Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden inzake wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof; ’s-Gravenhage, 6 december 2019
35 584 (R2149) Wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof; ’s-Gravenhage, 6 december 2019
Nr. 3 HERDRUK1 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 27 oktober 2020
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 14 september 2020 inzake wijziging
van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof; ’s-Gravenhage,
6 december 2019 (Kamerstuk 35 584 (R2149), nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 oktober 2020. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
1
Kunt u motiveren waarom bij eerdere uitbreidingen van artikel 8 van het Statuut van
Rome (Kamerstukken 33 865-(R2024) en 35 258-(R2130)) gekozen is de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure bij wet te volgen maar
bij onderliggende wijziging hiervan wordt afgeweken? Kunt u bij beantwoording ingaan
op de wet internationale misdrijven?
Antwoord
Een verdrag wordt in elk geval voor uitdrukkelijke goedkeuring aan het parlement voorgelegd,
wanneer uitvoeringswetgeving is vereist. Bij eerdere uitbreidingen van artikel 8 van
het Statuut van Rome was wijziging van de Wet Internationale Misdrijven (WIM) nodig.
Daarvoor werden wetsvoorstellen tot goedkeuring en uitvoering opgesteld (zie Kamerstukken
33 865 (R2024) en 33 866, en Kamerstukken 35 258 (R2130) en 35 259). Tegelijkertijd met de wetsvoorstellen tot wijziging van de WIM werden de wijzigingen
van artikel 8 van het Statuut via de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure aan het
parlement voorgelegd.
Voor onderhavige wijziging uit 2019 van artikel 8 van het Statuut is geen wijziging
van de WIM nodig. Strafbaarstelling van uithongering van burgers door het belemmeren
van humanitaire hulp in een niet-internationaal gewapend conflict is namelijk reeds
in 2018 opgenomen in artikel 6, derde lid, onderdeel m, van de WIM.
De wijziging van de WIM op dit onderdeel vloeide voort uit de door de Tweede Kamer
aanvaarde motie van het lid Sjoerdsma uit 2015 (Kamerstuk 32 605, nr. 159) waarin de regering werd verzocht om artikel 6 van de WIM uit te breiden met het
strafbaar stellen van uithongering van burgers door het belemmeren van humanitaire
hulp.
Aanleiding voor de motie Sjoerdsma was het advies inzake humanitaire hulpverlening
van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV, (advies nr. 25,
augustus 2014). In dit advies werd geconstateerd dat onder het internationaal recht,
zoals dit is neergelegd in het Statuut van Rome, het belemmeren van humanitaire hulp
met als doel de uithongering van de bevolking alleen als oorlogsmisdrijf wordt aangemerkt
indien dit tijdens een internationaal gewapend conflict plaatsvindt. De CAVV was van
oordeel dat het aanbeveling zou verdienen als deze strafbaarstelling op den duur zou
worden uitgebreid naar dezelfde daden in een niet-internationaal gewapend conflict
door wijziging van artikel 8 van het Statuut op dit punt. Omdat een dergelijke wijziging
destijds niet op korte termijn te verwachten was, beval de CAVV de Nederlandse regering
aan het corresponderende artikel 6 van de WIM per direct op deze wijze uit te breiden.
De CAVV wees erop dat een dergelijke uitbreiding deze gedraging ook in niet-internationale
gewapende conflicten zou criminaliseren en rechtsmacht voor de Nederlandse rechter
zou creëren om individuen hiervoor te berechten. Ook stelde de CAVV destijds dat zo’n
nationale uitbreiding ook internationaal richting zou geven en op termijn een voorloper
zou kunnen blijken voor een vergelijkbare wijziging van het Statuut van Rome. Ten
slotte zou een dergelijke wijziging van de nationale wetgeving volgens de CAVV kunnen
bijdragen tot de vorming van internationaal gewoonterecht op dit punt, met name als
andere staten het voorbeeld van Nederland zouden volgen.
Naast de noodzaak van uitvoeringswetgeving is een andere reden om te kiezen voor de
uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure de inschatting, dat het parlement mogelijk over
een verdrag of een verdragswijziging zou willen debatteren. Ik ben ervan uitgegaan
dat dit niet het geval is. Het aanmerken van uithongering in een niet-internationaal
gewapend conflict als internationaal misdrijf is in 2017 aan het parlement voorgelegd
met het indienen van het wetsvoorstel Strafbaarstelling belemmeren humanitaire hulp
in een niet-internationaal gewapend conflict (zie Kamerstuk 34 737), om uitvoering
te geven aan de motie Sjoerdsma. Beide Kamers hebben dit wetsvoorstel als hamerstuk
aanvaard. Uw Kamer na de vaststelling van de nota naar aanleiding van het verslag
en de Eerste Kamer nadat de vaste commissie voor justitie en veiligheid had vastgesteld
dat het onderzoek van dit voorstel de commissie geen aanleiding heeft gegeven tot
het maken van opmerkingen.
Uithongering als internationaal misdrijf is daarnaast ook naar aanleiding van andere
gelegenheden in het parlement ter sprake gekomen, namelijk:
– uithongering is reeds een oorlogsmisdrijf in de context van internationale gewapende
conflicten (artikel 8, tweede lid, onder b, onderdeel XXV van het Statuut);
– de wijziging is een logisch vervolg op de door Nederland in 2018 geïnitieerde en door
de VN-Veiligheidsraad unaniem aangenomen Resolutie 2417 over de verbanden tussen conflict
en honger.
Om deze reden is nu gekozen voor de stilzwijgende goedkeuringsprocedure.
2
Is (net als bij de Uitvoeringswet wijziging artikel 8 van Statuut van Rome, Kamerstuk
35259) advies gevraagd van de Politie, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Rechtspraak
en de Nederlandse vereniging voor Rechtspraak inzake de onderliggende wijziging? Zo
ja, kunt u de adviezen delen met de Kamer? zo nee, waarom niet?
Antwoord
Bij onderliggende wijziging van het Statuut is een wijziging van de WIM niet aan de
orde. Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, is de strafbaarstelling van
uithongering door het belemmeren van humanitaire hulp in een niet-internationaal gewapend
conflict met de inwerkingtreding van de Wet Strafbaarstelling belemmeren humanitaire
hulp in een niet-internationaal gewapend conflict per 29 juni 2018 opgenomen in artikel 6,
derde lid, onderdeel m, van de WIM. Deze wijziging van de WIM maakte aanvankelijk
deel uit van een breder (verzamel)wetsvoorstel dat voorzag in de wijziging van een
aantal wetten op het justitieterrein. Dat wetsvoorstel «Procedurele verbeteringen
voor de rechtspraktijk» is in 2016 voor advies voorgelegd aan de genoemde instanties
en de daarbij uitgebrachte adviezen zijn bij de indiening van dat wetsvoorstel reeds
aan het parlement verstrekt (zie Kamerstuk 34 736, nr. 3).
3
Heeft u in het kader van de voorbereiding van de goedkeuring van de verdragswijziging
contact gehad met de Raad van de Rechtspraak over eventuele werklasteffecten? Kunt
u daarbij ook toelichten in hoeverre het Openbaar Ministerie in de praktijk artikel 8
van het Statuut van Rome anders zal toepassen?
Antwoord
Zie het antwoord op de vragen 1 en 2. De relevante wijziging van de WIM is in 2016
voorgelegd aan, onder meer de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, de Raad voor
de rechtspraak en het Openbaar Ministerie. Deze instanties zijn in hun adviezen niet
op de voorgestelde wijziging ingegaan. Nu de betreffende strafbaarstelling van uithongering
van burgers door het belemmeren van humanitaire hulp in een niet-internationaal gewapend
conflict reeds sinds 29 juni 2018 is opgenomen in artikel 6, derde lid, onderdeel
m, van de WIM brengt de goedkeuring van deze wijziging van het Statuut geen werklasteffecten
of een wijziging van de uitvoeringspraktijk met zich mee.
4
Kunt u nader concretiseren op welke manier deze wijziging bijdraagt aan de bestrijding
van straffeloosheid?
Antwoord
Zoals reeds uiteen werd gezet in de memorie van toelichting bij de Wet Strafbaarstelling
belemmeren humanitaire hulp in een niet-internationaal gewapend conflict, kon het
onderscheid in de strafbaarstelling van uithongering in internationale en niet-internationale
gewapende conflicten verklaard worden uit de historische ontwikkeling van het humanitair
oorlogsrecht dat zich aanvankelijk vooral op eerstgenoemde categorie richtte. Heden
ten dage is dat onderscheid minder goed te begrijpen. Het klassieke gewapend conflict
tussen twee staten komt minder voor terwijl gewapende conflicten met een niet-internationaal
karakter, bijvoorbeeld gewapende conflicten tussen de staat en een georganiseerde
gewapende groep of conflicten in zogenaamde failed states tussen dergelijke gewapende groepen onderling, juist vaker voorkomen, zoals de CAVV
reeds in 2015 opmerkte. In dergelijke conflicten is het verhinderen van humanitaire
hulp een wijdverbreid fenomeen. De Verenigde Naties en organisaties als het Internationale
Rode Kruis, Artsen Zonder Grenzen, Amnesty International en Human Rights Watch hebben
er in verschillende rapporten melding van gemaakt. De beperking tot internationale
gewapende conflicten stond effectief strafrechtelijk optreden in de weg terwijl de
internationale gemeenschap met de nieuwe strafbaarstelling daarentegen juist een belangrijk
signaal kan afgeven.
5
Kunt u een meer toegespitste inschatting maken van de mate waarin de steun voor het
Internationaal Strafhof naar verwachting zal toe- of afnemen als gevolg van onderhavige
wijziging?
Antwoord
De strijd tegen de straffeloosheid voor de ernstigste internationale misdrijven is
een van de belangrijkste doelen van internationale samenwerking en het Internationaal
Strafhof vervult hierin, samen met de 123 staten die partij bij het Statuut van Rome,
een essentiële rol. Hoewel geen onmiddellijk resultaat te verwachten valt van dit
betreffende amendement, dat eerst breed geratificeerd en geïmplementeerd dient te
worden, is het van groot belang dat eventuele lacunae in de strafbaarstelling van internationale misdrijven gevuld worden. Het huidige
amendement draagt hieraan bij, hetgeen op termijn ten goede komt aan de slagkracht
en geloofwaardigheid van het Internationaal Strafhof.
6
Kunt u een overzicht geven van de landen die onderhavige wijziging reeds hebben geratificeerd?
Antwoord
Er zijn nog geen staten die onderhavige wijziging uit december 2019 reeds hebben geratificeerd.
Toch hebben meerdere staten aangekondigd dat wel zo snel mogelijk te zullen doen.
Ratificatieprocessen van verdragen en verdragswijzigingen vergen over het algemeen
tijd vanwege parlementaire goedkeuringsprocessen en de voorbereiding van eventueel
benodigde implementatiewetgeving.
7
Zijn er landen die partij zijn bij het Statuut van Rome, maar reeds kenbaar hebben
gemaakt deze wijziging niet te zullen ratificeren? Zo ja, welke?
Antwoord
De regering is niet bekend met staten die inhoudelijke bezwaren hebben geuit tegen
deze wijziging.
8
Valt het tegenhouden van humanitaire hulpgoederen ook onder de definitie van het amendement?
Antwoord
Ja, het amendement voorziet in de strafbaarstelling van uithongering van burgers als
methode van oorlogvoering door hun voorwerpen te onthouden die onontbeerlijk zijn
voor hun overleving, waaronder het opzettelijk belemmeren van de aanvoer van hulpgoederen
zoals voorzien in de Verdragen van Genève.
9
Zijn er door verdragsstaten bezwaren geuit tegen het strafbaar stellen van uithongering
in niet-internationale gewapende conflicten, en zo ja, wat waren deze bezwaren en
door welke verdragsstaten werden ze gemaakt?
Antwoord
Nee, de regering is niet bekend met staten die inhoudelijke bezwaren hebben geuit
tegen dit amendement.
10
Zijn er al eerder pogingen geweest tot het strafbaar stellen van uithongering in niet-internationale
gewapende conflicten, bijvoorbeeld tijdens de onderhandelingen over het Statuut van
Rome?
Antwoord
Uit de travaux préparatoires van het Statuut van Rome blijkt niet waarom strafbaarstelling van uithongering van
burgers als methode van oorlogvoering enkel is opgenomen ten aanzien van internationale
gewapende conflicten. Zo voorzag ten minste één versie van de ontwerpbepalingen eveneens
in strafbaarstelling van dit feit in niet-internationale gewapende conflicten. Om
onbekende redenen maakt deze strafbaarstelling geen deel uit van definitieve tekst
van het Statuut van Rome. Meerdere commentatoren concluderen daarom dat het hierbij
om een ongewilde omissie ging. Zie non-paper van Zwitserland waarin de achtergrond
van het amendement wordt geschetst, in het bijzonder Annex IV en voetnoot 10: «Annex IV Non-paper submitted by Switzerland: proposed amendments to article 8 of
the Rome Statute on the inclusion of starvation as a war crime in non-international
armed conflicts, ICC-ASP/17/35, 20 September 2018», https://asp.icc-cpi.int/iccdocs/asp_docs/ASP17/ICC-ASP-17-35-ENG.pdf
11
Hoeveel amendementsvoorstellen zijn er sinds de inwerkingtreding van het Statuut van
Rome ingediend door verdragsstaten?
Antwoord
Sinds de inwerkingtreding van het Statuut van Rome zijn de volgende amendementsvoorstellen
ter goedkeuring aan de Verdragspartijen voorgelegd:
– amendement artikel 8 (2010) betreffende de uitbreiding van de strafbaarstelling van
gifgassen en exploderende kogels naar het gebruik in niet-internationale conflicten;
– amendementen betreffende het misdrijf agressie (2010);
– amendement betreffende het verwijderen van artikel 124 (2015), een procedurele overgangsbepaling
die nieuwe verdragspartijen de mogelijkheid bood om de jurisdictie van het Strafhof
over oorlogsmisdrijven gedurende een periode van zeven jaar uit te sluiten;
– amendement artikel 8 (2017) betreffende strafbaarstelling van het gebruik van wapens
die gebruik maken van microbiologische of andere biologische middelen, of gifstoffen;
– amendement artikel 8 (2017):betreffende het gebruik van wapens met als voornaamste
gevolg het veroorzaken van verwondingen door fragmenten die in het menselijk lichaam
niet met röntgenstralen kunnen worden ontdekt;
– amendement artikel 8 (2017):betreffende het gebruik van laserwapens die speciaal zodanig
zijn ontworpen dat hun enige gevechtsfunctie of een van hun gevechtsfuncties is het
veroorzaken van blijvende blindheid bij onversterkt gezichtsvermogen, dat wil zeggen
aan het blote oog of het oog met een corrigerende bril of lens;
– amendement artikel 8 (2019) betreffende de uitbreiding van strafbaarstelling van uithongering
naar niet-internationale gewapende conflicten).
12
Welke amendementsvoorstellen zijn sinds de inwerkingtreding van het Statuut van Rome
afgewezen door de Vergadering van Verdragspartijen?
Antwoord
Sinds de totstandkoming van het Statuut van Rome in 1998 is het gebruik dat de belangrijkste
besluiten van de Vergadering van Verdragspartijen bij consensus genomen worden. Dit
geldt ook voor amendementen van het Statuut. Verdragspartijen die een amendement hebben
voorgesteld of dit overwegen maar tot de conclusie komen dat hun voorstel niet op
consensus kan rekenen, zullen dit voorstel daarom intrekken of hier anderszins van
afzien. Gelet hierop, zijn er geen amendementsvoorstellen die sinds de inwerkingtreding
van het Statuut van Rome zijn afgewezen door de Vergadering van Verdragspartijen
13
Kunt u een overzicht verschaffen van hoe Nederland heeft gestemd bij aangenomen en
afgewezen amendementsvoorstellen die sinds de inwerkingtreding van het Statuut van
Rome zijn ingediend?
Antwoord
Met het oog op de noodzaak tot de versterking van de strijd tegen de straffeloosheid
voor de ernstigste internationale misdrijven, en de inzet van Nederland hiervoor in
het bijzonder, heeft de regering gestemd vóór de amendementen genoemd in het antwoord
op vraag 11.
14
Op basis van welke criteria wordt besloten om voor of tegen een amendementsvoorstel
te stemmen?
Antwoord
Bij de boordeling van voorstellen tot amendering van het Statuut van Rome kijkt de
Nederlandse regering allereerst naar de vraag in hoeverre een amendement een duidelijke
lacune vult in het internationaal juridisch kader betreffende de strafbaarstelling
van de ernstigste internationale misdrijven en hiermee de strijd tegen de straffeloosheid
hiervoor kan versterken. Tegelijkertijd moet voorkomen worden dat het Statuut van
Rome te vaak gewijzigd wordt, daar hiermee een risico ontstaat op onnodige diversificatie
van het Statuut met verschillende versies die nog niet door geratificeerd zijn door
de meerderheid van de verdragspartijen.
15
Welke andere oorlogsmisdrijven zijn momenteel wel strafbaar in de context van internationale
gewapende conflicten, maar niet daarbuiten?
Antwoord
In Nederland zijn in artikel 5 van de WIM de oorlogsmisdrijven opgenomen die strafbaar
zijn in de context van internationale gewapende conflicten. Artikel 6 van de WIM bevat
de oorlogsmisdrijven die strafbaar zijn in de context van niet-internationaal gewapende
conflicten. Oorlogsmisdrijven worden ook wel omschreven als ernstige schendingen van
het humanitair oorlogsrecht. Nederland is onder andere partij bij de Verdragen van
Genève van 1949, de Aanvullende Protocollen hierbij, en heeft het Statuut van Rome
geratificeerd én geïmplementeerd in de WIM. Een deel van de genoemde verdragen werd
ooit ontworpen en onderhandeld voor (grotendeels) situaties van internationaal gewapend
conflict. Inmiddels deelt Nederland, net als veel andere staten en het Internationale
Comité van het Rode Kruis, de opvatting dat een aantal van deze bepalingen een gewoonterechtelijke
status heeft bereikt, waardoor deze ook van toepassing zijn in niet-internationaal
gewapend conflict. Maar hierover bestaat in internationaal verband niet altijd consensus.
Dit verklaart een kortere opsomming voor misdrijven in niet-internationaal gewapend
conflict in het Statuut van Rome, en dus in de WIM.
16
Zijn er andere oorlogsmisdrijven die alleen strafbaar zijn tijdens internationale
gewapende conflicten, waarvan ter discussie staat of ze ook in niet-internationale
gewapende conflicten strafbaar moeten zijn? Om welke misdrijven gaat dit?
Antwoord
Op dit moment vindt in het kader van het Statuut van Rome geen discussie plaats of
bepaalde oorlogsmisdrijven die alleen strafbaar zijn tijdens internationale gewapende
conflicten ook strafbaar moeten zijn in niet-internationale gewapende conflicten en
liggen er geen concrete voorstellen. Wel zijn we bekend met advisering door de International
Law Commission van de VN over de bescherming van het milieu ten tijde van gewapend
conflict, waarbij het toepassingsbereik van het humanitair oorlogsrecht in zowel niet-internationaal
als internationaal gewapend conflict op verzoek van VN-lidstaten werd geanalyseerd.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier