Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad van 15 en 16 maart 2021
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1747
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 maart 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 5 maart 2021 over de geannoteerde
agenda Eurogroep en Ecofinraad van 15 en 16 maart 2021 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1745), over de brief van 12 februari 2021 over de antwoorden op vragen commissie over
de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 15 en 16 februari 2021 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1742), over de brief van 3 maart 2021 over het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad
van 15 en 16 februari 2021 en stand van zaken InvestEU (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1744), over de brief van 9 maart 2021 over het kabinetsstandpunt over de mededeling van
de Europese Commissie inzake begrotingsbeleid sinds uitbreken COVID-19 (Kamerstuk
21 501-07, nr. 1746) en over de brief van 5 februari 2021 over de antwoorden op vragen commissie over
het Fiche: Verordening Markten in Cryptoactiva (MiCA) (Kamerstuk 22 112, nr. 2937).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 maart 2021 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 11 maart 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
2
Sectorale impact en structurele veranderingen in de eurozone door COVID-19
2
Stand van zaken ondersteunende maatregelen in de eurozone
3
Negende enhanced surveillance-rapport Griekenland
4
Raadsconclusies strategie voor retailbetalingen in de EU
5
De aanpak van de uitdagingen op het gebied van belastingen die voortvloeien uit de
digitalisering van de economie
5
Economisch herstel in de Europese Unie
5
Voorbereiding G20-vergadering van Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale
Banken en de voorjaarsvergadering van het IMF april 2021
8
Antwoorden op vragen commissie over het Fiche: Verordening Markten in Cryptoactiva
(MiCA)
8
Kabinetsstandpunt over de mededeling van de Europese Commissie inzake begrotingsbeleid
sinds uitbreken COVID-19
8
Overig
9
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor het overleg Eurogroep/Ecofinraad.
Zij hebben daarover nog een aantal vragen en/of opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken aangaande de Eurogroep
en de informele Ecofinraad van 15 en 16 maart a.s. Zij brengen een aantal vragen en
opmerkingen naar voren.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Eurogroep/Ecofinraad.
Zij merken op dat het hen, gezien de belangrijke rol die de Minister momenteel heeft
in de vormgeving van de toekomst van Nederland, niet verstandig lijkt dat de Minister
naar deze Europese raadsvergadering gaat. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
daarom wie Nederland zal vertegenwoordigen tijdens deze Eurogroep/Ecofinraad op 15
en 16 maart.
Zij hebben voorts een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ten behoeve van de vergadering van de Eurogroep en Ecofinraad van 15 en 16 maart.
Zij hebben daarover nog enkele vragen.
Sectorale impact en structurele veranderingen in de eurozone door COVID-19
De leden van de VVD-fractie lezen dat er gesproken gaat worden over de sectorale impact
van COVID-19 op economische sectoren. Deze leden zien echter ook dat de goedkeuring
van steunmaatregelen door de Europese Commissie in het kader van COVID-crisis in het
kader van staatssteun soms lang duren. Zie bijvoorbeeld de Tegemoetkoming Vaste Lasten
(TVL)-regeling voor het eerste kwartaal van 2021. De goedkeuring wordt daarvan pas
medio/eind maart 2021 verwacht. De leden van de VVD-fractie vinden dat eigenlijk onbestaanbaar,
want het water staat ondernemers aan de lippen, ze hebben niet om deze situatie gevraagd
en kunnen er niks aan doen, dan moet het geld in deze crisis zo snel mogelijk bij
de ondernemers zijn. Waarom duurt de goedkeuringsprocedure zo lang bij de Europese
Commissie, want het is toch een crisissituatie? Is de Minister bereid dit tijdens
de eerstvolgende Ecofin/Eurogroep aan te kaarten? Wat heeft het kabinet de afgelopen
tijd gedaan om dit soort goedkeuringsprocedures van de Europese Commissie te versnellen?
Wat doet de Europese Commissie om dit sneller te laten verlopen dan wel meer ruimte
te geven?
De leden van de VVD-fractie vragen of een overzicht gegeven kan worden welke steunmaatregelen
nu bij de Europese Commissie liggen en waarvoor nog goedkeuring moet komen. Kan er
ook een overzicht worden gegeven van de doorlooptijd van de goedkeuring bij de al
goedgekeurde regelingen?
De leden van de VVD-fractie willen verder graag weten wat alle andere EU-lidstaten
nu precies doen met betrekking tot steunmaatregelen gericht op bedrijven die door
de crisis worden getroffen, afgezet tegen de Nederlandse steunmaatregelen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de geannoteerde agenda valt te lezen
dat gesproken wordt over de gevolgen van de corona crisis waarbij drie vragen centraal
staan: 1) Wat zijn de lessen van de eerste twee golven van de pandemie? 2) Hoe kan
men het best beleid vormen dat bedrijven en werkgelegenheid ondersteunt en reallocatie
faciliteert en tevens de digitale en groene transitie bevordert? 3) Zou steun gericht
moeten zijn op sector- of bedrijfsniveau? De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
per vraag uitvoeriger te antwoorden wat het Nederlands standpunt is en wat Nederland
zal inbrengen tijdens deze Raad dan nu gedaan is in de geannoteerde agenda.
Tevens vragen de leden van de CDA-fractie welke prognose of tijdpad de Europese Commissie
hanteert aangaande het openen van de Europese economie naar aanleiding van vaccinatieprogramma
in de verschillende lidstaten. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister ook
in te gaan, zover dat bekend is, op hervormingsplannen in de verschillende lidstaten,
in hoeverre het al duidelijk is dat landen ook de noodzakelijke hervormingen doorvoeren.
De leden van de D66-fractie zien dat er een gedachtewisseling op de agenda staat ten
aanzien van de sectorale impact en structurele veranderingen in de eurozone door COVID-19.
Is de Minister van mening dat een belangrijke geleerde les van de eerste twee golven
betreft dat de economie direct en grootschalig ondersteund dient te worden vanuit
de overheid bij een dergelijke schok? Is de Minister van mening dat de geleerde lessen
op dit terrein daarom ook zouden moeten worden betrokken bij de herziening van het
Stabiliteits- en groeipact (SGP), aangezien deze de kaders vormen voor het toekomstige
begrotingsbeleid? De leden van de D66-fractie zijn het van harte eens met het belang
van de vraag hoe het beste beleid kan worden gevormd dat tevens de digitale en groene
transitie bevordert. Onderkent de Minister het belang hiervan en kan de Minister aangeven
op welke manier dit terugkomt in het Nederlandse ondersteuningsbeleid?
Stand van zaken ondersteunende maatregelen in de eurozone
De leden van de PVV-fractie vragen ten aanzien van de stand van zaken van de ondersteunende
maatregelen in de eurozone om een overzicht van de budgettaire steun die lidstaten
hebben gegeven. Kan de Minister per lidstaat aangeven hoeveel budgettaire steun er
is verleend (s.v.p. in miljarden euro en als percentage van het bbp weergeven)?
Tevens vragen de leden van de PVV-fractie om een overzicht van de verstrekte liquiditeitssteun
per lidstaat (s.v.p. in miljarden euro en als percentage van het bbp weergeven).
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Europese Commissie de totale omvang van
de budgettaire steun in kaart heeft gebracht. Zij vragen de Minister om deze informatie
van de Commissie te delen. Bovendien vragen deze leden de genoemde positie van Nederland
te plaatsen binnen de steun die andere lidstaten hebben gegeven. Tevens vragen deze
leden om een overzicht van de verwachte staatsschuld van de verschillende lidstaten
eind 2021. De Minister stelt dat het begrotingsbeleid van lidstaten het economisch
herstel in 2021 moet blijven ondersteunen, de leden van de CDA-fractie vragen de Minister
of dit inderdaad betekent dat het SGP voorlopig moet worden losgelaten.
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat landen de schuldhoudbaarheid
op de middellange termijn in acht moeten nemen ten aanzien van de ondersteunende maatregelen
in de eurozone. Op welke manier zouden landen die stellingname moeten laten doorwerken
in hun begrotingsbeleid volgens het kabinet? Is de Minister bijvoorbeeld van mening
dat het voor schuldhoudbaarheid op de middellange termijn voornamelijk van belang
is dat economieën deze crisis goed doorstaan en goed uitgerust zijn voor de toekomst?
Is de Minister van mening dat het daarvoor met name van belang is dat landen de kosten
van deze crisis uitsmeren over een lange periode in plaats van snel over te gaan tot
bezuinigingen en/of lastenverzwaringen, zoals ook vele economen adviseren? Kan de
Minister uitleggen op welke manier bewerkstelligd gaat worden dat de schuldhoudbaarheid
van landen in acht wordt genomen en tegelijkertijd gewerkt kan worden aan convergerend
herstel?
Negende enhanced surveillance-rapport Griekenland
De leden van de VVD-fractie lezen dat het rapport korter is dan gewoonlijk vanwege
de focus van de Europese Commissie op het concept-herstelplan van Griekenland. De
leden van de VVD-fractie willen niet dat de aandacht voor alle zaken die al liepen
met betrekking tot Griekenland hierdoor zou verslappen. Welke garanties kan de Minister
daarvoor geven?
Het rapport signaleert dat er op een deel van de prioriteiten voortgang wordt geboekt,
maar ook dat er bij andere hervormingen vertragingen zijn opgelopen en dat het momentum
voor hervormingen afneemt. De COVID-19-crisis is de hoofdoorzaak voor de vertragingen.
Dat is de leden van de VVD-fractie te gemakkelijk. Welke hervormingen hebben vertraging
opgelopen? Waarom neemt het momentum voor hervormingen af?
De leden van de PVV-fractie merken op dat Griekenland vertraging oploopt voor wat
betreft het doorvoeren van een aantal hervormingen. Zij willen weten om welke hervormingen
het hierbij gaat en welke consequenties dit met zich mee kan brengen.
Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie of er in hoofdlijnen iets verteld kan
worden over het herstelplan dat Griekenland heeft ingediend. Wat zijn de belangrijkste
maatregelen die Griekenland zal treffen? Hoe valt dit te combineren met de vertraging
ten aanzien van de implementatie van de huidige hervormingen?
Voorts willen de leden van de PVV-fractie weten of Griekenland vanwege de COVID-19-crisis
nog voldoet aan haar terugbetalingsverplichting richting Nederland.
Raadsconclusies strategie voor retailbetalingen in de EU
De leden van de VVD-fractie hebben van een groot aantal mensen klachten gekregen over
het innen van Amerikaanse cheques. In het kader van de coronasteunoperaties heeft
de Amerikaanse regering mensen met een Amerikaans arbeidsverleden ruimhartig gecompenseerd.
Deze cheques kunnen echter niet meer worden ingewisseld bij Nederlandse banken. Hoe
is dit geregeld in andere EU-lidstaten? Is de Minister het eens met de leden van de
VVD-fractie dat deze dienstverlening in een wereldwijd opererend handelsland als Nederland
onmisbaar is? Hoe zorgt hij ervoor dat de Nederlandse banken deze service weer gaan
aanbieden? Is de Minister desnoods bereid cheques te laten inwisselen door de Nederlandse
ambassade in Washington DC? Zo nee, waarom niet?
Nederland is voornemens in te stemmen met de Raadsconclusies strategie voor retailbetalingen
in de EU. De leden van de CDA-fractie ondersteunen dit maar vragen de Minister in
te gaan op wat dit praktisch betekent voor betalingsverkeer met het VK. Wordt dit
overgenomen door het VK of zijn daar besprekingen over.
De aanpak van de uitdagingen op het gebied van belastingen die voortvloeien uit de
digitalisering van de economie
De leden van de VVD-fractie willen de voortgang weten van de gesprekken in OESO-verband.
Verder willen de leden van de VVD-fractie inzicht in het actuele internationale speel-
en krachtenveld (zowel EU- als OESO-verband). Wat is verder de gedachte van het kabinet
over de vraag hoe EU zich het beste kan profileren? Hoe staat het kabinet daar zelf
in? Met welke landen trekt Nederland op om tot een gezamenlijke inzet te komen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat tijdens de Ecofinraad zal worden gesproken over
de voortgang van de discussie over de digitaliserende economie in de OESO en eventuele
vervolgstappen in de EU. Deze leden zijn benieuwd naar de positie van de andere lidstaten
ten aanzien van de eerste en tweede pijler en hoe dit in de EU zou moeten worden vormgegeven.
Zij vragen of de Minister in het verslag nauwkeurig kan terugkoppelen wat de standpunten
van de verschillende lidstaten zijn tijdens de discussie, of die in lijn zijn met
de blauwdrukken van de OESO en op welke punten lidstaten hiervan willen afwijken.
Economisch herstel in de Europese Unie
De leden van de VVD-fractie hebben met grote verbazing kennisgenomen van hetgeen door
Eurocommissaris Gentiloni is aangeven over het eenmalige Europese herstelfonds van
750 miljard euro en van het feit dat hij nu pleit voor een permanente versie in de
vorm van een speciaal eurozonebudget om toekomstige crises het hoofd te bieden. Dit
is niet wat de leden van de VVD-fractie willen, het herstelfonds is tijdelijk en eenmalig
en de leden van de VVD-fractie willen geen eurozonebudget. Wat is het standpunt van
de Minister op dit punt? Wat gaat de Minister daarover inbrengen tijdens de komende
Ecofin/Eurogroep-vergadering? Is de Minister bereid daar nu al hard op de rem te trappen?
Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om dit punt mee te nemen bij de uiteindelijke
definitieve kennisgeving van de ratificatie van het Eigen Middelenbesluit (EMB)? Zo
nee, waarom niet? Wat is de stand van zaken van de ratificatie van het EMB in de EU-lidstaten
(ook qua planning)?
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit de media dat de Europese Commissie en Eurocommissaris
Dombrovskis ernaar neigt om de algemene ontsnappingsclausule ook in 2022 te handhaven.
Wat is het standpunt van het kabinet op dit punt? Waarom is het continueren van de
algemene ontsnappingsclausule in het kader van het SGP in 2022 al dan niet noodzakelijk
volgens de Minister? Waaraan toetst de Minister straks of het wel of niet noodzakelijk
is om de algemene ontsnappingsclausule in 2022 wel of niet te continueren? Waarom
moet er in mei 2021 al besloten worden over het continueren van de algemene ontsnappingsclausule
in 2022, want de vaccinatieprogramma’s moeten in de verschillende EU-lidstaten in
de loop van 2021 economisch toch ook enig soelaas kunnen bieden? Hoe ziet het krachtenveld
eruit als het gaat om de activering van de algemene ontsnappingsclausule?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de commissie voor de deactivering van de algemene
ontsnappingsclausule het bereiken van het pre-crisis reële bbp-niveau van de EU als
belangrijkste graadmeter ziet. Wat betekent dit precies? Kan een overzicht gegeven
worden van het pre-crisis reële bbp-niveau van de EU-lidstaten en het huidige reële
bbp-niveau van de EU-lidstaten?
De Europese Commissie wijst erop dat de schuldhoudbaarheidsrisico’s op middellange
termijn als gevolg van de crisis zijn toegenomen. De leden van de VVD-fractie willen
graag een overzicht ontvangen van de actuele staatsschuld en de prognose voor de staatsschuld
in alle EU-lidstaten? Idem voor de begrotingssaldi van de EU-lidstaten in 2020, 2021
en daarna. In hoeverre zijn de schulden in de verschillende EU-lidstaten voor de middellange
termijn nog houdbaar? Wat vindt de Minister daarvan? Wat zijn de groeiprognoses voor
de EU-lidstaten in 2021 en 2022? En de schuldhoudbaarheid is toch ook een reden voor
het niet continueren van de algemene ontsnappingsclausule?
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat de ontwikkelingen en discussie
op dit moment zijn als het gaat om de herziening van de SGP-regels.
De leden van de VVD-fractie willen weten wat de stand van zaken is met betrekking
tot de Recovery and Resilience Facility (RRF)-plannen van de EU-lidstaten. Welke discussies
spelen rondom dit onderwerp? Wat zijn knelpunten?
De motie van de VVD-fractie over stevige mijlpalen en doelen van de RRF-plannen is
aangenomen door de Tweede Kamer. De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe
deze motie uitgevoerd gaat worden. Zij willen eveneens weten of de Minister tijdens
de komende Ecofin/Eurogroepvergadering daar al aandacht voor zal vragen. En als dat
niet het geval is, waarom dat niet het geval is. Klopt het dat er ook te veel mijlpalen
in de plannen worden opgenomen, waardoor het lastig monistoren, sturen en bijsturen
wordt? Hoe kijkt de Minister daarnaar?
De leden van de PVV-fractie willen ten aanzien van de RRF weten of al bekend is welke
lidstaten gebruik zullen maken van het leningengedeelte. Klopt het dat vier lidstaten
hebben aangegeven interesse te hebben? Zo ja, om welke lidstaten gaat het hier? Klopt
het dat leningen uit de RRF gezien worden als nationale schuld in plaats van als Europese
schuld en dat lidstaten hierdoor ervan af willen zien?
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie naar de stand van zaken van het Nederlandse
herstelplan. Kan de Minister in hoofdlijnen al iets vertellen over de mogelijke inhoud
hiervan? Wanneer wordt de inventarisatie hiervan precies afgerond?
Verder vragen de leden van de PVV-fractie of de Minister al iets kan zeggen over de
financieringsstrategie van de Commissie. Wat zijn de verwachte rentepercentages voor
leningen van 15 en 30 jaar?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Raad zal spreken over het verdere proces
ten aanzien van de algemene ontsnappingsclausule van het SGP. De Commissie lijkt het
logisch om pas vanaf 2023 terug te stappen op de begrotingsregels. De leden van de
CDA-fractie vragen de Minister of dit inderdaad het voorstel van de Commissie is en
hoe het kabinet dit apprecieert. De leden van de CDA-fractie zijn zeer terughoudend
over het oprekken van begrotingsregels wanneer het weer goed gaat met de Europese
economie, de SGP-afspraken moeten een doelstelling blijven die als een paal boven
water staat. Deze crisis moet geen weg worden richting onhoudbare overheidsfinanciën.
Natuurlijk moet er gekeken worden naar meer flexibiliteit en slagvaardigheid van binnen
de begrotingen van de lidstaten, maar oprekken van de stabiliteitsafspraken mag niet
betekenen dat hervormingen worden uitgesteld en afgesteld. De leden van de CDA-fractie
vinden het daarom van groot belang dat Nederland vroegtijdig deze rode lijnen trekt
en daar heel duidelijk over is in de Raad. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
aan te geven wanneer er beslismomenten worden verwacht over de hervorming van het
SGP, wat de positie is van de verschillende lidstaten en daarbij in het bijzonder
van Duitsland en Frankrijk. Zoals eerder gemeld zouden de leden van de CDA-fractie
graag een Ecofinvergadering zien die geheel in het teken staat van de schuldenhoudbaarheid
van de lidstaten en de daarbij horende discussie over het SGP. Deze leden vragen de
Minister of een dergelijke vergadering op de agenda staat en wanneer dat niet het
geval is de Minister daartoe zou willen verzoeken. De reden hiervoor is dat de beslissingen
die hierover genomen worden grote gevolgen hebben voor de huishoudboekjes van toekomstige
generaties, maar zeker ook voor de monetaire balans binnen de EU. Dit onderwerp is
meer dan een terugkerend agendapunt van de Ecofin/Eurogroep maar betreft een existentiële
discussie over de toekomst van de Europese economie.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de rente op de obligatiemarkt de afgelopen
tijd gestaag aan het stijgen is. De ECB heeft echter aangegeven de beleidsrente nog
niet te willen laten stijgen en dat het door zal gaan met het opkoopprogramma. De
leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat dit in de ogen van de regering betekent
voor het economisch herstel en de houdbaarheid van de schulden van lidstaten. Deze
leden benadrukken hierbij de onafhankelijkheid van de ECB, maar zien ook een scenario
dat economisch herstel veel langer zal duren door de stijgende rente. Is het dus wenselijk
dat het economisch herstel gepaard gaat met het afbouwen van het opkoopprogramma zo
vragen deze leden de Minister. Moet er niet een vangnet zijn voor het moment dat de
ECB de rente gaat verhogen en schuldenopkoop gaat afbouwen? De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister welke ruimte de EU daarvoor heeft binnen bestaande fondsen en het
nieuwe begrotingskader.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een update te geven van de ratificatie
van het EMB in de verschillende lidstaten. Aangezien er verschillende punten op de
agenda staan over de toekomst van de euro en de economische situatie in Europa vragen
deze leden de Minister aan te geven of er al gesproken wordt over de nieuwe EMB-voorstellen
zoals de carbon border taks, de financial transaction taks of de plastic taks.
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de reactie op de toezegging aan
het lid Sneller tijdens het wetgevingsoverleg tot goedkeuring van het Eigenmiddelenbesluit
ten aanzien van de betrokkenheid van externe partijen bij het Nederlandse herstelplan.
De leden van voornoemde fractie vinden het positief dat diverse stakeholders zijn
betrokken. Kan de Minister ook aangeven of zij proactief zijn benaderd hiervoor en/of
dat eventuele andere stakeholders een toegang hebben bij de departementen voor input
voor dit herstelplan? Kan de Minister bij de presentatie van het herstelplan ook uitgebreid
en uitputtend ingaan op de wijze waarop input van stakeholders wel of niet is meegenomen?
Kan de Minister ook ingaan op de wijze waarop de herstelplannen zullen worden besproken
in de Ecofinraad ten opzichte van de EFC en hoe dit zich verhoudt tot de rol van de
Kamer? Hoe ziet de Minister bijvoorbeeld toe dat voorkomen wordt dat een groot deel
van de middelen van het herstelfonds ten goede komt aan vervuilende industrieën?
Internationale vergaderingen – Voorbereiding G20-vergadering van Ministers van Financiën
en Presidenten van Centrale Banken en de voorjaarsvergadering van het IMF april 2021
De leden van de VVD-fractie lezen dat er gesproken gaat worden over de vergadering
van de Ministers van Financiën en presidenten van Centrale Banken op 7 april 2021
en over de voorjaarsvergadering van het IMF op 8 april 2021. De annotatie is wel erg
summier vinden de leden van de VVD-fractie. Hoe en wanneer wordt de Tweede Kamer daar
verder nog bij betrokken?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er tijdens de afgelopen of tijdens
de aanstaande G20-vergadering van Ministers van Financiën en presidenten van Centrale
Banken en de voorjaarsvergadering van het IMF april 2021 gesproken wordt over de houdbaarheid
van schulden in lage- en middeninkomenslanden en welke rol de EU daarin zal gaan spelen.
Antwoorden op vragen commissie over het Fiche: Verordening Markten in Cryptoactiva
(MiCA)
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat de rol van de toezichthouders en/of
andere instanties is als het gaat om cryptoactiva en de criminaliteit rondom digitale
munten zoals de bitcoin. In hoeverre is er zicht op manipulatie van de koers? En in
hoeverre digitale munten zoals de bitcoin vooral ook gebruikt worden als betaalmiddel
in de criminele sfeer?
De leden van de VVD-fractie willen verder graag weten of de ECB en het financiële
systeem klaar is voor een werkzame digitale (commerciële) munt. En welke gevolgen
hebben de (commerciële) digitale munten en/of munten van landen zoals China op het
monetaire beleid?
Kabinetsstandpunt over de mededeling van de Europese Commissie inzake begrotingsbeleid
sinds uitbreken COVID-19
De leden van de PVV-fractie willen wat betreft de toepassing van de begrotingsregels
weten wanneer een keuze zal worden gemaakt over het stopzetten van de ontsnappingsclausule.
Klopt het dat het meest logische is om vanaf 2023 terug te stappen op de begrotingsregels?
Verder willen de leden van de PVV-fractie weten wat de gevolgen zijn van het verslechterde
schuldhoudbaarheidsrapport. Hebben lidstaten met een hoog risico op de korte termijn
nog toegang tot de preventieve kredietlijnen van het ESM, nadat schuldbaarheid als
factor is toegevoegd?
Tevens merken de leden van de PVV-fractie op dat de Commissie wat betreft de schuldhoudbaarheid
voor de middellange termijn medium hoge risico’s ziet voor een aantal lidstaten, waaronder
Nederland. Kan de Minister dit onderbouwen en aangeven wat het Nederlands standpunt
is ten aanzien hiervan?
De leden van de D66-fractie constateren in de appreciatie van de Minister ten aanzien
van de mededeling van de Europese Commissie over het begrotingsbeleid dat Commissie
en lidstaten duidelijk zicht zouden moeten zien te houden op terugkeer naar gebruikelijke
handhaving van het SGP. Kan de Minister aangeven wat hier bedoeld wordt met «zicht
houden op»? Waarom wordt hier expliciet aangegeven dat er teruggekeerd dient te worden
naar de gebruikelijk handhaving van het SGP, terwijl de analyse van de Europese Commissie,
evenals vele economen, juist stellen dat het SGP verbeterd kan worden met een grondige
herziening? Wat is dan volgens de Minister specifiek de prioriteit van terugkeer naar
de gebruikelijke toepassing? De leden van voornoemde fractie constateren dat er onder
veel partijen (o.a. verschillende economen vanuit het IMF, European Fiscal Board (EFB),
Frankrijk, oud-minister van Financiën van Duitsland Schäuble) consensus bestaat dat
het SGP eerst herzien moet worden alvorens de algemene ontsnappingsclausule te deactiveren.
Welke positie zal Nederland innemen indien hier inderdaad toe besloten wordt?
Overig
De leden van de PVV-fractie willen ten aanzien van de financiële transactietaks (FTT)
weten of het nog steeds gaat om tien lidstaten die hierin geïnteresseerd zijn. Kan
de Minister aangeven welke lidstaten dit zijn? Zijn er nog wijzigingen in de posities
ten aanzien van de FTT?
Verder willen de leden van de PVV-fractie weten wat de indirecte gevolgen zijn van
de implementatie van de FTT voor de Nederlandse pensioenfondsen en financiële sector.
II. Reactie van de Minister
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Eurogroep/Ecofinraad.
Zij merken op dat het hen, gezien de belangrijke rol die de Minister momenteel heeft
in de vormgeving van de toekomst van Nederland, niet verstandig lijkt dat de Minister
naar deze Europese raadsvergadering gaat.
Door de Tweede Kamerverkiezingen op 17 maart a.s. is het voor mij niet mogelijk om
de gehele Eurogroep en Ecofinraad bij te wonen. Bij de Eurogroep zal ik zodoende deels
hoogambtelijk vervangen worden. Bij de Ecofinraad zal Nederland vertegenwoordigd worden
door de Nederlandse permanent vertegenwoordiger bij de Europese Unie.
Sectorale impact en structurele veranderingen in de eurozone door COVID-19
De leden van de VVD-fractie lezen dat er gesproken gaat worden over de sectorale impact
van COVID-19 op economische sectoren. Deze leden zien echter ook dat de goedkeuring
van steunmaatregelen door de Europese Commissie in het kader van COVID-crisis in het
kader van staatssteun soms lang duren. Zie bijvoorbeeld de Tegemoetkoming Vaste Lasten
(TVL)-regeling voor het eerste kwartaal van 2021. De goedkeuring wordt daarvan pas
medio/eind maart 2021 verwacht. De leden van de VVD-fractie vinden dat eigenlijk onbestaanbaar,
want het water staat ondernemers aan de lippen, ze hebben niet om deze situatie gevraagd
en kunnen er niks aan doen, dan moet het geld in deze crisis zo snel mogelijk bij
de ondernemers zijn. Waarom duurt de goedkeuringsprocedure zo lang bij de Europese
Commissie, want het is toch een crisissituatie? Is de Minister bereid dit tijdens
de eerstvolgende Ecofin/Eurogroep aan te kaarten? Wat heeft het kabinet de afgelopen
tijd gedaan om dit soort goedkeuringsprocedures van de Europese Commissie te versnellen?
Wat doet de Europese Commissie om dit sneller te laten verlopen dan wel meer ruimte
te geven?
De Europese Commissie heeft in verband met de coronacrisis vanaf maart 2020 meer dan
380 beslissingen goedgekeurd voor meer dan 460 (COVID-19) nationale steunmaatregelen
van de lidstaten. Een staatssteunprocedure bij de Europese Commissie duurt normaal
gesproken zes tot twaalf maanden. De duur van het volledige traject is mede afhankelijk
van nationale besluitvorming, aangezien de Commissie pas een definitieve beoordeling
kan maken op het moment dat de maatregel in finale vorm is genotificeerd. Ingevolge
het EU Werkingsverdrag heeft de Europese Commissie twee maanden na een volledige notificatie
om tot een beoordeling van de aangemelde staatssteunmaatregel te komen.
De Commissie spant zich momenteel tot het uiterste in om de aangemelde COVID-19-steunmaatregelen
van de lidstaten zo snel mogelijk goed te keuren, waardoor de procedure voor de goedkeuring
van COVID-19 gerelateerde steun aanzienlijk is versneld. Een volledige procedure duurt
momenteel enkele weken tot enkele maanden. De duur van de staatssteunprocedure in
een specifiek geval hangt onder andere af van de aard en complexiteit van de maatregel,
of de maatregel bij voorlegging aan de Commissie al voldoet aan de criteria van de
Tijdelijke Kaderregeling (zie onder), of het een nieuwe maatregel betreft of een verlenging
van een bestaande maatregel, en of de Commissie nog aanvullende vragen heeft over
de regeling.
De Europese Commissie heeft kort na het begin van de COVID-19 pandemie een Tijdelijke
Kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige
COVID-19-uitbraak in het leven geroepen. Deze Tijdelijke Kaderregeling verruimt tijdelijk
de mogelijkheden tot het verlenen van staatssteun. Doordat de Tijdelijke Kaderregeling
vooraf criteria geeft waar steunmaatregelen aan moeten voldoen om voor goedkeuring
in aanmerking te komen, wordt de staatssteunprocedure hierdoor versneld.
Tijdens iedere staatssteunprocedure in het kader van COVID-19 is er voortdurend contact
met de Europese Commissie, waarbij de door de Commissie gevraagde informatie zo snel
mogelijk wordt aangeleverd. Zowel het kabinet als de Europese Commissie zijn zich
bewust van de noodzaak van een zo kort mogelijke staatssteunprocedure. Gezien de inspanningen
die Nederland en de Europese Commissie al leveren om de staatssteunprocedures zo snel
mogelijk af te ronden, en gezien het doorlopende contact tussen Nederland en de Europese
Commissie tijdens deze procedures, zal het aankaarten van de duur van de staatssteunprocedures
tijdens de eerstvolgende Ecofinraad/Eurogroep naar verwachting weinig effectief zijn.
Voor een reactie op het aangehaalde voorbeeld van de TVL-regeling voor het eerste
kwartaal 2021 verwijs ik u naar de antwoorden van de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat op de vragen van lid Aartsen (VVD) hierover (Aanhangsel Handelingen
II 2020/21, nr. 1949).
De leden van de VVD-fractie vragen of een overzicht gegeven kan worden welke steunmaatregelen
nu bij de Europese Commissie liggen en waarvoor nog goedkeuring moet komen. Kan er
ook een overzicht worden gegeven van de doorlooptijd van de goedkeuring bij de al
goedgekeurde regelingen?
De beantwoording van deze vragen vergt meer tijd en afstemming met het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat, dat een coördinerende rol op het gebied van staatssteunprocedures
heeft. De beantwoording zal worden meegenomen in het verslag van deze Eurogroep en
Ecofinraad. Ten aanzien van de TVL-regelingen wordt reeds verwezen naar het overzicht
in de bijlage bij de antwoorden van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
op de vragen van lid Aartsen (VVD) hierover (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr.
1949).
De leden van de VVD-fractie willen verder graag weten wat alle andere EU-lidstaten
nu precies doen met betrekking tot steunmaatregelen gericht op bedrijven die door
de crisis worden getroffen, afgezet tegen de Nederlandse steunmaatregelen.
De Europese Commissie voorziet maandelijks in een overzicht van alle steunmaatregelen
die door lidstaten in het kader van COVID-19 zijn genomen.1
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de geannoteerde agenda valt te lezen
dat gesproken wordt over de gevolgen van de corona crisis waarbij drie vragen centraal
staan: 1) Wat zijn de lessen van de eerste twee golven van de pandemie? 2) Hoe kan
men het best beleid vormen dat bedrijven en werkgelegenheid ondersteunt en reallocatie
faciliteert en tevens de digitale en groene transitie bevordert? 3) Zou steun gericht
moeten zijn op sector- of bedrijfsniveau? De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
per vraag uitvoeriger te antwoorden wat het Nederlands standpunt is en wat Nederland
zal inbrengen tijdens deze Raad dan nu gedaan is in de geannoteerde agenda.
De belangrijkste les uit de eerste twee golven van de pandemie is dat de economische
en gezondheidsmaatregelen goed op elkaar afgestemd dienen te zijn. Daarnaast kan gesteld
worden dat vroegtijdig ingrijpen een beperkend effect kan hebben op de economische
schade op de lange termijn.
Voor de vormgeving van steunmaatregelen blijft het uitgangspunt dat de steun automatisch
dient te reageren op de ontwikkelingen van de pandemie en een tijdelijk karakter heeft.
Door de toevoeging van beleidsdoelen als digitalisering en de ecologische transitie
bij directe crisissteun bestaat het risico dat instrumenten minder effectief worden.
Steun die vanuit de overheid wordt verleend, dient zo gericht als mogelijk te zijn
en een tijdelijk karakter te hebben. In het geval van de huidige crisis heeft het
kabinet echter de voorkeur aan een generiek beleid om een gelijk speelveld te behouden.
Indien nodig kan daaropvolgend gekeken worden naar sectoraal beleid of specifiek voor
bedrijven.
Tevens vragen de leden van de CDA-fractie welke prognose of tijdpad de Europese Commissie
hanteert aangaande het openen van de Europese economie naar aanleiding van vaccinatieprogramma
in de verschillende lidstaten.
De Europese Commissie heeft in de winterraming2 die 11 februari jl. is gepubliceerd de aanname gedaan de huidige economische restricties
geleidelijk worden opgeheven vanaf het tweede kwartaal in 2021.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister ook in te gaan, zover dat bekend is,
op hervormingsplannen in de verschillende lidstaten, in hoeverre het al duidelijk
is dat landen ook de noodzakelijke hervormingen doorvoeren.
Lidstaten zijn bezig met het opstellen van hun conceptplannen, in nauw overleg met
de Europese Commissie. Er zijn nog geen conceptplannen formeel ingediend, en het kabinet
beschikt niet over conceptplannen. De Commissie heeft bij lidstaten aandacht gevraagd
voor het vinden van een juiste balans tussen investeringen en hervormingen. Volgens
de terugkoppeling van de Commissie ontbreekt het momenteel in sommige lidstaten aan
voldoende ambitieuze hervormingen. Nederland steunt de Commissie in deze zorg, en
pleit bij andere lidstaten voor het opnemen van voldoende structurele hervormingen
in de herstelplannen.
De leden van de D66-fractie zien dat er een gedachtewisseling op de agenda staat ten
aanzien van de sectorale impact en structurele veranderingen in de eurozone door COVID-19.
Is de Minister van mening dat een belangrijke geleerde les van de eerste twee golven
betreft dat de economie direct en grootschalig ondersteund dient te worden vanuit
de overheid bij een dergelijke schok? Is de Minister van mening dat de geleerde lessen
op dit terrein daarom ook zouden moeten worden betrokken bij de herziening van het
Stabiliteits- en groeipact (SGP), aangezien deze de kaders vormen voor het toekomstige
begrotingsbeleid?
De huidige begrotingsregels, met de geopende algemene ontsnappingsclausule, bieden
ruimte voor lidstaten om ondersteunende maatregelen te kunnen nemen. Het is daarbij
van belang dat het begrotingskader een geleidelijke afbouw van steunmaatregelen en
het gerichter toepassen van maatregelen stimuleert, en tegelijkertijd voorkomt dat
de steun te snel wordt afgebouwd. De communicatie van de Commissie van 3 maart jl.
voorziet daarin, met onder andere de gedifferentieerde landspecifieke aanbevelingen
die zullen worden opgesteld door de Commissie in mei 2021. De effectiviteit hiervan
valt of staat met de implementatie van lidstaten. Het kabinet is van mening dat alle
lessen die getrokken kunnen worden ten aanzien van de effectiviteit van de begrotingsregels,
zowel van voor de coronacrisis als erna, moeten worden meegenomen in de mogelijke
herziening van de regels.
De leden van de D66-fractie zijn het van harte eens met het belang van de vraag hoe
het beste beleid kan worden gevormd dat tevens de digitale en groene transitie bevordert.
Onderkent de Minister het belang hiervan en kan de Minister aangeven op welke manier
dit terugkomt in het Nederlandse ondersteuningsbeleid?
Bij de vormgeving van crisismaatregelen is het van belang om deze tijdelijk en zo
gericht mogelijk te maken. Daarnaast dient de steun zo snel mogelijk voor de doelgroep
beschikbaar te zijn. Door de toevoeging van beleidsdoelen als digitalisering en de
ecologische transitie bij directe crisissteun bestaat het risico dat instrumenten
minder effectief worden. Het kabinet is echter wel van mening dat deze doelen onderdeel
dienen te zijn voor instrumenten gericht op herstel. De digitale en groene transitie
zijn dan ook terecht een belangrijk onderdeel van de Recovery and Resilience Facility.
Stand van zaken ondersteunende maatregelen in de eurozone
De leden van de PVV-fractie vragen ten aanzien van de stand van zaken van de ondersteunende
maatregelen in de eurozone om een overzicht van de budgettaire steun die lidstaten
hebben gegeven. Kan de Minister per lidstaat aangeven hoeveel budgettaire steun er
is verleend (s.v.p. in miljarden euro en als percentage van het bbp weergeven)?
Tevens vragen de leden van de PVV-fractie om een overzicht van de verstrekte liquiditeitssteun
per lidstaat (s.v.p. in miljarden euro en als percentage van het bbp weergeven).
Zie hieronder een overzicht van de totale omvang van steun door lidstaten (door automatische
stabilisatoren en discretionaire maatregelen) en de verstrekte liquiditeitssteun door
lidstaten, in percentage van het bbp. Deze data zijn niet beschikbaar in miljarden
euro. Het overzicht van de uitgegeven steun door lidstaten is opgesteld door de Commissie
op basis van de herfstraming uit november 2020. Dit betekent dat later aangekondigde
steunpakketten door lidstaten, hierin niet zijn meegenomen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Europese Commissie de totale omvang van
de budgettaire steun in kaart heeft gebracht. Zij vragen de Minister om deze informatie
van de Commissie te delen. Bovendien vragen deze leden de genoemde positie van Nederland
te plaatsen binnen de steun die andere lidstaten hebben gegeven. Tevens vragen deze
leden om een overzicht van de verwachte staatsschuld van de verschillende lidstaten
eind 2021. De Minister stelt dat het begrotingsbeleid van lidstaten het economisch
herstel in 2021 moet blijven ondersteunen, de leden van de CDA-fractie vragen de Minister
of dit inderdaad betekent dat het SGP voorlopig moet worden losgelaten.
Zie hieronder een overzicht van de totale omvang van steun door lidstaten (door automatische
stabilisatoren en discretionaire maatregelen) en een overzicht van de verwachte staatschulden
in 2021. Het overzicht van de uitgegeven steun door lidstaten is opgesteld door de
Commissie op basis van de herfstraming uit november 2020. Dit betekent dat later aangekondigde
steunpakketten door lidstaten, hierin niet zijn meegenomen. Nederland heeft volgens
de Commissie in 2020 9,1% van het bbp aan steun uitgegeven, in vergelijking met 8,2%
in de eurozone. Het kabinet is van mening dat lidstaten steunmaatregelen gericht moeten
toepassen en wanneer de economische omstandigheden het toelaten, de steun geleidelijk
moeten afbouwen. Aangezien de huidige crisis niet voorbij is en er nog steeds sprake
is van grote mate van onzekerheid, is het stimulerend beleid door lidstaten nog noodzakelijk.
De algemene ontsnappingsclausule dient te worden gesloten (waardoor de gebruikelijke
toepassing van de begrotingsregels weer van kracht zal zijn), wanneer de ernstige
economische neergang in de eurozone en de EU voorbij is.
Schulden in % van het bbp
(bron: herfstraming Europese Commissie nov 2020)
2021
European Union
94,59
Euro area
102,33
Belgium
117,78
Bulgaria
26,36
Czechia
40,63
Denmark
41,12
Germany
70,09
Estonia
22,52
Ireland
66,05
Greece
200,68
Spain
121,99
France
117,80
Croatia
82,34
Italy
159,52
Cyprus
108,20
Latvia
45,92
Lithuania
50,66
Luxembourg
27,33
Hungary
77,92
Malta
60,03
Netherlands
63,46
Austria
85,20
Poland
57,29
Portugal
130,27
Romania
54,60
Slovenia
80,17
Slovakia
65,68
Finland
71,79
Sweden
40,46
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat landen de schuldhoudbaarheid
op de middellange termijn in acht moeten nemen ten aanzien van de ondersteunende maatregelen
in de eurozone. Op welke manier zouden landen die stellingname moeten laten doorwerken
in hun begrotingsbeleid volgens het kabinet? Is de Minister bijvoorbeeld van mening
dat het voor schuldhoudbaarheid op de middellange termijn voornamelijk van belang
is dat economieën deze crisis goed doorstaan en goed uitgerust zijn voor de toekomst?
Is de Minister van mening dat het daarvoor met name van belang is dat landen de kosten
van deze crisis uitsmeren over een lange periode in plaats van snel over te gaan tot
bezuinigingen en/of lastenverzwaringen, zoals ook vele economen adviseren? Kan de
Minister uitleggen op welke manier bewerkstelligd gaat worden dat de schuldhoudbaarheid
van landen in acht wordt genomen en tegelijkertijd gewerkt kan worden aan convergerend
herstel?
Het kabinet is van mening dat lidstaten steunmaatregelen gericht moeten toepassen
en wanneer de economische omstandigheden het toelaten, de steun geleidelijk moeten
afbouwen. Dit zorgt ook voor een betere allocatie van productiefactoren naar productievere
sectoren. Het kabinet onderstreept het belang dat lidstaten met hoge schulden in 2022
prudent begrotingsbeleid zullen voeren, en de middelen uit de RRF gebruiken om groeibevorderende
investeringen uit te voeren. Hiernaast is het van belang dat de genomen steunmaatregelen
tijdelijk zijn en niet voor een structurele verslechtering van balansen zorgen. Op
deze manier kunnen lidstaten op termijn terug naar het opbouwen van buffers om weerbaarder
te zijn tegen volgende crises. Ook is het van belang dat lidstaten structurele hervormingen
doorvoeren die bijdragen aan het duurzaam versterken van het groeivermogen en het
veerkrachtiger maken van de economie. Daarbij merkt het kabinet op dat de crisis nog
niet voorbij is en er momenteel nog steeds sprake is van grote onzekerheid, dat de
noodzaak voor het huidige stimulerende beleid onderschrijft. Het te vroeg intrekken
van steun moet worden vermeden door lidstaten, vanwege het procyclische effect dat
dit kan hebben.
Negende enhanced surveillance-rapport Griekenland
De leden van de VVD-fractie lezen dat het rapport korter is dan gewoonlijk vanwege
de focus van de Europese Commissie op het concept-herstelplan van Griekenland. De
leden van de VVD-fractie willen niet dat de aandacht voor alle zaken die al liepen
met betrekking tot Griekenland hierdoor zou verslappen. Welke garanties kan de Minister
daarvoor geven?
Zoals bekend staat Griekenland sinds 2018 onder verscherpt toezicht, waarbij elk kwartaal
rapporten worden opgesteld door de Commissie. Griekenland moet in deze periode verschillende
hervormingen doorvoeren die zijn vastgesteld door de Eurogroep bij het besluit tot
het beëindigen van het ESM-programma in juni 20183. Alleen als Griekenland voldoet aan de voorwaarden met betrekking tot het doorvoeren
van de hervormingen, kwalificeert het land zich voor de schuldmaatregelen die daaraan
zijn gekoppeld. Het nu voorliggende 9e rapport is niet gekoppeld aan dergelijke schuldmaatregelen. Voor het 10e rapport, verwacht in mei, is dit wel het geval. Op basis van een verscherpt toezicht
rapport en een terugkoppeling door de Europese instellingen, zal dan door de Eurogroep
worden beoordeeld of Griekenland aan de afgesproken hervormingen heeft voldaan alvorens
kan worden besloten tot uitkering van de schuldmaatregelen.
Het rapport signaleert dat er op een deel van de prioriteiten voortgang wordt geboekt,
maar ook dat er bij andere hervormingen vertragingen zijn opgelopen en dat het momentum
voor hervormingen afneemt. De COVID-19-crisis is de hoofdoorzaak voor de vertragingen.
Dat is de leden van de VVD-fractie te gemakkelijk. Welke hervormingen hebben vertraging
opgelopen? Waarom neemt het momentum voor hervormingen af?
Het verscherpt toezicht rapport van de Commissie geeft een gedetailleerd overzicht
van de vertragingen die zijn opgelopen4. Het gaat daarbij onder meer om vertragingen bij het upgraden van het centrale IT-betalingssysteem
en de IT-systemen bij de Griekse belastingdienst, vertragingen bij het invoeren van
de derde pilaar van het sociale zekerheidsstelstel (het Guaranteed Minimum Income scheme) en de invoering van de insolvabiliteitswet die deels is vertraagd tot 1 maart en
deels tot 1 juni 2021. Naar verwachting zijn de effecten van veel van deze vertragingen
beperkt. Deze vertraging is onder andere opgelopen vanwege het bestrijden van de coronacrisis,
waardoor Griekenland hard is getroffen. Daarnaast stelt de Commissie dat het opstellen
van het herstelplan in het kader van de Recovery and Resilience Facility (RRF) heeft geleid tot een toegenomen werklast waardoor vertragingen zijn ontstaan.
De leden van de PVV-fractie merken op dat Griekenland vertraging oploopt voor wat
betreft het doorvoeren van een aantal hervormingen. Zij willen weten om welke hervormingen
het hierbij gaat en welke consequenties dit met zich mee kan brengen.
Het verscherpt toezicht rapport van de Commissie geeft een gedetailleerd overzicht
van de vertragingen die zijn opgelopen5. Het gaat daarbij onder meer om vertragingen bij het upgraden van het centrale IT-betalingssysteem
en de IT-systemen bij de Griekse belastingdienst, vertragingen bij het invoeren van
de derde pilaar van het sociale zekerheidsstelstel (het Guaranteed Minimum Income scheme) en de invoering van de insolvabiliteitswet die deels is vertraagd tot 1 maart en
deels tot 1 juni 2021.Naar verwachting zijn de effecten van veel van deze vertragingen
beperkt. De vertraging betreft in veel gevallen enkele maanden.
Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie of er in hoofdlijnen iets verteld kan
worden over het herstelplan dat Griekenland heeft ingediend. Wat zijn de belangrijkste
maatregelen die Griekenland zal treffen? Hoe valt dit te combineren met de vertraging
ten aanzien van de implementatie van de huidige hervormingen?
De Commissie heeft aangegeven dat een deel van de vertragingen het gevolg is van de
toegenomen werklast doordat Griekenland nu ook met een herstelplan in het kader van
de RRF moet komen. Griekenland is nog bezig met het opstellen van een conceptplan,
in nauw overleg met de Commissie. Het conceptplan is nog niet formeel ingediend, en
nog niet beschikbaar voor andere lidstaten. November jl. heeft Griekenland wel een
document gepubliceerd met daarin een voorlopige eerste uitwerking van hun plannen6. Op basis daarvan zou het Griekse plan bestaan uit maatregelen rondom 4 pijlers;
een groene pijler voor de groene transitie van de economie met daarin onder meer een
groot programma voor vergroting van de energie-efficiëntie van woningen, bedrijven
en openbare gebouwen; een digitale pijler met daarin onder meer de ontwikkeling van
5G netwerken en het ondersteunen van het MKB op dit gebied; een werkgelegenheids-,
vaardigheden en sociale cohesiepijler, met daarin onder meer verbeteringen van het
onderwijs en bijscholingstrajecten en het verbeteren van de gezondheidszorg en ten
slotte de private investerings- en economische/institutionele hervormingspijler, waarin
onder meer in infrastructuur wordt geïnvesteerd. Het kabinet heeft geen inzicht in
de huidige stand van het Griekse conceptplan, waarover momenteel overleg plaatsvindt
tussen de Griekse regering en de Europese Commissie. Zodra het plan formeel is ingediend,
ontvangt de Kamer deze zonder vertraging.
Voorts willen de leden van de PVV-fractie weten of Griekenland vanwege de COVID-19-crisis
nog voldoet aan haar terugbetalingsverplichting richting Nederland.
De Griekse overheid beschikt op dit moment over een grote cashbuffer van ca. 31 mrd.
euro, waarmee zij in staat is om de eerstkomende jaren aan haar financiële verplichtingen
te voldoen. Op lange termijn is het vooral van belang dat Griekenland haar hervormingen
doorzet en het additionele geld van de RRF goed gebruikt om de potentiele groei van
Griekenland te kunnen verhogen, zodat ook op lange termijn Griekenland in staat blijft
om aan al haar verplichtingen te voldoen.
Raadsconclusies strategie voor retailbetalingen in de EU
De leden van de VVD-fractie hebben van een groot aantal mensen klachten gekregen over
het innen van Amerikaanse cheques. In het kader van de coronasteunoperaties heeft
de Amerikaanse regering mensen met een Amerikaans arbeidsverleden ruimhartig gecompenseerd.
Deze cheques kunnen echter niet meer worden ingewisseld bij Nederlandse banken. Hoe
is dit geregeld in andere EU-lidstaten? Is de Minister het eens met de leden van de
VVD-fractie dat deze dienstverlening in een wereldwijd opererend handelsland als Nederland
onmisbaar is? Hoe zorgt hij ervoor dat de Nederlandse banken deze service weer gaan
aanbieden? Is de Minister desnoods bereid cheques te laten inwisselen door de Nederlandse
ambassade in Washington DC? Zo nee, waarom niet?
Over het algemeen geldt dat financiële instellingen zelf de afweging mogen maken welke
betaaldiensten zij aanbieden, zolang zij daarvoor een vergunning hebben van DNB. De
afgelopen jaren zijn er ook steeds minder consumenten die een cheque, die ze van een
buitenlandse partij hebben ontvangen, willen verzilveren. Dit heeft onder andere te
maken met het efficiënte betalingsverkeer van Nederland en de mogelijkheid om internationaal
girale overboekingen te doen. Hierdoor is er nagenoeg geen behoefte meer aan dienstverlening
betreffende cheques. Binnen de Europese Unie bestaan er echter nog wel verschillen
in het gebruik van cheques als betaalmiddel. Uit een recente navraag blijkt dat personen
in België bij tenminste vier grootbanken een USD cheque kunnen innen.
Op 22 februari 2021 zijn er vergelijkbare Kamervragen gesteld door de leden Lodders
en Van der Linde (beiden VVD) over het niet kunnen innen van de coronasteuncheques.
In de beantwoording op deze Kamervragen zal ik ingaan op de opties die personen hebben
om de cheque te innen. Eén van de mogelijkheden die ik nu al kan noemen is dat personen
een herstelbetaling kunnen aanvragen (recovery rebate credit) wanneer zij de Amerikaanse
belastingaangifte over 2020 indienen. De herstelbetaling is bedoeld voor personen
die geen of een niet volledige stimulus-cheque hebben ontvangen. Het verschil kan
terug worden gevorderd in de belastingaangifte (Form 1040) 2020 in de vorm van een hogere belastingteruggave, dan wel lagere aanslag.
Nederland is voornemens in te stemmen met de Raadsconclusies strategie voor retailbetalingen
in de EU. De leden van de CDA-fractie ondersteunen dit maar vragen de Minister in
te gaan op wat dit praktisch betekent voor betalingsverkeer met het VK. Wordt dit
overgenomen door het VK of zijn daar besprekingen over.
Als gevolg van de Brexit maakt het VK geen deel meer uit de Europese Unie. De raadsconclusies
die voorliggen bij de Ecofin van 16 maart aanstaande, zullen dan ook niet worden aangenomen
door het VK. De betreffende strategie van de Europese Commissie bevat geen concrete
wetgevingsvoorstellen, maar identificeert de prioriteiten en doelstellingen van de
Europese Commissie voor het retail betalingsverkeer voor de komende vier jaren. Daarbij
wordt bij de verschillende beleidsacties veelal eerst bezien welke stappen de markt
zelf kan zetten en wordt waar nodig onderzoek aangekondigd door de Commissie, bijvoorbeeld
naar de effecten van huidig beleid. De praktische betekenis van voor het betalingsverkeer
met het VK zal in de komende jaren in beeld komen bij de uitwerking van deze beleidsacties
door de Commissie. Bij die uitwerking kan vervolgens ook rekening gehouden worden
met eventuele ongewenste effecten voor het betalingsverkeer met het VK.
De aanpak van de uitdagingen op het gebied van belastingen die voortvloeien uit de
digitalisering van de economie
De leden van de VVD-fractie willen de voortgang weten van de gesprekken in OESO-verband.
Verder willen de leden van de VVD-fractie inzicht in het actuele internationale speel-
en krachtenveld (zowel EU- als OESO-verband). Wat is verder de gedachte van het kabinet
over de vraag hoe EU zich het beste kan profileren? Hoe staat het kabinet daar zelf
in? Met welke landen trekt Nederland op om tot een gezamenlijke inzet te komen?
De OESO zet nog steeds in op het overeenkomen van een wereldwijde oplossing halverwege
2021. De G20 Ministers van Financiën hebben tijdens hun vergadering op 26 februari
2021 nogmaals het belang van het bereiken van een wereldwijde oplossing halverwege
2021 onderstreept.7 Daarbij is ook relevant dat inmiddels de nieuwe Amerikaanse regering is aangetreden.
De Amerikaanse Minister van Financiën heeft aangegeven dat de Verenigde Staten willen
blijven samenwerken om tot wereldwijde oplossingen te komen voor de uitdagingen als
gevolg van de digitaliserende economie. Een belangrijke stap is dat de Verenigde Staten
het eerdere voorstel van het implementeren van Pijler 1 als een «safe harbour» (optionele
implementatie) heeft ingetrokken. Momenteel wordt in de verschillende werkgroepen
van de OESO en het Inclusive Framework verder gesproken over een invulling van de
maatregelen. Het commentaar dat is ontvangen middels de publieke consultatie van de
blauwdrukken wordt hierbij in acht genomen.
De nog lopende onderhandelingen hebben onder andere tot gevolg dat het internationale
krachtenveld nog niet vast staat en constant aan verandering onderhevig is. In Europees
verband staan de verhoudingen ook niet vast. Nederland maakt onderdeel uit van het
Europese blok dat voorstander is van de OESO initiatieven. Gezien de complexiteit
en de verbondenheid van de wereldwijde economie heeft een wereldwijde oplossing de
voorkeur. Echter, voorkomen moet worden dat de noodzaak tot een wereldwijde oplossing
leidt tot een impasse waarbij landen op elkaar blijven wachten. Hier ligt een mogelijkheid
voor de EU om, waar nodig, de voortgang te behouden van de besprekingen over de digitaliserende
economie. Nederland is daarbij van mening dat eventuele Europese initiatieven op dit
vlak als doel moeten hebben om de voortgang van de wereldwijde discussie (en uitkomst)
over de digitale economie zoveel mogelijk te ondersteunen.
Ik (Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) heb eerder toegezegd
uw Kamer op de hoogte te blijven houden van de relevante ontwikkelingen met betrekking
tot dit project van het Inclusive Framework.8 Dit zal ik blijven doen. In aanloop naar de plenaire vergadering van het Inclusive
Framework, die naar verwachting plaats zal vinden eind juni/begin juli 2021, zal ik
uw Kamer schriftelijk informeren.
De leden van de CDA-fractie lezen dat tijdens de Ecofinraad zal worden gesproken over
de voortgang van de discussie over de digitaliserende economie in de OESO en eventuele
vervolgstappen in de EU. Deze leden zijn benieuwd naar de positie van de andere lidstaten
ten aanzien van de eerste en tweede pijler en hoe dit in de EU zou moeten worden vormgegeven.
Zij vragen of de Minister in het verslag nauwkeurig kan terugkoppelen wat de standpunten
van de verschillende lidstaten zijn tijdens de discussie, of die in lijn zijn met
de blauwdrukken van de OESO en op welke punten lidstaten hiervan willen afwijken.
Dit deel van de vergadering zal achter gesloten deuren plaatsvinden. Ik zal in het
verslag van deze Ecofinraad zo goed als mogelijk nader ingaan op en terugkoppelen
van de standpunten van de andere lidstaten.
Economisch herstel in de Europese Unie
De leden van de VVD-fractie hebben met grote verbazing kennisgenomen van hetgeen door
Eurocommissaris Gentiloni is aangeven over het eenmalige Europese herstelfonds van
750 miljard euro en van het feit dat hij nu pleit voor een permanente versie in de
vorm van een speciaal eurozonebudget om toekomstige crises het hoofd te bieden. Dit
is niet wat de leden van de VVD-fractie willen, het herstelfonds is tijdelijk en eenmalig
en de leden van de VVD-fractie willen geen eurozonebudget. Wat is het standpunt van
de Minister op dit punt? Wat gaat de Minister daarover inbrengen tijdens de komende
Ecofin/Eurogroep-vergadering? Is de Minister bereid daar nu al hard op de rem te trappen?
Zo nee, waarom niet?
Gegeven dat NGEU in reactie op exceptionele en tijdelijke omstandigheden is opgezet
(conform artikel 122 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie;
VWEU), is dit instrument tijdelijk en afgebakend in omvang. De oprichting van een
permanente stabilisatiefunctie, al dan niet door het permanent maken van NGEU, dient
volgens het kabinet voorkomen te worden. Het kabinet is van mening dat een permanente
stabilisatiefunctie in de eurozone niet noodzakelijk is. Volgens het kabinet kunnen
schokken worden opgevangen door gebruik te maken van eigen budgettaire buffers en
zogenaamde automatische stabilisatoren in nationale begrotingen. Lidstaten die voldoen
aan de regels van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) zijn in staat om economische
schokken op te vangen. Ook flexibele economieën en goed functionerende grensoverschrijdende
krediet- en kapitaalmarkten dragen bij aan de schokabsorptie van lidstaten binnen
een muntunie. De mogelijkheden voor grensoverschrijdende private schokabsorptie kunnen
worden vergroot met het versterken van de bankenunie en de kapitaalmarktunie, aangezien
die de beschikbaarheid van grensoverschrijdende financiering vergroten. Een permanente
stabilisatiefunctie in de eurozone is ook onwenselijk omdat deze het beroep op de
eigen verantwoordelijkheid van lidstaten voor hun schuldhoudbaarheid kan ondermijnen
en de prikkels om verstandig beleid te voeren kan verkleinen. Indien dit tijdens de
Ecofinraad of Eurogoep vergadering besproken wordt, zal Nederland zich uitspreken
tegen een dergelijke stabilisatiefunctie.
Is de Minister bereid om dit punt mee te nemen bij de uiteindelijke definitieve kennisgeving
van de ratificatie van het Eigen Middelenbesluit (EMB)? Zo nee, waarom niet?
Bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de financiering van het
herstelinstrument in de huidige vormgeving is de Europese Commissie gebonden aan het
mandaat dat hiertoe wordt verleend in het voorliggende EMB. Hierin zijn voldoende
waarborgen opgenomen ten aanzien van de tijdelijkheid en uitzonderlijkheid. Een wijziging
van dit mandaat voor de Europese Commissie, en daarmee een wijziging van de waarborgen
ten aanzien van de tijdelijkheid en uitzonderlijkheid, vereisen een wijziging van
het EMB. Een eventueel toekomstig EMB moet met unanimiteit door de Raad worden aangenomen
en in iedere lidstaat goedgekeurd worden, conform de eigen grondwettelijke bepalingen.
In Nederland vereist dit een regulier wetstraject via het parlement. Met de huidige
waarborgen is het niet nodig de formele kennisgeving aan Brussel van goedkeuring van
het EMB door Nederland afhankelijk te maken van een door de VVD genoemde mogelijke
discussie over het eurozonebudget.
Tijdens het Wetgevingsoverleg van het Eigenmiddelenbesluit (EMB) in de Tweede Kamer
op 23 februari jl. (Kamerstuk 35 711, nr. 12) heeft de Minister van Financiën reeds een toezegging gedaan om prudent om te gaan
met de Nederlandse ratificatie van het EMB in relatie tot het ratificatieproces in
andere lidstaten en de Tweede Kamer hierover te informeren.
Wat is de stand van zaken van de ratificatie van het EMB in de EU-lidstaten (ook qua
planning)?
Op het moment van schrijven hebben zeven lidstaten het EMB geratificeerd. Het betreft
Bulgarije, Cyprus, Frankrijk, Kroatië, Malta, Portugal en Slovenië. In de meeste andere
lidstaten verloopt goedkeuring, net als in Nederland, via het parlement. Omdat de
voortgang van deze procedures, net als in Nederland, afhankelijk is van agendering
en behandeling door zowel regering als parlement is het niet mogelijk om per lidstaat
de planning van de goedkeuringsprocedure weer te geven. Verreweg de meeste lidstaten
hebben evenwel aangegeven afronding van de goedkeuringsprocedure in het eerste kwartaal
van 2021 te voorzien en informeel is vernomen dat de meeste lidstaten deze planning
verwachten te halen. Enkele lidstaten hebben nog geen indicatie gegeven van de verwachte
afronding van de nationale goedkeuring van het EMB.
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit de media dat de Europese Commissie en Eurocommissaris
Dombrovskis ernaar neigt om de algemene ontsnappingsclausule ook in 2022 te handhaven.
Wat is het standpunt van het kabinet op dit punt? Waarom is het continueren van de
algemene ontsnappingsclausule in het kader van het SGP in 2022 al dan niet noodzakelijk
volgens de Minister? Waaraan toetst de Minister straks of het wel of niet noodzakelijk
is om de algemene ontsnappingsclausule in 2022 wel of niet te continueren? Waarom
moet er in mei 2021 al besloten worden over het continueren van de algemene ontsnappingsclausule
in 2022, want de vaccinatieprogramma’s moeten in de verschillende EU-lidstaten in
de loop van 2021 economisch toch ook enig soelaas kunnen bieden?
Het kabinet is van mening dat wanneer er geen sprake meer is van een ernstige economische
neergang in de EU, volgens de meest recente ramingen van de Commissie, de algemene
ontsnappingsclausule zonder vertraging gesloten moet worden. Met het voorstel van
de Commissie om voornamelijk te kijken naar het niveau van het bruto binnenlands product
in de EU of de eurozone, kan het kabinet instemmen. Volgens de winterraming van de
Commissie, gepubliceerd op 11 februari jl., wordt dit bbp niveau halverwege 2022 gehaald.
Het kabinet is van mening dat wanneer komende ramingen aangeven dat dit bbp niveau
in de EU of de eurozone eerder (of later) behaald zal worden, het moment van sluiten
van de algemene ontsnappingsclausule daarop gebaseerd moet worden. Aangezien de ramingen
momenteel onderhevig zijn aan veel onzekerheid door de huidige crisis, valt de precieze
timing van de clausule momenteel nog niet vast te leggen. Daarbij merkt het kabinet
op dat lidstaten in oktober 2021 hun ontwerpbegrotingen voor 2022 zullen indienen
bij de Commissie. De begrotingskaders voor 2022 worden dus eerder in het jaar vastgesteld
door lidstaten. Voor Nederland geldt dit ook. Om deze reden zullen de beoordelingen
van de ontwerpbegrotingen voor 2022 van lidstaten worden gebaseerd op de economische
ontwikkelingen zoals voorzien in de lenteraming van dit jaar.
Hoe ziet het krachtenveld eruit als het gaat om de activering van de algemene ontsnappingsclausule?
Over het algemeen wordt, gebaseerd op informeel contact met andere lidstaten, de sluiting
van de algemene ontsnappingsclausule zoals voorgesteld door de Europese Commissie
op 3 maart jl., gesteund door lidstaten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de commissie voor de deactivering van de algemene
ontsnappingsclausule het bereiken van het pre-crisis reële bbp-niveau van de EU als
belangrijkste graadmeter ziet. Wat betekent dit precies? Kan een overzicht gegeven
worden van het pre-crisis reële bbp-niveau van de EU-lidstaten en het huidige reële
bbp-niveau van de EU-lidstaten?
De aanpak van de Commissie houdt in dat wanneer het bruto binnenlands product (bbp)
van de EU of de eurozone het niveau van 2019 heeft bereikt, er geconcludeerd kan worden
dat de ernstige economische neergang in de EU voorbij is en de algemene ontsnappingsclausule
gesloten kan worden. Het kabinet merkt op dat de Commissie dit besluit zal baseren
op een integrale beoordeling van meerdere indicatoren, maar dat het bbp niveau van
de EU of de eurozone leidend zal zijn. Het kabinet steunt deze focus op één indicator,
aangezien het gebruik van meerdere indicatoren een transparante en eenduidige afweging
kan bemoeilijken. Zie de tabel voor een overzicht van de meest recente raming van
het reële bbp niveau van lidstaten en een grafiek gedeeld door de Commissie.
Reëel BBP niveau in mrd. in nationale valuta1
(bron: winterraming Europese Commissie)
2022
2021
2020
2019
European Union2
13.195,29
12.808,56
12.303,44
13.280,65
Euro area3
11.222,9
10.899,18
10.457,25
11.346,75
Belgium
438,4898
423,5244
406,7504
444,1484
Bulgaria
103,6068
99,899
97,4007
102,6529
Czechia
5.284,014
5.056,892
4.903,414
5.266,744
Denmark
2.314,271
2.259,754
2.182,672
2.271,754
Germany
3.241,216
3.159,628
3.052,284
3.232,263
Estonia
25,30658
24,45532
23,65085
24,789
Ireland
345,6952
336,9694
327,3206
335,1545
Greece
181,6652
175,4782
167,0883
183,606
Spain
1.154,1
1.101,676
1.045,721
1.193,889
France
2.321,816
2.252,852
2.129,445
2.349,114
Croatia
381,1504
367,6201
347,7006
384,5322
Italy
1665,66
1619,674
1556,615
1726,724
Cyprus
21,75664
21,1319
20,37281
21,71336
Latvia
28,24783
27,2911
26,00528
27,56051
Lithuania
44,74404
43,62064
42,36593
43,29838
Luxembourg
59,56944
58,01533
55,82949
58,46538
Hungary
417.59,97
39.944,82
38.424,17
41.033,93
Malta
12,54026
11,80978
11,47093
12,37956
Netherlands
744,2477
730,5071
715,0525
755,2485
Austria
371,19
361,9879
347,6777
374,0529
Poland
2.213,596
2.137,724
2.068,587
2.144,863
Portugal
197,3107
190,7068
181,0038
199,5424
Romania
884,9233
852,4414
825,178
870,4732
Slovenia
45,83558
44,17267
42,04111
45,25331
Slovakia
90,02981
86,29562
82,40703
89,1302
Finland
231,9007
227,0058
220,6078
230,451
Sweden
4.708,633
4.596,595
4.449,998
4.604,677
X Noot
1
Berekend op basis van constant prijspeil 2015.
X Noot
2
Dit zijn gewogen gemiddeldes van de bbp niveaus van lidstaten, de sluiting van de
algemene ontsnapping wordt op het totale reële bbp niveau van de EU of de eurozone
in EUR gebaseerd. Deze data zijn niet beschikbaar in de winterraming van de Commissie.
Zie de figuur hieronder voor een weergave van het totale reële bbp niveau in de EU.
X Noot
3
Dit zijn gewogen gemiddeldes van de bbp niveaus van lidstaten, de sluiting van de
algemene ontsnapping wordt op het totale reële bbp niveau van de EU of de eurozone
in EUR gebaseerd. Deze data zijn niet beschikbaar in de winterraming van de Commissie.
Zie de figuur hieronder voor een weergave van het totale reële bbp niveau in de EU.
De Europese Commissie wijst erop dat de schuldhoudbaarheidsrisico’s op middellange
termijn als gevolg van de crisis zijn toegenomen. De leden van de VVD-fractie willen
graag een overzicht ontvangen van de actuele staatsschuld en de prognose voor de staatsschuld
in alle EU-lidstaten? Idem voor de begrotingssaldi van de EU-lidstaten in 2020, 2021
en daarna. In hoeverre zijn de schulden in de verschillende EU-lidstaten voor de middellange
termijn nog houdbaar? Wat vindt de Minister daarvan? Wat zijn de groeiprognoses voor
de EU-lidstaten in 2021 en 2022? En de schuldhoudbaarheid is toch ook een reden voor
het niet continueren van de algemene ontsnappingsclausule?
Zie in de tabellen hieronder een overzicht van de meest recente ramingen van de schuld-
en tekortquotes en de bbp groei van lidstaten. Door de Covid-19-crisis en de genomen
steunmaatregelen zijn de schuldquotes opgelopen. Het kabinet vindt het van belang
dat de genomen steunmaatregelen tijdelijk zijn en niet voor een structurele verslechtering
van balansen zorgen. Op deze manier kunnen lidstaten op termijn terug naar het opbouwen
van buffers om weerbaarder te zijn tegen volgende crises. Ook is het van belang dat
lidstaten structurele hervormingen doorvoeren die bijdragen aan het duurzaam versterken
van het groeivermogen en het veerkrachtiger maken van de economie. Daarbij merkt het
kabinet op dat de crisis nog niet voorbij is en er momenteel nog steeds sprake is
van grote onzekerheid, die de noodzaak voor het huidige stimulerende beleid onderschrijft.
Het te vroeg intrekken van steun moet worden vermeden door lidstaten, vanwege het
procyclische effect dat dit kan hebben.
Zolang er sprake is van een ernstige economische neergang van het eurogebied of de
Unie als geheel is de algemene ontsnappingsclausule gerechtvaardigd, mits de houdbaarheid
van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt. Dit is een vereiste
van de algemene ontsnappingsclausule zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1466/97
en nr. 1467/97. Volgens de Debt Sustainability Monitor (DSM)9, gepubliceerd door de Commissie op 5 februari jl., is het risico ten aanzien van
de houdbaarheid van overheidsfinanciën op middellange termijn in acht lidstaten hoog.
De Commissie heeft hier aandacht voor in haar recente mededeling «one year since the outbreak of COVID-19: fiscal policy response» van 3 maart jl.10, en pleit er daarom voor dat lidstaten met hoge schulden in 2022 prudent begrotingsbeleid
voeren. Nederland steunt dit pleidooi van de Commissie. De houdbaarheid van de begroting
op de middellange termijn zal een integraal onderdeel moeten zijn van de evaluatie
van de algemene ontsnappingsclausule in het voorjaar.
Schulden in % van het bbp
(bron: herfstraming Europese Commissie nov 2020)
2022
2021
2020
2019
European Union
94,89
94,59
93,91
79,25
Euro area
102,62
102,33
101,71
85,92
Belgium
118,64
117,78
117,72
98,06
Bulgaria
26,25
26,36
25,72
20,21
Czechia
42,20
40,63
37,89
30,24
Denmark
40,91
41,12
45,03
33,35
Germany
68,97
70,09
71,18
59,64
Estonia
26,41
22,52
17,23
8,44
Ireland
66,04
66,05
63,05
57,35
Greece
194,80
200,68
207,11
180,51
Spain
123,92
121,99
120,31
95,51
France
119,44
117,80
115,87
98,12
Croatia
81,63
82,34
86,58
72,81
Italy
159,14
159,52
159,58
134,65
Cyprus
102,81
108,20
112,56
94,04
Latvia
45,53
45,92
47,52
36,92
Lithuania
49,47
50,66
47,20
35,91
Luxembourg
28,88
27,33
25,42
21,99
Hungary
77,18
77,92
77,99
65,41
Malta
59,30
60,03
55,25
42,62
Netherlands
65,92
63,46
59,97
48,71
Austria
85,15
85,20
84,22
70,51
Poland
56,43
57,29
56,57
45,70
Portugal
127,18
130,27
135,15
117,20
Romania
63,59
54,60
46,68
35,25
Slovenia
79,82
80,17
82,23
65,60
Slovakia
67,58
65,68
63,42
48,46
Finland
72,52
71,79
69,79
59,25
Sweden
40,26
40,46
39,86
35,09
Tekorten in % van het bbp
(bron: herfstraming Europese Commissie nov 2020)
2022
2021
2020
2019
European Union
– 4,55
– 6,13
– 8,42
– 0,53
Euro area
– 4,71
– 6,44
– 8,75
– 0,62
Belgium
– 6,31
– 7,07
– 11,22
– 1,95
Bulgaria
– 1,35
– 3,01
– 2,98
1,92
Czechia
– 3,75
– 4,72
– 6,19
0,27
Denmark
– 1,89
– 2,47
– 4,22
3,78
Germany
– 2,48
– 4,01
– 5,97
1,52
Estonia
– 5,14
– 5,87
– 5,85
0,08
Ireland
– 2,46
– 5,82
– 6,76
0,52
Greece
– 3,39
– 6,29
– 6,88
1,52
Spain
– 8,63
– 9,57
– 12,25
– 2,86
France
– 6,10
– 8,26
– 10,46
– 3,01
Croatia
– 3,18
– 2,80
– 6,53
0,39
Italy
– 5,98
– 7,76
– 10,78
– 1,60
Cyprus
– 2,30
– 2,26
– 6,11
1,47
Latvia
– 3,30
– 3,49
– 7,40
– 0,57
Lithuania
– 2,77
– 5,99
– 8,41
0,27
Luxembourg
– 1,10
– 1,31
– 5,14
2,43
Hungary
– 4,32
– 5,37
– 8,38
– 2,07
Malta
– 3,94
– 6,26
– 9,45
0,50
Netherlands
– 3,83
– 5,70
– 7,15
1,72
Austria
– 3,69
– 6,44
– 9,62
0,67
Poland
– 2,96
– 4,17
– 8,84
– 0,69
Portugal
– 2,97
– 4,46
– 7,29
0,08
Romania
– 12,46
– 11,33
– 10,26
– 4,36
Slovenia
– 5,11
– 6,40
– 8,70
0,52
Slovakia
– 6,04
– 7,88
– 9,55
– 1,35
Finland
– 3,44
– 4,83
– 7,64
– 0,96
Sweden
– 1,36
– 2,49
– 3,88
0,51
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat de ontwikkelingen en discussie
op dit moment zijn als het gaat om de herziening van de SGP-regels.
De Commissie heeft in haar communicatie van 3 maart jl. mede gedeeld dat de evaluatie
en mogelijke herziening van de begrotingsregels is uitgesteld totdat er sprake is
van robuust economisch herstel in de Europese Unie. Vanwege de huidige focus op het
bestrijden van de crisis, begrijpt het kabinet het uitstel van deze discussie.
De leden van de VVD-fractie willen weten wat de stand van zaken is met betrekking
tot de Recovery and Resilience Facility (RRF)-plannen van de EU-lidstaten. Welke discussies
spelen rondom dit onderwerp? Wat zijn knelpunten?
Lidstaten zijn bezig met het opstellen van hun conceptplannen, in nauw overleg met
de Europese Commissie. Er zijn nog geen conceptplannen formeel ingediend. Uit de terugkoppeling
van de Commissie blijkt dat er drie voornaamste punten zijn waarop plannen nog verbetering
behoeven. Ten eerste moeten plannen een gedetailleerde en grondige inschatting van
de kosten van investeringen en hervormingen bevatten. Ten tweede moeten plannen duidelijk
maken hoe lidstaten de interne controle en audit organiseren, als waarborg voor een
correcte besteding van middelen. Ten derde moeten mijlpalen en doelen, op grond waarvan
middelen worden uitbetaald, goed ontworpen zijn.
De motie van de VVD-fractie over stevige mijlpalen en doelen van de RRF-plannen is
aangenomen door de Tweede Kamer (Kamerstuk 35 711, nr. 10). De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe deze motie uitgevoerd gaat worden.
Zij willen eveneens weten of de Minister tijdens de komende Ecofin/Eurogroepvergadering
daar al aandacht voor zal vragen. En als dat niet het geval is, waarom dat niet het
geval is. Klopt het dat er ook te veel mijlpalen in de plannen worden opgenomen, waardoor
het lastig monistoren, sturen en bijsturen wordt? Hoe kijkt de Minister daarnaar?
Het kabinet zal aandacht vragen voor duidelijke en stevige mijlpalen en doelen in
de RRF-plannen en daarop blijven aandringen bij de Commissie en lidstaten, ook tijdens
de eerstkomende Ecofinraad/Eurogroep. De Commissie heeft bij lidstaten aandacht gevraagd
voor een goed ontwerp van de mijlpalen en doelen. Deze moeten de verschillende stappen
in de implementatie van hervormingen en investeringen goed weergeven, en beperkt blijven
tot een behapbaar aantal. Ze moeten in verhouding staan tot de toebedeelde middelen
en het aantal voorziene uitbetalingen. Dit moet het risico ondervangen dat er inderdaad
teveel mijlpalen en doelen in een plan worden opgenomen, waardoor het toezicht op
de invulling ervan wordt bemoeilijkt. Het kabinet steunt de Commissie in deze zorg.
De leden van de PVV-fractie willen ten aanzien van de RRF weten of al bekend is welke
lidstaten gebruik zullen maken van het leningengedeelte. Klopt het dat vier lidstaten
hebben aangegeven interesse te hebben? Zo ja, om welke lidstaten gaat het hier? Klopt
het dat leningen uit de RRF gezien worden als nationale schuld in plaats van als Europese
schuld en dat lidstaten hierdoor ervan af willen zien?
Het is niet bekend welke lidstaten gebruik zullen maken van het leningengedeelte van
de RRF. Leningen uit de RRF tellen op bij de nationale schuld van een lidstaat. In
hoeverre dit een rol speelt bij het besluit om gebruik te maken van het leningendeel
is moeilijk vast te stellen.
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie naar de stand van zaken van het Nederlandse
herstelplan. Kan de Minister in hoofdlijnen al iets vertellen over de mogelijke inhoud
hiervan? Wanneer wordt de inventarisatie hiervan precies afgerond?
Zoals gecommuniceerd in een brief van 27 november jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1626) heeft het kabinet opdracht gegeven tot een ambtelijke verkenning naar de mogelijke
inhoud van een Nederlands herstelplan (RRP). De inventarisatie wordt de komende weken
afgerond zodat deze kan worden betrokken bij de besluitvorming door een nieuw kabinet.
Het kabinet kan niet vooruitlopen op de inhoud van het nationaal herstelplan dat door
het volgende kabinet zal worden ingediend.
Verder vragen de leden van de PVV-fractie of de Minister al iets kan zeggen over de
financieringsstrategie van de Commissie. Wat zijn de verwachte rentepercentages voor
leningen van 15 en 30 jaar?
De Commissie zal een gediversifieerde financieringsstrategie hanteren voor Next Generation EU (NGEU). Wanneer de Commissie namens de Unie obligaties uitgeeft voor het verstrekken
van NGEU middelen aan lidstaten, zullen de bijbehorende rentepercentages bekend worden.
Aangezien rentes continu in beweging zijn, is op dit moment niet te zeggen tegen welke
tarieven de Commissie straks zal veilen in het kader van NGEU. In juli 2020 heeft
de Commissie aangegeven wat de verwachtte rentepercentages zijn voor NGEU, zie de
tabel hieronder. Dit zijn ook de rentes die zijn gehanteerd voor de Nederlandse uitstaande
garantie voor NGEU op de Financiën begroting. De daadwerkelijke rentepercentages kunnen
hier uiteraard van afwijken.
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
rente
0,55
0,56
0,56
0,68
0,7
0,88
1,15
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Raad zal spreken over het verdere proces
ten aanzien van de algemene ontsnappingsclausule van het SGP. De Commissie lijkt het
logisch om pas vanaf 2023 terug te stappen op de begrotingsregels. De leden van de
CDA-fractie vragen de Minister of dit inderdaad het voorstel van de Commissie is en
hoe het kabinet dit apprecieert.
Het kabinet is van mening dat wanneer er geen sprake meer is van een ernstige economische
neergang in de EU, volgens de meest recente ramingen van de Commissie, de algemene
ontsnappingsclausule zonder vertraging gesloten moet worden. Daarnaast is het van
belang dat er duidelijke afspraken worden gemaakt ten aanzien van de sluiting van
de algemene ontsnappingsclausule, zodat lidstaten hier rekening mee kunnen houden
bij het vaststellen van hun begrotingskaders. De Europese Commissie heeft met de publicatie
van de mededeling over het begrotingsbeleid van 3 maart jl.11 een voorstel gedaan voor het proces met betrekking tot het sluiten van de algemene
ontsnappingsclausule. De Commissie zal het besluit om de algemene ontsnappingsclausule
te sluiten baseren op een integrale beoordeling van meerdere indicatoren, maar dat
het bbp niveau van de EU of de eurozone zal leidend zijn. Volgens de winterraming
van de Commissie, gepubliceerd op 11 februari jl., heeft het bruto binnenlands product
(bbp) van de EU halverwege 2022 het niveau van 2019 gehaald. Het kabinet steunt deze
focus op één indicator, aangezien het gebruik van meerdere indicatoren een transparante
en eenduidige afweging kan bemoeilijken. Het kabinet is van mening dat wanneer komende
ramingen aangeven dat dit bbp niveau in de EU eerder (of later) behaald zal worden,
het moment van sluiten van de algemene ontsnappingsclausule daarop gebaseerd moet
worden. Aangezien de ramingen momenteel onderhevig zijn aan veel onzekerheid door
de huidige crisis, valt de precieze timing van de clausule momenteel nog niet vast
te leggen.
De leden van de CDA-fractie zijn zeer terughoudend over het oprekken van begrotingsregels
wanneer het weer goed gaat met de Europese economie, de SGP-afspraken moeten een doelstelling
blijven die als een paal boven water staat. Deze crisis moet geen weg worden richting
onhoudbare overheidsfinanciën. Natuurlijk moet er gekeken worden naar meer flexibiliteit
en slagvaardigheid van binnen de begrotingen van de lidstaten, maar oprekken van de
stabiliteitsafspraken mag niet betekenen dat hervormingen worden uitgesteld en afgesteld.
De leden van de CDA-fractie vinden het daarom van groot belang dat Nederland vroegtijdig
deze rode lijnen trekt en daar heel duidelijk over is in de Raad. De leden van de
CDA-fractie vragen de Minister aan te geven wanneer er beslismomenten worden verwacht
over de hervorming van het SGP, wat de positie is van de verschillende lidstaten en
daarbij in het bijzonder van Duitsland en Frankrijk.
In de mededeling van de Commissie over het begrotingsbeleid van 3 maart jl. wordt
ook ingegaan op de herziening van de Europese begrotingsregels. Daarin staat aangegeven
dat de discussie over de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact wordt uitgesteld
om de aandacht te richten om het bestrijden van de COVID-19 crisis en de implementatie
van de Recovery and Resilience Facility (RRF). Het is op dit moment nog onduidelijk
wanneer eventuele beslismomenten zullen plaatsvinden en wat de positie van andere
Europese lidstaten is ten aanzien van dit onderwerp. Het kabinet is van mening dat
de evaluatie en mogelijke herziening van het SGP los moeten worden gezien van de discussie
t.a.v. de algemene ontsnappingsclausule. Vanwege de huidige focus op het bestrijden
van de crisis, is het kabinet positief over het uitstel van deze discussie.
Zoals eerder gemeld zouden de leden van de CDA-fractie graag een Ecofinvergadering
zien die geheel in het teken staat van de schuldenhoudbaarheid van de lidstaten en
de daarbij horende discussie over het SGP. Deze leden vragen de Minister of een dergelijke
vergadering op de agenda staat en wanneer dat niet het geval is de Minister daartoe
zou willen verzoeken. De reden hiervoor is dat de beslissingen die hierover genomen
worden grote gevolgen hebben voor de huishoudboekjes van toekomstige generaties, maar
zeker ook voor de monetaire balans binnen de EU. Dit onderwerp is meer dan een terugkerend
agendapunt van de Ecofin/Eurogroep maar betreft een existentiële discussie over de
toekomst van de Europese economie.
Er wordt met grote regelmaat gesproken over de macro-economische situatie in Europa,
het begrotingsbeleid van Europese lidstaten en de houdbaarheid van hun schulden. Ook
worden in de Ecofinraad discussies gevoerd over het Stabiliteits- en groeipact (SGP).
Het kabinet is zodoende van mening dat deze onderwerpen reeds voldoende aan bod komen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de rente op de obligatiemarkt de afgelopen
tijd gestaag aan het stijgen is. De ECB heeft echter aangegeven de beleidsrente nog
niet te willen laten stijgen en dat het door zal gaan met het opkoopprogramma. De
leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat dit in de ogen van de regering betekent
voor het economisch herstel en de houdbaarheid van de schulden van lidstaten.
De rente op obligatiemarkten is sinds begin dit jaar toegenomen, mede naar aanleiding
van wijzigingen in de inflatieverwachtingen en een additionele begrotingsimpuls in
enkele ontwikkelde economieën. De invloed van de stijgende rentes op het economisch
herstel is mede afhankelijk van de onderliggende drijfveren van de rentestijging.
Als de rentestijging een reflectie is van toenemende inflatie en groeiverwachtingen
kan dit juist een teken zijn dat markten een sterk herstel verwachten. Bij een hogere
inflatie en economische groei zullen de nominale inkomsten van bedrijven en overheden
ook toenemen waardoor schuldenlasten makkelijker kunnen worden gefinancierd. Tegelijkertijd
kan de rente ook toenemen door andere oorzaken zoals een hoger inflatierisico voor
de komende jaren of doordat een rentestijging in regio’s met hogere groei en inflatieverwachtingen
zich ook vertaald naar hogere rentes in andere regio’s waar deze verwachtingen niet
zijn toegenomen. Bovendien neemt de gevoeligheid voor rentestijgingen toe bij een
hogere publieke schuldquote. Het is daarom belangrijk dat landen zodra de economische
omstandigheden het toelaten stappen ondernemen om hun gevoeligheid voor rentestijging
te reduceren, met name door publieke schuldniveaus te verlagen.
Deze leden benadrukken hierbij de onafhankelijkheid van de ECB, maar zien ook een
scenario dat economisch herstel veel langer zal duren door de stijgende rente. Is
het dus wenselijk dat het economisch herstel gepaard gaat met het afbouwen van het
opkoopprogramma zo vragen deze leden de Minister. Moet er niet een vangnet zijn voor
het moment dat de ECB de rente gaat verhogen en schuldenopkoop gaat afbouwen?
De bbp-gewogen 10-jaars rente op eurozone staatsobligaties is dit jaar met ongeveer
30 basispunten gestegen, maar is historisch gezien nog steeds erg laag. De ECB heeft
op 21 januari jl. besloten de basisrentetarieven niet te zullen verhogen totdat is
vastgesteld dat de inflatieverwachtingen krachtig convergeren naar een niveau dat
voldoende dichtbij maar onder 2 procent ligt, en een dergelijke convergentie consequent
in de onderliggende inflatiedynamiek tot uitdrukking komt. Daarnaast zullen de nettoaankopen
in het kader van het pandemie-noodaankoopprogramma (Pandemic Emergency Purchase Programme
– PEPP) voort worden gezet tot ten minste het einde van maart 2022 en in ieder geval
totdat de ECB van oordeel is dat de crisisfase van het coronavirus voorbij is. De
aankopen onder het PEPP worden uitgevoerd om de gunstige financieringsvoorwaarden
tijdens de periode van de pandemie in stand te houden. De aankopen worden op flexibele
wijze uitgevoerd en daarbij wordt rekening gehouden met de marktomstandigheden, met
het oog op het voorkomen van een verkapping van de financieringsvoorwaarden. De ECB
heeft op 21 januari jl. aangegeven dat het bedrag zo nodig kan worden geherkalibreerd
om gunstige financieringsvoorwaarden in stand te houden. Daarnaast blijft de ECB gebruik
maken van andere instrumenten om gunstige financieringsvoorwaarden in stand te houden.
De nettoaankopen in het kader van de Asset Purchase Programme (APP) worden voortgezet
voor een maandelijks bedrag van € 20 miljard zo lang als noodzakelijk is om de accommoderende
invloed van de beleidstarieven te versterken. Ten slotte blijft de derde reeks van
gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (TLTRO-III) een aantrekkelijke
financieringsbron voor banken en geeft het steun aan de bancaire kredietverlening
aan bedrijven en huishoudens.
Het beleid van de ECB is er hiermee op gericht een ruime mate van monetaire stimulering
te blijven bieden om gedurende de pandemie voor alle economische sectoren gunstige
financieringsvoorwaarden te bewaren, om zo de onzekerheid te verminderen en het vertrouwen
te versterken, hetgeen de consumptieve bestedingen en bedrijfsinvesteringen stimuleert.
Daarnaast is het belangrijk dat overheden en bedrijven, zodra de economische omstandigheden
het toelaten, stappen ondernemen om hun gevoeligheid voor rentestijgingen te reduceren.
Ik zie zodoende geen aanleiding om een vangnet in te richten.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke ruimte de EU daarvoor heeft binnen
bestaande fondsen en het nieuwe begrotingskader.
Voor bevordering van economisch herstel zijn verschillende instrumenten beschikbaar
vanuit de Europese begroting en fondsen. (NGEU, waaronder de RRF, React EU, SURE en
bijvoorbeeld het Emergency Support Instrument, etc. etc.). Next Generation EU (NGEU),
en specifiek de Recovery and Resilience Facility (RRF), is een noodpakket van ongekende
grootte voor lidstaten om economisch herstel te bewerkstelligen. Er wordt verwacht
dat deze zomer de eerste herstelplannen van lidstaten worden goedgekeurd, waarna lidstaten
voorfinanciering kunnen ontvangen. Ook is het tijdelijk steunkader Covid-19, waardoor
de voorwaarden voor lidstaten om staatssteun te geven zijn versoepeld, verlengd tot
eind 2021.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een update te geven van de ratificatie
van het EMB in de verschillende lidstaten.
Op het moment van schrijven hebben zeven lidstaten het EMB geratificeerd. Het betreft
Bulgarije, Cyprus, Frankrijk, Kroatië, Malta, Portugal en Slovenië.
In de meeste andere lidstaten verloopt goedkeuring, net als in Nederland, via het
parlement. Omdat de voortgang van deze procedures, net als in Nederland, afhankelijk
is van agendering en behandeling door zowel regering als parlement is het niet mogelijk
om per lidstaat de planning van de goedkeuringsprocedure weer te geven. Verreweg de
meeste lidstaten hebben evenwel aangegeven afronding van de goedkeuringsprocedure
in het eerste kwartaal van 2021 te voorzien en informeel is vernomen dat de meeste
lidstaten deze planning verwachten te halen. Enkele lidstaten hebben nog geen indicatie
gegeven van de verwachte afronding van de nationale goedkeuring van het EMB.
Aangezien er verschillende punten op de agenda staan over de toekomst van de euro
en de economische situatie in Europa vragen deze leden de Minister aan te geven of
er al gesproken wordt over de nieuwe EMB-voorstellen zoals de carbon border taks,
de financial transaction taks of de plastic taks.
De leden van de CDA-fractie vragen ook of er al gesproken wordt over voorstellen voor
nieuwe eigen middelen. De Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie zijn
in het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) principes overeengekomen die leidend zijn
bij de eventuele introductie van nieuwe eigen middelen, indien de Raad daartoe met
unanimiteit zou besluiten. Daarbij is ook een indicatieve routekaart opgenomen waarin
een tijdpad wordt gegeven voor de eventuele introductie van nieuwe eigen middelen.
De Commissie zal in juni 2021 voorstellen doen voor een koolstofheffing aan de grens
en een digitale heffing, met het oog op een uiterlijke introductiedatum van 1 januari
2023, indien de Raad daartoe zou besluiten. Gelijktijdig zal een voorstel worden gedaan
voor een eigen middel gebaseerd op het (mogelijk uitgebreide) Emission Trading System
(ETS). De Raad zal zich uiterlijk 1 juli 2022 beraden over deze voorstellen. Al geruime
tijd wordt door een groep lidstaten door middel van nauwere samenwerking gewerkt aan
een Financial Transaction Tax. Indien deze lidstaten niet tot overeenstemming komen,
zal de Commissie proberen om in juni 2024 een nieuw voorstel te presenteren. De Raad
zal zich hier uiterlijk 1 juli 2025 over buigen met het oog op eventuele introductie
op 1 januari 2026. Nederland zal toekomstige Commissievoorstellen voor nieuwe eigen
middelen op hun merites beoordelen, waarbij zal worden meegewogen in hoeverre de voorstellen
passen binnen de doelstellingen van het kabinet. De bevoegdheden over de introductie
zoals vastgelegd in de verdragen blijven gelden: nieuwe eigen middelen dienen door
de Raad met unanimiteit te worden aangenomen via een nieuw Eigenmiddelenbesluit, wat
voorts goedkeuring vereist in iedere lidstaat conform de eigen grondwettelijke bepalingen.
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de reactie op de toezegging aan
het lid Sneller tijdens het wetgevingsoverleg tot goedkeuring van het Eigenmiddelenbesluit
ten aanzien van de betrokkenheid van externe partijen bij het Nederlandse herstelplan.
De leden van voornoemde fractie vinden het positief dat diverse stakeholders zijn
betrokken. Kan de Minister ook aangeven of zij proactief zijn benaderd hiervoor en/of
dat eventuele andere stakeholders een toegang hebben bij de departementen voor input
voor dit herstelplan? Kan de Minister bij de presentatie van het herstelplan ook uitgebreid
en uitputtend ingaan op de wijze waarop input van stakeholders wel of niet is meegenomen?
Stakeholders hebben toegang bij de ministeries voor het leveren van input. Zoals beschreven
in een Kamerbrief van 14 januari (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1642) zijn bijvoorbeeld FNV-investeringsvoorstellen ontvangen door het Ministerie van
Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Financiën. Deze voorstellen zijn
gedeeld met de beleidsverantwoordelijke ministeries. De ministeries bekijken welke
voorstellen kunnen voldoen aan de eisen uit de RRF-verordening en bepalen welke relevant
zijn voor de ambtelijke verkenning. Het Nederlandse herstelplan zal, conform de RRF-verordening,
beschrijven hoe stakeholders betrokken zijn bij de totstandkoming van het plan.
Kan de Minister ook ingaan op de wijze waarop de herstelplannen zullen worden besproken
in de Ecofinraad ten opzichte van de EFC en hoe dit zich verhoudt tot de rol van de
Kamer? Hoe ziet de Minister bijvoorbeeld toe dat voorkomen wordt dat een groot deel
van de middelen van het herstelfonds ten goede komt aan vervuilende industrieën?
Nadat plannen formeel zijn ingediend, heeft de Commissie twee maanden de tijd om ze
te beoordelen. De Commissie toetst plannen daarbij aan de vereisten uit de verordening.
Eén van de vereisten is dat geen economische activiteiten mogen worden ondersteund
die schadelijk zijn voor het milieu. Indien de Commissie tot een positieve beoordeling
komt, zal zij een voorstel doen voor een uitvoeringsbesluit van de Raad, waarmee een
plan wordt goedgekeurd. De Raad moet het uitvoeringsbesluit binnen een maand aannemen,
en doet dit op basis van gekwalificeerde meerderheid. De Kamer zal voorafgaand aan
de stemming in de Raad worden geïnformeerd over de beoordeling van de Commissie en
haar voorstel voor een uitvoeringsbesluit, en over de stemintentie van Nederland.
Het Economisch en Financieel Comité (EFC) heeft geen formele rol in de beoordeling
van plannen, maar zal wel over de plannen spreken voorafgaand aan de ecofinraad. Het
EFC heeft wel een formele rol in de beoordeling van betalingsverzoeken die lidstaten
kunnen doen zodra ze mijlpalen en doelen uit hun plan daadwerkelijk hebben behaald.
Het EFC geeft hierover een opinie, waarmee de Commissie rekening moet houden bij het
nemen van een besluit over de uitbetaling.
Internationale vergaderingen – Voorbereiding G20-vergadering van Ministers van Financiën
en Presidenten van Centrale Banken en de voorjaarsvergadering van het IMF april 2021
De leden van de VVD-fractie lezen dat er gesproken gaat worden over de vergadering
van de Ministers van Financiën en presidenten van Centrale Banken op 7 april 2021
en over de voorjaarsvergadering van het IMF op 8 april 2021. De annotatie is wel erg
summier vinden de leden van de VVD-fractie. Hoe en wanneer wordt de Tweede Kamer daar
verder nog bij betrokken?
De Kamer zal zoals gebruikelijk separaat worden geïnformeerd over de inzet van Nederland
voor de Voorjaarsvergadering van het IMF middels de geannoteerde agenda die 26 maart
naar de Kamer zal worden verzonden. Daarnaast wordt de Kamer binnenkort door de Minister
van Buitenlandse Zaken geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor de G20 voor het
aankomende jaar. Hierbij wordt ook uitgebreid ingegaan op de inzet voor het financiële
traject van de G20. Tot slot zal ik de Tweede Kamer op korte termijn informeren over
het verloop en de uitkomsten van de vergadering van Ministers van Financiën en Presidenten
van Centrale Banken die op 26 februari heeft plaatsgevonden.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er tijdens de afgelopen of tijdens
de aanstaande G20-vergadering van Ministers van Financiën en presidenten van Centrale
Banken en de voorjaarsvergadering van het IMF april 2021 gesproken wordt over de houdbaarheid
van schulden in lage- en middeninkomenslanden en welke rol de EU daarin zal gaan spelen.
Binnen de G20 en het IMF vindt een doorlopende discussie plaats over de schuldenproblematiek
van lage-inkomenslanden en opkomende economieën. De COVID-19 crisis heeft schuldkwetsbaarheden
in opkomende en lage inkomenseconomieën, die voor een deel voor de crisis al waren
ontstaan, verder blootgelegd, hoewel sinds begin 2020 beperkt sprake geweest is van
daadwerkelijk onhoudbare schuldposities in lage-inkomenslanden. De aanpak van schuldkwetsbaarheden
in lage inkomenslanden en opkomende economieën bestaat uit verschillende componenten,
waarvan er een aantal in de aankomende G20 en IMF vergaderingen op de agenda staan.
Zo maken het IMF en de Wereldbank ter voorbereiding op de besprekingen een analyse
van de externe financieringsbehoefte van deze landen.
Daarnaast zal de G20 tijdens de aanstaande vergadering in april het schuldendienstmoratorium,
ingesteld voor lage-inkomenslanden (het Debt Service Suspension Initiative -DSSI), bespreken en bezien of een eventuele verlenging van dit initiatief nodig
is. Tevens zal er binnen de G20 en de Club van Parijs de komende maanden verder worden
gesproken over de implementatie van de structurele oplossing (Common Framework for Debt Resolution) voor de behandeling van schulden van kwetsbare landen die eind vorig jaar overeen
is gekomen. Nederland hecht belang aan het adresseren van schuldhoudbaarheid van kwetsbare
landen en steunt een gezamenlijke internationale aanpak. Binnen de EU is er, via het
EU Global Recovery Initiative dat geïnitieerd is door de Europese Commissie, dan ook veel aandacht voor de link
tussen de aanpak van schulden, investeringen en de duurzame ontwikkelingsagenda. EU
lidstaten steunen een ambitieuze aanpak van schuldkwetsbaarheden en zien er de meerwaarde
van in om hier in gezamenlijkheid internationaal op in te zetten in de gremia waarin
over schuldenaanpak wordt besloten, zoals de G20, de Club van Parijs en het IMF.
Antwoorden op vragen commissie over het Fiche: Verordening Markten in Cryptoactiva
(MiCA)
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat de rol van de toezichthouders en/of
andere instanties is als het gaat om cryptoactiva en de criminaliteit rondom digitale
munten zoals de bitcoin. In hoeverre is er zicht op manipulatie van de koers? En in
hoeverre digitale munten zoals de bitcoin vooral ook gebruikt worden als betaalmiddel
in de criminele sfeer?
Uit de tweede National Risk Assessment (NRA) Witwassen12, uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC),
blijkt dat cryptoactiva veelvuldig worden gebruikt als betaalmiddel door criminelen.
Ook uit andere nationale en internationale onderzoeken blijkt dat crypto’s relatief
vaak worden gebruikt voor criminele doeleinden.13
Met de implementatie van de herziene vierde anti-witwasrichtlijn zijn sinds 21 mei
2020 ook aanbieders van crypto omwisseldiensten en bewaarportemonnees onder de reikwijdte
van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) gebracht.
Op grond van de Wwft moeten deze aanbieders zich registeren bij de Nederlandsche Bank
(DNB) en zijn zij gehouden onderzoek te doen naar hun cliënten en ongebruikelijke
transacties te melden bij de FIU-Nederland. Daarnaast bepaalt de Wwft dat de personen
die bij deze aanbieders een leidinggevende functie hebben betrouwbaar en geschikt
zijn. DNB toetst deze personen en ziet toe op de naleving van de Wwft-voorschriften
door geregistreerde aanbieders.
Verder bevat het voorstel voor de MiCA-verordening maatregelen om marktmisbruik op
het terrein van cryptoactiva te voorkomen, waaronder een verbod op marktmanipulatie
en een verbod op wederrechtelijke mededeling van voorwetenschap. Aanbieders van cryptoactivadiensten
moeten daarnaast beschikken over systemen die mogelijk marktmisbruik door cliënten
aan het licht brengen. Tot slot krijgen bevoegde autoriteiten de bevoegdheid om een
onderzoek in te stellen naar inbreuken op de regels inzake marktmisbruik.
De leden van de VVD-fractie willen verder graag weten of de ECB en het financiële
systeem klaar is voor een werkzame digitale (commerciële) munt. En welke gevolgen
hebben de (commerciële) digitale munten en/of munten van landen zoals China op het
monetaire beleid?
Binnen het Eurosysteem wordt op dit moment onderzoek gedaan naar de mogelijkheden
om een eigen publieke digitale munt, de digitale euro, te ontwikkelen. Hierbij wordt
nadrukkelijk gekeken naar de effecten van een digitale euro op het financiële systeem
en het monetaire beleid, zodat bij de eventuele invoering van de digitale euro mogelijke
risico’s zo goed mogelijk kunnen worden ondervangen. De ECB heeft in haar rapport
over de digitale euro14 aangegeven dat een breed gebruik van digitale valuta van buitenlandse centrale banken
of private actoren gepaard kan gaan met een gereduceerde transmissie van het monetair
beleid. In het rapport wordt daarom aangegeven dat een eventuele digitale euro zich
op het technologische frontier zou moet bevinden zodat zij ten minste net zo aantrekkelijk
is als buitenlandse digitale valuta. De Minister van Financiën zal minimaal elk half
jaar aan de Kamer rapporteren over de stand van zaken wat betreft de ontwikkeling
van de digitale euro.
Verder wordt opgemerkt dat dat de ECB op 19 februari jl. een advies heeft uitgebracht
over het voorstel voor de MiCA-verordening.15 In haar advies verwelkomt zij de introductie van een geharmoniseerd regelgevend kader
voor crypto’s op EU-niveau en stelt een aantal aanpassingen voor. In dit verband is
van belang dat de ECB mogelijke risico’s van zogenaamde «stable coins» voor de financiële
stabiliteit en het monetaire beleid signaleert.
Kabinetsstandpunt over de mededeling van de Europese Commissie inzake begrotingsbeleid
sinds uitbreken COVID-19
De leden van de PVV-fractie willen wat betreft de toepassing van de begrotingsregels
weten wanneer een keuze zal worden gemaakt over het stopzetten van de ontsnappingsclausule.
Klopt het dat het meest logische is om vanaf 2023 terug te stappen op de begrotingsregels?
De Europese Commissie heeft met de publicatie van de mededeling over het begrotingsbeleid
van 3 maart jl.16 een voorstel gedaan voor het sluiten van de algemene ontsnappingsclausule. De aanpak
van de Commissie houdt in dat wanneer het bruto binnenlands product (bbp) van de EU
of de eurozone het niveau van 2019 heeft bereikt, er geconcludeerd kan worden dat
de ernstige economische neergang in de EU voorbij is en de algemene ontsnappingsclausule
gesloten kan worden. Volgens de winterraming van de Commissie, gepubliceerd op 11 februari
jl., wordt het bbp niveau halverwege 2022 gehaald.
Indien aan de voorwaarde voor het intrekken van de algemene ontsnappingsclausule halverwege
2022 wordt voldaan, zal dat betekenen dat in de landspecifieke aanbevelingen (country-specific
recommendations) van 2022 kwantitatieve doelen worden opgenomen. Daarnaast dienen
deze doelen geadresseerd te worden in de concept begrotingen die lidstaten voor 2023
opstellen. Door aan de bovenstaande eisen te voldoen worden de begrotingsregels van
het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) in 2023 weer actief.
Het kabinet is van mening dat wanneer komende ramingen aangeven dat dit bbp niveau
in de EU of de eurozone eerder (of later) behaald zal worden, het moment van sluiten
van de algemene ontsnappingsclausule daarop gebaseerd moet worden. Het kabinet merkt
op dat de Commissie dit besluit zal baseren op een integrale beoordeling van meerdere
indicatoren, maar dat het bbp niveau van de EU of de eurozone leidend zal zijn. Het
kabinet steunt deze focus op één indicator, aangezien het gebruik van meerdere indicatoren
een transparante en eenduidige afweging kan bemoeilijken. Aangezien de ramingen momenteel
onderhevig zijn aan veel onzekerheid door de huidige crisis, valt de precieze timing
van de clausule momenteel nog niet vast te leggen.
Verder willen de leden van de PVV-fractie weten wat de gevolgen zijn van het verslechterde
schuldhoudbaarheidsrapport. Hebben lidstaten met een hoog risico op de korte termijn
nog toegang tot de preventieve kredietlijnen van het ESM, nadat schuldbaarheid als
factor is toegevoegd?
De ESM preventieve kredietlijnen staan ter beschikking aan landen die nog gezonde
economische fundamenten en toegang tot kapitaalmarkten hebben, maar extra waarborgen
omtrent hun financiering willen inbouwen. Schuldhoudbaarheid is één van de criteria
waarnaar wordt gekeken om te beoordelen of een economie nog gezond is. Bij een concrete
aanvraag voor een kredietlijn wordt daarom, net als bij een macro-economische aanpassingsprogramma
vanuit het ESM, een schuldhoudbaarheidsanalyse uitgevoerd. Specifiek ten aanzien van
het pandemic crisis support (PCS) kredietlijn van het ESM heeft de Raad van Gouverneurs
op basis van voorlopige schuldhoudbaarheidsanalyses in mei 2020 aangegeven dat alle
landen in principe toegang tot het instrument kunnen krijgen. Bij een concrete aanvraag
voor deze PCS kredietlijn zal de voorlopige schuldhoudbaarheidsanalyse moeten worden
omgezet in een definitieve schuldhoudbaarheidsanalyse. Ik verwacht dat materiële veranderingen
in de schuldhoudbaarheid van landen hierin worden meegenomen.
Tevens merken de leden van de PVV-fractie op dat de Commissie wat betreft de schuldhoudbaarheid
voor de middellange termijn medium hoge risico’s ziet voor een aantal lidstaten, waaronder
Nederland. Kan de Minister dit onderbouwen en aangeven wat het Nederlands standpunt
is ten aanzien hiervan?
Op 5 februari jl. heeft de Europese Commissie de Debt Sustainability Monitor 202017gepubliceerd waaruit blijkt dat voor verschillende lidstaten, waaronder Nederland,
de houdbaarheid van de staatsschuld naar beneden is bijgesteld t.o.v. 2019. Het kabinet
acht het positief dat de Europese Commissie aandacht heeft voor het effect van de
steun die in het kader van COVID-19 wordt verleend op de schuldhoudbaarheid. Het kabinet
onderstreept het belang dat de genomen steunmaatregelen tijdelijk zijn en niet voor
een structurele verslechtering van balansen zorgen. Op deze manier kunnen lidstaten
op termijn terug naar het opbouwen van buffers om weerbaarder te zijn tegen volgende
crises. Ook is het van belang dat lidstaten structurele hervormingen doorvoeren die
bijdragen aan het duurzaam versterken van het groeivermogen en het veerkrachtiger
maken van de economie. Daarbij merkt het kabinet op dat de crisis nog niet voorbij
is en er momenteel nog steeds sprake is van grote onzekerheid, dat de noodzaak voor
het huidige stimulerende beleid onderschrijft. Het te vroeg intrekken van steun moet
worden vermeden door lidstaten, vanwege het procyclische effect dat dit kan hebben.
De leden van de D66-fractie constateren in de appreciatie van de Minister ten aanzien
van de mededeling van de Europese Commissie over het begrotingsbeleid dat Commissie
en lidstaten duidelijk zicht zouden moeten zien te houden op terugkeer naar gebruikelijke
handhaving van het SGP. Kan de Minister aangeven wat hier bedoeld wordt met «zicht
houden op»? Waarom wordt hier expliciet aangegeven dat er teruggekeerd dient te worden
naar de gebruikelijk handhaving van het SGP, terwijl de analyse van de Europese Commissie,
evenals vele economen, juist stellen dat het SGP verbeterd kan worden met een grondige
herziening? Wat is dan volgens de Minister specifiek de prioriteit van terugkeer naar
de gebruikelijke toepassing? De leden van voornoemde fractie constateren dat er onder
veel partijen (o.a. verschillende economen vanuit het IMF, European Fiscal Board (EFB),
Frankrijk, oud-minister van Financiën van Duitsland Schäuble) consensus bestaat dat
het SGP eerst herzien moet worden alvorens de algemene ontsnappingsclausule te deactiveren.
Welke positie zal Nederland innemen indien hier inderdaad toe besloten wordt?
Het kabinet vindt het van belang dat er duidelijke afspraken worden gemaakt ten aanzien
van de sluiting van de algemene ontsnappingsclausule, zodat lidstaten hier rekening
mee kunnen houden bij het vaststellen van hun begrotingskaders. Het kabinet is verder
van mening dat een goede en nauwkeurige herziening van de begrotingsregels tijd kost
en het om deze reden los gezien moet worden van de sluiting van de algemene ontsnappingsclausule.
De huidige begrotingsregels, ook na het sluiten van de clausule, houden voldoende
rekening houden met de economische omstandigheden van lidstaten. Het sluiten van de
algemene ontsnappingsclausule moet dus worden besloten op basis van het einde van
de ernstige economische neergang in de eurozone en de EU en niet afhangen van de timing
van de onderhandelingen ten aanzien van een mogelijke herziening van het Stabiliteits-
en Groeipact (SGP).
Overig
De leden van de PVV-fractie willen ten aanzien van de financiële transactietaks (FTT)
weten of het nog steeds gaat om tien lidstaten die hierin geïnteresseerd zijn. Kan
de Minister aangeven welke lidstaten dit zijn? Zijn er nog wijzigingen in de posities
ten aanzien van de FTT?
Verder willen de leden van de PVV-fractie weten wat de indirecte gevolgen zijn van
de implementatie van de FTT voor de Nederlandse pensioenfondsen en financiële sector.
Het is inderdaad zo dat 10 lidstaten in bespreking zijn over de FTT. De 10 lidstaten
zijn België, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Oostenrijk, Portugal, Slovenië,
Slowakije en Spanje.
In 2011 is de FTT door de Commissie voorgesteld met als doel een bijdrage van de financiële
sector aan de publieke middelen te vragen en het verbeteren van de financiële stabiliteit.
Onder de lidstaten was veel weerstand tegen dit voorstel. Halverwege 2012 werd duidelijk
dat dit voorstel nooit met unanimiteit zou worden aangenomen. Toen hebben elf lidstaten18 besloten om de FTT onder versterkte samenwerking voort te zetten. Deze procedure
is bedacht om een kleinere groep van lidstaten (minimaal negen lidstaten) de mogelijkheid
te bieden om in kleiner verband, verdere integratie te verwezenlijken. Ook hier geldt,
net als alle andere fiscale onderwerpen, unanieme besluitvorming voor de participerende
lidstaten. Sindsdien lopen de onderhandelingen nog, en is er dus ook geen officieel
eindresultaat.
Afhankelijk van de vormgeving zullen ook Nederlandse bedrijven, de financiële sector
en de Nederlandse pensioenfondsen, die veel activa in de landen van de FTT-zone bezitten
en veel zaken doen met financiële instellingen in die zone, geraakt worden als de
belasting wordt geïmplementeerd. Vanwege het ontbreken van een concreet beeld van
hoe de FTT er eventueel uit komt te zien, kunnen er nu geen concrete uitspraken gedaan
worden wat de effecten van de FTT zullen zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier