kunnen worden als de risico’s wel zijn te dragen door private
partijen. Private financiering is niet definitief van de baan, maar op dit moment
niet aan de orde. Voor een vergelijking tussen SHINE, dat overigens ook deels publiek
gefinancierd wordt in de Verenigde Staten, en Pallas verwijs ik graag naar mijn brief
van 11 maart 2021. Tot op heden zijn er geen voorbeelden van onderzoeksreactoren die
privaat zijn gefinancierd. In de voornoemde brief geef ik aan dat – rekening houdend
met alle ontwikkelingen – een nieuwe reactor de beste waarborg biedt voor de voorzieningszekerheid
van medische isotopen. Gezien de forse investeringen en risico’s die de ontwikkeling
en bouw met zich brengt moet ook de vraag beantwoord worden wat deze waarborg ons
waard is. Deze vraag zal het nieuwe kabinet moeten beantwoorden.
Vraag 3
De leden van de fractie van de ChristenUnie willen benadrukken dat de keuzes van de
Minister voor de huidige leningen en de optie van publieke financiering van een nieuwe
Pallas-reactor eraan bijdragen dat vestiging in Nederland voor SHINE minder aantrekkelijk
wordt. Gegeven het feit dat SHINE naast Nederland een andere Europese optie overweegt,
willen genoemde leden het belang onderstrepen van duidelijkheid over het speelveld.
Deze leden vragen de Minister om hierover meer duidelijkheid te bieden aan SHINE,
voordat het Europese SHINE team een besluit neemt. Deze leden roepen de Minister op
niet een kans voorbij te laten gaan om een innovatief bedrijf zich in Nederland te
laten vestigen en om leidend te blijven op het gebied van medische isotopen en nucleaire
geneeskunde.
Antwoord 3
Graag verwijs ik hiervoor naar mijn antwoord op vraag 1 van de ChristenUnie-fractie.
In aanvulling daarop is het goed om te vermelden dat de interesse van SHINE om zich
in Nederland te vestigen, mede gebaseerd is op de kennisinfrastructuur op medisch-nucleair
gebied die we momenteel in Nederland hebben – mede dankzij de HFR. Een nieuwe reactor
levert hier een belangrijke bijdrage aan. Pallas en SHINE zouden elkaar kunnen versterken
en de positie die Nederland op dit moment al heeft verder kunnen uitbouwen en daardoor
mogelijk kunnen zorgen voor een snellere ontwikkeling van nieuwe kankertherapieën
gebaseerd op isotopen.
BIJLAGE
Figuur 1: Productie meest effectief via cyclotrons, reactor of beide (bron: Nucleair
Nederland)
In aanvulling op figuur 1 moet opgemerkt worden dat het inmiddels kansrijk lijkt dat
Actinium-225 duaal (zowel effectief met reactor als met versneller) geproduceerd kan
worden. Mo-99 (aan de reactorkant) en Tc-99m (aan de versnellerkant) is een dubbeling,
en zou als Mo-99/Tc-99m in het vak «duale productie» opgenomen kunnen worden. Ook
loopt er veelbelovend onderzoek naar het produceren van koper-67 met kernreactoren.
Overzicht medische isotopen en de ziekten waarbij deze isotopen het meest worden toegepast
[Zie ook RIVM rapport 2017–063, Productie en gebruik van medische radioisotopen in
Nederland: Huidige situatie en toekomstverkenning, paragraaf 3.1] (Kamerstukken 25 422 en 30 196, nr. 203)
– koolstof-11: diagnostisch (PET) onderzoek naar een reeks kankertypen.
– stikstof-13: diagnostisch (PET) onderzoek naar hartziekten (hartperfusieonderzoek).
– zuurstof-15: diagnostisch (PET) onderzoek naar hartziekten (hartperfusieonderzoek).
– fluor-18: diagnostisch (PET) onderzoek naar Alzheimer, de ziekte van Parkinson en
een reeks kankertypen.
– natrium-24: diagnostisch onderzoek naar de werking van het hart en het metabolisme.
Wordt nog zeer weinig gebruikt.
– fosfor-32: het onder controle houden van ophoping van (buik- en long)vocht, veroorzaakt
door kanker (maligne ascites), en voor een aantal bloedziektes (myeloproliferatieve
ziekten).
– chroom-51: diagnostisch onderzoek naar de werking van de nieren (nierklaringsonderzoek),
een zeer specifieke darmaandoening, en bij bepaalde bloedziekten.
– gallium-67: diagnostisch onderzoek naar infecties en bepaling van de hoeveelheid witte
bloedlichaampjes.
– koper-64: Kan gebruikt worden voor diagnostiek (PET-scans), en ook toepassingen in
therapie (zoals kwaadaardig melanoom) lijken mogelijk. Bevindt zich nog in het experimentele
stadium. Door beperkte beschikbaarheid is koper-64 (nog) niet populair geworden.
– koper-67: Kent een belofte voor therapeutische/diagnostische toepassingen, maar is
nog in een experimenteel stadium.
– germanium-68 / gallium-68: diagnostisch (PET) onderzoek naar een reeks kankertypen,
vooral neuro-endocriene tumoren.
– selenium-75: diagnostisch onderzoek naar galziekten.
– krypton-81m: diagnostisch onderzoek naar de werking van de longen (longventilatieonderzoek).
– strontium-82/rubidium-82: diagnostisch (PET) onderzoek naar de werking van het hart
(hartperfusieonderzoek).
– strontium-89: behandeling van de uitzaaiingen in het bot (botmetastasen) van prostaatkanker.
De behandeling is palliatief: niet gericht op genezing, maar op pijnbestrijding.
– zirconium-89: Dit is een isotoop waarnaar nog onderzoek wordt gedaan. Het is niet
in de handel als goedgekeurde diagnostische of therapeutische stof.
– yttrium-90: behandeling (radioembolisatie) bij leverkanker, een reeks andere kankertypen
zoals non-hodgkin lymfoom en reumatische aandoeningen
– molybdeen-99/technetium-99m: diagnose (SPECT) van o.a. hartfalen, ziekten van het
zenuwstelsel, de nieren, lever, schildklier, hersenen, longen, ontstekingen, in het
algemeen, ontsteking van de galblaas, een reeks kankertypen
– palladium-103: Gebruikt als «zaadjes» (net als jodium-125) voor prostaatkanker therapie.
– indium-111: diagnose van infecties en diagnose en/of therapie voor een reeks kankertypen.
– tin-117m: gebruikt in honden, katten, paarden, kamelen en dromedarissen voor de behandeling
van bepaalde ontstekingen. Er wordt onderzoek gedaan naar de toepassing op mensen.
– jodium-123: diagnoses van neuroblastoom, nierfalen, Parkinson, epilepsie, schildklierafwijkingen
en hartziekten, hersenscans.
– jodium-124: diagnose (PET-scan), bv. van nierkanker. Niet populair omdat het de patiënt
een relatief hoge stralingsdosis geeft.
– jodium-125: behandeling van prostaatkanker («jodium zaadjes»), bepaling van het bloedvolume.
– jodium-131: behandeling van schildklieraandoeningen, waaronder schildklierkanker,
diagnose en/of behandeling van een aantal soorten kanker.
– xenon-133: gebruikt voor het maken van longscans (diagnose).
– samarium-153: behandeling van de uitzaaiingen in het bot (botmetastasen) van verschillende
soorten kanker. De behandeling is palliatief: niet gericht op genezing, maar op pijnbestrijding.
– terbium-161: dit isotoop is nog in het experimentele stadium, nog niet geaccepteerd
als farmaceutisch ingrediënt.
– holmium-166: therapie (radioembolisatie) bij levertumoren
– erbium-169: therapie bij bepaalde vormen van reumatoïde artritis in kleine gewrichten,
in vooral in de handen.
– lutetium-177: behandeling van neuro-endocriene tumoren; pijnbestrijding bij botkanker.
– renium-186: pijnbestrijding bij botkanker; behandeling van bepaalde vormen van reumatoïde
artritis (vooral in schouder en ellenboog).
– renium-188: behandeling van bepaalde vormen van reumatoïde artritis, door het weghalen
van het slijmvlies dat de gewrichtsholten en scheden rondom de pezen bekleedt. Behandeling
van de uitzaaiingen in het bot (botmetastasen) van verschillende soorten kanker. De
behandeling is palliatief: niet gericht op genezing, maar op pijnbestrijding. Er loopt
onderzoek naar gebruik als therapie bij botmetastasen.
– iridium-192: therapie bij baarmoeder-, baarmoederhals-, prostaat- en slokdarmkanker
– platina-195m: dit isotoop is nog in het experimentele stadium, nog niet geaccepteerd
als farmaceutisch ingrediënt.
– thallium-201: diagnose van hartziekten. Helpt bij bepaling van goed/kwaadaardigheid
bij borstkanker. Helpt het onderscheid maken tussen lymfoom en toxoplasmose.
– astaat-211: dit isotoop is nog in het experimentele stadium, nog niet geaccepteerd
als farmaceutisch ingrediënt.
– lood-212: dit isotoop is nog in het experimentele stadium, nog niet geaccepteerd als
farmaceutisch ingrediënt.
– radium-223: behandeling van uitzaaiingen in het bot (botmetastaten) van prostaatkanker.
– actinium-225: dit isotoop is nog in het experimentele stadium, nog niet geaccepteerd
als farmaceutisch ingrediënt. Onderzoek wordt bemoeilijkt door de zeer beperkte beschikbaarheid.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.