Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de instelling Commissie Draagkracht
32 140 Herziening Belastingstelsel
Nr. 82 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 januari 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 20 november 2020 over de instelling
Commissie Draagkracht (Kamerstuk 32 140, nr. 78).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 december 2020 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 25 januari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Buisman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het instellingsbesluit van de
Commissie Draagkracht. De leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen een opsomming van opdrachten en reflecties door
de Commissie Draagkracht. Terecht dat de Commissie onder meer kijkt naar het bevorderen
van arbeidsparticipatie (inclusief de verstorende belastingheffing wanneer men meer
gaat werken). De leden merken wel op dat in de opdracht een afbakening mist. Kan het
kabinet de onderzoeksopdracht zoals gegeven precies en uitputtend verwoorden? De Commissie
heeft «in ieder geval» vier onderwerpen meegekregen om te behandelen. Waarom deze vier? Waarom heeft het
kabinet het onderwerp niet afgebakend?
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij het vormen van de opdracht niet wordt uitgegaan
van een specifieke definitie van «draagkracht», maar dat de Commissie de verschillende definities van «draagkracht» in beeld moet
brengen in relatie tot belastingheffing. Waarom is voor deze vorm gekozen? Wie bepaalt
wanneer daadwerkelijk de verschillende definities van «draagkracht» in beeld zijn
gebracht? Hoe wordt voorkomen dat binnen de Commissie oneindigheid ontstaat over de
gebruikte definitie(s), nu het kabinet de vrijheid tot het bepalen van welke definitie
van draagkracht wordt meegenomen in het onderzoek bij de Commissieleden zelf legt?
Had het kabinet niet beter het Centraal Planbureau (CPB) een definitie voor «draagkracht»
kunnen laten meegeven aan de Commissie? Zo nee, waarom niet? Wat is volgens het kabinet
de definitie van het begrip «draagkracht»?
Hoe moet het uiteindelijke onderzoeksrapport eruit komen te zien? Kan het kabinet
toelichten wat precies «de verschillende doelstellingen van belastingbeleid» zijn? De leden spreken de verwachting uit dat de Commissie met concrete adviezen
komt die bijdragen aan het beter aansluiten van de belastingheffing op draagkracht.
De leden lezen dat de Commissie rekening moet houden met verschillende definities
van «draagkracht», met verschillende doelstellingen van belastingbeleid en daarnaast
geen afgebakende onderzoeksopdracht heeft; hoe vallen uit deze weinig concrete onderzoekelementen
toch concrete adviezen te formuleren?
De opdracht, zoals verwoord in de kabinetsbrief, schetst een breed palet aan opdrachten,
gerelateerd aan allerlei informatiebronnen. De leden van de VVD-fractie vragen of
de Commissie in haar onderzoek ook kijkt naar belastingsystemen in andere landen.
Zo nee, waarom niet? De leden verwijzen hierin naar het betalen van belasting als
gemiddelde van het inkomen, de draagkracht van alle Nederlanders tezamen aan het inkomen
van de Nederlandse staat. De leden vragen een reactie op het overzicht van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) van een halve eeuw aan belastingontwikkelingen.
Internationaal gezien draagt een Nederlander per verdiende euro een relatief hoog
percentage af aan belastingen. Kan het kabinet, nu er op voorhand niet is gekozen
de onderzoeksopdracht af te bakenen, de Commissie vragen in het onderzoek ook te kijken
en rekening te houden met internationale trends van belastingbeleid en internationale
ontwikkelingen in draagkracht? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het kabinet is gekomen tot de Commissieleden.
Op basis waarvan is gekomen tot deze selectie? Wat zijn de expertises van de verschillende
Commissieleden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het instellingsbesluit van de
Commissie Draagkracht. Allereerst zijn zij verheugd dat de Commissie waar zij het
kabinet om verzocht hebben al zo snel is opgericht en aan het einde van het eerste
kwartaal van 2021 haar bevindingen zal rapporteren. Wel hebben deze leden nog enkele
vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben naar de achtergrond van de Commissieleden gekeken
en het valt hen op dat veel van de leden een economische achtergrond hebben. Kan het
kabinet aangeven wat de overweging is geweest om voornamelijk economen plaats te laten
hebben in de Commissie? Is draagkracht niet in beginsel een fiscaal en juridisch begrip?
Is de Commissie wat dat betreft wel voldoende gebalanceerd om ook het fiscale en juridische
perspectief te borgen?
De leden van de CDA-fractie willen ook expliciet benoemen dat zij graag zouden vernemen
wat het relevante bestaansminimum is voor standaardhuishoudens en of zij daar bij
de huidige institutionele setup aan toekomen. Alleen als dat bestaansminimum – bijvoorbeeld zoals het Nationaal Instituut
voor Budgetvoorlichting (NIBUD) dat berekent – helder gedefinieerd is, dan kan er
een inschatting gegeven worden van de draagkracht en de mogelijkheden om belasting
te betalen (of de noodzaak toeslagen te ontvangen om het relevante minimum te bereiken).
Verder verwachten de leden van de CDA-fractie niet alleen een reflectie op de nevendoelen
(verhogen arbeidsparticipatie), maar ook de nevenschade. Dan denken deze leden dus
aan de gevolgen van prikkels wanneer mensen, buiten hun schuld, echt geen werk kunnen
vinden. Zij merken op dat bijvoorbeeld de helft van de mensen met een Werkhervatting
Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)-uitkering er niet in slaagt om ten minste 50%
van de restverdiencapaciteit te benutten en daardoor terugvalt tot een zeer laag inkomen.
Tot slot: deze leden hopen dat de Commissie er ook in slaagt met praktische aanbevelingen
te komen die ook tot een vereenvoudiging leiden en niet tot een nog ingewikkelder
stelsel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks
De leden van de fractie van GroenLinks hebben nog enkele vragen over de instelling
van de Commissie Draagkracht.
Is de Commissie ook bereid om in te gaan op de vragen die zijn gesteld in het schriftelijk
overleg over inkomensongelijkheid van 10 juni 2020 (Kamerstuk 32 140, nr. 72)? Bijvoorbeeld als het gaat over vermogenswinst en rentebetalingen die gevolgen hebben
voor de draagkracht van mensen? Of de koerswinsten van aandelen die de draagkracht
vergroten?
Gaat de Commissie ook kijken naar de totale lasten- en premiedruk in Nederland?1 Waaruit blijkt dat de laagste 10% welvaartsgroep 42,7% betaalt aan totale lasten
en premiedruk terwijl de rijkste 10%-groep 48,1% aan totale lasten en premiedruk betaalt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van het kabinet
een Commissie Draagkracht in te stellen en hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.
Om te beginnen willen de leden vragen of het kabinet kan aangeven waarom gekozen is
voor deze leden, per lid. Ook willen deze leden graag vernemen welke affiniteit of
ervaring individuele Commissieleden hebben met het ontbreken van financiële draagkracht
en de impact die dat heeft op een individu en zijn of haar kinderen en omgeving.
De leden van de SP-fractie lijkt het waardevol te onderzoeken hoe het beginsel van
draagkracht kan worden verankerd in het belastingstelsel. De leden van de SP-fractie
vinden het ook relevant om te bezien hoe de gezinssamenstelling van invloed kan zijn
als het bestaande belastingstelsel als uitgangspunt wordt genomen. Deze leden merken
wel op dat gezinssamenstelling zeker niet de enige factor is die van grote invloed
is voor de financiële draagkracht en zij vragen hoe de Commissie talloze ándere criteria
zal betrekken. Uitgaande van het huidige belastingstelsel stellen de leden van de
SP-fractie voor om tevens de volgende factoren voor draagkracht mee te nemen in de
analyse:
– verschil tussen lage en middeninkomens enerzijds en hoge inkomens anderzijds en de
fiscale behandeling van deze inkomens (toeslagen, aftrekposten, belastingkortingen);
– verschil van de structurele fiscale bevoordeling van kopers ten opzichte van huurders
en de gevolgen daarvan voor de draagkracht in kaart te brengen;
– de gevolgen van de belastingvrijstelling op huurinkomsten van huisjesmelkers voor
de draagkracht van huurders;
– de ontwikkeling van de draagkracht van huurders in de afgelopen decennia in relatie
tot overheidsbeleid;
– de gevolgen voor de draagkracht van de uiterst gunstige behandeling van ondernemers
ten opzichte van de gevolgen voor de draagkracht van de inkomstenbelasting voor werknemers;
– de mate van economische zelfstandigheid van mensen met werk in relatie tot het (samengestelde)
inkomen;
– de gevolgen van flexibilisering van de arbeidsmarkt op de draagkracht van zowel alleenstaande
als samenwonende mensen met kinderen;
– de gevolgen van slechte draagkracht voor opgroeiende kinderen.
De leden van de SP-fractie horen graag hoe de Commissie met deze factoren zal omgaan
of dat ze deze zal betrekken in de analyse en het onderzoek.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Instellingsbesluit
Commissie Draagkracht. Zij zijn verheugd dat deze Commissie ingesteld is, die onderzoek
gaat doen naar en een reflectie zal geven op het begrip draagkracht in het belastingstelsel. Deze leden hopen dat de bevindingen van deze Commissie zullen
bijdragen aan een betere inbedding van het begrip draagkracht in het belastingstelsel en dat de conclusies van de Commissie bijdragen aan het ontwikkelen
van concrete beleidsopties om de belastingheffing beter aan te laten sluiten bij de
draagkracht van gezinnen. Tevens hopen en verwachten de genoemde leden dat de conclusies
van de Commissie bijdragen aan het eerlijker en rechtvaardiger maken van de verhouding
tussen eenverdieners- en tweeverdienersgezinnen aangaande de belastingheffing. Deze
leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Commissie zal ingaan op de definities van
het begrip draagkracht in relatie tot de belastingheffing, en hoe deze zich verhouden tot de verschillende
doelstellingen van het belastingbeleid. Als voorbeeld van een doelstelling wordt het
bevorderen van arbeidsparticipatie genoemd. Deelt het kabinet de mening dat het slechts één van de vele doelstellingen
is? En dat bijvoorbeeld ook het bevorderen en mogelijk maken van het verlenen van
mantelzorg doelstelling van het belastingbeleid is? Wordt ook deze doelstelling, naast
vele andere, door de Commissie in het onderzoek betrokken?
De Commissie gaat bezien hoe (het verschil in) draagkracht tussen verschillende groepen
in kaart gebracht kan worden, zo lezen de leden van de SGP-fractie. Worden de uitkomsten
daarvan ook direct door de Commissie toegepast? Met andere woorden: gaat de Commissie
ook de draagkracht van verschillende groepen in kaart brengen (kwalitatief of kwantitatief)
of gaat de Commissie enkel bezien hoe dat kan?
De leden van de SGP-fractie lezen dat ook het verzoek in de motie van het lid Stoffer
c.s. (Kamerstuk 35 570 IX, nr. 18) meegenomen is in het Instellingsbesluit. Deze leden vragen of de Commissie niet
alleen kijkt met welke mate en wat voor soort kosten huishoudens met kinderen te maken
krijgen ten opzichte van huishoudens zonder kinderen, maar ook hoe deze verschillen
uitwerken op de draagkracht van deze groepen? Deelt het kabinet de mening dat dit
een nuttig onderdeel is van de taakopdracht en zo nodig toegevoegd moet worden?
De leden van de SGP-fractie vragen of het klopt dat er in de taakopdracht niet expliciet
wordt ingegaan op het analyseren hoe belastingmaatregelen die in het verleden genomen
zijn zich verhouden met de draagkracht van verschillende groepen. Deelt het kabinet
de mening dat het nuttig is om lessen te trekken uit het verleden, met betrekking
tot de vraag hoe (fiscale) maatregelen (niet per maatregel, maar op abstractieniveau)
effect hebben gehad op de draagkracht en hoe deze maatregelen uit het verleden zich
verhouden tot de draagkracht van verschillende groepen? En dat deze lessen nuttig
kunnen zijn bij het vormgeven van toekomstige maatregelen? Is het kabinet bereid deze
taak expliciet aan de taakopdracht toe te voegen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Commissie gevraagd is om ook de inbreng van
de Kamer in het debat over het Belastingplan te betrekken bij de werkzaamheden. Kan
het kabinet dit nader toelichten? Worden hierbij alle opmerkingen meegenomen die over
de Commissie Draagkracht of over draagkracht in het algemeen gemaakt zijn meegenomen?
II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst
De vaste commissie voor Financiën heeft op 16 december 2020 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd
over zijn op 20 november 2020 toegezonden brief inzake Instelling en taakopdracht
Commissie Draagkracht (Kamerstuk 32 140, nr. 78).
Ik wil de leden van de fracties dankzeggen voor hun vragen en opmerkingen. Met belangstelling
is kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van deze fracties. In algemene
zin wil ik aangeven dat – omdat de commissie gevraagd is om in maart 2021 hun rapport
op te leveren – de commissie snel aan de slag is gegaan met de taakopdracht en zich
ook in een krappe tijdsplanning bevindt. Dit betekent ook dat de taakopdracht van
de commissie vaststaat. Dat gezegd hebbende, sluit de taakopdracht en commissie voor
een groot deel aan bij de aard van de vragen en heb ik er vertrouwen in dat er uiteindelijk
een rapport komt te liggen dat aan de belangrijkste vragen tegemoetkomt. Hieronder
ga ik in op de vragen die zijn voorgelegd. Bij de beantwoording daarvan volg ik zoveel
mogelijk de volgorde van het verslag, behoudens waar de fracties eenzelfde vraag hebben
gesteld.
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet de onderzoeksopdracht zoals gegeven
precies en uitputtend kan verwoorden, waarom de commissie juist deze vier onderwerpen
heeft meegekregen en waarom het kabinet het onderwerp niet heeft afgebakend. De onderzoeksopdracht
is om te reflecteren op de verschillende visies op het draagkrachtbeginsel, en daarbij
de vier genoemde onderwerpen in ieder geval te behandelen. Dit betekent dat de commissie
de definities en de verschillen in draagkracht tussen verschillende groepen in kaart
zal brengen, beoordelen hoe dit aansluit bij het huidige belastingstelsel en de doelstellingen
van belastingbeleid, en opties in kaart brengt om belastingheffing beter aan te laten
sluiten bij draagkracht. Het in kaart brengen van definities en de verschillen zijn
volgens het kabinet nodig om tot een goed inzicht in de draagkracht binnen het belastingstelsel
te komen. De relatie met de andere doelstellingen om te laten zien welke keuzes er
binnen het belastingbeleid gemaakt moeten worden. En tot slot de opties om te laten
zien hoe er eventueel andere keuzes kunnen worden gemaakt. De reden dat de commissie
de vrijheid heeft gekregen om naast deze onderwerpen ook andere onderwerpen te behandelen,
is dat het niet altijd mogelijk is om vooraf precies te doorzien wat nodig is om een
goede analyse van een bepaald onderwerp te geven. Het kabinet is wel van mening dat
deze onderzoeksvragen voldoende afbakening bieden voor de commissie om aan de slag
te gaan.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de commissie de vrijheid heeft om verschillende
definities van draagkracht in kaart te brengen, of het kabinet het CPB niet beter
een definitie had kunnen laten meegeven en wat volgens het kabinet de definitie van
het begrip draagkracht is. Onderdeel van het analyseren van draagkracht is ook om
te kijken hoe dit begrip het beste kan worden gedefinieerd. Het kabinet is het eens
met de VVD-fractie dat een belangrijk deel van de kennis hiervoor bij het CPB ligt.
Tegelijkertijd zit de benodigde kennis om dit goed uit te voeren ook bij instanties
als het NIBUD, de Belastingdienst, wetenschap en de individuele ministeries. In de
commissie zitten daarom afgevaardigden van al deze instanties incl. het CPB. Daarnaast
is het binnen de korte tijdsperiode ook niet mogelijk om eerst een onderzoeksvraag
bij het CPB uit te zetten alvorens de commissie met het eigen onderzoek aan de slag
kan.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het uiteindelijke onderzoeksrapport eruit moet
komen te zien, of het kabinet de doelstellingen van het belastingbeleid precies kan
toelichten en hoe er uit de weinig concrete onderzoekelementen toch concrete adviezen
kunnen worden geformuleerd. Uiteindelijk is het aan de commissie zelf hoe het uiteindelijke
onderzoeksrapport eruit komt te zien en welke doelstellingen rondom belastingbeleid
precies worden geïdentificeerd. De commissie is wel gevraagd om voort te bouwen op
eerdere studies zoals Bouwstenen voor een beter belastingstelsel waar ook al een aantal
concrete doelstellingen voor belastingbeleid is beschreven, zoals bijvoorbeeld het
stimuleren van arbeidsparticipatie. Het is ook uiteindelijk aan de commissie zelf
hoe ze de opties en eventuele adviezen presenteren. Het kabinet is wel van mening
dat de taakopdracht voldoende concreet is om tot concrete opties te komen.
De leden van de fractie van de VVD vragen of de commissie ook kijkt naar belastingsystemen
in andere landen. Dat wordt niet gedaan omdat de taakopdracht met name vraagt om te
kijken naar de rol van het draagkrachtbeginsel in het Nederlandse belastingstelsel.
Daarnaast vragen deze leden naar een reactie op het overzicht van de Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Uit de rapportage van de OESO blijkt
de totale belasting- en premie-inkomsten als percentage van het BBP van een land.
Hierin wordt onder meer duidelijk dat Nederland ten opzichte van het OESO-gemiddelde
relatief veel inkomsten ontvangt uit premies. De inkomsten uit de inkomstenbelasting
zijn daarentegen lager dan het OESO-gemiddelde. Omdat de totale belastinginkomsten
bijvoorbeeld ook omzetbelasting bevatten, die niet worden geheven naar het inkomen,
blijkt uit dit onderzoek niet eenduidig dat een Nederlander per verdiende euro een
relatief hoog percentage af aan belastingen afdraagt. Wel wordt duidelijk dat de totale
belasting- en premie-inkomsten van Nederland afgezet tegen het BBP hoger zijn dan
het OESO-gemiddelde. Ten slotte vragen deze leden of de commissie ook kan kijken naar
en rekening houden met internationale trends in belastinginkomsten. De Commissie Draagkracht
kan de genoemde punten niet in het onderzoek betrekken. Deze zaken vloeien namelijk
voort uit talrijke belastingsystemen van andere landen die niet (kunnen) worden onderzocht.
Daarnaast bestaan deze belastingeninkomsten ook uit opbrengsten uit belastingen die
niet naar draagkracht worden geheven, zoals de accijnzen. Daarom vallen deze zaken
buiten de reikwijdte van het onderzoek.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het kabinet is gekomen tot de commissieleden,
en wat de expertises van de verschillende commissieleden zijn. Daarnaast vragen de
leden van de fractie van SP het kabinet naar een motivering per lid, en welke affiniteit
individuele commissieleden hebben met het onderwerp draagkracht. Tot slot vragen de
leden van de CDA-fractie of de commissie voldoende gebalanceerd is om het fiscale
en juridische perspectief te borgen. Het kabinet wil niet ingaan op individuele commissieleden,
maar heeft bij de samenstelling van de commissie geprobeerd te zorgen voor een vertegenwoordiging
van wetenschappers, de Belastingdienst, ministeries en van het NIBUD en CPB. Hierbij
is geprobeerd om niet alleen een economische, maar ook de filosofische kant van de
wetenschap te betrekken. Via de betrokken directies van de ministeries en de Belastingdienst
wordt daarnaast ook de juridische en fiscale kant geborgd. Het kabinet is van mening
dat hiermee de relevante wetenschappelijke, inhoudelijke en uitvoeringsaspecten over
het onderwerp draagkracht goed vertegenwoordigd zijn. Bovendien zorgt de aanwezigheid
van betrokkenen vanuit het CPB en NIBUD ervoor dat er ook zoveel mogelijk kan worden
geput uit de kennis die daar beschikbaar is over koopkracht, inkomens, huishouduitgaven
en basisbehoeften.
De leden van de CDA-fractie willen ook expliciet benoemen dat zij graag zouden vernemen
wat het relevante bestaansminimum is voor standaardhuishoudens en of zij daar bij
de huidige institutionele setup aan toekomen. De mogelijkheid van een huishouden om
lasten te dragen is naast de hoogte van het beschikbare inkomen onherroepelijk verbonden
met het uitgavenpatroon dat een huishouden kent. De Commissie Draagkracht zal daartoe
noodzakelijke uitgaven aan basisbehoeften – en daarmee een bestaansminimum – bij de
analyse betrekken, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de referentiebudgetten en
de methodiek die het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) en het Sociaal
en Cultureel Planbureau (SCP) hanteren.
De leden van de CDA-fractie vragen of de commissie niet alleen op de nevendoelen,
maar ook op de nevenschade zal reflecteren. In lijn met de taakopdracht focust de
Commissie Draagkracht op het belastingstelsel. Het reflecteren op arbeidsparticipatie
als nevendoel van het belastingstelsel is onderdeel van de taakopdracht. Daarbij staan
de prikkels uit het stelsel centraal, die de keuze van mensen tussen werk en vrije
tijd beïnvloeden. Hierbij wordt aangenomen dat het altijd mogelijk is om naar believen
meer of minder te gaan werken. Wanneer niet aan deze aanname voldaan wordt en er mensen
zijn die niet overeenkomstig hun wens hun werkuren kunnen uitbreiden, komt het sociale
domein meer centraal te staan in plaats van de prikkels. De commissie is in de taakopdracht
daarom niet gevraagd hierop in te gaan. Wel heeft de commissie uiteraard de vrijheid
om relevante aspecten voor de draagkracht binnen het belastingstelsel mee te nemen.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat ze hopen dat de commissie erin slaagt met
praktische aanbevelingen te komen die ook tot een vereenvoudiging leiden en niet tot
een nog ingewikkelder stelsel. De commissie is gevraagd om met opties te komen om
belastingheffing beter te laten aansluiten bij draagkracht, en daarbij ook te kijken
naar de effecten op de verschillende doelstellingen van het Belastingbeleid. In de
analyse van box 1 van de Bouwstenen voor een beter belastingstelsel wordt beschreven
dat een van de doelstellingen is om te zorgen voor een stelsel dat niet te ingewikkeld,
en zo eenvoudig mogelijk is. Dit wordt dus meegenomen. Hierbij is de afweging tussen
verschillende opties en doelen van het belastingbeleid uiteindelijk natuurlijk wel
aan de politiek. Daarnaast wordt ook gevraagd om te kijken naar de effecten voor de
Belastingdienst. Hiermee is getracht tegemoet te komen aan de wens van de CDA-fractie.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de commissie bereid is in te gaan
op de vragen die gesteld zijn in het schriftelijk overleg over inkomensongelijkheid
van 10 juni 2020 (Kamerstuk 32 140, nr. 72) over onder andere vermogenswinst en rentebetalingen die gevolgen hebben voor de
draagkracht van mensen of de koerswinsten van aandelen die de draagkracht vergroten.
De betreffende vragen waaraan de fractie refereert zijn aan het kabinet gesteld en
door het kabinet beantwoord. De commissie is in de taakopdracht niet gevraagd hierop
in te gaan. Wel heeft het CBS eind vorig jaar nieuwe cijfers omtrent pensioenvermogens
en vermogensongelijkheid gepubliceerd, en verbetert het vanaf 2021 de vermogensstatistiek.
Hiermee komt er meer inzicht in de cijfers omtrent vermogensongelijkheid.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de commissie ook gaat kijken naar
het verschil in totale lasten- en premiedruk tussen de laagste en hoogste welvaartsgroep.
De commissie is vooral meegegeven om de verschillende soorten huishoudens en gezinssamenstellingen
met elkaar te vergelijken. De commissie zal echter ook kijken naar de basisbehoeften,
hoe het belastingstelsel zich daartoe verhoudt en de progressie binnen het belastingstelsel.
De lasten- en premiedruk van lage inkomens wordt op deze manier dus meegenomen.
De leden van de SP-fractie stellen voor om een aantal factoren mee te nemen in de
analyse, en horen graag hoe de commissie hiermee omgaat. Allereerst vragen ze naar
het verschil in fiscale behandeling tussen lage en hoge inkomens. De commissie is
gevraagd te kijken naar verschillende groepen huishoudens, en zal daarbij ook de progressie
van het belastingstelsel in kaart brengen. Hier wordt dus aandacht aan besteed. Daarnaast
vragen de leden ook naar de fiscale bevoordeling van kopers, huisjesmelkers en de
ontwikkeling van draagkracht van huurders in de afgelopen jaren in relatie tot het
overheidsbeleid. De commissie is niet gevraagd om de woningmarkt in de analyse te
betrekken. Wel heeft de commissie de vrijheid om verschillende groepen zoals huurders
en kopers te onderscheiden. In hoeverre dit wordt gedaan is uiteindelijk aan de commissie
zelf. Verder vragen de leden naar de draagkracht van ondernemers, de economische zelfstandigheid
en de flexibele arbeidsmarkt. Ook hier geldt dat de commissie niet is gevraagd om
de arbeidsmarkt te onderzoeken, maar wel de vrijheid heeft om relevante aspecten mee
te nemen. Tot slot vragen de leden van de fractie naar de gevolgen van draagkracht
voor opgroeiende kinderen. De kosten van kinderen vormen een expliciet onderdeel van
de taakopdracht. Dit zal dus ook door de commissie worden meegenomen.
De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet de mening deelt dat het bevorderen
van arbeidsparticipatie slechts één van de vele doelstellingen is van het belastingbeleid.
Het kabinet deelt deze mening. Behalve arbeidsparticipatie zijn onder andere de bekostiging
van de overheidsuitgaven, herverdeling en het stimuleren of afremmen van bepaald gedrag
doelstellingen van belastingbeleid. Ook vragen de leden van de SGP-fractie of de Commissie
het bevorderen van mantelzorg zal bekijken als doelstelling van belastingbeleid. Dit
is niet expliciet opgenomen in de taakopdracht, en het is aan de commissie om te bepalen
in hoeverre ze dit meeneemt bij het analyseren van de doelen van belastingbeleid.
De leden van de SGP-fractie vragen of de Commissie niet alleen gaat bezien hoe (het
verschil) in draagkracht tussen verschillende groepen in kaart gebracht kan worden,
maar ook de uitkomsten daarvan gaat toepassen. De Commissie zal waar dit kan de uitkomsten
ook toepassen en dus draagkracht van verschillende groepen in beeld brengen. Hierbij
zullen ook relevante beleidsopties in kaart worden gebracht.
De leden van de SGP-fractie vragen of de Commissie ook kijkt naar de uitwerking van
de kosten van kinderen op de draagkracht. De Commissie zal onder andere kijken naar
met welke mate en met wat voor soort kosten van kinderen huishoudens met kinderen
te maken krijgen. Daarnaast worden de kosten van kinderen ook betrokken in de vergelijking
tussen verschillende groepen.
De leden van de SGP-fractie vragen of het klopt dat er in de taakopdracht niet expliciet
wordt ingegaan op het analyseren hoe belastingmaatregelen die in het verleden genomen
zijn zich verhouden met de draagkracht van verschillende groepen, en of dit aan de
taakopdracht toe moet worden gevoegd. In de toelichting bij het instellingsbesluit
is aan de Commissie gevraagd om te beoordelen hoe het huidige belastingstelsel en
de verschillende doelstellingen van belastingbeleid aansluiten bij de verschillende
visies op draagkracht, en ook te kijken naar het beleid van de afgelopen jaren. Dit
vormt dus wel degelijk onderdeel van de taakopdracht. Daarbij zal worden voortgebouwd
op de conclusies uit Bouwstenen voor een beter belastingstelsel.
De leden van de SGP-fractie vragen of verduidelijkt kan worden welke inbreng van de
Kamer in het debat over het Belastingplan mee is genomen. Het betreft hierbij de opmerkingen
over de Commissie Draagkracht, en niet over draagkracht in het algemeen. Deze opmerkingen
zijn ook verwerkt in de taakopdracht zelf.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
H.P.C. Buisman, adjunct-griffier