Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 650 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 14 december 2020
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast
met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit
te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 4 december 2020 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 10 december 2020 zijn ze door de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
1
Kunt u toelichten welke uitgaven-en ontvangstenmutaties in de Najaarsnota van invloed
zijn op de begroting van 2021? Kunt u daarbij toelichten of er wijzigingen zullen
plaatsvinden in de regels «nog te verdelen» binnen de artikelonderdelen?
Antwoord:
De mutaties opgenomen in de Tweede suppletoire begroting betreffen mutaties op de
begroting van 2020 ten opzichten van de Eerste suppletoire begroting. De mutaties
opgenomen in de najaarsnota en de Tweede suppletoire begroting brengen geen wijzigingen
teweeg op de «nog te verdelen» posten voor 2021 en daarna. Wijzigingen in de «nog
te verdelen» posten voor 2021 en verder zal de Kamer ontvangen met de Eerste suppletoire
begroting 2021.
Er is voor 2020 een eindejaarsmarge aangemeld van EUR 32,9 miljoen (ODA en Non-ODA).
Hoofdzakelijk wordt dit veroorzaakt door een lager dan verwachte bezetting bij het
COA waardoor de raming van de ODA-toerekening van eerstejaarsopvang van asielzoekers
uit DAC-landen is aangepast.
2
Kunt u een overzicht maken van de mutaties van de posten die betrekking hebben tot
gezondheidszorg of gezondheidssystemen?
Antwoord:
De uitgaven per land lastens begrotingsartikel 3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid
en rechten en hiv/aids zijn in 2020, mede vanwege de COVID 19 crisis, als volgt bijgesteld:
Burundi:
EUR – 0,7 mln
Mali:
EUR – 8,1 mln
Benin:
EUR – 1,7 mln
Benin:
EUR + 0,2 mln (Covid-19)
Bangladesh:
EUR – 0,93 mln
Jemen:
EUR + 1,0 mln
Oeganda:
EUR – 0,86 mln
Oeganda:
EUR + 0,16 mln (Covid-19)
Egypte:
EUR – 0,90 mln
Burkina Faso:
EUR + 1,56 mln
Niger:
EUR – 1,84 mln
Ethiopie:
EUR + 3,8 mln (Covid-19)
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat eveneens bijstellingen hebben plaatsgevonden
van het centrale middelen voor begrotingsartikel 3.1 In respons op COVID 19 is EUR
27 mln extra gealloceerd uit centrale middelen voor gezondheid onder andere aan de
Global Financing Facility (GFF) die op landenniveau worden ingezet.
3
Wat is de reden dat er in deze tweede suppletoire begroting € 72 miljoen wordt toegevoegd
aan de beleidsartikelen voor 2020 en daarmee per saldo in mindering gebracht op het
bedrag «nog te verdelen» in de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
voor 2021? Betekent dit dat dit bedrag volgend jaar extra moet worden bezuinigd op
de begroting van 2021?
Antwoord:
Nee, dit bedrag hoeft niet extra te worden verminderd op de begroting 2021. Bij Miljoenennota
was de vermoedelijke stand van het verdeelartikel 5.4 in 2.020 EUR 74,5 miljoen vanwege
een relatief iets gunstiger Macro Economische Verkenning (MEV) dan oorspronkelijk
(bij juniraming van het CPB) voorzien. In de Tweede suppletoire begroting 2020 wordt
daarvan EUR 72 miljoen toegevoegd aan de beleidsartikelen en daarmee per saldo in
mindering gebracht op het bedrag «nog te verdelen» voor 2020.
4
Waar zijn de € 157 miljoen aan extra uitgaven in 2020 aan uitgegeven? Hoe is dit gedekt
in de begroting? Wat was de reden voor deze extra uitgaven?
Antwoord:
Zoals aangekondigd en toegelicht in de Kabinetsreactie op het AIV advies «Nederland
en de wereldwijde aanpak van COVID-19» (Kamerstuk II
33 625, nr. 320) heeft het Kabinet EUR 150 miljoen generaal beschikbaar gesteld voor een aanvullend
pakket maatregelen waarover de Kamer vervolgens ook bij miljoenennota en in de BHOS-begroting
2021 is geïnformeerd. Zie tabel 2 in de Tweede suppletoire begroting (Extracomptabel
overzicht Coronamaatregelen zomer 2020; AIV advies) voor een totaaloverzicht van alle
geplande extra uitgaven als gevolg van de toevoeging van het aanvullende corona pakket.
Het overige betreft het saldo van diverse mutaties sinds de Eerste suppletoire begroting
waaronder teruggave van ODA-middelen door andere departementen ten gunste van het
verdeelartikel.
5
Waarom wordt er € 4,8 miljoen minder uitgegeven aan «Duurzaam handels- en investeringssysteem,
incl. MVO»?
Antwoord:
Binnen «Duurzaam handels- en investeringssysteem, incl. MVO» (art 1.1) is met name
minder uitgegeven dan begroot op het onderdeel internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen. De onderbesteding betreft zowel ODA als non-ODA middelen. Er is een aantal
oorzaken aan te wijzen. In de eerste plaats zijn er minder IMVO-vouchers aangevraagd
door het bedrijfsleven vanwege COVID-19. In de tweede plaats zijn de secretariaatskosten
van de SER voor het implementeren van IMVO-convenanten in 2020 lager dan begroot. In de derde plaats zijn de uitvoeringskosten
voor het Fonds Verantwoord Ondernemen lager dan begroot. Verwacht wordt dat een deel
van de niet gerealiseerde activiteiten alsnog gefinancierd en gerealiseerd zal worden
in 2021 en verder.
Een deel van de lagere uitgaven onder artikel 1.1 in 2020 is ten gunste gekomen van
subsidies voor duurzame productie en handel (art 1.3) en een deel voor versterken
Nederlandse handels- en investeringspositie (art 1.2). Bij dat laatste gaat het met
name om het Impuls Programma, gericht op internationaal zaken doen in tijden van COVID-19
(zie de Kamerbrief met de tweede voortgangsrapportage over de Handelsagenda:
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/moties/detail?id=2020Z19343&did…).
6
Waarom wordt er € 5 miljoen meer uitgegeven aan financiële sector ontwikkeling dan
gepland?
Antwoord:
Er is dit jaar 5 miljoen euro meer uitgegeven aan financiële sector ontwikkeling in
de vorm van opdrachten. Deze extra uitgaven houden verband met de Technische Assistentie
die wordt verstrekt vanuit het DGGF. In 2020 is er om twee redenen meer TA verstrekt
vanuit het DGGF dan aanvankelijk voorzien. Allereerst zijn er extra interventies gepleegd
ter ondersteuning van bestaande DGGF-klanten gedurende de COVID-19-pandemie. Daarnaast
heeft RVO ten behoeve van starters en scale-ups meer dan in het verleden met voorfinanciering
gewerkt. Deze voorfinanciering is verstrekt in de vorm van een TA-subsidie met een
terugbetalingsverplichting (bij succes).
7
Waarom wordt er € 9,1 minder uitgegeven aan «Nexus onderwijs en werk» dan gepland
in de eerste suppletoire begroting?
Antwoord:
Bij de opstart van het Nexus Onderwijs en Werk programma heeft een aantal activiteiten
vertraging opgelopen, onder andere door de effecten van de COVID-19 maatregelen in
de landen waar het programma wordt uitgevoerd. Hierdoor zijn de uitgaven lager. Dit
zal de komende jaren worden ingehaald.
8
Welk deel van de uitgaven binnen de post «3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid
en rechten en hiv/aids» wordt uitgegeven aan de bestrijding van hiv/aids?
Antwoord:
Van de totale uitgaven lastens begrotingsartikel 3.1 kan EUR 81 miljoen direct worden
toegerekend aan hiv aids. Dit betreft de Nederlandse bijdrage aan UNAIDS en GFATM
(50% hiervan kan aan hiv aids worden toegerekend), de SRGR partnerschappen Bridging
the Gap en PITCH, de bijdrage aan op dit thema gerichte NGO’s alsmede het regionale
hiv aids programma in Zuidelijk Afrika. De Nederlandse steun aan bredere en ongeoormerkte
SRGR- en gezondheidsprogramma’s is niet meegenomen in deze berekening.
9
Kunt u toelichten of en zo ja welke wijzigingen er zijn in artikelonderdeel 5.4 ten
opzichte van de Miljoenennota 2021, als gevolg van wijzigingen in het BNI?
Antwoord:
Artikelonderdeel 5.4 heeft binnen de begroting van BHOS een belangrijke functie om
fluctuaties in het budget op te vangen. Per saldo is het budget voor artikelonderdeel
5.4 (Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen) bij Tweede Suppletoire
begroting afgenomen met EUR 63 miljoen. In totaal is EUR 72 miljoen toegevoegd aan
de beleidsartikelen voor 2020 vanuit het positieve saldo zoals dat er was bij Miljoenennota
2021. Daarnaast is er een meevaller ten gunste van het verdeelartikel door teruggaven
van ODA-middelen door andere departementen. Vanwege een lager dan verwachte bezetting
bij het COA is de raming van de ODA-toerekening van eerstejaarsopvang van asielzoekers
uit DAC-landen aangepast. Deze meevaller ter grootte van EUR 28,4 miljoen wordt via
de HGIS eindejaarsmarge opgevraagd in 2021.
10
Welk deel van de stijging van het verplichtingenbudget voor artikel 5 is toe te schrijven
aan de 15e middelenaanvulling van de African Development Fund (ADF) en de 7e kapitaalverhoging
van de African Development Bank (AfDB)? Wat is de reden dat dit bedrag hiervoor is
vrijgemaakt?
Antwoord:
Voor de vijftiende middelenaanvulling van het Afrikaans Ontwikkelingsfonds en de zevende
kapitaalverhoging van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank zijn respectievelijk EUR 208,2
miljoen en EUR 52,9 miljoen vrijgemaakt. Onderdeel van de kapitaalverhoging is daarnaast
het verstrekken van een aanvullende garantieverplichting van EUR 828,4 miljoen. Het
AfDF en de AfDB maken samen deel uit van de AfDB Group. Nederland neemt deel omdat
de AfDB Group door het sterke Afrikaans eigenaarschap een belangrijke partner is voor
het behalen van de doelstellingen van het BHOS-beleid. Door bij te dragen in lijn
met het Nederlandse historische «burden share» blijven de Nederlandse invloed en het
relatieve aandelenbezit behouden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier