Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 570 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2021
Nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 1 oktober 2020
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 24 september 2020 voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 1 oktober 2020 zijn ze door de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Paternotte
Adjunct-griffier van de commissie, De Vos
1
Vraag:
Welke consequenties heeft een vermindering van inkomsten vanwege het coronavirus (bijvoorbeeld
door het achterblijven van toerisme) op de begrotingen van de Openbare Lichamen, met
name op de eilandelijke inkomsten? Zijn deze tekorten al meegenomen in de begroting
2021 zoals voorgelegd aan de Kamer?
Antwoord:
De gevolgen voor de begroting 2021 voor de openbare lichamen zijn op dit moment nog
niet te overzien. Het hangt in belangrijke mate af van de termijn waarop de reisrestricties
die momenteel op de BES-eilanden van kracht zijn, voortduren. Dit is van betekenis
voor de baten van de haven- en luchtvaartactiviteiten en de toeristensector in 2021.
Recent zijn de openbare lichamen gecompenseerd voor de inkomstenderving over het jaar
2020, vergelijkbaar met de wijze waarop Europees Nederlandse gemeenten zijn gecompenseerd.
De eventuele gevolgen voor de begroting 2021 van de openbare lichamen zullen te zijner
tijd en in nauwe samenspraak met de openbare lichamen en het College financieel toezicht
worden bezien. Tekorten worden meegenomen in de begroting 2021 en de begrotingswijziging(en).
2
Vraag:
Door welke organisatie of door wie wordt de beleidsdoorlichting van artikel 8 van
de begroting van Koninkrijksrelaties in opdracht van het Ministerie van BZK uitgevoerd?
Antwoord:
Er is nog geen organisatie of externe onafhankelijke evaluator gekozen om de beleidsdoorlichting
van artikel 8 van de begroting van Koninkrijksrelaties uit te voeren. Naar verwachting
kan de selectie van een evaluator via een aanbestedingsprocedure in het laatste kwartaal
van 2020 worden gestart na reactie van de Kamer op de onderzoeksopzet van de beleidsdoorlichting.
De uitvoering van de beleidsdoorlichting vindt aansluitend plaats en moet leiden tot
oplevering van het rapport dat in 2021 naar de Kamer zal worden verstuurd.
3
Vraag:
Kunt u voorbeelden geven van (soorten) investeringsprojecten die zich lenen voor versterking
van de openbare lichamen, te (co)financieren vanuit het vastgestelde budget van € 8
miljoen? Wie kunnen aanspraak maken op deze financiering?
Antwoord:
Bij brief van 28 augustus 2020 bent u geïnformeerd over de voortzetting van diverse
steun- en herstelmaatregelen voor zowel Europees als Caribisch Nederland (Kamerstukken
II 2019/20, 35 420, nr. 105). De coronacrisis heeft echter een dermate grote impact op de relatief kleine, open
en kwetsbare economieën van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dat het kabinet tevens
heeft besloten om, aanvullend op de diverse steunmaatregelen, ook additionele middelen
vrij te maken voor investeringen die op korte termijn een impuls kunnen geven aan
de economie van deze eilanden. Gelet op de economische kwetsbaarheid van deze eilanden,
zou het kabinet graag zien dat de investeringen tevens een bijdrage leveren aan de
structurele verbetering van het economisch fundament van Caribisch Nederland (CN).
De investeringen moeten daarbij uiteraard ook aansluiten bij de lange termijnvisie
van de openbare lichamen zelf. In samenspraak met de diverse bestuurscolleges en de
betrokken vakdepartementen vindt een inventarisatie plaats van kansrijke investeringsprojecten.
De voorstellen zien onder meer op diversificatie van de economie, duurzaamheid en
het creëren van een aantrekkelijk ondernemersklimaat. Voor de additionele middelen
is op de Aanvullende Post een reservering gemaakt van 8 miljoen euro, op voorwaarde
van 50% cofinanciering van het beleidsverantwoordelijke departement. In totaal is
er op voorwaarde van cofinanciering 16 miljoen euro beschikbaar. De besluitvorming
over de toekenning van de middelen heeft nog niet plaatsgevonden en om die reden kan
ik uw Kamer daarover nu dus ook geen nadere mededelingen doen.
4
Vraag:
In de memorie van toelichting staat: «om op korte termijn uitvoering te geven aan
investeringsprojecten die bijdragen aan structurele versterking van de economieën
van de openbare lichamen stelt het kabinet € 8 miljoen ter beschikking.» Om wat voor
investeringsprojecten gaat het? Kan hier een nadere toelichting op worden gegeven?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 3.
5
Vraag:
Hoe ver is het Openbaar Lichaam Sint Eustatius met het implementeren van goed financieel
beheer? Wat zijn de drie belangrijkste redenen waarom hier nog niet aan voldaan is?
Antwoord:
Het openbaar lichaam zet actief in op het implementeren van goed financieel beheer,
waarbij het Plan van Aanpak Verbetering Financieel beheer dit jaar in belangrijke
mate zal zijn uitgevoerd. Resultaten in dit kader zijn in het bijzonder het afronden
van de digitalisering van de financiële administratie, het inlopen van de achterstand
in de jaarrekeningen van voorgaande jaren en het tijdig opleveren van de periodieke
uitvoeringsrapportages. Op enkele actiepunten zoals de implementatie en inrichting
van een verbijzonderde interne controle is echter onvoldoende voortgang geboekt. De
belangrijkste redenen hiervoor zijn het ontbreken van de benodigde specifieke expertise
en een hoge werk- en veranderingsdruk bij de afdeling Finance. De afdeling Finance
wordt daarom (tijdelijk) door externen ondersteund. Gelet op de grote veranderingen
die de implementatie van de verbetermaatregelen voor het financieel beheer met zich
meebrengt en de daarvoor benodigde expertise verdient de voortgang blijvend aandacht
en tussentijdse monitoring.
6
Vraag:
Op welke wijze wordt het Openbaar Ministerie op Aruba, Curaçao en Sint Maarten gefinancierd?
Welk deel wordt door Nederland gefinancierd, welk deel door de landen zelf? Voldoen
de landen in 2021 in hun begroting aan hun verplichtingen?
Antwoord:
Aruba, Curaçao en Sint Maarten financieren hun eigen Openbaar Ministerie. Bij de parketten
van de drie landen en het parket procureur-generaal werkt een aantal door Nederland
uitgezonden medewerkers. De uitzendtoelagen worden volledig door Nederland betaald.
Daarnaast stelt Nederland ten behoeve van de ondermijningsaanpak in totaal € 12 mln.
beschikbaar. In 2021 is ongeveer € 1,5 mln. daarvan bestemd voor het parket procureur-generaal
waar de ondermijningsaanpak is ondergebracht. Nederland en het C(A)ft hebben momenteel
onvoldoende zicht op de ontwerpbegrotingen 2021 en daarmee dus ook onvoldoende zicht
of de landen aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Signalen dat de landen niet aan
hun verplichtingen kunnen voldoen, houden we in de gaten. In de voorwaarden aan de
3e tranche liquiditeitssteun, waar de landen nog niet mee hebben ingestemd, is in
ieder geval opgenomen dat bezuinigingen, die de operationele uitvoeringscapaciteit
binnen de meest vitale sectoren van de rechtsstaat beperken, niet zijn toegestaan.
7
Vraag:
Is in de begroting voorzien in het implementeren van het jeugdstrafrecht in Caribisch
Nederland?
Antwoord:
In de begroting van Koninkrijksrelaties zijn geen gelden gereserveerd voor het jeugdstrafrecht
in Caribisch Nederland. Dit vraagstuk valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid (JenV). De begroting van JenV voorziet in gelden voor de
implementatie van het jeugdstrafrecht in Caribisch Nederland. Zo is er budget opgenomen
voor het inzetten van een beleidsmedewerker jeugdstrafrecht die vanuit de BES Voogdijraad
de implementatie in de keten coördineert voor de periode van drie jaar (2019–2021).
Daarnaast is er structureel budget vrij gemaakt voor de JICN om voorbereid te zijn
op het detineren van jeugdigen. De behandeling van de begroting van JenV biedt uw
Kamer de mogelijkheid nadere vragen te stellen over het jeugdstrafrecht in Caribisch
Nederland.
8
Vraag:
Worden er in Caribisch Nederland extra middelen toegewezen aan het tegengaan van ondermijning?
Antwoord:
In de begroting van Koninkrijksrelaties zijn hier geen gelden voor gereserveerd. Dit
vraagstuk valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
(JenV). Door JenV wordt er voor de ondermijningsaanpak in Caribisch Nederland geïnvesteerd
in informatie-uitwisseling, grenstoezicht en in de bestrijding van witwassen. Zo wordt
er geïnvesteerd in de verbetering en structurering van de informatie-uitwisseling
tussen diensten binnen het gehele Koninkrijk door de oprichting van een informatieknooppunt
(in Nederland). Daarnaast wordt er ten behoeve van het grenstoezicht geïnvesteerd
in het walradarsysteem van de Kustwacht, dat een belangrijke rol speelt bij de detectie
van bewegingen op zee om zo de eilanden te beschermen tegen de aanlanding van drugs,
wapens en illegalen. Ook zijn er in 2020 twee rechercheurs van de rijksrecherche voor
de duur van tenminste 3 jaar naar Caribisch Nederland uitgezonden voor het verrichten
en of coördineren van opsporingsonderzoeken. Naast opleidingen gericht op financiële
en economische kennis voorziet het nieuwe inrichtingsplan van KPCN op versterking
van de financieel-economische recherchecapaciteit van het korps. Tot slot wordt er
ingezet op de aanpak van witwassen en is er onder andere een speciale anti-witwasofficier
aangesteld bij het Openbaar Ministerie van Caribisch Nederland.
9
Vraag:
Op welke wijze is in de begroting rekening gehouden met de eventuele noodzaak om noodsteun
ook na 2020 te continueren?
Antwoord:
Er is door het kabinet € 41,2 mln. beschikbaar gesteld voor voedselhulp op de Caribische
Landen tot het einde van dit jaar. Ook volgend jaar zal het kabinet aandacht houden
voor de kwetsbare groepen op de eilanden, zoals ook in de Troonrede naar voren is
gekomen. Het verlenen van noodhulp door Nederland wordt op basis van onderzoek en
monitoring periodiek bezien en besloten.
10
Vraag:
De uitgavenpost «Bijzondere uitkering sociaal-economische initiatieven» onder artikel
4 wordt vanaf 2021 teruggebracht naar € 0,–. Welke uitgaven voor welke activiteiten
uit 2019 en 2020 komen hiermee te vervallen?
Antwoord:
Op grond van het Tijdelijk besluit bijzondere uitkeringen integrale projecten BES
van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) konden over de
kalenderjaren 2014–2019 bijzondere uitkeringen worden verstrekt voor de integrale
projecten. Op basis van dit Tijdelijk besluit kunnen geen bijzondere uitkeringen meer
worden verstrekt. Dit betekent niet dat de activiteiten of de integrale projecten
daarmee ten einde zijn, maar dat er nu sprake is van een andere financieringsstructuur.
Om de continuïteit van de met integrale gelden opgezette projecten/voorzieningen te
waarborgen zijn met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) hierover nadere afspraken gemaakt:
– De inzet van SZW is erop gericht om eilandelijke activiteiten op het gebied van
armoede- en schuldenproblematiek, kinderopvang, arbeidsparticipatie en de re-integratie
naar duurzaam betaald werk structureel financieel te ondersteunen.
– De inzet van VWS is er op gericht om de activiteiten op gebied van integrale wijkontwikkeling
(Bonaire), de life-coaches en de uitvoering van het sportbeleid (Sint Eustatius) structureel
financieel te ondersteunen.
De middelen die bij BZK op de begroting stonden, zijn daarvoor overgeheveld naar VWS
en SZW. Dit is in lijn met de departementale verantwoordelijkheden, waarbij de integrale
aanpak van het kabinet gehandhaafd blijft (zie ook het antwoord op vraag 9).
11
Vraag:
In 2021 betaalt Nederland de helft van de kosten voor de Integriteitskamer Sint Maarten.
Dit is het laatste jaar dat Nederland zorgdraagt voor de financiering van de helft
van de kosten. Welke afspraken zijn er gemaakt met Sint Maarten voor een duurzame
doorgang van de Integriteitskamer Sint Maarten?
Antwoord:
In de Landsverordening Integriteitskamer van Sint Maarten, in werking getreden op
28 december 2018, is bepaald dat de begroting en de financiële verslaglegging van
de Integriteitskamer deel uitmaakt van de landsbegroting (artikel 15, tweede lid).
Afgesproken is dat Nederland tot en met 2021 zorg zal dragen voor de financiering
van de helft van de kosten van de Integriteitskamer. Voor de andere helft is Sint
Maarten verantwoordelijk. Vanwege de gevolgen van orkaan Irma is vervolgens afgesproken
dat het deel van Sint Maarten tot en met 2020 vergoed wordt vanuit de € 550 mln. die
gereserveerd werd voor de wederopbouw van Sint Maarten, met een reservering van ANG
2 mln. per jaar. Dit betekent dat vanaf 2021 de helft van de kosten voor de Integriteitskamer
op de begroting van het land Sint Maarten moet staan, waarbij de andere helft gefinancierd
wordt door Nederland. Vervolgens zullen alle kosten vanaf 2022, volgens artikel 15,
tweede lid, van de Landsverordening Integriteitskamer van Sint Maarten, structureel
op de begroting van het Land Sint Maarten moeten komen te staan. Het is dan ook aan
het Sint Maarten om dit te waarborgen en duurzame doorgang te bewerkstelligen.
12
Vraag:
Wat is de stand van zaken omtrent de onderhandelingen met Curaçao, Aruba en Sint Maarten
met betrekking tot de derde tranche liquiditeitssteun? Op welke punten is nog geen
overeenstemming bereikt? Welke vorderingen zijn er al gemaakt in de onderhandelingen?
Antwoord:
Geen van de landen heeft tot nu toe ingestemd met het pakket dat voorlag in de Rijksministerraad
van 10 juli jongstleden. Omdat de gesprekken nog lopen kan er niet in nader detail
getreden worden over de voortgang hiervan.
13
Vraag:
Is in tabel 38 de verhoging van de totale Rijksuitgaven in 2020 met zo’n € 100 miljoen
enkel en alleen te verklaren vanuit extra inspanningen ten gevolge van de coronacrisis?
Antwoord:
Tussen 2019 en 2020 zijn de totale Rijksuitgaven ten behoeve van Caribisch Nederland
met circa € 100 mln. gestegen. Dit wordt volledig veroorzaakt door de verschillende
maatregelen die als gevolg van de coronacrisis zijn genomen. Bij het Ministerie van
Economische Zaken en Klimaat (EZK) betreft dit onder meer de Tegemoetkoming Ondernemers
Getroffen Sectoren (TOGS) en Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Bij het Ministerie
van SZW is er met name een stijging vanwege de incidentele subsidieregeling compensatie
loonkosten in verband met de coronacrisis. Bij het Ministerie van VWS lopen vooral
d e zorgkosten op. Daarnaast zijn er uiteraard ook andere wijzigingen van bedragen,
al dan niet corona-gerelateerd, die tussen 2019 en 2020 hebben plaatsgevonden. Nadere
toelichting daarop is in de betreffende departementale begrotingen te vinden.
14
Vraag:
Klopt het dat de aansluiting van het CXC/CSEC-systeem in Caribisch Nederland op Nederlandse
vervolgopleidingen op problemen stuit? Hoe worden deze opgelost? Wanneer is het CXC-systeem
volledig aangesloten op het Nederlandse onderwijsbestel?
Antwoord:
Dit vraagstuk is de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (OCW). Op de begroting van Koninkrijksrelaties staan geen middelen voor
onderwijs in Caribisch Nederland.
Het Caribbean Examinations Council (CXC)-systeem en het Europees-Nederlandse onderwijssysteem
zijn twee verschillende onderwijssystemen die niet één op één vergelijkbaar zijn.
Bij doorstroom naar het Nederlandse onderwijssysteem kan er daarom enige frictie ontstaan.
De ervaring is dat Nederlandse instellingen het advies van Nuffic volgen om instromende
studenten met een CXC-diploma in te schrijven als dat op een voldoende – vergelijkbaar
met havo- of vwo-niveau – is behaald. De (enkele) aansluitingsproblemen dit jaar,
hingen samen met de door de coronacrisis uitgestelde examinering door CXC en de daarmee
samenhangende vertraagde afgifte van diploma’s.
Het huidige Tijdelijke Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool
wordt binnenkort vervangen door een nieuw besluit. In dit nieuwe besluit worden bepalingen
opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de eventuele aansluitproblemen zo weinig mogelijk
of helemaal niet voorkomen. Per 1 augustus 2021 zal het nieuwe besluit volledig inwerkingtreden.
Parallel daaraan wordt geregeld dat degenen die een CXC-diploma op een voldoende –
vergelijkbaar met havo- of vwo-niveau – hebben behaald en aangetoond hebben over voldoende
kennis van de Nederlandse taal te beschikken toelatingsrechten krijgen tot vervolgonderwijs
in Nederland. De behandeling van de begroting van OCW biedt uw Kamer de mogelijkheid
nadere vragen te stellen over onderwijs op Caribisch Nederland.
15
Vraag:
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het inrichten van bibliotheken als persoonlijke
ontwikkelingscentra, naar aanleiding van de motie over het levenlanglerenbeleid in
Caribisch Nederland?
Antwoord:
Dit vraagstuk is de verantwoordelijkheid van het Ministerie van OCW. De Koninklijke
Bibliotheek (KB) heeft, op verzoek van de Minister van OCW, de bibliotheken van Caribisch
Nederland eerder dit jaar aangesloten op de Nederlandse digitale openbare bibliotheek.
Verdere stappen blijven nodig. De eerste verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de
eilandbesturen. De Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) geldt ook
voor Caribisch Nederland, met uitzondering van een aantal aspecten. In samenspraak
en samenwerking met de bibliotheken, de openbare lichamen, de KB en OCW wordt toegewerkt
naar een meerjarenplan voor Caribisch Nederland. Tevens wordt gekeken naar de mogelijkheden
tot uitrol van verschillende landelijke programma’s, waarbij maatwerk in acht wordt
genomen. Een voorbeeld hiervan is BoekStart. OCW heeft onlangs goedkeuring gegeven
om dit programma uit te werken voor Caribisch Nederland. Daarnaast wordt gewerkt aan
verdere uitbreiding van de digitale bibliotheek, het bieden van toegang tot Engelstalige
e-boeken en een onderzoek naar hoe de bibliotheken invoerrechtenvrij media kunnen
invoeren.
16
Vraag:
Welke onderwijsvormen worden er in Aruba, Curaçao, Sint Maarten en in Caribisch Nederland
aangeboden?
Antwoord:
De overheden van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn verantwoordelijk voor hun eigen
onderwijssystemen. Het onderwijssysteem op deze eilanden is voor het grootste deel
afgeleid van het Nederlandse systeem. Hier worden primair onderwijs, voortgezet onderwijs
en secundair beroepsonderwijs aangeboden. In het voortgezet onderwijs worden de schoolsoorten
arbeidsgericht onderwijs (ago), vmbo, havo en vwo aangeboden. Sint Maarten kent ook
nog scholen voor Caribbean Examinations Council (CXC) onderwijs. Ook wordt op Aruba,
Curaçao en Sint Maarten hoger onderwijs aangeboden op universiteiten en instellingen
voor hoger beroepsonderwijs.
Voor Caribisch Nederland is het Ministerie van OCW verantwoordelijk voor de onderwijssystemen.
Op Bonaire wordt primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs
aangeboden. In het voortgezet onderwijs worden de schoolsoorten praktijkonderwijs,
vmbo, havo en vwo aangeboden. Op Sint Eustatius en Saba worden primair onderwijs,
voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs aangeboden. In het voortgezet
onderwijs wordt het onderwijs- en examensysteem van het CXC gevolgd. Er wordt praktijkonderwijs,
Caribbean Vocational Qualification 1 (CVQ 1) Caribbean Vocational Qualification 2
(CVQ 2) en Caribbean Secondary Education Certificate (CSEC) aangeboden.
17
Vraag:
Sluiten deze onderwijsvormen aan op de lokaal / regionaal levende behoeftes?
Antwoord:
Dit vraagstuk is de verantwoordelijkheid van het Ministerie van OCW. Het CXC-onderwijs
en examensysteem is een algemeen bekend en erkend onderwijssysteem in de Caribische
regio en met Engels als instructietaal sluit dit aan bij regionaal levende behoeftes.
Het Ministerie van OCW heeft te kennen gegeven dat ook de van het Nederlandse systeem
afgeleide onderwijsvormen lokaal en in de regio erkend worden.
18
Vraag:
Sluit het aangeboden onderwijs aan op vervolgonderwijs in continentaal Nederland?
Welke obstakels staan in de weg aan een eventueel Nederlands vervolgtraject?
Antwoord:
Dit vraagstuk is de verantwoordelijkheid van het Ministerie van OCW. Het aangeboden
onderwijs sluit aan op het vervolgonderwijs in Europees Nederland. De diploma’s die
op de eilanden zijn behaald, worden in Europees Nederland erkend. Leerlingen hebben
de mogelijkheid om zowel in de regio als in Nederland vervolgonderwijs te volgen.
Ook de leerlingen die een schooldiploma hebben behaald bij het met goed gevolg afleggen
van het CXC-onderwijs én het met een voldoende afsluiten van het vak verdiepend Nederlands
van de school, hebben doorstroomrecht naar een bijpassende vervolgopleiding in Europees
Nederland. Er zijn echter wel signalen dat het een relatief groot deel van de Caribische
studenten (zowel uit Caribisch Nederland als Curaçao, Aruba en Sint Maarten) niet
lukt om een vervolgopleiding in Europees Nederland met succes af te ronden. De overgang
van de kleinschalige eilandelijke context met eigen cultuur, gewoontes en taal, speelt
een rol, maar ook de mate van zelfredzaamheid en zelfstandigheid die nodig zijn om
je in een andere samenleving (i.c. Europees Nederland) te kunnen redden. Minister
van Engelshoven heeft met haar collega’s van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in een
vierlandenoverleg (4LO) afspraken gemaakt over de doorstroming/aansluiting van studenten
die hun secundair onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in het Caribisch deel van
het Koninkrijk hebben voltooid.
19
Vraag:
Wat is de stand van zaken omtrent de drinkwatervoorziening op met name Sint-Eustatius?
Is er nog sprake van een tekort?
Antwoord:
Op dit moment wordt gewerkt aan de vervanging van de hoofdwaterleiding en de uitbreiding
van de productie- en opslagcapaciteit van de drinkwaterfabriek op Sint Eustatius en
is de verwachting dat al deze werkzaamheden uiterlijk in november zullen zijn afgerond.
Zo is inmiddels twee derde van de hoofdwaterleiding vervangen. Hoewel er alles aan
gedaan wordt om deze werkzaamheden met voorrang uit te voeren is een corona-gerelateerde
vertraging, bijvoorbeeld naar aanleiding van een totale lockdown, niet volledig uit
te sluiten.
Voor de vervanging van de hoofdwaterleiding zijn door het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat (IenW) middelen ter beschikking gesteld. Genoemde maatregelen zorgen
ervoor dat er altijd voldoende drinkwater voor de afnemers is. Voor de periode tot
aan realisatie van de maatregelen zijn daarnaast opslagtanks ingekocht die, in het
onverhoopte geval van een langdurige onderbreking in de watervoorziening, kunnen worden
gebruikt door huishoudens die volledig afhankelijk zijn van het leidingnet. Sinds
de zomer is nog enkele malen sprake geweest van korte periodes van onderbreking in
de waterlevering. Dit naar aanleiding van noodzakelijke reparaties aan het bestaande
systeem.
20
Vraag:
Hoe ver staat het met de aanleg van (verharde) wegen op Sint Eustatius?
Antwoord:
Op dit moment wordt op Sint Eustatius op verschillende plaatsen aan de weg gewerkt.
Het oorspronkelijk vertraagde wegenproject Cherry Tree is zo goed als afgerond. De
laatste werkzaamheden omvatten de aanleg van stoepen, drainage en straatverlichting.
Het project zal volledig zijn afgerond ultimo november 2020. Begin 2020 is, in eigen
beheer van het openbaar lichaam, de weg White hook opnieuw aangelegd. Een derde project,
de weg naar Jeems, is voor twee derde gereed, maar heeft recent vertraging opgelopen
die gerelateerd is aan de planning van andere werkzaamheden waarvan het project afhankelijk
is, zoals de aanleg van nutsvoorzieningen. Ook het niet tijdig beschikbaar zijn van
materialen en personeel als gevolg van de corona crisis heeft bijgedragen aan de vertraging.
De verwachtte opleverdatum is uiterlijk mei 2021. Ten slotte is in augustus door Rijkswaterstaat
gestart met het project «Smoke alley». Daarbij worden maatregelen getroffen in het
kader van de erosiebestrijding en wordt het wegdek van de haarspeldbocht vervangen.
Dit project zal ultimo december 2020 zijn afgerond. Het eerstvolgende wegenproject
op de planning is de weg langs de luchthaven.
21
Vraag:
Op welke wijze wordt bij de aanleg van infrastructuur op Bonaire rekening gehouden
met fietsers en wandelaars?
Antwoord:
Het Ministerie van IenW heeft in 2019, zoals ook afgesproken in het Bestuursakkoord
Bonaire, € 8,5 mln. overgemaakt naar Bonaire voor achterstallig onderhoud aan de wegen
en uitvoering van het meerjarenplan voor het aanleggen en onderhouden van de wegen.
Bij de uitwerking van de wegenplannen wordt door het Openbaar Lichaam Bonaire gekeken
naar de erfinrichting waarbij indien mogelijk de shared space wordt toegepast; de voetganger heeft hierin een belangrijke rol. Ook kijken zij of
bij de uitwerking van de wegenplannen de toegankelijkheid voor de fietser kan worden
verbeterd door onder andere het aanleggen van fietsstroken. In de stuurgroep Mobiliteit,
waarin het Openbaar Lichaam Bonaire, het Ministerie van IenW en mijn ministerie actief
zijn, is er aandacht voor dit onderwerp. Het is echter aan het openbaar lichaam om
fietspaden en wandelpaden wel of niet op te nemen in de wegenplannen, hier besluiten
over te nemen en waar nodig daarover verantwoording af te leggen aan de Eilandsraad.
22
Vraag:
Wat is de stand van zaken omtrent het bereiken van het sociaal minimum?
Antwoord:
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar de voortgangsrapportage ijkpunt
bestaanszekerheid Caribisch Nederland 2020 van 8 juli (Kamerstukken II 2019/20, 35 300 IV, nr. 68) en de reactie op uw vragen die door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
mede namens de Minister en Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
nog voor de begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties aan uw Kamer worden verstuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Paternotte, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.