Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden voor de 75e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (Kamerstuk 26150-186)
26 150 Algemene Vergadering der Verenigde Naties
Nr. 187
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 25 september 2020
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 14 september 2020
inzake de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden voor de 75e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (Kamerstuk 26 450, nr. 186).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 september 2020 voorgelegd. Bij brief van 22 september
2020 zijn de vragen door Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
Adjunct-griffier van de commissie, Reinders
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgenomen
Nederlandse inzet voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN), alsmede
de Kabinetsreactie op het advies van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke
vraagstukken (CAVV) over de bescherming van het milieu in relatie tot gewapend conflict.
Zij hebben de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van het kabinet inzake het bevorderen
van multilateralisme: om het Nederlands belang te behartigen is het van groot belang
actief te participeren in multilaterale organisaties zoals de Verenigde Naties (VN)
en daarbij ook onze mondiale verantwoordelijkheid te nemen, zoals wij die met anderen
moeten uitoefenen en daar ook anderen op moeten aanspreken. De leden van de VVD-fractie
constateren dat het multilateralisme momenteel sterk onder druk staat en pleiten daarom
voor een actieve Nederlandse inzet, en daarbij voor een focus, zowel van Nederland
als van de Verenigde Naties, op beleidsterreinen en daden waar concrete meerwaarde
te bereiken is. Dit betekent ook dat de Verenigde Naties er verstandig aan doen beperkingen
te stellen aan het vergunnen van het label «VN-expert» aan politieke activisten waarvan
de uitspraken ten onrechte publiekelijk worden opgevat als gezaghebbende uitspraken
namens de Verenigde Naties, of het door de Secretaris-Generaal recentelijk doen van
bevreemdende uitlatingen over een beweerdelijk historische, patriarchale verantwoordelijkheid
voor de COVID pandemie en een beoordeling van zogenaamd «mannelijk» ten opzichte van
«vrouwelijk» leiderschap. Dit schaadt de Verenigde Naties en ondermijnt het noodzakelijke
draagvlak voor het multilateralisme. Zij vragen of het kabinet deze boodschap wil
overbrengen.
1. Antwoord van het kabinet:
In het algemeen is het van grote waarde, ook voor het functioneren van het multilateralisme,
dat in het kader van de VN individuele experts of groepen van experts zijn aangesteld
die onafhankelijk hun visie kunnen geven. Daarbij wordt meestal teruggegrepen op internationale
normen. Het toeschrijven van uitspraken uit dit spectrum van experts aan de «de VN»
als zodanig is een versimpeling die voorbij gaat aan de structuur van de VN en de
specifieke organisaties. Het is altijd goed berichten hierover te plaatsen in de juiste
context van het mandaat van de betrokkenen. De Secretaris-Generaal van de VN is in
de positie om vragen rond macht in de samenleving aan de orde te stellen.
De leden van de VVD-fractie vinden het goed om te lezen dat de Verenigde Naties aan
haar eigen functioneren werkt en fit for purpose wil zijn. Onderschrijft het kabinet alle voorliggende hervormingen, of zijn er ook
voorgenomen hervormingen die volgens het kabinet niet effectief zullen zijn, en wat is hiertegen te doen?
2. Antwoord van het kabinet:
Sinds zijn aantreden in 2017 zet de Secretaris-Generaal in op hervorming van de VN,
op de terreinen ontwikkeling, management en vrede & veiligheid. Deze inzet kan rekenen
op de steun van het Koninkrijk. De hervorming van het VN-ontwikkelingssysteem (United Nations Development System) is in 2016 gestart en in 2018 (zie ook Kamerstuk 26 150, nr. 169) en navolgende jaren verder uitgewerkt naar aanleiding van voorstellen van de Secretaris-Generaal.
Deze hervormingen, die worden gesteund door het Koninkrijk, bevinden zich nu in de
initiële implementatiefase en zullen de komende jaren worden geëvalueerd. Daarnaast
lopen er ook verschillende trajecten op onderwerpen, zoals het verdragssysteem op
mensenrechtenterrein. Daarbij zal steeds moeten worden getoetst of de voorgestelde
hervormingen bijdragen aan een meer effectief en efficiënt systeem.
Hoe worden lopende hervormingen geëvalueerd en welke consequenties zullen aan deze
evaluatie worden verbonden?
3. Antwoord van het kabinet:
De drie hervormingssporen (het VN-ontwikkelingssysteem, de vrede- en veiligheidsarchitectuur
en management) hebben elk hun evaluatietraject met een eigen tijdsplanning. De evaluatie
wordt uitgevoerd door zowel interne als externe auditdiensten. Daarnaast informeert
de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties de lidstaten periodiek over de voortgang
van de hervormingen. De lidstaten worden in de gelegenheid gesteld de voortgang te
monitoren en waar nodig bij te sturen.
Voor de hervorming van het ontwikkelingssysteem wordt gerapporteerd aan ECOSOC. Dit
najaar vindt de vierjaarlijkse uitgebreide beleidsbeoordeling plaats (Quadrennial Comprehensive Policy Review) waarin lidstaten zich buigen over de voortgang op het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen
(SDGs) en over de mate waarin de hervormingen daartoe bijdragen. De voortgang op implementatie
van hervormingen door VN-organisaties maakt ook deel uit van de evaluaties van multilaterale
organisaties die Nederland samen met gelijkgezinde donoren uitvoert onder de vlag
van MOPAN (Multilateral Organisations Performance Assessment Network), alsook de Scorekaarten van multilaterale instellingen die de Tweede Kamer periodiek
ontvangt.
De Vijfde Commissie, die belast is met de begrotings- en personeelszaken van de Verenigde
Naties zal zich buigen over de hervormingen van de vrede- en veiligheidsarchitectuur
en de voortgang van de managementhervormingen.
Erkent het kabinet daarnaast het probleem van de bovenmatige politisering van het
personeelsbestand van de Verenigde Naties, en de invloed op personeelsbeslissingen
van identiteitspolitiek die de noodzaak van geografische spreiding en voldoende carrièreperspectieven
voor zowel mannen als vrouwen overstijgt? Welk effect heeft dit op de kwaliteit van
het werk van de VN, alsook op het carrièreperspectief van goede werknemers?
4. Antwoord van het kabinet:
Hoewel moeilijk vast te stellen, is van «bovenmatige politisering» volgens het kabinet
geen sprake. Internationale ambtenaren moeten voldoende gekwalificeerd zijn om in
staat te zijn in een politieke context te opereren. In het personeelsbeleid, inclusief
het systeem van werving en selectie, zijn voldoende waarborgen ingebouwd om de meest
geschikte mensen te selecteren en tegelijkertijd te voldoen aan eisen ten aanzien
van, bijvoorbeeld, geografische spreiding, welke overigens ook kunnen bijdragen aan
de effectiviteit van de organisatie. Het Handvest van de Verenigde Naties verplicht
de organisatie ertoe te streven naar een zo breed mogelijke afspiegeling van de lidstaten.
Hetzelfde artikel (artikel 101, lid 3) benadrukt echter evenzeer het belang van effectiviteit,
competentie en integriteit. Wat een goede afspiegeling is, wordt bepaald door een
door de lidstaten bepaalde formule, waarbij o.a. bevolkingsomvang en de hoogte van
de contributie van een lidstaat worden meegewogen. Slechts een bepaald segment van
de functies telt mee in de berekening.
Een modern personeelsbeleid maakt onderdeel uit van de hervormingsagenda van de Secretaris-Generaal.
Dit is echter een terrein waar de lidstaten geen overeenstemming over hebben weten
te bereiken. De eis van sommige lidstaten voor een betere geografische spreiding is
daarbij een van de obstakels. De Secretaris-Generaal heeft in 2019 een strategie gepresenteerd
die de geografische spreiding en gendergelijkheid moeten verbeteren. De strategie
richt zich bijvoorbeeld op een verhoogde inspanning bij de werving in landen die in
het geheel niet vertegenwoordigd zijn en om de ondervertegenwoordiging van bepaalde
regio’s terug te dringen zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de overige kwalificaties
van kandidaten.
Welk is het Nederlandse aandeel in het werknemersbestand van de VN op de verschillende
niveaus en in de verschillende organisaties? In hoeverre wordt hierop actief beleid
gevoerd en is dit beleid ingericht op een goede Nederlandse vertegenwoordiging op
de lange termijn?
5. Antwoord van het kabinet:
Qua Nederlandse stafleden in het VN-secretariaat en de verschillende VN-organisaties
is Nederland bovengemiddeld goed vertegenwoordigd (per 31 dec 2018 269 personen van
Nederlandse nationaliteit, 0,72% van het bewuste personeelsbestand). Het kabinet is
van mening dat het Koninkrijk op het hoge niveau van onder- en assistent-Secretaris
Generaal is onderbedeeld met 1 onder-SG met de Nederlandse nationaliteit (Jeanine
Hennis-Plasschaert, Speciale Vertegenwoordiger van de SGVN in Irak). Het kabinet voert
actief beleid middels de strategie en inzet van de nationaal coördinator internationale
functies. Hierbij wordt ingezet op benoemingen van Nederlandse professionals op hoog
niveau, op werving aan de voet en interne doorstroom onder andere gericht op een goede
«pipeline» van Nederlanders binnen de VN op de lange termijn. Bewindspersonen en hoge ambtenaren
maken zich geregeld sterk om Nederlandse kandidaten te steunen.
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de inzet van het kabinet bij de Verenigde
Naties ten aanzien van de internationale samenwerking tegen terrorisme. Zij vragen
daarbij welke plannen bestaan om deze samenwerking verder te intensiveren. Klopt het
daarbij dat de financiering van deze activiteiten disproportioneel wordt gedragen
door enkele lidstaten? Zo ja, welk effect heeft dit op de uitvoering van de bewuste
activiteiten en op de houdbaarheid daarvan op de lange termijn?
6. Antwoord van het kabinet:
De afgelopen jaren heeft het Koninkrijk zich in VN-verband op verschillende manieren
ingezet om terrorisme en gewelddadig extremisme te bestrijden. Meest in het oog springende
bijdrage betrof die van de overdracht van de software van het succesvolle Passenger
Name record-programma aan de VN om reisbewegingen van terroristen in een vroegtijdig
stadium te kunnen detecteren. Daarnaast ondersteunt het Koninkrijk ook in verschillende
regio’s VN-programma’s gericht op de preventie van gewelddadig extremisme en het tegengaan
van radicalisering. Momenteel worden de mogelijkheden verkend om ook volgend jaar
financieel bij te dragen aan VN-inspanningen op het gebied van contraterrorisme. Het
is juist dat een relatief beperkt aantal landen financieel bijdraagt aan het UN Office
of Counter Terrorism (UNOCT). Het Koninkrijk ondersteunt daarom ook de oproep van
UNOCT voor brede financiële betrokkenheid van lidstaten teneinde de inspanningen van
UNOCT op het gebied van CT verder te verduurzamen.
Het Koninkrijk ziet mensenrechten en rechtsstatelijkheid als uitgangspunt voor CT-maatregelen.
Het Koninkrijk spant zich in de Mensenrechtenraad in voor behoud van een sterk mandaat
van de VN rapporteur voor CT en mensenrechten, de naleving van mensenrechten bij het
ontwerpen en uitvoeren van CT-maatregelen, en de betrokkenheid van het maatschappelijk
middenveld.
De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van het kabinet ten aanzien van mensenrechten.
Zij vragen hierbij in hoeverre het bestrijden van marteling en het bestrijden van
hedendaagse slavernij hierbij prioriteit zijn, hoe dit zich verhoudt tot de huidige
prioriteiten van het kabinet en van de VN, en welke concrete stappen hiertoe door
beiden worden gezet.
7. Antwoord van het kabinet:
Hoewel het bestrijden van marteling en van hedendaagse slavernij niet tot de zes prioriteiten
van het mensenrechtenbeleid behoort, besteedt het kabinet veel aandacht aan deze onderwerpen.
Dit gebeurt onder andere door de inzet op het tegengaan van straffeloosheid, het beschermen
van mensenrechtenverdedigers en het creëren van ruimte voor het maatschappelijk middenveld.
Het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling
staat aan de basis voor de Nederlandse en EU-inzet in de strijd tegen marteling. Nederland
zet zich, ook in EU-verband, in voor de wereldwijde implementatie van dit verdrag.
Een recent voorbeeld is het aansprakelijk stellen van de Syrische staat vanwege schendingen
van dit VN-verdrag. In het EU-richtsnoer op dit onderwerp wordt de strijd tegen marteling
expliciet als prioriteit aangemerkt van het EU externe beleid. In EU-verband worden
projecten gefinancierd die NGO’s ondersteunen in het tegengaan van foltering. Aanvullend
is het Koninkrijk aangesloten bij de Global Alliance for Torture-Free Trade, een initiatief van Argentinië, de Europese Unie en Mongolië, met als doel een einde
te maken aan de handel in goederen die worden gebruikt voor de doodstraf en foltering.
De landen van de alliantie verplichten zich ertoe maatregelen te nemen om de export
van dergelijke producten te controleren en te beperken. Het werk van de Global Alliance droeg bij aan de aanname van de AVVN-resolutie «Towards torture-free trade.»
Op het terrein van moderne slavernij is het Koninkrijk actief betrokken bij het Liechtenstein
initiatief, een publiek-private samenwerking waar ook Australië bij is aangesloten.
Het Liechtenstein initiatief resulteerde in een blauwdruk «for Mobilizing Finance Against Slavery and Trafficking.» In de huidige «tweede fase» richt Finance Against Slavery and Trafficking (FAST) zich op het delen en implementeren van de Blueprint. Het secretariaat wordt
gevoerd door het United Nations University Centre for Policy Research. Ook ondersteunt het Koninkrijk het werk van de VN mandaathouders («special procedures»), waaronder de Speciale Rapporteur inzake hedendaagse slavernij.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat het Koninkrijk zich zal inzetten
voor het opstellen en verbeteren van juridische kaders over ontwapening en wapenbeheersing.
Zij vernemen graag op welke concrete wijze zal het kabinet de AVVN aangrijpt om uitvoering
te geven aan de motie van het lid Koopmans c.s., waarin het kabinet is opgeroepen
om met gelijkgezinde landen praktisch en realistisch aanjager te zijn van een zo breed
gedragen en verstrekkend mogelijk verdrag of andere bindende internationale regelgeving
ter beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuwe potentiele
massavernietigingswapens, waaronder dronezwermen en andere al dan niet met kunstmatige
intelligentie versterkte robotica (Kamerstuk 33 694, nr. 43).
8. Antwoord van het kabinet:
Zoals aan uw Kamer is medegedeeld (Kamerstuk 33 694, nr. 45) is het kabinet terughoudend om nieuwe technologieën als (onderdeel van) wapensystemen
categorisch te bestempelen als massavernietigingswapens1. Desalniettemin erkent het Koninkrijk de uitdagingen die de snelle ontwikkeling van
nieuwe technologieën met zich meebrengen ten aanzien van onze veiligheid. Daarom is
het Koninkrijk in VN-verband bijvoorbeeld actief betrokken bij het uitwerken van de
operationele en normatieve kaders van het gebruik van autonome wapensystemen. Deze
gesprekken vinden plaats binnen de Group of Governmental Experts (GGE) on Lethal Autonomous Weapons Systems (LAWS), gemandateerd door de verdragspartijen bij de Convention on Certain Conventional Weapons (CCW).
Gedurende de AVVN zal het Koninkrijk dit jaar een side-event organiseren waarin aandacht
zal worden gevaagd voor het 40-jarig bestaan van het CCW-verdrag. Hierbij wordt ook
gekeken naar de relevantie van het verdrag in de toekomst, onder andere met betrekking
tot de ontwikkeling van nieuwe wapensystemen. Daarnaast neemt Minister Blok dit jaar
wederom deel aan de conferentie Rethinking Arms Control, op uitnodiging van Duitsland. Minister Blok zal daar spreken over de impact van nieuwe
technologieën zoals AI, cyber en kwantum, op wapenbeheersing en de internationale
veiligheid. Deelname aan de conferentie komt tegemoet aan de wens van de Kamer (motie-Koopmans
c.s.) om sterker in te zetten op de beheersing van nieuwe technologieën als (onderdeel
van) wapensystemen. Eveneens ter uitvoering van motie Koopmans zal een juridische
expertmeeting in november zich buigen over het vraagstuk of, en zo ja welke, lacunes
het huidige internationale juridische kader kent ten aanzien van de regulering van
nieuwe wapens en hoe deze zouden kunnen worden geadresseerd. Op politiek niveau zal
vervolgens gekeken worden hoe er aandacht gevraagd kan worden voor de uitkomsten van
de expertsessie.
De leden van de VVD-fractie verwerpen de recente Amerikaanse sancties ten aanzien
van het Internationaal Strafhof. Zij vragen op welke wijze het kabinet bij de AVVN-steun
zal vergaren voor het bestrijden van deze sancties en op welke wijze zij bij de Verenigde
Staten zullen aandringen op het intrekken van deze onaanvaardbare maatregelen.
9. Antwoord van het kabinet:
Minister Blok zal tijdens de ministeriele week aansluiten bij de jaarlijkse, door
Liechtenstein georganiseerde, ministeriele bijeenkomst over het Internationaal Strafhof.
Hier zullen de sancties uiteraard besproken worden, en zal de Minister oproepen tot
gezamenlijke steun aan het Hof. Daarnaast zal het Koninkrijk ook in het nationale
statement bij het Algemeen Debat steun uitspreken voor het Internationaal Strafhof.
Verder heeft het Koninkrijk eerder samen met 66 andere Verdragspartijen een verklaring
van Zwitserland en Costa Rica ondertekend waarin steun werd uitgesproken voor het
Hof, zet het Koninkrijk zich met andere gelijkgezinde landen actief in bij het tegengaan
van de effecten van de opgelegde sancties, en spreekt het Koninkrijk, zowel in Den
Haag als in Washington, de Verenigde Staten bilateraal hierop aan en roept het op
tot het intrekken van de maatregelen.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de stand van de professionalisering van peacekeeping.
Welke stappen worden momenteel gezet om de kwaliteit van de troepen te garanderen?
Welk aandeel heeft Nederland daarin?
10. Antwoord van het kabinet:
De modernisering van vredesmissies was een van de drie kernprioriteiten van het Veiligheidsraad-lidmaatschap
van het Koninkrijk in 2018. Tijdens het voorzitterschap van het Koninkrijk in maart
2018 presenteerde de SGVN de «Action for Peacekeeping» (A4P) agenda. Dit initiatief zet in op het vergroten van de effectiviteit en efficiëntie
van peacekeeping. Binnen het A4P zijn acht aandachtsgebieden geïdentificeerd: Politics; Women, Peace and Security (WPS); Protection; Safety and Security; Performance
and Accountability; Sustaining Peace; Partnerships en Conduct. Binnen al deze aandachtsgebieden worden door de VN en de VN-lidstaten diverse stappen
ondernomen om de kwaliteit van de troepen te garanderen. Het Koninkrijk heeft een
aanjagende rol met betrekking tot de aandachtsgebieden Protection en Performance and Accountability. Ook is het Koninkrijk actief betrokken bij de onderwerpen Safety and Security, WPS en Conduct.
Om de professionalisering van peacekeeping te versterken, hecht het Koninkrijk waarde
aan adequate training voorafgaand aan en gedurende de inzet in missies. Dergelijke
trainingen dragen bij aan het bevorderen van de algehele kwaliteit van de missie-uitvoering.
Nederland verzorgt en financiert reeds geruime tijd verschillende trainingen, onder
andere via de School voor de Vredesmissies. Tevens zet het Koninkrijk zich in voor
betere coördinatie door de VN en afstemming tussen lidstaten onderling van pre-deployment» en «in-missie» trainingen en controle daarvan door de VN. Daarom steunt het Koninkrijk
het Light Coordination Mechanism opgezet door de VN met als doel vraag naar en aanbod van trainingen voor peacekeepers beter af te stemmen. Het Koninkrijk is voorstander van krachtig toezicht op het functioneren
van VN-vredesmissies. De aansturing van missies, het behalen van mandaatdoelstellingen
en het functioneren van de verschillende missiecomponenten staan hierbij centraal.
In dit kader ondersteunt het Koninkrijk de uitrol van het Comprehensive Performance Assessment System (CPAS) door het VN-Secretariaat. CPAS is een evaluatietool voor de beoordeling van
whole-of-mission performance. Ter bevordering van missie-performance pleit het Koninkrijk tevens voor efficiënte inzet van middelen en adequate financiering
en toerusting van VN-missies.
Welke stappen worden gezet om peacekeepers voldoende mandaat en middelen te geven
om zo nodig met geweldsmiddelen in hun mandaatgebied op te treden tegen geweld en
ernstige misdrijven? Welke stappen worden gezet om de strafrechtelijke verantwoordelijkheid
voor misdaden door peacekeepers te garanderen en hoe wordt er gezorgd voor de slachtoffers?
11. Antwoord van het kabinet:
Peacekeepers werken in gecompliceerde operationele en politieke omstandigheden waarbij,
naast het gevaar voor de burgerbevolking ter plekke, ook het eigen leven bedreigd
wordt.
Het Koninkrijk spreekt zich uit voor geïntegreerde en duidelijk gefocuste mandaten.
Dit draagt bij aan de effectiviteit en efficiëntie van vredesmissies. Zo sponsorde
het Koninkrijk een studie bij de United Nations University en het Stimson Centre waarbij de vertaling van mandaten naar politieke strategieën centraal staat. In het
kader van het steunen van peacekeepers bij de taakuitvoering zet het Koninkrijk in
op het verzorgen van trainingen via het Light Coordination Mechanism, het Peace Operations Training Institute en het Global Peace Operations Initiative. Ook pleit het Koninkrijk voor specialistische inzet op het vergaren van inlichtingen
en community engagement bij missies. Dit vergroot de effectiviteit van missies en
draagt bij aan de bescherming van peacekeepers en de burgerbevolking. Wat betreft
strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor misdaden begaan door peacekeepers benadrukt
het Koninkrijk in VN-kader het belang van transparante rapportage, opvolging en accountability.
Dit is een VN-brede inzet die ook zijn weerklank vindt in vredesmissies.
De VN heeft een zerotolerance beleid voor misdrijven gepleegd door peacekeepers. Omdat
troepen leverende landen strafrechtelijke rechtsmacht behouden over hun peacekeepers,
is het in eerste instantie aan hen om in geval van een vermeend misdrijf een onderzoek
in te stellen en, wanneer daar aanleiding toe is, over te gaan tot strafrechtelijke
vervolging. De VN kan zelf ook een administratief onderzoek instellen. In de afspraken
die worden vastgelegd tussen de VN en troepen leverende staten zeggen de laatste toe
dat zij strafrechtelijke rechtsmacht zullen uitoefenen in geval van misdrijven gepleegd
door peacekeepers. De VN brengt aantijgingen van misdrijven onder de aandacht van
troepen leverende landen en probeert de opvolging door troepen leverende staten zo
goed mogelijk te monitoren.
De zorg voor slachtoffers van misdrijven gepleegd door peacekeepers concentreert zich
vooral op seksuele uitbuiting en mishandeling (Sexual Exploitation and Abuse, SEA). In 2019 heeft de VN een protocol opgesteld over steun aan slachtoffers van
SEA. Daarin wordt een breed scala aan steun voor slachtoffers beschreven, waaronder
het leveren van medische en psychosociale steun en het steunen van claims voor financiële
bijstand.
Het Koninkrijk hanteert een «zero tolerance for inaction» beleid als het aankomt op grensoverschrijdend gedrag, seksueel misbruik, geweld en
intimidatie in het brede VN-systeem en zo ook binnen VN-vredesmissies. In VN-kader
spreekt het Koninkrijk zich uit voor een adequaat preventie- en responsmechanisme
bij grensoverschrijdend gedrag binnen de VN en bij de uitvoering van werkzaamheden.
Concrete manieren waarop het Koninkrijk zich hiervoor inzet in het kader van VN-vredesmissies
is het verzorgen van trainingen voor peacekeepers waarbij aandacht wordt besteed aan
SEA en het verzoeken van transparante rapportage bij mogelijke gevallen van SEA, en
indien noodzakelijk, accountability en gepaste slachtofferhulp.
De leden van de VVD-fractie vragen verder naar de stand van de professionalisering
van door de VN uitgevoerde of ondersteunde mediation en vredesonderhandelingen. Welke
stappen worden er gezet door Nederland en door de VN zelf om duurzaam niet-functionerende
vredesprocessen te beëindigen en eventueel niet-functionerende bemiddelaars te vervangen?
12. Antwoord van het kabinet:
In de VNVR wordt periodiek bekeken in hoeverre vredesprocessen functioneren en welke
stappen moeten worden gezet om deze te verbeteren. De rol van het Koninkrijk als niet
VNVR-lid is daarin beperkt. Het Koninkrijk pleit desalniettemin voor voldoende inhoudelijke
rapportage, effectieve review-mechanismen en voor een transparante discussie in VN-kader. In dit kader wordt ook
het maatschappelijk middenveld en de VN gesteund om activiteiten te ontplooien. Het
Koninkrijk draagt financieel bij aan de VN organisatie voor Politieke en Vredesopbouw
Aangelegenheden (DPPA) die zich o.a. richt op conflictbemiddeling. DPPA beschikt over
een zogenaamd Mediation stand-by Team van ervaren bemiddelaars die VN-gezanten en
andere relevante actoren bij vredesonderhandelingen ondersteunen om de kwaliteit en
professionaliteit te versterken.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat er stil wordt gestaan bij het
twintigjarige bestaan van VN-resolutie 1325 en het belang van het recht van vrouwen
en meisjes om mee te beslissen. Deelt het kabinet de mening dat het niet alleen belangrijk
is dat vrouwen meespreken, maar ook dat zij meespreken op alle onderwerpen en niet
alleen traditioneel beweerdelijk «vrouwelijke» onderwerpen, alsook dat niet alleen
vrouwen, maar ook mannen verantwoordelijkheid dragen voor dergelijke onderwerpen en
daarop aangesproken worden? Hoe kan de VN voorkomen dat er door de huidige programmering
een scheiding plaatsvindt tussen «vrouwenonderwerpen» en «mannenonderwerpen»?
13. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de mening dat vrouwen moeten kunnen meespreken en meebeslissen over
preventie, management en oplossing van conflicten zoals bepleit in VN-resolutie 1325.
Het kabinet vindt dat ook mannen zich hard moeten maken voor vrouwenrechten en de
bescherming van vrouwen en meisjes in conflictsituaties. Uitvoering van VN-resolutie
1325 vereist steun en medewerking van zowel vrouwen als mannen om beiden een volwaardige
rol en stem te geven in conflictpreventie en -beslechting, vredesopbouw, bescherming,
noodhulp en herstel. Dit wordt ook beoogd met de programma's die VN-organisaties en
VN-lidstaten ter implementatie van VN-resolutie 1325 uitvoeren, waaronder gender-trainingen
voor deelnemers aan vredesoperaties.
In een onlangs gepubliceerd rapport constateert de Secretaris-Generaal dat vrouwen
nog altijd ondervertegenwoordigd zijn in besluitvormende posities in de VN en in VN-vredesoperaties.
Hij roept VN-organisaties op hun personeelsbeleid hierop aan te passen. Indien vrouwen
in de praktijk enkel kans krijgen mee te praten over onderwerpen die traditioneel
als «vrouwelijk» worden beschouwd, blijken degenen in besluitvormende posities vaak
(nog) niet overtuigd van het belang van gendergelijkheid en de bijdrage van vrouwen
aan vrede en veiligheid.
De leden van de VVD-fractie vragen of het opschorten van de financiering van de World Health Organisation (WHO) door de Verenigde Staten van Amerika (VS) invloed heeft op het functioneren
van de WHO. Hoe kan de WHO effectief blijven optreden als de VS en wellicht anderen
daadwerkelijk uittreden?
14. Antwoord van het kabinet:
De VS draagt ongeveer vijftien procent bij aan het jaarbudget van de WHO. De WHO brengt
momenteel de mogelijke gevolgen van de Amerikaanse aankondiging van uittreding, die
na een opzegtermijn in juli 2021 plaatsvindt, in kaart. Het kabinet wil daarom nog
niet vooruit lopen op de gevolgen van een Amerikaanse uittreding.
Welke rol kan Nederland spelen in het voorkomen van politisering van de WHO?
15. Antwoord van het kabinet:
De WHO speelt een essentiële coördinerende rol in de bestrijding van het COVID-19-virus.
Nederland zet zich samen met andere EU-lidstaten in om de WHO deze rol te laten spelen,
bijvoorbeeld door politisering te voorkomen. Het Koninkrijk poogt daarom verdeeldheid
tussen de leden te voorkomen en steunde de oprichting van het Independent Panel for Pandemic Preparedness and Response (IPPR). Het IPPR voert een onafhankelijke evaluatie uit naar de COVID-19-respons,
die ook de rol van de WHO-lidstaten tegen het licht houdt.
Ten aanzien van de kabinetsreactie op het advies van de CAVV over de bescherming van
het milieu in relatie tot gewapend conflict merken de leden van de VVD-fractie het
volgende op. Zij onderschrijven de essentiële betekenis van internationaal publiekrecht
voor Nederland en de wereld. Zij zien ook de belangrijke rol van de International Law Commission (ILC) in de voortschrijdende codificering en verheldering van het recht. In de opvatting
van de leden van de VVD-fractie is het daarom ook van groot belang dat de ILC haar
reputatie op dit vlak blijft bestendigen en zich verre houdt van pogingen om op idealistische
gronden het internationaal recht te veranderen. Daar zijn veel andere mogelijkheden
voor. Een activistische poging om nieuw recht te creëren zonder dat dit een basis
vindt in de statenpraktijk of zelfs alleen in een wereldwijd gedeelde opinio juris ondermijnt niet alleen de positie van de ILC maar beperkt ook de kansen dat het goede
werk van de ILC op het voorliggende en andere terreinen ertoe bijdraagt dat het recht
effectief wordt gecodificeerd en verhelderd. Derhalve steunen de leden van de VVD-fractie
het standpunt van het kabinet waar dat dat de keuze van de ILC onderschrijft om de
studie van de ILC te beperken tot codificatie en de resultaten vast te leggen in beginselen,
en wensen zij net als het kabinet niet een eventuele «rechtscheppende» bedoeling van
het werk van de ILC-rapporteurs te accepteren, ook daar waar dergelijke ambities materieel
eventueel de steun van deze leden zouden kunnen krijgen. Daarvoor hechten de leden
van de VVD-fractie te veel aan het internationale recht.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie danken het kabinet voor de toegezonden brief over de inzet
van Nederland aangaande de 75e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Over het geheel genomen
zijn de leden van de CDA-fractie tevreden over de uitgebreide Nederlandse inzet binnen
de Verenigde Naties. Over een aantal onderwerpen hebben zij vragen en opmerkingen
richting het kabinet.
Chinese invloed in de Verenigde Naties
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de toenemende invloed van China
binnen de Verenigde Naties en de consequenties die dit heeft voor de neutraliteit
en professionaliteit van de organisatie. China is vandaag de dag de op één na grootste
financier van de Verenigde Naties en vier van de vijftien gespecialiseerde VN-agentschappen
worden geleid door een Chinees. An sich is hier niets mis mee. Het valt alleen maar
toe te juichen dat de grote mogendheden hun verantwoordelijkheid pakken binnen multilaterale
organisaties. Echter, de intenties achter China’s toenemende betrokkenheid binnen
de VN lijken niet voort te komen uit gemeenschapszin. Het heeft er alle schijn van
dat China de organisatie zodanig naar haar hand probeert te zetten dat het de belangen
van China dient in plaats van de collectieve belangen.
De leden van de CDA-fractie menen dat de aanpak van coronacrisis door de WHO heeft
dit duidelijk blootgelegd. Onder politieke druk van China heeft het WHO in de beginfase
van de corona-uitbraak haar taken niet goed uitgevoerd. Het WHO had slechts lof voor
China, ook toen Beijing steken liet vallen, zoals het muilkorven van klokkenluidende
artsen of de melding dat besmetting van mens tot mens een beperkt risico zou zijn.
De WHO moest weken smeken voordat ze de situatie in China met eigen ogen mocht bekijken.
Verder werd de virusuitbraak langdurig gebagatelliseerd, tot het moment dat het voor
iedereen duidelijk werd dat de situatie veel ernstiger was dan China deed voorkomen,
en de WHO wel moest toegeven dat we te maken hadden met een pandemie. Kostbare tijd
is verloren gegaan. Dit is niet alleen erg schadelijk geweest voor de wereldwijde
initiële reactie op het coronavirus, maar ook voor geloofwaardigheid van de organisatie.
Goed dat de Minister het gevaar van politisering erkent in de kamerbrief, maar kan
het kabinet ook ingaan op het functioneren van de WHO de afgelopen maanden? En welke
inzet kan Nederland binnen de VN leveren om dergelijk mismanagement in de toekomst
te voorkomen?
16. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet beschouwt de WHO als de belangrijkste multilaterale organisatie in de
mondiale gezondheidsarchitectuur, onder andere vanwege de normatieve functie die de
organisatie over de volle breedte van gezondheid en gezondheidszorg vervult. De scorekaart
over de WHO, die uw Kamer op 23 april 2020 toeging, (Kamerstuk 33 625, nr. 294), is dan ook overwegend positief.
Ten aanzien van de COVID-19 respons, acht het kabinet het van belang dat de feiten
in een onafhankelijk onderzoek worden uiteengezet. Het Koninkrijk steunt daarom de
evaluatie van de internationale COVID-19 response, inclusief het handelen van de WHO
en de WHO-lidstaten, die door het Independent Panel for Pandemic Preparedness and Response wordt uitgevoerd. Een oproep tot dit onderzoek is vastgelegd in een resolutie, die
op 19 mei jl. door de jaarvergadering van de WHO is aangenomen op initiatief van de
EU, en ondersteund door 146 landen, inclusief China.
Het kabinet wil, lopende deze evaluatie, niet op de inhoud vooruit lopen en dus ook
niet spreken van eventueel mismanagement. Uiteraard zal het kabinet voor de toekomst
lessen trekken uit de evaluatie, zowel voor wat betreft de eigen rol in de COVID-respons
als die van alle betrokken internationale organisaties, inclusief de WHO en de WHO-lidstaten.
De leden van de CDA-fractie stellen dat de WHO is niet de enige VN-organisatie die
in toenemende mate onder invloed staat van Beijing. Ook het Department of Economic and Social Affairs (DESA) van de VN, de afdeling die de bewerkstelliging van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen
coördineert, lijkt ten prooi te vallen aan de geopolitieke ambities van China. De
Chinezen proberen in toenemende mate de haalbaarheid van de Sustainable Development Goals (SDG) te koppelen aan het welslagen van het Chinese Belt-and-Road Initiatief (BRI). En met succes: het BRI wordt inmiddels beschouwd als een belangrijk project
om de ontwikkelingsdoelstellingen te bereiken en wordt dan ook breed ondersteund.
We mogen ons niet vergissen in de doelstellingen van het BRI-project. Dit project
dient in de eerste plaats de Chinese geopolitieke ambities en is niet opgezet als
internationaal ontwikkelingsproject. De leden van de CDA-fractie hechten veel waarde
aan de internationaal afgesproken ontwikkelingsdoelstellingen. Zij vormen de basis
van de wereldwijde ambitie om de wereld een betere, eerlijkere en duurzamere plek
te maken. Hoe gaat Nederland ervoor zorgen dat de VN SDG agenda niet in toenemende
mate wordt ingezet ter ondersteuning van de Chinese geopolitieke agenda?
17. Antwoord van het kabinet:
Nederland zet in op een effectief functionerend multilateraal systeem, dat onze belangen
en waarden zo goed mogelijk dient. Dit betekent dat Nederland waar mogelijk met China
samenwerkt ter versterking van het multilaterale systeem. Daarnaast werkt het kabinet
aan de bescherming van het multilaterale systeem en Nederlandse belangen door met
partners en bij voorkeur in EU-verband actie te ondernemen en in te zetten op een
meer evenwichtige positie van China binnen het multilaterale systeem. De retoriek
van China over het belang van multilateralisme strookt namelijk niet altijd met zijn
handelwijze. Als het Chinese optreden in multilaterale organisaties conflicteert met
Nederlandse en/of Europese belangen (zoals op gebied van mensenrechten, veranderend
taalgebruik, handel en schulden) dan zal Nederland weerwoord bieden. Dit vergt een
sterke coördinatie met Europese en andere gelijkgezinde partners binnen de relevante
internationale fora, zoals de VN (VN Veiligheidsraad), de boards van de Internationale
Financiële Instellingen en de WTO. Voor inzet op het gebied van China en ontwikkelingssamenwerking
werkt het kabinet in eerste instantie via de EU. Het kabinet ondersteunt de Europese
ambitie, als verwoord in de Gezamenlijke Mededeling EU-China: A Strategic Outlook (2019), om samen met China te werken aan het realiseren van de Sustainable Development Goals (SDG’s). Dialoog en het zoeken van synergie zijn daarbij van belang, evenals aandacht
voor duurzaamheid in al haar aspecten en oog voor de geopolitieke dimensie en strategische
afhankelijkheden.
Verder vinden de leden van de CDA-fractie het zorgwekkend dat de Chinese interpretatie
van mensenrechten aan terrein wint binnen de Verenigde Naties. Dit vertaalt zich onder
meer in het schrappen van mensenrechtenfondsen bij VN-missies. Verder zet Beijing
de Verenigde Naties onder druk om het aantal uitnodigingen voor mensenrechtenorganisaties
voor VN-bijeenkomsten flink in te perken. En met succes. Vooral Oeigoerse organisaties
worden monddood gemaakt. Zou Nederland zich binnen de VN hard kunnen maken voor organisaties
die de ernstige schendingen van mensenrechten in China proberen aan te kaarten? En
kan Nederland blijven uitdragen dat mensenrechten een integraal en cruciaal onderdeel
uitmaken van iedere VN-activiteit?
18. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk zet zich actief in om mensenrechtenschendingen in China in de daarvoor
bedoelde VN-fora aan de orde te stellen en roept China op om VN-mensenrechtenexperts,
waaronder de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, ongehinderde en vrije toegang
te verlenen tot Xinjiang. Ongehinderde deelname van het maatschappelijk middenveld
aan bijvoorbeeld de VN- Mensenrechtenraad is cruciaal en het kabinet zet zich actief
in om die ruimte te beschermen (zie ook beantwoording vraag 51), o.a. door ondersteuning
van organisaties die concrete suggesties konden doen voor de Universal Periodic Review van China in 2018. Verder zet het Koninkrijk in op scherpe verklaringen over de mensenrechtensituatie
in China. Dit gebeurt in EU-verband met verklaringen onder «Item 4» in de VN-Mensenrechtenraad
of in een breder verband zoals via de gezamenlijke verklaring over Xinjiang van 23
landen in de Derde Commissie van de AVVN in oktober 2019. Het Koninkrijk ontvangt
met regelmaat Oeigoerse organisaties, o.a. en marge van de multilaterale zittingen,
en creëert met steun aan side-events ruimte voor personen en organisaties om zich
uit te spreken. Daarnaast brengt het Koninkrijk deze boodschap over aan China, zo
sprak in februari j.l. de Mensenrechtenambassadeur met haar Chinese counterpart en
marge van de VN Mensenrechtenraad.
Het Koninkrijk en gelijkgezinde landen spannen zich in om de mensenrechtenbenadering
en de samenwerking met de VN mensenrechtenstructuur te integreren in alle pilaren
van de VN. Dit betekent o.a. dat het Koninkrijk nadrukkelijk steun betuigt aan VN-benaderingen
als Human Rights Up-Front en de SG’s Call to Action for Human Rights, en pleit voor adequate VN-financiering voor mensenrechten.
De leden van de CDA-fractie lezen in de begroting van Buitenlandse Zaken dat de Verenigde
Naties onder het hoofdstuk «Goed functionerende internationale instellingen met een
breed draagvlak» valt. Het is cruciaal dat de VN goed werk verricht en daardoor brede
steun blijft genieten. Dit gebeurt niet als de organisatie aan de leiband van een
van de lidstaten loopt. Hoe gaat Nederland eraan bijdrage dat, onder druk van de oplopende
geopolitieke spanningen, de geloofwaardigheid, professionaliteit en onafhankelijkheid
van de Verenigde Naties gewaarborgd blijft?
19. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk draagt bij aan de waarborging van de geloofwaardigheid, professionaliteit
en onafhankelijkheid van de VN, door er, met name in Europees verband, op toe te zien
dat de organisaties uit het VN-systeem hun mandaat vakkundig kunnen uitvoeren. Dit
betekent onder andere dat het Koninkrijk opkomt voor de onafhankelijke en betekenisvolle
inbreng van de kant van het VN-secretariaat en aangestelde VN-functionarissen. De
formulering van de mandaten is daarbij een belangrijke factor. De professionaliteit
van de VN wordt bevorderd door steun aan de door de Secretaris-generaal voorgestelde
hervormingen van het apparaat. Daarnaast moet verzekerd worden dat er voldoende middelen
beschikbaar zijn om de mandaten uit de te voeren. Als geopolitieke spanningen de VN
hinderen in het verrichten van goed werk zullen langs diplomatieke lijnen oplossingen
moeten worden gezocht.
Taiwan
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze Nederland zich sterk zal maken voor
een constructieve rol voor Taiwan binnen de WHO? Wordt Taiwan uitgenodigd op de volgende
WHO Conferentie?
20. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk is van mening dat Taiwan op betekenisvolle wijze zou moeten kunnen
deelnemen aan internationale bijeenkomsten wanneer dit de EU- en mondiale belangen
dient – bijvoorbeeld de jaarvergadering van de WHO, de World Health Assembly (WHA), en technische werkgroepen begeleid door de WHO. Het Koninkrijk heeft dit standpunt,
evenals meerdere andere landen, overgebracht aan de Directeur-Generaal van de WHO
in aanloop naar de vorige WHA-sessie. In zijn hoedanigheid als secretaris van de WHA
en als de hoogste technische en administratieve ambtenaar van de WHO, kan de Directeur-Generaal
namens de WHA waarnemers bij de WHA uitnodigen. Daarbij is hij echter wel gebonden
aan de regels van het Statuut van de WHO en de besluiten van de WHA.
Jemen
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de scherpe terugval van de humanitaire
financiering aan Jemen. Jemen heeft dit jaar tot dusver slechts 30% (september 2020)
van de financiering ter beschikking gekregen in vergelijking met vorig jaar. Tegelijkertijd
zien we dat de humanitaire crisis in Jemen verslechterd. Uit een nieuw rapport van
de VN-Mensenrechtenraad blijkt dat er in Jemen inmiddels meer dan honderdduizend oorlogsdoden
zijn gevallen en dat zeventien tot negentien miljoen burgers afhankelijk zijn geworden
van voedselhulp.2 Het is goed dat dit rapport mede na aandringen van Nederland tot stand is gekomen.
Het kabinet geeft aan het lidmaatschap van de Mensenrechtenraad te zullen gebruiken
om druk te blijven houden op alle partijen ten aanzien van gerechtigheid in Jemen.
Is Nederland ook bereid om Jemen te prioriteren tijdens de AVVN, bijvoorbeeld in het
kader van resolutie 2417 over conflict en honger? En op welke wijze wil Nederland
het ernstige financieringstekort met betrekking tot. Jemen op de AVVN-agenda zetten,
al dan niet samen met gelijkgezinde landen, en heeft Nederland concrete voorstellen
om tot maximale financiering te komen?
21. Antwoord van het kabinet:
De humanitaire situatie in Jemen staat zowel op de agenda van de VNVR als de AVVN.
Op het moment van schrijven vindt een VNVR-sessie plaats waarin honger als gevolg
van conflict en het risico van hongersnood in onder andere Jemen in de schijnwerpers
staat. Deze sessie vindt plaats in het kader van resolutie 2417, die mede dankzij
de inzet van het Koninkrijk tijdens het voorzitterschap van de VNVR in 2018 is aangenomen.
Het Koninkrijk blijft zich voor en achter de schermen actief inzetten om bewuste uithongering
tegen te gaan, ook in Jemen. Tezamen met gelijkgezinde landen zet het Koninkrijk zich
in contacten met andere landen in voor meer humanitaire bijdragen en dialoog. Hiermee
geeft het Koninkrijk ook gehoor aan de urgente oproep van de VN humanitaire coördinator
om meer financiële middelen beschikbaar te maken om een nieuwe hongersnood af te wenden.
Het Koninkrijk heeft daartoe recent besloten de bijdrage van EUR 8,5 miljoen aan het
Yemen Humanitarian Fund over te maken. De betaling van een additionele bijdrage uit het tweede COVID-19 steunpakket
van EUR 4,6 miljoen aan het Yemen Humanitarian Fund is goedgekeurd en wordt zo snel mogelijk overgemaakt. Daarbij zijn en worden ook Golfstaten
benaderd, omdat eerder toegezegde humanitaire bijdragen voor Jemen vooralsnog uitblijven.
Is Nederland bereid dit te bespreken met andere lidstaten van de VN, waaronder landen
die hun beloftes niet waarmaken?
22. Antwoord van het kabinet:
Zie antwoord op vraag 21. Het humanitaire financieringstekort voor Jemen is onderwerp
van gesprek met zowel landen die humanitair bijdragen als landen die vooralsnog achterblijven
met het gestand doen van eerdere toezeggingen. Het Koninkrijk heeft daartoe recent
besloten de bijdrage van EUR 8,5 miljoen aan het Yemen Humanitarian Fund over te maken. De betaling van een additionele bijdrage uit het tweede COVID-19 steunpakket
van EUR 4,6 miljoen aan het Yemen Humanitarian Fund is goedgekeurd en wordt zo snel mogelijk overgemaakt.
Iran
De leden van de CDA-fractie willen graag speciale aandacht vragen voor de grootschalige
schendingen van de mensenrechten in Iran. De Iranese machthebbers lijken zich steeds
minder aan te trekken van de buitenlandse druk, getuige de recente executie van Navid
Afkari. Uit het onlangs gepubliceerde Amnesty Rapport: Trampling Humanity: Mass arrests, disappearances and torture since Iran’s 2019 November
protests blijkt dat de politie, leden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en gevangenispersoneel
samen met openbaar aanklagers en rechters verantwoordelijk zijn voor een scala aan
mensenrechtenschendingen. Ze hebben zich schuldig gemaakt aan onder meer willekeurige
detentie, verdwijningen, marteling en mishandeling van mensen die gevangengenomen
zijn tijdens de landelijke protesten in november 2019. Kan Nederland zich inspannen
om de mensenrechtensituatie in Iran hoog op de agenda van de AVVN te krijgen?
23. Antwoord van het kabinet:
De mensenrechtensituatie in Iran blijft helaas schrijnend. Het Koninkrijk vraagt hier
speciale aandacht voor in bilaterale contacten met Iran alsmede in relevante multilaterale
fora. Zo heeft Minister Blok de executie van Navid Afkari op 14 september jl. categorisch
veroordeeld. Hierbij heeft hij aangegeven dat het Koninkrijk tegen elke toepassing
van de doodstraf is. Tevens heeft hij benadrukt dat het gebrek aan een eerlijk proces
en het afdwingen van bekentenissen een onacceptabel patroon is in Iran en haaks staat
op de verplichtingen die Iran heeft onder internationale afspraken.
Tijdens de Derde Commissie van de AVVN zal het Koninkrijk zich zoals gebruikelijk
inzetten voor een sterke veroordeling van de mensenrechtensituatie in Iran. Hierbij
zal worden ingezet op duidelijke taal over de grootschalige toepassing van de doodstraf
in Iran, het gebrek aan een eerlijk proces, en veelvuldige berichten over marteling
van Iraanse (politieke) gevangenen.
Ook de Mensenrechtenraad besteedt terugkerend aandacht aan de mensenrechten in Iran
o.a. middels uitvoering van het mandaat van de VN-Speciaal Rapporteur voor mensenrechten
in Iran. Het Koninkrijk speelt hierbij een zichtbare rol. Zo heeft het Koninkrijk
op 3 september jl. een besloten evenement gefaciliteerd in Genève waarbij Amnesty
hun rapport presenteerde. Tijdens de lopende zitting van de Mensenrechtenraad steunt
het Koninkrijk een gezamenlijke veroordeling van de mensenrechtensituatie in Iran.
Tijdens de zitting van de Mensenrechtenraad in maart 2021 zal het Koninkrijk zich
wederom inspannen voor de mandaatverlenging van de VN-Speciaal Rapporteur.
Explosieve wapens in bevolkte gebieden
Tot slot merken de leden van de CDA-fractie het volgende op. Nederland zou een constructieve
en progressieve rol moeten spelen in de internationale discussies over een politieke
verklaring om burgers beter te beschermen tegen het gebruik van explosieve wapens
in bevolkte gebieden. Daarom doen zij de oproep aan het kabinet om toe te werken naar
een verklaring die landen committeert om het gebruik van explosieve wapens met wide area effects te voorkomen in bevolkte gebieden, en dataverzameling en transparantie rondom de
impact op burgers te vergroten.
24. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk signaleert dat er tot op heden geen internationale overeenstemming
is bereikt met betrekking tot de term wide area effects, wat ook zijn weerslag heeft op de onderhandelingen om tot een politieke verklaring
te komen over dit onderwerp. Het Koninkrijk is daar actief bij betrokken, en zet zich
constructief in voor een politieke verklaring die, ter voorkoming van burgerleed,
oproept tot de eerbiediging van het humanitair oorlogsrecht en de daarin opgenomen
beginselen van proportionaliteit, voorzorg en onderscheid. Voordat een wapen wordt
ingezet in een conflictgebied gaat er een zorgvuldig targeting proces aan vooraf, waarin onder andere deze principes worden meegenomen. Door het
oorlogsrecht zorgvuldig na te leven kan het risico op burgerleed en schade aan gebouwen
aanzienlijk worden verminderd. De politieke verklaring zou zich dan ook primair moeten
richten op betere implementatie en naleving van het oorlogsrecht.
Het Koninkrijk onderschrijft het belang van data-gedreven besluitvorming en daarmee
het belang van dataverzameling. Doordat conflictsituaties vaak onoverzichtelijk zijn,
is het uitdagend om gedetailleerde data te vergaren en uit te splitsen. Het aangaan
van verplichtingen die het Koninkrijk en andere landen realistischer wijze niet kunnen
implementeren zou bij voorbaat afbreuk doen aan de politieke verklaring. Desalniettemin
erkent het Koninkrijk de potentie van data-verzameling en zal het waar mogelijk data
inzetten bij de besluitvorming.
Het Koninkrijk hecht grote waarde aan transparantie omtrent de inzet van explosieven
in dichtbevolkte gebieden. In het belang van de nationale veiligheid is het echter
niet altijd mogelijk om alle informatie rondom militaire inzet te delen. Daar waar
het kan, handelt Nederland op een zo transparant mogelijke wijze.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de 75ezitting van de AVVN. Deze leden hebben nog enkele vragen aan het kabinet.
Versterken multilaterale samenwerking
De leden van de D66-fractie willen de nadruk leggen op de broodnodige hervormingen
die nodig zijn binnen de VN. Zij zijn dan ook verheugd dat Nederland zich blijft inzetten
voor een effectievere werking van de VN en een goed functionerend multilateraal stelstel.
De leden van de D66-fractie steunen de belangrijke financiële bijdragen die Nederland
levert aan al deze instellingen, en zeker ook voor een wereldwijd toegankelijk vaccin
tegen COVID-19. Wereldwijde samenwerking op het gebied van gezondheid is een voorbeeld
van de grote meerwaarde die multilaterale instellingen kunnen hebben, mits zij goed
functioneren. Met name China, Rusland en de VS spelen hierin een negatieve rol. China
en Rusland ondermijnen de multilaterale instellingen door ofwel niet mee te doen,
ofwel te blokkeren. De terugtrekking van de VS uit de WHO helpt daarbij absoluut niet.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet dan ook wederom, tijdens deze AVVN
en gezamenlijk met de Alliantie voor Multilateralisme, het belang van multilaterale
samenwerking uit te dragen, broodnodige hervormingen te bepleiten en daaraan bij te
dragen, en al deze landen op te roepen terug te keren naar een constructieve rol binnen
deze instellingen. Is het kabinet hiertoe bereid?
25. Antwoord van het kabinet:
Ja, dit is staand beleid van het kabinet.
Welke stappen zijn nog nodig om de begrotingssystematiek te verbeteren en de financieringsbasis
van de VN te verbreden, en welke bijdrage levert het kabinet daaraan?
26. Antwoord van het kabinet:
Doel van de herziening van de begrotingssystematiek van het VN-systeem is verruiming
van de flexibiliteit in de budgetmethodologie en verhoging van de resultaatgerichtheid,
ten behoeve van een efficiëntere en effectievere VN. Daardoor kan geld dat is afgedragen
door de lidstaten worden ingezet waar het nodig is en bijdragen aan de beoogde resultaten.
De eerste stappen zijn daartoe in 2019 gezet, onder andere met een pilot voor een
jaarlijkse VN-begroting (in plaats van tweejaarlijks). Het Koninkrijk steunt de SGVN
in zijn streven naar een verbeterde begrotingssystematiek, en heeft bijvoorbeeld in
2019 als een van de eerste lidstaten gehoor gegeven aan vooruitbetaling op jaarbasis
van onze contributie voor VN-vredesoperaties. Het Koninkrijk betaalt verplichte contributies
altijd volledig en zoveel mogelijk vooruit, en roept andere lidstaten op dit ook te
doen.
Uit diverse evaluaties van MOPAN (het evaluatie-netwerk inzake multilaterale organisaties
van gelijkgezinde donoren) blijkt dat het VN-systeem op resultaatgericht management
goede vooruitgang heeft geboekt, maar dat resultaatgericht begroten nog verdere versterking
behoeft. Het Koninkrijk gebruikt zijn positie in de bestuursraden van VN-organisaties
en in de Vijfde Commissie om op verdere verbetering daarvan aan te dringen.
De inzet van het Koninkrijk is gericht op verbetering van de resultaatgerichtheid
en verhoging van de effectiviteit van het VN-systeem, zodat meer lidstaten bereid
zullen zijn om tot vrijwillige financiering van VN-activiteiten over te gaan.
De leden van de D66-fractie zien de Veiligheidsraad als een belangrijk orgaan waar
hervormingen nodig zijn. Deze leden zien hervorming van dit orgaan echter niet terugkomen
in de geannoteerde agenda, terwijl hier juist een weg uit de impasse van blokkades
en veto’s gevonden moet worden. De aan het woord zijnde leden vragen het kabinet in
dat licht wederom een pleidooi te maken voor Europeanisering van de Franse zetel in
de Veiligheidsraad. De enige zetel die nog aan een EU-land behoort in het hoogste
besluitvormingsorgaan ter wereld, zou zwaarder wegen als het de stem van 520 miljoen
Europeanen vertegenwoordigt, dan de Franse stem van 67 miljoen mensen. Tevens zouden
we hiermee het voorbeeld van Europese eenstemmigheid laten zien in de Veiligheidsraad,
wat zou bij kunnen dragen aan het komen tot een eensgezinde posities. Is het kabinet
bereid samen met gelijkgestemde Europese partners, hier het gesprek over te starten
met de Franse regering?
27. Antwoord van het kabinet:
In de huidige periode zitten de EU-leden België, Duitsland, Estland en Frankrijk in
de Veiligheidsraad. In 2021 zijn dat Estland, Frankrijk en Ierland. Door de jaren
heen is er door middel van briefings en overleg gewerkt aan een inhoudelijke Europeanisering.
Zoals bekend is het optreden in de VR niet formeel gebonden aan Europese afspraken.
Zolang er geen beweging zit in de formele bevoegdheidsverdeling wordt voorrang gegeven
aan de politieke afstemming die dagelijkse praktijk is.
Vrede, veiligheid en recht
De D66-fractie heeft met grote afkeur kennisgenomen van de sancties die de Verenigde
Staten hebben ingesteld jegens de hoofdaanklager en enkele medewerkers van het Internationaal
Strafhof. Juist bij deze AVVN, bij de viering van 75 jaar multilaterale samenwerking,
zou de nadruk moeten liggen op het behoud van de instituties die haar vertegenwoordigen
en de waarde die wij hechten aan respect voor internationaal recht. Deze leden vragen
het kabinet, als het gastland van het Hof, om tijdens deze AVVN een stevig pleidooi
te houden ter verdediging van het Internationaal Strafhof, deze sancties in alle toonaarden
af te keuren, en samen met gelijkgestemden landen op te roepen tot het opheffen van
deze sancties die het functioneren van het hof ondermijnen. Is het kabinet daartoe
bereid? Ziet het kabinet bijvoorbeeld een mogelijkheid om via een AVVN-resolutie op
te komen voor het Strafhof en de sancties te veroordelen?
28. Antwoord van het kabinet:
Minister Blok zal tijdens de ministeriele week aansluiten bij de jaarlijkse, door
Liechtenstein georganiseerde, ministeriele bijeenkomst over het Internationaal Strafhof.
Hier zullen de sancties uiteraard besproken worden, en zal de Minister oproepen tot
gezamenlijke steun aan het Hof. Daarnaast zal het Koninkrijk ook in het nationale
statement bij het Algemeen Debat steun uitspreken voor het Internationaal Strafhof.
Voorts is het Koninkrijk penvoerder van de AVVN-resolutie over het Internationaal
Strafhof. Onderhandelingen over deze resolutie zullen na de AVVN-week van start gaan
en het Koninkrijk zet zich ervoor in om in deze resolutie ook een paragraaf op te
nemen waarin zorgen worden uitgesproken over de sancties.
De leden van de D66-fractie vragen tevens naar de stand van zaken omtrent de samenwerking
tussen het Strafhof en de transitieregering in Soedan inzake de berechting van Al-Bashir
en andere verdachten van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid?
29. Antwoord van het kabinet:
Zoals eerder werd gedeeld met de Kamer, was het kabinet zeer verheugd dat Ali Kushayb,
een van de vijf verdachten, zichzelf begin juni heeft aangegeven en is overgebracht
naar het Internationaal Strafhof. De inzet van het Koninkrijk richt zich op nauwe
samenwerking tussen de transitieregering in Soedan en het Internationaal Strafhof
ten aanzien van de overige verdachten. Hierover spreekt het Koninkrijk zowel met Soedan
als met het Internationaal Strafhof.
MP Hamdok parafeerde op 31 augustus jl. in Juba een historisch vredesakkoord met het
Sudan Revolutionary Front (SRF), een alliantie van vijf rebellenbewegingen. Het vredesakkoord
bevat onder meer passages over accountability, maar een officiële vertaling dient de precieze uitwerking hiervan nog te bevestigen.
Het kabinet zal onderzoeken welke kansen dit vredesakkoord, na ondertekening voorzien
op 2 oktober, biedt t.a.v. transitional justice en samenwerking met het ICC.
Heeft de Minister van buitenlandse zaken dit recentelijk direct opgebracht bij de
Soedanese autoriteiten, en zo nee, is hij daartoe bereid?
30. Antwoord van het kabinet:
Dit is een terugkerend gespreksonderwerp met de Soedanese autoriteiten. Minister Blok
is van plan dit ook in de toekomst op te blijven brengen bij de Soedanese autoriteiten.
De leden van de D66-fractie zien de VN als een belangrijk forum om te praten over
(kern-) ontwapening. Deze leden merken op dat sinds de oprichting van de VN, 75 jaar
geleden, er geen kernwapens meer zijn gebruikt. De 10e toetsingscommissie van het Non-proliferatieverdrag (NPV) zal binnenkort plaatsvinden.
Welke bijdrage is het kabinet voornemens te leveren om te stappen te zetten richting
een kernwapenvrije wereld? Is het kabinet bijvoorbeeld bereid in het kader van de
NPV een nationaal actieplan op te stellen voor een kernwapenvrije wereld, waarin handen
en voeten wordt gegeven aan de Nederlandse inzet op dit gebied?
31. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk blijft zich, binnen Bondgenootschappelijke kaders, inzetten voor een
kernwapenvrije wereld, zoals ook omschreven in het GBVS, het regeerakkoord en de Kamerbrief
inzake recente activiteiten nucleaire ontwapening op 25 november 2019 (Kamerstuk 33 783, nr. 35). Hiertoe neemt het Koninkrijk deel aan een breed scala aan formele en informele
overlegstructuren, fora en gremia. Zo is het Koninkrijk co-voorzitter van het Creating an Environment for Nuclear Disarmament, waarin er op open en informele wijze wordt gesproken met grote internationale spelers
over kernwapens. Ook vervult het Koninkrijk een actieve rol in het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI). Het NPDI is een groep van twaalf landen waarmee het Koninkrijk samenwerkt
op het gebied van nucleaire ontwapening en non-proliferatie. Het NPDI zet onder andere
in op vergrote transparantie door kernwapenstaten, en is de enige groep landen die
op regelmatige basis overlegt met de P5. Daarnaast zet het Koninkrijk zich in voor
de verificatie van nucleaire ontwapening via het International Partnership voor Nuclear
Disarmament Verification. Ook het kernstopverdrag heeft de onverminderde aandacht
van het Koninkrijk. Zo organiseerde Minister Blok recent een digitale discussie met
gelijkgezinden over het belang van het behoud van het kernstopverdrag.
Vanwege de cruciale rol van het NPV als het gaat om nucleaire ontwapening en non-proliferatie
staat de implementatie en versterking van dit verdrag centraal voor het Koninkrijk.
Als vicevoorzitter van de vijfjaarlijkse Toetsingsconferentie investeert het Koninkrijk
in het behoud en versterken van het NPV. Tijdens de PrepCom (2017) is het gelukt om
de noodzakelijke procedurele besluiten te nemen, maar ook om sterke inhoudelijke uitkomstdocumenten
te produceren met daarin onder andere een breed scala aan ontwapeningsverplichtingen.
Zo is een eerste basis gelegd voor een goede uitkomst. Prioriteiten zijn o.a. de onderhandelingen
betreffende het FMCT, CTBT, ontwapeningsverificatie, het verlagen van nucleaire risico’s
en andere vertrouwenwekkende maatregelen, transparantie, kennisopbouw, de verlenging
van het New Start verdrag, de ontwikkeling van safeguards en opkomende technologieën, het vreedzaam gebruik van kernenergie. Daarnaast heeft
het Koninkrijk nieuwe werkmethoden voor het NPV geïntroduceerd, inclusief een programma
van regionale consultaties, die de transparantie, inclusiviteit en efficiëntie van
NPV-bijeenkomsten hebben verhoogd. Het Koninkrijk zal zich blijven inzetten voor het
vergroten van de effectiviteit van het NPV-proces om zo de kans op een succesvolle
uitkomst te vergroten.
De aan het woord zijn de leden zijn verheugd te lezen dat Nederland voornemens is
deel te nemen aan de antinucleaire wapentop dit jaar, en vragen zich af wat de inzet
hier wordt? Is het kabinet bereid om, binnen de kaders van bondgenootschappelijke
verplichtingen, de Amerikaanse autoriteiten te verzoeken om een vertrouwelijke briefing
te geven aan de Tweede Kamer over de modernisering van Amerikaanse kernwapens?
32. Antwoord van het kabinet:
Voor het Koninkrijk verwijst het begrip «nucleaire ontwapening» zowel naar het doel
van een kernwapenvrije wereld als naar het proces dat uiteindelijk – op een veilige
en stabiele manier – naar dit doel moet leiden. Dat proces behelst bijvoorbeeld het
verkleinen van arsenalen en de ontmanteling van wapens, maar ook pogingen de productie
en ontwikkeling van nieuwe of speciale soorten wapens aan banden te leggen, om de
rol van kernwapens in doctrines te verkleinen, en om omstandigheden te scheppen voor
het komen tot een kernwapenvrije wereld. Nucleaire ontwapening is daarmee een breder
concept dan enkel reducties van aantallen kernwapens. Het kabinet blijft zich, binnen
Bondgenootschappelijke kaders, inzetten voor een kernwapenvrije wereld, zoals ook
omschreven in het GBVS, het regeerakkoord en de Kamerbrief inzake recente activiteiten
nucleaire ontwapening (25 november 2019, Kamerstuk 33 783, nr. 35).
Hiertoe neemt het Koninkrijk deel aan een breed scala aan formele en informele overlegstructuren,
fora en gremia. Zo is het Koninkrijk co-voorzitter van het Creating an Environment for Nuclear Disarmament, waarin er op open en informele wijze wordt gesproken met grote internationale spelers
over kernwapens. Ook vervult het Koninkrijk een actieve rol in het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI). Het NPDI is een groep van twaalf landen waarmee het Koninkrijk samenwerkt
op het gebied van nucleaire ontwapening en non-proliferatie. Het NPDI zet onder andere
in op vergrote transparantie door kernwapenstaten, en is de enige groep die op regelmatige
basis overlegt met de P5. Daarnaast zet het Koninkrijk zich in voor de verificatie
van nucleaire ontwapening via het International Partnership voor Nuclear Disarmament Verification. Ook het kernstopverdrag heeft de onverminderde aandacht van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken. Zo organiseerde Minister Blok recent een digitale discussie met gelijkgezinden
over het belang van het behoud van het kernstopverdrag.
Vanwege de cruciale rol van het NPV als het gaat om nucleaire ontwapening en non-proliferatie
staat de implementatie en versterking van dit verdrag centraal voor het Koninkrijk.
Als vicevoorzitter van de vijfjaarlijkse Toetsingsconferentie investeert het Koninkrijk
in het behoud en versterken van het NPV. Tijdens de PrepCom (2017) is het gelukt om
de noodzakelijke procedurele besluiten te nemen, maar ook om sterke inhoudelijke uitkomstdocumenten
te produceren met daarin onder andere een breed scala aan ontwapeningsverplichtingen.
Zo is een eerste basis gelegd voor een goede uitkomst. Prioriteiten zijn o.a. de onderhandelingen
betreffende het FMCT, CTBT, ontwapeningsverificatie, het verlagen van nucleaire risico’s
en andere vertrouwenwekkende maatregelen, transparantie, kennisopbouw, de verlenging
van het New Start verdrag, de ontwikkeling van safeguards en opkomende technologieën, het vreedzaam gebruik van kernenergie. Daarnaast heeft
het Koninkrijk nieuwe werkmethoden voor het NPV geïntroduceerd, inclusief een programma
van regionale consultaties, die de transparantie, inclusiviteit en efficiëntie van
NPV-bijeenkomsten hebben verhoogd. het Koninkrijk zal zich blijven inzetten voor het
vergroten van de effectiviteit van het NPV-proces om zo de kans op een succesvolle
uitkomst te vergroten.
Het Koninkrijk heeft actief deelgenomen aan de onderhandelingen over het TPNW (Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons) omdat elk initiatief met als doel een kernwapenvrije wereld onze aandacht en inzet
verdient. Ondanks inspanningen van het Koninkrijk kwam de uiteindelijke tekst niet
voldoende tegemoet aan voor het Koninkrijk belangrijke punten, die zijn omschreven
in de Kamerbrief in oktober 2016 (Kamerstuk 33 783, nr. 23). Het Koninkrijk kan het TPNW niet ondertekenen, aangezien het verdrag riskeert het
Non-proliferatieverdrag (NPV) of andere belangrijke instrumenten zoals het Kernstopverdrag
(CTBT) te ondermijnen. Daarnaast de kans dat het kernwapenverbod zeker op korte termijn
enig effect zal sorteren nihil, aangezien het niet verifieerbaar is en geen enkel
kernwapen bezittend land het verdrag steunt. Het Koninkrijk richt zich daarom liever
op andere instrumenten, zoals het NPV, ontwapeningsverificatie en het Splijtstofstopverdrag,
en blijft het doel van een wereld zonder kernwapens («Global Zero») steunen, zoals
dat ook in het regeerakkoord staat aangegeven. Tot slot kan het Koninkrijk het kernwapenverbod
niet ondertekenen omdat het huidige verdrag niet verenigbaar is met ons NAVO-lidmaatschap.
Nederland is lid van het NAVO-bondgenootschap, waarvan het voor de nationale veiligheid
afhankelijk is. Het standpunt dat lidmaatschap van een nucleair bondgenootschap niet
kan worden gerijmd, in praktische noch in juridische zin, met een verbod op kernwapens
wordt gedeeld door de NAVO zelf en de NAVO-bondgenoten.
Met betrekking tot het verzoek om een vertrouwelijke briefing wijs ik graag naar de
motie van het lid Soerdsma c.s. (Kamerstuk 33 783, nr. 44) van 2 juli jongstleden. Ik heb toen aangegeven graag bereid te zijn me in te zetten
voor een dergelijke briefing, en dat ben ik nog steeds. De motie was «oordeel kamer»
en is niet aangenomen, met 74 tegen 76 stemmen.
De leden van de D66-fractie maken zich zoals bekend ernstig zorgen over het aflopen
of opzeggen van ontwapeningsverdragen en wapenbeheersingsverdragen tussen de nucleaire
grootmachten. Er klonk recentelijk enige hoop op dit vlak van de Minister van buitenlandse
zaken van de VS Pompeo, toen hij stelde dat de verlenging van het New START verdrag
toch mogelijk leek en zelfs een veelomvattender akkoord mogelijk zou zijn. Welke informatie
heeft het kabinet over deze berichten? Is hier inderdaad een positieve beweging gaande?
Op welke manier kan Nederland daaraan bijdragen?
33. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de zorgen over het aflopen van verdragen op het gebied van ontwapening
en wapenbeheersing. Het Koninkrijk volgt dan ook met grote belangstelling de gesprekken
tussen de VS en Rusland over de verlenging van het New START wapenbeheersingsverdrag.
Recent heeft de VS een «framework» gepresenteerd met voorstellen om over meer dan
alleen strategische wapensystemen te spreken en om ook China bij de onderhandelingen
te betrekken. De VS roept zowel Rusland als China op deze voorstellen in serieuze
overweging te nemen en hierover in gesprek te willen blijven. Het Koninkrijk steunt
de visie en de oproep van de VS, en zet zich actief in voor het verlengen van het
New START verdrag om onderhandelingen over ambitieuzere vervolgstappen met meer partijen
mogelijk te maken. Het Koninkrijk brengt het onderwerp regelmatig op bij de VS, Rusland
en China, op politiek en ambtelijk niveau.
Een ander belangrijk thema dat de leden van de D66-fractie onder het voetlicht willen
brengen is de proliferatie en ontwikkeling van nieuwe wapens. Explosieve wapensystemen
met een breed gebiedseffect (wide area effect) die ingezet kunnen worden in dichtbevolkte gebieden, met burgerslachtoffers als
reële mogelijkheid, nopen tot internationale afspraken welke kaders moeten stellen
voor een ethische inzet van dit soort wapens. Daarnaast is er de ontwikkeling van
autonome wapensystemen, waarvoor er tot op heden geen internationale afspraken zijn
om deze in te kaderen of aan banden te leggen. De leden verzoeken de Minister zich
in te zetten voor bindende internationale afspraken voor zowel autonome wapensystemen
als nieuwe explosieve wapensystemen met een wide area effect.
34. Antwoord van het kabinet:
Voor wat betreft de ontwikkeling van nieuwe wapensystemen is het uitgangspunt van
het kabinet is dat het bestaande internationaal recht onverminderd van toepassing
is. Dit geldt dus voor zowel autonome wapensystemen als explosieve wapensystemen.
Ieder land dat partij is bij het Eerste Aanvullend Protocol bij de Geneefse Conventies
is verplicht om bij het ontwikkelen, aanschaffen en inzetten van een nieuw wapensysteem,
dat systeem te onderwerpen aan een toetsingsprocedure die erop toeziet dat het wapen
ingezet kan worden in overeenstemming met de bepalingen van het internationaal recht,
waaronder het humanitair oorlogsrecht. Deze verplichting vloeit voort uit Artikel
36 van het Eerste Aanvullend Protocol bij de Geneefse Conventies. Indien een nieuw
te ontwikkelen, aan te schaffen of in te zetten (autonoom) wapensysteem by design niet kan voldoen aan de vereisten van het humanitair oorlogsrecht – waaronder het
onderscheidsbeginsel en proportionaliteitsbeginsel – zal dit systeem de toetsing niet
doorstaan en mag het wapen dus niet in gebruik worden genomen.
De internationale gemeenschap evalueert voortdurend of de bestaande regels voldoende
zijn, onder andere tijdens de jaarlijkse bijeenkomsten van de verschillende verdragen
en tijdens de Eerste Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Zo wordt er volop gewerkt aan de operationele en normatieve kaders t.a.v. het gebruik
van autonome wapensystemen. In VN-verband zijn in 2018 en 2019 elf «Guiding Principles» voor de ontwikkeling en het gebruik van autonome wapensystemen opgesteld. In 2020
zijn de gesprekken hierover door corona vertraagd, maar inmiddels weer voortgezet.
Met behulp van juridische, technologische en militaire expertise zal worden gewerkt
aan het uitbreiden en de verdere verduidelijking van de bestaande operationele en
normatieve kaders. Het Koninkrijk speelt een actieve rol in deze gesprekken, die plaatsvinden
binnen de Group of Governmental Experts (GGE) on Lethal Autonomous Weapons Systems (LAWS), gemandateerd door de verdragspartijen bij de Convention on Certain Conventional Weapons (CCW).
T.a.v. autonome wapensystemen is het belangrijk dat er een onderscheid wordt gemaakt
tussen autonome wapensystemen en volledig autonome wapensystemen. De Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken
(CAVV) en de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) definieerden in hun advies
«Autonome wapensystemen: de noodzaak van betekenisvolle menselijke controle» van 2 oktober
2015, een autonoom wapen als een «systeem dat zelfstandig doelen, offensief of defensief,
die voldoen aan voorgeprogrammeerde kenmerken, selecteert en aanvalt, nadat mensen
hebben besloten het wapen in te zetten en waarbij de mens niet meer kan ingrijpen
om de aanval te stoppen». Volledig autonome wapensystemen daarentegen zijn zodanig
geprogrammeerd dat zij het gehele targeting proces zelfstandig uitvoeren, vanaf het formuleren van het militaire doel tot en
met het bepalen van de plaats en tijd van inzet. Betekenisvolle menselijke controle
over zulke systemen is niet mogelijk. Daarmee zijn deze wapens in strijd met het internationaal
recht. Het kabinet verwerpt op voorhand de ontwikkeling en het gebruik van volledig
autonome wapensystemen.
Het Koninkrijk stelt zich daarnaast constructief op in de internationale discussies
omtrent explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden, waarbij de inzet zich primair
richt op betere naleving en implementatie van het oorlogsrecht om burgerleed te voorkomen.
Het kabinet signaleert dat er tot op heden geen internationale overeenstemming is
m.b.t. de term wide area effects, wat ook zijn weerslag heeft op de onderhandelingen om tot een politieke verklaring
te komen over dit onderwerp. Het kabinet is daar actief bij betrokken, en zet zich
constructief in voor een politieke verklaring die, ter voorkoming van burgerleed,
oproept tot de eerbiediging van het humanitair oorlogsrecht en de daarin opgenomen
beginselen van proportionaliteit, voorzorg en onderscheid.
Voor de eerste categorie is het pertinent dat er te allen tijde sprake is van betekenisvolle
menselijke controle. Is de Minister het met deze leden eens dat Nederland een constructieve
kartrekkersrol behoort te vervullen in het toewerken naar dergelijke bindende internationale
afspraken? Wat explosieve wapens betreft, dient Nederland erop aan te dringen dat
deze niet in dichtbevolkte gebieden ingezet dienen te worden.
35. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk is en blijft zeer actief betrokken bij de internationale fora die werken
aan internationale afspraken over menselijke controle van (autonome) wapensystemen.
Zo stelt Nederland zich binnen de Group of Governmental Experts on Lethal Autonomous Weapon Systems constructief op bij het uitwerken van hoe de bindende internationale HOR-principes
van toepassing zijn op dit soort wapensystemen. Inmiddels heeft deze GGE elf Guiding Principles opgesteld, die bevestigen dat betekenisvolle menselijke controle een noodzakelijk
vereiste is om autonome wapensystemen conform het internationaal recht te kunnen inzetten.
Zo stelt het tweede Guiding Principle, dat «Human responsibility for decisions on the use of weapons systems must be retained
since accountability cannot be transferred to machines». Met behulp van juridische, technologische en militaire expertise wordt binnen de
GGE momenteel verder gewerkt aan de operationele en normatieve kaders.
Menselijke controle is betekenisvol, wanneer die controle uit meer bestaat dan een aan- en uitknop. Betekenisvolle menselijke
controle is van toepassing binnen de bredere besluitvormingscyclus die voorafgaat
aan de beslissing om een (autonoom) wapensysteem in te zetten, en kan zich, indien
nodig, ook uitstrekken tot toezicht en supervisie tijdens de inzet van het wapensysteem.
In welke mate die controle van toepassing dient te zijn ten aanzien van de verschillende
stappen binnen deze zogenaamde targeting cyclus is onder andere afhankelijk van het type systeem, de capaciteiten die het
systeem heeft, de aard van de doelwitten waar het systeem op wordt gericht, en de
context waarbinnen het systeem dient te opereren. Het systeem mag deze kaders echter
niet uit zichzelf aanpassen. Een systeem wat daartoe in staat is, acht het kabinet
niet onder betekenisvolle menselijke controle, en daarmee in strijd met het bestaande
internationaal recht.
De leden van de D66-fractie waarderen het initiatief van de Minister van Buitenlandse
Zaken om tijdens de AVVN een bijeenkomst te organiseren over mensenrechtenschendingen
en foltering door het Syrische regime. De leden ondersteunen de oproep om daders ter
verantwoording te roepen van de gruweldaden binnen het Syrische regime om zo straffeloosheid
te voorkomen. Kan het kabinet toelichten of in deze sessie tevens gesproken zal worden
over de berechting van IS-strijders?
36. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet acht het van groot belang dat er verantwoording afgelegd wordt voor alle
misdrijven begaan in Syrië en dat er gerechtigheid komt voor alle slachtoffers. Vandaar
ook de Nederlandse steun voor organisaties die zich daarop richten, zoals de bewijzenbank
Syrië, het IIIM, en de inspanningen van het kabinet voor de berechting van ISIS-strijders.
De bijeenkomst tijdens de AVVN gaat over mensenrechtenschendingen en foltering door
het Syrische regime en heeft tot doel de internationale gemeenschap aan te sporen
het Syrische regime hiervoor verantwoordelijk te houden en slachtoffers van deze daden
recht te doen. De recente Nederlandse stap om het Syrische regime aansprakelijk te
stellen voor mensenrechtenschendingen (in het bijzonder marteling) staat centraal
tijdens deze bijeenkomst. Er wordt verder ingegaan op de concrete stappen om de straffeloosheid
in Syrië tegen te gaan, zoals de genoemde aansprakelijkstelling, en er is aandacht
voor bewijsverzameling en nationale vervolging, en er komen Syrische slachtoffers
en organisaties aan het woord. De bijeenkomst gaat niet specifiek over de berechting
van ISIS-strijders.
Wat is op dit moment de inzet van het kabinet, nu lokale berechting vooralsnog uitblijft
en straffeloosheid van ook deze daders te allen tijde voorkomen moet worden? Met welke
andere landen wordt op dit punt samengewerkt?
37. Antwoord van het kabinet:
Nederland pleit in internationaal verband voor de vervolging en berechting van ISIS-strijders.
Daarbij wordt gekeken naar mogelijkheden van nationale berechting, in Nederland, maar
ook in de regio. Zoals aan uw Kamer gemeld, kan de voorkeursoptie – berechting via
het Internationaal Strafhof of anders een speciaal hiervoor opgericht internationaal
tribunaal – niet op voldoende steun rekenen van de VN-Veiligheidsraad.
Samen met 6 Europese partners is Nederland daarom in dialoog met de Iraakse autoriteiten
over de mogelijkheden voor berechting van FTF’s die op dit moment in detentie zitten
in Noordoost Syrië. De gebeurtenissen in Irak, waaronder het aftreden van de Iraakse
regering en de verspreiding van het coronavirus, hebben de gesprekken over dit berechtingsspoor
ernstig vertraagd. De nieuwe Iraakse Minister van Buitenlandse Zaken heeft toegezegd
de gesprekken met Nederland en Europese partners te hervatten zodra dat weer mogelijk
is.
Hoeveel Nederlandse IS-strijders bevinden zich nog ter plaatse en van hoeveel heeft
Nederland niet in beeld waar deze strijders zich precies bevinden?
38. Antwoord van het kabinet:
Uit cijfers van de AIVD blijkt dat er nog ongeveer 120 uitgereisde personen in Syrië
verblijven. Daarvan verblijven 40 volwassenen in Syrisch-Koerdische opvangkampen of
in detentiecentra; 30 volwassenen bij jihadistische groeperingen in Noordwest-Syrië;
en 45 volwassenen elders in Syrië. 20 uitgereisde personen verblijven in Turkije en
5 uitgereisde personen verblijven elders.3
Mensenrechten
De leden van de D66-fractie zijn blij met de inzet van Nederland ter bescherming van
de mensenrechten wereldwijd. Zij verwelkomen de inzet van de Minister van buitenlandse
handel en ontwikkelingssamenwerking in haar inzet om een speciale bijenkomst over
Mental health and psychosocial support (MHPSS) te benadrukken en brede steun hiervoor te verwerven. Deze leden maken zich
zorgen over de toegenomen druk, en in sommige gevallen onderdrukking, van het maatschappelijk
middenveld en mensenrechtenverdedigers wereldwijd. De covid-pandemie heeft de ruimte
voor kritiek op regeringen, vrije journalistiek en het uiten van een andere opinie
op veel plekken nog veel lastiger gemaakt dan het al was. Is het kabinet bereid dit
wereldwijde probleem aan te kaarten, en op te roepen tot het vrijlaten van mensen
die gevangen zijn voor het uiten van hun mening, op basis van ongefundeerde beschuldigingen,
of voor het opkomen voor mensenrechten?
39. Antwoord van het kabinet:
Toegang tot onafhankelijke en betrouwbare informatie is ten tijde van de COVID-pandemie
essentieel. Een vrije pers en journalistiek spelen ook hierin een cruciale rol. Het
kabinet deelt de zorgen over maatregelen, ingevoerd onder de vlag van de COVID-pandemie,
die leiden tot krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld en de vrijheid
van meningsuiting. Het Koninkrijk roept in de VN-Mensenrechtenraad op tot het vrijlaten
van mensenrechtenverdedigers, inclusief journalisten, die vastzitten vanwege het uitvoeren
van hun werkzaamheden. Onder leiding van onder meer het Koninkrijk is er in juli jl.
een resolutie aangenomen in de VN-Mensenrechtenraad over vrijheid van meningsuiting.
Hierin wordt aandacht gevraagd voor de noodzaak mensenrechten te beschermen, met inbegrip
van de vrijheid van meningsuiting, in reactie op gezondheidscrisis of andere noodsituaties.
Ook tijdens de World Press Freedom Conference waarvan Nederland op 9 en 10 december
gastheer is, zal er aandacht gevraagd worden voor dit onderwerp.
De leden van de D66-fractie merken op dat veel mensenrechtenorganisaties ernstige
kritiek uiten op het rapport van de door de Minister van Buitenlandse Zaken van de
VS Pompeo ingestelde Commission on Unalienable Rights. Hoe kijkt het kabinet aan tegen deze commissie, en tegen diens rapport? Klopt het
dat onder meer vrouwenrechten en LHBTI-rechten hiermee onder druk komen te staan?
Hoe kijkt het kabinet aan tegen de verenigbaarheid van de universaliteit van mensenrechten
met de opvattingen uit dit rapport?
40. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is bekend met het rapport van de door Secretary Pompeo aangestelde adviescommissie
over onvervreemdbare rechten, dat 16 juli jl. gepubliceerd werd. Het kabinet is verder
ook op de hoogte van de kritiek vanuit het maatschappelijk middenveld op deze adviescommissie
en haar rapport. Het Koninkrijk is niet bij het proces betrokken geweest en heeft
geen input geleverd; het gaat hier primair om een Amerikaans binnenlands-politiek
proces. Tot op heden is nog niet bekend of, en zo ja op welke wijze, het rapport zal
leiden tot wijzigingen van het Amerikaanse mensenrechtenbeleid.
Is het kabinet voornemens een afvaardiging sturen naar het event dat Pompeo waarschijnlijk
zal organiseren tijdens de ministeriële week?
41. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk draagt het Nederlandse mensenrechtenbeleid actief uit; de ministeriële
week van de AVVN biedt hier traditiegetrouw goede gelegenheid toe, zij het dat er
dit jaar door de virtuele opzet minder contacten zullen zijn. Het Koninkrijk heeft
zeer recentelijk een uitnodiging ontvangen van de door de VS georganiseerde bijeenkomst
en marge van de AVVN en zal deze in overweging nemen. Elke uitnodiging wordt gewogen
aan de hand van de criteria van relevantie en aansluiting op het Nederlandse beleid.
Klimaat
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat wederom het belang van (bilaterale)
klimaatdiplomatie wordt onderstreept. Helaas is deze inzet dit jaar relevanter dan
ooit geworden. In de eerste vier maanden van 2020 steeg de ontbossing in de Amazone
met 55 procent ten opzichte van dezelfde periode in 2019. De overgrote meerderheid
hiervan vindt plaats door illegale houtkap en bosbranden. Is het kabinet bereid het
probleem van ontbossing, wereldwijd maar specifiek in de amazone, door illegale houtkap
en bosbranden dit jaar extra onder de aandacht te brengen? Is het kabinet daarbij
ook bereid de overige regeringsleiders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid
in het tegengaan van illegale ontbossing?
42. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet volgt de ontwikkelingen in de Amazone op de voet en maakt zich grote zorgen
over de nog verder toenemende ontbossing in de Amazone en andere bos- en natuurgebieden,
zoals de Cerrado en Pantanal. Het spant zich in om ontbossing tegen te gaan, zoals
in het bijzonder uiteengezet in de Kamerbrief over internationaal bossenbeleid van
maart jl. (Kamerstukken 30 196 en 31 793, nr. 708). In aanvulling hierop heeft Nederland, samen met de andere landen van het Amsterdam Declarations Partnership – Duitsland (huidig voorzitter), Denemarken, Frankrijk, Italië, Noorwegen en het
Verenigd Koninkrijk – en België, op 15 september jl. een open brief4 gestuurd aan de Braziliaanse vicepresident Mourao, als voorzitter van de Braziliaanse
Amazoneraad. Daarin brengen Nederland en partners hun grote zorgen over en wordt Brazilië
uitgenodigd voor een dialoog om tot een gezamenlijke agenda te komen voor het omkeren
van de huidige, negatieve trend, en het duurzaam en ontbossingsvrij maken van de agrarische
handelsketens tussen Brazilië en Europa.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van Nederland
voor de 75e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, en hebben daar nog enkele
vragen over.
VN-hervormingen
De fractieleden van GroenLinks steunen volhartig de speciale aandacht van het kabinet
voor de wereldwijde bestrijding van ongelijkheid en waarborging van mensenrechten,
in het kader van de SDG’s. Deze leden van GroenLinks vragen de Minister welke rol
de Minister voor het bedrijfsleven ziet in het bestrijden van ongelijkheid en het
waarborgen van mensenrechten, daarbij denkend aan de recente expliciete steunbetuiging
van Disney aan acht overheidsinstanties in Xinjiang, ondanks dat daar twee miljoen
Oeigoeren in Chinese concentratiekampen leven?
43. Antwoord van het kabinet:
De SDG’s vormen de leidraad voor het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Het kabinet ziet de private sector als een onmisbare partner in het behalen van de
SDG’s, onder andere door de rol die zij speelt in het creëren van banen en werkgelegenheid,
en de ontwikkeling van innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken.
Een groeiend aantal Nederlandse bedrijven is zich bewust van haar maatschappelijke
rol en verantwoordelijkheid, zoals bijvoorbeeld blijkt uit een recente verklaring5 van bijna 250 bedrijven, waarin zij (onder andere) steun uitspreken om van duurzaamheid
de hoeksteen van de COVID-19- herstelmaatregelen te maken, zowel op nationaal als
op EU-niveau.
Tegelijkertijd wijst het kabinet bedrijven op hun verantwoordelijkheid om internationaal
maatschappelijk verantwoord te ondernemen, conform de OESO-richtlijnen voor multinationale
ondernemingen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Het toepassen van gepaste zorgvuldigheid, in overeenstemming met de genoemde richtlijnen
en principes, is de verantwoordelijkheid van bedrijven. Bedrijven behoren misstanden
in de waardeketen, waaronder dwangarbeid, gender ongelijkheid en gebrek aan vakbondsvrijheid,
in kaart te brengen, te voorkomen en aan te pakken. Met het oog op de uitvoering van
de afspraak in het regeerakkoord dat na twee jaar wordt bezien of, en zo ja welke,
dwingende maatregelen voor IMVO genomen kunnen worden, wordt het IMVO-beleid momenteel
herzien. Uw Kamer wordt hierover dit najaar geïnformeerd.
Deelt de Minister het inzicht van de leden van de GroenLinks-fractie dat sommige grote
bedrijven, zoals Disney, maar ook Amazon, Google en Apple, bijdragen aan ongelijkheid,
bijvoorbeeld door hun toeleveringsketens en wervingsstrategieën?
44. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet verwacht van bedrijven dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale
ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights naleven. Hierbij behoren bedrijven misstanden in de waardeketen in kaart te brengen,
te voorkomen en aan te pakken. Misstanden, zoals gender discriminatie, gebrek aan
leefbaar loon en slechte arbeidsomstandigheden, kunnen ongelijkheid teweeg brengen.
Het kabinet heeft geen inzicht in de uitkomsten van gepaste zorgvuldigheid van de
genoemde bedrijven en kan hier geen uitspraken over doen.
In hoeverre wordt het bedrijfsleven betrokken bij besluitvorming binnen de VN en bij
rondetafelgesprekken over beleidsvorming, bijvoorbeeld in het kader van de United Nations Development Programme (UNDP)?
45. Antwoord van het kabinet:
Besluitvorming over het mandaat en de beleidskaders van de Verenigde Naties vindt
plaats op het niveau van lidstaten. Dit geldt ook voor de Strategische Plannen van
fondsen en programma’s binnen het VN-ontwikkelingssysteem, waar ook het United Nations Development Programme (UNDP) onder valt. De uitvoering van dit beleid vindt plaats in partnerschap en in
consultatie met relevante stakeholders uit het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven, zoals uiteengezet in SDG
17. Deze partnerschappen vallen binnen de beleidskaders die de lidstaten gezamenlijk
vaststellen. Bedrijven zijn in dit kader betrokken bij fondsenwervingsactiviteiten,
maar leveren ook een belangrijk bijdrage aan het integreren van innovatieve en duurzame
oplossingen in VN-programma’s om de implementatie van de SDG’s te bevorderen.
Is de Minister van Buitenlandse Zaken bereid zich tijdens de VN-bijeenkomst ervoor
hard te maken dat de VN ook een orgaan moet zijn dat het bedrijfsleven ter verantwoording
roept, en meeneemt in de strijd voor mensenrechten en gelijkheid?
46. Antwoord van het kabinet:
Op 16 juni 2011 heeft de VN Mensenrechtenraad unaniem de UN Guiding Principles on Business and Human Rights aangenomen. Hiermee heeft de VN zich uitgesproken over de verantwoordelijkheden van
overheden en bedrijven om de mensenrechtennormen te bewaken en na te leven. Binnen
de VN is een paar jaar geleden de discussie gestart of deze richtlijnen een bindender
karakter moeten krijgen. Nederland opereert bij de onderhandelingen over dit mogelijke
VN-verdrag in EU-verband. Gezamenlijke EU-inzet biedt de meeste kans om het proces
te beïnvloeden. Bovendien betreft het verdrag grotendeels competenties die op EU-niveau
liggen. Nederland pleit proactief binnen de EU voor een juridische analyse van de
concept-verdragstekst om op basis daarvan tot een gezamenlijke EU-positie te komen
ten behoeve van dit verdrag. Van 26 tot 30 oktober vindt hierover de volgende onderhandelingsronde
plaats. Gezien de verdeling van bevoegdheden alsook het reeds lopende onderhandelingstraject,
vindt het kabinet het nu niet opportuun om zich in de AVVN hierover uit te spreken.
Tevens lezen de leden van de GroenLinks-fractie in de inzet van het Koninkrijk geen
expliciete verwijzing naar het feit dat de Verenigde Staten begin deze maand officieel
zijn doorgegaan met het plan om sancties op te leggen aan medewerkers van het Internationaal
Strafhof, en zij vragen de Minister daarom waarom dit ontbreekt? Worden er onderhandelingen
gevoerd met de VS om deze sancties zo snel mogelijk terug te draaien en zo niet, is
de Minister bereid zich daarvoor in te zetten tijdens de AVVN, zo vragen zij?
47. Antwoord van het kabinet:
Zoals hierboven reeds vermeld, zal Minister Blok tijdens de ministeriële week aansluiten
bij de jaarlijkse, door Liechtenstein georganiseerde, ministeriële bijeenkomst over
het Internationaal Strafhof. Hier zullen de sancties uiteraard besproken worden, en
zal de Minister oproepen tot gezamenlijke steun aan het Hof. Daarnaast zal het Koninkrijk
ook op nationale titel in het Algemeen Debat steun uitspreken voor het Internationaal
Strafhof. Het Koninkrijk heeft samen met 66 andere Verdragspartijen een steunbetuiging
aan het Hof ondertekend, zet zich met andere gelijkgezinde landen actief in bij het
tegengaan van de effecten van de opgelegde sancties, spreekt, zowel in Den Haag als
in Washington, de Verenigde Staten bilateraal hierop aan en roept het op tot het intrekken
van de maatregelen.
Accountability
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister hoe het staat met het voornemen
van de Minister, onder andere uiteengezet in een bijeenkomst tijdens de VN-bijeenkomst
van vorig jaar, om ISIS-strijders te berechten in de regio of een nieuw internationaal
tribunaal op te richten?
48. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk pleit in internationaal verband voor de vervolging en berechting van
ISIS-strijders. Daarbij wordt gekeken naar mogelijkheden van nationale berechting,
in Nederland, maar ook in de regio. Zoals aan uw Kamer gemeld, kan de voorkeursoptie
– berechting via het Internationaal Strafhof of anders een speciaal hiervoor opgericht
internationaal tribunaal – niet op voldoende steun rekenen van de VN-Veiligheidsraad.
Het Koninkrijk is daarom samen met 6 Europese partners in dialoog met de Iraakse autoriteiten
over de mogelijkheden voor berechting van Foreign Terrorist Fighters (FTFs) die op dit moment in detentie zitten in Noordoost Syrië. De gebeurtenissen in
Irak, waaronder het aftreden van de Iraakse regering, en de coronapandemie hebben
de gesprekken over dit berechtingsspoor helaas ernstig vertraagd.
Mensenrechten
De leden van de GroenLinks-fractie zich zorgen om de status van het universele en
oneindige karakter van de mensenrechten. «Alternatieve», minder inclusieve, mensenrechten
zijn in opmars, ook vanuit de hoek van onze bondgenoten. Het Verenigd Koninkrijk kondigde
bijvoorbeeld vorige week aan voornemens te zijn zich terug te trekken uit bepaalde
bepalingen van het EVRM. De Verenigde Staten zal een high-level event organiseren
rondom het rapport van de door hen ingestelde Commission on Unalienable Rights, een rapport dat onder andere de Universele Rechten van de Mens ondermijnt, bijvoorbeeld
op het gebied van LHBTIQ-rechten en vrouwenrechten. De leden van de GroenLinks-fractie
vragen de Minister hoe hij deze ontwikkelingen beoordeelt, zowel het rapport als het
terugtrekken van het VK uit delen van het EVRM?
49. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk is bekend met de berichten over de discussie in het Verenigd Koninkrijk
over het EVRM en het rapport van de door Secretary of State Pompeo aangestelde adviescommissie over onvervreemdbare rechten, dat 16 juli jl.
gepubliceerd werd. Het Koninkrijk staat pal voor de universaliteit en naleving van
mensenrechten wereldwijd en streeft naar het behoud en versterking van de instellingen
die dit bevorderen. Het Koninkrijk kan op dit moment niet vooruitlopen op eventuele
beleidsontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk en de VS.
Is de Minister bereid te weigeren deel te nemen aan het high-level event van de Verenigde Staten?
50. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk draagt het Nederlandse mensenrechtenbeleid actief uit; de ministeriële
week van de AVVN biedt hier traditiegetrouw goede gelegenheid toe, zij het dat er
dit jaar door de virtuele opzet minder contacten zullen zijn. Het Koninkrijk heeft
zeer recentelijk een uitnodiging ontvangen van de door de VS georganiseerde bijeenkomst
en marge van de AVVN en zal deze in overweging nemen. Elke uitnodiging wordt gewogen
aan de hand van de criteria van relevantie en aansluiting op het Nederlandse beleid.
Tevens vragen de leden van de GroenLinks-fractie waarom de rol van mensenrechtenverdedigers
niet specifiek aan bod komt in de inzet van Nederland?
51. Antwoord van het kabinet:
Het beschermen van mensenrechtenverdedigers is een integraal onderdeel van het mensenrechtenbeleid
van het Koninkrijk en één van de zes mensenrechten-prioriteiten. In de VN-Mensenrechtenraad
maar ook in de AVVN zet Het Koninkrijk in op spreektijd voor en betekenisvolle deelname
van (vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers, onder andere door het organiseren van
virtuele bijeenkomsten voor het maatschappelijk middenveld (zie ook vraag 53). Daarnaast
geeft het Koninkrijk samen met de Benelux-partners regelmatig scherpe verklaringen
af ter veroordeling van represailles tegen mensenrechtenverdedigers en het maatschappelijk
middenveld als gevolg van hun betrokkenheid bij de VN. In de afgelopen maanden werd
zo de zorgelijke situatie voor mensenrechtenverdedigers in o.a. Saoedi-Arabië, Bahrein,
Burundi, Wit-Rusland, Cuba, Venezuela en China belicht. Het Koninkrijk doet tevens
consistent aanbevelingen voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers in de Universal
Periodic Review (UPR), zoals recent in de UPR’s van Egypte, Kazachstan, Koeweit, Turkije
en Armenië.
Is de Minister zich bewust van het feit dat mensenrechtenverdedigers en landrechtactivisten
in toenemende mate onder druk worden gezet, en dat de coronapandemie het niet makkelijker
voor ze heeft gemaakt, zo vragen zij?
52. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk is zich bewust dat mensenrechtenverdedigers en landrechtenactivisten
in toenemende mate onder druk staan tijdens de corona-pandemie. COVID-19-maatregelen
hebben wereldwijd een negatief effect op civic space en de mensenrechten, vooral wat betreft de vrijheid van meningsuiting en vrijheid
van vergadering, de mogelijkheid om regeringen ter verantwoording te roepen voor hun
handelen, en de houding ten opzichte van maatschappelijke organisaties, activisten
en mensenrechtenverdedigers. Het Koninkrijk wijst in meerdere gremia op de noodzaak
dat buitengewone maatregelen in de strijd tegen COVID-19 een wettelijke basis moeten
hebben, proportioneel, tijdelijk, non-discriminatoir en absoluut noodzakelijk moeten
zijn. Het Koninkrijk blijft met haar partners nauwgezet de gevolgen van Covid-19 voor
het maatschappelijk middenveld wereldwijd kritisch volgen.
Zij vernemen van verscheidene organisaties dat het maatschappelijk middenveld als
geheel, als gevolg van de coronacrisis, steeds minder toegang krijgt tot belangrijke
beleidsprocessen, waaronder die bij de VN. Deelt de Minister de mening dat de toegang
van het maatschappelijk middenveld tot VN-instellingen zoals de AVVN, essentieel is
voor het waarborgen van mensenrechten op internationaal niveau? Is de Minister bereid
zich in te zetten voor toegang van het maatschappelijk middenveld tot de AVVN, zij
het, met het oog op de coronacrisis, in andere, doch evenwel invloedrijke, vorm?
53. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt deze mening en zet zich te allen tijde in voor betekenisvolle deelname
van maatschappelijke organisaties op nationaal en internationaal niveau. Sinds de
corona-pandemie roept het Koninkrijk, met gelijkgestemden, in VN-verband nadrukkelijk
op tot toegang van en adequate informatievoorziening voor maatschappelijke organisaties.
Mede door inzet van het Koninkrijk is de spreektijd van maatschappelijke organisaties
in de huidige hybride vorm van de Mensenrechtenraad behouden gebleven en worden maatschappelijke
organisaties beter geïnformeerd over de aangepaste modaliteiten van de AVVN. Het Koninkrijk
organiseert daarnaast (virtuele) bijeenkomsten en marge van de Mensenrechtenraad en
AVVN gezien het belang van de voortdurende betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld.
Vrouwenrechten en gendergelijkheid
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd om in de inzet van de Minister veel
aandacht te zien voor vrouwenrechten en gendergelijkheid. Toch merken zij op dat de
impact van COVID-19 op vrouwenrechten niet genoemd wordt in de inzet, ondanks het
feit dat veelvuldig onderzoek heeft uitgewezen dat vrouwen wereldwijd harder getroffen
worden door de coronacrisis dan mannen. Deelt de Minister de mening van de leden van
de GroenLinks-fractie dat het, juist in het kader van Building Back Better, belangrijk is dat de wereldgemeenschap nu probeert alle systematische ongelijkheden
aan te kaarten en te agenderen, opdat de heropbouw kan proberen deze ongelijkheden
weg te nemen?
54. Antwoord van het kabinet:
Ja, het kabinet deelt deze mening. Bij Building Back Better staat het vergroten van de weerbaarheid van mensen, samenlevingen en economieën centraal.
Het gaat ook om het aanpakken van ongelijkheid en inzet op lokale veerkracht. De steunpakketten
en maatregelen voor herstel zijn een unieke kans om in te zetten op duurzame, inclusieve
en toekomstgerichte samenlevingen. Voor Nederland zijn de SDG’s het kompas uit de
crisis omdat zij ongelijkheid in al haar facetten adresseren. Conform de BHOS-nota
«Investeren in Perspectief» zet het kabinet daarom in op het aankaarten en verkleinen
van ongelijkheden en specifiek op goede borging van gendergelijkheid en SRGR in de
multilaterale COVID-19 respons. Nederland heeft in dit kader actief bijgedragen aan
het veiligstellen van deze thema’s in de COVID-19 responsresolutie van de AVVN en
in het toetsingskader van het UN COVID-19 Response and Recovery Multi-Partner Trust Fund.
Is de Minister bereid de rol van vrouwen in de coronacrisis tijdens de AVVN in de
Nederlandse inzet te agenderen, zo vragen zij?
55. Antwoord van het kabinet:
Ja, dat gebeurt ook al. Het Koninkrijk pleit binnen de Verenigde Naties voor een sterk
genderperspectief in de coronarespons van de VN (zoals bovengenoemd succesvol pleidooi
voor verankering van een genderperspectief in het beoordelingskader van het UN COVID-19 Response and Recovery Multi-Donor Trust Fund). Daarnaast zet Het Koninkrijk in de AVVN in het kader van de COVID-19 responsresolutie
(«Omnibusresolutie») actief in op borging van gender en SRGR in de VN-brede respons.
Zoals aangegeven in de Kamerbrief met de inzet van het Koninkrijk van 14 september
jl., wordt er tijdens de AVVN in de vorm van een virtuele top op 1 oktober 2020 stilgestaan
bij het 25-jarig jubileum van de Beijing Declaration and Platform of Action. Minister Kaag zal de Nederlandse bijdrage leveren via een videoboodschap. Hierin
wordt aandacht gevraagd voor gendergelijkheid, vrouwenrechten en inclusiviteit. Om
de uitvoering van deze agenda te versnellen leidt het Koninkrijk samen met Canada
en internationale organisaties de Beijing+25 actiecoalitie: Investing in Feminist Movements and Leadership.
Daarnaast vragen deze leden met betrekking tot de gelijke rechten van LHBTIQ-personen
of de Minister bereid is om het belang van de onafhankelijke VN Sexual Orientation and Gender Identity-expert nogmaals te benadrukken en zich in te zetten om meer landen te betrekken bij
de door Nederland en Uruguay opgestarte Equal Rights Coalition?
56. Antwoord van het kabinet:
Het bevorderen van gelijke rechten van LHBTI’s wereldwijd is een speerpunt van het
mensenrechtenbeleid van het Koninkrijk. Het Koninkrijk heeft om die reden in 2019
gepleit voor verlenging van het mandaat van de onafhankelijk expert op het gebied
van seksuele oriëntatie en genderidentiteit (SOGI). Tijdens de aankomende zitting
van de Derde Commissie van de AVVN vindt een interactieve dialoog plaats met de onafhankelijke
expert SOGI. Daar zal Het Koninkrijk een nationale verklaring afgeven waarin het belang
van- en steun voor het mandaat van de expert nogmaals wordt benadrukt. Ook zal het
Koninkrijk de verklaring van de EU op dit terrein ondersteunen. Het Koninkrijk blijft
zich onverkort inspannen voor gelijke rechten van LHBTI’s met de Equal Rights Coalition (42 landen) en de UN LGBTI Core Group (31 landen), waarvan het Koninkrijk covoorzitter is. Als actief lid van deze coalities
zet het Koninkrijk zich onder meer in om deze samenwerkingsverbanden te verbreden,
waarbij het belang van geografische spreiding in het oog wordt gehouden. In dat opzicht
juicht het Koninkrijk de recente toetreding van Nepal en IJsland tot de UN LGBTI Core Group van harte toe.
Klimaat en biodiversiteit
De leden van de GroenLinks-fractie moedigen het voornemen van de Minister, om op een
inclusieve en groene manier te herstellen van de COVID-19 pandemie, aan. Tegelijkertijd
zijn zij sceptisch over de inzet van het Koninkrijk. Zij vragen de Minister hoe hij
verwacht op geloofwaardige wijze andere landen te overtuigen zich te houden aan de
doelstellingen uit het Parijsakkoord, wanneer het eigen nationale klimaatakkoord flink
tekortschiet, Nederland naar verwachting van het Planbureau voor de Leefomgeving nog
steeds de benodigde 49% CO2-reductie niet zal halen en Nederland ook in EU-verband tot een van de slechtst presterende
landen behoort wat betreft het opwekken van hernieuwbare energie?
57. Antwoord van het kabinet:
Om welvaart en welzijn wereldwijd te bevorderen is een duurzaam en inclusief groeiende
economie nodig, waarbij de Duurzame Ontwikkelingsdoelen en de klimaatdoelen uit de
Overeenkomst van Parijs de richting aangeven. Dit blijkt ook uit analyses van onder
andere de Verenigde Naties, het Internationaal Energie Agentschap en het Internationale
Monetaire Fonds en de ervaringen met groene en inclusieve herstel strategieën na de
financiële crisis van 2008. Het kabinetsbeleid, zoals verankerd in onder andere de
klimaatwet en het klimaatakkoord, en het Europese beleid, vormgegeven in onder andere
de Green Deal, richten zich ook op het behalen van deze doelen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister waarom, ondanks het begrip dat
zij hebben voor de bijzondere rol die Nederland speelt in het agenderen van klimaatadaptatie
wegens onze bijzondere expertise in dit onderwerp, het element van klimaatmitigatie
volledig mist in de inzet voor de AVVN?
58. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zet zich, onder andere via klimaatdiplomatie, actief in om andere landen
te stimuleren hun aandeel te leveren aan de realisatie van alle doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, waaronder ook mitigatie. Dit gebeurt
ook tijdens de AVVN.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat eerder deze maand, bij een stemming in
de AVVN, een resolutie over de wereldwijde bestrijding van het coronavirus met overweldigende
stemmen is aangenomen. Enkel de VS en Israël hebben tegen gestemd. Deze leden vernemen
van de Minister graag waarom deze twee landen tegen de resolutie hebben gestemd.
59. Antwoord van het kabinet:
De VS gaf in zijn stemverklaring aan dat het niet kon instemmen met de resolutie,
onder andere vanwege verschillende verwijzingen naar de WHO en seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten. De VS maakte ook bezwaar tegen de paragraaf over sanctiebeleid.
De VS gaf daarnaast aan dat de verwijzingen naar mensenrechtenverdedigers en VR-Resolutie
1325 (Women Peace and Security) niet sterk genoeg waren. Israël motiveerde de tegenstem
enkel met een verwijzing naar dezelfde paragraaf over sanctiebeleid.
De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat de EU zich heeft onthouden bij
stemming over een amendement, ingediend door Cuba, over unilaterale sancties die niet
in lijn met het internationaal recht of het VN-Handvest zouden zijn. Kan de Minister
dit toelichten? Deelt de Minister de zorgen van de SP-leden dat unilaterale sancties
steevast ook de bevolking van een land treffen en dat de geregeld in sancties opgenomen
humanitaire uitzonderingsbepalingen hier doorgaans een onvoldoende antwoord op zijn?
Had Nederland het amendement van Cuba niet beter kunnen steunen, zeker in tijden van
corona, waardoor samenlevingen al zo hard getroffen worden?
60. Antwoord van het kabinet:
Tijdens de stemming over de COVID-19 omnibus resolutie in de AVVN op 11 september
jl. hebben de EU landen zich inderdaad onthouden van stemmen op het tekstvoorstel
waar naar wordt verwezen. Het amendement was ingediend door Cuba en andere landen.
Deze landen voeren al langer campagne tegen zogenaamde «unilateral coercive measures». Dit gaat om sancties die niet zijn ingesteld in VN-verband; dat betekent niet automatisch
dat dergelijke sancties niet in lijn zijn met internationaal recht. Deze landen gaan
voorbij aan
het feit dat EU-sancties altijd in lijn zijn met internationaal (humanitair) recht
en zijn ingericht om negatieve humanitaire gevolgen te minimaliseren. In algemene
zin heeft de EU reeds laten weten (het meest recent op 3 april jl.)6
dat sancties niet in de weg mogen staan van humanitaire hulpverlening, in het algemeen
dan wel in het kader van COVID-19. Juist vanwege het belang van de voortzetting van
humanitaire hulp kennen de meeste EU- en VN-sanctieregimes uitzonderingen en ontheffingsgronden
voor humanitaire doeleinden. De EU heeft daarnaast als beleid dat sancties zo gericht
mogelijk moeten zijn op specifieke personen, entiteiten en organisaties verantwoordelijk
voor schendingen van het internationaal recht en/of ernstige mensenrechtenschendingen.
De leden van de SP-fractie hebben de afgelopen jaren geregeld aandacht gevraagd voor
het omvangrijke Israëlische geweld tegen demonstranten in Gaza in 2018, waarbij zo’n
200 doden en duizenden gewonden vielen. Vanuit allerlei hoeken is dit disproportionele
geweld veroordeeld, maar de Minister wilde niet tot zo’n veroordeling overgaan. Het
moest eerst door Israël zelf onderzocht worden. Aan dat onderzoek stelde de Minister
een aantal eisen, namelijk dat het onafhankelijk, onpartijdig, prompt en gedegen zou
zijn. Nu, twee jaar later, moet vastgesteld worden dat aan die eisen niet is voldaan.
Kan de Minister hierop reageren? Is de Minister bereid deze Israëlische onwil tot
het doen van serieus onderzoek te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
61. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk begrijpt de zorg dat de onderzoeken lang duren en het is zeer te betreuren
dat burgers die gewond zijn geraakt en nabestaanden daardoor lang moeten wachten op
uitsluitsel. Het Koninkrijk volgt de voortgang van de onderzoeken nauwlettend en blijft
bij Israël aandringen op transparant en gedegen onderzoek, zoals onder meer gedaan
bij het kennismakingsgesprek van Minister Blok met de Israëlische Minister van Buitenlandse
Zaken Ashkenazi. (zie ook de antwoorden op Kamervragen van het lid Karabulut, d.d.
19 juni jl., Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3225). Het Koninkrijk heeft ook in de Kamerbrief van 13 maart 2019 (Kamerstuk 23 432, nr. 473) aangegeven dat de lange duur van de lopende onderzoeken vragen oproept over welke
bescherming en preventieve werking om andere slachtoffers te voorkomen hiervan uitgaat,
maar wil pas oordelen over de onderzoeken en de Israëlische reactie daarop als deze
zijn afgerond.
De enige militairen die voor het geweld tegen Gaza zijn bestraft, kwamen er met een
korte taakstraf vanaf. De leden van de SP-fractie vragen hoe het mogelijk is dat Israël
nog altijd niet serieus werk maakt van vervolging van daders. Wil de Minister in de
AVVN, samen met gelijkgestemde landen, naar manieren zoeken om diplomatieke druk richting
Israël op te bouwen opdat alsnog de vele verantwoordelijken voor de massaslachting
in Gaza worden vervolgd? Zo nee, waarom niet?
62. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk is van mening dat er binnen de VN sprake is van disproportionele aandacht
voor Israël en is geen voorstander van een apart initiatief in de AVVN. De gebeurtenissen
rond de protesten zijn uitvoerig onderzocht door de door de VN ingestelde onderzoekscommissie,
die in maart 2019 diens rapport publiceerde (zie ook de kabinetsreactie hierop, d.d.
13 maart 2019 (Kamerstuk 23 432, nr. 473) en komen ook terug in jaarlijkse resoluties in de AVVN. Het Koninkrijk zal bilateraal
deze kwestie blijven aankaarten.
Nog steeds betreffende Gaza vragen de leden van de SP-fractie aandacht voor de verspreiding
van het coronavirus in de kuststrook, dat er de laatste weken steeds harder toe lijkt
te slaan. Dat is op zichzelf al erg genoeg, maar vanwege de illegale Israëlische blokkade
is de gezondheidssituatie in de dichtbevolkte kuststrook abominabel. Wil de Minister
hier in internationaal verband aandacht voor vragen? Wil hij zoeken naar wegen opdat
Israël de blokkade opheft en medische middelen in voldoende mate geïmporteerd kunnen
worden? Biedt de AVVN hier wellicht mogelijkheden toe?
63. Antwoord op vragen van het kabinet:
Het kabinet maakt zich zorgen om de situatie in Gaza en de mogelijke humanitaire impact
van een COVID-19 uitbraak in de reeds bestaande fragiele situatie en dringt bij Israël
erop aan de bestrijding van COVID-19 in Gaza te faciliteren. Nederland en de EU zetten
zich in voor het opheffen van de Israëlische restricties op het verkeer van goederen
en personen naar en uit Gaza, met inachtneming van de Israëlische veiligheidszorgen.
Dit gebeurt met publieke oproepen en in bilaterale contacten. Nederland, de EU en
VN werken daarnaast aan het verbeteren van het verkeer van goederen en materialen
van en naar Gaza, bijvoorbeeld door het Gaza Reconstruction Mechanism, waarmee import van bouwmaterialen en andere potentiële dual-use goederen mogelijk gemaakt wordt, bijvoorbeeld voor de aanleg van een ontziltingsinstallatie
voor schoon drinkwater. Daarnaast bevordert Nederland dit door de donatie van scanners
en door het faciliteren van gesprekken over handelsverkeer tussen vertegenwoordigers
van Israël en de Palestijnse Autoriteit. De VN, onder meer door de diplomatieke inzet
van de VN-Gezant Mladenov en de dienstverlening van UNRWA, speelt een belangrijke
rol bij versterking van de gezondheidszorg in Gaza. Tevens heeft de VN voor de Palestijnse
Gebieden een COVID-19 respons plan opgesteld, wat gesteund wordt door de EU en WHO.
In zijn brief schrijft de Minister dat Nederland, op politiek niveau, samen met andere
Europese landen, het pleidooi van de secretaris-generaal van de VN steunt voor een
wereldwijd staakt-het-vuren in het licht van de verspreiding van het coronavirus.
De leden van de SP-fractie steunen dit natuurlijk van harte. Kan de Minister ingaan
op het verzet vanuit een aantal landen tegen de inspanningen van de VN op dit punt,
bijvoorbeeld vanuit de VS? Hoe staat het daarmee? Hoe wordt hiertegen opgetreden?
64. Antwoord van het kabinet:
De oproep van de Secretaris-Generaal voor een wereldwijd staakt-het-vuren wordt door
breed door de VN-lidstaten gesteund. Op 11 september is dit vastgelegd in de zogenaamde
omnibus-resolutie van de AVVN over de reactie op de COVID-19 crisis. Zo is ook op
1 juli jl. in de Veiligheidsraad, na maanden onderhandelen, een resolutie aangenomen
die deze oproep steunt. In die zin kan er niet worden gesproken van verzet. De Verenigde
Staten heeft inderdaad in een verklaring na aanname van die resolutie aangegeven het
wereldwijd staakt-het-vuren te steunen, behalve waar het gaat om de strijd tegen terrorisme.
De resolutie geeft in paragraaf 3 reeds expliciet aan dat het staakt-het-vuren niet
geldt voor «the Islamic State in Iraq and the Levant (ISIL, also known as Da’esh),
Al Qaeda and Al Nusra Front (ANF), and all other individuals, groups, undertakings
and entities associated with Al Qaeda or ISIL, and other terrorist groups, which have
been designated by the Security Council». Het is aan de Veiligheidsraad om toe te
zien op de naleving.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister in te gaan op initiatieven tot nucleaire
ontwapening die tijdens de 75e sessie van de Algemene Vergadering van de VN mogelijk aan bod zullen komen. In een
wereld met rap oplopende spanningen tussen kernmachten is ontwapening een cruciale
opgave. Kan een overzicht gegeven worden van de voorstellen die in omloop zijn of
welke verwacht worden? Is de Minister bereid welwillend naar dergelijke voorstellen
te kijken?
65. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk is van mening dat elk initiatief met als doel een kernwapenvrije wereld
onze aandacht en inzet verdient. Om deze reden neemt het Koninkrijk deel aan een breed
scala aan formele en informele overlegstructuren, fora en gremia. De onderwerpen en
voorstellen die hier behandeld worden kunnen ook tijdens de 75ste sessie van de AVVN verwacht worden.
Zo is het Koninkrijk co-voorzitter van het Creating an Environment for Nuclear Disarmament, waarin er op open en informele wijze wordt gesproken met grote internationale spelers
over kernwapens. Ook vervult het Koninkrijk een actieve rol in het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI). Het NPDI is een groep van twaalf landen waarmee het Koninkrijk samenwerkt
op het gebied van nucleaire ontwapening en non-proliferatie. Het NPDI zet onder andere
in op vergrote transparantie door kernwapenstaten, en is de enige groep die op regelmatige
basis overlegt met de P5. Daarnaast zet het Koninkrijk zich in voor de verificatie
van nucleaire ontwapening via het International Partnership voor Nuclear Disarmament Verification. Ook het kernstopverdrag heeft de onverminderde aandacht van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken.
Vanwege de cruciale rol van het NPV als het gaat om nucleaire ontwapening en non-proliferatie
staat de implementatie en versterking van dit verdrag centraal voor het Koninkrijk.
Als vicevoorzitter van de vijfjaarlijkse Toetsingsconferentie investeert Nederland
in het behoud en versterken van het NPV. Tijdens de PrepCom (2017) is het gelukt om
de noodzakelijke procedurele besluiten te nemen, maar ook om sterke inhoudelijke uitkomstdocumenten
te produceren met daarin onder andere een breed scala aan ontwapeningsverplichtingen.
Zo is een eerste basis gelegd voor een goede uitkomst. Prioriteiten zijn o.a. de onderhandelingen
betreffende het FMCT, CTBT, ontwapeningsverificatie, het verlagen van nucleaire risico’s
en andere vertrouwenwekkende maatregelen, transparantie, kennisopbouw, de verlenging
van het New Start verdrag, de ontwikkeling van safeguards en opkomende technologieën, en het vreedzaam gebruik van kernenergie. Daarnaast heeft
het Koninkrijk nieuwe werkmethoden voor het NPV geïntroduceerd, inclusief een programma
van regionale consultaties, die de transparantie, inclusiviteit en efficiëntie van
NPV-bijeenkomsten hebben verhoogd. Het Koninkrijk zal zich blijven inzetten voor het
vergroten van de effectiviteit van het NPV-proces om zo de kans op een succesvolle
uitkomst in 2020 te vergroten.
Is Nederland bereid het goede voorbeeld te geven door het VN-kernwapenverbod te ondertekenen?
66. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk heeft actief deelgenomen aan de onderhandelingen over het TPNW (Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons) omdat elk initiatief met als doel een kernwapenvrije wereld onze aandacht en inzet
verdient. Ondanks inspanningen van het Koninkrijk kwam de uiteindelijke tekst niet
voldoende tegemoet aan voor het Koninkrijk belangrijke punten, die zijn omschreven
in de Kamerbrief in oktober 2016 (Kamerstuk 33 783, nr. 23). Het Koninkrijk kan het TPNW niet ondertekenen, aangezien het verdrag riskeert het
Non-proliferatieverdrag (NPV) of andere belangrijke instrumenten zoals het Kernstopverdrag
(CTBT) te ondermijnen.
Het Koninkrijk acht daarnaast de kans dat het kernwapenverbod zeker op korte termijn
enig effect zal sorteren nihil, aangezien het niet verifieerbaar is en geen enkel
kernwapen bezittend land het verdrag steunt. Het Koninkrijk richt zich daarom liever
op andere instrumenten, zoals het NPV, ontwapeningsverificatie en het Splijtstofstopverdrag,
en blijft het doel van een wereld zonder kernwapens («Global Zero») steunen, zoals
dat ook in het regeerakkoord staat aangegeven.
Tot slot kan Nederland het kernwapenverbod niet ondertekenen omdat het huidige verdrag
niet verenigbaar is met ons NAVO-lidmaatschap. Nederland is lid van het NAVO-bondgenootschap,
waarvan het voor de nationale veiligheid afhankelijk is. Het standpunt dat lidmaatschap
van een nucleair bondgenootschap niet kan worden gerijmd, in praktische noch in juridische
zin, met een verbod op kernwapens wordt gedeeld door de NAVO zelf en de NAVO-bondgenoten.
Dat komt onder andere doordat het NAVO-lidmaatschap niet los te koppelen valt van
het NAVO-beleid van nucleaire afschrikking: NAVO-bondgenoten dragen bij aan nuclear burdensharing ongeacht de vraag of zij kernwapens op het grondgebied hebben gestationeerd of de
nationale wetgeving daaromtrent.
De leden van de SP-fractie geven ook aan graag door de Minister geïnformeerd te worden
over de resoluties waarover in de Algemene Vergadering van de VN uiteindelijk gestemd
gaat worden, in december. Is de Minister bereid te zijner tijd, enige tijd voor stemming
in de VN, een dergelijk overzicht naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
67. Antwoord van het kabinet:
Conform vast beleid zal het Koninkrijk achteraf verantwoording afleggen over het stemgedrag,
dat gebaseerd is op de lijnen als neergelegd in de jaarlijkse Kamerbrief met inzet
van het Koninkrijk in de AVVN en de beantwoording van de vragen in dit Schriftelijk
Overleg. De onderhandelingen over resoluties zijn vaak vertrouwelijk en resolutieteksten
niet publiek toegankelijk op het moment dat er over onderhandeld wordt in werkcommissies.
Tenslotte vragen De leden van de SP-fractie opnieuw aandacht voor de oorlog in Jemen,
waar al jaren wordt gevochten, met honderdduizenden doden en miljoenen vluchtelingen
tot gevolg. Saudi-Arabië is verantwoordelijk voor de meeste doden en oorlogsmisdaden
in Jemen, maar maatregelen tegen deze olierijke westerse bondgenoot zijn nooit genomen.
Deze leden vinden dit onbegrijpelijk en hypocriet. Zij dringen er nogmaals bij de
Minister op aan dat wordt gewerkt aan gerichte sancties tegen oorlogsmisdadigers in
Saudi-Arabië. Kan de Minister hierop reageren?
68. Antwoord van het kabinet:
Sinds het uitbreken van het conflict in Jemen volgt het kabinet de rol van Saoedi-Arabië
in dit conflict kritisch. Het Koninkrijk roept in bilaterale gesprekken op tot een
politieke oplossing, tot ondersteuning van het vredesproces onder leiding van de VN-gezant
Griffiths en naleving van humanitair oorlogsrecht. Tijdens het bezoek van de Minister
van Buitenlandse Zaken aan Saoedi-Arabië op 19 en 20 februari 2020 is opnieuw duidelijk
aandacht gevraagd voor de schrijnende humanitaire situatie. Voor het instellen van
sancties is internationaal brede politieke overeenstemming nodig. Dit is voor gerichte
sancties tegen individuen in Saoedi-Arabië op dit moment niet het geval.
In zijn brief schrijft de Minister dat Nederland bij de 75e Algemene Vergadering van de VN met bondgenoten een verder vervolg wil geven aan Veiligheidsraadresolutie
2417 over conflict en honger, waarin uithongering van de burgerbevolking als methode
van oorlogvoering wordt veroordeeld. De SP-leden vragen of deze resolutie wellicht
een mogelijkheid tot maatregelen tegen Saudi-Arabië biedt, aangezien dat land honger
inzet als oorlogswapen in Jemen. Wil de Minister in VN-verband op zoek gaan naar steun
voor maatregelen tegen Saudi-Arabië via resolutie 2417?
69. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk is al lange tijd een prominent pleitbezorger in de strijd tegen honger
als gevolg van conflict. Om die reden heeft het Koninkrijk in 2018 tijdens het lidmaatschap
van de VN-Veiligheidsraad gepleit voor praktische oplossingen en instrumenten met
een reële impact op dit terrein, met als resultaat de aanname van resolutie 2417 over
conflict en honger. Tijdens het schrijven van deze brief spreekt de Veiligheidsraad
in het kader van deze resolutie over de praktijk van opzettelijke uithongering in
een viertal landen, waaronder Jemen. Enerzijds laat dit zien dat leden van de Veiligheidsraad
begaan zijn met het onder de aandacht brengen van dit probleem, anderzijds dat het
probleem nog steeds aandacht behoeft. Voor en achter de schermen werkt het Koninkrijk
echter actief aan de verdere implementatie van resolutie 2417. Hierbij zet het Koninkrijk
zich met gelijkgezinde landen in om partijen die zich strafbaar maken aan bewuste
uithongering verantwoordelijk te houden. Het verzamelen van data voor rechtsvervolging,
maar ook het bouwen van draagvlak is daarbij van cruciaal belang. Daarvoor werken
we samen met het WFP, maar ook met organisaties als Global Rights Compliance die door adequate dataverzameling en juridische expertise helpen om verantwoording
dichterbij te brengen.
Zoals bekend is Jemen op dit moment een van de grootste humanitaire crises ter wereld.
Tegelijk is er een enorm financieringstekort om de ellende in het land aan te pakken.
Mensenrechtenorganisaties wijzen erop dat voor het jaar 2020 slechts 30 procent van
de door de VN gevraagde financiële middelen is ontvangen, waardoor allerlei hulp niet
geboden kan worden. Kan de Minister dit percentage bevestigen?
70. Antwoord van het kabinet:
Op dit moment is 31,1% van de benodigde financiering voor het door de VN gepubliceerde
humanitaire responsplan voor Jemen ontvangen.
Wil de Minister tijdens de Algemene Vergadering van de VN-landen oproepen om meer
te doen om de grote nood in Jemen te ledigen, eventueel door ook zelf meer bij te
dragen?
71. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk zet zich onverminderd in voor de humanitaire situatie in Jemen en roept
andere VN-landen op om ook financieel bij te dragen. Indien gedurende het jaar additionele
middelen op de Rijksbegroting vrijvallen voor noodhulp zal in het licht van de noden
wereldwijd worden bezien of een additionele bijdrage aan de crisis in Jemen kan worden
gegeven. Zie tevens het antwoord op vraag 21.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
Versterken multilaterale samenwerking
De leden van de PvdA-fractie kunnen onderschrijven dat voor de aanpak van deze grote,
complexe en wereldwijde crisis effectieve multilaterale samenwerking noodzakelijk
is. Daarvoor is het ook nodig dat grootmachten (en tevens lid van de VN Veiligheidsraad)
VS en China actieve multilaterale betrokkenheid laten zien. Naast de negatieve impact
die groeiende internationale spanningen hebben op het multilaterale stelsel, welke
rol speelt hierbij de vele sleutelfuncties die China de afgelopen jaren heeft weten
te bemachtigen in de VN-organisatie? Heeft de Minister zicht op de effecten van deze
manier van politiek bedrijven door China? Welke rol speelt dit in het streven naar
een effectief werkende multilaterale orde die de Minister voor ogen staat? Wat zijn
de concrete voorstelen voor het bereiken van een effectieve(re) multilaterale samenwerking?
72. Antwoord van het kabinet:
Een effectief functionerend multilateraal systeem is in het belang van het Koninkrijk.
Het kabinet onderschrijft de noodzaak van actieve en constructieve multilaterale betrokkenheid
van grootmachten als de VS en China. Het Koninkrijk hecht veel belang aan nauwe samenwerking
met de VS om multilaterale organisaties te hervormen en te versterken en roept de
VS ook op om geëngageerd te blijven bij het multilaterale stelsel. De groeiende invloed
van China en de invulling van hoge posities door Chinese staatsburgers is o.a. een
weerslag van de verdere (economische) groei die China de afgelopen jaren heeft doorgemaakt.
Het Koninkrijk ziet echter dat China bewust zijn invloed uitbreidt en er mogelijk
intenties en belangen spelen die de multilaterale samenwerking schaden. Het kabinet
zoekt waar relevant de samenwerking met China op multilateraal gebied, bijvoorbeeld op het gebied van SDG’s. Op IMVO-gebied wordt door samenwerking op het
bevorderen van responsible business conduct (RBC) volgens OESO-normen mede ingezet op verbetering van de situatie in China zelf.
Ook treedt het kabinet actief op om belangen van het Koninkrijk te beschermen. Een
voorbeeld daarvan is het weren van ongewenst Chinees taalgebruik (dat bijv. de mensenrechten
afzwakt) uit VN-teksten. Om effectievere multilaterale samenwerking te bereiken ondersteunt
het Koninkrijk onder andere de VN-hervormingen die zijn ingezet door de SGVN en een
betere integratie van de drie pijlers van de VN (bevorderen duurzame ontwikkeling,
mensenrechten en vrede & veiligheid).
De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze Nederland deelneemt aan de Alliantie
voor Multilateralisme, welke dossier naast de multilaterale aanpak van de COVID-19
crisis zijn onderwerp van gesprek in de Alliantie voor Multilateralisme? Hoe zien
die diplomatieke contacten met een aantal gelijkgezinde landen eruit en wat is in
deze context de definitie van gelijkgezinde landen? Doet de Alliantie voor Multilaterisme
ook gezamenlijke voorstellen en zo ja, hoeveel voorstellen zijn er al geweest en welke
waren dat? En is dit naast of aanvullend op de samenwerking met EU-lidstaten? En is
het juist dat er dus geen gezamenlijke EU inzet is maar het hier gaat om samenwerking
met een aantal andere lidstaten van de EU? En welke lidstaten zijn dat dan?
73. Antwoord van het kabinet:
De door Duitsland en Frankrijk geleide Alliantie voor Multilateralisme is een informeel
netwerk van Ministers van Buitenlandse Zaken van meer dan zestig landen van alle continenten
die waarde hechten aan een effectieve multilaterale aanpak van wereldwijde problemen.7 Tijdens de virtuele bijeenkomst van de Alliantie en marge van de AVVN op 25 september
aanstaande zal, naast COVID-19 en Building Back Better, gesproken worden over cyber, gezondheid, gender en klimaat. Het is een nuttig platform
om bredere steun van landen te verwerven voor specifieke initiatieven en multilateralisme
in het algemeen, die vervolgens in met name de VN-fora wordt ingebracht. Er worden
ook Alliantie-bijeenkomsten over specifieke thema’s georganiseerd, zoals een bijeenkomst
over cyber security tijdens het Paris Peace Forum in november 2019 en een bijeenkomst over versterking van internationaal humanitair
recht en marge van de VN Mensenrechtenraad in februari jl. In april en juni jl. vonden
twee virtuele bijeenkomsten plaats over de multilaterale COVID-19 respons, zie daarvoor
ook de verklaring die door het kabinet is onderschreven.8 De doelstellingen van de Alliantie worden ook onderstreept door de EU, zoals vastgelegd
in de Raadsconclusies van 17 juni 20199 over het belang van multilateralisme. De Alliantie is dan ook complementair aan datgene
dat de EU en haar lidstaten doen op individuele basis.
Het bevorderen van vrede, veiligheid en recht
De leden van de PvdA-fractie onderschrijven dat het bevorderen van vrede, veiligheid
en recht een rode draad blijft bij de inzet binnen de VN evenals de noodzaak om te
komen tot initiatieven ter hervorming en verbetering van de effectiviteit van VN-vredesmissies.
Deze leden vragen wel hoe het zich op een constructieve manier meewerken aan oplossingen
die het gemeenschappelijk belang dienen verhoudt met de rol van Rusland en China in
de VN Veiligheidsraad. Hoe oordeelt de Minister over de huidige effectiviteit van
de VN en in het bijzonder de VN Veiligheidsraad en in het bijzonder als het gaat om
VN-vredesmissies, VN-resoluties of de rol van VN-missies bij het beschermen van de
burgerbevolking? Deze leden zien in een aantal landen dat de burgers daar die bescherming
van de VN goed zouden kunnen gebruiken en het niet krijgen omdat hierover geen overeenstemming
is in de VN Veiligheidsraad of omdat deze burgers zich bevinden in landen die lid
zijn van de VN Veiligheidsraad of landen die daar een zeer sterke band mee hebben.
Is dat een van de verbeterpunten wat Nederland betreft? In hoeverre voorkomt besluitvorming
bij unanimiteit dat er dergelijke VN-missies gestart kunnen worden of resoluties over
mensenrechtenschendingen aangenomen worden?
74. Antwoord van het kabinet:
Geopolitieke spanningen beïnvloeden het werk in de VNVR en het stemgedrag in de VN
wordt mede beïnvloed door nationale belangen. In de VNVR geldt dit ook voor de opstelling
van landen met een vetorecht, zoals Rusland en China. Er zijn campagnes gaande om
deze politieke realiteit te verzachten. Zo steunt het Koninkrijk een oproep aan de
permanente leden van de VNVR om niet met een veto besluitvorming van de VNVR te blokkeren
in gevallen van massale wreedheden en grootschalige mensenrechtenschendingen.
Het Koninkrijk spant zich in voor een betere bescherming van burgers in conflict en
een grotere efficiëntie en effectiviteit van vredesmissies. Naast de inzet in de context
van het «Action for Peacekeeping» initiatief van SGVN, is het Koninkrijk met Rwanda en de VS trekker van de «Kigali Principles on the Protection of Civilians» en trekt het nauw op met gelijkgestemde partners in coalities zoals de «Group of Friends of the Protection of Civilians». Samen met Pakistan organiseert het Koninkrijk in aanloop naar de Peacekeeping Ministerial in april 2021, een conferentie waar de effectieve bescherming van de burgerbevolking
op de agenda staat.
Momenteel is er voldoende steun is voor de continuïteit van lopende vredesmissies.
Voor het starten van vredesmissies is geen unanimiteit nodig; voor het aannemen van
resoluties over mensenrechtenschendingen evenmin.
Er gaan ook geluiden dat de bezetting van het toenemende aantal (cruciale) posten
in de VN door onder meer China vertragend of verlammend doorwerken in bepaalde VN-instrumenten.
Hoe ziet de Minister dit? Is dit een van de oorzaken dat de er sprake is van enige
stagnatie in de aanpak van mensenrechtenschendingen?
75. Antwoord van het kabinet:
Door de groeiende invloed van China binnen de VN drukt China een steeds duidelijkere
stempel op het VN-beleid. Op dit moment wordt een viertal leidinggevende functies
van VN-organisaties vervuld door Chinese staatsburgers. Daarnaast is China ook in
de lagere rangen beter vertegenwoordigd dan voorheen.
Hierbij moet wel een onderscheid gemaakt worden tussen posten in het secretariaat
en posities in de sturende organen. Er zijn waarnemers die uitgaan van effecten op
de inhoud van het werk, maar dit is moeilijk na te gaan. Voor zover er al sprake is
van stagnatie bij het aanpakken van mensenrechtenschendingen liggen oorzaken daarvan
eerder op het vlak van de politieke besluitvorming, waar landen vaker hun eigen belangen
laten meewegen. Het kabinet zet zich in om het multilaterale systeem en de belangen
van het Koninkrijk te beschermen door met partners en bij voorkeur in EU-verband actie
te ondernemen om de bescherming van mensenrechten te garanderen en een evenwichtige
positie van China binnen het multilaterale systeem te creëren.
Op het gebied van ontwapening steunen de leden van de PvdA-fractie van harte de besprekingen
binnen de Eerste Commissie van de AVVN over het opstellen van normen en het verbeteren
van de toepassing van bestaande internationale juridische kaders. Is de Minister van
plan om tijdens de AVVN te pleiten voor concrete stappen in de richting van een internationaal
juridisch bindend instrument dat erop toeziet dat altijd sprake is van betekenisvolle
menselijke controle over wapensystemen, die doelen selecteren en aanvallen?
76. Antwoord van het kabinet:
Minister Blok zal daar niet voor pleiten, omdat het kabinet van mening is dat het
huidig internationaal recht hierin al voorziet. Ieder land dat partij is bij het Eerste
Aanvullend Protocol bij de Geneefse Conventies is verplicht om bij het ontwikkelen,
aanschaffen en inzetten van een nieuw wapensysteem, dat systeem te onderwerpen aan
een toetsingsprocedure die erop toeziet dat het wapen ingezet kan worden in overeenstemming
met de bepalingen van het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht.
Deze verplichting vloeit voort uit Artikel 36 van het Eerste Aanvullend Protocol bij
de Geneefse Conventies. Indien een nieuw te ontwikkelen, aan te schaffen of in te
zetten (autonoom) wapensysteem by design niet kan voldoen aan de vereisten van het humanitair oorlogsrecht – waaronder het
onderscheidsbeginsel en proportionaliteitsbeginsel – zal dit systeem de toetsing niet
doorstaan en mag het wapen dus niet in gebruik worden genomen.
Het Koninkrijk zet zich onverminderd in voor de verdere ontwikkeling van de operationele
en normatieve kaders t.a.v. het gebruik van autonome wapensystemen binnen de Group of Governmental Experts on Lethal Autonomous Weapons Systems (LAWS), gemandateerd door de verdragspartijen bij de Convention on Certain Conventional Weapons (CCW).
Dit ook in aansluiting op de aanbevelingen van Agnes Callamard, Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions in haar recente rapport over drones, waarin zij oproept betekenisvolle vooruitgang
te maken om de diverse zorgen aan te kaarten en juridische rechtsprincipes over de
inzet van dodelijk geweld met drones aan te scherpen. Deelt de Minister de noodzaak
van een transparant en multilateraal proces dat bijdraagt aan de ontwikkeling van
robuuste standaarden over het gebruik en export van drones?
77. Antwoord van het kabinet:
Ja, die noodzaak wordt gedeeld. Voor export van onbemande vliegtuigen (UAV’s) gelden
internationale kaders zoals vastgelegd in het Wereldwapenhandelsverdrag (ATT), het
Wassenaar Arrangement (WA), het Missile Technology Control Regime (MTCR). De inzet van drones is gehouden aan het internationaal humanitair oorlogsrecht,
waaronder de principes van proportionaliteit en onderscheid. In aanvulling hierop
blijft het Koninkrijk zich inzetten voor de internationale standaarden voor de export
en het gebruik van bewapende onbemande vliegtuigen, met als doel dat een zo groot
mogelijk aantal landen zich aan deze standaarden verbindt.
Is de Minister verder van plan om een constructieve en progressieve rol op te pakken
in de internationale discussies over een politieke verklaring om burgers beter te
beschermen tegen het gebruik van explosieve wapens in bevolkte gebieden?
78. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk is en blijft actief betrokken bij de internationale discussie over
een politieke verklaring over de inzet van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden
(zie ook antwoord op vraag 24), waarbij het grote aantal burgerslachtoffers als gevolg
van het gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden aan de kaak wordt
gesteld en andere landen oproept om te allen tijde te handelen in overeenstemming
met het humanitair oorlogsrecht.
Deelt de Minister de opvatting dat het een belangrijk is om de eerste stappen te gaan
zetten op weg naar een verklaring die landen committeert om het gebruik van explosieve
wapens met wide area effects te voorkomen in bevolkte gebieden, en dataverzameling en transparantie rondom de
impact op burgers te vergroten?
79. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk signaleert dat er tot op heden geen internationale overeenstemming
is m.b.t. de term wide area effects, wat ook zijn weerslag heeft op de onderhandelingen om tot een politieke verklaring
te komen over dit onderwerp. Het Koninkrijk is daar actief bij betrokken, en zet zich
in voor een politieke verklaring die, ter voorkoming van burgerleed, oproept tot de
eerbiediging van het humanitair oorlogsrecht en de daarin opgenomen beginselen van
proportionaliteit, voorzorg en onderscheid. Voordat een wapen wordt ingezet in een
conflictgebied gaat er een zorgvuldig targeting proces aan vooraf, waarin o.a. deze principes worden meegenomen. Door het oorlogsrecht
zorgvuldig na te leven kan het risico op burgerleed en schade aan gebouwen aanzienlijk
worden verminderd. De politieke verklaring zou zich dan ook primair moeten richten
op betere implementatie en naleving van het oorlogsrecht.
Het Koninkrijk onderschrijft het belang van data-gedreven besluitvorming en daarmee
het belang van dataverzameling. Doordat conflictsituaties vaak onoverzichtelijk zijn,
is het uitdagend om gedetailleerde data te vergaren en uit te splitsen. Het aangaan
van verplichtingen die het Koninkrijk en andere landen realistischer wijze niet kunnen
implementeren zou bij voorbaat afbreuk doen aan de politieke verklaring. Desalniettemin
erkent het Koninkrijk de potentie van data-verzameling en zal het waar mogelijk data
inzetten bij de besluitvorming.
Het Koninkrijk hecht grote waarde aan transparantie omtrent de inzet van explosieven
in dichtbevolkte gebieden. In het belang van de nationale veiligheid is het echter
niet altijd mogelijk om alle informatie rondom militaire inzet te delen. Daar waar
het kan, handelt het Koninkrijk op een zo transparant mogelijke wijze.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat het 75 jaar geleden is dat er voor het
eerst kernwapens werden gebruikt, waarvan de niet discriminatoire effecten nog steeds
merkbaar zijn. Het Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons zal naar verwachting begin 2021 in werking treden, en de 10e Toetsingsconferentie
van het Non-proliferatieverdrag (NPV) zal plaatsvinden. Is de Minister van plan om
in beide fora een positieve en ambitieuze bijdrage te leveren, waaronder het opstellen
van een eigen nationaal actieplan voor een kernwapenvrije wereld?
80. Antwoord van het kabinet:
Voor het Koninkrijk verwijst het begrip «nucleaire ontwapening» zowel naar het doel
van een kernwapenvrije wereld als naar het proces dat uiteindelijk – op een veilige
en stabiele manier – naar dit doel moet leiden. Dat proces behelst bijvoorbeeld het
verkleinen van arsenalen en de ontmanteling van wapens, maar ook pogingen de productie
en ontwikkeling van nieuwe of speciale soorten wapens aan banden te leggen, om de
rol van kernwapens in doctrines te verkleinen, en om omstandigheden te scheppen voor
het komen tot een kernwapenvrije wereld. Nucleaire ontwapening is daarmee een breder
concept dan enkel reducties van aantallen kernwapens. Het Koninkrijk blijft zich,
binnen Bondgenootschappelijke kaders, inzetten voor een kernwapenvrije wereld, zoals
ook omschreven in het GBVS, het regeerakkoord en de Kamerbrief inzake recente activiteiten
nucleaire ontwapening (Kamerstuk 33 783, nr. 35).
Hiertoe neemt het Koninkrijk deel aan een breed scala aan formele en informele overlegstructuren,
fora en gremia. Zo is het Koninkrijk co-voorzitter van het Creating an Environment for Nuclear Disarmament, waarin er op open en informele wijze wordt gesproken met grote internationale spelers
over kernwapens. Ook vervult het Koninkrijk een actieve rol in het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI). Het NPDI is een groep van twaalf landen waarmee het Koninkrijk samenwerkt
op het gebied van nucleaire ontwapening en non-proliferatie. Het NPDI zet onder andere
in op vergrote transparantie door kernwapenstaten, en is de enige groep die op regelmatige
basis overlegt met de P5. Daarnaast zet het Koninkrijk zich in voor de verificatie
van nucleaire ontwapening via het International Partnership for Nuclear Disarmament Verification. Ook het kernstopverdrag heeft de onverminderde aandacht van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken. Zo organiseerde Minister Blok recent een digitale discussie met gelijkgezinden
over het belang van het behoud van het kernstopverdrag.
Vanwege de cruciale rol van het NPV als het gaat om nucleaire ontwapening en non-proliferatie
staat de implementatie en versterking van dit verdrag centraal voor het Koninkrijk.
Als vicevoorzitter van de vijfjaarlijkse Toetsingsconferentie investeert het Koninkrijk
in het behoud en versterken van het NPV. Tijdens de PrepCom (2017) is het gelukt om de noodzakelijke procedurele besluiten te nemen, maar ook
om sterke inhoudelijke uitkomstdocumenten te produceren met daarin onder andere een
breed scala aan ontwapeningsverplichtingen. Zo is een eerste basis gelegd voor een
goede uitkomst. Prioriteiten zijn o.a. de onderhandelingen betreffende het FMCT, CTBT,
ontwapeningsverificatie, het verlagen van nucleaire risico’s en andere vertrouwenwekkende
maatregelen, transparantie, kennisopbouw, de verlenging van het New Start verdrag,
de ontwikkeling van safeguards en opkomende technologieën, het vreedzaam gebruik van kernenergie. Daarnaast heeft
het Koninkrijk nieuwe werkmethoden voor het NPV geïntroduceerd, inclusief een programma
van regionale consultaties, die de transparantie, inclusiviteit en efficiëntie van
NPV-bijeenkomsten hebben verhoogd. Het Koninkrijk zal zich blijven inzetten voor het
vergroten van de effectiviteit van het NPV-proces om zo de kans op een succesvolle
uitkomst in 2020 te vergroten.
Het Koninkrijk heeft actief deelgenomen aan de onderhandelingen over het TPNW (Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons) omdat elk initiatief met als doel een kernwapenvrije wereld onze aandacht en inzet
verdient. Ondanks deze inspanningen kwam de uiteindelijke tekst niet voldoende tegemoet
aan voor het Koninkrijk belangrijke punten, die zijn omschreven in de Kamerbrief in
oktober 2016 (Kamerstuk 33 783, nr. 23). Het Koninkrijk kan het TPNW niet ondertekenen, aangezien het verdrag riskeert het
Non-proliferatieverdrag (NPV) of andere belangrijke instrumenten zoals het Kernstopverdrag
(CTBT) te ondermijnen. Daarnaast de kans dat het kernwapenverbod zeker op korte termijn
enig effect zal sorteren nihil, aangezien het niet verifieerbaar is en geen enkel
kernwapen bezittend land het verdrag steunt. Het Koninkrijk richt zich daarom liever
op andere instrumenten, zoals het NPV, ontwapeningsverificatie en het Splijtstofstopverdrag,
en blijft het doel van een wereld zonder kernwapens («Global Zero») steunen, zoals
dat ook in het regeerakkoord staat aangegeven. Tot slot kan Nederland het kernwapenverbod
niet ondertekenen omdat het huidige verdrag niet verenigbaar is met ons NAVO-lidmaatschap.
Nederland is lid van het NAVO-bondgenootschap, waarvan het voor de nationale veiligheid
afhankelijk is. Het standpunt dat lidmaatschap van een nucleair bondgenootschap niet
kan worden gerijmd, in praktische noch in juridische zin, met een verbod op kernwapens
wordt gedeeld door de NAVO zelf en de NAVO-bondgenoten.
De leden van de PvdA-fractie waarderen de grote aandacht voor gendergelijkheid en
vrouwenrechten in de Nederlandse inzet voor de AVVN ten zeerste en onderschrijven
de opmerking van de Minister dat er in het twintigjarige bestaan van resolutie 1325,
bescheiden vooruitgang is geboekt. De participatie van vrouwen aan vrede- en veiligheidsprocessen
is nog altijd ver onder de maat, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de vredesbesprekingen
tussen de Afghaanse regering en de Taliban, en de bescherming van vrouwen en meisjes
tegen alle vormen geweld, inclusief seksueel geweld, voor, tijdens en na conflict
bijvoorbeeld door het instellen van een special sanctieregime zijn nog onvoldoende
gerealiseerd. De leden van de PvdA-fractie steunen daarom de intentie om met het vierde
Nationaal Actieplan (NAP) bij te dragen aan de implementatie van de 1325-agenda in
Nederland en daarbuiten. Gendersensitief- en coherent overheidsbeleid op alle niveaus,
versterking van de rol en participatie van vrouwen en meisjes in vrede-en veiligheidsprocessen,
preventie van conflict en geweld en de bescherming van de rechten van vrouwen en meisjes;
al deze elementen zijn van groot belang. Welke concrete voorstellen wil de Minister
in het Vierde Nationale Actieplan (NAP) 1325 lanceren? Hoe zal dit NAP gaan bijdragen
aan de implementatie van de 1325-agenda in Nederland en daarbuiten?
81. Antwoord van het kabinet:
Het Vierde Nationale Actieplan (NAP) 1325 voor de periode 2021 tot en met 2025 wordt
opgesteld door verschillende departementen in samenwerking met het maatschappelijk
middenveld. De coördinatie berust bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en WO=MEN,
het Nederlandse genderplatform. In dit vierde NAP wordt uiteraard aangegeven welke
resoluties door VN-lidstaten zijn aangenomen en welke doelen de ondertekenaars nastreven
om uit te voeren, zowel wereldwijd als specifiek in Nederland. In dit vierde plan
besteedt het kabinet extra aandacht aan uitvoering in Nederland, versterking van gender
mainstreaming en van monitoring & evaluatie inclusief het gebruik van indicatoren. Ondertekenaars
worden aangemoedigd om zelf een implementatieplan op te stellen met daarin concrete
en realistische activiteiten en resultaten. De Ministers van Buitenlandse Zaken en
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zullen eveneens een implementatieplan
opstellen met daarin voorgenomen beleid, initiatieven en concrete programma's ter
realisatie van dit vierde NAP.
De leden van de PvdA-fractie verwelkomen mede in dit licht de samenwerking met Frankrijk
in de Derde Commissie van de 75e zitting van de AVVN met als doel te komen tot een tweejaarlijkse resolutie gewijd
aan het voorkomen en uitbannen van geweld tegen vrouwen en meisjes gericht op toegang
tot rechtshulp voor survivors van gender based violence. Kan de Minister toelichten hoe de (concept) resolutie er (idealiter) uit zou gaan
zien?
82. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk en Frankrijk presenteren dit najaar aan de Derde Commissie de tweejaarlijkse
resolutie over het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes. Ditmaal beoogt de
resolutie specifieke vooruitgang te brengen wat betreft de toegang tot recht («access to justice») voor vrouwen en meisjes. Inzet van het Koninkrijk is het centraal stellen van survivors en het tegengaan van straffeloosheid. Ook zal «Mental Health and Psychosocial Support» geadresseerd worden.
De leden van de PvdA-fractie hebben aanvullende vragen over de ontwikkelingen in (onder
meer) Mali. Kunt u ingaan op het proefschrift van Joe Gazeley waarin hij de relatie
heeft onderzocht tussen Mali en de voormalige kolonisator Frankrijk. Volgens de heer
Gazeley zitten de Franse militairen nog steeds in Mali omdat men bang is voor de gevolgen
van een vertrek. En als Mali onderuit zou gaan heeft de gevolgen voor de gehele regio.
«En dan stort ook, als een kaartenhuis, het hele postkoloniale systeem in dat Parijs
zo lang in stand heeft weten te houden. Het Franse koloniale project heeft zwakke
en afhankelijke staten geschapen, die ze nu zelf moeten blijven stutten.» Aldus de
heer Gazeley. Hoe ziet de Minister de rol van de Frankrijk, niet alleen in Mali maar
in de gehele regio?
83. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de Nederlandse en internationale inzet in de
Sahel onderkent het kabinet het strategisch belang van deze regio, de noodzaak om
de verslechterende veiligheidssituatie tegen te gaan en de levensomstandigheden van
de lokale bevolking te verbeteren (Kamerstuk 29 521, nr. 403). Het kabinet waardeert de bijdrage die Frankrijk en andere internationale bondgenoten
hier, op verzoek van de autoriteiten in Mali en overige Sahellanden, aan leveren.
De internationale inzet is gericht op het versterken van de capaciteit van Sahellanden
om hun eigen veiligheid te kunnen waarborgen en de weerbaarheid van de lokale bevolking
te bevorderen.
De leden van de PvdA-fractie hebben waardering voor de wijze waarop de nadruk ligt
op het naleven en verdedigen van mensenrechten in het algemeen en het VN-mensenrechtensysteem
in het bijzonder. De laatste jaren zien we toenemende assertiviteit van veelal repressieve
regeringen in pogingen om mensenrechten die al lang en breed uit onderhandeld en geaccepteerd
leken te zijn, opnieuw ter discussie te stellen met als doel deze te verzwakken. Ook
worden discussies over verschillende mensenrechtenonderwerpen regelmatig geblokkeerd,
onder meer door landen als China, Rusland, Egypte en Saudi-Arabië en in toenemende
mate door de Verenigde Staten. Des te belangrijker is het dat landen als Nederland,
die opkomen voor mensenrechten, deze ontwikkeling in hun verklaringen benoemen en
er hun zorgen over uitspreken. Is de Minister hiertoe bereid? En in hoeverre vindt
dit al plaats via de Alliantie voor Multilateralisme?
84. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk zet zich altijd in voor het verdedigen en versterken van de multilaterale
instituties voor mensenrechten, en werkt met gelijkgezinde landen om resultaten te
behalen. Dit is juist een belangrijk motief om actief te zijn in de Alliantie. Hiervoor
is ook ruime aandacht; zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken deelgenomen aan
de bijeenkomst op 26 februari jl. over Promoting International Humanitarian Law and Fighting Impunity en was er aandacht in een verklaring van de Alliantie van 17 april jl. over het belang
van multilaterale samenwerking, juist tijdens de COVID-19 pandemie. Het is van belang
om landen die zich aansluiten bij de Alliantie ook te mobiliseren als het op besluitvorming
in internationale organen aankomt.
In het bijzonder vragen de leden van de PvdA-fractie aandacht voor de zorgelijke mensenrechtensituatie
in Iran. Onder meer vanwege het rapport van Amnesty International over martelingen
na het neerslaan van de vreedzame protesten in november 2019, toegelicht bij een door
Nederland gesponsorde bijeenkomst in Geneve op 3 september en de recente de executie
van de Iraanse worstelaar Navid Afkari vorige week, na een hoogstwaarschijnlijk oneerlijk
proces en martelingen om bekentenissen af te dwingen. Hoewel dit dossier hoofdzakelijk
speelt bij de Mensenrechtenraad, zou dit extra bevestigd moeten worden bij de AVVN.
Wil de Minister zich hiervoor inzetten?
85. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk beschouwt de VN-Mensenrechtenraad als het hoogste VN-forum voor de
bescherming en bevordering van mensenrechten. Verdere bekrachtiging van de VN-Mensenrechtenraad
door de AVVN is niet nodig aangezien dit de zelfstandige autoriteit van de Mensenrechtenraad
ondermijnt. Tijdens de Derde Commissie van de AVVN zal het Koninkrijk zich zoals gebruikelijk
inzetten voor een sterke veroordeling van de mensenrechtensituatie in Iran. Hierbij
zal worden ingezet op duidelijke taal over de grootschalige toepassing van de doodstraf
in Iran, het gebrek aan een eerlijk proces, en veelvuldige berichten over marteling
van Iraanse (politieke) gevangenen. Zie tevens het antwoord op vraag 23.
De leden van de PvdA-fractie zouden graag zien dat de Minister in het bijzonder aandacht
vraagt voor de moeilijke situatie waarmee mensenrechtenverdedigers worden geconfronteerd
en de steeds kleiner wordende ruimte voor het maatschappelijk middenveld. We moeten
helaas constateren dat onder invloed van de coronapandemie het werken van maatschappelijke
organisaties en mensenrechtenverdedigers alleen maar moeilijker is geworden. Is de
Minister bereid om het initiatief te nemen te komen tot een brede oproep tot de vrijlating
van al degenen die gevangen zitten wegens de legitieme uitoefening van hun mensenrechten,
met inbegrip van degenen die willekeurig worden vastgehouden en vervolgd worden op
grond van ongefundeerde beschuldigingen?
86. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de zorgen wat betreft de kleiner wordende ruimte voor het maatschappelijke
middenveld en in het bijzonder de ruimte voor mensenrechtenverdedigers. Het Koninkrijk
vraagt regelmatig aandacht voor de situatie van mensenrechtenverdedigers, zowel voor
individuele gevallen in bilateraal contact met lokale autoriteiten, als binnen multilaterale
fora. Zo spreekt het Koninkrijk op 18 september 2020 in de VN-Mensenrechtenraad een
statement uit in de dialoog met de VN Rapporteur over willekeurige detentie («arbitrary detention»). Het Koninkrijk vraagt daarbij specifiek aandacht voor de situatie van mensenrechtenverdedigers
in gevangenschap en hun toegang tot rechtsgang. Ook in landenspecifieke verklaringen
zoals bijvoorbeeld over Wit-Rusland en Iran roept het Koninkrijk op tot vrijlating
van gevangenen.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat ook de werkwijze van de AVVN is geraakt
door de coronapandemie. Hoewel aanpassing van de werkwijze op onderdelen logisch en
noodzakelijk is, is de crisis ook gebruikt om deelname van mensenrechtenorganisaties
en andere non-gouvernementele organisaties (NGO’s) aan VN-bijeenkomsten in te perken.
Dit heeft tot gevolg dat het niet altijd meer mogelijk is voor deze organisaties om
verklaringen af te leggen of effectief in te spreken waar dat voorheen wel het geval
was. Is de Minister bereid zich in te zetten om ook deze ruimte voor het maatschappelijk
middenveld te behouden?
87. Antwoord van het kabinet:
Sinds de uitbraak van de coronapandemie en de schorsing van de 43e zitting van de VN-Mensenrechtenraad, roept het Koninkrijk, met gelijkgestemden, op
tot het behoud van betekenisvolle deelname voor maatschappelijke organisaties in de
VN-mensenrechtenfora. Mede door inzet van het Koninkrijk is de spreektijd van maatschappelijke
organisaties in de huidige hybride vorm van de Mensenrechtenraad behouden gebleven,
en vinden belangrijke side events virtueel plaats. Het Koninkrijk dringt er ook op aan dat maatschappelijke organisaties
adequaat geïnformeerd worden over aangepaste werkwijzen van de VN. Zie tevens beantwoording
vraag 53.
Ook de Commission on the Status of Women (CSW) heeft dit jaar geen doorgang kunnen vinden en daarmee is een cruciaal element
in het werk van de Commissie verloren gegaan. Heeft de Minister wel kans gezien om
de inspraak van de participerende NGO’s mee te nemen?
88. Antwoord van het kabinet:
Dit jaar was het proces rondom de Commission on the Status of Women (CSW) anders dan gebruikelijk i.v.m. het 25ste jubileum Beijing Declaration and Platform for Action (BPfA). De onderhandelingen over de politieke declaratie waren afgerond voordat de
CSW van start zou gaan. De input van het maatschappelijk middenveld is in deze onderhandelingen
uiteraard aan de orde geweest. Op het moment dat deze CSW geen doorgang kon vinden
i.v.m. COVID-19, heeft het kabinet gepleit voor uitstel van CSW64 naar een later moment.
De belangrijkste reden voor deze positie was de leidende rol voor vrouwenrechtenorganisaties
en NGO’s in de agenda bepaling en implementatie van het BPfA. Deze expliciete steun
werd internationaal gedeeld door verschillende lidstaten en ook geapprecieerd door
het (inter)nationale maatschappelijk middenveld.
De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat de Amerikaanse Minister van Buitenlandse
Zaken Mike Pompeo volgende week tijdens de Ministeriele week een high-level event zal organiseren rondom de publicatie van een rapport van de door hem ingestelde
Commission on Unalienable Rights. Deze commissie heeft al sinds de oprichting grote kritiek gekregen van honderden
NGO’s, academici, voormalig hoge Amerikaanse overheidsfunctionarissen, deskundigen
op het gebied van buitenlands beleid en religieuze leiders. Minister Pompeo verklaarde
dat het doel van de Commissie is om een «kader» te creëren voor een «juist begrip
van onvervreemdbare rechten», vooral in het buitenlands beleid van de VS en maakte
in zijn standpunt duidelijk dat deze rechten van God komen. LGBTI-rechten, rechten
voor gelijke behandeling en vrouwenrechten komen onder druk te staan. Hoe waardeert
de Minister het rapport van deze commissie?
89. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is bekend met het rapport van de door Secretary Pompeo aangestelde adviescommissie over onvervreemdbare rechten, dat 16 juli jl.
gepubliceerd werd. Het kabinet is verder ook op de hoogte van de kritiek vanuit het
maatschappelijk middenveld op deze adviescommissie en hun rapport. Nederland is niet
bij het proces betrokken geweest en heeft geen input geleverd; het gaat hier primair
om een Amerikaans binnenlands-politiek proces. Tot op heden is nog niet bekend of,
en zo ja op welke wijze, het rapport zal leiden tot wijzigingen van het Amerikaanse
mensenrechtenbeleid.
Deelt de Minister de opvatting dat de Universele Verklaring van de Rechten van de
Mens en de negen fundamentele mensenrechtenverdragen waarover tussen staten is onderhandeld,
met name de VN-verdragen voor Burgerrechten en Politieke Rechten (BuPo) en voor Economische,
Sociale en Culturele Rechten (EcSoCu, de mensenrechten volgens algemeen erkende regels
van het internationaal recht codificeren?
90. Antwoord van het kabinet:
De Universele Verklaring is oorspronkelijk als niet-bindend document aanvaard. Alle
leden van de VN onderschrijven automatisch de Universele Verklaring. Door de jaren
heen is deze deel gaan uitmaken van het internationale recht. De genoemde verdragen
codificeren deels normen die reeds bestonden, bij voorbeeld in de Universele Verklaring,
en zijn gezaghebbend, maar binden zelf alleen de verdragspartijen.
En is de Minister bereid gehoor te geven aan de oproep van talloze mensenrechtenorganisaties
waaronder Amnesty International, Human Rights Watch, de American Jewish World Service om niet naar dit evenement te gaan en zo valse legitimiteit te verschaffen aan een
rapport dat, als het wordt geïmplementeerd, het mensenrechtenbouwwerk serieuze schade
zal toebrengen?
91. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk draagt het Nederlandse mensenrechtenbeleid actief uit; de ministeriële
week van de AVVN biedt hier traditiegetrouw goede gelegenheid toe, zij het dat er
dit jaar door de virtuele opzet minder contacten zullen zijn. Het Koninkrijk heeft
zeer recentelijk een uitnodiging ontvangen van de door de VS georganiseerde bijeenkomst
en marge van de AVVN en zal deze in overweging nemen. Elke uitnodiging wordt gewogen
aan de hand van de criteria van relevantie en aansluiting op het Nederlandse beleid.
Tegengaan van ongelijkheid en Building Back Better
De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over de ontwikkelingen met betrekking
tot biodiversiteit zoals opgenomen in de vijfde editie van de Global Biodiversity Outlook van de United Nations Convention on Biological Diversity (CBD) waarvan de resultaten tijdens de UN Summit on Biodiversity ongetwijfeld ter sprake zullen komen. De zogeheten Outlook 5 legt een sterke relatie tussen de achteruitgang van ecosystemen en het massaal uitsterven
van soorten en de grootschalige vernietiging van leefgebied, vooral ten behoeve van
de landbouw (zoals de tropische ontbossing voor het produceren van palmolie, soja
en rundvlees), overexploitatie (zoals overbevissing, stroperij en de illegale handel
in diersoorten), vervuiling en klimaatverandering. Ook het recent verschenen rapport
Living Planet 2020 van het Wereld Natuur Fonds schets het beeld van toenemend soortenverlies
en de noodzaak tot bescherming. Op dit moment is de inzet voor deze top dat dat de
Minister-President middels een videoboodschap zal interveniëren en deze top aangrijpen
om het belang van gezamenlijke actie te benadrukken, te wijzen op de positieve rol
die de financiële sector kan spelen en het belang onderstrepen dat in Kunming behalve
over meer ambitie ook afspraken worden gemaakt over verbeterde implementatie. Onderschrijft
de Minister de noodzaak van veel meer bescherming van biodiversiteit door uitbreiding
van beschermde natuurgebieden en door habitatherstel, te land, ter zee en in de menselijke
omgeving; radicale aanpak van de opwarming, bestrijding van andere oorzaken van biodiversiteitsverlies
door overexploitatie, vervuiling en invasieve soorten; en verduurzaming van de productie
en consumptie van goederen en diensten, vooral voedsel? En zo ja, behalve het benadrukken
van het belang van gezamenlijke actie, de rol van de financiële sector en het komen
tot afspraken over verbeterede implementatie, welke concrete voorstellen zullen er
ingebracht worden?
92. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de zorgen omtrent het wereldwijde verlies van biodiversiteit en
is voornemens de internationale inzet op biodiversiteit te versterken zoals beschreven
in Kamerstuk 26 407, nr. 134. Voorts onderschrijft het de noodzaak van een ambitieuze aanpak van de opwarming
van de aarde in lijn met het Akkoord van Parijs. De UN Summit on Biodiversity is geen onderdeel van de onderhandeling voor een nieuw strategisch raamwerk voor
de Convention on Biological Diversity (CBD). Concrete voorstellen dienen te worden ingebracht binnen de onderhandelingen
voor dit nieuwe strategisch raamwerk.
Achter welke concrete voorstellen ter verbetering van de huidige situatie heeft Nederland
zich geschaard of zal Nederland steunen?
93. Antwoord van het kabinet:
Overeenkomstig de motie van de leden Jetten en de Groot (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1440) zet Nederland zich in voor ambitieuze doelstellingen tijdens de COP in Kunming.
Nederland zal concrete voorstellen indienen in lijn met de kamerbrief over internationale
biodiversiteit. Uw Kamer zal hierover voorafgaand aan formele vergaderingen worden
ingelicht.
Hoeveel landen zijn actief betrokken bij dit onderwerp?
94. Antwoord van het kabinet:
Alle 196 verdragspartijen van de UN CBD zijn actief betrokken bij dit onderwerp. Tot
op heden hebben 149 landen hun deelname aan de UN Summit on Biodiversity bevestigd.
Is er een gezamenlijke inzet van de EU-lidstaten?
95. Antwoord van het kabinet:
Ja. De inzet voor het wereldwijde biodiversiteitskader van de CBD vindt plaats in
EU-verband. Ook tijdens de UN Summit on Biodiversity zal een gezamenlijke verklaring namens de EU en de lidstaten worden uitgebracht.
Zijn er diplomatieke contacten gelijkgezinde landen die het belang van gezamenlijke
actie onderschrijven en zich actief inzetten?
96. Antwoord van het kabinet:
Ja. Om een zo ambitieus mogelijke uitkomst van de COP in Kunming realiseren werkt
Nederland nauw samen met andere gelijkgezinde landen aan het bereiken van een gemeenschappelijke
inzet.
Is er ook op dit vlak samenwerking in de Alliantie voor Multilateralisme? Is er hierover
overleg in de Alliantie voor Multilaterisme? Doen de landen die lid zijn van de Alliantie
voor Multilaterisme ook identieke of gezamenlijke voorstellen?
97. Antwoord van het kabinet:
De Alliantie heeft zich niet specifiek over biodiversiteit uitgesproken, maar zet
wel in op het bredere thema klimaat, waarin dit wordt meegenomen.
Inbreng leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de brief van
het kabinet over de Nederlandse inzet tijdens de 75e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) en de kabinetsreactie
op het advies van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV)
over de bescherming van het milieu in relatie tot gewapend conflict. Zij hebben hierover
nog enkele vragen.
De aankomende AVVN markeert het 75-jarige jubileum van het bestaan van de Verenigde
Naties. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dit dan ook het juiste
moment voor kritische zelfreflectie over de rol van Nederland in het uitdragen van
de kernwaarden waarvoor de VN is opgericht: internationale solidariteit en een gezamenlijke
inzet voor vrede en veiligheid. De VN wordt gezien als het belangrijkste orgaan in
het bevorderen van universele mensenrechten. Nederland heeft het bevorderen van mensenrechten
wereldwijd hoog in het vaandel staan, zoals blijkt uit zijn jaarlijkse bijdrage tijdens
de AVVN, zijn inzet in de VN-Mensenrechtenraad en zijn subsidies uit het Mensenrechtenfonds.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het belangrijk om niet alleen
te kijken naar wat Nederland uitdraagt in het buitenland, maar ook naar wat Nederland
zelf doet in het buitenland: schiet Nederland zelf nog tekort, en zo ja waar en hoe?
En hoe kunnen we garanderen dat kabinetsbeleid niet leidt tot of bijdraagt aan mensenrechtenschendingen
elders op de wereld? Daar zullen de vragen van de leden in deze bijdrage over gaan.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn verheugd om te lezen dat klimaat,
biodiversiteit en groen herstel uit de COVID-19 crisis belangrijke thema’s zijn voor
de Nederlandse inzet tijdens de 75e zitting van de AVVN. Dit zijn onderwerpen die ook voor deze leden zeer belangrijk
zijn. Waar de leden twijfel over hebben is de geloofwaardigheid van deze inzet in
het buitenland. Want een kabinet dat de rest van de wereld wijst op het belang van
het tegengaan van klimaatverandering en milieudegradatie, maar zelf in de praktijk
niet toereikende maatregelen neemt,10 boet in aan geloofwaardigheid. Dat geldt ook voor een Minister die het heeft over
het leefbaar houden van de planeet, maar zelf deel uitmaakt van een kabinet dat naar
eigen zeggen jaarlijks minimaal 4,5 miljard euro – en volgens andere bronnen zelfs
8,3 miljard euro11 – uitgeeft aan subsidies aan de fossiele industrie, evenveel geld als dat het uitgeeft
aan subsidies voor CO2-besparing. Evenmin als een land dat beweert andere landen aan te willen sporen tot
meer ambitie en klimaatactie onder de Overeenkomst van Parijs, maar zelf zijn doelstellingen
als Annex I land niet haalt. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen
zich af hoe de Minister in andere landen wil uitdragen dat ze het goed moeten doen,
wanneer wij het zelf in Nederland niet goed doen? Kan de Minister hier een reactie
op geven?
98. Antwoord van het kabinet:
Om welvaart en welzijn wereldwijd te bevorderen is een duurzaam en inclusief groeiende
economie nodig, waarbij de Duurzame Ontwikkelingsdoelen en de klimaatdoelen uit de
Overeenkomst van Parijs de richting aangeven. Dit blijkt ook uit analyses van onder
andere de Verenigde Naties, het Internationaal Energie Agentschap en het Internationale
Monetaire Fonds en de ervaringen met groene en inclusieve herstel strategieën na de
financiële crisis van 2008. Het kabinetsbeleid, zoals verankerd in onder andere de
klimaatwet en het klimaatakkoord, en het Europese beleid, vormgegeven in onder andere
de Green Deal, richten zich ook op het behalen van deze doelen.
De Small Island Developing States, waarvan de kwetsbaarheid al werd aangehaald door de Minister in zijn brief, willen
geen klimaatadaptatie maar klimaatactie: hun overleving hangt af van de reductie van
CO2-uitstoot van geïndustrialiseerde landen zoals Nederland. Onderschrijft de Minister
deze wens?
99. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft bij de internationale klimaatinzet oog voor de belangen van de Small Island Developing States, niet in de laatste plaats vanwege de Caribische delen van het Koninkrijk. Zowel klimaatadaptatie
als klimaatmitigatie zijn hard nodig. Dat is ook de inzet van het kabinet.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen zich af in hoeverre ons handelsbeleid
zorgt voor groeiende ongelijkheid en mensenrechtenschendingen. De leden zijn het met
de Minister eens dat de pandemie bloot heeft gelegd hoe kwetsbaar onze economieën
en politieke systemen zijn en dat vele regio’s alleen maar kwetsbaarder worden voor
externe schokken als er geen maatregelen worden genomen. Echter zijn zij van mening
dat de handelsagenda van het kabinet deze kwetsbaarheid in stand houdt, zo deze handelsagenda
deze kwetsbaarheid al niet vergroot. Kan de Minister hierop reageren.
100. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet ziet dat de pandemie en het antwoord daarop een negatief effect hebben
op de productie- en consumptiesystemen wereldwijd. Opkomende economieën en lage inkomenslanden
zijn hierbij extra hard geraakt. Zo hebben verstoringen in waardeketens geleid tot
nationale tekorten voor essentiële goederen, tot aanzienlijke terugval in de exportinkomsten
van grondstoffenproducenten, tot inkomensverlies en daling van werkgelegenheid. De
daling van werkgelegenheid heeft grote weerslag op de meest kwetsbaren, zoals werknemers
binnen de informele sector en vrouwelijke ondernemers in Afrika. Tegelijkertijd kan
handel bijdragen aan een vermindering van het economische effect van de crisis, bijvoorbeeld
door verbeterde toegang te bieden tot medische hulpmiddelen en basisvoorzieningen,
en goederen en diensten in stand te houden en te verbeteren. Voor ontwikkelingslanden
is dit cruciaal. Voor de private sector in ontwikkelingslanden is het essentieel om
toegang te hebben tot markten, lokaal, regionaal en mondiaal, om zo de afhankelijkheid
te verkleinen en de weerbaarheid te vergroten. Het kabinet zet daarom in op herstel
van economieën, via het versterken van inclusieve en duurzame handel en handelssystemen,
zodat deze veerkrachtiger worden ten aanzien van pandemieën, klimaatverandering en
maatschappelijke ongelijkheid.
Zo organiseert de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerkingen
geregeld handelsmissies waarbij miljoenencontracten worden gesloten binnen industrieën
waarin onderbetaling, kinderarbeid, landroof en ontbossing eerder regel zijn dan uitzondering.12 Vervolgens heeft de Minister het over het belang van het wereldwijd bewerkstelligen
van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Erkent de Minister de mogelijkheid dat terwijl
het internationale mensenrechten- en klimaatbeleid van dit kabinet erop gericht is
om anderen te helpen, de handelsagenda juist kan leiden tot verergering?
101. Antwoord van het kabinet:
De Duurzame Ontwikkelingsdoelen, Sustainable Development Goals (SDG’s), vormen de leidraad voor het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
De SDG’s richten zich op hen die het meest achtergesteld zijn (Leave No One Behind-principe) en zijn gebaseerd op universele mensenrechten. Bedrijven zijn de sleutel
tot verandering en een onmisbare partner bij het realiseren van de SDG’s en het verminderen
en voorkomen van risico’s voor mens en milieu in waardeketens. De bijdrage van bedrijven
aan het realiseren van de SDG’s is dan ook zowel een belangrijk uitgangspunt als resultaat
van de handelsagenda. Om duurzame en inclusieve groei te bereiken en de verdienkansen
voor het Nederlandse bedrijfsleven te vergroten, werken het kabinet en het bedrijfsleven
samen om optimaal de mogelijkheden te benutten van (digitale) technologische vooruitgang
en met innovatieve oplossingen voor de SDG’s te komen. Het kabinet maakt zich daarbij
sterk voor verduurzaming van mondiale waardeketens, maatschappelijk verantwoord ondernemerschap
via het toepassen van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en een
toekomstbestendig multilateraal handels- en investeringssysteem dat duurzame groei
en ontwikkeling stimuleert, in Nederland en wereldwijd.
Welke maatregelen gaat de Minister nemen om ervoor te zorgen dat er een halt toegeroepen
wordt aan structurele mensenrechtenschendingen via de Nederlandse handels- en productieketens?13
102. Antwoord van het kabinet:
Binnen het IMVO-beleid verwacht het kabinet van bedrijven dat zij de OESO-richtlijnen
voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights naleven. Onder deze richtlijnen en principes hebben bedrijven een belangrijke verantwoordelijkheid
om misstanden in de waardeketen, waaronder gebrek aan vakbondsvrijheid en dwangarbeid,
in kaart te brengen, te voorkomen en aan te pakken. Met het oog op de uitvoering van
de afspraak in het regeerakkoord dat na twee jaar wordt bezien of, en zo ja welke,
dwingende maatregelen voor IMVO genomen kunnen worden, wordt het IMVO-beleid momenteel
herzien. Dit najaar wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Wanneer kunnen we de wet verwachten die het Nederlandse bedrijven verplicht om mensenrechtenschendingen
in hun eigen ketens te voorkomen?
103. Antwoord van het kabinet:
Conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights hebben bedrijven de verantwoordelijkheid om misstanden in de waardeketen, waaronder
mensenrechtenschendingen, in kaart te brengen, te voorkomen en aan te pakken. Met
het oog op de uitvoering van de afspraak in het regeerakkoord dat na twee jaar wordt
bezien of, en zo ja welke, dwingende maatregelen voor IMVO genomen kunnen worden,
wordt het IMVO-beleid momenteel herzien. Dit najaar wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Voorts vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de Minister om een verdere
toelichting over de ondersteuning van het pleidooi van de Secretaris-Generaal van
de VN (SGVN) voor een wereldwijd staakt-het-vuren in het licht van de COVID-19 pandemie.
Een dergelijk staakt-het-vuren is belangrijk zodat landen zich kunnen richten op het
bestrijden van het virus, maar de inspanningen van de VN om tot een dergelijk staakt-het-vuren
te komen worden belemmerd door diplomatieke onenigheid, voortzetting van gevechtshandelingen
en de verkoop van wapens aan strijdende partijen door veelal westerse landen.14 Gaat de Minister zich tijdens de AVVN inzetten om de oproep van de SGVN te ondersteunen
en zo ja, hoe gaat de Minister dit doen? Wat voor mogelijkheden ziet de Minister om
tijdens de AVVN tot een breed gedragen, duidelijke politieke oproep tot een staakt-het-vuren
te komen?
104. Antwoord van het kabinet:
Reeds op 1 september jl. heeft de AVVN een resolutie aanvaard over de reactie op de
COVID-19 crisis waarin de oproep van de Secretaris-Generaal wordt ondersteund. Nederland
en de EU hadden zich hiervoor ingezet. Zoals bij vraag 65 aangegeven heeft ook de
Veiligheidsraad de oproep overgenomen, in een resolutie op 1 juli jl. Het is nu aan
de Veiligheidsraad om toe te zien op de naleving.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen ook nader ingaan op de kabinetsreactie
op het advies van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV)
inzake de ontwerpbeginselen van de International Law Commission over bescherming van het milieu in relatie tot gewapend conflict. Het toebrengen
van «widespread, long-term and severe» schade aan het milieu, ook wel ecocide genoemd,
is een ernstige misdaad die tot op heden niet is erkend als een van de ernstigste
misdaden zoals uitgelegd in het Statuut van Rome. De leden zijn verheugd om te zien
dat het internationaal recht omtrent ecocide tijdens gewapend conflict zich verder
aan het ontwikkelen is, maar benadrukken ook de noodzaak van een internationaal verbod
op ecocide buiten gewapende conflicten. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie
zijn van mening dat de overheid zijn verantwoordelijkheid dient te nemen om te voorkomen
dat bedrijven die gevestigd zijn op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden
schade toebrengen aan het milieu in andere landen. In het advies onderstreept ook
de CAVV dat verantwoordelijkheid van staten voor bedrijven relevant is buiten conflictsituaties.
Het kabinet zegt het eens te zijn met het CAVV op dit punt, maar de leden van de Partij
voor de Dieren-fractie zien hier in de praktijk te weinig van terug. Ketenverantwoordelijkheid
(ook -en misschien juist- in de financiële wereld) is in Nederland vooral geregeld
via vrijwillige convenanten die zich baseren op de bereidheid van bedrijven om normen
voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen op te volgen. De leden
van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat er in plaats daarvan minimaal afdwingbare
regels moeten komen die kunnen garanderen dat Nederlandse bedrijven zich niet schuldig
maken aan het plegen van ecocide en het schenden van mensenrechten elders op de wereld.
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat Nederlandse bedrijven zich onthouden van ecocidale
activiteiten in het buitenland, vooral in het licht van recent onderzoek waaruit blijkt
dat slechts 1,6 procent van de 31.000 middelgrote en grote Nederlandse bedrijven in
risicosectoren formeel aangesloten is bij een convenant,15 slechts 22 procent van de grootste Nederlandse bedrijven zich heeft geconformeerd
aan de OESO-richtlijnen en slechts 12% alle stappen van het due-dillegence process heeft doorlopen?16
105. Antwoord van het kabinet:
Zoals reeds gemeld verwacht het kabinet binnen het IMVO-beleid van bedrijven dat zij
de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights naleven. Hierbij behoren bedrijven misstanden in de waardeketen, waaronder schade
aan milieu en biodiversiteit, in kaart te brengen, te voorkomen en aan te pakken.
Met het oog op de uitvoering van de afspraak in het regeerakkoord dat na twee jaar
wordt bezien of, en zo ja welke, dwingende maatregelen voor IMVO genomen kunnen worden,
wordt het IMVO-beleid momenteel herzien. Hieraan ligt een evaluatie van het huidige
beleid ten grondslag. Dit najaar wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Voorts willen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie kritiek uiten op het besluit
van het kabinet om het advies van de CAVV over het gebruik van het woord «shall» in
beginsel 7 niet over te nemen. Dit beginsel stelt dat staten en internationale organisaties
die betrokken zijn bij vredesoperaties maatregelen zullen nemen om schadelijke gevolgen
voor het milieu te voorkomen. De leden benadrukken dat juist in de context van vredesmissies
het van groot belang is om schade aan het milieu te voorkomen, aangezien dit een van
de grootste grondoorzaken van conflicten wereldwijd betreft. Kan de Minister dit heroverwegen?
106. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de mening van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat
het in de context van vredesmissies van groot belang is om schade aan het milieu te
voorkomen. Gebruik van het woord «shall» in dit verband zou echter impliceren dat
dit ook een bestaande verplichting is onder het internationaal gewoonterecht. Voor
het bestaan van een dergelijke verplichting moet worden aangetoond dat er sprake is
van omvangrijke statenpraktijk en een rechtsovertuiging bij staten dat die praktijk
gebaseerd is op een internationaalrechtelijke verplichting. Volgens het kabinet is
daarvan op dit moment geen sprake.
Tot slot wijzen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie erop dat er internationaal
steeds meer stemmen opgaan die oproepen tot het toevoegen van ecocide buiten conflictsituaties
aan het Statuut van Rome. Tijdens de Assembly of State Parties van het internationaal Strafhof in 2019, riepen de Malediven en Vanuatu al op tot
het starten van een onderzoek naar de erkenning van ecocide in het Statuut van Rome.
Meer recentelijk riep president Macron op tot internationale samenwerking om ecocide
strafbaar te stellen. Kan de Minister, in het licht van de internationale ontwikkelingen
omtrent ecocide en de Nederlandse inzet op accountability, het tegengaan van straffeloosheid
en het versterken van het Internationaal Strafhof, een reactie geven op deze oproep?
107. Antwoord van het kabinet:
Er is op dit moment onvoldoende draagvlak om de core crimes van het Statuut van Rome uit te breiden. De Kamer was in eerdere discussies over
de uitbreiding van het Statuut van Rome ook van mening dat het Strafhof zich op de
meest ernstige internationale misdrijven moet richten. Over de laatste uitbreiding
van het Statuut van Rome, de toevoeging van het misdrijf van agressie, is jarenlang
onderhandeld en deze toevoeging wordt nu bovendien maar door een beperkt aantal landen
erkend. Daarom zet Nederland op andere manieren in om de vernietiging en beschadiging
van ecosystemen en biodiversiteit aan te pakken, zoals via onze ontwikkelingsprogramma’s
en -projecten en via beïnvloeding van internationale beleidskaders.
Hoe staat de Minister tegenover een internationaal verbod op het toebrengen van «widespread,
long-term and severe» schade aan het milieu?
108. Antwoord van het kabinet:
Het internationaal recht verbiedt staten om significante schade aan het milieu toe
te brengen, waaronder ook het toebrengen van «widespread, long-term and severe» schade.
Dit is een algemeen geldende norm. Voor zover het natuurlijke personen en rechtspersonen
betreft, zie het antwoord op vraag 107.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Nederlandse
inzet voor de 75e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN).
Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen.
Effectief en rechtvaardig multilateralisme
De leden van de SGP-fractie steunen, ook in het licht van de Covid-19-pandemie, de
Nederlandse inzet op effectief multilateralisme. Terecht zet Nederland daarbij in
op sociaaleconomische ontwikkeling, voedselvoorziening, mensenrechten, vrede en veiligheid,
en humanitaire steun. Wel menen deze leden dat terughoudendheid gepast is in het organiseren
van parallelle structuren. Wat is in dat licht de concrete agenda, de inzet en de
verwachte impact van de Alliantie voor Multilateralisme, en hoe bevordert dit alles
een «fit for purpose» VN?
109. Antwoord van het kabinet:
De Alliantie is een informeel samenwerkingsverband van meer dan zestig landen van
alle continenten die hechten aan een goed functionerend multilateraal stelsel en op
regelmatige basis concrete dossiers bespreken zoals de multilaterale respons op COVID-1917. Het gezamenlijke beeld en consensus die hierdoor kunnen ontstaan worden vervolgens
door de deelnemende landen verder uitgedragen in de daartoe geëigende multilaterale
fora zoals de verschillende VN-organen. Er is dus geen sprake van een parallelle structuur.
Naast «effectiviteit» is ook «rechtvaardigheid» een belangrijk uitgangspunt en doel
van multilaterale samenwerking. In dat licht verwijzen de leden van de SGP-fractie
ten eerste naar de disproportionele agendering tegen Israël binnen VN-organisaties,
en roepen zij de aangenomen motie van het lid Van der Staaij c.s. in herinnering.18 Hoe is en wordt precies aan deze motie uitvoering gegeven, en wat is de status van
de Nederlandse inspanningen om een einde te maken aan het vaste agendapunt 7 in de
VN-Mensenrechtenraad?
110. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk zet zich in om disproportionele aandacht jegens Israël in de VN tegen
te gaan, conform de motie Van der Staaij. Zoals uw Kamer bekend is het Koninkrijk
het niet eens met het disproportioneel hoge aantal resoluties binnen de VN over Israël.
Om die reden heeft het Koninkrijk dit jaar in de Mensenrechtenraad tegengestemd op
een resolutie waarop voorheen werd voorgestemd. Het Koninkrijk zet zich in de Mensenrechtenraad
tevens in voor de geleidelijke afbouw van het vaste «agendapunt 7» ten aanzien van
Israël en de Palestijnse gebieden, samen met gelijkgestemde EU-landen.
Dit laat onverlet dat het Koninkrijk van mening is dat er in VN-verband ruimte moet
zijn om gerechtvaardigde kritiek op het optreden van lidstaten te uiten. Het Koninkrijk
beoordeelt iedere resolutie op zijn eigen merites, en toetst bij de beoordeling van
die resoluties de teksten aan het regeerakkoord, het internationaal recht, en het
EU-beleid t.a.v. het Midden-Oosten Vredesproces, waaronder relevante EU-Raadsconclusies.
Ten tweede merken de leden van de SGP-fractie op dat «rechtvaardigheid» ook betrekking
op deelname en het leveren van een verantwoorde en evenredige bijdrage aan multilaterale
instellingen zoals de VN, Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), Wereldhandelsorganisatie
(WTO) en Wereldbank en de programma’s daarvan heeft. Is de Minister bereid de legitieme
en zinvolle participatie van Taiwan binnen dergelijke instellingen te bevorderen?
111. Antwoord van het kabinet:
Nederland is van mening dat Taiwan op betekenisvolle wijze zou moeten kunnen deelnemen
aan internationale bijeenkomsten wanneer dit de EU- en mondiale belangen dient – bijvoorbeeld
de World Health Assembly (WHA) en technische werkgroepen begeleid door de WHO. Deelname van Taiwan aan internationale
bijeenkomsten is echter geen doel op zich. Nederland is van mening dat de participatie
van Taiwan in internationale bijeenkomsten niet gepolitiseerd moet worden.
Hoe beoordeelt de Minister in dezen het recente pleidooi van gezaghebbende Europese
academici en politici in Le Monde en Handelsblatt voor het herzien van de Europese houding tegenover het «een-Chinabeleid» en Taiwan?19
112. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk heeft goede economische, culturele en wetenschappelijke betrekkingen
met Taiwan. Net als alle andere landen die diplomatieke betrekkingen onderhouden met
China, voert het Koninkrijk een «één-Chinabeleid» waarbij het de regering van de Volksrepubliek
China (in Peking) als enige wettige regering van China erkent. Dit betekent dat het
Koninkrijk geen diplomatieke betrekkingen met Taiwan onderhoudt. Ook de EU heeft een
dergelijk één-Chinabeleid. Binnen deze kaders blijft het kabinet waakzaam voor pogingen
van China om de ruimte voor samenwerking en goede relaties met Taiwan in te perken.
Nederland is daarnaast, evenals de EU, voorstander van betekenisvolle deelname van
Taiwan aan internationale bijeenkomsten wanneer dit in het belang van de internationale
gemeenschap is.
En hoe bevordert Nederland een proportionele – ook financiële – bijdrage van China
aan de programma’s van de voorgenoemde instellingen, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
113. Antwoord van het kabinet:
China is in veel multilaterale organisaties een steeds groter wordende speler. China
is in een paar jaar tijd opgeklommen tot de tweede contribuant van de VN met een financieringsaandeel
van twaalf procent van het reguliere VN-budget. China draagt daarnaast in toenemende
mate bij met vrijwillige bijdragen aan diverse VN-organisaties en aan concessionele
financieringsfondsen voor de armste landen. Het kabinet juicht het toe dat rijkere
middeninkomenslanden als China steeds meer verantwoordelijkheid nemen in deze fondsen.
Nederland is er voorstander van dat multilaterale ontwikkelingsbanken steeds selectiever
lenen naarmate landen rijker worden. Bij de kapitaalverhoging van de Wereldbankgroep
in 2018 heeft Nederland er dan ook succesvol op ingezet dat rijkere middeninkomenslanden
zoals China hogere prijzen betalen voor langlopende leningen en dat hun aandeel in
het leenvolume van de Bank geleidelijk afneemt. In andere Internationale Financiële
Instellingen lopen vergelijkbare trajecten.
Nederland verwelkomt China’s inspanningen om mondiale problemen zoals armoede op te
lossen via multilaterale organisaties, waaronder in het bijzonder de verdubbeling
van de bijdrage aan IDA19 ten opzichte van IDA18. Uiteraard houdt Nederland in den
brede oog voor de politieke invloed van China in multilaterale instellingen.
Vrede, veiligheid en recht
Ook in het kader van het bevorderen van vrede en veiligheid zijn er de nodige uitdagingen.
De leden van de SGP-fractie steunen de Nederlandse inzet voor het versterken van de
internationale rechtsorde in het digitale domein. Juist op dat vlak zijn breed gedragen
volkenrechtelijke kaders van groot belang. In het kader van het Nederlandse lidmaatschap
van de VN-Mensenrechtenraad noemt de Minister de «onverminderde inzet» op de vrijheid
van religie en levensovertuiging. Kan de Minister nauwkeurig toelichten waaruit deze
inzet bestaat, overigens ook buiten de VN-Mensenrechtenraad, zo vragen de leden van
de SGP-fractie? Welke programma’s worden bijvoorbeeld ondersteund en met welke landen
is Nederland in dialoog?
114. Antwoord van het kabinet:
Binnen de Mensenrechtenraad zet het Koninkrijk zich steevast in voor vrijheid van
religie en levensovertuiging. In landenresoluties, zoals bijvoorbeeld de resolutie
over Jemen en Iran, pleit het Koninkrijk voor een passage op het terrein van vrijheid
van religie en levensovertuiging. Daarnaast spant het Koninkrijk zich middels de Universal Periodic Review (UPR) in voor aanbevelingen op het terrein van religie en levensovertuiging, waar
relevant. In November 2019 organiseerde Nederland de 7de bijeenkomst van het Istanbul Proces «No Tolerance for Intolerance» met als doel om praktische voorbeelden uit te wisselen over het bevorderen van religieuze
verdraagzaamheid. Op 9 september jl. lanceerde Nederland in samenwerking met Universal Rights Group de website en het rapport van het Istanbul Proces om voortgang van het Istanbul Proces
te bestendigen. Daarnaast steunt Nederland het Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights (OHCHR) middels een jaarlijkse vrijwillige financiële bijdrage aan OHCHR met een oormerking
voor speciaal rapporteurs, hieronder valt ook de VN Speciaal Rapporteur voor vrijheid
van religie en levensovertuiging.
Buiten de Mensenrechtenraad werkt Nederland nauw samen met een brede kring van «gelijkgezinden».
Zo is Nederland een actief lid van een ambtelijke International Contact Group on Freedom of Religion or Belief (FoRB), waar visies en acties betreffende vrijheid van religie en levensovertuiging worden
gedeeld en voorbereid. Daarnaast is de speciaal gezant voor religie en levensovertuiging
vicevoorzitter van de door de VS geïnitieerde International Religious Freedom and Belief Alliance, waarin 33 landen op hoog ambtelijk en politiek niveau acties coördineren en/of gezamenlijk
ondernemen. Bij beide organisaties is de VN Special Rapporteur voor FoRB nauw betrokken
als expert. Ook binnen de EU wordt nauw samengewerkt met verantwoordelijke binnen
de CIE, EDEO en vertegenwoordigers van Europese lidstaten met betrekking tot trends,
incidenten en individuele gevallen. In de door de EU en door Nederland gevoerde mensenrechtendialogen
komt indien opportuun ook steeds de vrijheid van religie en levensovertuiging aan
de orde. Daarnaast is de Nederlandse speciaal gezant voornemens om diverse landenbezoeken
te doen zodra de omstandigheden dit toelaten.
En kan de Minister ook in VN-verband uitvoering geven aan de motie van de leden Bisschop
en Van Helvert waarin verzocht werd prioriteit te geven aan godsdienstvrijheid in
de bilaterale betrekkingen met China?20
115. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk zet zich actief in om mensenrechtenschendingen in China, met name op
het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging, in de daarvoor bedoelde
VN-fora aan de orde te stellen. Nederland pleit consequent voor heldere EU-verklaringen
over de mensenrechtensituatie in China onder «Item 4» in de VN-Mensenrechtenraad.
Het kabinet spant zich ook in voor het mobiliseren van bredere internationale coalities
door bijvoorbeeld de mensenrechtensituatie in China op te brengen in bilaterale contacten
met derde landen. Het resultaat hiervan is dat een groeiend aantal landen bereid is
om zich uit te spreken over de mensenrechtensituatie in Xinjiang, zoals op 30 juni
jl. door 27 landen gebeurde in de VN-Mensenrechtenraad.
In Wit-Rusland worden de rechten van politici en burgers met voeten getreden. Is de
Minister bereid dit ook in VN-verband te veroordelen, en te pleiten voor een samenhangende
inzet op bevordering van democratie en mensenrechten in Wit-Rusland, zo vragen de
leden van de SGP-fractie?
116. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk heeft de mensenrechtenschendingen in Wit-Rusland scherp veroordeeld.
Dit zal het Koninkrijk blijven doen, ook in VN-verband. Mede op initiatief van het
Koninkrijk vindt vrijdag 18 september een spoeddebat plaats in de VN-Mensenrechtenraad.
De Minister van Buitenlandse Zaken zal hier zelf aan deelnemen middels een videoboodschap.
Een brief over de inzet van het Koninkrijk is op 17 september 2020 verzonden aan Uw
Kamer (Kamerstuk 32 735, nr. 312).
De Minister gaat ook kort in op de situatie in Jemen. Door steeds voortdurende gevechten
lijden grote delen van de bevolking honger. Ook vrouwen en kinderen worden slachtoffer
van geweld, en het sterftecijfer onder kinderen tot 5 jaar oud is enorm. Hoe wil Nederland
het lidmaatschap van de Mensenrechtenraad precies gebruiken om druk te houden op alle
partijen ten aanzien van gerechtigheid, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Heeft
dit echt de aandacht en prioriteit van de Minister? Hoe wordt bijvoorbeeld, samen
met andere VN-lidstaten, bevorderd dat het humanitaire responsplan volledig wordt
gefinancierd en dat de economie van Jemen ook op lange termijn wordt ondersteund en
versterkt?
117. Antwoord van het kabinet:
Het Koninkrijk spant zich onverminderd in voor de mensenrechtensituatie in Jemen.
Als lid van de kerngroep voor de resolutie over Jemen in de Mensenrechtenraad, zet
het Koninkrijk met partners in op de mandaatverlenging van de Group of Eminent Experts en het stroomlijnen van het onderzoeksmandaat met soortgelijke mechanismen van de
Mensenrechtenraad. Deze inzet is in lijn met de aanbevelingen van de Group of Eminent Experts en het maatschappelijk middenveld, met het oog op het tegengaan van straffeloosheid
en nastreven van gerechtigheid voor de mensen in Jemen. Nederland trekt gezamenlijk
met de VN en andere donoren op voor meer financiering voor het humanitaire responsplan.
Het Koninkrijk heeft recent besloten de bijdrage van EUR 8,5 miljoen aan het Yemen Humanitarian Fund over te maken. De betaling van een additionele bijdrage uit het tweede COVID-19 steunpakket
van EUR 4,6 miljoen aan het Yemen Humanitarian Fund is goedgekeurd en wordt zo snel mogelijk overgemaakt. Daarnaast roept het Koninkrijk
andere VN-landen op in diverse multilaterale fora en in bilaterale contacten om financiële
middelen beschikbaar te stellen. Daarnaast zal Nederland in contacten met andere landen
ook blijven pleiten voor financiële injecties in de Jemenitische economie om de hoge
inflatie en daarmee gepaard gaande hoge voedsel- en brandstofprijzen te drukken.
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier