Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het fiche: Mededeling Nieuw Actieplan Kapitaalmarktunie
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3023 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 januari 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 30 oktober 2020 over het fiche: Mededeling
Nieuw Actieplan Kapitaalmarktunie (Kamerstuk 22 112, nr. 2953).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 november 2020 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 26 januari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Buisman
Vragen en opmerkingen vanuit de fractie en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche en de Mededeling
Nieuw Actieplan Kapitaalmarktunie. De leden van de VVD-fractie hebben daarover nog
wel enkele vragen en/of opmerkingen.
Het kabinet verwelkomt het actieplan, maar is toch kritisch tot zeer kritisch over
een behoorlijk aantal actiepunten. Waarom verwelkomt het kabinet het actieplan dan
toch?
Met het vorige kapitaalmarktunie (Capital Markets Union, CMU) actieplan uit 2015 zijn
belangrijke stappen gezet wat betreft de ontwikkeling van de CMU. Desalniettemin is
er een brede overtuiging, zowel van het kabinet als bij andere lidstaten in de Europese
Unie, dat nadere stappen gezet moeten worden voor de versterking van de CMU. Een sterke
Europese CMU draagt bij aan i) economische groei via efficiënte allocatie van kapitaal
en ii) aan financiële stabiliteit door vergroting van het schokabsorberend vermogen
van financiële markten door grensoverschrijdend kapitaalbezit. Ik heb mij dan ook
de afgelopen jaren gezamenlijk met Frankrijk en Duitsland ervoor ingezet om dit onderwerp
wederom hoog op de Europese agenda te plaatsen, onder meer via het initiatief voor
de NextCMU-werkgroep die een rapport met aanbevelingen heeft geschreven. Mede naar
aanleiding van dit rapport heeft de Raad de Commissie in december 2019 opgeroepen
een nieuwe roadmap te presenteren voor verdieping van de CMU.1 Met het nieuwe actieplan geeft de Commissie gehoor aan de oproep van de Raad van
vorig jaar.
Ik verwelkom het nieuwe CMU-actieplan, omdat het plan past in het streven van het
kabinet om de kapitaalmarktunie verder te verdiepen. Daar komt bij dat de aandachtsgebieden
van het kabinet overeenkomen met de doelstellingen die de Commissie heeft geformuleerd,
namelijk 1) private risicodeling (de schokabsorptiecapaciteit) dient te worden vergroot
door het stimuleren van grensoverschrijdende financiering en beter geïntegreerde Europese
kapitaalmarkten; 2) de toegang tot kapitaalmarkten voor bedrijven dient te worden
verbeterd om hen meer financieringsopties te bieden, met een focus op mkb-ondernemers
en start- en scale-ups waardoor zij minder afhankelijk worden van bancaire kredietverlening; en 3) de toegang
tot kapitaalmarkten voor investeerders en consumenten moet worden verbeterd in Europa.
Door het stimuleren van lange termijn sparen en investeren komt er meer kapitaal beschikbaar
dat kan worden aangewend voor investeringen in de economie. Daarmee zijn de doelstellingen
van en de acties binnen het nieuwe actieplan grotendeels in lijn met de inzet van
kabinet. Dit neemt niet weg dat op enkele onderwerpen het kabinet een kanttekening
plaatst of kritisch is bij de ideeën van de Commissie. Bovendien moeten veel acties
de komende jaren nog nader worden uitgewerkt, waarbij in sommige gevallen eerst nog
nadere analyses en consultaties zullen plaatsvinden, voordat er een (wetgevend) voorstel
wordt gepubliceerd door de Commissie.
Het nieuwe actieplan volgt op het eerste actieplan uit 2015. Wat heeft dat eerste
actieplan nu concreet opgeleverd? Wat zijn daarvan de concrete resultaten? Hoe kan
de voortgang van dit nieuwe actieplan van de kapitaalmarktunie worden gemeten?
Volgend op het vorige CMU-actieplan uit 2015 zijn dertien wetgevende voorstellen op
het gebied van de CMU en drie wetgevende voorstellen wat betreft duurzame financiering
door de Commissie gepresenteerd. In maart 2019 heeft de Commissie een update gegeven over de voortgang van de onderhandelingen over deze voorstellen.2 Op dat moment was voor twaalf van de zestien voorstellen de triloog afgerond. Een
deel van de voorstellen is reeds in werking getreden, maar voor de meest recent afgeronde
voorstellen geldt dat ze nog niet inwerking zijn getreden en daarmee nog niet van
toepassing zijn. Derhalve is op dit moment nog niet volledig zichtbaar wat het actieplan
heeft opgeleverd.
De Commissie verwacht dat de impact van het eerste actieplan steeds meer zichtbaar
wordt. Zij zal haar reguliere rapportages over de voortgang van wetgevende acties
aanvullen met monitoringsrapportages over de ontwikkeling van de EU-kapitaalmarkten,
gebaseerd op een aantal gerichte indicatoren. De Raad heeft de Commissie nogmaals
opgeroepen om te komen met duidelijke gedefinieerde indicatoren om de voortgang te
monitoren van zowel de ontwikkeling van de kapitaalmarktunie in het geheel, als van
de individuele doelstellingen.3 De Europese Rekenkamer heeft dit najaar een rapport gepubliceerd over dit eerste
CMU-actieplan. Conform mijn toezegging in het AO Ecofin van 25 november jl. (Kamerstuk
21 501-07, nr. 1733) heb ik mijn appreciatie van de bevindingen van de Europese Rekenkamer in een separate
bijlage4 bij deze beantwoording gevoegd.
De leden van de VVD-fractie willen graag weten of, na eerdere vragen daarover van
de VVD-fractie, er inmiddels een impact assessment is gedaan en er ook zicht is op
de administratieve lasten als gevolg van de verschillende voorstellen voor de kapitaalmarktunie.
In het nieuwe kapitaalmarktunie actieplan kondigt de Commissie zestien acties aan.
De uitwerking hiervan volgt de komende jaren. In de annex van het actieplan geeft
de Commissie weer of en wanneer er een (wetgevend) voorstel zal volgen. Op dit moment
zijn voor de acties uit het actieplan nog geen voorstellen gepubliceerd. Het kabinet
zal er op aandringen dat deze voorstellen, zoals gebruikelijk is, zijn voorzien van
een impact assessment en een voorafgaand inception impact assessment en eventuele consultatie, conform de Better Regulation doelstellingen. In de beoordeling van de voorstellen die volgen, zal het kabinet
uiteraard de proportionaliteit, de subsidiariteit en de gevolgen voor bedrijven en
burgers beoordelen.
De leden van de VVD-fractie ondersteunen het hoofduitgangspunt van de kapitaalmarktunie,
namelijk het verbeteren van het functioneren van de kapitaalmarkt in de Europese Unie.
De kapitaalmarktunie moet zorgen voor meer financieringsmogelijkheden voor het bedrijfsleven
en vooral het midden-en kleinbedrijf (mkb). Kan het kabinet aangeven welke maatregelen
daar nu concreet aan bijdragen en hoe ze daaraan bijdragen? Wat zijn de meetbare doelen
waaraan dit getoetst kan worden? Van welke maatregel zal een mkb’er in de maakindustrie
met zo’n twintig medewerkers enthousiast worden? Wat heeft zo’n bedrijf aan de voorgestelde
acties?
De acties die genoemd worden onder de eerste doelstelling – Ondersteuning van een
duurzaam, inclusief en veerkrachtig economisch herstel door betere toegang tot financiering
voor Europese bedrijven – dragen bij aan het verbreden en verbeteren van de financieringsmogelijkheden
voor bedrijven. Zo voorziet een Europees single access point (actie 1) in het verbeteren van beschikbaarheid en transparantie van de (niet)-financiële
en duurzaamheidsinformatie van bedrijven. Bedrijven worden hierdoor beter zichtbaar
voor investeerders en aanbieders van alternatieve vormen van financiering. Tevens
zal worden gekeken hoe de toegang tot effectenmarkten en handelsplatformen voor kleine
en innovatieve bedrijven beter kan worden gefaciliteerd, waarbij de administratieve
lasten verlaagd dienen te worden (actie 2). Dit biedt hen betere mogelijkheden voor
een publieke uitgifte van effecten voor het aantrekken van financiering.
Middels een herziening van het ELTIF-kader voor Europese lange-termijn beleggingsfondsen
is het de bedoeling dat meer financiering voor bedrijven wordt gefaciliteerd, met
name het mkb, maar ook duurzame energie- en transportprojecten (actie 3). Met de geplande
herziening van Solvency II wil de Commissie bereiken dat institutionele beleggers
zoals verzekeraars gemakkelijker langetermijninvesteringen in bedrijven kunnen doen
(actie 4a). Bij de herziening van de kapitaalmarktenverordening en implementatie van
Bazel 3 is de Commissie voornemens te kijken naar een passender prudentiële behandeling
van lange termijn equity investeringen in mkb-ondernemers door banken (actie 4b). Tevens zullen de voordelen
en de haalbaarheid van een doorverwijzingsplicht voor banken naar alternatieve financiers,
indien zij een mkb’er geen lening kunnen verstrekken, worden onderzocht (actie 5).
Tot slot zal het securitisatiekader worden herzien om de Europese securitisatiemarkt
verder te ontwikkelen, zodat banken uiteindelijk meer ruimte voor kredietverlening
aan bedrijven krijgen (actie 6). In het BNC-fiche is over deze acties een korte appreciatie
opgenomen, eveneens als in bijlage 25. Daarbij merk ik op dat ook de acties onder de tweede en derde doelstelling van het
actieplan bij kunnen dragen aan het beter mobiliseren en efficiënter alloceren van
kapitaal en versterking van de interne markt, waar (mkb) ondernemers profijt van kunnen
hebben.
Het mkb kent een grote diversiteit. In hoeverre een specifieke ondernemer baat heeft
bij een of meerdere van deze acties, hangt af van verschillende factoren. Veel (grotere)
mkb-ondernemers in Nederland hebben baat bij, en behoefte aan, meer mogelijkheden
om hun investeringen (die noodzakelijk zijn om te groeien en die daarmee bijdragen
aan economische groei en werkgelegenheid) te kunnen financieren. Ook de fase waarin
een onderneming zich bevindt, kan van invloed zijn op de vraag wat voor soort financiering
passend is. Bij een (innovatieve) start-up die te weinig cashflow heeft om rente te betalen, zal financiering middels eigenvermogeninstrumenten waarschijnlijk
beter passen. Een gevestigd bedrijf met een stabiele omzet en cashflow zal de ontwikkeling
van nieuwe producten of diensten wellicht makkelijker kunnen financieren via een bancaire
lening. Hoewel misschien niet elke (mkb) ondernemer direct behoefte heeft aan andere
financieringsvormen naast het bancaire kanaal, kan het ook voor de kleine mkb’er in
bepaalde gevallen juist nuttig zijn om via alternatieve kanalen financiering op te
halen. Daarbij is het goed om op te merken dat de acties onder de CMU niet de enige
acties zijn die worden genomen voor kleine ondernemers. Zo vergemakkelijkt het Europese
programma Competitiveness of Enterprises and Small and Medium-Sized Enterprises (COSME)
bijvoorbeeld de toegang tot financiering voor het mkb. Daarnaast heeft het kabinet
ook aandacht voor deze doelgroep in het nationale beleid.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet het voornemen van de Europese Commissie
steunt om te onderzoeken hoe de regels rondom een beursgang voor het mkb kunnen worden
vereenvoudigd. De vraag is natuurlijk allereerst wat Nederland zelf al zou kunnen
doen binnen de huidige Europese regels. Dus wat zou Nederland zelf kunnen doen? Waar
is sprake van het gebruik van lidstaatopties en/of een kop op EU-regelgeving? En in
hoeverre is het kabinet bereid daarop stappen te zetten?
De wetgeving voor beursnoteringen en beurshandel is in Europa grotendeels geharmoniseerd.
Dit bevordert de werking van de interne markt. Het stelt investeerders beter in staat
een gediversifieerde portefeuille op te bouwen. Tevens biedt het bedrijven toegang
tot een internationaal aanbod van kapitaal, door notering aan een (nationale) beurs
zoals Euronext Amsterdam. Derhalve zijn er weinig lidstaatopties met betrekking tot
beursgangen in de Europese richtlijnen opgenomen. Nederland maakt geen gebruik van
lidstaatopties op dit gebied die als nationale kop aangemerkt kunnen worden. De prospectusverordening
biedt een lidstaatoptie met betrekking tot de vrijstelling van de prospectusplicht,
tussen de EUR 1 en 8 mln. Nederland heeft bij de implementatie gekozen voor EUR 5
mln. In de verordening mkb-groeimarkten wordt lidstaten de optie geboden om, in plaats
van een lijst met enkel permanente insiders, van emittenten te vereisen om een volledige
lijst met insiders op te stellen en bij te houden. Nederland heeft ervoor gekozen
geen gebruik te maken van deze lidstaatoptie, mede gelet op de proportionaliteit voor
ondernemers. Ik acht het, gegeven het internationale karakter van effectenmarkten,
niet wenselijk dit in de (nabije) toekomst wel te doen indien daartoe mogelijkheden
zijn binnen de huidige kaders, noch te pleiten hiervoor de mogelijkheden en lidstaatopties
te creëren. Dit om te voorkomen dat er verschillen – en daarmee barrières – in regelgeving
ontstaat tussen verschillende lidstaten.
Waarom is het kabinet kritisch over het stimuleren van investeringen in eigen vermogen
van het mkb via het prudentiële raamwerk voor banken? Waar ziet het kabinet daar risico’s?
Het verbeteren van het eigen vermogen van het mkb is toch een goede zaak?
In de kern is het prudentiële raamwerk bedoeld om de weerbaarheid van de bancaire
sector en de financiële stabiliteit te waarborgen. Ik ben daarom terughoudend met
het gebruik van het prudentiële raamwerk om andere beleidsdoelen te bereiken. Daarmee
is niet gezegd dat het kabinet het niet van belang acht dat de toegang tot financiering
en daarmee ook het eigen vermogen van het mkb wordt verbeterd. Een versoepeling van
het prudentiële kader is alleen niet het geëigende instrument om dit te bevorderen.
Daarom zet het kabinet in op andere methoden om de financiering van het mkb te versterken.
Zo steunt het kabinet bijvoorbeeld het voornemen van de Europese Commissie om te onderzoeken
hoe de regels rondom een beursgang voor het mkb kunnen worden vereenvoudigd en de
transparantie over bedrijfsdata verbeterd kan worden door oprichting van een Europees
centraal data-toegangspunt.
Het kabinet staat positief tegenover een analyse van het nut en haalbaarheid van een
verplichting voor banken om ondernemers door te verwijzen naar alternatieve financiering
bij afwijzen van een kredietaanvraag. Welke risico’s zijn er bij een dergelijke doorverwijzing?
Wat is de verantwoordelijkheid van een bank bij het doorverwijzen? Wat als doorverwezen
wordt naar een alternatieve financiering die achteraf slecht blijkt te zijn? Hoe zit
het dan met de verantwoordelijkheid van de banken? Waarom wordt er niet gekozen voor
een betere informatievoorziening vanuit de (Nederlandse) overheid over de verschillende
financieringsvormen voor bedrijven?
Om de toegang van het mkb tot financiering te bevorderen, zal de Commissie het nut
en de haalbaarheid onderzoeken van een regeling waarbij banken mkb-bedrijven waarvan
zij de kredietaanvraag hebben afgewezen, doorverwijzen naar aanbieders van alternatieve
financiering. In Nederland bestaat reeds een regeling over doorverwijzen naar andere
financiers in de Gedragscode Kleinzakelijke Financiering van de Nederlandse Vereniging
van Banken (NVB). Daarin is onder andere opgenomen dat een bank een klant alleen verwijst
naar een andere financier als dit naar het oordeel van de bank in het belang is van
de klant. Ook is opgenomen dat als de klant zich oriënteert op een financiering bij
een derde partij of een financieringsaanvraag indient bij een derde partij, de bank
meestal niet meer betrokken is bij de behandeling van die financieringsaanvraag door
deze derde partij, en dat de bank niet verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de
dienstverlening van de derde partij. Ook de Gedragscode MKB Financiers van de Stichting
MKB Financiering kent een bepaling over doorverwijzen indien dit in het belang is
van de klant.
In de mededeling van de Commissie staat dat in de haalbaarheidsanalyse zal worden
gekeken naar de doeltreffendheid van bestaande doorverwijsregelingen bij banken. De
Commissie zal ook nagaan of het nuttig is om van alternatieve financieringsplatforms
op hun beurt te eisen dat zij afgewezen mkb-bedrijven naar banken doorverwijzen, en
ook of de reikwijdte van een doorverwijsregeling moet worden uitgebreid tot aanbieders
van eigenvermogensfinanciering, matchmakingplatforms en gespecialiseerde advieshubs.
Door ondernemers te voorzien van de juiste informatie zullen ondernemers beter in
staat zijn om de juiste financiering te verkrijgen. Het geven van voorlichting is
in de eerste plaats aan de financieringspartijen zelf, en ook financiële adviseurs
spelen hierbij een belangrijke rol. Zij kunnen immers kijken naar de specifieke situatie
die elke financieringsvraag met zich meebrengt. Desalniettemin is informatievoorziening
een belangrijk aandachtspunt en daarom ondersteunt de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat meerdere initiatieven met betrekking tot informatievoorziening aan
ondernemers. Zo heeft de KVK de Gids voor bedrijfsfinanciering. Ondernemers kunnen
zich wenden tot Qredits en de Stichting MKB Financiering, die financieringsadviseurs
beschikbaar hebben en voorlichting geven. De Stichting MKB-financiering verwijst ondernemers
door naar geaccrediteerde alternatieve financiers en werkt, om de dienstverlening
verder te verbeteren, daarnaast aan de totstandkoming van een keurmerk van MKB financieringsadviseurs.
Verder bieden de KvK Financieringsdesk, RVO en de regionale ontwikkelingsmaatschappijen
ondernemers ondersteuning bij het vinden van financiering.
De leden van de VVD-fractie staan positief tegenover de mogelijkheden voor (synthetische)
securitisaties op een verantwoorde manier. Kan aangegeven worden welke staartrisico’s
en derdepartijrisico’s daar bij kunnen zitten? En hoe daarmee wordt omgegaan?
Bij de aanpassingen die gedaan worden aan het securitisatieraamwerk is het mogelijk
dat synthetische securitisaties een STS-keurmerk krijgen. Indien banken hun synthetische
securitisaties aan dit keurmerk willen laten voldoen, zijn er eisen aan transparantie,
eenvoud en standaardisatie gesteld. Hierdoor kunnen investeerders beter inschatten
welke risico’s aan dergelijke securitisaties zijn verbonden en welbewust de staartrisico’s
op zich nemen en afdekken. Daarnaast heb ik mij er in Europa voor ingezet om criteria
met betrekking tot het STS-keurmerk strikt vast te stellen en daarmee het derdepartijrisico
te mitigeren.6
De leden van de VVD-fractie vragen zich af waarom actiepunten op het gebied van financiële
educatie, financieel advies en pensioenen bij de kapitaalmarktunie horen. Eerder hebben
de leden van de VVD-fractie aangegeven dat de kapitaalmarktunie niet een duizenddingendoekje
moet worden, maar daar lijkt het nu wel op. Kan het kabinet daar uitgebreid op ingaan?
De leden van de VVD-fractie vinden die onderwerpen natuurlijk belangrijk, maar zien
geen meerwaarde in een rol van de Europese Unie op die onderwerpen, met uitzondering
van financieel advies voor professionele partijen (in relatie tot de Markets in Financial
Instruments Directive (MIFID)). In hoeverre zijn dit bevoegdheden van de Europese
Unie?
Wat is de meerwaarde van een Europees provisieverbod? Wat is de meerwaarde van een
pan-EU-label voor adviseurs? Gaat het hier om financieel adviseurs voor professionele
partijen of ook voor consumenten? De leden van de VVD-fractie vinden niet dat we nu
voor financieel adviseurs voor consumenten nog weer meer regelgeving en administratieve
lasten moeten opleggen, na alle maatregelen die op nationaal niveau al zijn genomen.
Hoe kijkt het kabinet daarnaar?
Of wordt er gekeken naar een vergelijkbaar provisieverbod als Nederland nu al kent?
Voor de ontwikkeling van de CMU is het van belang om naar alle facetten van de kapitaalmarkten
te kijken. Het nieuwe CMU-actieplan heeft daarom drie doelstellingen, die elkaar onderling
versterken. Daarvan is «de EU een veiligere plek maken om te sparen en te beleggen
voor de langere termijn» er één. Deze doelstelling is ook een prioriteit van het kabinet
ten aanzien van de verdieping van de CMU. Acties op het gebied van financiële educatie
en financieel advies dienen ertoe dat consumenten beter gebruik kunnen maken van de
kansen die kapitaalmarkten hen bieden om hun financiële doelen te behalen. Indien
de participatie van retailbeleggers in Europa toeneemt, draagt dit ook bij aan het
behalen van de andere doelstellingen, doordat meer kapitaal beschikbaar komt. De Commissie
kan op het gebied van financiële educatie maatregelen nemen om het nationale (onderwijs)beleid
te ondersteunen of aan te vullen, en kan tevens maatregelen nemen op het gebied van
voorlichting aan consumenten.
Ik heb eerder gepleit voor een grotere rol van de Commissie op het terrein van financiële
educatie, met als doel te voorkomen dat alle lidstaten opnieuw het wiel moeten uitvinden.
De rol van de Commissie zou in mijn ogen moeten zijn om kennisdeling te bevorderen
en waar nodig onderzoek te doen naar effectieve manieren om financiële educatie vorm
te geven. Ik zie geen toegevoegde waarde van het in richtlijnen en verordeningen opnemen
van de plicht voor lidstaten om financiële educatie te bevorderen. Ik pleit er wel
voor om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande Europese initiatieven op dit
vlak en de krachten waar mogelijk te bundelen. De Commissie kan daarbij een verbindende
en coördinerende rol spelen.
De evaluatie van het Nederlandse provisieverbod laat zien dat het provisieverbod effectief
is en voorkomt dat er productsturing via verkeerde prikkels plaatsvindt. In de richtlijn
markten voor financiële instrumenten 2014 (MiFID II) zijn tevens regels voor provisies
opgenomen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende categorieën beleggers.
Ik pleit ervoor om bij de herziening van MiFID II/ MiFIR (gepland voor 2021) deze
regels verder te versterken en een EU-breed provisieverbod voor beleggingsdiensten
in te voeren, zoals Nederland dat reeds kent (en daarvoor een lidstaatoptie gebruikt).
Met de huidige regels kunnen buitenlandse instellingen op basis van een Europees paspoort
ook in Nederland hun diensten en producten aanbieden, al vallen zij dan niet altijd
onder het Nederlandse provisieverbod. Een Europees provisieverbod dat in lijn is met
het Nederlandse provisieverbod levert dan ook extra bescherming voor consumenten in
Nederland op en draagt bij aan het gelijke speelveld voor Nederlandse aanbieders.
ESMA heeft – op grond van artikel 25, eerste lid, MiFID II – minimumstandaarden opgesteld
t.a.v. kennis en vaardigheden waar een adviseur, die beleggingsadvies geeft aan beleggers,
over moet beschikken. Het gaat hierbij om beleggingsadvies aan zowel retailbeleggers
als professionele beleggers. Ik vind dergelijke minimumstandaarden op Unie-niveau
een meerwaarde. Er moet echter wel ruimte blijven om het hoge Nederlandse kwaliteitsniveau
te handhaven om zo de Nederlandse belegger op het huidige niveau te kunnen blijven
beschermen. Daarom zie ik vooralsnog geen noodzaak voor een nieuw, geharmoniseerd
regelgevend kader. Tevens moeten de administratieve lasten in evenwicht zijn met de
beoogde doelstellingen en ook afgewogen worden bij de verschillen tussen soorten adviseurs.
Pensioenen zijn en blijven wat de leden van de VVD-fractie betreft een nationale aangelegenheid.
Waarom worden er dan toch acties voorgesteld, ook al zijn het geen wetgevende acties?
De ervaring van de leden van de VVD-fractie is dat het vaak met lichte acties begint,
zoals in dit geval monitoring, en dat zo langzaamaan gewerkt wordt aan zwaardere acties.
Je geeft ze een vinger, en uiteindelijk pakken ze de hele hand. Het kabinet lijkt
terecht ook kritisch over maatregelen op dit terrein. Hoe is het krachtenveld voor
deze onderwerpen? Wie zijn daarin medestanders van Nederland?
Zoals in het BNC-fiche aangegeven zal ik de ontwikkelingen op dit gebied kritisch
volgen. Het beleid ten aanzien van pensioenen is een nationale aangelegenheid, en
dat dient in de ogen van het kabinet ook zo te blijven. Initiatieven binnen de EU
mogen niet leiden tot ingrijpen in of tot een verstoring van de verhoudingen binnen
het Nederlandse pensioenstelsel. Het kabinet zal hier scherp op toezien.
Vanuit het oogpunt van houdbare overheidsfinanciën en de ontwikkeling van de kapitaalmarktunie
is het wenselijk dat de pensioenopbouw in minder ontwikkelde pensioenstelsels wordt
vergroot. De opzet van een pensioendashboard en het uitwisselen van best practices
ten aanzien van auto enrollment kunnen hieraan bijdragen. De ontwikkeling van pensioenregisters, voortbordurend op
het Track and Trace Your Pensions in Europe, kan voor mensen die in verschillende Europese lidstaten pensioen hebben
opgebouwd inzicht geven in hun pensioensituatie en hen waar nodig activeren om nader
pensioen op te bouwen. Doorgaans zijn landen met een strengere begrotingsdiscipline
en meer ontwikkelde, kapitaalgedekte pensioenstelsels medestander van Nederland.
De leden van de VVD-fractie zijn net als het kabinet terughoudend over harmonisatie
van (bepaalde delen van) het insolventierecht. Wat is het krachtenveld op dit punt?
Waarom wordt er niet voor gekozen om landen die een slecht werkend insolventierecht
hebben, zoals Italië, te stimuleren om hun eigen insolventierecht eerst zelf te hervormen?
De plannen van de Commissie om het insolventierecht van de lidstaten verder te harmoniseren
zijn nog in een vroeg stadium; het is op dit moment niet zeker dat de Commissie met
een wetgevend voorstel zal komen op dit terrein. Voor zover ik nu kan overzien, zijn
meer lidstaten terughoudend over harmonisatie van het insolventierecht. De Commissie
is een openbare consultatie gestart om meer informatie te vergaren die gebruikt zal
worden bij de verdere invulling van de plannen. In overleg met stakeholders zal Nederland
hierop reageren en daarbij is het de bedoeling om eerst goed in kaart te brengen waar
er momenteel problemen worden ervaren en wat hiervoor mogelijke oplossingen zouden
kunnen zijn. Voor Nederland is namelijk vooral van belang dat de toekomstige initiatieven
op Europees niveau aansluiten op datgene waar in de praktijk daadwerkelijk behoefte
aan is. Dit komt mede omdat harmonisatie op het terrein van het insolventierecht ook
effect zal hebben op het veel meer omvattende terrein van het vermogensrecht.
Ik begrijp uit de vraag van de leden van de VVD-fractie dat zij pleiten voor een landenspecifieke
aanpak. Recent is onderzoek gepubliceerd van de European Banking Authority naar de
effectiviteit van insolventiesystemen. Daaruit blijkt grote variatie in de effectiviteit
van systemen. Ik zal, gezamenlijk met de Minister voor Rechtsbescherming, daarom de
suggestie van de VVD om een meer landenspecifieke benadering te kiezen in onze consultatiereactie
meenemen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet positief staat tegenover het verbeteren
van de teruggaveprocedure van bronbelasting middels aansluiting bij bestaande systemen
en voor de oprichting van een zogenaamde geconsolideerde tape voor handelsdata voor
equity. Wat betekenen deze voorstellen precies en wat zijn de gevolgen?
Met het oog op verbetering van de positie van het bedrijfsleven in de EU is de Commissie
van plan om een richtlijnvoorstel te maken voor de invoering van een gemeenschappelijk,
gestandaardiseerd en EU-breed systeem voor de verbeterde teruggave van bronbelasting,
gecombineerd met gegevensuitwisseling en samenwerking tussen belastingautoriteiten,
waarbij eventueel ook toezichthouders van financiële markten worden betrokken. Op
dit moment moeten bedrijven eerst de volledige bronbelasting betalen om daarna het
teveel betaalde gedeelte aan bronbelasting weer terug te vragen. Dit is een omslachtig
administratief proces waarbij het bedrijfsleven tegen een cashflowprobleem aanloopt.
Bovendien verschilt de teruggaafprocedure per lidstaat. De Commissie streeft naar
verbetering door een uniform en efficiënte teruggaafprocedure voor de bronbelasting
voor te stellen. Het TRACE-project van de OESO heeft al veel voorwerk gedaan op het
gebied van efficiëntere teruggaafprocedures. Omdat teruggaafprocedures ook kunnen
plaatsvinden in relatie met niet-EU-landen heeft het, met het oogpunt op efficiëntie,
mijn voorkeur dat het EU-voorstel zoveel mogelijk voortbouwt op het werk van het TRACE-project.
In de eerder aangehaalde Raadsconclusies wordt dit tevens onderstreept.
De Commissie heeft het voornemen om een voorstel te doen voor de oprichting van een
geconsolideerde tape voor handelsdata met betrekking tot de handel in financiële instrumenten.
Een geconsolideerde tape is een elektronisch informatiesysteem dat informatie over
handelsdata, die op de verschillende handelsplatformen in de EU27 worden gegenereerd,
verzamelt, consolideert en vervolgens publiceert. Een geconsolideerde tape kan een
bijdrage leveren aan de verbetering van de transparantie van de handel in financiële
instrumenten in de EU27 en aan het vergroten van de concurrentie tussen de in de EU27
geëxploiteerde handelsplatformen. De mogelijkheid voor marktpartijen om een dergelijke
datatape op te zetten is gecreëerd onder de richtlijn markten voor financiële instrumenten
2014 (MiFID II). In de praktijk bleek dit echter lastig te realiseren op commerciële
basis, onder meer vanwege de complexiteit van het proces om alle relevante handelsdata
binnen een zeer korte tijdspanne te verzamelen, te consolideren en te publiceren.
Vanwege die complexiteit is de verwachting dat het hiervoor bedoelde voorstel van
de Commissie zich in eerste instantie uitsluitend zal richten op de publicatie van
handelsdata met betrekking tot reeds op EU27 handelsplatformen uitgevoerde transacties
in eigenvermogensinstrumenten (equities) zoals aandelen. In dat voorstel zal naar verwachting tevens aandacht worden besteed
aan de datakwaliteit en de kosten voor het oprichten van een geconsolideerde tape.
Tot slot, het Verenigd Koninkrijk heeft altijd een belangrijke rol vervult als het
ging om de kapitaalmarkten, met name de London City. Wat zijn de gevolgen van de Brexit
voor de kapitaalmarkten? Welke knelpunten ziet het kabinet nog?
Het Verenigd Koninkrijk heeft altijd een belangrijke rol vervuld binnen de Europese
kapitaalmarkten en het is dus onvermijdelijk dat de Brexit hier een effect op heeft.
Het belangrijkste gevolg van de Brexit is dat Britse financiële instellingen hun directe
toegang tot de EU interne markt sinds 1 januari jl. hebben verloren. Het kabinet,
de Europese Commissie en de (Europese) toezichthouders hebben Britse financiële instellingen
opgeroepen om zich tijdig voor te bereiden op dit scenario door contracten aan te
passen en/of activiteiten te verplaatsen. Om de financiële stabiliteit te waarborgen
heeft de Europese Commissie daarnaast twee equivalentiebesluiten genomen waardoor
Britse Central Clearing Parties (CCPs) na het aflopen van de transitieperiode nog
achttien maanden direct actief mogen blijven in de EU en Central Securities Depositories
(CSDs) nog zes maanden, en Europese partijen hier hun diensten tijdelijk af kunnen
blijven nemen.
Zoals ook aangegeven in de readiness-bijlage in de Kamerbrief «beoordeling Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK»7 heeft de financiële sector zich over het algemeen goed voorbereid op het einde van
de overgangsperiode. Daarom worden er op dit moment geen complicaties verwacht. De
verplaatsing van de handel in Europese financiële instrumenten van het VK naar de
EU verloopt daarbij vooralsnog ook zonder grote complicaties. Desondanks is het niet
uit te sluiten dat er onverwachte knelpunten ontstaan bij individuele instellingen.
Daarom worden Brexit-gerelateerde ontwikkelingen op de financiële markten nauwlettend
gevolgd door de relevante partijen, waaronder de Europese Commissie, de (Europese)
toezichthouders en het Ministerie van Financiën.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de BNC-fiche: Mededeling Nieuw
Actieplan Kapitaalmarktunie.
Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende
naar voren.
Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat de Commissie met dit actieplan
aankondigt om de komende jaren op zestien onderwerpen verdeeld over drie doelstellingen,
acties te ondernemen om haar doelstelling voor een sterkere interne markt met goed
ontwikkelde kapitaalmarkten te verwezenlijken. De leden van de PVV-fractie vragen
om een opsomming van de zestien onderwerpen, een korte uitwerking en een duidelijk
standpunt van het kabinet ten aanzien hiervan. Tevens vragen de PVV-fractie hierbij
aan te geven bij welke onderwerpen er (mogelijk) sprake is van een overdracht van
de Nederlandse soevereiniteit aan Brussel.
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat er aangegeven wordt dat de meeste
actiepunten na maanden of zelfs jaren tot concrete actie zullen leiden. De leden van
de PVV-fractie vragen om een zo volledig mogelijke tijdlijn voor wat betreft de voorgestelde
actiepunten.
In bijlage 2 bij deze beantwoording is een overzicht opgenomen met per actie een korte
beschrijving, een eerste appreciatie en de tijdlijn zoals aangegeven door de Commissie.
In zijn algemeenheid geldt dat er bij de acties geen sprake is van nieuwe overdracht
van soevereiniteit; het ontwikkelen van de interne markt is immers reeds een bevoegdheid
van de Commissie. Bovendien zullen bij eventuele wetgevende voorstellen die volgen
uit het actieplan zoals gebruikelijk de proportionaliteit en de subsidiariteit worden
beoordeeld.
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat de Commissie ten aanzien van de tweede
doelstelling aangeeft dat goed ontwikkelde pensioenstelsels met meer opties voor pensioensparen,
waarbij ingelegd vermogen wordt belegd op de financiële markten belangrijk zijn. Welk
voorstel wordt hier concreet gedaan ten aanzien van pensioenen? Deelt de Minister
de mening van de leden van de PVV-fractie dat pensioenen een nationale aangelegenheid
zijn en dat er op geen enkele wijze, ook niet indirect, sprake mag zijn van een overdracht
van de Nederlandse soevereiniteit aan Brussel? Zo ja, welke maatregelen is de Minister
bereid te treffen om dit tegen te houden?
Ik ben het met de fractie van de PVV eens dat pensioenen een nationale aangelegenheid
zijn en dat ook dienen te blijven. EU-wetgeving mag niet leiden tot ingrijpen in of
tot een verstoring van de verhoudingen binnen het Nederlandse pensioenstelsel.
Vanuit het oogpunt van houdbare overheidsfinanciën en de ontwikkeling van de kapitaalmarktunie
vindt het kabinet het wel wenselijk dat, op nationaal niveau, de pensioenopbouw in
minder ontwikkelde pensioenstelsels wordt vergroot. Ten aanzien van pensioenen doet
de Commissie geen wetgevende voorstellen. Wel staan er in het actieplan drie actiepunten:
1) het identificeren van relevante data en methodologieën t.b.v. het ontwikkelen van
pensioendashboards door de lidstaten waarin de toereikendheid van pensioenvoorziening
in de lidstaten kan worden bijgehouden, 2) het ontwikkelen van best practices voor het oprichten van nationale pensioenregisters waarin EU-burgers hun toekomstige
pensioeninkomen kunnen zien uit alle stelsels waarin zij deelgenomen en 3) het onderzoeken
van auto-enrollment systemen en andere methoden om deelname in bedrijfspensioen te stimuleren, met als
doel het ontwikkelen van best practices hieromtrent.
Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie waarom het kabinet een positieve grondhouding
heeft ten aanzien van de bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit van de mededeling,
mede gelet op het gegeven dat het kabinet zelf al aangeeft dat pensioenen een nationale
aangelegenheid zijn. Waarom wordt dit niet nadrukkelijk aangegeven bij de grondhouding
die Nederland aanneemt ten aanzien van de bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit?
In het BNC-fiche heeft het kabinet ten aanzien van pensioenen gesteld dat pensioenen
een nationale aangelegenheid zijn en dat ook dienen te blijven. Het actieplan bevat
tot tevredenheid van het kabinet geen voorstellen die met dat uitgangspunt niet in
lijn zijn.
De in het BNC-fiche gekozen kwalificaties hebben nadrukkelijk betrekking op de voorstellen
in het actieplan; niet op de competentie van de Europese Unie op het gebied van pensioenbeleid.
Over het algemeen bezien is de grondhouding van het kabinet positief ten aanzien van
de bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit van de mededeling met betrekking
tot de daarin aangekondigde initiatieven, onder andere vanwege het grensoverschrijdende
karakter dat inherent is aan een kapitaalmarktunie. De actiepunten in het actieplan
ten aanzien van pensioenen, namelijk op het gebied van pensioendashboards, pensioenregisters
en best practices ten aanzien van auto enrollment, zijn dermate vrijblijvend dat het kabinet deze als «proportioneel» beoordeelt.
Ten slotte vragen de leden van de PVV-fractie hoe het kabinet staat ten aanzien van
het oprichten van een Europese bad bank. Kan het kabinet aangeven wat het volume aan
slechte leningen is bij Europese banken (graag een uitsplitsing per lidstaat)?
Eerder heb ik de Kamer geïnformeerd over het standpunt ten aanzien van het oprichten
van een Europese «bad bank», ook wel Asset Management Company (AMC). Ik sta kritisch
tegenover het idee om een Europees AMC op te richten. Probleemleningen moeten bij
voorkeur worden aangepakt door de sector zelf, met voldoende voorzieningen, en anders
op nationaal niveau. Op verzoek van de Kamer heb ik mij in de Raadsvergadering van
4 november dan ook kritisch uitgelaten over de optie om niet-presterende leningen
door middel van een Europees AMC aan te pakken. Binnen de Raad is er geen draagvlak
voor dit idee. Ik wil wel benadrukken dat ik het positief vind dat de Europese Commissie
proactief zoekt naar mogelijkheden om de naar verwachting stijgende probleemactiva
aan te pakken. Voor de recente data over probleemactiva verwijs ik de leden van de
PVV-fractie naar de aanbiedingsbrief risicoreductie bankensector die ik 20 november
jl. naar de Kamer heb verstuurd (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1728).
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van Fiche: Mededeling
Nieuw Actieplan Kapitaalmarktunie. De leden van de CDA-fractie begrijpen dat een sterke
Europese kapitaalmarkt bijdraagt aan economische groei en financiële stabiliteit.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of het kabinet het uitgangspunt van
de Europese Commissie deelt dat een coronacrisis en de daaruit voortvloeiende economische
crisis ervoor zorgen dat de urgentie voor het versterken van de kapitaalmarktunie
vergroot. Betekent dit dan ook, zo vragen de leden van de CDA-fractie, dat een dergelijke
unie ook weer afgebouwd kan worden na een economische crisis?
Het kabinet deelt het uitgangspunt van de Commissie dat de coronacrisis en de daaruit
voortvloeiende economische crisis ervoor zorgen dat de urgentie voor het versterken
van de kapitaalmarktunie wordt vergroot. Het versterken van de CMU is echter ook zonder
de huidige situatie wenselijk om de veerkracht van de Europese economie en de financiële
stabiliteit te verbeteren. Ondernemingen in de Europese Unie zijn voor hun financiering
grotendeels afhankelijk van banken. Verdere integratie van de kapitaalmarktunie kan
zorgen voor meer diversificatie van financieringsbronnen, waarmee ondernemingen minder
afhankelijk zullen zijn van bancaire financiering. Risico’s, bijvoorbeeld als gevolg
van de coronacrisis, kunnen hierdoor beter worden gediversifieerd tussen de verschillende
financieringsbronnen waardoor economische schokken beter worden opgevangen. Hiernaast
draagt een geïntegreerde Europese kapitaalmarkt bij aan een betere allocatie van kapitaal.
Het verdiepen van de kapitaalmarktunie kent derhalve belangrijke voordelen, ongeacht
de specifieke economische situatie. Ik ben derhalve niet van mening dat de maatregelen
die genomen worden om de CMU te versterken op enig moment, bijvoorbeeld na een economische
crisis, weer moeten worden teruggedraaid of afgebouwd.
Ondersteuning van een duurzaam, inclusief en veerkrachtig economisch herstel door
betere toegang tot financiering voor Europese bedrijven
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet positief staat tegenover een analyse
van het nut en de haalbaarheid van een verplichting voor banken om ondernemers door
te verwijzen naar alternatieve financiers bij afwijzen van de kredietaanvraag. De
leden van de CDA-fractie vragen het kabinet in hoeverre de plannen ook gaan bijdragen
aan het vergemakkelijken voor banken om tijdelijke leningen te verstrekken aan ondernemers
die in zwaar weer terecht zijn gekomen vanwege de coronacrisis, maar verder een gezonde
onderneming hebben.
Ik vind het van belang dat ondernemingen, waaronder ondernemingen die hard zijn getroffen
door de coronacrisis, voldoende toegang en mogelijkheden hebben tot financiering.
Een analyse naar de mogelijkheid van een verplichting voor banken om ondernemers door
te verwijzen naar alternatieve financiers wanneer zijn een kredietaanvraag afwijzen,
kan daaraan bijdragen. De CMU richt zich echter niet direct op het verstrekken van
tijdelijke leningen aan ondernemers door banken tijdens de coronacrisis, mede omdat,
zoals ik ook in het antwoord op de vorige vraag schreef, de plannen van de CMU zien
op de lange termijn en een structureel karakter hebben. Binnen het steunpakket van
het kabinet is reeds voortdurende aandacht voor de mogelijkheid voor banken om (garantie)leningen
te verstrekken aan bedrijven in zwaar weer.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet kritisch staat tegenover het stimuleren
van investeringen in eigen vermogen van het mkb via het prudentiële raamwerk voor
banken. Zij vragen of het kabinet een alternatief kader ziet waarlangs investeringen
in eigen vermogen van het mkb kunnen worden gestimuleerd. Zo ja, hoe wil het kabinet
hierop in Europees verband inzetten?
Zoals in het BNC-fiche staat genoemd, wordt op uiteenlopende manieren ingezet op manieren
om de investeringen in het eigen vermogen van het mkb te stimuleren. Zo ondersteunt
het kabinet het voornemen van de Commissie om te onderzoeken op welke wijze de regels
rondom een beursgang voor het mkb kunnen worden vereenvoudigd en staat het kabinet
positief tegenover het stimuleren van meer investeringen in het mkb door institutionele
investeerders en het onderzoek naar het nut en noodzaak van een verplichting voor
banken om ondernemers door te verwijzen naar alternatieve financiers bij het afwijzen
van de kredietaanvraag.
De EU een veiligere plek maken om te sparen en te beleggen voor de lange termijn
De leden van de CDA-fractie achten het in beginsel sympathiek om een gemeenschappelijk
begrippenkader te maken ten behoeve van de financiële educatie van EU-burgers. De
leden van de CDA-fractie hebben echter wel twijfels over de uitvoerbaarheid van dit
plan gezien de financiële diversiteit die nog altijd aanwezig is in de verschillende
lidstaten. Betekent dit ook dat bepaalde begrippen opgelegd gaan worden vanuit Europa
om uniformiteit te bevorderen, of hoe moeten de leden van de CDA-fractie deze plannen
duiden, zo vragen zij aan het kabinet?
Op dit moment is nog niet bekend hoe de Commissie haar actie op het gebied van financiële
educatie in zijn geheel zal vormgeven. De Commissie zal starten met een haalbaarheidsstudie
ten aanzien van een competentiekader. Zoals staat genoemd in het BNC-fiche, ondersteun
ik het belang van financiële educatie, maar pleit ik ervoor om zoveel mogelijk aan
te sluiten bij bestaande Europese initiatieven op dit vlak, zoals reeds bestaande
nationale en internationale competentiekaders. De Nibud-competenties zijn hierbij
een goed voorbeeld. Daarbij zie ik vooralsnog geen noodzaak voor een nieuw, geharmoniseerd
regelgevend kader. De rol van de Commissie zou in mijn ogen moeten zijn om kennisdeling
te bevorderen en waar nodig onderzoek te doen naar effectieve manieren om financiële
educatie vorm te geven.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of het kabinet kan aangeven in hoeverre
het minimaal harmoniseren van rangorde van vorderingen en triggers voor insolventieprocedures
past binnen de plannen voor een kapitaalmarktunie. Ook vragen de leden van de CDA-fractie
hoe zij de terughoudendheid van het kabinet moeten interpreteren. Kunnen de leden
van de CDA-fractie hieruit opmaken dat het zelfs als onwenselijk wordt beschouwd,
zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Zoals ik hierboven heb toegelicht in reactie op vragen van de VVD-fractie wil ik eerst
goed onderzocht hebben tot welke problemen verschillen tussen het faillissementsrecht
van de lidstaten leiden en welke oplossingen dan gewenst zijn. De Commissie schrijft
in de mededeling dat het meer gelijktrekken van bepaalde standaarden in insolventieraamwerken
zorgt voor meer rechtszekerheid voor schuldeisers. Ik zie het belang van goed werkende
en voorspelbare insolventieprocedures. Echter wil ik er voor waken dat goed werkende
systemen van insolventierecht, zoals het Nederlandse, in negatieve zin worden geraakt
door eventuele harmonisatie van kernelementen van het faillissementsrecht, zoals de
rangorde van vorderingen en omstandigheden die aanleiding geven tot de start van een
insolventieprocedure. Eerder heb ik al aangetekend dat harmonisatie van deze kernelementen
verstrekkende gevolgen kan hebben voor het meer omvattende terrein van het vermogensrecht.
Denk daarbij aan het zekerheidsrecht dat ziet op de mogelijkheden die schuldeisers
hebben om de voldoening van hun vordering zeker te stellen of tenminste hun schade
bij wanbetaling te beperken. Dit kan daarmee van directe invloed zijn op de waardering
van vorderingen en op de mate waarin of de manier waarop ondernemers in staat zijn
om voor de bedrijfsvoering noodzakelijke financiering te verkrijgen. Hier zal dus
omzichtig te werk moeten worden gegaan. Bij de meer procedurele aspecten van het faillissementsrecht,
waaronder de snelheid van de procedure, zie ik meer ruimte om op Europees niveau regels
te introduceren om grensoverschrijdende faillissementen sneller en effectiever af
te kunnen wikkelen.
De leden van de CDA-fractie lezen tot hun tevredenheid dat het kabinet met klem zal
blijven benadrukken dat pensioenen een nationale aangelegenheid zijn en dienen te
blijven en dat de ontwikkelingen kritisch zullen worden gemonitord. De Europese Commissie
geeft in het actieplan kapitaalmarktunie actie negen aan dat zij «pensioen dashboards»
van de lidstaten gaat ontwikkelen. De Europese Autoriteit voor Verzekeringen en Bedrijfspensioenen
(EIOPA) wordt daarbij om advies gevraagd over welke data pensioenuitvoerders moeten
rapporteren om deze pensioendashboards te kunnen ontwikkelen. De leden van de CDA-fractie
vinden het prima als lidstaten naar goede voorbeelden over de grens kijken, maar zijn
wel beducht voor extra Europese verplichtingen voor pensioenuitvoerders. Hoe beoordeelt
het kabinet deze extra verplichtingen?
De pensioendashboards zullen dienen om lidstaten inzicht te bieden in de adequaatheid
van hun pensioensystemen, en ze zodoende aansporen om hun stelsels op punten te verbeteren.
Dit is ook in het belang van Nederland, met het oog op de houdbaarheid van overheidsfinanciën
en de ontwikkeling van de kapitaalmarktunie. Een pensioendashboard kan hieraan bijdragen,
door inzicht te bieden in de houdbaarheid en de mate van adequaatheid van de pensioenstelsels
in de verschillende landen. Ik verwacht dat het actiepunt ten aanzien van de pensioendashboards
niet zal leiden tot een wezenlijke toename van rapportagelasten voor pensioenuitvoerders.
Het Nederlandse pensioenstelsel is goed ontwikkeld, waardoor veel data over ons pensioenstelsel
al beschikbaar zijn bij instellingen als DNB en het CBS. Doel van het dashboard is
om op macroniveau een overzicht te verschaffen van de adequaatheid van de stelsels
van de Lidstaten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche:
Mededeling Nieuw Actieplan Kapitaalmarktunie. Daar voor de meeste acties geldt dat
de Commissie nog nader onderzoek zal verrichten alvorens concrete maatregelen voorgesteld
zullen worden, wachten deze leden deze voorstellen af en hebben zij voorlopig geen
vragen voor het kabinet. Zij hopen enkel dat het kabinet voorstellen ter verdere vervolmaking
van de kapitaalmarktunie met een positieve grondhouding zal beoordelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsinzet ten aanzien
van het kapitaalmarktunie-actieplan van de Europese Commissie. Zij hebben een aantal
vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet en de Europese Commissie
benadrukken dat de kapitaalmarktunie bijdraagt aan de financiële stabiliteit omdat
asymmetrische economische schokken beter geabsorbeerd worden. Zij vragen het kabinet
in te gaan op het risico dat kapitaal, bijvoorbeeld bij toename van spreads, juist
makkelijker wegtrekt (zoals tijdens de vorige eurocrisis gebeurde) en dit de financiële
kwetsbaarheid in delen van de eurozone vergroot. Hoe wordt voorkomen dat de kapitaalmarktunie
dergelijke risico’s uitvergroot, zo vragen zij daarnaast.
Financiële integratie in de Economische en Monetaire Unie (EMU) draagt bij aan een
betere allocatie van kapitaal en het opvangen van asymmetrische schokken. Opvang van
asymmetrische schokken vindt bijvoorbeeld plaats doordat burgers en bedrijven in een
land dat geraakt wordt door een economische schok hun inkomen beter op peil kunnen
houden dankzij rendement op buitenlandse bezittingen. Buitenlandse investeerders vangen
op hun beurt een deel van de binnenlandse klap op via hun grensoverschrijdende bezittingen.
Onderzoek laat zien dat in de VS de helft van de economische schokken binnen staten
door dergelijke grensoverschrijdende bezittingen worden opgevangen.
Een betere spreiding van kapitaal kan alleen bereikt worden door grensoverschrijdend
kapitaalverkeer te stimuleren, onder meer door verdere verdieping van de interne markt.
Mobiliteit van kapitaal is hiervoor een voorwaarde. Het is belangrijk dat instellingen
en landen voldoende buffers hebben om om te gaan met fluctuaties in de beschikbaarheid
van kapitaal, bijvoorbeeld als gevolg van veranderingen in (de perceptie van) het
groeivermogen van landen en de kredietwaardigheid van de relevante overheden, bedrijven
en financiële instellingen. Dit vereist goed beleid op meerdere terreinen binnen individuele
landen, variërend van prudent begrotingsbeleid en groei genererende structurele hervormingen
tot adequaat toezicht op financiële instellingen. Ook het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme
(Single Supervisory Mechanism, SSM) kan bijdragen aan de schokbestendigheid via adequaat toezicht op de kapitaalposities
van banken. Dergelijk beleid geeft vertrouwen aan financiële markten dat volatiele
kapitaalstromen vroegtijdig kunnen worden ondervangen. Als les van de eurocrisis zijn
tot slot binnen de EMU enkele vangnetten als laatste redmiddel opgericht, zoals het
ESM voor overheden die in financiële problemen komen en het door de Europese bankensector
zelf gefinancierde gemeenschappelijke afwikkelingsfonds voor de afwikkeling van banken.
De leden van de GroenLinks-fractie roepen de Franse inzet ten aanzien van de kapitaalmarktunie
in herinnering, die zich er onder andere specifiek op richtte om de burger actief
aan te jagen om meer te beleggen. In welke mate is dit een prioriteit van dit kabinet,
zo vragen deze leden. Hoe beziet het kabinet de risico’s voor consumenten van deze
«democratisering van finance»? Hoe moet in dit licht wat het kabinet betreft de in
2022 te presenteren Retail Investment Strategy gezien worden?
Een van de prioriteiten van het kabinet ten aanzien van de verdieping van de kapitaalmarktunie
is om de toegang tot kapitaalmarkten voor investeerders en consumenten te verbeteren.
Door het stimuleren van lange termijn sparen en investeren komt er meer kapitaal beschikbaar
voor de financiering van de reële economie. Tevens zorgt een betere toegang tot kapitaalmarkten
ervoor dat consumenten beter hun financiële doelen kunnen behalen. Daarbij acht ik
effectieve consumenten- en beleggersbescherming van groot belang om de risico’s die
gepaard gaan met (retail) beleggen waar mogelijk te mitigeren. Het belang van goede
beleggersbescherming wordt eveneens door alle lidstaten benadrukt in de eerdergenoemde
Raadsconclusies over het nieuwe actieplan. Hier zet de Commissie ook op in, daar een
van de doelstellingen van het nieuwe kapitaalmarktunie actieplan is om de EU een veiligere
plek maken om te sparen en te beleggen voor de langere termijn.
De Commissie heeft aangekondigd dat zij voornemens is om in 2022 een retail investment stategy te presenteren, die gericht zal zijn op de belangen van individuele beleggers. Zij
dienen daarbij te profiteren van i) adequate bescherming, ii) onbevooroordeeld advies,
iii) open markten met concurrerende en kosten-efficiënte financiële producten en diensten,
en iv) transparante, vergelijkbare en begrijpelijke productinformatie. Daartoe zal
de Commissie een studie laten uitvoeren naar de huidige regels omtrent onder meer
informatieverplichtingen (disclosure), advies en provisies. In aanloop naar de herziening van MiFID II/ MiFIR heb ik in
Europa gepleit voor een EU-breed verbod op provisies bij beleggingsdiensten. Ook ben
ik voorstander van het stroomlijnen van de informatieverplichtingen die voortvloeien
uit verschillende richtlijnen en verordeningen om de bruikbaarheid van informatie
en de vergelijkbaarheid tussen producten te verbeteren. Daarbij dient gebruik te worden
gemaakt van inzichten uit de gedragswetenschap, omdat de context en de vorm waarin
informatie wordt gegeven van groot belang is voor de effectiviteit ervan.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet in te gaan op de mate waarin
sommige lidstaten op dit moment een (op nationaal niveau) ontwikkelde kapitaalmarkt
hebben, en wat de implicaties hiervan zijn voor het tijdpad en ambitieniveau met betrekking
tot het harmoniseren van kapitaalmarkten. Het creëren van een verder geïntegreerde
kapitaalmarkt door regulatoire harmonisatie is immers lastig als het sommige landen
überhaupt aan een ontwikkelde kapitaalmarkt ontbeert.
Lidstaten steunen over het algemeen de doelstellingen van de kapitaalmarktunie en
hebben de Commissie middels de eerder genoemde Raadsconclusies opgeroepen verdere
stappen te zetten voor de verdieping van de CMU en hiervoor een nieuwe roadmap te presenteren. Daarbij is de ontwikkeling van regionale markten belangrijk, daar
in de in december jongstleden aangenomen Raadsconclusies het belang van de ontwikkeling
van regionale markten expliciet wordt benadrukt. Diverse maatregelen uit het nieuwe
actieplan dragen hieraan bij, zoals de ontwikkeling van een consolidated tape. Deze acties kunnen mogelijk de ontwikkeling van regionale kapitaalmarkten bespoedigen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet wat de concrete kansen, mogelijkheden
en risico’s voor Nederlandse pensioenfondsen zijn in termen van de manier waarop zij
beleggen, op het moment dat de agenda van de kapitaalmarktunie zoals door de Commissie
voorgesteld, verder uitgerold wordt.
De Nederlandse pensioenfondsen behoren tot de grootste institutionele beleggers van
Europa en hebben als zodanig een groot belang bij een goed functionerende kapitaalmarktunie.
De Nederlandse pensioensector belegt 87% van het pensioenvermogen buiten Nederland,
waarvan een aanzienlijk deel in de EU.8 De pensioensector heeft dus groot belang bij verdere ontwikkeling van de kapitaalmarktunie.
De pensioensector kent sterk gediversifieerde portfolio’s, gericht op het behalen
van langetermijnrendement. In de pensioensector wordt zowel passief als actief belegd.
De grotere pensioenuitvoerders zijn op zoek naar investeringen van voldoende schaal
en hebben in het bijzonder oog voor beleggingen die als «groen» gekenmerkt kunnen
worden. In dat kader verwacht het kabinet dat de Nederlandse pensioensector onder
meer baat zal hebben bij voorstellen op het gebied van de ontwikkeling van een Europees
platform voor financiële en duurzaamheidsgerelateerde bedrijfsinformatie en het opschalen
van de markt voor securitisaties.
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat uit onderzoek blijkt dat, vergeleken
met andere EU- en eurozonelidstaten, de toegang van bankfinanciering voor Nederlandse
mkb’ers relatief beperkt is. Zij vragen het kabinet te onderbouwen in welke mate op
dit punt dan ook daadwerkelijk sprake is van een Europees probleem. Waaruit is gebleken
dat er een aanbodprobleem is als het gaat om financiering voor het Europese mkb? Is
hier geen sprake van een specifiek Nederlands probleem waar in Nederland – bijvoorbeeld
door het terugdringen van marktmacht van banken – een oplossing voor gevonden dient
te worden, zo vragen zij.
Uit een recente survey (SAFE), waarin Europese ondernemers wordt gevraagd naar het aanbod van financiering,
komt naar voren dat tien procent van de Europese mkb-ondernemers verklaart dat de
toegang tot financiering één van hun voornaamste zorgen is. Uit de survey blijkt eveneens
dat de toegang van Nederlandse mkb’ers tot bancaire financiering is verslechterd ten
opzichte van andere EU-lidstaten, waarbij als voornaamste factor een hoog afwijzingspercentage
van de aanvragen van bankleningen wordt genoemd.9 Ik neem dit signaal serieus en blijf daarom met banken in gesprek over de wijze waarop
de toegang tot financiering voor het mkb bevorderd kan worden, mede in het licht van
de relatief hoge afwijzingspercentages van financieringsaanvragen door banken. Uit
eerder onderzoek van het CPB kwamen meerdere mogelijke verklaringen voor dit afwijzingspercentage
naar voren; naast marktmacht van banken, werd ook het verschil in informatiebeschikbaarheid
tussen ondernemers en financiers als mogelijke verklaring genoemd.10 Met de oprichting van een Europees toegangspunt voor bedrijfsdata (ESAP) kan de transparantie
over en beschikbaarheid van financiële en niet-financiële bedrijfsgegevens worden
verbeterd.
Het staat echter niet vast dat dit ook daadwerkelijk de verklaringen zijn voor het
relatief hoge afwijzingspercentage van banken. In dat kader is de Staatssecretaris
van EZK voornemens om een marktmonitor uit te laten voeren om meer inzicht te krijgen
in de mogelijke knelpunten bij kredietverstrekkers. Een kredietregister waarin kredietverstrekkers
informatie kunnen inzien over de kredietwaardigheid van het mkb, zou bovendien kunnen
bijdragen aan de toegang tot financiering. De Staatssecretaris van EZK zal daarom
in het eerste kwartaal van 2021 de uitkomsten van een onderzoek naar het nut en de
noodzaak van een kredietregister naar de Tweede Kamer sturen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Europese inzet ten aanzien van duurzame
financiering weliswaar losstaat van de specifieke onder het kapitaalmarktunie-actieplan
vallende punten, maar ook dat laatstgenoemde in samenhang gezien moet worden met duurzame
financiering. Deze leden vragen daarom welke elementen van de kapitaalmarktunievoorstellen
specifiek van invloed zijn op de bevordering van duurzame financiering, en op welke
wijze.
In algemene zin verhouden de doelstellingen achter dit actieplan zich goed tot het
bevorderen van duurzame financiering. Financiering van duurzaamheidsvraagstukken,
zoals de klimaatdoelen van Parijs, vergen grote private investeringen. Duurzame financiering
is gebaat bij een gunstig klimaat voor langetermijninvesteringen.
Dit actieplan bevat een aantal specifieke voorstellen die de potentie hebben om bij
te dragen aan duurzame financiering. Zo kan de opzet van een platform met duurzaamheidsgerelateerde
bedrijfsinformatie financiële instellingen aan data helpen. Het vergroten van de beschikbaarheid
van duurzaamheidsdata is een voorwaarde voor de verduurzaming van de financiële sector,
zoals het kabinet onder meer schreef in reactie op de Initiatiefnota Verduurzaming
Financiële Sector. Daarnaast heeft de ontwikkeling van de markt voor securitisaties
potentie voor verduurzaming van de financiële sector. Banken kunnen bestaande duurzame
leningen via securitisaties van de hand doen om daarmee ruimte vrij te maken voor
de financiering van nieuwe duurzame projecten. Voor institutionele beleggers kunnen
securitisaties helpen om voldoende schaal te creëren die voor hen nodig is om het
instappen in dergelijke portefeuilles aantrekkelijk te maken. Overigens is de verwachting
dat de Commissie in het eerste kwartaal van 2021 een nieuw actieplan duurzame financiering
zal uitbrengen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het Europese krachtenveld op het punt
van het stimuleren van investeringen in eigen vermogen van het mkb via het prudentiële
raamwerk voor banken.
Vooralsnog liggen er geen wijzigingen van het prudentiële kader ten aanzien van de
behandeling van eigen vermogen/participaties voor. Het krachtenveld omtrent de wenselijkheid
van wijzigingen hierin is daarom nog niet duidelijk.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben met zorgen kennisgenomen van het nieuwe actieplan
kapitaalmarktunie. Zij vinden dat er een ernstige tunnelvisie is ontstaan over de
mogelijkheden van de kapitaalmarktenunie zonder kritisch naar nadelen te kijken en
die in kaart te brengen. Erkent de Minister dit, zo vragen de leden. Kan de Minister
aangeven welke lessen zijn getrokken uit de financiële crisis en de eurocrisis?
De financiële crisis en de daaropvolgende Europese schuldencrisis hebben forse negatieve
effecten gehad voor de reële economie.11 Uit deze crises is gebleken dat de Europese economieën sterk georiënteerd zijn op
bancaire financiering. Dit leidde ertoe dat, toen de financiële sector in zwaar weer
kwam, ondernemers in de reële economie niet langer voldoende toegang hadden tot financiering.
Dit had invloed op de snelheid van het economisch herstel na de crisis. Uit deze crises
zijn vele lessen geleerd. Die lessen hebben ertoe geleid dat er vele maatregelen zijn
doorgevoerd, waaronder de oprichting van de bankenunie en het versterken van het single rulebook. Daarnaast is met het eerste CMU-actieplan uit 2015 de verdere integratie van de
Europese kapitaalmarkten geïntensiveerd. Dit nieuwe actieplan is daar een vervolg
op.
Naast het stimuleren van economische groei door het verbreden van de financieringsopties
voor Europese bedrijven, is een belangrijke doelstelling van de CMU om de financiële
stabiliteit van de Europese Unie, en specifiek de eurozone, te bevorderen. Hierbij
speelt de zogeheten schokabsorptiecapaciteit een belangrijke rol. Grensoverschrijdend
privaat kapitaalbezit draagt bij aan de absorptie van asymmetrische (land- of regiospecifieke)
economische schokken. In de Eurozone wordt gemiddeld slechts een kwart van deze landspecifieke
schokken gedempt, terwijl dit in de VS ruim 60% van de staatspecifieke schokken betreft.
Deze absorptie vindt in de VS met name plaats via grensoverschrijdend kapitaalbezit
en arbeidsmobiliteit tussen staten.12 Door de barrières tussen landen te verlagen of weg te nemen, wordt het voor investeerders
gemakkelijker om in bedrijven in andere landen te investeren. Dit vergroot daarmee
dus zowel de schokabsorptiecapaciteit als de beschikbaarheid van kapitaal en financiering.
Daarmee stimuleert een sterke CMU economische groei en werkgelegenheid door het faciliteren
van deze efficiënte allocatie van kapitaal. Enerzijds biedt de CMU bedrijven meer
en betere mogelijkheden om financiering aan te trekken om te investeren in bijvoorbeeld
nieuwe technologieën en infrastructuur. Een combinatie van bank- en marktfinanciering,
zowel in schuld- als eigenvermogeninstrumenten, zorgt voor een divers financieringslandschap.
Investeerders, startups en (kleine) bedrijven krijgen gemakkelijker toegang tot marktfinanciering.
Hiermee wordt de slagkracht en het concurrerend vermogen van de EU versterkt, wat
in het licht van economisch herstel na de covid-19-pandemie nog urgenter is geworden.
Anderzijds worden consumenten voldoende opties geboden om hun geld te sparen voor
de lange termijn en te investeren en hiermee financiële buffers op te bouwen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij kan onderbouwen waarom geïntegreerde
Europese kapitaalmarkten kunnen zorgen voor duurzame versterking van de reële economie.
De reële economie heeft tot nu toe schade heeft ondervonden van deze kapitaalmarkten.
De leden vragen de Minister of een kapitaalmarktunie asymmetrische economische schokken
kan opvangen en zo ja hoe precies. Deze leden vragen de Minister wie de efficiënte
allocatie van kapitaal het beste kan regelen in tijden van crisis. De leden vragen
de Minister hoe hij in tijden van crisis het winstoogmerk van de efficiënte allocatie
van kapitaal wil organiseren. De leden vragen de Minister welk onderliggend offer
hij vraagt van de lidstaten om deze accumulatie door de efficiënte allocatie van kapitaal
gestalte te doen geven. Voorts vragen deze leden de Minister voor wie deze kapitaalmarkt
een verdienmodel is. De leden verwachten serieus antwoord op deze vragen.
Financiële integratie draagt bij aan een betere allocatie van kapitaal en het opvangen
van asymmetrische schokken. Zie daarvoor mijn antwoord op de vorige vraag. Efficiënte
allocatie van kapitaal is een kwestie van vraag en aanbod. Wanneer kapitaalvragers
(bedrijven) en aanbieders van kapitaal (spaarders en investeerders) elkaar goed kunnen
vinden, zal kapitaal daar gebruikt worden waar dit in de gegeven omstandigheden op
dat moment het meest efficiënt is. Hierbij zijn de transactiekosten, zoals de eventuele
kosten van de bemiddelende partij(en), eveneens van belang. Met de kapitaalmarktunie
wordt beoogd om in de Europese Unie (grensoverschrijdende) barrières weg te nemen,
zodat vraag en aanbod elkaar zo goed mogelijk kunnen vinden en de transactiekosten
verlaagd kunnen worden. Dat zorgt ervoor dat bedrijven voldoende financieringsopties
hebben en noodzakelijke investeringen kunnen (blijven) doen. Dit heeft een positief
effect op de reële economie. Goed functionerende en geïntegreerde kapitaalmarkten
zijn daarom essentieel voor de efficiënte allocatie van kapitaal en daarmee de reële
economie. Het is belangrijk dat ondernemers voldoende keuze hebben tussen verschillende
mogelijkheden voor hun financiering.
De leden van de SP-fractie maken zich ernstige zorgen over de drie doelstellingen
van dit nieuwe actieplan. De leden vragen de Minister wat een «echte» interne markt
is. Is de interne markt nu niet «echt» dan? De leden vragen de Minister wat een markt
tot een «echte» markt maakt. De leden vragen de Minister wie er bij doelstelling 1
– de verbetering van de proportionaliteit van de beursregels – nu gaan verdienen aan
de versoepeling van beursregels. Is het de inzet van Nederland om financiële instellingen
meer te laten verdienen? De leden vragen de Minister wat hij onder doelstelling 2
onder begrijpelijke producten verstaat. De leden maken zich ernstige zorgen over het
gebrek aan vertrouwen in financiële markten en hun producten gezien de vele frauduleuze
schandalen die plaatsvinden tot op de dag van vandaag. Hoe gaat de Minister dit vertrouwen
terugwinnen voor zijn burgers met een onveilige en niet duurzame kapitaalmarkt? De
leden vragen de Minister onder doelstelling 3 of een Europees toezichtkader niet zal
leiden tot soevereiniteitsoverdracht. De leden vragen de Minister of gezien de vele
gevallen van belastingontwijking in Nederland van grote multinationals de lokale autoriteiten
niet eerst versterkt dienen te worden.
Met dit actieplan kondigt de Commissie aan verder te werken aan het versterken van
de interne markt. De EU kent reeds een interne markt, maar op het gebied van grensoverschrijdende
financiering bestaan er nog steeds significante barrières. Zo zijn er bijvoorbeeld
verschillen tussen landen bij de teruggaveprocedures van bronbelasting, insolventieraamwerken,
aandeelhoudersrechten en de regelgeving voor afwikkelingsdiensten. Zoals ik in mijn
antwoord op de vorige vraag al schreef, belemmeren deze barrières de efficiënte allocatie
van kapitaal.
In het actieplan wordt aangekondigd dat wordt onderzocht hoe de regels rondom een
beursgang voor het mkb kunnen worden vereenvoudigd. Dit met als doel het verbeteren
van de toegang van mkb-ondernemers tot de kapitaalmarkten. Indien zij gemakkelijker
toegang krijgen tot dergelijke markten, kunnen zij beter gebruik maken van alternatieve
financieringsbronnen, zoals de uitgifte van effecten. Daarbij acht ik het van belang
dat eventuele wijzigingen van de regels rondom beursgangen niet ten koste gaan van
de integriteit van de markt en adequate beleggersbescherming.
Naast de toegang van bedrijven tot kapitaalmarkten, richt het CMU-actieplan zich ook
op het verbeteren van de toegang van consumenten tot kapitaalmarkten, door hen meer
mogelijkheden te bieden om veilig te investeren. Daarbij acht ik eveneens effectieve
consumenten- en beleggersbescherming van groot belang bij het verbeteren van toegang
van beleggers tot de kapitaalmarkten, omdat dit bijdraagt aan het vertrouwen van consumenten
in deze markten. De Commissie streeft ernaar dat consumenten in de EU voor het behalen
van hun financiële doelen kunnen profiteren van de mogelijkheden van kapitaalmarkten.
Daartoe wordt onderzoek gedaan naar onder andere disclosure-regels en belangenverstrengeling door provisies. De uitkomsten hiervan worden gebruikt
om de transparantie over, begrijpelijkheid van en toegang tot financiële producten
te verbeteren. Bij deze begrijpelijkheid kan worden gedacht aan duidelijke, eenvoudige
en vergelijkbare informatie over de kosten, risico’s en verwachte rendementen van
een product of dienst. Verder zijn lage kosten en eerlijk advies belangrijke aspecten
voor het stimuleren van retailparticipatie.
Wat betreft het toezicht op de kapitaalmarkten, zijn de regels reeds op veel onderwerpen
Europees geharmoniseerd. Dit is van belang gezien het internationale karakter van
deze markten. Nationale regels zouden de totstandkoming van een uniform toezichtkader
voor financiële instellingen alsmede de totstandkoming van een Europese kapitaalmarktunie
ondermijnen. Het versterken van het Europees toezicht draagt bij aan het stimuleren
van grensoverschrijdende financiering, omdat het hiermee voor investeerders duidelijker
is wat de regels zijn in andere lidstaten. Het uitgangspunt dat een succesvolle kapitaalmarktunie
samen moet gaan met geharmoniseerd toezicht en uiteindelijk meer direct Europees toezicht
door ESMA, wordt door het kabinet onderschreven.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of de essentie van dit voorstel simpelweg
een accumulerend verdienmodel is voor de Nederlandse financiële sector. De leden vragen
de Minister of de essentie van dit voorstel gedragen wordt door de Nederlandse burger
die nauwelijks vertrouwen heeft in financiële markten.
Met de acties uit deze mededeling worden verdere stappen gezet om tot een geïntegreerde
Europese kapitaalmarkt te komen. Hier profiteren zowel het Nederlandse bedrijfsleven,
Nederlandse consumenten als de Nederlandse financiële sector van, mede omdat de Nederlandse
kapitaalmarkten reeds goed ontwikkeld zijn in Europees perspectief.13 Met de verdere verdieping van de CMU kunnen de financieringsmogelijkheden voor bedrijven
en investeringsopties voor consumenten en beleggers worden vergoot. Hiermee wordt
de slagkracht van de Europese economieën versterkt, wat in het licht van economisch
herstel na de covid-19-pandemie nog urgenter is geworden. Tevens draagt een sterke
CMU zoals reeds hierboven genoemd, bij aan de financiële stabiliteit. Daarbij acht
ik effectieve consumenten- en beleggersbescherming van groot belang, mede om het vertrouwen
in de kapitaalmarkten op peil te houden en te vergroten.
De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat het kabinet kritisch staat tegenover
het stimuleren van investeringen in eigen vermogen van het mkb via het prudentiële
raamwerk voor banken. Het kabinet staat daarentegen wel open voor verbetering van
het kader voor (synthetische) securitisaties ter bevordering van deze markt. De leden
kunnen dit niet rijmen met elkaar. De leden vragen de Minister dit te onderbouwen.
De leden vragen de Minister te bewijzen hoe securitisaties bijdragen aan een veilige
en duurzame kapitaalmarkt.
In de kern is het prudentiële raamwerk bedoeld om de weerbaarheid van de bancaire
sector en de financiële stabiliteit te waarborgen. In het algemeen ben ik dan ook
terughoudend met het gebruik van het prudentiële raamwerk voor het stimuleren van
andere beleidsdoeleinden.
Hoewel kritisch gekeken dient te worden naar de wijze waarop de criteria van een STS-keurmerk
worden vormgegeven, draagt een keurmerk bij aan de vereisten van eenvoud, transparantie
en standaardisering waaraan synthetische securitisaties dienen te voldoen. Doordat
hiervoor minder kapitaal aangehouden dient te worden, kunnen banken dit vrijgevallen
kapitaal gebruiken voor mkb-leningen. Dit is een minder directe vorm van investeren
in het mkb, maar is wel een veiligere vorm, voor zowel banken als het mkb zelf.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
H.P.C. Buisman, adjunct-griffier