Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de JBZ-raad van 8-9 oktober 2020
32 317 JBZ-Raad
               22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
         
Nr. 637
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 8 oktober 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
                  voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en
                  de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 28 september 2020
                  over de geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 8 en 9 oktober 2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 629), over de brief van 17 juli 2020 over het verslag van de informele JBZ-raad van 6-7 juli
                  2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 627) en over de brief van 4 september 2020 over het Fiche: EU strategie slachtofferrechten
                  2020–2025 (Kamerstuk 22 112, nr. 2905).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 2 oktober 2020 aan de ministers van Justitie en Veiligheid
                  en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd.
                  Bij brief van 6 oktober 2020 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Schoor
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
               
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
               
De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda van de
                  JBZ-raad van 8 en 9 oktober en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
               
Europees politie partnerschap – strategische weg voorwaarts
De leden van de VVD-fractie lezen dat het doel van het Europees Politie Partnerschap
                     (EUPP) luidt: samenwerking van de rechtshandhavingsautoriteiten verder te verbeteren
                     en om voor agenten benodigde informatie beter beschikbaar te maken om actuele bedreigingen
                     binnen de EU het hoofd te kunnen bieden. Kan worden toegelicht welke verbeteringen
                     het hier specifiek betreft? Welke knelpunten met betrekking tot infodeling constateert
                     u hier? Wat stelt u concreet voor om dit te verbeteren? Bent u bereid bij het doen
                     van voorstellen om bovenstaande te verbeteren, in te zetten op het bevorderen van
                     samenwerking en informatie delen in plaats van het overdragen van bevoegdheden? Zo
                     nee, waarom niet?
                  
Kan worden toegelicht hoe de bevoegdheden van het EUPP zich zullen gaan verhouden
                     tot de huidige bevoegdheden van Europol? Hoe kijkt u naar het Duitse voorstel voor
                     het EUPP gelet op het bestaande politie apparaat Europol en zijn bevoegdheden?
                  
De verbeteringen waar het voorzitterschap op doelt, betreft het effectiever gebruik
                     van bestaande instrumenten, in de geest van partnerschap. Het voorzitterschap moedigt
                     rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten aan om nog meer gebruik te maken van
                     Europese informatiesystemen en databases waar zij gebruik van mogen maken en meer
                     kwalitatief hoogwaardige gegevens in die systemen en databases in te voeren. Het voorzitterschap
                     beschouwt het Schengen Informatiesysteem (SIS) en het Europol Informatiesysteem (EIS)
                     als de belangrijkste systemen voor grensoverschrijdende politieonderzoeken in de lidstaten.
                     Het kabinet onderschrijft deze doelstellingen alsook het beginsel van beschikbaarheid.
                     Momenteel voeren niet alle lidstaten voldoende -ook voor de rechtshandhavingsautoriteiten
                     van andere lidstaten- relevante gegevens in de Europese systemen. Het kabinet ondersteunt
                     dan ook het voorzitterschap in de aanmoediging van lidstaten om nog meer gebruik te
                     maken van de Europese informatiesystemen en meer kwalitatief hoogwaardige gegevens
                     in te voeren.
Er wordt in het kader van het Europees Politiepartnerschap niet gesproken over het
                     overdragen van bevoegdheden. Wel is in de JBZ-Raad van 6-7 juli jl. besproken dat
                     in het bijzonder de vaardigheden van Europol, voor de ondersteuning van het operationele
                     werk van de rechtshandhavingsautoriteiten bij het bestrijden van grensoverschrijdende
                     criminaliteit en terroristische en extremistische dreiging, dienen te worden versterkt.
                     Europol moet als centrale hub in de positie worden gebracht dat ze haar mandaat voor
                     ondersteuning van de autoriteiten in de lidstaten op het vlak van informatiedeling,
                     analyse van informatie en ondersteuning van operationele activiteiten ten volle kan
                     uitvoeren. Ook haar rol als centrale dienstverlener en platform op het terrein van
                     cybersecurity en cybervaardigheden moet worden uitgebouwd. Veel lidstaten, waaronder
                     Nederland, hebben gesteld dat Europol daartoe ook over de juiste middelen moet beschikken.
Het kabinet bereid zich verder voor op de door de Commissie aangekondigde voorstellen
                     voor een juridisch kader voor Europese politiesamenwerking (een «European Police Code»)
                     en voor herziening van de Europolverordening. Op dit moment is hierover geen nadere
                     informatie beschikbaar. Uw Kamer zal te zijner tijd middels de reguliere procedure
                     van de BNC over de kabinetsinzet ten aanzien van deze voorstellen worden geïnformeerd.
EU strategie bestrijding seksueel kindermisbruik
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd met de EU-strategie voor een meer effectieve
                     strijd tegen seksueel kindermisbruik die op 24 juli jl. door de Commissie is gepubliceerd.
                     Deze leden staan achter de initiatieven om seksueel misbruik van kinderen, zowel online
                     als offline doeltreffender te maken, waarbij hen vooral het online misbruik nog zorgen
                     baart. De aan het woord zijnde leden vragen u dan ook om de Kamer op de hoogte te
                     houden van alle ontwikkelingen rondom de verkenning om rechtshandhavingsautoriteiten
                     rechtmatig toegang te verlenen tot versleuteld bewijs.
                  
Tevens ondersteunen de leden van de VVD-fractie de aangeboden HashCheckService dat
                     door een toenemend aantal hostingbedrijven vrijwillig wordt gebruikt. Wat doet u eraan
                     om dat gebruik te stimuleren en mogelijk verder uit te breiden?
                  
Voor wat betreft de mogelijkheden om rechtmatige toegang tot communicatie te verkrijgen
                     en de voor- en nadelen daarvan worden momenteel bezien1 en ook in Europees verband ambtelijk besproken in het Permanent Comité operationele
                     samenwerking op het gebied van de binnenlandse veiligheid (COSI). Daarbij wordt gezocht
                     naar oplossingen die binnen de kaders van het kabinetsstandpunt recht doen aan de
                     belangen van de opsporing en de nationale veiligheid. Daarbij is onder meer van belang
                     te bezien of een internationale oplossing mogelijk is en op welke wijze daar in EU-verband
                     op kan worden ingezet2.
Het Meldpunt Kinderporno van Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) rolt de
                     HasCheckService verder uit, zodat steeds meer hosters hun servers proactief gaan schonen.
                     De politie werkt hierin nauw samen met het Meldpunt kinderporno door hashes van strafbare
                     afbeeldingen aan te leveren. Met een extra subsidie van 50.000 euro van het Ministerie
                     van Justitie en Veiligheid en inzet van Microsoft, voorziet het EOKM de service nu
                     van «Photo-DNA», wat betekent dat meer content zal worden herkend en kan worden verwijderd.
                     Het aansluiten op de HashCheckService wordt steeds vaker aangemoedigd of zelfs verplicht
                     gesteld door hosters aan hun klanten. Door de toename in het gebruik van de HashCheckService
                     zijn er 18,2 miljard afbeeldingen gecheckt en bijna 7,4 miljoen afbeeldingen met online
                     seksueel kindermisbruik gedetecteerd om te verwijderen. De HashCheckService blijkt
                     een succesvol instrument, maar de hoge gedetecteerde aantallen laten tegelijkertijd
                     zien hoeveel rotzooi op het internet staat. Het kabinet is bereid om de HashCheckService
                     Europees aan te bieden.
Fundamentele rechten
a. Conclusies over het Handvest Grondrechten in de context van Kunstmatige Intelligentie
                     en Digitale verandering
De leden van de VVD-fractie zijn content met de aandacht voor de mogelijke aantasting
                  van de fundamentele rechten van burgers of de democratische rechtsstaat onder invloed
                  van de digitalisering en de COVID-19-crisis. Wij begrijpen dat de ambities van de
                  lidstaten ten aanzien van de raadsconclusies over het Handvest van de grondrechten
                  van de Europese Unie uiteen lopen. Kunt u meer helderheid verschaffen over de belangrijkste
                  verschillen van inzicht?
               
Het onderhandelingsproces voor de Raadsconclusies loopt momenteel nog. In algemene
                     zin kan worden gesteld dat de ambities ten aanzien van het thema digitale technologieën,
                     AI en fundamentele rechten niet sterk verschillen. Ook deze onderhandelingen zijn
                     nog niet afgerond. De Nederlandse inzet is gericht op een zo sterk mogelijke tekst
                     waarin ook de bredere context, zoals het belang van de democratische rechtsstaat in
                     het algemeen en het belang daarvan voor het beschermen van fundamentele rechten in
                     het bijzonder, onderstreept wordt.
Fundamentele rechten
b. antisemitisme en haatzaaien
De leden van de VVD-fractie hebben met tevredenheid mogen lezen dat u ook in Europees
                  verband bereid bent om haatzaaien en specifiek antisemitisme aan te pakken. Wat stelt
                  u concreet voor om een gezamenlijke Europese aanpak van (online) haatzaaien effectief
                  in te vullen? Wat kunnen we hier leren van andere Europese landen?
               
Voor het kabinet staat bij een aanpak op EU-niveau van (online) haatzaaien een vrijwillige
                     aanpak en zelfregulering voorop. Wat betreft een gezamenlijke Europese aanpak kijkt
                     het kabinet daarbij vooralsnog vooral naar samenwerking tussen de autoriteiten van
                     betrokken lidstaten bij strafrechtelijke vervolging, maar ook een gezamenlijke aanpak
                     gericht op preventie.
Wat betreft wetgevende instrumenten, ziet het kabinet de toegevoegde waarde van een
                        wetgevend instrument op EU-niveau vooral in afspraken over een minimum instrumentarium
                        om verwijdering van illegale content, zoals haatzaaien, mogelijk te maken. Hierbij
                        is van belang dat fundamentele rechten van de betrokken personen, providers of lidstaten
                        worden gewaarborgd. Het kabinet is geen voorstander van een systeem waarbij internetplatformen
                        worden verplicht tot het vooraf filteren van uitingen. Het kabinet kan zich wel vinden
                        in een systeem waarbij online haatzaaien moet kunnen worden gemeld en vervolgens moet
                        worden verwijderd/ontoegankelijk gemaakt.
De voor deze JBZ-Raad geagendeerde uitwisseling inzake antisemitisme en haatzaaien
                        is een belangrijke en nuttige stap om van gedachte te wisselen met andere lidstaten
                        over een (mogelijke) gezamenlijke Europese aanpak.
Constaterende dat Nederland een Nationaal Coördinator Antisemitisme krijgt, bent u
                  bereid om met andere landen die een vergelijkbaar instituut hebben te onderzoeken
                  welke lessen we kunnen leren om de inrichting van de Nederlandse coördinator zo effectief
                  mogelijk in te richten? Zo nee, waarom niet?
               
In aansluiting op het nota-overleg over de initiatiefnota over een effectievere aanpak
                     van antisemitisme van 1 juli jl. (Kamerstuk
                  35 164, nr. 13) en het direct daaropvolgende debat over institutioneel racisme in Nederland zijn
                     door uw Kamer vier moties aangenomen3 die oproepen tot het, in enigerlei vorm aanstellen van een nationaal coördinator
                     (antisemitisme, racisme en discriminatie). Het kabinet weegt de verschillende opties
                     hoe inhoud gegeven kan worden aan deze moties. Daarbij worden ook de ervaringen die
                     elders zijn opgedaan, betrokken. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                     stuurt uw Kamer, zoals toegezegd tijdens het debat van 1 juli jl., eind dit jaar een
                     brief om u hierover nader te informeren.
E-evidence
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Europees Parlement aangeeft meer tijd nodig
                  te hebben voor de E-evidence verordening en richtlijn. Kan een indicatie worden gegeven
                  van wat «meer tijd» inhoudt?
               
Op dit moment kan er geen nadere indicatie worden gegeven. Het Europees Parlement
                     bepaalt de eigen agenda. Naar verluidt dringen verschillende schaduwrapporteurs voor
                     dit dossier aan op een fysieke vergadering ter afronding van het dossier, hetgeen
                     door COVID-19 maatregelen nog niet mogelijk is.
Vervolg van de Schrems II uitspraak
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister voor
                  Rechtsbescherming op de brief van NLdigital over de gevolgen van de recente uitspraak
                  van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Schrems II (Kamerstuk 32 761, nr. 171). Deze leden achten het een goede zaak dat u het gevoel van urgentie deelt en dat
                  u zich zal inzetten om zo snel mogelijk tot een nieuwe werkbare oplossing te komen.
                  In dat kader willen voornoemde leden graag nog een aantal vragen voorleggen.
               
In de reactie op de brief wordt gemeld dat de Europese Commissie reeds in gesprek
                  is met de Verenigde Staten over de mogelijkheden voor een nieuw besluit. Op welke
                  termijn verwacht u dat een nieuw adequaatheidsbesluit kan worden vastgesteld? Bent
                  u bereid daar naar te vragen bij de Raad?
               
Het is zoals benoemd in de brief van 30 september jl. van de Minister voor Rechtsbescherming
                     van het grootste belang om te komen tot een nieuw adequaatheidsbesluit. De Minister
                     voor Rechtsbescherming heeft daarbij wel benoemd dat het evenzeer van belang is om
                     een duurzaam besluit vast te stellen voor rechtmatige gegevensdoorgifte dat de toetsing
                     van het Hof van Justitie van de EU kan doorstaan. Zoals bekend, is het aan de Europese
                     Commissie om deze onderhandelingen te voeren. Tijdens de aankomende JBZ-Raad zal de
                     Commissie meer inzicht geven in de status van deze onderhandelingen. Naar verwachting
                     zal de Commissie hierbij ook ingaan op het voorziene tijdpad.
De leden van de VVD-fractie merken op dat het van de één op de andere dag stoppen
                  van alle data-uitwisseling zonder grote negatieve gevolgen op de bedrijfsvoering en
                  digitale economie niet realistisch is. Toch lijkt dat een mogelijk scenario. Bent
                  u bereid om in gesprek te gaan met de Autoriteit Persoonsgegevens over een transitieperiode?
               
Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens om, in overleg met de andere Europese toezichthouders,
                     het eigen handhavingsbeleid te voeren. Zoals benoemd in de brief van 30 september
                     jl. is het aan de EDPB of zij terug wil komen op eerdere uitspraken met betrekking
                     tot een transitieperiode.4 Hierover, als ook over nadere richtlijnen betreffende de modelcontractbepalingen
                     (SCC), blijft de Minister van Rechtsbescherming in gesprek met de AP.
Vanwege de grote impact van deze uitspraak en de gevolgen voor het bedrijfsleven en
                  de digitale economie worden de leden van de VVD-fractie graag op de hoogte gehouden.
                  Bent u bereid om de Kamer op reguliere basis te informeren over de voortgang van het
                  nieuwe adequaatheidsbesluit en andere ontwikkelingen in de zaak?
               
Het kabinet zal er bij de Commissie op aandringen dat de Lidstaten regelmatig worden
                     geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen. Indien
                     er relevante ontwikkelingen plaatsvinden zal de Minister van Rechtsbescherming uw
                     Kamer daarover informeren.
Voornoemde leden zijn tevens van mening dat samenwerking met andere lidstaten noodzakelijk
                  is om te zorgen dat de Europese Commissie zo snel mogelijk met een oplossing komt.
                  Bent u bereid om andere lidstaten te benaderen en de zaak bij hen aan de orde te stellen?
                  Bent u tevens bereid de Kamer te informeren of er steun is vanuit andere lidstaten
                  op de inzet van Nederland? De leden van de VVD-fractie zouden dat op prijs stellen.
               
De indruk van het kabinet is dat de Commissie volledig doordrongen is van het belang
                     van een snelle, rechtmatige en daarmee duurzame oplossing. Voor zover bekend, delen
                     alle lidstaten deze inzet. De besprekingen in Raadswerkgroep-verband zullen worden
                     benut om een nader beeld te krijgen van de positie van de lidstaten. Wanneer de besprekingen
                     daartoe aanleiding geven, zal de Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer hierover
                     nader informeren.
Overlevering van veroordeelde EU onderdanen van derde landen naar hun lidstaten
De leden van de VVD-fractie merken op het kabinet te ondersteunen in het (voorlopig)
                  besluit geen noodzaak te zien voor een gemeenschappelijke EU-aanpak.
               
RescEU
Kunt u toelichting geven op de terughoudendheid met betrekking tot response (rescEU)?
De terughoudendheid van het kabinet heeft betrekking op het huidige aanpassingsvoorstel
                        voor het Europese civiele beschermingsmechanisme.
De reden voor de terughoudendheid is gelegen in het feit de Commissie nog verder inzicht
                        moet geven in de noodzaak van deze aanpassingen.
2. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
               
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda voor de JBZ-raad van 8 en 9 oktober 2020 en het Fiche over de EU strategie
                  aangaande slachtofferrechten. Deze leden hebben enkele vragen naar aanleiding van
                  deze stukken.
               
Europees Politie Partnerschap – strategische weg voorwaarts
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het EUPP. Deze leden zijn benieuwd
                  wat dit partnerschap precies behelst. Moeten zij daarbij denken aan een samenwerkingsverband
                  tussen de verschillende politiekorpsen in de EU, of behelst dit partnerschap een eigenstandige
                  organisatie? Voornoemde leden lezen in de geannoteerde agenda dat een aantal lidstaten
                  expliciet het belang van interoperabiliteit benadrukt heeft tijdens de JBZ-Raad in
                  juli. Wat wordt er precies bedoeld met interoperabiliteit volgens deze lidstaten?
                  Zou dit betekenen dat politiekorpsen uit andere lidstaten bevoegd worden om in Nederland
                  criminele activiteiten op te sporen of anderszins rechts handhavend op te treden?
                  Is dit niet een eerste stap richting een EU-politiekorps? De leden van de CDA-fractie
                  willen benadrukken dat dit voor hun onbespreekbaar is. Zij vragen u naar meer duiding
                  op dit punt evenals uw eigen appreciatie op dit punt.
               
Het Europees Politiepartnerschap dient te worden gezien als een afspraak tussen de
                     lidstaten om in de geest van partnerschap rechtshandhavingsautoriteiten beter met
                     elkaar te laten samenwerken door meer en effectiever gebruik te maken van bestaande
                     Europese informatiesystemen en meer informatie via die systemen met elkaar te delen.
                     Het betreft geen apart samenwerkingsverband tussen korpsen of een eigenstandige organisatie.
Met het onderschrijven van het belang van interoperabiliteit wordt bedoeld dat de
                     relevante interoperabiliteitsverordeningen op het gebied van grenzen en visa en politiële
                     en justitiële samenwerking, asiel en migratie5 worden geïmplementeerd, zodat de EU-informatiesystemen in onderlinge samenhang, op
                     doelmatige wijze en met bijpassende waarborgen door autoriteiten kunnen worden ingezet
                     voor het beter beheer van de buitengrens van het Schengengebied en voor verhoogde
                     interne veiligheid binnen de EU.
Het Europees Politiepartnerschap heeft niet tot doel politiekorpsen uit andere lidstaten
                     nieuwe grensoverschrijdende operationele bevoegdheden te geven. Dit komt mogelijk
                     wel aan de orde in een voorstel van de Europese Commissie voor een «European Police
                     Code» dat eind 2021 wordt verwacht. Op dit moment is hierover geen nadere informatie
                     beschikbaar. Uw Kamer zal te zijner tijd middels de reguliere procedure van de BNC
                     over de kabinetsinzet ten aanzien van deze voorstellen worden geïnformeerd.
Fundamentele rechten
a. Conclusies over het Handvest Grondrechten in de context van Kunstmatige Intelligentie
                     en Digitale verandering
De leden van de CDA-fractie valt het op dat het kabinet aangeeft dat zij achter de
                  inhoud van de Raadsconclusies staan mits er voldoende ambitie wordt vertoond. Kunt
                  u dat verder uiteen zetten? Ook vragen deze leden of er een duiding kan worden gegeven
                  van de context van Kunstmatige Intelligentie en Digitale verandering. Waar moeten
                  de aan het woord zijnde leden dan aan denken? In hoeverre acht u het aannemelijk dat
                  er daadwerkelijk Raadsconclusies worden aangenomen?
               
Er wordt elk najaar in EU verband onderhandeld over Raadsconclusies over de toepassing
                     van het Handvest van de Grondrechten in het voorgaande jaar, waarbij de Raad zich
                     uitspreekt over aandachtspunten en ambities op dit vlak. Dit jaar hebben de Raadsconclusies
                     als thema digitale technologieën, AI en fundamentele rechten. Het onderhandelingsproces
                     loopt momenteel nog. Nederland zet zich ervoor in dat ook de bredere context, zoals
                     het belang van de democratische rechtsstaat in het algemeen en het belang daarvan
                     voor het beschermen van fundamentele rechten in het bijzonder, in de tekst onderstreept
                     wordt. Daarin trekken wij op met een grote groep gelijkgestemde lidstaten.
Vervolg van de Schrems II uitspraak
De leden van de CDA-fractie achten de Schrems II uitspraak als zeer ingrijpend voor
                  de wijze waarop organisaties gegevens uitwisselen onder meer met dochterbedrijven
                  of andere bedrijven buiten de EU. Dit heeft aanzienlijke gevolgen voor ondernemingen
                  en deze leden vragen u dan ook hoe u dit ziet.
               
Zoals benoemd in de brief van 30 september jl. is de Minister van Rechtsbescherming
                     zich bewust van de gevolgen voor het bedrijfsleven, maar ook voor andere organisaties.
                     Met de uitspraak is een zeer complexe situatie ontstaan bij doorgifte naar de VS en
                     andere derde landen.
Wordt er op Europees niveau gewerkt aan een tijdelijke overgangsperiode of betekent
                  de Schrems II uitspraak daadwerkelijk dat bedrijven per direct niet meer gegevens
                  mogen uitwisselen met landen die niet voldoende privacywaarborgen kennen?
               
Het ligt op het terrein van de onafhankelijke nationale toezichthouders om al dan
                        niet een transitieperiode in te stellen. Zoals in de brief van 30 september jl. vermeld,
                        heeft de EDPB eerder aangegeven hier geen aanleiding voor te zien.6 Het is aan de toezichthouders om te beoordelen of er aanleiding is om hierop terug
                        te komen.
De Minister voor Rechtsbescherming wijst er voorts op dat, bij ontstentenis van een
                        adequaatheidsbesluit (ex artikel 45 AVG) of instrumenten als SCC’s of BCR’s waarbij
                        passende waarborgen worden geboden (artikel 46), in bepaalde specifieke gevallen7 internationale doorgiften gebaseerd kunnen zijn op de in artikel 49 AVG genoemde
                        grondslagen.
In hoeverre kunnen bedrijven zelf nagaan of een land voldoende privacywaarborgen in
                  wet- en regelgeving heeft opgenomen?
               
Wanneer bedrijven een doorgifte instrument inzetten, als bijvoorbeeld de SCC´s, moeten
                     zij aanvullende maatregelen treffen om een passend beschermingsniveau te garanderen.
                     Onduidelijkheid is nu ontstaan over wat deze »aanvullende maatregelen» in de praktijk
                     betreffen. De AP heeft aan de Minister van Rechtsbescherming aangegeven dat er in
                     EDPB verband wordt gewerkt aan handvatten om bedrijven en andere organisaties te informeren
                     over welke maatregelen zij zouden kunnen treffen om SCC’s te kunnen blijven gebruiken.
                     Deze richtsnoeren worden in oktober verwacht.
Kunt u aangeven of de Schrems II uitspraak enkel gevolgen heeft voor Amerikaans-Europese
                  gegevensuitwisseling en dat met een werkbaar EU-VS Privacy Shield de problemen opgelost
                  zijn, of dat Schrems II gevolgen heeft voor alle derde landen waar gegevens mee worden
                  uitgewisseld?
               
Zoals nader toegelicht in de brief van 30 september jl. heeft de uitspraak van het
                     Hof gevolgen voor de gegevensuitwisseling met alle derde landen voor zover bij die
                     gegevensuitwisseling gebruik wordt gemaakt van SCC´s.
Hoe kan het dat onveranderd veel gegevens via Amerikaanse servers worden uitgewisseld,
                  in strijd met privacy wetgeving?
               
Het is aan de onafhankelijke toezichthouders om toe te zien op de rechtmatigheid van
                     internationale datastromen. Dit doen zij naar aanleiding van klachten die bij hen
                     worden ingediend dan wel op grond van eigenstandig onderzoek.
De leden van de CDA-fractie vragen of u zich in de JBZ-raad ervoor hard wil maken
                  dat de lijst van landen die wel een passende bescherming bieden wordt uitgebreid zodat
                  er meer duidelijkheid komt. Voornoemde leden constateren namelijk dat deze lijst nog
                  niet compleet is en dat er veel landen op dit moment ontbreken wat weer tot onduidelijkheid
                  leidt bij ondernemingen.
               
Een adequaatheidsbesluit wordt pas genomen nadat de Commissie een toets heeft uitgevoerd
                     zoals vervat in artikel 45 lid 2 AVG. Hierin wordt bepaald dat de Commissie onder
                     meer de rechtsstatelijkheid en het bestaan van effectieve toezichthouders in het derde
                     land in acht moet nemen. Deze toetsing is niet voor niets in de AVG opgenomen. Het
                     is immers onwenselijk dat de gegevens van Europese burgers worden doorgegeven naar
                     landen die geen passend beschermingsniveau bieden. Deze lijst kan dus niet zomaar
                     worden uitgebreid en de Minister voor Rechtsbescherming zou dat ook onwenselijk achten.
Nederland heeft er in het verleden bij de Commissie op aangedrongen dat het kijkt
                     naar het vaststellen van adequaatheidsbesluiten ten aanzien van landen die eerdergenoemde
                     toetsing kunnen doorstaan. Hiervoor zal Nederland nogmaals aandacht vragen bij de
                     Commissie. Daarnaast is het ook zo dat de Schrems-zaak mogelijk aanleiding geeft om,
                     in het licht van de criteria van het HvJEU kritisch te kijken naar de reeds bestaande
                     adequaatheidsbesluiten en het niveau van bescherming in de landen waar deze op toezien.
De aan het woord zijnde leden vragen u of het richtsnoer van de European Data Protection
                  Board ook verschillende concrete opties zal bevatten waaruit bedrijven kunnen kiezen.
                  Zo nee, wilt u zich daarvoor inzetten tijdens de JBZ-raad?
               
De EDPB is een koepel van onafhankelijke Europese toezichthouders. Het is bij de Minister
                     voor Rechtsbescherming om die reden nog niet bekend wat er in de nog te publiceren
                     richtsnoeren zal komen te staan.
EU-rechtsstatelijkheidsrapporten
De leden van de CDA-fractie vragen of u verwacht dat tijdens deze JBZ-raad al inhoudelijk
                  gesproken wordt over het 2020 Rule of Law Report, dat op 30 september jl. gepresenteerd
                  is. Bent u bereid zo spoedig mogelijk de Kamer te informeren over uw zienswijze ten
                  aanzien van deze eerste versie van dit Europese rechtsstaat-instrument?
               
Het kabinet verwelkomt het nieuwe Commissierapport over de rechtsstaat in Europa.
                     Dit is een belangrijke nieuwe stap ter versterking van onze Europese gereedschapskist
                     op het gebied van de rechtsstaat. Het kabinet is voornemens om uw Kamer op korte termijn
                     een nadere kabinetsreactie over dit eerste jaarlijkse rechtsstaatrapport te doen toekomen.
Rechtsstaat Polen
De leden van de CDA-fractie vragen of u voornemens bent tijdens deze JBZ-raad expliciet
                  uw ongenoegen te uiten – zowel plenair als in bilaterale contacten – over de ontwikkelingen
                  ten aanzien van de rechtsstaat in Polen, met name daar waar het gaat in de intimidatie
                  en het afdoen van de onafhankelijkheid van rechters. Ook vragen deze leden of u overweegt
                  om Nederland aan te laten sluiten bij de procedure die rechter Tuleya heeft aangespannen
                  bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dan wel bij enige andere procedure
                  die Poolse rechters bij dit Hof hebben aangespannen.
               
Op de komende JBZ-raad staat de situatie van de rechtsstaat in Polen niet op de agenda.
                     De Raad Algemene Zaken heeft hier vorige maand wel over gesproken, waarbij Nederland
                     namens de drie Benelux-landen Polen heeft aangesproken op de bestaande zorgen aangaande
                     de rechtsstaat, met name de ontwikkelingen ten aanzien van de rechterlijke onafhankelijkheid.
                     Het Duits voorzitterschap is verder voornemens om op de Raad Algemene Zaken van december
                     wederom een hoorzitting met Polen te agenderen in het kader van de artikel 7-procedure.
                     Ook dan zal Nederland zijn zorgen overbrengen. Ook biedt de bespreking van de justitiële
                     aspecten van rechtsstatelijkheid, die het Voorzitterschap voorziet voor de JBZ-raad
                     van december, aanknopingspunten om deze zorgen naar voren te brengen.
Het kabinet zal zich beraden op mogelijke deelname aan de genoemde zaak voor het Europees
                     Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg in het kader van de voortdurende kabinetsinzet
                     op bescherming en bevordering van de rechtsstaat binnen de Europese Unie. Nederland
                     zal hierover in overleg treden met gelijkgezinde lidstaten.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
               
De leden van de D66-hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken op de geannoteerde
                  agenda en hebben naar aanleiding daarvan de volgende vragen.
               
Europees Politie Partnerschap – strategische weg voorwaarts
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat er met het EUPP gewerkt wordt
                  aan betere samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten in de EU. Zij delen
                  de mening dat betrouwbare samenwerking en informatie-uitwisseling een vereiste is
                  voor de verbetering van veiligheid binnen de EU. De aan het woord zijnde-leden kijken
                  met interesse uit naar hoe concreet invulling zal worden gegeven aan het nieuwe partnerschap.
                  Welke taken dient het EUPP volgens u toebedeeld te krijgen? Op welke wijze denkt u
                  dat het EUPP zich zal onderscheiden van Europol?
               
De belangrijkste taak voor het Europees Politiepartnerschap is het veiliger maken
                     van de Europese Unie door het beter met en op elkaar laten samenwerken door de rechtshandhavingsautoriteiten
                     in de strijd tegen internationale georganiseerde misdaad.
Binnen het concept van het Europees Politiepartnerschap is een grote rol weggelegd
                     voor Europol. Zo is in de JBZ-Raad van 6–7 juli jl. besproken dat in het bijzonder
                     de vaardigheden van Europol, voor de ondersteuning van het operationele werk van de
                     rechtshandhavingsautoriteiten bij het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit
                     en terroristische en extremistische dreiging, dienen te worden versterkt. Europol
                     moet als centrale hub in de positie worden gebracht dat ze haar mandaat voor ondersteuning
                     van de autoriteiten in de lidstaten op het vlak van informatiedeling, analyse van
                     informatie en ondersteuning van operationele activiteiten ten volle kan uitvoeren.
                     Ook haar rol als centrale dienstverlener en platform op het terrein van cybersecurity
                     en cybervaardigheden moet worden uitgebouwd. Veel lidstaten, waaronder Nederland,
                     hebben gesteld dat Europol daartoe ook over de juiste middelen moet beschikken.
Digitale Justitie: Conclusies inzake toegang tot het recht – kansen van digitalisering
                     grijpen
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet het belangrijk acht dat de Raadsconclusies
                  benadrukken dat digitalisering niet ten koste mag gaan van beginselen van de rechtsstaat,
                  fundamentele rechten en veiligheid. Kunt u aangeven welke taken AI niet zou mogen
                  overnemen inzake toegang tot het recht? Waar ligt de grens?
               
Zoals aangeven in de Kamerbrief «artificiële intelligentie en algoritmen in de rechtspleging»
                     die op 19 december 2018 naar de Eerste Kamer is gestuurd8, kan AI op diverse manieren worden gebruikt in de rechtspleging. Daarbij is het belangrijk
                     om voor ogen te houden dat de toegang tot het recht meer omvat dan de toegang tot
                     de rechter. Het gaat ook om toegang tot onder meer informatie, advies, en bijstand.
                     Om tot een rechterlijke beslissing te komen, worden gegevens verzameld, relevante
                     feiten geselecteerd, verzamelde data geanalyseerd, gewaardeerd, geïnterpreteerd en
                     geduid. AI kan van dienst zijn in al die verschillende stadia. Bovendien kan AI worden
                     ingezet om ondersteunende, administratieve en logistieke processen binnen de betrokken
                     organisaties te versterken. Bij het toepassen van AI in al deze processen is het steeds
                     van belang dat de beginselen van behoorlijke rechtspleging gerespecteerd worden en
                     dat de rechtsstatelijke en maatschappelijke waarden die hier uitdrukking aan geven,
                     gewaarborgd zijn. De mogelijkheden van AI worden zorgvuldig en behoedzaam verkent,
                     waarbij de ontwikkelingen getoetst worden aan ijkpunten waarin onze rechtsstatelijke
                     en democratische waarden tot uitdrukking komen. De grenzen voor de toepassing van
                     AI in de rechtspleging worden langs die ijkpunten bepaald. Dit is eveneens in lijn
                     met de «lerende aanpak» die Nederland eerder heeft bepleit in de kabinetsappreciatie
                     op het witboek AI van de Europese Commissie.9
                     
EU strategie bestrijding seksueel kindermisbruik
De aan het woord zijnde leden erkennen het belang om seksueel kindermisbruik effectiever
                  te bestrijden. Echter hebben zij nog enkele vragen over de wijze waarop. Het kabinet
                  stelt dat het uitgangspunt is «dat privacy en de beveiliging van elektronische communicatie
                  voldoende gewaarborgd moeten blijven». Kunt u toelichten welke gevolgen de EU strategie
                  zou kunnen hebben op encryptie, en hoe beveiliging van elektronische communicatie
                  voldoende gewaarborgd wordt? Kan uiteengezet worden welke privacy waarborgen er precies
                  zijn opgenomen in het voorstel? Hoe definieert u «strikt noodzakelijk» bij het verwerken
                  van aangetroffen gegevens?
               
Het kabinet hecht aan een brede samenwerking met private partijen bij bestrijding
                     van online seksueel kindermisbruik waarbij onder andere oplossingen worden verkend
                     om rechtshandhavingsautoriteiten rechtmatige toegang te verlenen tot versleuteld bewijs.
                     De Commissie stelt als uitgangspunt dat privacy en de beveiliging van elektronische
                     communicatie voldoende gewaarborgd moeten blijven. Het kabinet ondersteunt de afbakening
                     van de Commissie in deze discussie en zal de Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen
                     rondom dit onderwerp. De verkenning naar de oplossingen moet nog nader vorm krijgen.
Europees Openbaar Ministerie (EOM)
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie de JBZ-raad zal informeren
                  over de laatste stand van zaken betreffende de feitelijke start van het EOM. Wanneer
                  zal de datum voor de feitelijke start van het EOM worden vastgesteld? Wat zijn de
                  voorlopige uitkomsten wat betreft het Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor het EOM?
                  Steunt u het amendement van het Europees Parlement om het budget voor het jaar 2021
                  van het EOM op te hogen naar 55 miljoen euro?
               
De datum voor de feitelijke start van het EOM is nog niet officieel vastgesteld. De
                     Commissie heeft nog niet bekend gemaakt wanneer dit besluit zal worden genomen, waarbij
                     overigens zij aangetekend dat de Hoofdaanklager hiervoor eerst een voorstel moet doen.
                     Het EOM is op dit moment nog niet volledig operationeel, maar al wel actief, in die
                     zin dat het College bijvoorbeeld sinds begin september functioneert.
De Commissie heeft op 24 juni jl. voor het EOM een ontwerpbegroting van 37,7 miljoen
                     euro (lopende prijzen) voor het jaar 2021 voorgesteld. In de conclusies van de Europese
                     Raad van 21 juli jl.10 is opgenomen (onder nummer 83) dat het EOM voldoende middelen zal ontvangen om de
                     bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen. Goedkeuring van
                     het Europees Parlement (bij meerderheid van zijn leden) is nodig voordat de Raad de
                     MFK-Verordening definitief kan vaststellen. De Nederlandse inzet is dat het EOM adequaat
                     toegerust is om zijn taken te kunnen vervullen. De bij de conclusies van de Europese
                     Raad behorende bedragen voor het EOM voor 2021–2027 zijn nog niet verschenen. Het
                     kabinet heeft hier navraag naar gedaan.
Fundamentele rechten
Verder merken de leden van de D66-fractie op dat er in raadsverband waarschijnlijk
                  conclusies zullen worden aangenomen over de toepassing van het Handvest van de grondrechten
                  van de Europese Unie in 2019. Zij lezen dat het kabinet deze conclusies kan steunen
                  wanneer deze voldoende ambitie vertonen op het vlak van de democratische rechtsstaat.
                  Waar doelt u dan precies op? Wat moet erin staan wil het kabinet instemmen? Welke
                  andere lidstaten deelde de wens van Nederland voor diezelfde ambitie voor fundamentele
                  rechten?
               
De snelle ontwikkelingen op het vlak van digitale technologieën en AI hebben belangrijke
                     voordelen. Zo maakt digitale technologie het mogelijk dat veel maatschappelijke activiteiten
                     en werk doorgang kunnen vinden in de context van de COVID-19 crisis. Digitale technologieën
                     en AI kunnen echter ook invloed hebben op fundamentele rechten, zoals privacy, gegevensbescherming
                     en non-discriminatie. Deze gevolgen worden steeds verder in kaart gebracht en de Raadsconclusies
                     gaan in op de rol die de EU hierin speelt. Het onderhandelingsproces loopt momenteel
                     nog en er kan om die reden niet nader worden ingegaan op het uiteindelijke resultaat.
                     Nederland zet zich daarbij in voor een zo sterk mogelijke tekst waarin ook de bredere
                     context, zoals het belang van de democratische rechtsstaat in het algemeen en het
                     belang daarvan voor het beschermen van fundamentele rechten in het bijzonder, onderstreept
                     wordt.
Vervolg van de Schrems II uitspraak
De leden van de D66-fractie horen graag, nu ook het Hof van Justitie van de Europese
                  Unie aangeeft dat het Privacy Shield onvoldoende privacy waarborgen biedt, of de Commissie
                  weer rond de tafel gaat met de Verenigde Staten? Hoe gaat de Commissie nu wel zorgen
                  dat privacybescherming voldoende wordt gerespecteerd door de Verenigde Staten? Welke
                  consequenties verbindt u aan de uitspraak van het Hof, nu bedrijven geen persoonsgegevens
                  meer legaal kunnen doorgeven van de EU naar de Verenigde Staten om daar op te slaan?
               
De Commissie is nu al in gesprek met de VS over de mogelijkheden voor een nieuw adequaatheitdsbesluit.
                     Daarbij zal de Commissie in het licht van de uitspraak van het HvJEU nagaan wat er
                     nodig is om een passend niveau van gegevensbescherming te waarborgen, zoals vereist
                     door de AVG. Het is uiteindelijk aan de Commissie om te toetsen of er afspraken met
                     de VS kunnen worden gemaakt die het mogelijk maken om een nieuw en duurzaam adequaatheidsbesluit
                     te nemen. Nederland heeft in dit proces geen eigenstandige verantwoordelijkheid.
Verder, wijst de Minister voor Rechtsbescherming erop dat de ongeldigverklaring van
                     het Privacy Shield niet betekent dat er geen doorgifte meer mogelijk is, maar dat
                     bedrijven en organisaties gebruik moeten maken van de andere doorgifte instrumenten
                     die de AVG biedt, zoals de SCC’s of de gronden genoemd in artikel 49 AVG.
Digitale nalatenschap
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat digitale nalatenschap geagendeerd is
                     voor de lunchbespreking. Voor al onze «fysieke» bezittingen regelt het erfrecht immers
                     wie de erfgenaam is, maar op dit moment bestaan voor het digitaal nalatenschap geen
                     duidelijke regels, noch via wetten, noch via jurisprudentie. Het is een juridisch
                     doolhof. Kunt u verduidelijken wat de Nederlandse inzet bij de lunchbespreking zal
                     zijn? Zal u pleiten voor Europese wetgeving voor de verwerking van persoonsgegevens
                     en social-media accounts van overleden personen? Zo nee, waarom niet?
                  
Ook vragen de leden van de D66-fractie hoe uitvoering is gegeven heeft aan de motie
                     van het lid Den Boer c.s. (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 26) hieromtrent?
                  
De lidstaten zijn door het Duits voorzitterschap geïnformeerd dat de JBZ-Raad fysiek
                     in Luxemburg geen doorgang zal vinden; de Justitie-dag van de JBZ-Raad zal per videconferentie
                     plaatsvinden. Dit betekent helaas dat de lunchbespreking inzake digitale nalatenschap
                     komt te vervallen.
Het Duits voorzitterschap heeft het onderwerp over de digitale nalatenschap, mede
                     namens Nederland, ook op ambtelijk niveau op de agenda gezet. Uit de eerste bespreking
                     bleek dat vrijwel alle lidstaten openstaan voor een discussie over dit onderwerp en
                     nader onderzoek. De inzet van Nederland is gericht op een verdere verkenning van de
                     juridische knelpunten bij het erven van social media-accounts. Voor Europese wetgeving
                     acht de Minister voor Rechtsbescherming het nu nog te vroeg, omdat de discussie over
                     dit onderwerp relatief nieuw is. Nederland pleit daarom voor het instellen van een
                     expertgroep op EU-niveau die onderzoekt in hoeverre «digitale» bezittingen net als
                     «fysieke» bezittingen onder het huidige erfrecht vallen, of dat hiervoor aanvullende
                     regels nodig zijn. Dit standpunt sluit aan bij het door de regering uitgezette onderzoek
                     ter uitvoering van de motie Den Boer. De Universiteit van Amsterdam is bezig met een
                     onderzoek om in kaart te brengen of en zo ja, hoe in juridische zin de digitale nalatenschap
                     geregeld moet worden. De resultaten van dit onderzoek worden eind dit jaar verwacht.
                     De Minister van Binnenlandse Zaken zal u hierover mede namens de Minister voor Rechtsbescherming
                     informeren. Daarnaast heeft ter uitvoering van de motie een flitspeiling plaatsgevonden.
                     Daaruit bleek dat nog relatief weinig mensen kennis hebben van het onderwerp digitale
                     nalatenschap of daarmee zijn geconfronteerd, maar dat het belang ervan wel wordt onderkend.
                     Naar aanleiding hiervan wordt de voorlichting over de digitale nalatenschap verbeterd.
EU-rechtsstatelijkheidsrapporten
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de eerste jaarlijkse EU-rechtsstatelijkheidsrapporten
                  van de Commissie, uitgebracht op 30 september 2020. Kunt u met een uitgebreide kabinetsreactie
                  komen op het rapport over Nederland? Kunt u toelichten hoe deze rapporten nu in de
                  Raad de komende tijd besproken zullen worden? Wat is de inzet van Nederland hierbij?
               
Het kabinet verwelkomt het nieuwe Commissierapport over de rechtsstaat in Europa.
                     Dit is een belangrijke nieuwe stap ter versterking van het instrumentarium van de
                     EU op het gebied van de rechtsstaat. Het kabinet is voornemens om beide Kamers op
                     korte termijn een nadere kabinetsreactie over dit eerste jaarlijkse rechtsstaatrapport
                     te doen toekomen.
De horizontale trends en bredere ontwikkelingen in de EU die uit het rapport naar
                     voren komen, zullen onderwerp zijn van bespreking in de Raad Algemene Zaken van oktober.
                     Op de Raad Algemene Zaken van november zal vervolgens een begin gemaakt worden met
                     de (roulerende) landspecifieke dialoog (of peer review) van de vijf eerste lidstaten:
                     België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken en Estland. Het is de bedoeling om vervolgens
                     ieder Voorzitterschap met vijf nieuwe lidstaten een landspecifieke dialoog te houden.
                     Tevens staat het Commissierapport over de rechtsstaat geagendeerd voor de JBZ-Raad
                     van december. Daar zal naar verwachting onder meer gesproken worden over de justitiële
                     elementen van rechtsstatelijkheid.
Verder vernamen de leden van de D66-fractie uit de media dat Nederland tegen de Raadspositie
                  heeft gestemd op 30 september 2020 t.a.v. het rechtsstaatmechanisme voor het MFK.
                  Klopt dat? Zo ja, kunt u de redenen uiteenzetten waarom dat gedaan is? Welk aspect
                  was met name problematisch voor Nederland? Wat wordt de inzet op dit dossier de komende
                  maanden om alsnog een ambitieus rechtsstaatmechanisme te garanderen?
               
Dat klopt inderdaad. Een compromisvoorstel voor een MFK-rechtsstaatverordening is gepresenteerd en voor de eerste keer besproken tijdens het Coreper
                     van 30 september jl. Het Duitse voorzitterschap kreeg tijdens het Coreper van een
                     gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten het mandaat om op basis van dit compromisvoorstel
                     de triloog met het Europees Parlement te starten om snel tot een akkoord te kunnen
                     komen. Nederland heeft zich in Coreper uitgesproken tegen vaststelling van de Raadspositie.
                     Naast Nederland waren meerdere lidstaten, deels om andere redenen, geen voorstander
                     van het starten van de onderhandelingen met het Europees Parlement op basis van dit
                     compromisvoorstel. Er was evenwel geen sprake van een blokkerende minderheid. Uw Kamer
                     ontvangt spoedig een appreciatie van het compromisvoorstel.
Nederland zal zich blijven inzetten voor een sterke en effectieve conditionaliteit
                     ten aanzien van rechtsstatelijkheid, in lijn met de moties van de leden Sjoerdsma
                     en Van der Graaf11, van het lid Van der Graaf c.s.12, van de leden Jetten en Van Ojik13 en van de leden Mulder en Omtzigt14. Specifiek betreft het een directe koppeling tussen de ontvangst van EU-middelen
                     en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, een zo breed mogelijke reikwijdte
                     van de verordening en een effectieve besluitvormingsprocedure in de Raad met gekwalificeerde
                     meerderheid.
4. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
               
EU strategie bestrijding seksueel kindermisbruik
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de EU-strategie bestrijding seksueel
                  kindermisbruik. Deze leden steunen de aanpak van seksueel kindermisbruik, vanzelfsprekend.
                  Het is een verschrikkelijke praktijk die jonge levens verwoest. Dat verdient de aandacht,
                  ook vanuit Brussel.
               
Toch merken de leden op dat juist Nederland koploper is in het hosten van kinderporno.
                  Wil Nederland grote stappen zetten dan zal het in eerste instantie bij zichzelf te
                  rade moeten gaan wat nodig is. Daarom zijn de leden van de SP-fractie erg benieuwd
                  of u kan aangeven tegen welke internationale knelpunten u aanloopt bij de aanpak van
                  seksueel kindermisbruik in Nederland. Wat zou de meerwaarde van de Europese aanpak
                  bij die knelpunten kunnen zijn? Gezien de omvang van het probleem willen deze leden
                  het belang van deze twee vragen extra benadrukken.
               
Het kabinet is zich zeer bewust dat veel online kindermisbruik materiaal in Europa
                     op Nederlandse servers wordt gehost vanwege de prominente plek die Nederland inneemt
                     op het gebied van digitale infrastructuur. Dit zegt misschien niets over de herkomst
                     van het materiaal, maar feit is dat het zich wel op Nederlands grondgebied bevindt.
                     Het kabinet zet daarom stevig in op de aanpak van online kindermisbruik materiaal.15 De Nederlandse benadering om online seksueel kindermisbruik tegen te gaan geschiedt langs
                     een drietal lijnen: 1) een intensieve strafrechtelijke aanpak 2) publiek-private samenwerking
                     om het internet te schonen van kinderpornografisch materiaal en 3) preventie om te
                     zorgen dat kinderen geen slachtoffer worden van misbruik, mensen met pedofiele gevoelens
                     niet de fout in gaan en het downloaden van kinderporno wordt voorkomen. Gezien de
                     aard van het internet waarbij online materiaal naar servers in andere lidstaten kan
                     worden verplaatst is een gezamenlijke EU aanpak essentieel. Het is van zeer groot
                     belang voor de slachtoffers dat het materiaal nergens meer online staat.
De leden van de SP-fractie lezen in de EU-aanpak bestrijding seksueel misbruik dat
                  de bestaande richtlijn ter bestrijding van seksueel kindermisbruik nog niet overal
                  is geïmplementeerd. De Nederlandse regering zegt die richtlijn wel geïmplementeerd
                  te hebben, maar in de EU-strategie staat beschreven dat de Europese Commissie nog
                  met Nederland hierover in dialoog is. Wat houdt dit in en wat is de stand van zaken
                  van die gesprekken? Kunnen deze leden opmaken uit het fiche van de regering dat volledige
                  implementatie neerkomt op een wijziging van het wetsvoorstel seksuele misdrijven?
               
In het BNC-fiche heeft het kabinet aangegeven dat de EU-richtlijn 2011/93/EU met ingang
                     van 1 maart 2014 is geïmplementeerd in de Nederlandse wet- en regelgeving. Hiermee
                     is naar het oordeel van het kabinet sprake van volledige omzetting van de richtlijn.
                     De Commissie heeft naar aanleiding van deze omzetting nadere vragen gesteld met betrekking
                     tot de implementatie. Nederland is daarover momenteel in gesprek met de Commissie.
                     Het wetgevingstraject tot modernisering van de wetgeving inzake seksuele misdrijven
                     houdt geen verband met de implementatie van de richtlijn. De aanleiding hiervoor is
                     nationaal van aard. In het licht van maatschappelijke, technologische en juridisch-technische
                     ontwikkelingen wordt het nodig geacht de Nederlandse zedenwetgeving bij de tijd te
                     brengen. Bij de inrichting van de nieuwe wetgeving wordt – uiteraard – rekening gehouden
                     met de internationale verplichtingen op dit terrein. Gelet hierop neemt het wetsvoorstel
                     het materiële beschermingsniveau, zoals dit na implementatie na de richtlijn 2011/93/EU
                     in de huidige zedentitel tot stand is gebracht, tot uitgangspunt. Het voorziet wederom
                     in strafbaarstelling van de in de richtlijn 2011/93/EU genoemde gedragingen en verbindt
                     hieraan de minimale maximumstraffen die de richtlijn voorschrijft.
De leden van de SP-fractie lezen in de EU-aanpak dat er budgetten uit verschillende
                  fondsen beschikbaar worden gesteld voor (technische innovatie in) de aanpak van seksueel
                  kindermisbruik. Hoe kijkt u aan tegen dit voornemen van de Commissie? Zouden lidstaten
                  niet zelf in staat moeten zijn om partners in de aanpak van seksueel kindermisbruik
                  te financieren? Wat is nu eigenlijk het nut van dit rondpompen van geld van lidstaten
                  naar Brussel en weer terug naar de lidstaten?
               
Financiële ondersteuning vanuit de EU staat niet in de weg aan dat lidstaten zelf
                     partners financieren en initiatieven ondernemen om seksueel kindermisbruik aan te
                     pakken. Financiering vanuit de EU kan er in bepaalde gevallen voor zorgen dat middelen
                     efficiënter worden ingezet en het effect groter is dan de optelsom van inzet van de
                     individuele lidstaten. EU-financiering stimuleert daarbij een gezamenlijke aanpak
                     wat voorkomt dat elke lidstaat voor zichzelf aan de slag gaat. Daardoor leren medewerkers van de betrokken nationale organisaties elkaar kennen en vertrouwen, ontstaan
                     er gezamenlijke werkwijzen en wordt de aanpak efficiënter. Gezien de ernst van het
                     onderwerp en het belang van het beschermen van kinderen streeft het kabinet ernaar
                     dat de inzet van financiële middelen een zo groot mogelijk effect hebben.
Daarnaast kondigt de Commissie aan een centrum voor de aanpak van seksueel kindermisbruik
                  te openen. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoe u de meerwaarde van een dergelijk
                  centrum inschat. Zouden de lidstaten niet zelf in staat moeten zijn om preventie,
                  hulp aan slachtoffers en rechtshandhaving te faciliteren? Waarom wordt deze kennis
                  en expertise, in ieder geval op het gebied van rechtshandhaving, niet ondergebracht
                  bij Europol of Eurojust? In andere woorden welke meerwaarde ziet u in dit nieuwe centrum?
               
De Commissie heeft aangekondigd mogelijk een Europees centrum op te richten aan de
                     hand van een diepgaand onderzoek en een effectbeoordeling. Daarbij zijn de uitgangspunten
                     van coördinatie om beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk te kunnen besteden en
                     het maximaliseren van inspanningen door dubbel werk te voorkomen. Het kabinet is van
                     mening dat het centrum juist met die uitgangspunten meerwaarde kan hebben. Het kabinet
                     ziet meerwaarde in hub in het kader van preventie om onderzoek en expertise te ontwikkelen
                     en verspreiden. Wat betreft hulp aan slachtoffers zal dit primair bij de lidstaten
                     blijven liggen. De Commissie geeft aan dat het centrum zich zal richten op daar waar
                     meerwaarde is op EU-samenwerking zoals onder andere het ondersteunen van lidstaten,
                     uitvoeren van onderzoek en ondersteunen dat beeldmateriaal van internet wordt verwijderd
                     door hier proactief op te zoeken en dit te melden bij bedrijven. Wat betreft EU-samenwerking
                     op het gebied van rechtshandhaving speelt Europol een belangrijke rol. Het European
                     Cybercrime Centre (EC3) van Europol steunt de rechtshandhavingsdiensten van de lidstaten
                     bij het voorkomen en opsporen van seksueel kindermisbruik. Het biedt bijvoorbeeld
                     hulp en expertise om grooming, online distributie van kinderporno en live-streaming
                     van misbruik tegen te gaan. Het kabinet zal inzetten dat overlap moet worden voorkomen
                     tussen het werk van EC3 en het mogelijke nieuwe centrum en dat het werk van EC3 en
                     het mogelijke nieuwe centrum elkaar juist versterkt.
Enige tijd geleden zijn schriftelijke vragen gesteld over de visie van de regering
                  op een vergewisplicht voor pornosites ter preventie van onder andere kinderporno.
                  In de beantwoording van vraag 9 (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 190) gaf de regering aan dat aanbieders van hostingdiensten, waaronder pornosites, niet
                  verantwoordelijk zijn voor informatie die zij hosten, behalve als die sites kennis
                  hebben van of redelijkerwijs behoren te weten dat de inhoud illegaal is. Dit geeft
                  pornosites een vrij passieve rol in het voorkomen dat seksueel materiaal van minderjarigen
                  wordt verspreid. Deze juridische verantwoordelijkheid zou, aldus de regering, voortkomen
                  uit de Richtlijn voor elektronische handel. Bent u voornemens om de aangekondigde
                  doorlichting en wijziging van de EU-strategie ter bestrijding van seksueel kindermisbruik
                  aan te grijpen om de verantwoordelijkheid van pornosites te wijzigen in een actieve
                  inspanning, bijvoorbeeld door middel van een vergewisplicht zoals waar hiervoor naar
                  is verwezen, om illegale inhoud op hun sites te voorkomen? Graag een met redenen bekleedde
                  reactie.
               
De Richtlijn elektronische handel wordt momenteel herzien; de Commissie heeft een
                     pakket aan maatregelen aangekondigd onder de titel Digital Services Act. Dit biedt
                     een mogelijkheid om ook naar de aansprakelijkheid van IT-platformen te kijken. Het
                     kabinet zet zich in om meer verantwoordelijkheden voor het modereren van online content
                     bij de platformen zelf neer te leggen, waarbij als uitgangspunt geldt dat hetgeen
                     in de fysieke wereld niet is toegestaan ook op internet niet is toegestaan op internet.
Het Nederlands beleid is erop gericht om zo snel mogelijk onrechtmatige content offline
                     te halen en dat waar deze samenwerking uit blijft, op Europees als nationaal niveau
                     wordt inget op implementatie en naleving van bestaande maatregelen en – waar nodig
                     – aanvullende maatregelen. Zoals het aanscherpen van een wettelijk kader. In dit kader
                     wordt verwezen naar het wetgevingstraject om bestuursrechtelijk te kunnen ingrijpen
                     bij internetbedrijven die zich onvoldoende aan de Notice-and-Takedown houden.
Europees Openbaar Ministerie (EOM)
De leden van de SP-fractie lezen in de EU-strategie voor de veiligheidsunie dat de
                  Europese Commissie nog altijd voornemens is om het mandaat van het EOM uit te breiden.
                  Daarnaast lezen zij dat OLAF, Europol, Eurojust en het EOM nauwer moeten samenwerken
                  en de informatie-uitwisseling moeten verbeteren. Hoe kan dat, nu het EOM helemaal
                  nog niet actief is? Concludeert u dan ook dat de Europese Commissie, die apolitiek
                  zou zijn, wel degelijk een eigen politieke agenda lijkt te hebben in plaats van te
                  kijken naar eventuele behoeften die er leven bij de lidstaten? Neemt u nadrukkelijk
                  afstand van de voorgenomen plannen van de Europese Commissie om het mandaat van het
                  EOM, in welke richting dan ook, uit te breiden in lijn met de motie van het lid Leijten
                  (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1360)?
               
Voor de reactie van het Kabinet op de EU-strategie voor de Veiligheidsunie en meer
                     in het bijzonder de ambitie van de Commissie het mandaat van het EOM op termijn uit
                     te breiden, verwijs ik u kortheidshalve graag naar het BNC fiche dat de Minister van
                     Buitenlandse Zaken op 25 september jl. naar uw Kamer heeft gestuurd. Het standpunt
                     van het kabinet blijft onverminderd dat een dergelijke uitbreiding op dit moment niet
                     nuttig en nodig is en dat draagt het ook uit, conform de door u aangehaalde motie
                     Leijten.
Het EOM is inderdaad nog niet volledig operationeel op dit moment, maar al wel actief,
                     in die zin dat het College bijvoorbeeld sinds begin september functioneert. Ook zijn
                     er eerste contacten vanuit het EOM met Eurojust, Europol en OLAF over hun toekomstige
                     onderlinge samenwerking, dat wil zeggen na de formele start van het EOM, een verplichting
                     tot samenwerking die volgt uit de EOM-Verordening overigens. Het is niet aan mij uitspraken
                     te doen over het al dan niet veronderstelde politieke karakter van de Commissie, zoals
                     uw vraag veronderstelt, maar het is ontegenzeggelijk een feit van het leven dat de
                     Commissie uit hoofde van haar institutionele rol bepaalde beleidsmatige ambities heeft.
Vervolg van de Schrems II uitspraak
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de uitspraak van het Europese
                  Hof van Justitie wat betreft EU-US Privacy Shield, de zogenaamde Schrems II-uitspraak.
                  Deze uitspraak toont wat deze leden betreft aan hoe precair het uitwisselen van data
                  tussen lidstaten is. Een adequaat stelsel van gegevensbescherming in zowel de EU als
                  in derde landen is belangrijk, vooral in de digitale wereld van heden. De eerste Schrems-uitspraak
                  toonde dit al aan. Hoe heeft het kunnen gebeuren dat deze situatie zich opnieuw heeft
                  voorgedaan? Hoe waardeert de regering deze situatie?
               
De verwachting van de Commissie, en van Nederland, was dat met name de instelling
                     van een Ombudspersoon-mechanisme een belangrijke verbetering zou zijn, aangezien de
                     verwachting niet gerechtvaardigd leek dat de Amerikaanse wetgever formeel bezwaar-
                     en beroepsrecht aan Europese burgers zou willen toekennen. Dat is namelijk een afweging
                     die de Amerikanen zelf moe(s)ten maken. Tegen de verwachtingen van de Commissie in
                     heeft het EU Hof van Justitie dit onvoldoende geacht en mede als redengevend gevonden
                     om het adequaatheidsbesluit over het EU-VS Privacy Shield ongeldig te verklaren.
Welke verwachtingen heeft de regering met betrekking tot de snelheid waarmee het EU-VS
                  Privacy Shield weer in werking kan treden?
               
De Minister voor Rechtsbescherming verwijst hiervoor graag naar beantwoording van
                     de soortgelijke vraag van de VVD-fractie (pagina 4–5). Zoals bekend, is het aan de
                     Commissie om deze onderhandelingen te voeren. Tijdens de aankomende JBZ-Raad zal de
                     Commissie meer inzicht geven in de status van deze onderhandelingen. Naar verwachting
                     zal de Commissie hierbij ook ingaan op het voorziene tijdpad.
Is er een kans dat de Verenigde Staten helemaal niet adequaat bevonden kunnen worden
                  op het gebied van gegevensbescherming?
               
De ongeldigverklaring van het adequaatheidsbesluit maakt dat het VS nu niet adequaat
                     wordt bevonden in de zin van artikel 45 AVG. Dit betekent dat bedrijven en organisaties
                     gebruik moeten maken van de andere doorgifte instrumenten die de AVG biedt. Het is
                     voor nu vooral belangrijk dat er duidelijkheid ontstaat over de werking van deze alternatieve
                     instrumenten, zoals de SCC´s.
Wat toont deze situatie aan met betrekking tot de afhankelijkheid van Nederland op
                  dit gebied? Welke verantwoordelijkheid kan en moet Nederland nu zelf nog nemen als
                  het gaat om het uitwisselen van persoonsgegevens, en het oordeel of een bepaald niveau
                  van gegevensbescherming voldoende is?
               
Het is aan de Commissie om al dan niet een nieuw adequaatheidsbesluit te nemen en
                     het is aan de EDPB om de werking van de andere doorgifte instrumenten op korte termijn
                     te verduidelijken. Zoals ook in de brief van 30 september jl. aangegeven, heeft Nederland
                     in deze beide processen momenteel geen eigenstandige verantwoordelijkheid.
RescEU
De SP-fractie heeft met verbazing kennisgenomen van de intentie om deel te nemen aan
                  RescEU. Dit betreuren de leden zeer aangezien een motie van het lid Van Nispen (Kamerstuk
                  32 317, nr. 539) die dit moest voorkomen vorig jaar door de Kamer is aangenomen. Deze leden willen benadrukken dat zij
                  voorstander zijn van samenwerking. Zeker bij rampen en crises. Solidariteit is dan
                  van groot belang. Maar daarvoor is overdracht van bevoegdheden niet per definitie
                  het beste, noch wenselijk. Deze leden vrezen dat het niet altijd effectief zal zijn
                  als de Europese Commissie zich met een crisis gaat bemoeien in plaats van solidariteit
                  faciliteert tussen lidstaten die acute hulp nodig hebben vanwege grote bosbranden
                  of overstromingen. Voornoemde leden zijn dan ook erg benieuwd naar de toelichting
                  op het besluit om toch deel te nemen. Kunt u daarom een reconstructie maken van wat
                  er zich tussen voornoemde motie op 12 februari 2019 en 25 september jl., de dag waarop
                  de aanvraag van Nederland bij de Commissie is ingediend, heeft afgespeeld? Kunt u
                  daarbij specifiek toelichten waarom het kabinet de betreffende motie naast zich neer
                  lijkt te leggen.
               
Het Kabinet heeft conform de motie van het lid Van Nispen16 op 12 februari 2019 als enige lidstaat tegen de oprichting van RescEU gestemd, waarmee
                     de motie is uitgevoerd. Daar het besluit over de oprichting van RescEU in 2019 bij
                     meerderheid is genomen, blijft Nederland gehouden aan de regels inzake RescEU. Het
                     kabinet heeft zich bij de ontwikkeling van RescEU steeds terughoudend opgesteld en
                     daarbinnen steeds vastgehouden aan de balans tussen nationale verantwoordelijkheid
                     en solidariteit bij de aanpak van ernstige rampen en crises.
In maart jl. hebben de ernstige gevolgen van de Covid-19 crisis de Commissie doen
                     besluiten om de oprichting van RescEU medische response capaciteiten uit te breiden
                     met onder andere medische beschermingsmiddelen en intensive care apparatuur. De lidstaten
                     zijn om reden van de enorme impact van de Covid-19 crisis met dit voorstel akkoord
                     gegaan. Daarnaast heeft de Commissie de lidstaten, onder wie Nederland, met een beroep
                     op het solidariteitsbeginsel en omdat de nood hoog was, actief benaderd om deze medische
                     voorraden snel te helpen opbouwen en te beheren. Zie in dezen ook de beantwoording
                     van de vraag van de leden van SP in het verslag SO over de Informele Gezondheidsraad
                     over de Covid-19 crisis van 15 april 202017. De Covid-19 crisis laat namelijk zien dat nationale capaciteiten mogelijk niet altijd
                     voldoende kunnen zijn en dat een buffer zoals thans binnen het Europese civiele beschermingsmechanisme
                     wordt opgebouwd nuttig kan zijn gedurende een ernstige crisis. Om die reden heeft
                     het kabinet op 25 september het verzoek van de Commissie beantwoord, zie brief op
                     4 juni jl.18.
Wat zijn nu de doelstellingen van de in totaal 3 miljard euro voor RescEU?
Het voorgestelde budget van 3,5 miljard euro is bedoeld voor de versterking van het
                     totale Europese civiele beschermingsmechanisme, voor de periode 2021–2027. Verdere
                     uitwerking van dit bedrag zal in jaarlijkse werkprogramma’s plaatsvinden.
Hoe verhoudt RescEU zich tot EU4Health?
EU4Health is een nieuw programma van de Commissie voor de periode 2021–2024 met als
                     doel om bij te dragen aan de verbetering van de gezondheidsstelsels van Lidstaten.
                     Het Europese civiele beschermingsmechanisme en daarbinnen RescEU medische capaciteiten is beperkt tot response en bedoeld
                     voor een bepaald type crisis.
Zijn er specifieke doelstellingen aan RescEU toegekend in verband met de bestrijding
                  van corona? Gaat het programma ook nog steeds over brandweerwagens en blushelikopters
                  met Europese vlaggen?
               
Het Europese civiele beschermingsmechanisme bestaat uit de onderdelen preventie, paraatheid
                     en response. RescEU valt onder dit laatste onderdeel en heeft alleen betrekking op de volgende drie typen rampen of crises: ernstige
                     bosbranden, ernstige medische en CBRN gerelateerde rampen. RescEU wordt ingezet als
                     zogeheten «last resort» instrument, als nationale en andere capaciteiten om de ramp
                     effectief aan te pakken, niet (meer) volstaan.
Hebben de leden van de SP-fractie het goed begrepen dat de Europese Commissie bovendien
                  ook nog eens de mogelijkheid krijgt om zelf aanbestedingen te starten voor de aanschaf
                  van bijvoorbeeld materiaal? Welke zeggenschap behouden lidstaten over de onderdelen
                  van het programma? Bent u van mening dat de coronacrisis is gebruikt om verantwoordelijkheden,
                  die tot de kern van verantwoordelijkheden van natiestaten behoren, af te nemen ten
                  gunste van de Europese Commissie?
               
Met betrekking tot het voorstel tot aanpassing van het Europese civiele beschermingsmechanisme
                     waarin een verbreding van het mandaat van de Commissie is voorzien, is het kabinet
                     vooralsnog terughoudend en in afwachting van meer duidelijkheid van de Commissie over
                     de noodzaak hiertoe.
In het besluit inzake het Europese civiele beschermingsmechanisme is vastgelegd dat
                     crisisbeheersing in de eerste plaats een nationale verantwoordelijkheid is. Het huidige
                     aanpassingsvoorstel heeft betrekking op het versterken van het Europese mechanisme.
                     Zoals reeds meegedeeld, hanteert het kabinet ook bij dit aanpassingsvoorstel het uitgangspunt dat lidstaten hun sterke verantwoordelijkheid en bevoegdheid ten aanzien van
                     crisisbeheersing behouden.
EU-rechtsstatelijkheidsrapporten
Op 30 september jl. was het eindelijk zo ver, na lang wachten en zelfs politieke onderhandelingen,
                  is de rechtsstaatscheck gepubliceerd. Hongarije greep voorafgaand aan de presentatie
                  van het rapport, het rapport aan om het ontslag van de Europese commissaris Jourová
                  te eisen. Ook de onderhandelingen over het coronaherstelfonds en voorwaarden daaraan
                  werden er met de haren bij gesleept. Het dreef de verwachtingen hoog op. Maar de rechtsstaatcheck
                  blijkt een grote teleurstelling, aldus de leden van de SP-fractie. Zelfs de betreffende
                  Eurocommissaris, Jourová, gaf in de richting van Polen en Hongarije aan dat het slechts
                  als waarschuwing geldt voor de gevreesde artikel 7-procedure. De rechtsstaatscheck
                  geldt dus slechts als waarschuwing en lost de Europese rechtsstaatscrisis niet op.
                  Een gemiste kans, aldus deze leden. Zo lezen de aan het woord zijnde leden in de paragraaf
                  over de Poolse rechtsstaat slechts dat die rechtsstaat onderwerp van discussie is
                  en dat er een artikel 7-procedure is opgestart vanwege hervormingen van de rechterlijke
                  macht. Niets nieuws. Het is voor de leden van de SP-fractie overduidelijk dat deze
                  langverwachte check niet oplevert wat er was gehoopt. Hoe waardeert u deze rechtsstaatscheck?
                  Wat had u er zelf van verwacht? Wat vindt u van de kritiek op Nederland en het grote
                  aantal landen waarop stevige kritiek is geuit? Spreekt hier volgens u ook de urgentie
                  van de problemen uit die door de leden van de SP-fractie in de vorige paragraaf al
                  uiteen is gezet? Kunt u een perspectief schetsen?
               
Het kabinet verwelkomt het nieuwe Commissierapport over de rechtsstaat in Europa.
                     Dit is een belangrijke nieuwe stap ter versterking van het instrumentarium van de
                     EU op het gebied van de rechtsstaat. Het rapport bevat een grondige analyse en op
                     punten kritische kanttekeningen. Het landerapport over Nederland schetst een positief
                     beeld. Nederland heeft een robuuste rechtsstaat waarbinnen de checks and balances
                     over het geheel genomen goed functioneren. Waar enkele aandachtspunten worden genoemd,
                     wordt tevens gemeld dat Nederland hier reeds mee bezig is. Dit pakt het kabinet waar
                     nodig nog verder op. Het rapport geeft een goede basis voor de lange termijn en een
                     gedegen handvat om de dialoog over het beschermen en versterken van de rechtsstaat
                     naast in de RAZ ook in de JBZ-Raad te bestendigen. Het kabinet is voornemens om uw
                     Kamer op korte termijn een nadere kabinetsreactie over dit eerste jaarrapport te doen
                     toekomen.
Rechtsstaat Polen
De leden van de SP-fractie vragen ook deze keer weer aandacht voor de rechtsstaat
                  die in Europa onder druk is komen te staan. De situatie in Polen is inmiddels zo ver
                  geëscaleerd dat de uitlevering tussen Polen en Nederland tot stilstand is gebracht.
                  De Internationale Rechtskamer heeft het vertrouwen in de Poolse rechtsstaat opgezegd
                  en de Poolse rechtsstaat betaalt met gelijke munt terug. Een gekidnapte, gehandicapte,
                  Nederlandse jongen wordt hier het slachtoffer van. Een schande, zo spreken de leden
                  van de SP-fractie uit. Maar zij benadrukken dat het ergste van deze situatie is dat
                  dit er al lange tijd aan zat te komen en niemand iets deed. De Europese Raad kon het
                  niet voorkomen, de Europese Commissie niet en natuurlijk het Europees Parlement niet.
                  De bal ligt nu vanwege prejudiciële vragen bij het Hof van Justitie van de Europese
                  Unie. Maar het kwaad is al geschiedt. Hoe kijkt u tegen deze bizarre situatie aan?
                  Welke stappen gaat u zetten op korte termijn? Hoelang nog voordat er licht aan de
                  horizon verschijnt? Actie is nodig, zo stellen deze leden, want anders escaleert de
                  situatie verder.
               
Het kabinet maakt zich met de leden van de SP-fractie al lange tijd grote zorgen om
                     de rechtsstatelijke ontwikkelingen in Polen, met name die ten aanzien van de rechterlijke
                     onafhankelijkheid. De gevolgen ervan blijven helaas niet beperkt tot Polen, maar doen
                     zich tot in Nederland concreet voor. Het kabinet is bekend met de schorsing van de
                     overlevering van twee Poolse verdachten door de Internationale Rechtshulpkamer van
                     de Rechtbank Amsterdam (IRK), en de prejudiciële vragen die het hierover met spoed
                     aan het Europees Hof van Justitie heeft gesteld. De Nederlandse regering neemt aan
                     deze prejudiciële Hofzaak deel. In algemene zin tonen de vragen van de IRK aan dat
                     het niet naleven van rechtsstaatbeginselen in één lidstaat heel praktische impact
                     kan hebben en nu al heeft voor andere lidstaten, voor de samenwerking tussen de lidstaten
                     en voor de EU-rechtsorde als geheel. De eerbiediging van de rechtsstaat is essentieel
                     voor het kunnen bestaan van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en daarmee het
                     functioneren van de Europese Unie, met name op het terrein van justitiële samenwerking.
                     Als dat wederzijds vertrouwen wegvalt, zet dat de samenwerking op losse schroeven,
                     hetgeen een ongewenste uitkomst is, niet alleen waar het gaat om het overleveringsverkeer
                     met Polen, maar ook waar het andere vormen van justitiële samenwerking betreft. Voor
                     een nadere reactie verwijst de Minister Justitie en Veiligheid naar de beantwoording
                     naar aanleiding van het schriftelijk verzoek d.d. 11 september jl. dat aan uw Kamer
                     is verzonden.
Het Duitse Voorzitterschap is voornemens om op de Raad Algemene Zaken in december
                     wederom een hoorzitting met Polen te agenderen in het kader van de artikel 7-procedure.
                     Nederland zal daar samen met gelijkgezinde lidstaten de grote zorgen met betrekking
                     tot de rechtsstaat in Polen wederom aan de orde stellen. Ook bilateraal brengt Nederland
                     deze zorgen waar mogelijk op, laatstelijk nog tijdens een bezoek aan Warschau eind
                     september op ambtelijk niveau.
Brexit
De leden van de SP-fractie merken op dat een no-deal-Brexit aanstaande lijkt. Vanaf
                  het moment van een Brexit hebben de Nederlandse politie-, veiligheids- en douanediensten
                  geen toegang meer tot de informatie van de Britten en andersom. Ook het uitleveren
                  van verdachten zal vanaf dat moment aanzienlijk meer tijd in beslag gaan nemen. Een
                  no-deal-Brexit slaat een enorm gat in de samenwerking op het gebied van justitie.
                  Heeft u oog voor dit scenario? Is in kaart gebracht wat de gevolgen zullen zijn voor
                  de justitiële samenwerking met de Britten zodra ze de EU definitief verlaten? Zijn
                  de informatiestromen nog wel gewaarborgd vanaf het moment van vertrek? Kunnen onze
                  diensten hun werk nog wel doen als er samenwerking met de Britten is vereist? Zijn
                  er allerlei (cruciale) processen die vertraging op kunnen gaan lopen? Weten de Nederlandse
                  en Britse diensten elkaar nog wel te vinden na Brexit? Kunt u ingaan op deze zorgen?
               
Voor een onverhoopt no deal scenario geldt dat de samenwerking door de inlichtingen-
                     en veiligheidsdiensten niet direct geraakt wordt. Deze samenwerking vindt bilateraal
                     plaats en in samenwerkingsverbanden die vooral buiten de EU kaders en structuren om
                     lopen, zoals de Counter Terrorism Group (CTG). Wel vervallen in dit scenario de EU-instrumenten
                     voor politiële en justitiële samenwerking en informatie-uitwisseling in relatie tot
                     het VK. Deze dragen nu bij aan een snelle en effectieve manier van samenwerken. Bij
                     het ontbreken van afspraken hierover in het toekomstig partnerschap zal deels kunnen
                     worden teruggevallen op beschikbare multilaterale verdragen, zoals van de Raad van
                     Europa.
Voor een overzicht van de gevolgen van een no deal en de genomen maatregelen op dit
                     terrein verwijst de Minister van Justitie en Veiligheid u naar de Kamerbrief van het
                     Ministerie van Justitie en Veiligheid over de gevolgen van de Brexit voor justitie
                     en veiligheid19. Daarbij is van belang dat inmiddels het terugtrekkingsakkoord in werking is getreden,
                     dat voorzieningen bevat waardoor vormen van samenwerking die voor het einde van de
                     overgangsperiode zijn gestart ook na het aflopen daarvan op een ordelijke manier kunnen
                     worden afgerond.
Ook bij een zorgvuldige voorbereiding door Nederland op een no deal Brexit zullen
                     niet alle ongunstige gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de EU volledig kunnen
                     worden opgevangen. De samenwerkingsvormen waarop kan worden teruggevallen zijn over
                     het algemeen complexer en tijdrovender en vergen maatwerk. De Nederlandse voorbereidingen
                     zijn er evenwel op gericht om de politiële en justitiële samenwerking met het VK ook
                     in de toekomst zo soepel mogelijk te laten verlopen en het veiligheidsniveau zoveel
                     mogelijk te bestendigen.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
H. Schoor, adjunct-griffier