Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de verdeling 3,5 GHz-band (Kamerstuk 24095-526)
24 095 Frequentiebeleid
Nr. 528 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 maart 2021
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief
van 17 december 2020 over de verdeling 3,5 GHz-band (Kamerstuk 24 095, nr. 526).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 januari 2021 aan de Staatssecretaris Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 26 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Inleiding
Op 15 januari 2021 heeft uw Kamer mij een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
over mijn brief van 17 december 2020 inzake de verdeling van de 3,5 GHz-band (Kamerstuk
24 095, nr. 526). Tevens heeft u mij op 10 februari 2021 verzocht om te reageren op de brief die
de drie mobiele telecomaanbieders, namelijk KPN, T-Mobile en VodafoneZiggo, op 5 februari
jl. aan uw vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben gestuurd. Hierbij
heeft u mij gevraagd om geen onomkeerbare stappen te zetten met betrekking tot de
inrichting van het veilingproces.
Bijgaand treft u de beantwoording aan van de gestelde vragen, waarin mijn reactie
op uw verzoek is meegenomen. In de beantwoording geef ik aan dat precieze inrichting
van het veilingmodel zal worden geconsulteerd. Met consultatie van de concept-veilingregeling
worden geen onomkeerbare stappen gezet, het betreft enkel conceptregelgeving.
Het antwoord op de vraag of de verplichtingen van Nederland onder internationale verdragen
voor de veiligheid op zee nog voldoende kunnen worden uitgevoerd indien Inmarsat haar
activiteiten in de 3,5 GHz-band in Nederland dient te beëindigen, is complex en vraagt
nadere bestudering. Ik zal u daarover in een later stadium informeren.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Staatssecretaris voor de geagendeerde brief.
Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris co-existentie van Inmarsat
en 5G mobiele communicatie op de 3,5 GHz-band definitief als «niet wenselijk» ziet.
Kan de Staatssecretaris daarmee bevestigen dat co-existentie technisch wel mogelijk
is, maar politiek onwenselijk? Deze leden hechten er waarde aan om te benadrukken
dat de continuïteit van Inmarsat op de locatie in Burum niet het uiteindelijke einddoel
is, maar wel het continueren van essentiële satellietdiensten voor scheep- en luchtvaart.
In dit verband vragen deze leden of de Staatssecretaris kan toelichten in hoeverre
het haalbaar is dat een reëel alternatief gevonden is voor september 2022. Indien
dit niet haalbaar is, welke gevolgen heeft dit voor de genoemde communicatiediensten?
Is hier vanuit zowel het economische als het infrastructurele perspectief voldoende
zicht op en interdepartementale afstemming over gevoerd? Zijn er met Inmarsat afspraken
gemaakt over het continueren van noodcommunicatie? Is de Nederlandse maritieme sector
betrokken geweest bij het maken van deze afspraken? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat Inmarsat verantwoordelijk is voor
het Global Maritime Disstress and Safety System. Welke rol speelt de locatie Burum
hierbij? Welke andere satellietdiensten voor de scheep- en luchtvaart worden vanuit
Burum gefaciliteerd? Hoeveel noodoproepen worden jaarlijks gedaan door scheep- en
luchtvaart middels dit systeem en is aan te geven welk deel daarvan in Burum wordt
ontvangen? Welke rol spelen satellietdiensten bij de uitvoering van internationale
verdragen voor de veiligheid op zee? Kunnen Nederlandse verplichtingen onder dergelijke
verdragen nog voldoende uitgevoerd worden wanneer Inmarsat uit Burum dient te verdwijnen?
Kan de Staatssecretaris toelichten hoe zij tot de conclusie komt dat er geen Europeesrechtelijke
verplichting tot het ruimte bieden van bestaande gebruikers bestaat? Hoe verhoudt
dit zich tot het EU-besluit 2014/276/EU, met name overweging 3 inzake de uitrol van
5G?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris in kan gaan op de zorgen
die geuit zijn door de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) over de
verhuizing van Inmarsat. De KVNR geeft aan bezorgd te zijn dat een vrijgave van de
3,5 GHz-band zonder nadere maatregelen de veiligheid van de scheepvaart op het spel
zet. Kan de Staatssecretaris hierop reageren? Deze leden vragen daarnaast wat de opties
en gevolgen zijn van een verplaatsing. Welke alternatieve locaties in Europa zijn
er beschikbaar waar deze vorm van noodcommunicatie goed uitgevoerd kan worden? Is
er zicht op concrete locaties? Heeft de Staatssecretaris hierover contact gehad met
andere Europese landen? Welke drempels ziet Inmarsat hier zelf bij, en op welke wijze
meent de Staatssecretaris dat zij in de gelegenheid zal zijn om deze te verhelpen?
De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast nog enkele vragen over de veiling en
verdeling van de 3,5 GHz-band. Inmiddels is het externe advies van DotEcon gepubliceerd.
Kan de Staatssecretaris een appreciatie geven van dit voorgestelde veilingmodel? Meent
de Staatssecretaris dat met dit veilingmodel transparantie en efficiënte verdeling
van het spectrum bereikt kan worden? Zo ja, hoe verzekert zij zich hiervan wanneer
dit veilingmodel gehanteerd wordt? Op welke wijze en in welke mate is bij het advies
van DotEcon rekening gehouden met de aanbevelingen van de Europese Commissie in de
Aanbevelingen toolbox connectiviteit breedband en 5G? Hoe verhoudt dit veilingmodel
zich tot de modellen welke door andere Europese landen gehanteerd worden, bijvoorbeeld
ten aanzien van de transparantie van biedingen? Kan de Staatssecretaris toelichten
in hoeverre het veilingmodel uit dit advies voldoende ruimte biedt voor betrokken
partijen om te blijven investeren in verschillende, naast elkaar bestaande digitale
netwerken? In hoeverre is bij het opstellen van het advies en bij het vaststellen
van het veilingmodel rekenschap gegeven van de effecten van de coronacrisis?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde brief. Deze leden
hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de veiling van de 3,5 GHz-band onder andere
moet leiden tot een efficiënte verdeling van schaars spectrum« die leidt tot een realistische
veilingopbrengst». Kan de Staatssecretaris toelichten wat wordt verstaan onder een
«realistische veilingopbrengst»? Deelt zij de mening dat van potentiële spectrumgebruikers
een eerlijke prijs mag worden gevraagd, maar dat een zo hoog veilingafdracht niet
het uitgangspunt mag zijn (zodat voldoende investeringsruimte overblijft voor investeringen
in de digitale infrastructuur)? DotEcon heeft advies uitgebracht over het veilingmodel
en de concept-veilingregeling voor de veiling van de 3,5 GHz-band. Kan de Staatssecretaris
aangeven wat haar appreciatie is van het voorgestelde veilingmodel? Hoe is dit veilingmodel
door potentiële spectrumgebruikers ontvangen? Welke signalen heeft de Staatssecretaris
gekregen en hoe gaat zij daarmee om? Voldoet het veilingmodel in de ogen van de Staatssecretaris
aan de gewenste efficiënte verdeling van spectrum, eenvoud en transparantie? Hoezeer
zit in dit veilingmodel wel/geen prijsopdrijvende werking, waardoor investeringen
in digitale infrastructuur mogelijk onder druk komen te staan? Acht de Staatssecretaris,
alles afwegende, het door DotEcon aanbevolen veilingmodel het best passend bij de
Nederlandse situatie? Is dit veilingmodel al vaker toegepast? Welke alternatieve veilingmodellen
zijn er eventueel nog meer?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de aangenomen motie van het lid Van den Berg
(Kamerstuk 24 095, nr. 500) over intrekking vergunning bij te kwader trouw handelen bij veiling van 5G-frequenties
bij de inrichting van de veiling is of zal worden betrokken.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de situatie rond Inmarsat: de
onwenselijkheid van co-existentie en dat wordt geopteerd voor verplaatsing naar het
buitenland. Zij waarderen de steun die de Staatssecretaris Inmarsat heeft toegezegd
bij het realiseren van de buitenland-optie, waaronder onderzoek naar nadeelcompensatie.
Deze leden vragen de Staatssecretaris met Inmarsat in gesprek te blijven en al het
mogelijke te blijven doen voor een nette uitkomst. Tenslotte vragen de leden welke
werkgelegenheidseffecten een verhuizing van Inmarsat naar het buitenland heeft.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde
brief.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn het met de Staatssecretaris eens dat de co-existentie
tussen 3,5 GHz-band mobiele netwerken en het satellietgrondstation van Inmarsat te
Burum onwenselijk is. Dit zou immers inhouden dat er beperkende maatregelen zouden
gelden voor een groot gebied rond Burum, waardoor de uitrol en beschikbaarheid met
name in Noord-Nederland in het gedrang komt. Deze leden vinden het belangrijk dat
iedereen in Nederland toegang heeft tot snel en goed internet en niet slechts een
deel van Nederland. Ook andere opties voor co-existentie lijken erg onwenselijk. Deze
leden lezen dat de Staatssecretaris daarom de verhuizing van de relevante dienstverlening
van Inmarsat in de 3,5 GHz-band naar het buitenland als enige overgebleven optie acht.
Deze leden maken zich hier zorgen over, omdat de verhuizing naar het buitenland grote
uitdagingen met zich meebrengt. Het vraagt nogal wat van de Staatssecretaris om zo
snel een betrouwbare plek te vinden voor een installatie die belangrijk is voor onze
positie in de NAVO. In een eerder overleg hebben deze leden hier ook al hun zorgen
over geuit. De Staatssecretaris schijft in haar brief dat zij heeft toegezegd Inmarsat
steun te kunnen bieden bij het verwerven van een geschikte locatie in het buitenland
en het slechten van de drempels daarbij. Kan de Staatssecretaris toelichten of zij
al heeft onderzocht waar de nieuwe installatie zou kunnen gaan staan en aan welke
landen hierbij wordt gedacht? Wanneer wordt de installatie verhuisd naar het buitenland?
Moet er rekening worden gehouden met de gevoelige informatie waar de installatie mee
te maken heeft? In hoeverre wordt de zeggenschap over de informatie die we krijgen
behouden als we Burum naar het buitenland verhuizen? Zijn wij blijvend verzekerd van
onze eigen informatie, ook als er een andere regering aan de macht komt in het desbetreffende
land? Uiterlijk in september 2022 moet de installatie zijn verhuisd, omdat anders
de uitrol van 5G weer vertraging zal oplopen. Kan de Staatssecretaris een tijdspad
schetsen van de stappen voor de verhuizing van de installatie? Hoe haalbaar acht zij
de verhuizing vóór september 2022?
De leden van de GroenLinks-fractie willen daarnaast ook in gaan op het gezondheidsaspect
van de uitrol van 5G in Nederland. De Gezondheidsraad heeft onderzoek gedaan naar
5G en de mogelijke schade die de straling van 5G kan opleveren voor de gezondheid
van de mens. De Gezondheidsraad komt tot de conclusie dat zij nog geen antwoord geven
op de vraag of blootstelling aan 5G-frequenties daadwerkelijk gezondheidsrisico’s
oplevert en noemen daarvoor twee redenen. Ten eerste is het voor een dergelijke uitspraak
nodig om te weten bij welk niveau van blootstelling er gezondheidsschade kan optreden
bij mensen. Dat vergt een uitgebreidere analyse van de wetenschappelijke gegevens
dan de Gezondheidsraad heeft kunnen uitvoeren. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
voert momenteel een dergelijke analyse uit, die naar verwachting in 2022 wordt afgerond.
Ten tweede is het nodig om te weten wat de feitelijke blootstelling aan radiofrequente
elektromagnetische velden is na de invoering van 5G. Dat is nog niet bekend omdat
5G – zoals gezegd – nog maar deels in gebruik is genomen. Dat laatste brengt deze
leden op de vraag waarom de Staatssecretaris het niet nodig acht praktijkonderzoek
te doen naar 5G, zoals deze leden al eerder voorstelden, bijvoorbeeld in Eindhoven.
Is zij bereid om nu wel praktijkonderzoek te doen naar de gezondheidseffecten van
5G? In het rapport van de Gezondheidsraad speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke
rol. De Gezondheidsraad schrijft dat niet uitgesloten kan worden dat ook blootstelling
onder de nieuwste normen van de International Commission on Non-Ionizing Radiation
Protection (ICNIRP) de potentie heeft de gezondheid te schaden. Daarom adviseert zij
om voorzorg toe te passen en blootstellingen zo laag als redelijkerwijs mogelijk te
houden. Dit advies is recentelijk ook gebruikt in een uitspraak van de rechter. De
rechter stelt dat niet uitgesloten is dat ook bij een veldsterkte die lager is dan
één volt per meter sprake is van verhoogde gezondheidsrisico’s. Hoe heeft de Staatssecretaris
het voorzorgsbeginsel toegepast? Vindt zij dit voldoende gezien het advies van de
Gezondheidsraad en de rechterlijke uitspraak?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen daarnaast in het rapport van de Gezondheidsraad
dat 5G deels van dezelfde frequenties gebruik maakt als 3G en 4G en de nieuwe frequenties
in de buurt liggen van frequenties die worden gebruikt door 2G, 3G, 4G, WiFi en radar.
Het hoogste frequentiegebied dat door 5G zal worden gebruikt, 26 GHz, is echter niet
eerder onderzocht door de Gezondheidsraad. De Gezondheidsraad adviseert dan ook om
de frequentieband van 26 GHz niet voor 5G in gebruik te nemen zolang mogelijke gezondheidsrisico’s
niet zijn onderzocht. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom dit advies niet wordt
overgenomen? Is zij het met deze leden eens dat het belangrijk is om deze frequentieband
pas te gebruiken wanneer er meer onderzoek naar de gezondheidsrisico’s is gedaan?
In hoeverre en op welke termijn kan hier meer onderzoek naar worden gedaan?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook benieuwd naar recente ontwikkelingen in
het structurele proces met betrekking tot de risicobeoordeling over de veiligheid
van het telecommunicatienetwerk en het weren van onbetrouwbare leveranciers. Kan de
Staatssecretaris ook een overzicht geven van recente relevante ontwikkelingen op dit
vlak in andere Europese landen, zoals Duitsland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk?
In hoeverre verschilt het beleid van die landen van het Nederlandse beleid? Vormt
dat aanleiding om de Nederlandse positie eventueel verder aan te scherpen? Deze leden
begrijpen dat de Staatssecretaris van mening is dat er meer samenwerking moet komen
tussen westerse landen rondom waardeketens die van strategisch economisch belang zijn
of cruciaal voor de nationale veiligheid om zo te voorkomen dat we op langere termijn
afhankelijk worden van een land, zoals China. Klopt dat? In hoeverre zou de veiling
van de 3,5 GHz-band een middel kunnen zijn om aan deze doelstelling te werken? Is
de Staatssecretaris bereid om te onderzoeken of het mogelijk is om het gebruik van
Europese technologie aan te moedigen in de opzet van de veiling, bijvoorbeeld door
aanbieders die die garantie afgeven extra punten te geven? Kan de Staatssecretaris
daarbij ook ingaan op de vraag of andere landen, waaronder China, dergelijke «local-content»-bepalingen
inzetten in de telecomsector?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling de geagendeerde brief
gelezen. Deze leden stellen in deze bijdrage enkele vragen over de veilingdoelstellingen
en het proces richting de veiling.
De leden van de ChristenUnie-fractie geven aan dat het goed is om te lezen dat dezelfde
doelstellingen, vanzelfsprekend zonder keuzevrijheid, gehanteerd worden bij deze veiling
als bij de multibandveiling in juli. Net als in de aanloop naar de multibandveiling
willen deze leden ook bij de veiling van de 3,5 GHz-band aandacht vragen voor de vierde
doelstelling: transparantie van het veilingmodel. DotEcon adviseert een gesloten bieding.
Dit gaat lijnrecht in tegen de vierde doelstelling. Deze leden vinden het vreemd dat
in het DotEcon-rapport over de multibandveiling een zogenoemd «sealed bid» juist als
zeer onwenselijk werd bestempeld en nu door DotEcon geadviseerd wordt voor de veiling
van de 3,5 GHz-band. Kan de Staatssecretaris uitleggen of en waarom zij in de concept-veilingregelingen
gaat kiezen voor de sealed bid en waarom zij de transparantiedoelstelling dan aan
de kant zet? Kan de Staatssecretaris ook uiteenzetten wat het verschil is tussen de
multibandveiling en de veiling van de 3,5 GHz-band dat maakt dat het nu logisch is
om te kiezen voor een sealed bid, terwijl dit bij de multibandveiling zeer onwenselijk
was?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom er bij de veiling van de 3,5 GHz-band
niet gekozen wordt voor een model dat aansluit bij het model voor de multibandveiling,
maar waarom er gekozen wordt voor een geheel nieuw model. DotEcon is naast adviseur
van veilingmodellen tevens ontwikkelaar van nieuwe veilingmodellen. Is deze mogelijke
belangenverstrengeling door de Staatssecretaris meegenomen in de zoektocht naar een
geschikt adviesbureau? Zo nee, hoe kijkt de Staatssecretaris naar het advies, wetende
dat het geschreven is door een bedrijf dat ook een ontwikkelopdracht kan krijgen als
gevolg van dit advies?
II Antwoord / Reactie van de Minister en Staatssecretaris
Ik heb de vragen van de vaste commissie van Economische Zaken en Klimaat naar aanleiding
van mijn brief van 17 december 2020 aan uw Kamer inzake de verdeling van de 3,5 GHz-band1 gebundeld in vier thema’s, te weten Inmarsat, Veiling(model), Gezondheid en Veiligheid.
De beantwoording van de gestelde vragen vindt langs deze thema’s plaats.
Inmarsat
De leden van de fracties van de VVD, het CDA en Groen Links hebben vragen gesteld
over de rol van Inmarsat en Burum in het GMDSS (Global Maritime Distress and Safety
System) en over de haalbaarheid en effecten indien Inmarsat haar activiteiten in de
3,5 GHz-band naar het buitenland verplaatst.
Het Global Maritime Distress and Safety System is een wereldomvattend communicatiesysteem
voor maritiem nood-, spoed- en veiligheidsverkeer welke is verankerd in het SOLAS
verdrag (Safety Of Lives At Sea). Inmarsat verzorgt, naast andere dienstverleners,
de hiervoor benodigde wereldwijde satellietdiensten en is hiervoor erkend door de
International Maritime Organization (IMO). Naast ca. 13 communicatiesatellieten beheert
Inmarsat op de grond hiertoe ongeveer 15 zogenoemde Land Earth Stations (LES) die
strategisch rond de wereld zijn geplaatst en de link vormen met aardse netwerken naar,
of vanaf, de eindgebruiker. Burum is één van deze stations en is verbonden met het
LES in Fuccino, Italië, dat als back up voor Burum fungeert en waarmee het oostelijke
deel van de Atlantische Oceaan wordt bediend. Satellietdiensten spelen bij de uitvoering
van internationale verdragen als het SOLAS verdrag en het IMSO-verdrag (International
Mobile Satellite Organization, voorheen het INMARSAT-verdrag) een belangrijke rol
aangezien de scheepvaart voor hun nood-, spoed- en veiligheidscommunicatie in hoge
mate van satellietdiensten afhankelijk is dan wel van gebruik maakt.
Bij Inmarsat in Burum werken zover mij bekend op dit moment ca. 45 mensen en nog eens
15 mensen ten behoeve van indirecte werkzaamheden (onder meer beveiliging, schoonmaak
en onderhoud). Met betrekking tot het effect op de werkgelegenheid bij een verhuizing
naar het buitenland merk ik op dat het niet gaat om alle zend- en ontvangstactiviteiten
van Inmarsat in Burum maar alleen om de 3,5 GHz-ontvangstactiviteiten. Overige activiteiten
waarvoor andere frequentieruimte wordt gebruikt kunnen wat mij betreft in Burum worden
gehandhaafd. Hier tegenover staat dan wel de volledige beschikbaarheid van 5G in de
3,5 GHz-band voor Noord Nederland. Zoals ik al in mijn Kamerbrief van 24 december
20182 heb aangegeven zijn de verwachtingen van de volgende generatie mobiele communicatie
(5G) groot. Een belangrijke drijfveer achter 5G is een gedifferentieerd dienstenaanbod
dat aansluit op economische en maatschappelijke behoeften. De belangrijkste randvoorwaarde
die gerealiseerd kan worden door de overheid is het beschikbaar stellen van op Europees
niveau geharmoniseerd spectrum, waarbij de 3,5 GHz-band als één van de prioritaire
frequentiebanden is aangewezen voor de uitrol van 5G.
Het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer omvat een essentieel doch klein deel van het
totale satellietverkeer dat Inmarsat afhandelt. Noodsignalen vanaf een groot deel
van de Atlantische Oceaan en Indische Oceaan komen via Burum binnen, ongeveer 40–50%
van al het noodverkeer. Uit informatie van de Nederlandse Kustwacht blijkt dat in
2020 164 noodmeldingen zijn binnengekomen en afgehandeld. Naast het nood-, spoed-
en veiligheidsverkeer wikkelt Inmarsat wereldwijd andere (commerciële) diensten af
voor scheep- en luchtvaart, met als klanten onder meer overheden, reders, luchtvaartmaatschappijen,
olie- en gaswinning maar ook bijvoorbeeld humanitaire hulporganisaties.
Ik wil nog eens benadrukken dat in Burum het ontvangen van satellietsignalen in de
3,5 GHz-band (ruimte-aarde) door Inmarsat in het geding is, maar niet het zenden van
signalen (aarde-ruimte) dat in Burum plaatsheeft. Het zenden geschiedt in andere frequentiebanden
en wordt niet beïnvloed door de uitrol van 3,5 GHz mobiele netwerken in Nederland.
Waar andere satellietoperators dat wel kunnen, kan Inmarsat de satellieten die in
de 3,5 GHz-band werken, niet flexibel afstemmen boven de 3,5 GHz-band.
Bij de voorbereiding van de verdeling van de 3,5 GHz-frequenties wordt, zoals noodzakelijk
bij elke frequentieverdeling, de positie van de huidige gebruikers van die frequenties
betrokken. Met gebruikers worden bedoeld vergunninghouders en andere partijen die
rechten hebben in de betrokken frequentieband. Inmarsat is geen vergunninghouder in
de 3,5 GHz-band maar heeft als passieve gebruiker (alleen ontvangen) nu nog wel beschermingsrechten
boven de 3600 MHz. Het overleg is gevoerd met Inmarsat als huidige gebruiker van de
3,5 GHz-band. Inmarsat heeft in het overleg ook de zorgen van de maritieme sector,
waarvoor ik uiteraard begrip heb, verwoord.
Volgens het Europees wetboek voor elektronische communicatie (de Telecomcode) moeten
de lidstaten het gebruik van de 3400–3800 MHz-band voor terrestrische systemen die
in de volgende generatie (5G) draadloze breedbanddiensten voor elektronische communicatie
kunnen voorzien, (uiterlijk 31 december 2020) toestaan. In de 3,5 GHz-band moeten
voldoende grote blokken spectrum voor draadloos breedband mogelijk gemaakt worden.
Daarbij moeten de lidstaten ook alle passende maatregelen nemen om de invoering van
5G te bevorderen. De Europese beschikking 2008/411/EG en de daarop volgende uitvoeringsbesluiten3 leggen de lidstaten niet de verplichting op om een bepaald gebruik van een frequentieband
te blijven toestaan. De beslissing of een bepaalde toepassing in een bepaald stuk
van een frequentieband wordt toegestaan is een nationale bevoegdheid. Deze bevoegdheid
wordt expliciet bevestigd in het Uitvoeringsbesluit 2019/235/EC. Nederland heeft dus
in beginsel de bevoegdheid om de bestemming van de 3.5 GHz-band te wijzigen en daarmee
het bestaand gebruik van de band door Inmarsat te beëindigen.
Ik heb in mijn brief van 17 december 2020 aangegeven dat wat mij betreft verhuizing
van de ontvangstactiviteiten in de 3,5 GHz-band naar het buitenland de enige optie
is om de verwachte interferentie als gevolg van de ingebruikname van de 3,5 GHz-band
voor mobiele communicatie te kunnen aanpakken, nu de satellieten waarmee Inmarsat
in Burum werkt niet kunnen afstemmen op een andere frequentieband. Co-existentie met
landelijke of lokale mobiele 3,5 GHz-band mobiele netwerken is op zich technisch mogelijk,
maar acht ik, zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 17 december 2020, zeer onwenselijk.
Landelijke mobiele operators zouden in een groot gebied rondom Burum ingrijpende maatregelen
moeten nemen om storing op Inmarsat te voorkomen, met als gevolg verminderde uitrol
en beschikbaarheid van 5G in de 3,5 GHz-band met name in Noord Nederland. Overigens
was dit juist de reden waarom voor de satellietinterceptie te Burum uiteindelijk is
gekozen voor een internationale oplossing. Ook co-existentie met lokale 3,5 GHz-band
mobiele netwerken acht ik onwenselijk omdat de 3,5 GHz-band dan niet meer aaneengesloten
kan worden uitgegeven voor landelijk gebruik, een en ander zoals toegelicht in mijn
brief van 17 december 2020.
Inmarsat heeft in eerder overleg aan mijn ministerie gemeld in bespreking te zijn
of te zijn geweest met potentiële gastlanden over een alternatieve locatie. Ik heb
hierover geen nadere informatie (zelf ben ik niet met andere landen in gesprek, het
initiatief ligt bij Inmarsat) maar Inmarsat heeft aangegeven hierin grote uitdagingen
tegen te komen, zoals met betrekking tot de logistiek van de verhuizing of de financiering
van de kosten. Ik begrijp dat de besprekingen met potentiële gastlanden ingewikkeld
kunnen zijn, bijvoorbeeld indien in deze landen ook de 3,5 GHz-band voor mobiele diensten
wordt ingezet. Ik heb daarom in mijn brief van 17 december 2020 over de verdeling
van de 3,5 GHz-band aangegeven Inmarsat ondersteuning te kunnen bieden bij het vinden
van een alternatieve locatie. Dat kan wat mij betreft bijvoorbeeld met het sonderen
op politiek niveau, het vergemakkelijken van toegang tot buitenlandse overheden of
steunverlening bij het verwerven van vergunningen e.d. bij buitenlandse nationale
en lokale instanties. In juli 2019 is door mij in een gesprek met Inmarsat ook al
mijn hulp aangeboden, gevolgd in april 2020 door mijn ministerie en in november 2020
nog eens door mijzelf. Tot heden is Inmarsat daar nog niet op ingegaan.
Enkele vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie lijken te verwijzen
naar de internationale oplossing in het kader van de satellietinterceptie door de
inlichtingendiensten te Burum. Dit betreft niet de ontvangstactiviteiten van Inmarsat
in de 3,5 GHz-band, zoals genoemd in mijn brief van 17 december 2020. Voor vragen
over de internationale oplossing voor de satellietinterceptie verwijs ik naar de Minister
van Defensie.
In mijn brief van 17 december 2020 heb ik de openbare consultatie aangekondigd van
de voorgenomen wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2014 (NFP) om het banddeel
3450–3750 MHz (3,5 GHz) te bestemmen voor landelijke mobiele communicatie waarmee
de bescherming voor satellietdiensten (ruimte-aarde) per 1 september 2022 vervalt.
Dit is in lijn met de Europese Telecomcode en het daarmee samenhangende EU-implementatiebesluit
(2019/235/EC). De consultatie van NFP-wijziging is op 29 januari 2021 afgesloten.
Enkele van de ontvangen zienswijzen hebben in relatie met Inmarsat betrekking op Nederlandse
verplichtingen op grond van internationale verdragen zoals aan het begin van dit blok
genoemd. In het kader van de zienswijzeprocedure wordt een zorgvuldige en uitgebreide
reactie op dit punt opgesteld. Wanneer deze reactie gereed is, zal ik u daarover informeren.
Ik zal daarbij dan ook ingaan op de vraag van de leden van de VVD-fractie of Nederlandse
verplichtingen onder dergelijke verdragen nog voldoende uitgevoerd kunnen worden wanneer
Inmarsat in de 3,5 GHz-band geen activiteiten kan uitoefenen.
Tot slot benadruk ik nog eens dat het belang van het maritieme nood-, spoed- en veiligheidsverkeer
niet ter discussie staat en dat de afhandeling van dit verkeer te allen tijde geborgd
dient te zijn, op welke wijze dit dan ook geschiedt. Dit vraagt ook de bereidheid
van Inmarsat om constructief mee te werken aan een oplossing.
Veiling(model)
Door diverse fracties is gevraagd naar een appreciatie van het voorgestelde veilingmodel
inzake de 3,5 GHz-veiling. Daarbij is ook gevraagd naar hoe het door mij ingewonnen
advies zich verhoudt tot de gestelde veilingdoelstellingen.
Aan mij zijn door marktpartijen zorgen over het onafhankelijk onderzoek inzake de
veilingopzet onder de aandacht gebracht. Vanzelfsprekend neem ik opvattingen van partijen
mee in mijn afweging. Daarbij moet ik rekening houden met belangen van alle marktpartijen,
waaronder ook nieuwe die ook kansen kunnen zien in de markt. In onze Nederlandse economie
met gezonde concurrentie-doelstellingen is het van belang om ook daarvoor mogelijkheden
te bieden. Het is daarbij uiteraard ongewenst als er partijen die de staatsveiligheid
in gevaar kunnen brengen de markt in stappen. De aangenomen motie Van den Berg4 zie ik in deze als ondersteuning van beleid. De Telecommunicatiewet geeft de mogelijkheid
om vergunningen in te trekken als de staatsveiligheid in gevaar komt. Dit biedt de
mogelijkheid om dergelijke partijen niet tot de veiling toe te laten.
Het voorgestelde veilingmodel is opgesteld door DotEcon, een deskundig en onafhankelijk
adviesbureau dat internationaal én in Nederland bij vele eerdere veilingen was betrokken.
Het model is daarnaast voorgelegd voor een peer review aan een gerenommeerde veilingwetenschapper
professor Peter Cramton en wordt door hem ondersteund5. Voor de veilingadvisering voor de 3,5 GHz vergunningen wordt hiermee exact hetzelfde
pad gevolgd als bij de multibandveiling in 2020 en die veiling heeft tot tevredenheid
bij de deelnemers geleid. Elke veiling vindt plaats met duidelijk geëxpliciteerde
doelstellingen en heeft haar eigen specifieke karakteristieken. Dat vergt maatwerk.
Het is daarom ook niet een gegeven dat een (succesvolle) opzet bij een vorige veiling
één op één gekopieerd kan worden naar een nieuwe veiling. De doelstellingen kunnen
verschillen, maar ook de specifieke marktsituatie én de marktordenende maatregelen
die getroffen worden in de veiling (ter borging van de concurrentie). Dit licht ik
hieronder toe.
Doelstellingen:
Voor de veiling van de 3.5 GHz-band gelden in essentie dezelfde doelstellingen als
bij de multibandveiling in 2020. Zoals ik in mijn brief aan de Tweede Kamer van 17 december
2020 heb aangegeven zijn de belangrijkste doelstellingen dat de veiling een efficiënte
verdeling van spectrum moet opleveren, met realistische kansen voor alle mogelijke deelnemers (zowel bestaande als nieuwe partijen) en met een realistische opbrengst (zeker niet te hoog, maar ook niet te laag). Dat was bijvoorbeeld anders
toen bij de multibandveiling in 2012 de doelstelling was de concurrentie actief te
vergroten tot vier marktpartijen door reservering van frequenties voor -toen- kleine
partijen en nieuwkomers.
Naast de hoofddoelstellingen zijn er ook andere, meer uitvoeringsgerichte doelstellingen
welke ook bij de multibandveiling in 2020 zijn gehanteerd, namelijk: eenvoud en transparantie.
Die laatste betreft de transparantie ván het veilingmodel; de werking van het veilingmodel
moet begrijpelijk zijn en de uitkomsten moeten herleidbaar en onomstreden zijn. Dat
is wat anders dan de transparantie, of beter gezegd het informatiebeleid, ín de veiling.
Het is geen gegeven dat in de veiling alle informatie over bieders en hun daadwerkelijke
biedingen vooraf, tijdens en na de veiling beschikbaar moet zijn. Dat kan de eerdergenoemde
hoofddoelstellingen namelijk schaden. Bij de multibandveiling in 2020 is er, om invulling
te geven aan de hoofddoelstellingen, weinig informatie gegeven aan deelnemers in de
veiling zelf. Achteraf zijn de biedingen die zijn gedaan door de verschillende deelnemers
in de veiling wel openbaar gemaakt, om op die manier te zorgen dat de uitkomsten herleidbaar
zijn.
Marktsituatie en marktordenende maatregelen
Voor de opzet van het veilingmodel zijn voorts ook de huidige Nederlandse marktsituatie en de marktordenende maatregelen uit de Nota Mobiele Communicatie 20196 van belang. In deze Nota is, naar aanleiding van een advies van de ACM, bepaald dat
een deelnemer aan de veiling (bestaand of nieuw) maximaal 40% van de frequenties in
de 3,5 GHz-band mag verwerven, een zogeheten spectrumcap. Dat lijkt op het eerste
oog wellicht op de 40% caps die bij de multibandveiling in 2020 zijn gehanteerd, maar
ze hebben een net iets andere werking. In de multibandveiling golden de caps op het
totaal aan frequenties in meerdere frequentiebanden en in de 3,5 GHz-band geldt deze bandspecifiek, dus alleen voor de 3,5 GHz-band. De caps die in de Nota Mobiele Communicatie zijn
geformuleerd volgden uit een advies van de ACM, die na een uitvoerige en breed geconsulteerde
marktanalyse concludeerde dat hantering van de geadviseerde caps de concurrentie in
de mobiele telecommunicatiemarkt borgt.
Met de explicitering van de doelstellingen, een door deskundigen opgesteld advies,
de ondersteuning daarvan door een veiling-wetenschappelijk deskundige, en het hanteren
van door de ACM geadviseerde caps in de veiling, ben ik van mening dat de veiling
gericht is op een efficiënte verdeling. Dat laat onverlet dat ik mijn eigen afweging
kan maken over de precieze (detail)inrichting van de veiling. Ik zal bijvoorbeeld
goed kijken naar reacties die ik van alle belanghebbende partijen ontvang bij consultatie
van concept-veilingregeling. Dat zijn overigens niet alleen de bestaande drie telecomoperators.
Met een dergelijke consultatie worden nog geen onomkeerbare stappen gezet.
Verder lees ik in de gestelde vragen zorgen bij uw Kamer dat de 3,5 GHz-veiling een
investeringsvriendelijk klimaat in gevaar zou brengen in deze (financieel) onzekere
tijden van de coronacrisis. Eerder heb ik in de Nota Mobiele Communicatie aangegeven
dat uit diverse internationale onderzoeken blijkt dat de stelling dat veilingen leiden
tot minder investeringen en hogere consumentenprijzen niet juist is. En ook de praktijk
laat zien, na de multibandveilingen in 2012 en 2020, dat marktpartijen na de veiling
zeer voortvarend aan de slag gaan met investeringen in hun netwerken. Door de coronacrisis
staat de investeringsruimte van bedrijven wereldwijd echter onder grote druk, niet
alleen in Nederland, niet alleen in de telecommunicatiesector. De maatregelen die
in Nederland worden genomen zijn gericht op directe steun aan ondernemers maar zeker
ook op herstel van de economie en van het investeringsklimaat in Nederland. Een uitstekende
mobiele telecommunicatie infrastructuur vormt hiervoor een essentiële basis. De komende
veiling van de 3,5 GHz-band draagt in belangrijke mate hieraan verder bij. De veilingopbrengst
is een reflectie van de maatschappelijke waarde van de frequentiegebruiksrechten.
Als de veilingdeelnemers in onzekere tijden voorzien dat ze met de vergunningen minder
waarde kunnen realiseren, dan zal dat in een lagere veilingprijs tot uitdrukking komen.
Ik hecht er voorts aan te onderstrepen dat de veiling niet is gericht op opbrengstmaximalisatie
maar op een opbrengst die onder de gegeven omstandigheden realistisch is. Die wil ik bereiken door niet alleen een daarop ingerichte veilingopzet in te
zetten, maar tevens door adequate reserveprijzen («startprijzen») in de veiling te
hanteren. Tussen veilingopzet en reserveprijzen bestaat samenhang. Ik wil er wel op
wijzen dat ik onder realistische opbrengsten versta dat niet alleen te hoge prijzen moeten worden voorkomen, maar dat
tevens niet te lage prijzen worden betaald voor deze commercieel lucratieve frequenties.
De partijen die in de veiling deze frequenties verwerven kunnen ze gebruiken tot en
met 2040.
Zoals ik hiervoor al heb beschreven, vergt iedere veiling maatwerk. Geen veiling is
vergelijkbaar, noch tussen landen, noch binnen een land bij uitgiftes van verschillende
frequenties. Tegelijkertijd vind ik het wel gewenst dat het veilingmodel dat gebruikt
wordt beproefd is en dat er ervaringen mee zijn opgedaan. Dat geldt voor de onderdelen
van het geadviseerde model. In dat verband kan ik er overigens ook op wijzen dat het
geadviseerde model qua opzet en de informatievoorziening in de veiling gelijkenissen
vertoont met de veiling van de frequenties voor digitale radio DAB+ in laag 7, waarvoor
de aanvraagprocedure eerder dit jaar is gestart en dus niet als onbeproefd kan worden
gezien. Wat betreft de informatievoorziening ín de veiling: die hangt samen met het
op de Nederlandse situatie toegespitste veilingmodel. Vergelijkingen met andere landen,
waarin wellicht meer informatie wordt gegeven, zijn om hiervoor reeds genoemde redenen
niet goed te maken.
Wat betreft de meer specifieke vragen over het «sealed bid»-element in de geadviseerde
veilingopzet merk ik in aanvulling nog op dat voor de precieze inrichting van de veilingopzet
ik een afweging maak met medeneming van belangen van alle mogelijk betrokken spelers.
Binnen het totale bouwwerk van de veiling heb ik rekening te houden met die belangen
en met mogelijke onbedoelde effecten waar partijen mij op wijzen. Met die belangenafweging
ben ik thans bezig. De concept-veilingregeling waarin de veilingopzet, de reserveprijzen
en de vergunningvoorschriften worden opgenomen (waaronder de ingebruiknameverplichting)
zal ik voor consultatie voorleggen aan alle betrokken belanghebbenden en ik zal de
Kamer op dat moment daarvan ook op de hoogte stellen.
Tenslotte zijn vragen gesteld over de belangenverstrengeling die zou optreden bij
het inschakelen van DotEcon, dat naast adviseur tevens ontwikkelaar van veilingsoftware
is. Die belangenverstrengeling zie ik niet. Zoals de vragensteller terecht aangeeft
is DotEcon adviseur voor veilingvraagstukken. Meer algemeen merk ik op dat het voorkomen
van belangenverstrengeling ook gekeken moet worden of er banden (kunnen) bestaan tussen
veilingdeskundige organisaties en (mogelijk) deelnemende partijen aan de veiling.
Ik heb DotEcon als onafhankelijke veilingadviseur voor deze veiling ingeschakeld. DotEcon is op transparante wijze via
een Europese aanbesteding meerjarig gecontracteerd voor zowel advisering ten aanzien
van veilingontwerp als voor de ontwikkeling van veilingsoftware die op maat moet worden
gemaakt om het veilingmodel op juiste wijze te implementeren. Met het op deze manier
in de arm nemen van DotEcon is ook gewaarborgd dat deze partij uitsluitend aan de
Nederlandse overheid kan adviseren en er geen belangenverstrengeling kan optreden
in advisering voor belanghebbende partijen bij de veiling. En daarnaast heb ik ter
versterking van de advisering over het veilingmodel een eveneens onafhankelijke peer
review gevraagd aan de internationaal gerenommeerde veilingdeskundige professor Peter
Cramton. Die peer review dient ter borging van het advies. Zowel DotEcon als professor
Peter Cramton zullen betrokken worden bij de verwerking van de consultatiereacties
op de concept-veilingregelgeving.
Gezondheid
De leden van de GroenLinks-fractie gaan in op het gezondheidsaspect van de uitrol van 5G in Nederland, zowel in de 3,5 GHz-band als in de 26 GHz-band.
Zij vragen naar mogelijke gezondheidsrisico’s en of ik bereid ben nu wel praktijkonderzoek
te doen naar de gezondheidseffecten van 5G. Voorts vragen zij naar de toepassing van
het voorzorgbeginsel, mede in het licht van het advies van de Gezondheidsraad en de
rechtelijke uitspraak (van 25 mei 2020).
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie7 op het Gezondheidsraadadvies komt de Gezondheidsraad in zijn rapport tot de conclusie
dat het beschikbare wetenschappelijke onderzoek laat zien dat een verband tussen frequenties
die voor 5G gebruikt (zullen) worden en ziekten niet is aangetoond en ook niet waarschijnlijk
is. Frequenties zoals de 700 MHz-band en de 3,5 GHz-band zijn al jaren in gebruik
voor de huidige telecommunicatiesystemen of andere toepassingen zoals WiFi, zonder
dat dit heeft geleid tot bewezen gezondheidsschade. Uit wetenschappelijke onderzoeken
zijn geen bewijzen gevonden voor negatieve effecten op de gezondheid onder de internationaal
gehanteerde blootstellingslimieten. Ook bij het gebruik van 5G-technieken dient de
blootstelling onder de geldende blootstellingslimieten te blijven. Agentschap Telecom
houdt toezicht op de blootstellingslimieten en doet veldsterktemetingen door het gehele
land om te controleren of de blootstellingslimieten niet worden overschreden.8 De werkelijk gemeten blootstelling door AT zit over het algemeen een factor 10 tot
20 onder de blootstellingslimieten. Dit geldt ook voor metingen aan 5G-systemen.9
Het kabinet zal zoals geadviseerd door de Gezondheidsraad inzetten op meer onderzoek.
De komende jaren worden meer onderzoeksresultaten verwacht, bijvoorbeeld van het internationale
epidemiologisch onderzoeksproject COSMOS10 waaraan Nederland deelneemt. Dit betreft een zeer groot internationaal cohortonderzoek
waarin enkele honderdduizenden mensen gevolgd worden, met als doel lange termijn gezondheidseffecten
te achterhalen. Dit zogeheten COSMOS-project loopt tot 2023. Daarnaast wordt in 2022
een uitgebreide wetenschappelijke analyse van de WHO verwacht. Praktijkonderzoek naar
de gezondheidseffecten van 5G ligt op dit moment niet voor de hand gezien de conclusies
van de Gezondheidsraad.
Zoals in de kabinetsreactie op het Gezondheidsraadadvies aangegeven zijn ook voor
het gebruik van de hogere frequentiebanden, zoals de 26 GHz-band, de eerdergenoemde
blootstellingslimieten van toepassing. ICNIRP heeft in de nieuwe blootstellingslimieten
extra rekening gehouden met het gebruik van hogere frequenties ten behoeve van nieuwe
technologieën (zoals 5G) en heeft om de gezondheidsbescherming verder te borgen nieuwe
eisen toegevoegd ter limitering van de temperatuurstijging in het lichaam.11 Volgens de WHO, Europese Commissie en ICNIRP is er op dit moment geen aanleiding
om te veronderstellen dat het gebruik van de 26 GHz-band bij blootstelling onder de
limieten negatieve gezondheidseffecten oplevert.12 De Gezondheidsraad heeft dit ook bevestigd.13 Mede daarom ziet het kabinet geen reden om meer onderzoeksresultaten af te wachten
voor het gebruik van deze band. De 26 GHz-band is wel in gebruik in Nederland, maar
(nog) niet voor mobiele communicatie. De 700 MHz-band, 3,5 GHz-band en de 26 GHz-band
worden door de Europese Commissie gezien als de «5G pioneer banden» voor de uitrol
van de nieuwe generatie draadloze netwerken.14 Met de uitgifte van de frequentiebanden wordt uitvoering gegeven aan Europese verplichtingen.
Conform de nieuwe telecomrichtlijn, de zogenoemde Telecomcode15, bereidt het kabinet de uitgifte voor van frequenties in een deel van deze band.
In navolging van de aanbevelingen in het advies van de Gezondheidsraad, beziet het
kabinet op dit moment hoe het een extra bijdrage kan leveren aan (internationaal)
onderzoek dat zich richt op gezondheidseffecten van blootstelling aan elektromagnetische
velden in de 26 GHz-band en scenariostudies om de blootstelling van individuen als
gevolg van draadloze communicatiesystemen (3G, 4G en 5G) zichtbaar te maken. Het kabinet
houdt de vinger aan de pols en blijft de nieuwste wetenschappelijke resultaten volgen.
Mocht er uit onderzoek op enig moment blijken dat sprake is van nadelige gezondheidseffecten,
dan zal het kabinet maatregelen treffen.
Met betrekking tot de toepassing van het voorzorgbeginsel informeer ik uw Kamer als
volgt.
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het Gezondheidsraadadvies adviseert de Gezondheidsraad
naast de toepassing van de nieuwste ICNIRP-richtlijnen om de blootstelling aan elektromagnetische
velden zo laag te houden als redelijkerwijs mogelijk is, aldus het ALARA-principe
(As Low As Reasonably Achievable). In het Antenneconvenant is het ALARA-principe vastgelegd:
de blootstelling van het publiek moet zo laag zijn als redelijkerwijs mogelijk. In
het Antenneconvenant staan afspraken tussen het Rijk, de VNG en mobiele operators
over de plaatsing van vergunningsvrije antennes. De telecomsector onderschrijft het
ALARA-principe en heeft afgesproken de blootstelling van het publiek aan elektromagnetische
velden zo laag als redelijkerwijs mogelijk te houden. De telecomsector heeft hier
ook een financieel belang bij. Een lager energieverbruik van apparatuur voor telecommunicatie
brengt een lagere blootstelling aan elektromagnetische velden met zich mee. De rijksoverheid
onderschrijft daarnaast ook uit het oogpunt van energiebeleid de doelstelling om onnodig
zwaar zendvermogen zoveel mogelijk te vermijden. De internationaal gehanteerde blootstellingslimieten
bevatten daarnaast een ruime veiligheidsmarge, die rekening houdt met kwetsbare groepen,
zoals ouderen, kinderen en mensen met een zwakke gezondheid. De blootstellingslimieten
zijn vijftig keer lager dan het niveau waarbij in onderzoek gezondheidseffecten optraden.16 De werkelijk gemeten blootstelling door AT zit over het algemeen een factor 10 tot
20 onder de blootstellingslimieten.
Op 25 mei 2020 oordeelde de rechtbank over het voorzorgsbeginsel dat het niet goed
denkbaar is dat bewezen zou moeten worden dat 5G geen enkel risico voor de gezondheid
oplevert, nu een negatief verband veelal niet of nauwelijks te bewijzen is.17 Volgens de rechter noopt het voorzorgsbeginsel daar ook niet toe. Het voorzorgsbeginsel
betekent volgens de rechter niet dat moet worden gestreefd naar een zogenoemd nulrisico,
in die zin dat ieder risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu moet
worden voorkomen. De kern van het voorzorgsbeginsel is dat op een gestructureerde
wijze en zo volledig mogelijk risico’s voor mens en milieu in kaart moeten worden
gebracht en geëvalueerd, om vervolgens de meest in aanmerking komende maatregelen
te nemen. De rechter is van oordeel dat de Staat uitvoering geeft aan het voorzorgsbeginsel
door de ICNIRP-richtlijnen te hanteren, door regelmatig te laten controleren of de
daarin genoemde limieten niet worden overschreden, door geregeld nieuw onderzoek te
laten plaatsvinden naar nieuwe inzichten over mogelijk schadelijke gevolgen van elektromagnetische
golven en door (de toezegging) daarnaar te (zullen) handelen.18
Veiligheid
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar recente ontwikkelingen met betrekking
tot de risicobeoordeling over de veiligheid van het telecommunicatienetwerk en het
weren van onbetrouwbare leveranciers en hoe andere Europese landen hierin acteren.
Eén van de maatregelen die het kabinet heeft genomen naar aanleiding van een risicoanalyse
naar de kwetsbaarheid van netwerken van telecomaanbieders door de Taskforce Economische
Veiligheid is het inrichten van een structureel proces. In samenwerking tussen de
rijksoverheid en telecomaanbieders worden ontwikkelingen in dreigingen en in de techniek
gedeeld en in samenhang bezien. Op grond van deze ontwikkelingen worden risicobeoordelingen
uitgevoerd, die vervolgens kunnen leiden tot adviezen over (het nemen van aanvullende)
maatregelen. Op deze manier wordt continu gewerkt aan de weerbaarheid van telecomnetwerken.
Zoals uit de «voortgangsrapportage implementatie toolbox»19 blijkt, hebben veel lidstaten al maatregelen genomen of zijn zij ver gevorderd in
het proces om maatregelen te nemen.
Daadwerkelijke implementatie verschilt tussen Lidstaten vanwege de verschillen in
nationale situatie, beleid en regelgeving van elke lidstaat. Ik volg de ontwikkelingen
in het beleid ten aanzien van de veiligheid en integriteit van 5G-netwerken in andere
landen op de voet en sta daarbij ook in nauw contact met gelijkgezinde landen. Ik
wil benadrukken dat Nederland, net als ieder ander land, een eigenstandige afweging
maakt of gewijzigde of aanvullende maatregelen nodig zijn, en zo ja, welke maatregelen
dat betreft.
Nederland blijft zich daarnaast uiteraard inzetten voor verdere ontwikkeling van de
gezamenlijke Europese aanpak voor de veiligheid van 5G-netwerken, conform de motie
van de leden Weverling c.s.20 en Van den Berg c.s.21, waaronder de implementatie van maatregelen uit de op 29 januari 2020 gepubliceerde
EU 5G toolbox. Een Europese aanpak kan bijdragen aan de effectiviteit van de beveiligingsmaatregelen.
Daarnaast kan de uitwisseling van informatie over risico’s en maatregelen bijdragen
aan de nationale aanpak voor veiligheid en integriteit van telecomnetwerken.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen vervolgens naar mijn visie op de samenwerking
tussen westerse landen rondom waardeketens die van strategisch economisch belang zijn
of cruciaal voor de nationale veiligheid om zo te voorkomen dat we op langere termijn
afhankelijk worden van een land, zoals China.
Markt en systeemfalen, maatschappelijke uitdagingen zoals de klimaat en digitale transities,
en risico’s voor de nationale veiligheid, waaronder ongewenste strategische afhankelijkheden
kunnen een reden zijn om meer te investeren in een offensief industriebeleid. Europese
landen kunnen eenieder voor zich hier beleid op gaan voeren, maar voor grootschalige
investeringen kan het effectiever en minder risicovol zijn om Europees de krachten
te bundelen en binnen de EU de verschillende sterkten van lidstaten te benutten. De
lidstaten lopen immers ook vaak tegen dezelfde problemen aan. Bovendien kan een klein
land als NL niet op alles tegelijk inzetten. Door samen te werken met de partners
uit de EU kunnen we een grotere impuls geven aan strategische waardeketens.
Daarnaast kan de Europese schaal er ook voor zorgen dat bedrijven sneller kunnen groeien.
Door Europees gezamenlijk op te trekken en lange termijn strategieën te ontwikkelen
voor strategische waardeketens kunnen we markten creëren, vroegtijdig kennis opbouwen
en hiermee ook voorkomen dat we op langere termijn bijvoorbeeld afhankelijk worden.
De EU waterstofstrategie en waterstofalliantie, en de Industrie Alliantie voor Microelectronika
en aansluitende initiatieven als Important Projects of Common European Interests zijn
goede voorbeelden van hoe we als EU gezamenlijk kunnen optrekken om een waardeketen
van de grond te laten komen. Ook via de recent gepubliceerde farmaceutische strategie
zullen de EU-lidstaten gezamenlijk optrekken om kwetsbaarheden die meerdere lidstaten
raken te reduceren.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen tot slot of in de veilingopzet van de 3,5 GHz-band
het gebruik van Europese technologie kan worden aangemoedigd en of andere landen bepalingen
inzetten om een bepaalde gewenste technologie in de telecomsector aan te moedigen.
De mogelijkheden om bij een frequentieveiling eisen te stellen worden beperkt door
het toepasselijk Europees regelgevend kader. Daarin is limitatief opgesomd welke eisen
er kunnen worden gesteld aan frequentievergunningen. Eisen aan de winnaars van een
veiling worden namelijk na afloop geregeld in de vergunning. Eisen die hiermee worden
gesteld aan deelnemers aan een frequentieveiling gelden vervolgens dus alleen voor
het gebruik van specifiek die frequenties en hebben mogelijk alleen invloed op de
onderdelen van het netwerk die specifiek die frequenties gebruiken. Daarom zijn de
frequentieveilingen mijn inziens geen geschikt instrument voor algemeen beleid dat
van toepassing moet zijn op een heel telecomnetwerk. Ik zie daarom ook geen meerwaarde
in nader onderzoek hiernaar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier